JAARVERSLAG 2013
colofon
Het jaarverslag 2013 Acute Zorg Euregio is een uitgave van Acute Zorg Euregio www.acutezorgeuregio.nl Redactie Cees Schenkeveld Manager Acute Zorg Euregio
[email protected] Bezoekadres Nijverheidsstraat 28 7511 JM Enschede Contactinformatie Marja Nijkrake Postadres Postbus 50.000 7500 KA Enschede 053 - 487 20 97
[email protected]
2
Medewerkers Acute Zorg Euregio • Nancy ter Bogt, Wetenschappelijk Onderzoeker/Epidemioloog
[email protected] • Willy Brandwagt, stafmedewerker Kwaliteit
[email protected] • Manon Bruens, Beleidsmedewerker
[email protected] • Ralph de Wit, Medisch Manager
[email protected] • Rolf Egberink, Beleidsmedewerker
[email protected] • Joost Hofhuis, Stafmedewerker OTO
[email protected] • Cees Schenkeveld, Manager Acute Zorg Euregio
[email protected] • Volker Tondorf, Projectmedewerker Acute Zorg
[email protected] • Marja Nijkrake, Senior Managementassistent
[email protected] • Alexandra Ziemann, Beleidsmedewerker
[email protected] Productie ZegKracht, Enschede Anno Oude Engberink
[email protected] www.zegkracht.nl Vormgeving TerZake, reclame communicatie internet, Hengelo
[email protected] www.komterzake.nl
| Jaarverslag 2013
inhoud
Inleiding4
Beschikbaarheid en bereikbaarheid6
Netwerkfunctie8
Kenniscentrumfunctie
12
OTO14 3
Traumaregistratie16
Grensoverschrijdende samenwerking18
Onderzoek20
Financiën23
Jaarverslag 2013 |
Inleiding
Een jaar van veranderingen Voor Bureau Acute Zorg Euregio (BAZE) was 2013 het jaar van veranderingen. Om in te kunnen spelen op de landelijke ontwikkelingen op het gebied van acute zorg werd eind 2012 niet alleen opnieuw vorm gegeven aan het Regionaal Overleg Actute Zorg (ROAZ) Euregio, maar werd ook het functioneren van het bureau onder de loep genomen.
4
Manager Cees Schenkeveld blikt terug op de metamorfose die BAZE in 2013 heeft ondergaan. “BAZE was eind 2012 onvoldoende voorbereid op de werkzaamheden die onze rol als netwerkorganisatie met zich meebrengt. Toen de structuur en verantwoordelijkheden van het ROAZ opnieuw werden vastgesteld, kwamen we al snel tot de conclusie dat we ook moesten beschikken over een goed ingericht bureau dat alert is op ontwikkelingen in het veld en deze agendeert. Voor bestuurders van onze ketenpartners is deelname aan het ROAZ een nevenfunctie, wij verzorgen de dagelijkse gang van zaken. Daarnaast bestond er bij BAZE geen duidelijk beeld van de manier waarop de ketenpartners naar het bureau keken of welke ondersteuning zij wenselijk achtten. De bestuurders van de ketenpartners gaven op hun beurt aan dat het bureau onvoldoende zichtbaar was in de regio. Er was dus een duidelijke behoefte aan leiding en coördinatie van de activiteiten. De herdefiniëring van onze werkzaamheden vroeg om nieuwe mensen en nieuwe inzichten. Gelukkig vonden we snel nieuwe medewerkers die erg enthousiast waren om een bijdrage te leveren aan de dynamiek tussen organisaties in de acute zorg.” Naar buiten gericht Binnen het bureau betekent dit dat verantwoordelijken voor inhoudelijke thema’s worden benoemd en dat helder is welke ketenpartners bij welk thema worden betrokken. De ketenpartners zorgen ervoor dat deze onderwerpen binnen de eigen organisatie voet aan de grond krijgen. Cees: “Wat ik met name belangrijk vond voor de herpositionering van BAZE, is dat we naar buiten gericht zijn. In de oude samenstelling werden veel activiteiten
| Jaarverslag 2013
binnen de vier muren van het kantoor ontplooid. Als ik nu om me heen kijk, zijn er maar drie medewerkers op het bureau. De rest is op pad en praat met professionals en managers uit het veld over de inhoud van de zorg. We sluiten hiermee goed aan op de drie lagen die in het ROAZ zijn neergezet: een lijn met bestuurders, een lijn met managers en een lijn met professionals. We hebben er in de nieuwe opzet voor gekozen om goedopgeleide medewerkers aan te trekken die kunnen organiseren, bruggen kunnen bouwen en mensgericht zijn, maar ook strak en duidelijk zijn als de situatie daar om vraagt. Zij staan in contact met de professionals en managers. Ik spreek vooral de bestuurders. We merken hierbij wel dat samenwerking in Netwerk Acute Zorg Euregio (NAZE) niet vanzelfsprekend is. We moeten in contact blijven met onze ketenpartners en afspraken, die we met
alle BAZE-medewerkers op. “Ik merk dat iedereen heel erg gedreven en gemotiveerd is om BAZE extern goed te profileren. Nu ik ruim een half jaar betrokken ben geweest bij de activiteiten van BAZE, kan ik wel zeggen dat de puzzelstukjes op hun plaats zijn gevallen. Ik ken de ketenpartners en ben op de hoogte van alle activiteiten. Dat maakt dat wij als bureau steeds beter proactief kunnen inspelen op de wensen en behoeften uit het veld.”
elkaar maken in het ROAZ, blijven herhalen. Naast de geplande bijeenkomsten hecht ik er veel waarde aan dat ik alle bestuurders minimaal twee keer per jaar bilateraal spreek. In het laatste kwartaal van 2013 hebben we de vruchten kunnen plukken van onze investeringen.” Gedreven Een van de nieuwe medewerkers is Marja NijkrakeMunster. Zij is sinds medio 2013 werkzaam als senior managementassistent bij BAZE. Vanuit haar rol ondersteunt zij de manager en beleidsmedewerkers. Ze noemt zichzelf een ‘generalist’. “Onze beleidsmedewerkers zijn de specialisten. Ik zorg ervoor dat zij hun werkzaamheden zo goed mogelijk kunnen uitvoeren, door ervoor te zorgen dat de interne processen efficiënt zijn ingericht.” Marja valt met name de gretigheid en het enthousiasme van
Intermediairfunctie Het grootste bewijs dat BAZE de juiste omslag heeft kunnen maken, is dat het bureau steeds vaker wordt gevraagd om mee te denken over onderwerpen die zich in het grijze gebied van acute zorg bevinden. Het betekent dat ketenpartners graag gebruik maken van de expertise van de medewerkers van BAZE. Cees: “De concentratie van de verloskundige zorg is daar een mooi voorbeeld van. Feitelijk moet BAZE er op toezien dat de concentratie en spreiding van verloskunde voldoen aan de Leidraad Wijziging Acuut Zorgaanbod. Daarnaast heeft ZGT ons gevraagd om als intermediair mee te denken over de praktische uitwerking van deze nieuwe situatie. Hoe kunnen MST en ZGT op twee locaties op dezelfde manier werken, met dezelfde protocollen? Normaal gesproken houdt BAZE zich niet bezig met de reguliere verloskunde, alleen met de acute geboortezorg. Maar als de afstemming in de basiszorg niet goed geregeld is, ontstaan er ook problemen in de acute situatie. Dus denken we graag mee. Maar ook in situaties waar acute zorg aan beide kanten van de grens geregeld moet worden, zijn we gesprekspartner. Zo zijn we het afgelopen jaar gevraagd om mee te denken over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van acute zorg in de gemeente Dinkelland, waarbij ook over de grens (in Nordhorn) wordt gekeken naar oplossingen. Het zijn voorbeelden van vragen die voorheen niet aan BAZE werden gesteld. Dat geeft aan dat we nu veel meer in het centrum van het krachtenveld staan, we zijn veel meer zichtbaar; een belangrijke indicatie dat we met elkaar op de goede weg zijn.”
Jaarverslag 2013 |
5
Beschikbaarheid en bereikbaarheid
Nieuw toetsmodel ROAZ geeft inzicht in acuut zorgaanbod In 2010 heeft het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) een handreiking opgesteld voor de stappen die iedere ROAZ regio kan ondernemen op het moment dat het acute zorgaanbod verandert. Door deze stappen te volgen, geeft het ROAZ invulling aan een van haar vier hoofdtaken: ‘Inzicht geven in de bereikbaarheid en witte vlekken oplossen’.
