Het Groene Hart heel dichtbij
Het Groene Hart mooi dichtbij
ANWB-visie op de recreatieve inrichting van het Groene Hart
© 2009 ANWB Hoofdkantoor Algemeen Ledenbelang Wassenaarseweg 220 2596 EC Den Haag Postbus 93200 2509 BA Den Haag Telefoon: (088) 2692 999 www.anwb.nl De ANWB wil met de recreatievisie op het Groene Hart© het belang van de stedelijke recreant op de kaart zetten. De visie levert input voor het beleid van zowel rijksoverheden als lokale overheden. Tevens wil de ANWB graag gesprekspartner zijn in gebieds- en uitvoeringsprojecten. Wilt u inspiratie opdoen voor uw project, dan kunt u contact opnemen met de afdeling Algemeen Ledenbelang van de ANWB, e-mail:
[email protected]. De visie werd in nauwe samenwerking met de ANWB opgesteld door Terra Incognita. www.terra-i.nl
Voorwoord
De ANWB vindt dat het hoog tijd is om het Groene Hart te ontwikkelen tot een recreatiegebied van formaat. Het gebied heeft dat potentieel. En er is ook grote behoefte aan! Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen een groot tekort ervaren aan recreatiemogelijkheden dicht bij huis. Dat geldt in het bijzonder voor bewoners van een dichtbevolkte stedelijke omgeving als de Randstad. Het Groene Hart biedt geweldige kansen om de woon- en leefkwaliteit in die omgeving flink te verbeteren. Het is centraal gelegen te midden van de grote steden. Er is een overvloed aan ruimte en mooie natuur. En er zijn schilderachtige dorpen en stadjes, die getuigen van een rijke historie. Toch blijkt uit recent imago-onderzoek dat het Groene Hart relatief weinig gebruikt wordt door de recreant. Voor een deel komt dit, doordat mensen vaak onbekend zijn met de mogelijkheden van dit gebied. Maar het is ook te wijten aan de gebrekkige inrichting en bereikbaarheid ervan. Daar wil de ANWB, als belangenbehartiger van de recreant, verandering in brengen. De Recreatievisie voor het Groene Hart is een gebiedsgerichte uitwerking van de algemene recreatievisie die wij in 2008 hebben gepresenteerd. De visie biedt allerlei aanknopingspunten om de bekendheid en ontsluiting van het Groene Hart als recreatiegebied te bevorderen. Allerlei onderwerpen komen aan bod, zoals de inrichting van de stadsrandzones, het verbeteren van de waterrecreatie, het bestrijden van verrommeling en het creëren van aantrekkelijke agrarische landschappen en beleefbare natuur . De voorstellen en aanbevelingen die wij met onze visie doen, vloeien voort uit de ledenraadplegingen en bewonersonderzoeken die wij jarenlang hebben gehouden, maar ze houden tegelijkertijd ook rekening met andere belangen en ontwikkelingen. Wij zijn ervan overtuigd dat investeringen in recreatie in het Groene Hart zich dubbel en dwars zullen terugverdienen. Niet alleen, omdat het algemeen welzijn hierdoor zal worden bevorderd, maar ook, omdat dit de internationale concurrentiepositie van de Randstad aanmerkelijk zal verstevigen. Wij hopen van harte dat bestuurders en beleidsmakers zich door onze Recreatievisie voor het Groene Hart zullen laten inspireren. Enn dat de recreant zijn weg naar het Groene Hart steeds beter zal weten te vinden! Guido van Woerkom Hoofddirecteur ANWB
5
6
Inhoudsopgave
Samenvatting Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2
Uitgangspunten ANWB
Hoofdstuk 3
Visie op het Groene Hart
Hoofdstuk 4
Realiseringsstrategie
Hoofdstuk 5
Stadsregionale parken
Hoofdstuk 6
Hollandse Merengebied
Hoofdstuk 7
Museale landschappen
Hoofdstuk 8 Nieuwe natuur
Hoofdstuk 9
Recreatief Routenetwerk
8
12
16
19
24
28
44
47
50
54
7
Samenvatting Voor recreatie buitenshuis wil de Randstedeling graag het Groene Hart in. Met de groei van de steden in de Randstad is de recreatiedruk het afgelopen decennium enorm toege nomen. Nieuwe groene recreatiegebieden zijn echter nauwelijks gerealiseerd. Bovendien sluit het agrarisch landschap maar beperkt aan bij de behoeften van de stedelijke recreant. Het tekort aan recreatieaanbod, zo wijst onderzoek uit, loopt daardoor steeds verder op. Om daar verandering in te brengen, heeft de ANWB een recreatievisie voor het Groene Hart gemaakt, die we in deze folder kort samenvatten. De recreatievisie is geschreven vanuit de ogen van de recreant. Die invalshoek, en de ruimtelijke maatregelen die daar voor dit gebied uit voortvloeien, dienen overigens een breder belang dan dat van de recreant alléén. Immers, door te investeren in de kwaliteit, de bruikbaarheid en de beleefbaarheid van het landschap, zal het belang van het Groene Hart aanzienlijk toenemen. Wat de inwoners van de Randstad ertoe zal brengen het gebied op waarde te schatten – en ook naar behoren te koesteren en te beschermen.
Visie van de ANWB
Het Groene Hart is onlosmakelijk verbonden met de ambitieuze ontwikkeling van een Groene Metropool Randstad. De nabijheid van het Groene Hart vormt nu al een belangrijke overweging voor bewoners en het (internationale) bedrijfsleven om zich juist in dit gebied te vestigen. Om echter aan de verwachtingen te kunnen voldoen, moet de relatie tussen Randstad en Groene Hart aanzienlijk worden verbeterd. Uitgangspunt voor de ANWB is dat de aansluiting moet worden gezocht met de bestaande landschapsstructuur en dat daarnaast moet worden ingespeeld op de bestaande kernkwaliteiten van het landschap. Waar het landschap al een hoge kwaliteit heeft, kan het gebied aan waarde winnen wanneer het bereikbaar en beleefbaar wordt gemaakt. Op andere plekken echter is de waarde van het landschap - gezien vanuit de recreant - beperkt. Zo zijn delen van het Groene Hart zo open en grootschalig dat zij voor een recreatieve beleving niet aantrekkelijk zijn. De landschappelijke kwaliteit van deze gebieden zou kunnen worden verbeterd door bos en water toe te voegen: elementen die hoog gewaardeerd worden, maar waar in het Groene Hart een tekort aan is. Met een dergelijke transformatie zou tegelijkertijd het recreatieve potentieel verzilverd kunnen worden.
8
Vijf ingrediënten • Elke stadsregio een stadsregionaal park Dertien grote parken moeten in de toekomst voorzien in de grote behoefte van de Randstedeling aan recreatie dicht bij huis. Langs landschappelijke lijnen wordt de dynamiek in de stadsregio’s verbonden met de rust van het Groene Hart. De parken bestaan uit een combinatie van bestaande parken en nieuwe groengebieden. Het besloten karakter en de ruimte voor intensieve recreatie sluiten aan bij de vraag van recreanten naar plekken om te voetballen en te vliegeren, te wandelen en te klimmen. Geclusterd in het park vindt de recreant functies als een kinderboerderij, recreatieplas en een lekker kopje koffie. • Het Hollandse Merengebied Het noordelijke waterrijke deel van het Groene Hart ontwikkelt zich in de toekomst tot een water sportgebied dat zich kan meten met de Friese Meren. Door het verbeteren van de v erbindingen tussen plassen en meren ontstaat een recreatief netwerk van formaat. Nieuw water in diepe
9
droogmakerijen kan ervoor zorgen dat overal een plas binnen handbereik komt. Zo ontstaat op termijn een extra impuls voor water- en oeverrecreatie - van pootje baden tot een meerdaagse zeiltocht. • Recreëer in museale landschappen Grote delen van het veenweidegebied hebben een grote belevingswaarde en hebben “museale” kwaliteiten. De verkaveling heeft een uniek landschap opgeleverd dat ook internationaal gesproken zijn weerga niet kent. Daarnaast zijn er potentiële attractiepunten als molengangen en waterlinies. Maar ook musea moeten mee met de tijd. Daarom wil de ANWB de recreatieve en belevingswaarde van het veenweidelandschap vergroten. Betere toegankelijkheid is daarvoor een vereiste. Agrariërs spelen een hoofdrol - als beheerder, maar ook als aanbieder van recreatieactiviteiten.
10
• Zoek de stilte in nieuwe natuurgebieden De overheden bundelen hun ecologische ambities in de Groene Ruggengraat die het IJsselmeer en de Biesbosch met elkaar moet verbinden. De ANWB wil deze zone aanzienlijk verbreden tot een robuust gebied waar moerasnatuur en extensieve recreatie hand in hand gaan. Avontuurlijke wandel- en fietsroutes richten zich op natuurbeleving in een plaatselijk verdicht landschap. Binnen de Groene Ruggengraat wil de ANWB gebieden onderscheiden waarbinnen een gebiedseigen ontwikkeling mogelijk is met een eigen accent op varen, natuurbeleving of cultuurhistorie. • Creëer een divers en sluitend recreatief netwerk Een sluitend recreatief netwerk is een randvoorwaarde voor recreatie in het Groene Hart. De ANWB zet in op het aanvullen van ontbrekende schakels die vaak tussen de stedelijke agglomeraties en het Groene Hart liggen. Met recreatieve transferia kan het recreatieve netwerk gekoppeld worden aan het rijkswegennetwerk. Daarnaast wil de ANWB de kwaliteit van het netwerk verbeteren door meer vrij liggende recreatiepaden te ontwikkelen, attractie- en rust punten toe te voegen en de diversiteit van het netwerk te vergroten.