6
Het waarborgen van de beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg van alle ketenpartners is de belangrijkste taak van het ROAZ. Wanneer de wet- en regelgeving, de zorgbehoefte of het acute zorgaanbod wijzigt, kan dit tot gevolg hebben dat er een witte vlek ontstaat. Een witte vlek betekent dat landelijk geformuleerde normen, zoals aanrij- en vervoerstijden, niet worden gehaald. Elke zorgaanbieder is wettelijk verplicht om een gesignaleerde of mogelijke witte vlek in te brengen bij het ROAZ. Een procedure, bestaande uit een aantal stappen, moet de verantwoordelijke ketenpartners de juiste informatie verschaffen om een witte vlek op te lossen of te voorkomen. Begin 2013 heeft het bestuurlijk ROAZ Euregio de ‘leidraad wijziging acuut zorgaanbod’ aangenomen. Manon Bruens, beleidsmedewerker bij BAZE, vertelt: “Nadat de leidraad begin dit jaar is goedgekeurd, hebben wij alle ketenpartners hierover geïnformeerd. Met daaraan gekoppeld de boodschap: als er wijzigingen plaatsvinden in jullie acute zorgaanbod, moeten jullie dat van tevoren melden. Wij toetsen vervolgens of die wijzigingen invloed hebben op de bereikbaarheid en beschikbaarheid van acute zorg in onze regio.” Aan of uit De leidraad bestaat uit een aantal stappen die gezamenlijk leiden tot een analyse. Wat is de oorzaak van de witte vlek, welke normen moeten hierbij bekeken worden en wat zijn mogelijke consequenties voor andere partijen in de regio? “De belangrijkste tool die wij sinds 2013 gebruiken om te toetsen, is de
| Jaarverslag 2013
webapplicatie Landelijke Acute Zorgkaart. Deze kaart bevat alle instellingen die acute zorg aanbieden. Op deze manier kun je kijken welke gebieden niet meer onder de 45 minuten norm vallen als je bijvoorbeeld spoedeisende hulp sluit.” Voordat de Landelijke Acute Zorgkaart in gebruik werd genomen, bestonden er niet veel handvatten om de leidraad toe te passen. Partners moesten zelf of met ondersteuning van BAZE extern laten toetsen wat een wijziging deed met de bereikbaarheid. Door de kaart kan BAZE nu eenvoudig zien wat er gebeurt als bijvoorbeeld de SEH in Enschede ‘aan’ of ‘uit’ wordt gezet. Manon: “De kaart wordt alleen ingezet om een structurele wijziging in de bereikbaarheid en beschikbaarheid te toetsen. In de meeste gevallen betreft het voornemens om wijzigingen in het acute zorgaanbod aan te brengen. BAZE bekijkt vooraf wat de theoretische consequenties daarvan zijn. Voor de ketenpartners is deze informatie essentieel, bijvoorbeeld als ze in gesprek gaan met andere ketenpartners of met bezorgde omwonenden. De informatie is gebaseerd op feiten en cijfers. Voor de gebieden waar een probleem ontstaat, kun je daardoor sneller kijken naar de mogelijkheden om dat op te lossen.” In de praktijk Dat de beschikbaarheid en bereikbaarheid in Twente en Oost-Achterhoek doorgaans goed geregeld zijn, blijkt uit de Landelijke Acute Zorgkaart. Op dit moment is de geografische dekking binnen het NAZE voor de tweedelijns acute zorg 98%, wat binnen de wettelijke norm valt. Daarnaast heeft BAZE in 2013 de Landelijke Acute Zorgkaart voor verschillende onderzoeken ingezet: • TMC Geboortezorg: Een eerste inventarisatie is uitgevoerd. Een aparte werkgroep van de agendacommissie beoordeelt de plannen inhoudelijk. Een goede afstemming van de concentratie van de verloskunde zal worden uitgewerkt in de expertgroep acute verloskunde. • Sluiting AZP Oldenzaal in de dagsituatie: Geen verdere acties noodzakelijk.
7
• Optimalisatie actute zorg aanbod Noordoost Twente. Hierover gaat BAZE in 2014 met alle betrokken ketenpartners, gemeentes en ook zorginstellingen in Duitsland in overleg. De juiste route Na toetsing wordt van de verantwoordelijke ketenpartner(s) verwacht dat ze het probleem van een gesignaleerde witte vlek oplossen. De partner bereidt zelf een compleet plan voor en legt dat voor aan het ROAZ. Het ROAZ beoordeelt of het plan voldoet aan alle eisen zoals geformuleerd in de WTZi, WAZ en Kwaliteitswet Zorginstellingen. Manon: “We hebben in 2013 vooral gemerkt dat de partners zoekende waren naar de juiste route. Tot nu toe werden wijzigingen vaak achteraf gemeld in het bestuurlijk ROAZ. “Oh ja, we hebben ook nog iets veranderd in het acute zorglandschap.” Daar hebben we flink in geïnvesteerd. Als we iets over een voorgenomen plan in de media lazen, belden we direct naar de betrokken managers: ‘Waarom is dit niet gemeld in het ROAZ? Wat zijn de plannen? Wat zijn
de consequenties?’. Het werken met de leidraad en de zorgkaart is een kwestie van bewustwording. In 2014 werken we aan een communicatierichtlijn waarin staat op welke momenten de ketenpartners anderen moeten informeren over hun plannen.” De betrokkenen moeten zich met name realiseren dat wijzigingen consequenties kunnen hebben voor de andere ketenpartners. Wat gebeurt er met de huisartsenpost als er geen SEH meer is, krijgt die extra toeloop van patiënten? Waar moet een ambulance naar toe rijden als een bepaalde voorziening in plaats ‘X’ wegvalt? “Het is dus heel belangrijk dat iedereen op tijd geïnformeerd is. Misschien moeten er wel meer ambulances worden ingezet of moet er worden geschoven met de ambulanceposten. En als je dat een dag van te voren hoort, is dat een stuk lastiger te organiseren dan wanneer je er een half jaar de tijd voor hebt gehad. Ook onze contacten met de ziekenhuizen in Duitsland kunnen hieraan bijdragen. Nordhorn ligt vijf minuten over de grens vanaf Noordoost Twente. Als we die in de toekomst mee kunnen nemen door goede afspraken te maken, is ook die regio 100% afgedicht.”
Jaarverslag 2013 |
Netwerkfunctie
Durven, delen, doen De aanbieders van acute zorg die betrokken zijn bij de keten nemen deel aan het regionaal overleg acute zorgketen (ROAZ). Medio maart 2013 is de nieuwe strategische agenda van NAZE goedgekeurd. Deze agenda moet het ROAZ richting en structuur bieden en de basis leggen voor een hernieuwde samenwerking tussen de ketenpartners in de regio.
8
Om in te kunnen spelen op de landelijke ontwikkelingen op het gebied van de acute zorg, heeft BAZE zichzelf eind 2012 op verzoek van ROAZ Euregio twee vragen gesteld: ‘Hoe komen we in vijf jaar tot een toekomstbestendig en adequaat toegerust ROAZ Euregio?’ en ‘Hoe kan Bureau Acute Zorg Euregio in 2013 (optimaal) effectief functioneren?’. De kwaliteit van de acute zorgketen wordt bepaald door de mate waarin zorgaanbieders met elkaar samenwerken, elkaar informeren en van elkaars expertise en handelen op de hoogte zijn. De vrijblijvendheid van het ROAZ Euregio is (met de wettelijke taken die het heeft gekregen) voorbij. Om de gewenste samenwerking, informatiestromen en uitwisseling van kennis en expertise te realiseren, zijn met name verbeteringen in de besluitvormings- en uitvoeringsstructuur van het ROAZ nodig. Daarom zijn onder andere de volgende afspraken gemaakt: • In het bestuurlijk ROAZ hebben uitsluitend bestuurders en directeuren met beslissingsbevoegdheid zitting. • De voorzitter van het bestuurlijk ROAZ kan uit het midden worden gekozen. Essentieel hierbij is een goede binding met BAZE. • Agendavorming van het bestuurlijk ROAZ vindt plaats door de ROAZ-agendacommissie (voorheen voorbereidend ROAZ). • De ROAZ-agendacommissie wordt ingevuld vanuit managementniveau en is in staat een vertaalslag te maken tussen bestuurlijk en operationeel niveau. Om te beoordelen of adviezen kunnen worden doorgeleid naar het bestuurlijk ROAZ wordt getoetst op bruikbaarheid en besluitbaarheid. • De voorzitter van de ROAZ-agendacommissie is de manager van BAZE.
| Jaarverslag 2013
• De leden van de expertgroepen (voorheen focusgroepen) zijn per definitie geen lid van de ROAZ-agendacommissie. Zij kunnen wel in de vergadering worden uitgenodigd voor een toelichting. • De ketenpartners zorgen er binnen de eigen organisatie voor dat onderwerpen goed belegd en/of afgestemd worden tussen leden van de agendacommissie en het bestuurlijk ROAZ. • Het ROAZ formuleert opdrachten voor de expertgroepen of zet deze ‘on hold’. • De ketenpartners werken actief mee aan het beschikbaar stellen van expertise vanuit de eigen geledingen ten behoeve van de expertgroepen of andere projecten. • De zorgverzekeraars hebben geen zitting in de ROAZ-agendacommissie of bestuurlijk ROAZ, zij kunnen op afroep deelnemen. De manager van BAZE informeert hun wel - minimaal jaarlijks - over de stand van zaken. Met de nieuwe structuur en het inhoudelijk kader is de verwachting dat het ROAZ Euregio voldoende houvast heeft voor de toekomst. Manager Cees Schenkeveld van BAZE licht de gemaakte keuzes toe: “Binnen drie maanden tijd hadden we de strategische agenda geformuleerd. Dat was boven verwachting. Maar het gaf precies aan dat er een grote behoefte is in de regio om samen te werken en meer op de hoogte te zijn van elkaars activiteiten. De nieuwe opzet van het ROAZ bestaat uit een drietrapsstructuur waarin de deelnemers vanuit hun eigen rol een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit. De professionals komen met een verbetervoorstel voor een situatie die gesignaleerd is in de zorgpraktijk. Dit wordt vervolgens getoetst door het management op wenselijkheid en (financiële) haalbaarheid en daarna doorgeleid naar het bestuurlijk ROAZ voor besluitvorming. Begin dit jaar moest iedereen daar nog aan wennen, maar inmiddels zien we resultaten ontstaan uit die samenwerking. En BAZE functioneert daarbij als een spin in het web. We zien toe
op het nakomen van gemaakte afspraken, maar zijn ook een aanjager als dat nodig is.” Inzicht in elkaars processen Bij het vaststellen van de nieuwe strategische agenda is ook de naam ‘focusgroepen’ gewijzigd in ‘expertgroepen’. De nieuwe benaming doet meer recht aan de expertise die de professionals inbrengen. Manon Bruens is sinds medio 2013 beleidsmedewerker bij BAZE en heeft de werkzaamheden rond de expertgroepen overgenomen van haar collega Rolf Egberink. “Uit iedere organisatie die betrokken is bij acute zorg voor een van de vijf acute aandoeningen (acute verloskunde, acute psychiatrie, myocardinfarct (hartinfarct), cerebrovasculair accident (beroerte) en traumatologie) heeft een professional zitting in de expertgroep. Op deze manier landen onderwerpen
die besproken worden in alle organisaties. Een ander belangrijk voordeel is dat de partners inzicht krijgen in elkaars werkprocessen. Er ontstaat begrip over en weer, waardoor situaties of keuzes duidelijker uit te leggen zijn en de partners beter weten wanneer ze wel of niet een beroep op elkaar kunnen doen. Dat is een hele goede basis om samen te kunnen werken.” De expertgroepen komen minimaal twee keer per jaar bij elkaar: in het voorjaar om de activiteiten van het afgelopen jaar te evalueren en in het najaar om de plannen voor komend jaar te bespreken. Cees: “Binnen de netwerkfunctie, en dat geldt ook voor de expertgroepen, neemt BAZE een neutrale rol in. Wij onderhouden intensief contact met de ketenpartners en brengen ze bij elkaar, maar zijn een onafhankelijke partij die er is voor de patiënt en voor een optimaal zorgproces binnen de wettelijke kaders.”
Jaarverslag 2013 |
9
10
Expertgroep acute verloskunde Voorzitter: Manon Bruens, beleidsmedewerker BAZE Naar aanleiding van het landelijke rapport ‘Een goed begin; veilige zorg rond zwangerschap en geboorte’ uit 2010 van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte, heeft de toenmalige focusgroep verloskunde vernieuwde en heldere afspraken tussen 1e en 2e lijn en concrete protocollen voor het NAZE opgesteld. In 2013 zijn deze afspraken en protocollen met de ketenpartners geëvalueerd. In 2014 zal een afvaardiging van de expertgroep acute verloskunde de regionale coördinatie op zich nemen van allerlei zaken die nodig zijn om de acute verloskundige zorg in Twente vanaf september 2014 goed te laten verlopen en witte vlekken te voorkomen. Expertgroep acute psychiatrie Voorzitter: René Sorel, psychiater en medisch manager ZGT In het najaar van 2013 is de expertgroep acute psychiatrie voor het eerst bijeengekomen in de nieuwe samenstelling. Op de planning voor 2014 staan: • Inventarisatie acute psychiatrie keten. Er wordt een regionaal overzicht gemaakt van alle samenwerkingsafspraken betreffende acute psychiatrie die tussen de ketenpartners zijn vastgesteld, zodat inzichtelijk wordt waar lacunes zijn en om input te genereren om van elkaar te leren. • Inventarisatie van de GHB-problematiek op het gebied van detox-beleid en verantwoordelijkheid. Expertgroep MICK Voorzitter: Gert van Houwelingen, cardioloog MST In 2012 is in samenwerking met Universiteit Twente de Myocard Infarct en Cerebrovasculair accident Keten (MICK) in kaart gebracht om inzicht te krijgen in het gebruik en functioneren van de acute zorgketens binnen het NAZE. Het resultaat van deze MICK-studie is eind 2013 opgeleverd. De focusgroep MI en focusgroep CVA hebben toen besloten om gezamenlijk verder te gaan in de expertgroep MICK. Omdat de expertgroep de keten
| Jaarverslag 2013
inzichtelijk wil hebben en kwaliteit wil bevorderen, wordt in 2014 bekeken welke variabelen in de MICK-studie standaard al geregistreerd worden door de instellingen. Op die manier kan een continue meting van de keten plaatsvinden. Op basis hiervan kunnen eventueel ook interventies getoetst worden, waarbij de MICK studie als 0-meting kan dienen. Expertgroep traumatologie Voorzitter: Tom van Thiel, traumachirurg SKB De focusgroep acute heup en traumatologie werkgroep zijn in 2013 samen verder gegaan als de expertgroep traumatologie. Medio 2013 zijn de resultaten van de landelijke traumaregistratie (LTR) over de jaren 20072011 gepresenteerd. De expertgroep heeft zich in 2013 onder andere gebogen over de nieuwe inzetcriteria van het Mobiel Medisch Team (MMT). In 2014 ligt de focus op de nieuwe variabelen in de LTR, het kunnen meten van de keten en de Euregionale samenwerking. Nieuwe inzetcriteria MMT Het Mobiel Medisch Team (MMT) is specifiek opgeleid voor het verlenen van prehospitale spoedeisende medische hulp. Het team bestaat uit een arts en een gespecialiseerd verpleegkundige, die door het verlenen van zorg op de plaats van een incident de behandeling van een patiënt al starten voordat deze in het ziekenhuis is. Echter, na de eerste tien jaar aanwezigheid van MMT’s in Nederland is geconstateerd dat de inzet van deze teams niet altijd op een gelijke wijze plaatsvindt. In onze regio is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de heli uit Rheine (D). Het feit dat landelijk de vier heliMMT’s vanaf 2011 officieel niet meer alleen overdag, maar ook ‘s nachts worden ingezet (24/7), is voor het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport aanleiding geweest om het veld aan te sporen tot een verbeterslag in deze situatie en te bewerkstelligen dat MMT’s ook landelijk op uniforme wijze worden ingezet. Ambulancezorg Nederland en LNAZ hebben in 2012 een werkgroep ingesteld om de inzetcriteria van de
MMT’s te herformuleren, met als doel meer duidelijkheid te creëren wanneer een MMT ingezet moet worden. De nieuwe criteria zijn formeel in juni 2013 geëffectueerd, maar NAZE stelt de invoering nog even uit. Cees: “De expertgroep traumatologie heeft zich over de nieuwe criteria gebogen. Omdat wij onvoldoende inzicht hebben of de bestaande criteria toereikend zijn, hebben we de nieuwe criteria nog niet in gebruik genomen. In 2014 zullen alle A1-ritten gedurende de laatste zes maanden van 2013 worden geanalyseerd. Dit zijn alle oproepen op de meldkamer voor een ambulance waarbij sprake is van een levensbedreigende situatie. Hiermee kan worden onderzocht in hoeverre op basis van de criteria een MMT inzet geïndiceerd was. Daarnaast worden ook alle daadwerkelijke MMTinzetten beoordeeld aan de hand van de oude criteria. Op basis van de onderzoeksresultaten beslissen we of en wanneer we de nieuwe inzetcriteria in 2014 gaan hanteren. Het klinkt misschien alsof we tegen de stroom in willen roeien, maar we vinden het belangrijk om inzicht te hebben in de effecten van nieuwe richtlijnen die worden bedacht en ingevoerd, voordat we er mee aan de slag gaan. Dit kan niet zonder op de hoogte te zijn van de effecten van de oude inzetcriteria.” Parallel aan de bovengenoemde ontwikkelingen is door NAZE en Traumazorg Netwerk Midden Nederland in 2013 een eerste aanzet gegeven tot verdere invulling van de vorming van een medisch team dat kan worden ingezet bij grootschalige incidenten (GHOR-inzet). Dit is conform de wettelijke taak voor de twee bovengenoemde regio’s, die een niet-paraat grondgebonden team met voertuig tot hun beschikking hebben, dat ingezet kan worden bij grootschalige incidenten. Ketenbrede kwaliteitsindicatoren Dat BAZE de ontwikkelingen in het acute zorglandschap scherp en met een kritische blik volgt, is dus niet zonder reden. Op allerlei niveaus denken professionals na over kwaliteit en worden gerichte verbetertrajecten opgestart. Maar wat is kwaliteit en hoe is dat te meten?