Realisatie
Het moet natuurlijk niet bij een visie blijven. De ANWB doet concrete voorstellen voor het realiseren van de ideeën uit deze visie. Regionale gebiedsfondsen, waarin de gelden uit verschillende vereveningsconstructies worden gebundeld, zijn daarbij een goed instrument. Op verschillende plaatsen in het Groene Hart liggen kansen voor “rood met groen” en integrale gebiedsontwikkeling. In dat kader zijn ook al plekken aangewezen, waar woningbouw in samenhang met recreatie gerealiseerd moet worden, en rode ontwikkelingen de kostendragers kunnen zijn voor groene. Voorrang zal moeten worden gegeven aan de ontwikkeling van stadsregionale parken. Daarbij zullen vooral de provincies en grote gemeenten een belangrijke rol moeten spelen. Daarnaast heeft het verbeteren van het recreatieve netwerk een hoge prioriteit. Door het Programmabureau Groene Hart worden al initiatieven genomen om dit te verbeteren. Nieuwe plassen in het Hollandse merengebied zullen waarschijnlijk pas op langere termijn ontwikkeld kunnen worden. Wellicht kan het realiseren van nieuw recreatiewater gecombineerd worden met het vergroten van de waterberging om de waterproblematiek in het Groene Hart op te lossen.
11
1. Inleiding Onderzoek toont aan dat er nog altijd een groot tekort is aan recreatiemogelijkheden in de Randstad. Op zich staat recreatie nadrukkelijk op de agenda van de diverse beleids visies die over het Groene Hart worden geschreven. Maar bij het uitwerken van de visies in gebiedsprocessen stranden de recreatieve uitgangspunten vaak in goede bedoelingen. De ANWB wil dat het belang van de recreant - en dan met name van de Randstedeling - sterker doorklinkt in de gebiedsprocessen van de toekomst. Om het recreatieve belang goed voor het voetlicht te krijgen, heeft de ANWB een recreatievisie op het Groene Hart ontwikkeld die redeneert vanuit de recreatieve gebruiker. Door dit belang nog scherper te formuleren dan in het verleden het geval was, zal het Groene Hart in de toekomst beter beantwoorden aan de vraag van de belang rijkste recreatieve doelgroep van het gebied: de Randstedeling! Met deze visie wil de ANWB stelling nemen over de toekomst van het Groene Hart. We willen het visionaire karakter benadrukken. Het is geen plan dat aangeeft waar een nieuwe fietsroute of plas moet komen, het is een wenkend perspectief. Omdat het niet bij papier moet blijven, is in de verschillende hoofdstukken nadrukkelijk aandacht besteed aan de uitvoering van de ideeën. Daarbij zoeken we, waar mogelijk, aansluiting bij andere belangen en sluiten we strategische allianties. Wanneer u de visie leest, zult u begrijpen hoe zinvol het is om te redeneren vanuit het belang van de recreant. Juist daardoor worden ook andere doelen voor het Groene Hart haalbaar. Immers, de recreant koestert en beschermt het Groene Hart wanneer dat goed beleefbaar is.
Probleemstelling
De agglomeraties rond de grote steden zijn in het afgelopen decennium - met de aanleg van de VINEX-wijken - sterk vergroot. Maar nieuwe groene recreatiegebieden van formaat zijn er nauwe lijks gerealiseerd. Zo is het gebied tussen Rotterdam – Den Haag – Zoetermeer in korte tijd uitgegroeid tot een conglomeraat van nieuwbouw en kassen. Groene ruimte met kwaliteit is hier ver te zoeken. Anders gezegd, het belang van groene, recreatieve ruimte in de nog altijd groeiende Deltametropool wordt steeds groter. Bovendien is de groene ruimte een essentiële factor voor het internationaal vestigingsklimaat. Inwoners van de steden zoeken, naast de in de stad gelegen groenvoorzieningen, vooral het landelijk gebied op als ze willen recreëren. Het Groene Hart komt aan die wens tegemoet. Het gebied kan een belangrijke rol vervullen in dag- en weekendrecreatie van de Randstedeling.
12
De Stichting Recreatie toont in recent onderzoek aan dat er te weinig recreatieaanbod is in de rijksbufferzones Noord- en Zuidvleugel (Toekomstige recreatievraag in rijksbufferzones, Stichting Recreatie, 2008). Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van BRAM (het Beleidsondersteunend Recreatie Analyse Model). Deze uitkomsten bevestigen eerder onderzoek dat Alterra in opdracht van de ANWB heeft g edaan (2001). Hieruit blijkt dat er vanuit de grote steden in de Randstad (zo’n 6 miljoen inwoners) een enorm grote recreatieve druk is op de directe omgeving. Deze druk is er met name binnen een straal van zo’n 10 kilometer rond de stad. In het rapport wordt ook geconstateerd dat er rondom de steden een groot tekort is aan recreatiemogelijkheden. Om in de recreatieve behoefte te voorzien zou (in de periode 2000 - 2030) rondom de grote steden in Nederland zo’n 30.000 hectare intensief te gebruiken groen (bos) moeten worden aangelegd, waarvan 16.000 ha in het Groene Hart. Als de recreatieve capaciteit wordt omgerekend naar een opener landschapstype, dan zijn er nog veel meer hectares nodig. Dit omdat de opvang capaciteit in open landschap vele malen kleiner is, het kan minder recreanten per hectare ‘bergen’. Sinds het genoemde onderzoek in 2001 zijn er nauwelijks hectares gerealiseerd. De opgave is dus nog altijd actueel. Het Groene Hart biedt in potentie voldoende open, groene ruimte om tegemoet te kunnen komen aan de recreatieve behoefte van de Randstedeling. Maar naast het gebrek aan recreatieve gebruiksruimte is er nog meer aan de hand. De huidige toegankelijkheid en bekendheid van het Groene Hart vormen een groot probleem.
Ligging van het Groene Hart in de Randstad
13
Er zijn namelijk veel ontbrekende schakels in het recreatieve netwerk van de Randstad. De meeste daarvan bevinden zich aan de rand van de steden. Juist bij deze stad-landverbindingen is het van vitaal belang om de ontbrekende schakels op te heffen.
Recreatieve druk in Beeld (bron : rapport recreatieve druk randstad - Alterra 2001)
14
Recent onderzoek naar het imago van het Groene Hart laat interessante cijfers zien die de aan leiding voor dit rapport onderstrepen. Vooral op het punt van recreatie zijn bevindingen opvallend: • De stedelingen associëren het Groene Hart met natuur en groen (respectievelijk 66 en 49%). Opvallend is dat slechts 28% de associatie heeft met recreatie en zelfs maar 22% met fietsen. Aangezien maar 8% de associatie legt met toegankelijk, is hier een wereld te winnen. De 4% die de associatie ‘veel te beleven’ aangeeft, staat zeer geïsoleerd. • Op de vraag welke recreatieve activiteiten de stedeling onderneemt, zijn de categorieën wandelen en fietsen het meest populair. Zo’n 20% van de mensen wandelt en fietst vaak of regelmatig. Wanneer we die groep uitbreiden met degenen die dat soms doen, wordt het percentage circa 60%. • Dit lijkt in tegenspraak met de uitkomst op de vraag hoe vaak de stedeling in het Groene Hart komt. Dagelijks is dat nauwelijks 1%, wekelijks slechts 2% en zelfs met een frequentie tussen de 12-24 keer per jaar is het percentage slechts 4% (opgeteld bij de vorige categorieën een schamele 8%). Meer dan een kwart (28%) van de stedelingen geeft aan nooit in het Groene Hart te komen. Daar staat tegenover dat bijna 50% van de stedelingen zegt het Groene Hart aan anderen aan te bevelen als plek om te recreëren.
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de stedelingen het Groene Hart wel waarderen en zelfs de intentie hebben om er te recreëren. Alleen: ze komen er nauwelijks toe. Laten we dat als een aanmoediging opvatten om de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid te vergroten.
Leeswijzer
De visie in kort bestek vindt u in hoofdstuk 3: dit eindigt met een visiekaart en een puntsgewijze samenvatting. Daarvóór, in hoofdstuk 2, kunt u de uitgangspunten van de ANWB nalezen. In hoofdstuk 4 doen we de realisatiestrategie uit de doeken. En in de hoofdstukken 5 tot en met 10 lichten we vervolgens de ingrediënten uit de visie toe aan de hand van kaarten, beelden en teksten.
15
2. Uitgangspunten ANWB De ANWB wil zich sterk maken voor een hechtere, recreatieve relatie tussen de stedelijke inwoners van de Randstad en het landschap van het Groene Hart. In de huidige bestuurlijke verhoudingen lijken Randstad en Groene Hart vreedzaam naast elkaar te liggen, maar er is nauwelijks relatie tussen de beide gebieden. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid in de grote steden en de vitaliteit van het platteland. De ANWB volgt hierbij het standpunt van het Rijk5: het is een uitdaging om juist te zoeken naar een symbiose van het stedelijke en het landelijke gebied. De ligging van de Randstad in de Nederlandse delta is uniek en biedt kansen om de economische kracht en aantrekkelijkheid van de Randstad internationaal te versterken. Door te zorgen voor aantrekkelijke plekken, kan het ‘verborgen kapitaal’ (van het Groene Hart) in onze landschappen en cultuurhistorie veel sterker worden benut. Hierbij liggen de speerpunten in het versterken van de landschappelijke kwaliteit en de contrasten, maar ook in het ontwikkelen van groen-blauwe recreatiemogelijkheden in de omgeving van grote steden. Belangrijk is om een helder beeld te krijgen van de recreatieve behoeften van de Randstedeling. In het recente verleden zijn verschillende visies gemaakt die aandacht besteden aan recreatie. Sommige in opdracht van de ANWB, andere zijn later door de ANWB onderschreven. Zo is onlangs door de ANWB een recreatievisie op Nederland uitgebracht: De toekomst is mooi dichtbij. In de bijlage is een lijst opgenomen van de geraadpleegde studies. Zij vormen de basis voor onderstaande uitgangspunten voor de recreatievisie van de ANWB op het Groene Hart:
• Het Groene Hart is een onlosmakelijk onderdeel van de Groene Metropool Randstad. Interactie tussen de grote steden en landschap is cruciaal.