De zorgsector wordt overspoeld met indicatoren en de lasten van het registreren moeten niet zwaarder worden dan de voordelen die een goede registratie met zich meebrengt. Medio 2013 heeft het LNAZ nieuwe indicatorensets ontwikkeld om inzicht te krijgen in de samenwerking en kwaliteit van de acute zorgketen. Voor de acute zorg na een beroerte, voor verloskunde en een heupfractuur kunnen huisartsen, ambulance en ziekenhuis hiermee gezamenlijk hun zorgverlening monitoren en optimaliseren. Deze nieuwe indicatorensets zijn door BAZE gedeeld en besproken met de achterban. Manon ging met de betrokken expertgroepen in gesprek. “De nieuwe indicatoren betreffen zowel prehospitale als hospitale gegevens. We hebben ze in de expertgroepen besproken en de professionals gevraagd: ‘Maken deze sets de kwaliteit van zorg in onze keten inzichtelijker?’ De eerste reactie was - begrijpelijk - ‘Niet nog een indicatorenset!’. Maar onze professionals willen wel werken aan kwaliteit en inzichtelijkheid van gegevens. We hebben daarom afgesproken om vooralsnog de structuurindicatoren te inventariseren. Dat zijn vragen over de randvoorwaarden voor het leveren van goede zorg en deze zijn meestal te beantwoorden met ‘ja’ en ‘nee’. Bijvoorbeeld: ‘Zijn er afspraken tussen de ambulancediensten en de SEH?’. Als het antwoord op die vraag ‘ja’ is, zijn als het goed is ook het bespreken van wijzigingen, evaluaties et cetera geborgd. En als het antwoord ‘nee’ is weet je dat daarin een slag te maken is. We implementeren dus niet exact de nieuwe indicatorensets van het LNAZ, maar bekijken aan de hand daarvan wel opnieuw de bestaande structuren.” Cees vult aan: “Ook hier zie je dat we alle producten die we aangereikt krijgen, terugleggen in onze expertgroepen. En als die ‘nee’ zeggen, dan wordt het (voorlopig) ook nee of dan kijken we naar een tussenoplossing. Voor BAZE is het belangrijk om in verbinding te blijven met het veld om die kwaliteitsverbetering binnen te halen. Er zijn natuurlijk meerdere wegen die naar Rome leiden en dan is een landelijke indicatorset maar een middel. Het gaat ons om de uiteindelijke verbetering.”
Jaarverslag 2013 |
11
Kenniscentrumfunctie
Deskundigheidsbevordering in eigen hand Op basis van de Beleidsvisie Traumazorg (1988) hebben de ziekenhuizen met een traumacentrumfunctie ook een kenniscentrumfunctie: ‘De traumacentra moeten zich gezamenlijk ontwikkelen tot de kenniscentra op het gebied van traumatologie. Belangrijk is dan ook het vergaren en verspreiden van kennis en kunde. Hiervan maken de zorgontwikkeling, de training en opleiding van beroepsbeoefenaren deel uit’.
12
In de afgelopen jaren is de kenniscentrumfunctie verbreed tot de acute zorg in zijn algemeenheid. De kenniscentrumactiviteiten van het NAZE worden in nauwe samenwerking en afstemming met de ketenpartners en de expertgroepen ontwikkeld en uitgevoerd. Ook in het ROAZ Platform heeft het uitwisselen van kennis het afgelopen jaar op de agenda gestaan. Het ROAZ Platform is het overlegorgaan waar de 11 ROAZ coördinatoren elkaar periodiek treffen. Er bleek een duidelijk gemeenschappelijke behoefte te zijn om op themaniveau meer kennis met elkaar te delen en van elkaar te weten welke activiteiten er in de verschillende regio’s plaatsvinden. Een van de middelen die daarvoor gebruikt kan worden, is het bestaande extranet van de LNAZ. In 2014 zal een nadere uitwerking plaatsvinden. Ook is er met name op het gebied van rampenopvang opnieuw intensief samengewerkt met Netwerk Acute Zorg Zwolle. Acute Zorg Euregio heeft in 2013 weer diverse scholingen, cursussen en workshops aangeboden aan de medewerkers van onze ketenpartners en ziekenhuizen uit andere Acute Zorg regio’s. Vanuit deze kenniscentrumfunctie heeft Acute Zorg Euregio als ambitie bij te dragen aan een sprong voorwaarts in de kwaliteit van de kennis en know-how van de professionals werkzaam in de acute zorg. Scholing traumatologie voor verpleegkundigen Voor verpleegkundigen van de traumatologieafdelingen van de ziekenhuizen en revalidatiecentra zijn in 2013
| Jaarverslag 2013
wederom 3-daagse scholingen georganiseerd. Het doel van deze scholing is: • het verdiepen en verbreden van de verpleegkundige kennis rondom de traumapatiënt; • het verdiepen en verbreden van de (para)medische kennis, zoals organisatie van zorg voor een (multi) traumapatiënt, traumaopvang door ambulances, spoedeisende hulp/intensive care, diagnostiek en behandeling van diverse letsels: extremiteiten, thorax, buik, schedel, etcetera, revalidatie van een (multi) traumapatiënt. De Scholing Traumatologie voor Verpleegkundigen wordt geaccrediteerd volgens het kwaliteitsregister V&V. Helaas heeft de geplande scholing in april 2013 geen doorgang kunnen vinden. Op 11, 12 en 13 november hebben liefst 22 cursisten zich opgegeven voor deze scholing. Deze kwamen van het Isala-ziekenhuis, Deventer ziekenhuis, SKB, ZGT, MST en Het Roessingh. Aan het eind van de scholing ontvingen de deelnemers een certificaat van deelname. Deze scholing wordt georganiseerd door Bureau Acute Zorg Euregio in samenwerking met twee verpleegkundigen van het MST, Joke Bergsma en José Dijkstra. Regionale Traumatraining (RTT) Om hun kennis up to date te houden, zijn SEHverpleegkundigen verplicht tweejaarlijks een Regionale Trauma Training te volgen. Deze eendaagse training behandelt de opvang van een patiënt volgens de ABCDE-methode en is bedoeld voor de professionals van de ketenpartners, werkzaam op de SEH-afdelingen. In deze training komen zowel de theoretische als praktische aspecten aan bod en worden scenariotrainingen gedaan. Aan het eind van de dag wordt een examen afgelegd. Sinds 2012 wordt deze training ook in Zwolle gegeven. In 2013 hebben vijf Regionale Trauma Trainingen plaatsgevonden; drie in Zwolle en twee in Enschede, waar in totaal 72 cursisten aan hebben deelgenomen.
De Regionale Trauma Training wordt geaccrediteerd volgens het kwaliteitsregister V&V. Traumaoverleg euregio Ook organiseerde Acute Zorg Euregio wederom vier keer een nascholingsactiviteit voor medici en paramedici. Deze werd geaccrediteerd door de Nederlandse
Vereniging voor Heelkunde, de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologen, de Nederlandse Verenging voor Orthopedie en het Kwaliteitsregister V&V. De coördinatie van het overleg lag bij Bureau Acute Zorg Euregio. Het overleg werd bij toerbeurt georganiseerd door een van de participerende ziekenhuizen in het traumanetwerk van Acute Zorg Euregio. Deze nascholingsavonden vonden als vanouds plaats bij Van der Valk in Hengelo en werden goed bezocht. De thema’s in 2014 waren respectievelijk: Maart: Osteomyelitis, behandeling en gevolgen. Juni: Fractura antebrachii studie en radialis uitval bij humerusfracturen. September: Explosie en gevolgen. December: Compartimentsyndroom. De laatste twee bijeenkomsten waren plenaire meetings. Mede naar aanleiding van het 50ste traumaoverleg Euregio (september 2013) werd het tijd om te kijken of de huidige opzet niet aan vernieuwing toe is en is besloten een andere aanpak te kiezen voor 2014. Voor meer informatie over de nieuwe opzet verwijzen we naar de website. 112 Netwerk In 2013 is het 112 Netwerk in tegenstelling tot voorgaande jaren maar drie keer verschenen. 112 Netwerk is een uitgave van Acute Zorg Euregio, Ambulance Oost en GHOR Twente. Dit magazine bericht over actuele ontwikkelingen rondom acute zorg in Twente en Oost-Achterhoek. In het coverinterview in de maart-editie werd met Wim Meijerink gesproken over het project Netcentrisch werken. In de juni-editie spraken Astrid van Tillborgh en Wies Waanders over de actuele ontwikkelingen binnen de Ambulance zorg en het politieke plan om te komen tot tien regionale meldkamers. Bas Leerlink blikte in het septembernummer terug op de strategische agenda welke in 2013 maart 2013 werd goedgekeurd en gaf zijn visie ten aanzien van het ROAZ, het regionaal overlegorgaan voor de acute zorg keten.
Jaarverslag 2013 |
13
OTO
Op weg naar resultaat In 2012 is op landelijk niveau gewerkt aan het Kwaliteitskader Crisisbeheersing en OTO ‘De zorgsector aantoonbaar voorbereid op rampen en crises’. In dit kwaliteitskader, dat in maart 2013 werd gelanceerd op het gelijknamige symposium, staan duidelijke normen beschreven die aangeven wanneer een zorginstelling voldoende is voorbereid op rampen en crises.
14
Aanleiding voor het opstellen van het kwaliteitskader was de behoefte van het ministerie van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg om te komen tot een meetbare ondergrens voor de activiteiten op het gebied van Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO). Wanneer zijn zorginstellingen voldoende voorbereid op rampen en crises, kijkend naar de opgestelde normen? Joost Hofhuis, coördinator OTO bij BAZE, onderschrijft het belang van normering en uniformiteit. “Landelijk bestonden wel spelregels ten aanzien van OTO, maar deze gaven nog teveel ruimte voor eigen ideeën en invullingen. Landelijke uniformiteit was daarbij niet geborgd. Om meer richting te geven is in 2012 het landelijk beleids kader OTO vastgesteld. Hierin werd al veel aandacht besteed aan stroomlijning en sturing van OTO-activiteiten, met name op het gebied van verantwoording en organisatie binnen de regio’s. Het kader gaf echter geen antwoord op de vraag wanneer zorginstellingen voldoende zijn voorbereid op rampen en crises. Het nieuwe kwaliteitskader doet dat wel. Naast wat minimaal moet worden geregeld, beschrijft dit kader ook wie daarbij welke rol heeft.” De focus in het kwaliteitskader is breder dan alleen de voorbereiding op rampen en crises door de inzet van OTO-activiteiten. Ook de planvorming om te komen tot een goede crisisorganisatie krijgt aandacht. Naast duidelijke normen wordt onderscheid gemaakt tussen twee instrumenten van toetsing: de zelfevaluatie door middel van een (online) vragenlijst en de intercollegiale visitatie. Ketenpartners kunnen door middel van deze tools onderzoeken of ze aan de norm voldoen. “In 2013 hebben we de zelfevaluatie uitgevoerd met alle ziekenhuizen en de GGD binnen het netwerk. Middels een internetmodule konden deze instellingen zelf kijken hoe ver ze waren in de voorbereiding
| Jaarverslag 2013
op rampen en crises. De verbeterpunten die voortkwamen uit de zelfevaluatie zijn gebruikt als input voor het OTOjaarplan 2014. Hiermee hebben we een belangrijke eerste stap gezet in de implementatie van het kwaliteitskader. Voor de huisartsenposten en ambulancevoorzieningen volgen we in 2014 dezelfde werkwijze. Daarnaast hebben we de aanloop naar de visitaties in 2014 voorbereid in een werkgroep bestaande uit NAZE, Netwerk Acute Zorg Zwolle en vertegenwoordigers van de drie GHOR-regio’s die binnen deze regio’s vallen.” OTO op alle niveaus Naast de activiteiten die BAZE heeft ondersteund in het licht van het kwaliteitskader is ook gewerkt aan plannen en ambities uit het Meerjaren OTO-beleidsplan 20122015. Joost: “Een van de speerpunten van het meerjaren beleidsplan is dat we een bepaald kwaliteitsniveau willen nastreven. Daarin zie je de overlap met het kwaliteitskader terug. Instellingen moeten meer zelf verantwoordelijk worden voor hun OTO-activiteiten en de planvorming daar omheen. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat instellingen elkaar vaker opzoeken. Dat is iets wat we in 2013 steeds meer gezien hebben.” Een van de zaken die ook in 2012 al aandacht kreeg, is de praktische uitvoering van de handreiking ‘Opvang van chemisch besmette patiënten op de SEH’. De zogenaamde kwartiermakers CBRN die in 2012 werden aangesteld (aanspreekpunten binnen organisaties voor alles wat met incidenten met Chemische, Biologische, Radiologische of Nucleaire stoffen te maken heeft) zijn dit jaar twee keer bij elkaar gekomen. Tijdens deze bijeenkomsten werden ervaringen uitgewisseld, maar werd ook nieuwe kennis opgedaan door middel van best practices en het oefenen met de ETS-set die speciaal is toegespitst op CBRN.” De landelijke en regionale OTOactiviteiten laten zien dat het voorbereiden op rampen en crises op verschillende niveaus moet plaatsvinden. Naast plannen waarbij meerdere ketenpartners betrokken zijn, hebben zorginstellingen echter ook nog hun eigen OTOjaarplannen. Ook daar is BAZE bij betrokken. “Uiteraard moeten alle ketenpartners eerst hun eigen plannen
15 inhoudelijk op orde hebben voordat ze kunnen oefenen of innoveren. Het HaROP (Huisartsen Rampen OpvangPlan) is bijvoorbeeld begin 2012 al gelanceerd. We zien dan ook dat de huisartsen in 2013 echt de stap naar OTO hebben gemaakt. Zo zijn de crisisteams van de huisartsen in Twente en Oost-Achterhoek geoefend en zijn specifieke trainingen uitgevoerd gericht op crisisbesluitvorming, loggen en plotten. Maar ook GGD Twente is vanaf de start van het OTOprogramma een voorloper geweest en heeft ook dit jaar weer veel geïnvesteerd in OTO.” Het hoort er ‘gewoon’ bij Oefenen, trainen en opleiden wordt inmiddels niet meer gezien als een noodzakelijk kwaad maar hoort deze discipline ‘gewoon’ bij de plicht van zorginstellingen om te allen tijde goede zorg te kunnen bieden. Dus ook op momenten dat veel mensen acute zorg nodig hebben, in een opgeschaalde situatie. “We zijn dan ook heel blij dat we in samenwerking met GHOR-Twente in 2013 het ‘Geneeskundig Trainingscentrum Zuidkamp’ konden realiseren. Dit trainingscentrum biedt de mogelijkheid aan al onze geneeskundige partners om te oefenen in de breedste zin van het woord. Denk hierbij aan een oefening van een ongeval waarbij alle processen - van de plaats
van een incident tot en met het ziekenhuis - nagebootst en beoefend worden.” Zuidkamp beschikt over een complete SEH met tien kamers, die ook kan worden ingericht als verzorgingstehuis. Daarnaast is het trainingscentrum ingericht met een nagebootste huisartsenpost, werkkamers voor personeel, verschillende ruimten voor crisisteams en een grote kantine. “In oktober hebben we op Zuidkamp in samenwerking met MST, ZGT en SKB een drietal oefeningen georganiseerd voor de ondersteunende afdelingen van deze ziekenhuizen waarbij familieopvang centraal stond. Medewerkers die niet of nauwelijks geoefend waren, werden geconfronteerd met 30 bezorgde familieleden (lotussen). Het ging er behoorlijk heftig aan toe, maar daardoor was deze oefening ook een echte eyeopener.” De oefening kenmerkt de openheid tussen ketenpartners in de regio. Instellingen geven door samen te werken openheid over kunde, maar soms ook onkunde. Joost: “Het gaat met name om de beweging die de mensen vanuit de instellingen willen maken; verantwoordelijke managers die hun medewerkers laten deelnemen aan oefeningen en een Raad van Bestuur die daar een meerwaarde in ziet. Per instelling zijn dit misschien kleine investeringen, maar in het grote geheel van OTO maakt het dat wij resultaat zien van al die gezamenlijke inspanningen.”