• Het Groene Hart is een belangrijke vestigingsfactor voor bewoners
en bedrijven. In visies als Randstad 2040, maar ook de gebiedsvisies voor Haaglanden en Rijnland wordt dit nadrukkelijk neergezet. Het verbeteren van de recreatieve kwaliteit is dus ook van grote economische waarde. Hoog tijd om deze visies eveneens met daden waar te maken. De minister van LNV heeft vele miljoenen toegezegd voor het Groene Hart. Laten we deze vooral besteden aan het verbeteren van de recreatiemogelijkheden, zodat het mes aan twee kanten snijdt.
• De Randstad grenst niet alleen aan het Groene Hart, maar ook aan verschillende andere, aantrekkelijke grote recreatielandschappen; het Noordzeestrand, het IJsselmeer, de Veluwe en de Zeeuwse delta. In dit concurrentiespel zet het Groene Hart in op dag- en weekendrecreatie dicht bij huis.
16
• Het verbeteren van de beleving van het Groene Hart is van groot belang om dit gebied een plek
te geven in de hoofden en harten van de stedelingen. Bekend maakt immers bemind. Waardering voor het Groene Hart vormt de beste bescherming voor de toekomst en kan verrommeling en ongebreidelde verstedelijking tegengaan. Hiervoor is echter wel een actieve ontwikkelingsgerichte aanpak nodig.
• De ANWB kiest voor een ontwikkelinggerichte benadering en zet het Groene Hart niet op slot.
Gedoseerde, zogenoemde ‘rode functies’ (kleinschalige woningbouw, recreatie en leisure) brengen ook ‘nieuw geld’ in het Groene Hart en maken het onafhankelijker van overheidssubsidies. A llianties met private investeerders moeten wel een kwaliteitsimpuls voor het landschap betekenen.
• Recreatie in het Groene Hart staat niet op zichzelf, maar gaat altijd interactie aan met andere functies in en waarden van het landschap.
• Extreem open landschappen worden laag gewaardeerd door recreanten en zijn nauwelijks geschikt voor intensieve openluchtrecreatie (zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek). Daarom is plaatselijke verdichting (met behoud van karakteristieke open landschappen) voor de recreant van groot belang. Gezocht moet worden naar circa 16.000 hectare verdicht gebied (bos/park), in lijn met de berekening van Alterra.
De oppervlakte van 16.000 hectare ‘bos’ geprojecteerd op het Groene Hart
17
• De economische drager van het Groene Hart, de landbouw, komt op verschillende plekken in het gedrang. Recreatie zal hoe dan ook in de toekomst een steeds belangrijkere drager worden van het landschap.
• Water is geen probleem maar een kans voor het Groen Hart. De ANWB kiest voor water als structurerend element vol recreatieve mogelijkheden.
• Het Groene Hart moet optimaal worden ontsloten voor de recreant uit de Randstad.
Daarbij spelen alle vervoersvormen een belangrijke rol: auto, fiets, wandelen, boot en paard.
18
3. Visie op het Groene Hart De recreatieve mogelijkheden van het Groene Hart zijn groot, mede door de strategische ligging tussen de grote steden van de Randstad. De landschappelijke kwaliteiten zijn op sommige plaatsen hoog en ze kunnen nog aan waarde winnen door het landschap bereikbaar en beleefbaar te maken. Op andere plaatsen is de waarde van het landschap - gezien vanuit recreatie - veel minder groot. Sommige delen zijn zo open en grootschalig dat ze voor de recreanten niet aantrekkelijk zijn. Andere delen zijn verrommeld en daarom onaantrekkelijk. Uit onderzoek onder recreanten (door de ANWB en anderen) blijken bos en water de grootste trekkers voor recreanten en komen grootschalige weide- en akkerbouwgebieden op een lage plaats. De ANWB wil met deze visie aansluiten op de bestaande landschapsstructuur en inspelen op bestaande (kern)kwaliteiten van het landschap. De kwaliteiten worden in tal van rapporten geroemd en er is geprobeerd om ze in de kwaliteitsatlas te borgen. De ANWB kan deze kwaliteiten slechts onderschrijven. Nadruk voor de ANWB ligt enerzijds op het bruikbaar en beleefbaar maken van landschappen met hoge kwaliteiten. Anderzijds worden in landschappen met geringe waarde transformaties voorgesteld om de recreatieve potenties te verzilveren en de landschappelijke kwaliteit te verhogen. De ANWB stelt voor: • aan de randen van het Groene Hart stadsregionale parken aan te leggen voor intensieve recreatie in opgaand groen; • het recreatief netwerk sluitend te maken en de kwaliteit ervan te verhogen; • de Groene Ruggengraat te ontwikkelen tot een robuuste zone waar recreatie en natuur hand in hand gaan; • open landschappen met museale waarde bereikbaar en beleefbaar te maken; • de kwaliteiten van de bestaande meren te verhogen door deze beter te koppelen en uit te breiden; • tot slot voor enkele gebieden, door integrale aanpak, de recreatieve kwaliteit aanmerkelijk te verhogen. Zo zorgen we ervoor dat in het Groene Hart plaats is voor een verscheidenheid aan recreatieve doelgroepen.
Elke stadsregio een stadsregionaalpark
Vlak bij de stedelijke agglomeraties worden dertien stadsregionale parken ontwikkeld. Deze sluiten aan bij de gedachten over ‘metro politane parken’ die door het Rijk zijn geformuleerd. In de ogen van de ANWB moeten het aantal en de omvang van deze stads regionale parken groter zijn. Ze moeten de schakel vormen van de hectische Randstad naar de rust en openheid van het Groene Hart. De parken op zichzelf bieden uitloopmogelijkheden en ruimte voor intensieve recreatie in de nabijheid van de stad. De stadsregionale
19
parken geven daarmee invulling aan een grote recreatiebehoefte in de Randstad: die van recreatie dicht bij huis. De parken liggen in de stadsrand van de grote steden en bestaan in de regel voor circa 50% uit opgaande beplanting. Ze sluiten daarmee aan op de vraag naar bos, het hoogst gewaarde landschapstype onder de recreanten. In de parken is ruimte voor afwisselend intensieve recreatie en extensieve recreatie. Andere functies als natuur, waterbeheer en landbouw zijn hier ondergeschikt aan de recreatieve behoeften, maar kunnen wel profiteren van de ontwikkelingen. De verbinding tussen een nieuw stadsregionaalpark en de stad is van essentieel belang. De stad moet zich verantwoordelijk gaan voelen voor het park. Bij elk park wordt een landschappelijke hoofdroute aangewezen die stad, park en Groene Hart met elkaar verbindt. In veel gevallen volgen deze routes bestaande oude waterlopen als Vecht, Amstel, Rotte en Hollandse IJssel.
Het Hollandse Merengebied
De ANWB houdt een warm pleidooi om het waterrijke, noordelijke deel van het Groene Hart (de bestaande meren, plassen, vaarten en rivieren) sterker recreatief te ontwikkelen. Naast bossen staan immers ook plassen en meren hoog op de lijst van de meest geliefde recreatielandschappen. De bestaande meren, plassen en wateren kunnen op korte termijn zo met elkaar verbonden worden dat een recreatief netwerk ontstaat dat mogelijkheden biedt voor uiteenlopend recreatief gebruik op het water en het land. Van een dagje surfen of kanoën tot een boottocht van meerdere dagen. Denk hierbij niet alleen aan varen, maar ook aan waterrijke plekken om langs te fietsen of te wandelen. Of waar mensen een plekje kunnen zoeken aan de oever en lekker gaan zwemmen. Op lange termijn kunnen bestaande plassen worden uitgebreid en nieuwe ontwikkeld. Hierbij is het mogelijk meerdere doelen te dienen door de hydrologische oplossingen (zoals de vraag naar nieuwe waterbergingslocaties) te koppelen aan de wens om de waterrecreatie te bevorderen. Bovendien krijgt het versnipperde en verrommelde droogmakerijenlandschap onder Amsterdam een nieuwe identiteit als we een dominante waterstructuur realiseren. Het Hollandse Merengebied kan zich daardoor op termijn meten met de Friese Meren.
Recreëer in museale landschappen
Verschillende delen van het huidige veenweidegebied van Het Groene Hart (de polders en waarden) worden hoog gewaardeerd. Mensen vinden hier nog plekken die ze kennen van de schilderijen van Hollandse meesters als Ruysdael en Potter. Landschappen dus met museale kwaliteit. De ANWB ziet de agrariërs als de belangrijkste beheerders van deze landschappen. Toch strookt het niet met de ontwikkelingsgeschiedenis van deze landschappen om alleen in te zetten op het behoud van dit landschap in haar huidige verschijning. Ook het museale landschap moet mee met de tijd. Het versterken van de recreatieve belevingswaarde van het agrarische weidelandschap levert een belangrijke bijdrage aan een vitaal Groen Hart. Agrariërs in die gebieden worden gestimuleerd om met verbredingen (aanbieden van recreatieve diensten) in te spelen op deze kansen. Hierdoor wordt de waardering voor het landschap verhoogd en dat is vervolgens ook goed voor de bescherming van het museale karakter.