Jaarverslag 2013 |
Traumaregistratie
Ketenpartners doordrongen van noodzaak traumaregistratie Een van de wettelijke taken van BAZE is het verzorgen van de regionale traumaregistratie. Hierbij vindt registratie plaats van patiënten die vanwege een trauma in het ziekenhuis worden opgenomen of ten gevolge van een trauma op de SEH overlijden. Eén keer per kwartaal leveren alle ketenpartners gegevens aan, die door BAZE worden gecontroleerd en doorgestuurd naar de Landelijke Traumaregistratie (LTR).
16
De ketenpartners in de Euregio zijn grofweg op te delen in twee groepen: ketenpartners die zorgen voor het transport van patiënten (de prehospitale fase) en ketenpartners die zorgen voor de behandeling van patiënten (de hospitale fase). De eerste groep bestaat uit Ambulance Oost en Witte Kruis (voorheen Connexxion ambulancezorg Noorden Oost-Gelderland), de tweede uit SKB, MST en ZGT. Willy Brandwagt, beleidsmedewerker, en Nancy ter Bogt, onderzoeker, bij BAZE, werken samen om de registratie van de gegevens die driemaandelijks worden aangeleverd in goede banen te leiden en de gegevens te analyseren. De gegevens die de ketenpartners aanleveren, worden gecontroleerd, de prehospitale en hospitale gegevens worden gekoppeld en na goedkeuring van LTR geplaatst in de landelijke database. Zijn uit de registratie over 2013 opmerkelijke zaken naar voren gekomen? Willy: “Het aantal traumapatiënten dat dit jaar is binnengekomen op de SEH is eigenlijk niet toegenomen. Wel zien we dat het aantal multitraumapatiënten toeneemt. Dat is een teken voor ons om de gegevens goed onder de loep te nemen. Om wat voor soort ongevallen ging het, op welke tijdstippen vonden de ongevallen plaats, hoe werden het slachtoffers vervoerd, in welke leeftijdscategorie vielen de patiënten? Zo zie je in deze regio, maar ook landelijk, een toename van het aantal ouderen dat betrokken is bij een ongeval.” Een multitrauma is een ernstig trauma, waarbij de letselscore (de Injury Severity Score ofwel ISS) hoger is of gelijk is aan 16. De ISS heeft scorerange van 1 tot 75 waarbij geldt: hoe hoger de score, des te ernstiger de patiënt gewond is. “Patiënten die niet worden opgenomen in het ziekenhuis worden niet geïncludeerd in
| Jaarverslag 2013
de registratie,” vervolgt Willy. “Een traumapatiënt die na het gipsen van zijn gebroken been weer naar huis kan, vinden we dus niet terug in de cijfers.” Vijf jaar registratie De resultaten van vijf jaar landelijke traumaregistratie zijn op 26 juni 2013 gepresenteerd tijdens het symposium ‘Traumazorg in beeld’. Het rapport ‘Vijf jaar registratie 2007-2011’ is de eerste landelijke rapportage van traumazorg. Met de analyses kunnen ziekenhuizen van elkaar leren, om uiteindelijk de kwaliteit van de traumazorg verder te optimaliseren. Nancy: “De landelijke traumaregistratie is al voor 2007 opgestart, maar dit is de eerste keer dat de gegevens ook via een rapport worden gepubliceerd. Hierdoor kunnen regio’s nu met elkaar vergeleken worden. Wij hebben de rapportage dan ook gedeeld met onze ketenpartners en de expertgroep traumatologie.” Willy vult aan: “Wij zijn een relatief kleine acute zorg regio, waarbij alle SEH’s vanaf het begin hebben deelgenomen aan de traumaregistratie. In grotere regio’s, die bijvoorbeeld uit acht ziekenhuizen en twee ambulancevoorzieningen bestaan, registreerden niet alle partners vanaf de start hun gegevens. Daardoor zijn verschillen ontstaan in de registratieaantallen, een vergelijking is dus niet altijd eenvoudig te maken.” Het is aan BAZE om de regionale cijfers nogmaals te bekijken en uit te splitsen per ketenpartner, zodat waar nodig gerichte acties ondernomen kunnen worden. Gegevens verzamelen aan de bron Een van de actiepunten van BAZE voor 2014 is om de gegevensverzending vanuit de ketenpartners te laten lopen via een geautomatiseerd systeem. Deze nieuwe werkwijze moet er toe leiden dat ketenpartners zelf hun gegevens kunnen uploaden, inzien en analyseren. “Daarnaast is landelijk besloten om extra variabelen toe te voegen aan de bestaande traumadatabase, de zogenoemde Utstein variabelen. Deze waarden geven ons bijvoorbeeld informatie over de gezondheidstoestand
17
van een patiënt voor een ongeval en over de vraag of de patiënt goed hersteld uit het ziekenhuis is ontslagen. Hierdoor kan op ziekenhuisniveau bekeken worden of de mate van herstel past bij de ernst van het letsel, waarbij rekening gehouden wordt met de gezondheidstoestand van de patiënt voor het ongeval. En dat zegt dus mogelijk ook iets over de kwaliteit van de verleende zorg. Daarnaast biedt de toevoeging betere mogelijkheden om gegevens internationaal te vergelijken,” aldus Nancy. “Samen met de partners hebben we eind 2013 om tafel gezeten om te bekijken hoe we dit gaan realiseren. Voor de ketenpartners betekent het nieuwe systeem in de opstartfase een extra investering, omdat er de nodige softwareaanpassingen gedaan moeten. Maar gelukkig zien onze ketenpartners ook de meerwaarde, omdat ze zelf eenvoudig over de gegevens kunnen beschikken als deze eenmaal zijn ingevoerd.” Tevens biedt de nieuwe werkwijze ketenpartners betere mogelijkheden om de data op volledigheid en juistheid te controleren en in de eigen systemen, dus aan de bron, aan te passen waar nodig.
Ketenpartners kunnen de gegevens gebruiken om het eigen beleid en werkwijzen aan te scherpen. Opnieuw gecertificeerd In 2010 is MST als eerste ziekenhuis in Nederland voor een periode van drie jaar gecertificeerd als level 1 traumacentrum volgens de normering van het Deutsche Gesellschaft für Unfallchirurgie (DGU). Correcte en volledige registratie van traumapatiënten die voor behandeling naar MST worden gebracht is van groot belang voor het opnieuw verlenen van de certificering. Willy: “De variabelen die wij willen toevoegen aan de landelijke traumadatabase worden al langere tijd gehanteerd in het Duitse traumaregistratiesysteem; zij staan daarmee dichter bij het Europese model. Door de variabelen nu ook aan onze registratie toe te voegen, vormen we een nog sterker euregionaal netwerk.” DGU heeft MST eind 2013 opnieuw onder de loep genomen en aangegeven dat het traumacentrum voor de komende drie jaar voldoet aan de Duitse standaarden voor traumazorg. “Een mooie prestatie,” zo zegt Willy.
Jaarverslag 2013 |
Grensoverschrijdende samenwerking
Gewoon goede zorg, ook over de grens In het strategisch plan ‘Euregionale samenwerking in de acute zorg in de Euregio in 2022’ dat in 2012 is opgesteld, heeft BAZE zich een aantal doelen gesteld. Zowel Nederlandse als Duitse partners streven er naar om grensoverschrijdende, kwalitatief hoogwaardige acute zorg te realiseren. Met als ultieme doel om alle belemmeringen die er zijn om een patiënt over de grens direct goede zorg te kunnen bieden weg te nemen.