20
Zeker is dat het landschap rijk is aan cultuurhistorische waarden en mogelijke attractiepunten. Zo kunnen de historische waterlinies en de diverse molengangen toeristisch veel meer worden
v ersterkt. Een goed recreatief netwerk van voet-, fiets- en ruiterpaden, maakt deze kwaliteiten beleefbaar. Ontbrekende schakels in het routenetwerk worden daarom in de visie van de ANWB snel aangelegd.
Zoek de stilte in nieuwe natuurgebieden
Midden door het Groene Hart loopt de Groene Ruggengraat, een bundeling van de ecologische ambities van de overheden. Deze toekomstige ecologische verbindingszone verbindt het IJsselmeer met het deltagebied van de Biesbosch. Het is voor de flora en fauna van groot belang om deze natte biotopen op een robuuste manier met elkaar te verbinden (de otter is hiervan het boegbeeld, daarnaast gaat het met name om moeras- en weidevogels, amfibieën en kleine zoogdieren). De ligging, op het laagste deel van het Groene Hart, zorgt voor een nat natuurtype: hier moet het mogelijk zijn om - plaatselijk - levend laagveen te laten ontstaan. De ontwikkeling van de ecologische zone van de Groene Ruggengraat krijgt veel meer betekenis en draagkracht wanneer natuur- en recreatieontwikkeling hand in hand gaan. Het zoekgebied mag dan breed zijn, in werkelijkheid zal er slechts een smalle zone nodig zijn voor de ecologische verbindingszone. Het is de ambitie van de ANWB om een robuuste zone aan te leggen die niet alleen gericht is op natuurwaarden, maar juist ook op extensieve recreatie. Behalve een lint van natuur gebieden wordt een recreatief lint ontwikkeld met doorgaande wandel- en fietspaden. De avontuurlijke routes zijn gericht op natuurbeleving in een afwisselend en plaatselijk verdicht landschap. Op sommige plekken zijn er verbindingen met steden en intensieve recreatiegebieden. Beide linten vervlechten zich tot een hoofdroute van het Groene Hart met als titel ‘Nederland op zijn natst’. Daarbij is het positief dat de moerasnatuur veel minder verstoringgevoelig is dan de weidevogelgebieden. Hierdoor gaat deze, als de zones slim zijn aangelegd, goed samen met recreatie.
Transformatiegebieden Binnen het Groene Hart kunnen we enkele gebieden met een integrale transformatie-opgave benoemen. Het gaat hier om gebieden die in veel gevallen een lange geschiedenis kennen, denk aan verrommelde landschappen en/of grootschalige ontwikkelingen. De ANWB wil deze plekken benoemen, omdat recreatie hier nadrukkelijk een onderdeel van moet zijn. De ANWB ziet in dergelijke projecten mogelijkheden om ontwikkelingen van woon- en werkgebieden kostendrager te laten zijn voor groene ontwikkelingen. Dat levert nieuwe kansen op voor het vergroten van de recreatieve en landschappelijke kwaliteit van het Groene Hart.
21
Integrale transformatiegebieden zijn: de Oude Rijnzone, de Dechtsteden, de Zuidplaspolder en Rijnenburg. Ook de ontwikkeling van nieuwe meren in het kader van het nieuwe Hollandse Merengebied kan als een integrale opgave worden gezien.
Creëer een divers en sluitend recreatief netwerk
Het recreatief netwerk is in het Groene Hart redelijk op orde, zeker voor fietsers. Het ontbreekt vooral aan goede recreatieve verbindingen tussen de stedelijke agglomeratie en het Groene Hart. De ANWB zet specifiek in op deze cruciale, ontbrekende schakels die in veel gevallen in de toe komstige stadsregionale parken liggen. Binnen het Groene Hart is alles ook gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk, het toevoegen van attractie- en rustpunten en de aanleg van nieuwe fietspaden, vrij van wegen met autoverkeer, dus waar het Groene Hart echt beleefd kan worden. Daarnaast ziet de ANWB het als een belangrijke opgave om een aantal recreatieve Transferia aan te leggen. Plekken waar recreanten vanuit de auto of het openbaar vervoer kunnen overstappen op de fiets of in de kano. Of wandelend het landschap kunnen verkennen. In hoofdstuk 4 tot en met 9 zijn de verschillende ingrediënten voor het Groene Hart verder u itgewerkt.
22
Stadsregionaal park Hollandse Merengebied Bestaande meren Nieuwe meren Staande mastroute Sluitend recreatief netwerk Hoofdroute recreatie Recreatief transferium Nieuwe natuur Natte natuurontwikkeling Eenheid natuurgebied Museale landschappen Molengang Molengang van internationale allure Vestigingen van formaat Transformatie opgaven
Samenvattend:
Grens Groene Hart
Elke stadsregio een stadsregionaal park
Bestaande woongebieden Bestaande bedrijvigheid
• De parken vormen schakels tussen stad en Groene Hart • Nieuwe mogelijkheden voor intensieve recreatie dicht bij huis • Besloten landschappen spelen in op de vraag
Het Hollandse Merengebied
• Als een geheel ontwikkelen en in de markt zetten • Verbeter het recreatief netwerk op het land en in het water • Nieuwe meren kunnen hydrologische problemen oplossen
Recreëer in museale landschappen
• Agrariërs als beheerders • Waardering verhoogt de bescherming • Maak de historische waarden beleefbaar
Zoek de stilte in nieuwe natuur
• In de Groene Ruggengraat gaan recreatie en natuur hand in hand • Een robuuste zone met avontuurlijke routes
Creëer een divers, sluitend, recreatief netwerk
• Verbeter de relaties tussen stad en Groene Hart • Vergroot de kwaliteit van de routes • Ontwikkel recreatieve transferia
23
4. Realiseringsstrategie Vanzelfsprekend moet het niet alleen bij een visie blijven. De ANWB vindt het van het grootste belang dat er ook werkelijk iets gerealiseerd wordt van onze ideeën. Daarom doen we voorstellen voor de uitvoering van de plannen en geven we prioriteiten aan.
a. Prioriteitstelling
De ANWB stelt het hoogste belang in de aanleg van de stads regionale parken en het verbeteren van het recreatieve netwerk. We willen deze stadsregionale parken nadrukkelijk op de kaart zetten en met betrokkenen de ontwikkeling in gang zetten. In een volgend hoofdstuk worden de verschillende parken getypeerd en schetsen we mogelijkheden voor realisatie. Initiatieven sluiten soms aan bij bestaande ontwikkelingen, maar doen daar in vrijwel alle gevallen een schepje bovenop. Hoogste prioriteit hebben dus de ontwikkeling van de stadsregionale parken en het verbeteren van het recreatief netwerk. De ANWB zet zich in om - al dan niet in samenwerking met andere betrokken partijen - de katalysator te zijn voor het tot stand komen van de stadsregionale parken. Voor wat betreft de andere onderdelen uit het plan zal de ANWB bevorderen dat verschillende initiatiefnemers de ideeën uit deze visie opnemen in hun plannen. Ook willen we waar mogelijk strategische allianties sluiten. De museale landschappen hebben in het algemeen niet de hoogste prioriteit. Dat geldt zeker voor die landschappen waar de landbouw een goed perspectief heeft. Wanneer er een goede gelegenheid voor is, blijft de ANWB graag betrokken bij ontwikkelingen die het recreatief, museale karakter k unnen versterken. De mogelijkheid van nieuw water in het Hollandse Meren is alleen op de lange termijn te realiseren, daar is dus een lange adem voor nodig.
Vooral tijdens een stagnerende, economische ontwikkeling kan de overheid de toekomstbestendigheid van onze economie vergroten door – als het ware anticyclisch – te investeren in omgevingskwaliteit.
b. Strategische allianties Allianties met de overheid
24
ANWB zoekt nadrukkelijk aansluiting bij het Rijksbeleid zoals dat is verwoord in de nota Randstad 2040. Met deze visie willen we input leveren aan de diverse structuurvisies die op dit moment door de betrokken provincies worden opgesteld. Vooral de provincies hebben op dit terrein een leidende
rol, omdat zij met de WILG gelden een belangrijk uitvoering instrument in handen hebben. De provincies hebben zich verenigd in het programmabureau Groene Hart. Belangrijk is om aansluiting te zoeken met het lopende uitvoeringsprogramma van het programmabureau en dit te concretiseren en uit te werken. Een van de icoonprojecten is het streven naar een recreatief routenetwerk waarbij het vooral op daadkracht van de overheid aankomt. Maar ook ambities van de ANWB die niet in de provinciale plannen staan, moeten op het programma komen. Voor de stadsregionale parken zijn de grote steden, naast de provincies, de belangrijkste partners. Tot nu toe bekommerden de bestuurders van de grote steden zich echter nog maar weinig om het buitengebied. Naast de grote steden zijn ook andere gemeenten een belangrijke partij voor de uitvoering van ‘Beleef Nederland op zijn natst’. Tot slot vormen ook de waterschappen een belangrijke partner: we kunnen proberen de ambities voor het Hollandse Merengebied in samenspraak met andere overheden van de grond te krijgen. Hierbij kunnen we optimaal gebruik maken van de noodzakelijke, hydrologische maatregelen.
Allianties met de maatschappelijke organisaties
De samenwerking van maatschappelijke organisaties in het Groene Hart Pact biedt mogelijkheden om deze visie uit te dragen en voorbeeldprojecten uit te werken op het gebied van stadsregionale parken en recreatieve routes. Voor de Groene Ruggengraat staat een uitvoeringsorganisatie op poten en is afstemming nodig met de betrokken natuurorganisaties. Ontwikkelingen binnen de museale landschappen zullen we regelen in samenspraak met de boerenorganisaties . Voor het Hollandse Merengebied moeten we een breed scala van organisaties bij de plannen betrekken. De Vereniging Deltametropool is daarbij een belangrijke partner, net als de Hiswa, natuurorganisaties en recreatieschappen. Het Wandel- en Fietsplatform is een van de aangewezen partners om mee te denken in het recreatief routenetwerk.
Allianties met de lokale belangen
Verder is het van belang dat binnen alle projecten op lokaal niveau nadrukkelijk aandacht wordt gegeven aan de recreatiebelangen. Zodat beslissers en besluitvormers de kansen van recreatie inzien en benutten. En zodat de belangen lokaal niet ondersneeuwen.
25
c. Financierings-strategieën: privaat en publiek geld
De sturingsfilosofie van het Rijk én van decentrale overheden wordt gekenmerkt door noties als ‘van zorgen voor naar zorgen dat’, ‘ruimte voor ontwikkeling’ en ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Het lijkt er dus op dat de overheid zichzelf voornamelijk een voorwaardenscheppende rol heeft toebedeeld: bestuurders zoeken naar goede arrangementen en regels die ertoe bijdragen dat het aantrekkelijk wordt om duurzaam te investeren in landschap. Ze willen ontwikkelingsgericht denken en zijn niet bang voor private geldstromen. Volgens de ANWB is het cruciaal dat de overheid wel een stevige, financiële positie inneemt in gebiedsgerichte arrangementen. Cruciaal, omdat de herinrichting van landschappen bij uitstek een publieke aangelegenheid is die democratisch gelegitimeerd moet zijn. Daarnaast hebben andere gebiedsgerichte processen duidelijk gemaakt dat marktpartijen alleen dan willen investeren, als de overheid zorgt voor een robuuste, financiële betrokkenheid. Volgens de ANWB is regionale fondsvorming de beste manier om de betrokkenheid van de overheid zeker te stellen en verschillende constructies - zoals rood met groen, verevening of een publiek private samenwerking - in dienst te stellen van een integraal en democratisch gelegitimeerd plan. Het Rijk kan niet zelf deelnemen aan fondsvorming op gebiedsniveau. Dit wordt verhinderd door de comptabiliteitwet en de Europese wetgeving rond staatssteun, maar ook door het eigen beleid van decentralisering. Decentrale overheden kunnen wel deelnemen aan regionale gebiedsfondsen en kunnen een belangrijke rol spelen in het tot stand komen van fondsen door bijvoorbeeld te initiëren, ontwikkelen, stimuleren en faciliteren. Midden Delfland is daarvan een mooi voorbeeld. Gebiedsfondsen met privaatrechtelijke contracten tussen overheden zijn een goed instrument, omdat dit menging tussen privaat geld en publiek geld mogelijk maakt en omdat het de weg vrij maakt voor financiële verevening van rood naar groen en blauw. Fondsvorming biedt dus de beste garantie dat de middelen opgebracht uit de rode grondexploitatie, worden gebruikt om tegelijkertijd de groene en blauwe investeringen ook daadwerkelijk ten uitvoer te brengen. Een gebiedsfonds is bovendien een extra instrument voor de overheid (meestal de provincie) om invulling te geven aan de regionale regierol en uitvoeringstaak . Zo’n fonds versterkt het opdrachtgeverschap en geeft de overheid een basis om publiekprivate samenwerkingsconstructies te stimuleren. Hierbij kan ook strategisch gebruik gemaakt worden van krachtige instrumenten uit de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening, zoals de provinciale projectenprocedure. Een slimme verweving tussen groenblauwe projecten met elk meerdere, kleinschalige woning bouwprojecten maakt het mogelijk om met 1 hectare rode functies 7 tot 11 hectare groene en blauwe functies duurzaam te realiseren.
d. Grond is vaak de sleutel
26
Om nieuwe recreatie en groengebieden te ontwikkelen, is grond nodig. In veel gevallen is dat nu landbouwgrond. De landbouw (LTO) heeft als standpunt dat er geen grond aan de landbouw productie onttrokken mag worden. Maar zeker in de zones aan de randen van de steden zijn de productieomstandigheden voor de landbouw vaak al niet meer optimaal. Hier zijn overigens wél kansen voor verbrede landbouw die te combineren is met een recreatiefunctie. Voor grootschalige
voedselproductie zijn elders in ons land en in Europa betere gebieden beschikbaar. Wanneer grond van functie verandert, moeten er goede verplaatsingsregelingen voor de landbouwbedrijven worden geregeld. Vaak zit er een ‘rode waas’ op de gronden rond de stad en zijn ze al eigendom van project ontwikkelaars en beleggers. Ruimtelijke duidelijkheid over de bestemming is noodzakelijk om voor een redelijke prijs grond te kunnen verwerven voor groen en recreatie. Het is verstandig dat de gemeente of de provincie voorkeursrecht toepast voor aankoop van de gronden van de stads regionale parken. Slagvaardige verwerving heeft in alle gevallen de voorkeur. Alleen in het uiterste geval zullen overheden het lef moeten hebben grond te onteigenen. Het maatschappelijk belang is vaak groot, groter dan het belang van een individuele grondeigenaar.
27
5. Stadsregionale parken Zoals geschetst liggen de stadsregionale parken aan de randen van de grote steden van de Randstad en voorzien ze in een belangrijke behoefte aan recreatie. Daaraan is nu een groot tekort in de Randstad. Voor een grote groep stedelingen zal het park een recreatiedoel zijn en is uitzicht op het Groene Hart voldoende. Voor anderen is het park een ‘stepping stone’ om vanuit de stad het Groene Hart in te k omen. De inschatting is dat de verhouding tussen beide groepen 90% versus 10% zal zijn. Daarom ligt de nadruk op de verblijfskwaliteit. In beide gevallen is goede bereikbaarheid van groot belang. Parkeerplaatsen in het park zijn binnen 15 autominuten van huis te bereiken. Daarnaast is het van groot belang om te zorgen voor de koppeling van de parken aan een logische, landschappelijke route van stad naar het buitengebied. Bij sommige parken is gebruik te maken van rivieren, zoals de Amstel of de Vecht. In andere parken moeten deze routes gecreëerd worden. Het gaat om routes die bij gebruikers blijven hangen en die een uitgesproken recreatief en aantrekkelijk karakter hebben. We denken aan bundeling van infrastructuur, groen en water. Routes door het Groene Hart koppelen de stadsregionale parken aan elkaar. De parken kennen een breed scala aan functies. De nadruk ligt op openluchtrecreatie, maar de intensiteit van de functies is verschillend. Op centrumplekken in de parken worden intensieve functies geclusterd. Zoals een klimcentrum, kinderboerderij, recreatieplas, een publieke golfbaan, barbecue- en picknickplaatsen en uiteraard horeca. In het hele park is een fijnmazig net van wandel-, fiets-, skeeler- en ruiterpaden. De wroutes zijn gericht op natuur- en ruimtebeleving. In de extensieve delen van de parken liggen velden die ruimte bieden om te spelen en sporten. Daarnaast zijn er plekken om van de rust, het landschap en de natuur te genieten. De centrumgebieden kunnen aansluiting vinden bij stedelijke leisurecentra (denk bijvoorbeeld aan Alexandrium Rotterdam), waar kapitaalsintensieve vormen van recreatie te vinden zijn die niet (altijd) in de openlucht plaatsvinden. Een slimme koppeling van beide kan een win-winsituatie opleveren. Het leisurecentrum bevindt zich dan in een aantrekkelijk landschap. En het park kan de parkeerfaciliteiten van het leisurecentrum benutten. Verder kan het leisurecentrum een financier zijn van het park. En beide partijen profiteren bovendien van elkaars bezoekersaantallen. De parken vallen samen met de zone van 2,5 km rond de steden die in de studie Waterrijk van de Deltametropool wordt geformuleerd. Het gaat hier om de wandelzone, gericht op dagelijkse recreatiebehoeften: ‘een goed bereikbare, multifunctionele, groene ruimte, die ingericht is op intensief gebruik met respect voor natuurlijke en cultuurhistorische patronen’.
28
Elke stadsregio een eigen stadsregionaal park
Elke stadsregio gaat in de toekomst zijn stadsregionaalpark ontwikkelen. Door zo’n park te baseren op lokale landschaps- en natuurkwaliteiten, ontstaat een rijke schakering van parken aan de rand van het Groene Hart. Parken met elk een eigen gezicht en identiteit. Op basis van het bestaande landschap wordt gezocht naar mogelijkheden voor meer opgaande beplanting en afwisseling van andere landschapselementen. In veel gevallen zullen bestaande parken opgenomen worden in een groter regionaal stadspark. Juist voor deze nieuwe parken die bestaan uit de bundeling van bestaande en nieuwe parken, is promotie en branding van belang.
Stadsregionale Parken in het Groene Hart
Amsterdamse Bos Park vd 21ste eeuw
Waterpark
Duinen - horst en weiden
IJ-oevers Amstelland
Utrecht Noord
Oeverwalpark IJsselbos
Buytenhout Rottepark Waardenpark
Wijde Giessenpark
29
We onderscheiden de volgende stadsregionale parken aan de randen van het Groene Hart: Het Amsterdamse Bos
Amsterdam
Natuurboulevard IJmeer
Amsterdam (tot aan Naarden)
Amstelland
Noorderpark
Groot Haarzuilens
Hollandse-IJsselpark Wijde Giessenpark Waardenpark Rottepark
Buytenhout
Duivenvoordepark Kagerpark
Park vd 21ste Eeuw
Amsterdam (en Amstelveen) Utrecht
Utrecht (Vleuten-Woerden)
Utrecht (Nieuwegein en IJsstelstein
Drechtsteden (Papendrecht tot Giessendam) Rotterdam (Krimpen en Capelle ad IJssel)
Rotterdam (Zuidplaspolder tot Bentwoud) Den Haag (Delft – Pijnacker – Zoetermeer) Den Haag – Leiden
Leiden (Kagerplassen en Leiderdorp) Haarlemmermeer
Ook de parken van de grotere steden in het Groene Hart (Alphen, Woerden en Gouda) zijn belangrijk als recreatievoorzieningen. Ze hebben echter een beperktere schaal en omvang, en krijgen daarom niet de status van stadsregionaal park.