18
Op basis van het strategisch plan hebben in 2013 veel Euregionale activiteiten plaatsgevonden. Deze richtten zich hoofdzakelijk op het maken van een sociale netwerkkaart, het inventariseren van kostenverschillen in de opvang van acute zorgpatiënten tussen Nederland en Duitsland en de inventarisatie van juridische vraagstukken rondom grensoverschrijdende acute zorg. Cees Schenkeveld: “Om het plan uit te werken was de eerste en misschien wel belangrijkste stap het in kaart brengen van het sociale netwerk in de Euregio. Welke spelers hebben we nodig om het strategisch plan te realiseren? Met welke (cultuur)verschillen moeten we rekening houden? Dan hebben we het niet alleen over ziekenhuizen, maar ook over ambulancevoorzieningen, politie, brandweer en overheidsinstellingen. Maar we willen niet alleen contactgegevens verzamelen, we willen er vooral voor zorgen dat we met elkaar in gesprek blijven. Mede daarom worden de eerste resultaten van het project begin 2014 besproken tijdens een conferentie waar Nederlandse en Duitse partners bij betrokken zijn.” Een kijkje in elkaars ambulance Volker Tondorf is van oorsprong Duits en sinds eind 2012 in dienst van BAZE als projectmedewerker acute zorg. Hij houdt zich, samen met Rolf Egberink, beleidsmedewerker bij BAZE, voornamelijk bezig met grensoverschrijdende projecten. “Naast het opbouwen van de sociale netwerkkaart hebben we in 2013 ook praktische handvatten gerealiseerd. Zo hebben we met groot succes voor de eerste keer een workshop
| Jaarverslag 2013
Nederlands georganiseerd voor Duits ambulance- en meldkamerpersoneel. Daarbij werden Nederlandse geneeskundige woorden en begrippen geoefend en werden deze door middel van een rollenspel in de praktijk gebracht. Deelnemers konden een Nederlandse ambulance van binnen bekijken en een bezoek brengen aan de SEH van MST. Op zo’n dag merk je dat er nog steeds onwetendheid is over elkaars werkzaamheden en bevoegdheden, maar bijvoorbeeld ook dat Nederlandse en Duitse ambulances heel anders zijn ingericht. De reacties op de workshop waren erg positief. Dat is voor ons een teken dat we op de goede weg zijn. We hebben onze Duitse collega’s niet alleen iets kunnen leren over de Nederlandse taal, maar ook wie BAZE is en wat wij doen. Ze weten ons nu te vinden.” Update A-Z Euregio app In september 2012 lanceerde BAZE de A-Z Euregio app voor smartphones en tablets. Deze app biedt praktische informatie voor Nederlandse en Duitse professionals in de grensoverschrijdende acute zorg. De app bestaat uit een woordenboek NederlandsDuits voor professionals in de acute zorg, zodat zij snel belangrijke begrippen kunnen vertalen. Daarnaast bevat de app contactgegevens van ziekenhuizen en ambulancediensten in het Nederlands-Duitse grensgebied van de Euregio. In 2013 heeft BAZE zich ingezet om de informatie in de app verder uit te breiden. Zo is de woordenboekfunctie uitgebreid en is de informatie over ziekenhuizen aangevuld met bijvoorbeeld aanrijdroutes van ambulances. De belangrijkste update zit echter in het nieuwe zoekfilter. Volker: “De ziekenhuisprofielen in de app zijn in 2013 behoorlijk uitgebreid. Professionals kunnen nu ook zien naar welk ziekenhuis een patiënt met een hartinfarct of CVA het best vervoerd kan worden. Met ieder ziekenhuis hebben we persoonlijk contact gehad om te bespreken over welke faciliteiten zij beschikken. Ook hier bestaan namelijk verschillen tussen Nederland en Duitsland over benamingen en (be)handelingen die worden uitgevoerd.” Als eerste
als onze taak om grenzeloze acute zorg met elkaar te realiseren. Door de hercertificering maken we deel uit van een kwaliteitscirkel met de Duitse ziekenhuizen. Dat versterkt onze positie, ook voor andere acute zorg doelen waar we met onze Duitse collega’s aan willen werken.”
regio in Nederland heeft NAZE de gegevens van de Duitse Euregio ziekenhuizen ook opgenomen in de Landelijke Acute Zorgkaart. Met deze webapplicatie kunnen structurele wijzigingen in de bereikbaarheid en beschikbaarheid van acute zorg aanbieders worden getoetst, bijvoorbeeld over wat er gebeurt met aanrijdtijden als een SEH sluit. Nederlandse gebruikers hebben al toegang tot de kaart. In 2014 wil BAZE deze gegevens nader bekijken om wellicht tot nieuwe afspraken voor grensoverschrijdende zorg te komen. Onderdeel van kwaliteitscirkel Medio 2010 heeft MST als eerste Nederlandse ziekenhuis de status van bovenregionaal traumacentrum van het DGU gekregen. Hiermee is MST toegetreden tot het Duitse traumanetwerk en heeft het ziekenhuis een rol in de grensoverschrijdende hulpverlening voor zeer zwaargewonde patiënten. In 2013 is MST opnieuw voor drie jaar gecertificeerd als Duits traumacentrum. BAZE speelt geen actieve rol in de certificering, maar wil graag geïnformeerd blijven. Cees: “Wij zien het
Veel aandachtsgebieden In het eerste kwartaal van 2013 zijn twee projecten van start gegaan met als doel de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van acute zorg in de Euregio verder te optimaliseren. In deze zogenoemde People-to-People projecten, gesubsidieerd vanuit het Interreg programma van de Euregio, werkt BAZE samen met de projectpartners aan tal van activiteiten. Als onderdeel van het project ECTLI (Euregional Cooperation in Trauma and Large-scale Incidents), heeft BAZE op basis van een case het kostenmodel van een Duitse en een Nederlandse traumapatiënt vergeleken en geconstateerd dat het kostenniveau verschilt. Dit onderzoek is onderdeel van de inventarisatie op welke manier kosten die gemaakt worden bij een grootschalige inzet in het buurland vergoed kunnen worden. Volker: “De cijfers geven aan dat er een ander prijskaartje hangt aan de behandeling van een traumapatiënt in Nederland of Duitsland. Dat is, onder andere voor zorgverzekeraars, een belangrijk gegeven.” Om te bepalen of de situaties waarbij grensoverschrijdende zorg is ingezet ook juridisch afgedicht zijn, heeft juridisch specialist van de Euregio, Sonja Adamsky, deze situaties geanalyseerd. Dit geeft veel informatie over mogelijke juridische beletselen. Volker: “Er bestaat bijvoorbeeld een groot verschil in opleidingsniveau tussen Nederlandse en Duitse ambulanceverpleegkundigen, zij mogen niet altijd dezelfde verpleegtechnische handelingen uitvoeren. Natuurlijk komt dan het punt van aansprakelijkheid om de hoek kijken. Wie is verantwoordelijk als er dingen fout gaan? Het is maar één van de vele aandachtsgebieden die we hebben bij het uitbreiden en versterken van de grensoverschrijdende zorg.”
Jaarverslag 2013 |
19
Onderzoek
2013 in het teken van reden en richting Er wordt steeds meer wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd bij en met ketenpartners binnen het NAZE. Met de resultaten wordt geprobeerd een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de zorg voor patiënten met een acute zorgvraag. Nancy ter Bogt is werkzaam bij BAZE als onderzoeker/epidemioloog. Ze vertelt over de verschillende onderzoeksactiviteiten die in 2013 hebben plaatsgevonden.
20
Nancy: “BAZE houdt zich vooral bezig met onderzoeks vragen die voor meerdere ketenpartners van belang zijn. Om deze activiteiten te stroomlijnen en een permanent karakter te geven, is in 2013 de commissie Wetenschappelijk Onderzoek Acute Zorg (WOAZ) Euregio opgericht.” De commissie bestaat uit inhoudsdeskundigen van de ketenpartners uit de acute zorg en deskundigen op het gebied van onderzoek/methodologie. Afhankelijk van de onderwerpen die naar voren komen, kunnen geïnteresseerden of leden uit bijvoorbeeld de expertgroepen hier tijdelijk bij aansluiten. Ook Nancy is vanuit haar functie bij de commissie betrokken: “Tijdens de eerste bijeenkomst in oktober 2013 zijn de doelen en uitgangspunten vastgelegd. In 2014 willen we een plan van aanpak maken en bepalen hoe deze doelen verder geconcretiseerd kunnen worden.” Primair richt de commissie zich op het inventariseren, ordenen en coördineren van onderzoeksvragen binnen het netwerk. Verder houdt zij zich bezig met het inventariseren, begeleiden, faciliteren en stimuleren van (lopend) onderzoek binnen het netwerk en indien mogelijk het verwerven van gelden hiervoor. Daarnaast zorgt zij voor het verspreiden en beschikbaar maken van onderzoeksresultaten. Periodiek zal de commissie een terugkoppeling geven in het ROAZ Euregio en haar activiteiten afstemmen met de ZGT Academie en Medical School Twente. Ziekenhuisinfecties onder de loep Met haar achtergrond als epidemioloog heeft Nancy een speciale belangstelling voor het vóórkomen en verspreiden van infectieziekten. Onder Nancy’s leiding
| Jaarverslag 2013