30
Onderzoek toont aan dat het veel effect heeft om te investeren in parken en grootschalige groengebieden en te werken aan het verhogen van de kwaliteit in die gebieden: het recreatief gebruik neemt er zeer sterk toe.
Amsterdamse Bos Ligging en uitbreiding
Het Amsterdamse Bos is een van meest bekende parken van Nederland en ligt aan de rand van Amsterdam en Amstelveen. Het park wordt naar het zuiden uitgebreid in de Schinkelpolder.
Typering
Het Amsterdamse Bos staat regelmatig model voor een regionaal park. De afwisseling van besloten bossen met ruime speelvelden, de goede routestructuur en verschillende attractiepunten maken dat het een veelgebruikt park is. Wat verbeterd kan worden, is de aansluiting met het Groene Hart. Het park is, zoals veel parken uit deze tijd, zeer naar binnen gericht. Daarom wordt het park naar het zuiden toe uitgebreid in de Schinkelpolder met een extensief gedeelte gericht op natuurbeleving dat aansluit op de bestaande Molenpoel richting de Westeinder.
‘Wij gaan vaak in het weekend met de kinderen naar het Amsterdamse bos, maar op mooie dagen is het wel heel erg druk. We zouden graag meer van zulke gebieden dicht bij huis hebben.’ Mevrouw P.A.M. Hoog, ANWB lid uit Amsterdam
Koppeling Groene Hart - stad
De ringvaart kan in potentie de basis vormen voor de aansluiting met het Groene Hart. Daarvoor is bovenstaande uitbreiding van het park noodzakelijk.
Kostendragers
De kostendragers moeten de uitbreiding van het park financieren. Nader onderzoek moet aantonen of het mogelijk is in de Schinkelpolder de kassen uit te plaatsen en langs de rand (Oosteinderweg) de woon- of bedrijfsbebouwing te intensiveren. Het park draagt immers bij aan het vestigingsmilieu dat hier ontstaat. Het surplus van de opbrengsten kan de parkaanleg financieren. Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
31
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
Amstelland
Ligging en uitbreiding
Het regiopark combineert de Amstelscheg met de bestaande parken: Amstelpark, Oudekerkerplas, (park en golfterrein bij het) Abcoudermeer tot en met het park rond de Gaasperplas.
Typering
Het regiopark is gebaseerd op bestaande plannen van Amstelland. In de visie van de ANWB behoudt dit gebied het kenmerkend veenweidekarakter van het bestaande landschap. De diversiteit van het landschap wordt binnen dit karakter vergroot door middel van landbouw- en natuurbeheer. De bestaande boeren krijgen maximaal de ruimte voor recreatieve verbreding. Landbouw en natuur zijn wel ondergeschikt aan de recreatiefunctie. Zo wordt onder andere gewerkt aan een fijnmazig netwerk van recreatieroutes. Het park gaat daarbij over de barrières heen van de snelwegen. Het park verdicht zich aan de randen richting stad met gebiedseigen beplanting. Binnen het park zijn verschillende concentratiepunten waaronder de bestaande parken. Het landschap is daar verdicht en er is ruimte voor intensieve recreatie. Door eenduidige entrees en promotie wordt het park voor de recreant in de markt gezet als een geheel met één identiteit.
Koppeling Groene Hart - stad
Langs de Amstel, maar ook langs de Gein en Angstel, lopen de belangrijke routes die de stad met het park en het Groene Hart verbinden.
Kostendragers
Specifiek langs de rivieren in het park is ruimte voor woningbouw met een landgoed- of buiten karakter. Daarmee is de identiteit van het park te versterken. En het levert financiële middelen op voor aanleg van het park. Gezien het belang van het park voor het economisch vestigingsklimaat van de Amsterdamse regio in het algemeen en de Zuidas in het bijzonder, zijn er al in het verleden voorstellen gedaan voor een vereveningsstrategie of landschapsfonds. Tijd om woorden in daden om te zetten.
32
Natuurboulevard IJmeer Ligging en uitbreiding
Dit park verbindt Diemen noord langs de oevers van het IJmeer met Naarden. Verschillende bossen en waterrecreatievoorzieningen worden zo met elkaar verbonden.
Typering
Deze ontwikkeling sluit aan bij de ambitie om een natuurboulevard te maken langs het IJmeer. Naast de natuur vormen de forten en fortificaties de hoogtepunten van deze route. Het is de bedoeling om langs deze boulevard in te zetten op het vergroten van de capaciteit voor oever- en strandrecreatie. Er zijn drie concentratiegebieden te onderscheiden: IJburgstrand, Muiderstrand en Naarderstrand. De zone tussen het IJmeer en de A1 verdicht zich met (park)bos. De schootsvelden van de forten vormen hierop een uitzondering. Waar de Groene Ruggengraat op het IJmeer uitkomt, wordt de verdichting gekleurd door natuurontwikkeling. De bestaande oevers van het IJmeer worden tot zachte overgangen gemaakt die aansluiten bij de natuurfunctie. Overwogen moet worden om de dijk terug te leggen en de dynamiek van het water de inrichting te laten bepalen.
Koppeling Groene Hart - stad
De IJmeerboulevard zorgt voor de koppeling tussen de steden en het Groene Hart. De doorlopende route van de Groene Ruggengraat is hierbij een belangrijke route die de recreant dieper het Groene Hart in brengt.
Kostendragers
Bij de stranden is ruimte voor intensieve recreatieve functies en horeca. Deze vormen de economische drager voor de plannen.
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) • Eerste schets van stadsregionaal park
33
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
Noorder(vecht)park Ligging en uitbreiding
Er wordt op dit moment gewerkt aan het natuur- en recreatieproject Noorderpark. De ANWB stelt voor dit park uit te breiden tot aan Breukelen langs de Vecht.
Typering
De Vecht met haar buitens is een recreatie-as bij uitstek. Ook de parallel daaraan lopende Hollandse Waterlinie is een steeds bekender fenomeen bij recreanten in deze regio. De groene ruimtes langs de Vecht worden in de visie van de ANWB toegankelijk gemaakt door - in analogie met de landgoederenontwikkeling - de landerijen open te stellen voor recreanten. Daarbij is ook ruimte voor nieuwe landgoederen in deze zone. Zo ontstaat een fijnmazig systeem van paden langs en parallel aan de Vecht in een afwisselend landschap van landgoederen met statige tuinen en bossen, kleinschalige weilanden met koeien en paarden, en natte natuurgebiedjes. Hier en daar zijn plekken met concentraties van intensieve recreatie. De dijk van de Hollandse Waterlinie kan hierbij een grens zijn die de overgang markeert naar een veel natter gebied met grote natuurwaarden. In deze zone is alleen extensieve recreatie mogelijk. Daaronder valt ook het gebied dat op dit moment wordt ontwikkeld als Noorderpark.
Koppeling Groene Hart - stad
Uiteraard vormt de Vecht hier de verbindende schakel.
Kostendragers
In het gebied ten oosten van Maarssen is, naast verdichting met groen, ook ruimte voor extensieve kleinschalige woningbouw. Langs de Vecht kan op enkele plaatsen sprake zijn van nieuwe land goederen. Beiden vormen een financiële basis voor park- en groenaanleg.
34
Groot Haarzuilens Ligging en uitbreiding
De oeverwal van de Oude Rijn, de Heycop en de Bijleveld is bij uitstek de plek om een park te ont wikkelen. Het park strekt zich uit van Haarzuilens en de rand van Leidse Rijn tot aan Woerden.
Typering
Het gebied Haarzuilens is de trekker van het park en blijft als eenheid herkenbaar. Aansluitend hierop ontstaat een afwisselend landschap dat hoort bij de oeverwal waarin parkbossen en weides elkaar afwisselen. Het Vijverbos bij Harmelen past naadloos in deze structuur. Op lagere delen onder aan de oeverwal wordt de veenweide karakteristiek vergroot door vernatting. Dit levert een natuurlijker landschap op. Deze delen zorgen er ook voor dat verdere uitbreiding van de stad onmogelijk wordt. Pal aan de A12 is ruimte voor intensieve vormen van recreatie die zich goed verhouden met de overlast van de snelweg en de groene geluidswal. Hierbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld een golfterrein.
‘In de maand oktober mogen ANWB leden gratis wandelen in het park van kasteel De Haar, het zou geweldig zijn als er meer van dit soort parken komen waar we het hele jaar terecht kunnen.’ De heer E.J.W. Hinrichs, ANWB lid uit Maarssen
Koppeling Groene Hart – stad
De rivieren de Oude Rijn, Heycop en Bijlveld zijn de dragers voor doorgaande routes tussen het landschap en de steden.
Kostendragers
Binnen het verdichte landschap van de oeverwal is ruimte voor landgoedontwikkeling. Ook is het goed denkbaar dat boerderijen zich ontwikkelen tot erfwoningen en dat er, zoals op Haarzuilens en Kasteel Harmelen, nieuwe kasteelwoningen worden ontwikkeld. Deze dragen in de groenstructuur direct bij aan het park. Indirect kan een storting in een landschapsfonds een bijdrage leveren. Een belangrijk deel van dit park wordt al met overheidsgeld aangelegd in het kader van Groengebied Utrecht West.
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
35
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
Hollandse IJsselpark Ligging en uitbreiding
Dit park koppelt het bestaande IJsselpark - in de kern van Nieuwegein langs de Nedereindse plassen ten noorden van IJsselstein - weer aan de IJssel en daarmee aan het Groene Hart. Langs de rand van de nieuw te ontwikkelen woonwijk Rijnenburg sluit het park aan op de ontwikkeling rond de Lange Vliet. Het legt zo de verbinding met de Meern.
Typering
Rond IJsselstein en Nieuwegein bevindt zich het intensieve deel van het IJsselpark. Het landschap is te vergelijken met het Amsterdamse bos. Omdat de IJssel in IJsselstein door intensief stedelijk gebied loopt, volgt het park, onder de A2 door, de route naar het noorden van IJsselstein richting de Nedereindse Plassen. De uiterwaarden van de IJssel ten westen van IJsselstein ontwikkelen zich tot een natuurlijk ooibos. Ten noorden van de winterdijk ontwikkelt zich een landschap waarin bosschages en natuurlijk wonen op de oeverwal elkaar afwisselen. Zo wordt een zachte overgang van Rijnenburg naar het landschap ontwikkeld.
Koppeling Groene Hart - stad
Vanuit Nieuwegein komt er door IJsselstein een groene route langs de IJssel die over de oude dijken naar het westen zijn weg vervolgt. Een route over of parallel aan de Nedereindseweg vormt een tweede verbinding.
Kostendragers
Met de ontwikkeling van Rijnenburg is een landschapsfonds te creëren voor de aanleg van het park. Daarbij kunnen de ‘natuurlijk-wonenkavels’ op de oeverwal direct bijdragen door met de opbrengsten groene ontwikkeling te bekostigen (binnenplanse verevening). Een belangrijk deel van dit park wordt al met overheidsgeld aangelegd in het kader van Groengebied Utrecht West.
36
Wijde Giessenpark Ligging en uitbreiding
Het park strekt zich uit van de noordrand van Papendrecht tot Giessendam. Het bestaande Alblasserbos vormt een van kernpunten van het park.
Typering
De noordrand van de Drechtsteden heeft bijna geen goede verbindingen met het Groene Hart. En voor recreatie dicht bij huis ligt ook de Biesbosch aan de overzijde van de Merwede te ver weg. Om de Alblasserwaard te ontsluiten voor de stedelingen, moet zowel de A15 als een spoorweg worden overgestoken. Het regiopark voorziet in een serie stedelijke strips die de verbinding leggen tussen de steden en het landschap. Deze strips geven een intensieve stedelijke en recreatieve invulling aan een recreatieve route die over de A15 loopt. Aan een kant van deze strips worden nieuwe parkgebieden met bos ontwikkeld. Bij Papendrecht sluit de strip aan op het bestaande Alblasserbos. Tussen de strips ontstaat een landschap met natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer tussen de slagen (smalle, langgerekte kavels) van het veenweidelandschap. Een netwerk van fiets- en wandelpaden verbindt deze parken.
Koppeling Groene Hart - stad
De relatie wordt gelegd met intensieve stedelijke en recreatieve strips.
Kostendragers
In de strips is ontwikkelingsruimte voor stedelijke functies. Met de opbrengsten kan het park worden aangelegd.
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
37
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
Waardenpark
Ligging en uitbreiding
Aan de Krimpenerwaard grenzen de parken van Hitland en Krimpenerhout, maar ook tal van andere kleinere parkjes. Samen vormen ze het Waardenpark dat loopt van Krimpen aan de Lek tot aan Nieuwerkerk aan den IJssel loopt.
Typering
Door alle parken in de oostrand van de Rotterdamse agglomeratie aan elkaar te koppelen, ontstaat een recreatiegebied bij uitstek. Binnen het regiopark wordt onderscheid gemaakt tussen delen met intensieve recreatie en een parkachtig karakter met veel bos en extensieve delen waar agrarisch natuurbeheer de boventoon voert. Dit zijn zogenoemde verblijfs- en koppelgebieden. Naast een goed en divers netwerk van routes binnen het regiopark verdienen goede verbindingen met alle omliggende kernen en woongebieden veel aandacht. Specifiek voor dit park is dat het in het zuiden een verbinding legt met Kinderdijk en dat het in het noorden gekoppeld kan worden aan het park langs de Rotte.
Koppeling Groene Hart - stad
Verbindingen tussen de steden en het Groene Hart lopen langs de IJssel, de Lek en de ringvaart van de polder Alexander.
Kostendragers
Plaatselijk kan kleinschalige woningbouw in het park een kostendrager zijn. De meerwaarde voor het park in de Rotterdamse regio is echter zo groot dat de financiering hiervandaan moet kunnen komen.
38
Rottermeren
Ligging en uitbreiding
Dit regiopark start in Rotterdam bij het Kralingse Bos en vervolgt zijn weg naar het noorden via de Bergse Plassen en Hilligersberg, Zevenhuizerplas en Eendragtspolder naar de Rottemeren om pas te eindigen bij het toekomstige Bentwoud. Naar het oosten breidt het park zich uit om aan de recreatievraag te kunnen voldoen.
Typering
Langs de Rotte is het al goed fietsen vanuit Rotterdam naar het Groene Hart. Nieuwe ontwikke lingen verhogen de druk op het gebied echter enorm. We denken aan Nesselanden, maar ook aan de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder. Daarom is het zaak de zone robuust in te richten, zodat de groene wig niet meer ter discussie zal staan en een belangrijk recreatieve functie kan vervullen. De westoever wordt in zijn geheel ontwikkeld als een romantisch wandelpark in analogie met het Kralingse Bos. Aan de oostzijde wordt het park uitgebreid waarbij de structuur van de polders wordt gevolgd. Bos en open landschap wisselen elkaar af tot aan de Zuidplaspolder en de grens van Moerkappelle en Zevenhuizen. Zo wordt de stedelijke contour vastgelegd. De waterbergingslocatie Eendragtspolder maakt daar deel van uit. Hier kan een golfbaan komen met recreatief medegebruik. De Rotte krijgt een mooi begin in het Bentwoud in de vorm van een bronbos.
Koppeling Groene Hart - stad
Uiteraard vormt de Rotte de rode draad met Rotterdam. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor de relatie met andere, aanliggende kernen en wijken.
Kostendragers
Een zone van landschappelijk wonen langs de Zuidplaspolder kan de uitbreidingsplannen en de versnelde aankoop van het Bentwoud financieren. De plannen hiervoor moeten nu eindelijk doorgang vinden.
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
39
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
Buytenhout
Ligging en uitbreiding
In de zone, die als werktitel Buytenhout kreeg, worden de parken van Delftse Hout via Bieslandse Bos, Balij en Dobbeplas gekoppeld aan de parken rond Zoetermeer. Dit inclusief het aan te leggen recreatie- en waterbergingsgebied Nieuwe Driemanspolder.
Typering
In de zone Buytenhout, werken de gemeenten Delft, Pijnacker-Nootdorp en Zoetermeer samen met Staatsbosbeheer en Groenservice Zuid-Holland om de parken gezamenlijk op de kaart te zetten. Zo brachten ze in 2008 samen een plattegrond van alle parken uit. Binnen de reeks parken liggen enkele overgebleven landbouwgebieden die hoog gewaardeerd worden. Betrokken gemeenten en Staatsbosbeheer onderzoeken nu of en zo ja hoe, bestaande parken samen kunnen uitgroeien tot een geheel met respect voor de afzonderlijk kwaliteiten. Zo wordt een bijzonder park gemaakt dat de binnenstad van Delft en alle omliggende steden met het Groene Hart verbindt. Voor het slechten van de barrières in de bovenregionale infrastructuur, zoals de A12, moet een oplossing worden gevonden.
Koppeling Groene Hart - stad
Bovengenoemde studie onderzoekt de mogelijkheden voor een eenduidige route die de parken met elkaar verbindt en de steden met het buitengebied.
Kostendragers
Vooralsnog is er geen aanleiding om stedelijke functies in de parken op te nemen en wordt gezocht naar budgetten voor de ontwikkeling van de parken.
40
Duivenvoorde park Ligging en uitbreiding
De Duivenvoorde corridor ligt tussen Den Haag en Leiden en strekt zich uit vanaf het strand tot in het veenweidegebied van Stompwijk.
Typering
De Duivenvoorde corridor, ook bekend onder naam Duinen-Horsten-Weiden, is in diverse studies beschreven als waardevol en groen te ontwikkelen gebied. De ANWB onderschrijft dit en stelt voor de zone te ontwikkelen als stadsregionaal park voor Leiden en Den Haag. De Veenwetering kan de ruggengraat zijn van het park, omdat deze Leiden en Den Haag met elkaar verbindt en bovendien aansluit op het Haagse Bos. Ook Leiden ontwikkelt aan de Veenwetering een vergelijkbaar entreepark. Parallel daaraan is ook de Vliet een route die versterking nodig heeft. De Kniplaan is een belangrijke route die dwars hierop de verschillende landschappen met elkaar verbindt. De verschillende landschappen versterken hun sterke kanten en behouden hun karakteristieke eigenschappen. Het bestaande, intensief gebruikte recreatiegebied de Vlietlanden wordt uitbreid tot aan de stadsranden van Den Haag en Leiden.
Koppeling Groene Hart - stad
In potentie vormen de Veenwetering en de Vliet verbindingen tussen Leiden en Den Haag. De Kniplaan is een verbinding die daar haaks op staat. Al deze routes moeten echter wel ontwikkeld worden om een drager te kunnen zijn.