zijn in 2013 de eerste stappen gezet in het opzetten van een onderzoek naar het vóórkomen van ziekenhuisinfecties bij traumapatiënten. “Over het vóórkomen van ziekenhuisinfecties is nog maar weinig bekend. We weten dat ze optreden, de morbiditeit verhogen en de verblijfsduur in het ziekenhuis aanzienlijk kunnen verlengen. Dat is niet alleen van invloed op het herstel van de patiënt, maar kost ook veel geld. BAZE beschikt over een grote traumadatabase, waarin veel gegevens staan over de traumapatiënten die opgenomen zijn geweest, zoals de ernst van het trauma en de opnameduur. Echter, gegevens over het afnemen van kweken, labuitslagen met betrekking tot infectiewaarden of het gebruik van antibiotica waren hier nog niet aan gekoppeld. In samenwerking met Medlon (medische laboratoriumdiagnostiek MST), LabMicTA (microbiologisch laboratorium), de ziekenhuisapotheek en de intensive care van MST heb ik de gegevens van de desbetreffende patiënten van MST van de afgelopen vijf jaar gekoppeld aan de bestaande traumadatabase. De volgende stap is om deze gegevens te analyseren. Hierbij zijn een arts-microbioloog, twee traumachirurgen en een ziekenhuisapotheker betrokken. We hopen aanwijzingen te vinden die ons meer kunnen vertellen over het vóórkomen van ziekenhuisinfecties. Doelstelling is om medio 2014 de eerste resultaten te kunnen presenteren. Dat is een ambitieus plan, maar juist die uitdaging motiveert ons des te meer.” MICK: doorstroomtijden verkorten Naast onderzoeken die vanuit de WOAZ of Acute Zorg Euregio worden geïnitieerd, vindt ook onderzoek plaats in opdracht van de overheid. Zo heeft het ROAZ in 2011 opdracht gekregen om in de focusgroepen de acute zorgketens myocard infarct (MI) en het cerebrovasculair accident (CVA) te monitoren en optimaliseren. De Myocard Infarct en Cerebrovasculair Accident Keten (MICK) studie is in samenwerking met Universiteit Twente (UT) opgezet om inzicht te krijgen in het gebruik en functioneren van beide acute zorgketens. De resultaten uit de studie zijn in 2013 gebundeld tot een eindrapport. De studie heeft inzichtelijk gemaakt dat patiënten met verdenking MI of CVA veel
21
verschillende acute zorgketens doorlopen alvorens zij op de CCU of stroke unit terecht komen. In een groot deel van de keten zijn prehospitaal twee of meer zorgaanbieders betrokken en dat vraagt om een goede afstemming en samenwerking. De tijd tussen het optreden van klachten en de opname duurt bij sommige patiënten lang. Een aanzienlijk deel van deze lange doorstroomtijd wordt veroorzaakt doordat patiënten zelf lang wachten met het ondernemen van actie. Interventies die tot op heden zijn uitgevoerd, hebben zich met name gericht op het hospitale traject. Als er eenmaal contact is geweest met een zorgaanbieder, wordt bijna de helft van de patiënten met verdenking MI binnen 90 minuten opgenomen in het ziekenhuis en driekwart van de patiënten met verdenking CVA arriveert binnen vier uur op de SEH. Rechtstreeks contact opnemen met de ambulancedienst leidt tot de kortste tijd tussen actie en opname. Indien als eerste contact wordt opgenomen met de HAP of een huisarts worden deze tijden langer. Er kunnen allerlei redenen ten grondslag liggen aan de soms langere doorstroomtijden. Het ligt voor de hand dat de ervaren ernst en presentatie van de klachten, het tijdstip waarop deze ontstaan of logistieke redenen van invloed
zijn op de keuze van patiënten om hulp in te schakelen. De resultaten van de studie zijn onder andere samengevat in twee factsheets die in het netwerk van ketenpartners zijn gedeeld. Daarnaast is de MICK-studie in september 2013 gepresenteerd op het zevende Mediterranean Emergency Medicine Congres (MEMC) in Marseille en op de wetenschapsdag van MST. De focusgroepen MI en CVA hebben in 2013 besloten om samen verder te gaan als expertgroep MICK. In 2014 kijkt deze expertgroep naar de mogelijkheden om de doorlooptijden in het prehospitale traject te verkorten. Van cijfers naar praktijksituaties Naast de activiteiten rond de MICK-studie werken BAZE en UT al sinds 2008 samen op het gebied van onderzoek. Met de vakgroep Health Technology & Services Research worden jaarlijks een aantal afstudeeronderzoeken uitgeschreven. In 2013 vonden in opdracht van BAZE twee afstudeeronderzoeken plaats op het gebied van acute zorg. Nancy: “Voor veel afstudeeronderzoeken wordt gebruik gemaakt van gegevens uit de Landelijke Trauma Registratie (LTR) database. Daar worden er nog extra data
Jaarverslag 2013 |
aan toegevoegd. MST biedt daarnaast de mogelijkheid om een dag mee te lopen op de SEH. Deze praktijkervaring is heel waardevol, omdat het inzicht geeft in de processen op de werkvloer ten tijde van een trauma en helpt cijfers te vertalen naar praktijksituaties.”
22
Tweetraps traumateam activatie protocol Op de spoedeisende hulp (SEH) kan een traumateam geactiveerd worden. Sommige ziekenhuizen hebben een meertraps trauma team activatie (TTA) protocol, wat betekent dat er verschillende teams geactiveerd kunnen worden afhankelijk van de situatie van de patiënt. Door het best passende team in te zetten is de verwachting dat er een betere toebedeling is van middelen, minder overtriage, verbetering van de kostenbeheersing, meer tevredenheid onder het personeel en betere patiëntuitkomsten. In april 2009 is een tweetraps TTAprotocol geïmplementeerd in een level 1 traumacentrum in Nederland. Door middel van een voor-na analyse heeft Lianne Boshuizen gekeken naar wat de effecten van het tweetraps TTA-protocol zijn over een langere periode. Hierbij is gekeken naar het effect van het protocol op de mortaliteit, doorlooptijd op de SEH, verblijfsduur in het ziekenhuis en activatie van het personeel. Het totale sterftecijfer en de mediaan van de verblijfsduur in het ziekenhuis daalden significant tussen de groep voor en na de implementatie. De mediaan van de doorlooptijd op de SEH was ongeveer gelijk voor en na de implementatie. Na invoering van het protocol is het totale aantal teamleden dat geactiveerd is lager en er waren geen signalen van negatieve uitkomsten voor patiënten. De resultaten van Liannes onderzoek zullen gebruikt worden bij de evaluatie van het protocol en een groter onderzoek naar traumateam activatie in Nederland. Overtriage en ondertriage bij traumapatiënten Op basis van informatie van de ambulance, de meldkamer en criteria beschreven in het TTA-protocol beslist het SEHpersoneel over de inzet van een volledig traumateam of een basis traumateam voor een traumapatiënt. In de ideale
| Jaarverslag 2013
situatie is er geen sprake van overtriage of ondertriage. Suzanne de Jong heeft zich met haar onderzoek gericht op het vaststellen van de overtriage- en ondertriagepercentages en het vinden van de oorzaken voor ondertriage. Data zijn verkregen uit de traumaregistratie. In 2011 en 2012 zijn 417 multitraumapatiënten geïdentificeerd. Hiervan zijn 252 patiënten behandeld door een volledig traumateam. Dit betekent een ondertriage van 39,6%. De ondertriagegroep bestond uit 165 patiënten, van wie 51 patiënten wel zijn behandeld door het basis traumateam. In totaal werd over de tweejarige periode het volledige traumateam 363 keer ingezet, waarbij het in 111 gevallen ging om een minder ernstige patiënt. Dit geeft een overtriage van 30,6%. Mogelijke oorzaken voor ondertriage is een onduidelijke of incomplete vooraankondiging van de patiënten of personeel dat zich om bepaalde redenen niet aan het protocol houdt. De ondertriage groep zonder inzet van een basisof traumateam bestond voornamelijk uit patiënten met een hogere gemiddelde leeftijd, een hoog percentage patiënten met letsel als gevolg van een val en veel hoofdletsels. De resultaten van dit onderzoek geven aanleiding voor nadere analyse van de ondergetrieerde patiënten en zijn reden voor verder onderzoek naar de oorzaken van overtriage en ondertriage. Suzanne de Jong is met haar scriptie genomineerd voor de Menzis Scriptieprijs van de UT, een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan de Masterstudent met de beste gezondheidgerelateerde scriptie. Zij heeft de derde plaats bemachtigd. Een mooie prestatie! Kennisdeling Naast het begeleiden van studenten bij het verrichten van onderzoek vindt BAZE kennisdeling zeer belangrijk. Deze wordt vormgegeven door onderzoeksresultaten te presenteren en te delen met vakprofessionals in binnen- en buitenland. Het onderzoek van Danique Hesselink dat in 2012 is uitgevoerd naar de inzet van traumateams op de SEH is in september 2013 door Rolf Egberink, beleidsmedewerker/onderzoeker bij BAZE, gepresenteerd op het MEMC in Marseille en de wetenschapsdag van MST.
Financiën
Financieel jaarverslag 2013
Kostenpost
Kosten in euro’s
Salaris en personeelskosten
465.593
Materiele kosten
165.594
Kapitaallasten huisvesting totaal
Overhead
67.870
4.883 23
Totaal
703.940
Balans 2013
Inkomsten
773.049
Uitgaven
703.940
Restsaldo
69.109
Jaarverslag 2013 |
Nijverheidstraat 28 7511 JM Enschede T 053 - 487 20 97
[email protected] www.acutezorgeuregio.nl