Kostendragers
Verdichting met rode functies is goed mogelijk in de landgoederenzone en, kleinschaliger, in het duinbos. Met een mogelijk golfterrein kunnen dit de dragers voor de ontwikkeling zijn.
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
41
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
Kagerpark
Ligging en uitbreiding
Het Kagerpark ligt rond de Kagerplassen en sterkt zich uit van Leiden en Leiderdorp tot aan Warmond en de rand van de Haarlemmermeer. Aan de oostzijde is het park minder duidelijk begrensd, het gaat over in het agrarisch veenweidelandschap. De Boterhuispolder waar de gemeente plannen ontwikkelt voor extensieve recreatie, maakt deel uit van het park.
Typering
De recreatieve kwaliteit van de Kagerplassen voor watersport is al groot, maar de druk op het gebied blijft enorm (zowel recreatief, als vanuit stedelijke expansie). Door de randen van het gebied enigszins met groen te verdichten, worden nieuwe landschappen gemaakt die intensieve recreatie kunnen opvangen en de stadsrand ‘onomkeerbaar groen’ maken. Ook de duinrand is hier landschappelijk gezien bij uitstek geschikt voor. Verder zal dit park zich ontwikkelen als het meest open park in de reeks, dit op basis van bestaande kwaliteiten en gebruiksfuncties. Het vergroten van de routestructuren en de uitbreiding met pontjes en publieke oevers maken het landschap nog beter beleefbaar voor de Leidse regio. Ook wordt het zo beschermd tegen ongewenste, grootschalige verstedelijking in de toekomst. In het kader van het Hollandse Merengebied zullen ook de voorzieningen voor de watersport verder worden verbeterd.
Koppeling Groene Hart - stad
Specifiek de Zijl, maar ook andere waterlopen vormen de basis voor een verbinding over land en water van de stad met het park. De oude kreekstructuren in de Boterhuispolder zijn ook zeer geschikt om de aanliggende wijken met het park te verbinden.
Kostendragers
Rode functies passen niet in het open landschap van de Kaag. Financiering moet komen vanuit bovenregionale verevening in de Leidse regio.
42
Park van de 21ste eeuw Ligging en uitbreiding
Voor het park van de 21ste eeuw is een prijsvraagtraject gestart. Inmiddels zijn er drie ontwerpen gemaakt. De ANWB stelt voor dit park toe te voegen aan de reeks stadsregionale parken, omdat het in de Randstad ligt en langs de Haarlemmerringvaart een directe verbinding met het Groene Hart kan maken.
Typering
Alle ontwerpen die gemaakt zijn, geven water een prominente rol. Ook spelen ze allemaal in op de orthogonale structuur van het karakteristieke polderlandschap. Hierbinnen is ruimte voor een parklandschap van afwisselend bos, open weides en natuurontwikkeling. De ANWB zal deze inzet ondersteunen. Het idee van het stadsregionale park maakt het verder belangrijk dat het park zich goed hecht aan routes naar het Groene Hart. Daarom moet het park zich uitstrekken van ringvaart tot ringvaart, om zo routes naar het Groene Hart aan zich te binden. Een van de inzendingen doet dit ook nadrukkelijk.
Koppeling Groene Hart - stad
De routes langs de ringvaart vormen de relatie met het Groene Hart. Routes die het park verbinden met de stad, lopen langs de hoofdvaarten van de polder en worden door een dwarsroute aan elkaar gekoppeld.
Kostendragers
In het park kan zonder bezwaar ruimte zijn voor enkele hoogstedelijke wooncomplexen zonder dat deze het park verstoren (aangenomen dat de infrastructuur en het parkeren ondergronds kunnen worden opgelost). Dit komt de sociale veiligheid op hoofdroutes ten goede. Op dit moment is niet te beoordelen of dat vanuit financieringsoogpunt noodzakelijk is.
Contour van stadsregionaal park (rood) en bestaande parken (groen) Eerste schets van stadsregionaal park
43
6. Hollandse Merengebied Door de meren en plassen ten noorden van Oude Rijn als een geheel te zien, ontstaat een watersportgebied met een potentieel vergelijkbaar met de Friese Meren. Ook de maat van beide water sportgebieden is vergelijkbaar (zie afbeelding waarin Friesland geprojecteerd is op het Groene Hart). Groot verschil is echter dat de verbindingen tussen de meren in Friesland beter zijn, er ligt ook meer oppervlaktewateren de meren staan als één gebied letterlijk en figuur lijk op de kaart. Om ervoor te zorgen dat het Hollands Merengebied zich laat meten met Friesland zijn dan ook tijd én geduld nodig.
‘Wij hebben onze zeilboot op de Loosdrechtse Plassen liggen en komen maar een paar keer per jaar van de plas af. Om de andere plassen in het Groene Hart te bereiken, moeten we altijd de mast strijken en daarbij op de motor varen. Plassen als de Kaag, Braassem en Westeinder liggen dan te ver weg. Het zou heel mooi zijn als er nieuwe plassen en een staandemastverbinding komen.’ De heer R.P. van Rummelen, ANWB lid uit Nieuwegein
44
Aandacht voor de bestaande vaarten en rivieren tussen de plassen en meren kan op relatief korte termijn leiden tot een hoogwaardig recreatief netwerk. Hiermee zijn recreatieve en daaraan gekoppelde economische kansen te verzilveren. Zo zijn de Langeraarsplassen bijvoorbeeld aan het netwerk te verbinden. Een nieuwe, staande-mast route zorgt ervoor dat zeilboten vanaf de Vinkeveense Plassen naar de Kaag kunnen zeilen. Voor grote knelpunten worden aquaducten aangelegd (vergelijkbaar met het aquaductenproject in Friesland). Sluizen en bruggen mogen, voor zowel land- als waterverkeer, slechts minimale overlast veroorzaken. Een veilige oversteek van het Amsterdam-Rijnkanaal voor de watersport verdient speciale aandacht. Bij het netwerk hoort ook een investering in een breed en divers scala aan aanlegplaatsen. Dit varieert van aanlegplaatsen in de vrije natuur zonder voorzieningen tot goed geoutilleerde jachthavens. Hierbij valt ook te denken aan steigers in aantrekkelijke dorpen en steden of bij toeristische attracties. Bestaande meren worden in de visie van de ANWB strategisch uitgebreid. Het nieuwe water wordt zo ontwikkeld dat er openbare oevers ontstaan voor recreatie. In het Groene Hart is daar immers een groot gebrek aan. Het openbaar maken van bestaande geprivatiseerde oevers, beschouwen we als niet-realistisch. Met nieuwe routes langs de openbare oevers van de plassen, meren en vaarten wordt het recreatienetwerk over land uitgebreid en sluitend gemaakt. De Nieuwkoopse plassen vormen een uitzondering in het Hollandse Merengebied, omdat deze zich nadrukkelijker richten op de natuurontwikkeling. Extensieve recreatie is daarbij uiteraard welkom, voor intensieve recreatie zijn er andere plassen. Op de langere termijn is de aanleg van nieuwe meren het overwegen waard. Zo ontstaan schakels die de bestaande meren onderling beter verbinden. Diepe droogmakerijen bieden hiervoor kansen. Ook kunnen de nieuwe meren een functie voor waterberging krijgen en zo waterhuishoudkundige problemen oplossen. Zo kan er bijvoorbeeld nieuw water ontstaan in de Horstermeerpolder, Bethune polder en ten zuiden van de Westeinder. Voor de exacte realisering van nieuwe meren en plassen is aanvullende hydrologisch onderzoek noodzakelijk dat buiten de scope van deze studie valt.
Projectie van de Friese Meren op het Hollands Merengebied
45
Tot slot is het belangrijk de Hollandse Meren gezamenlijk als een entiteit te promoten. Dit zet het gebied en dan met name de waterrecreatie nadrukkelijk op de kaart. Dat vraagt wel om een cultuuromslag van overheden en ondernemers. Maar het is het waard. Ook hier is veel te leren van bijvoorbeeld het recreatieschap de Marrekrite uit Friesland.
Realisatie en financieringsstrategie
Voor het oplossen van de hydrologische problemen in het Groene Hart zijn budgetten beschikbaar waarvan slim gebruik te maken is. Het hoeft nauwelijks meer geld te kosten om ervoor te zorgen dat de ingrepen een bijdrage leveren aan de watersport. Het ontwikkelen van woningen op het water van de nieuwe plassen heeft een groot opbrengstpotentieel en kan een tweede motor zijn bij het realiseren van oppervlaktewater. Meerstad in Groningen kan daarbij een goede referentie zijn. Zorgvuldigheid is echter geboden, omdat de openbaarheid van de oevers en het water juist mogelijkheden biedt voor recreatiemogelijkheden. De woonfunctie mag daar geen afbreuk aan doen. Inzet op beperkte schaal kan echter al voor een enorm aanvullend budget zorgen. Promotie en marketing zijn een gezamenlijk doel van overheid en ondernemers. Ook de ANWB wil daar een bijdrage aan leveren.
46
7. Museale landschappen In het Groene Hart zijn er veel landschappen met hoge cultuurhistorische kwaliteiten. Het zijn de landschappen die kenners v erwachten wanneer ze over het veenweidelandschap spreken. Hoge waterstand, smalle (cope) kavels, tiendwegen en weidse uitzichten, afgewisseld met lintbebouwing. De veenweidenkarakteristiek, zoals beschreven als kernkwaliteit in menig Groene Hart beleidsdocument. Kwaliteiten die in een museum niet zouden misstaan. Daarom spreken we van museale landschappen. De recreatieve waarde van deze landschappen is geringer dan die van de stadsregionale parken. Maar nihil is zij zeker niet. De recreatieve kansen moeten echter vaak nog ontdekt worden door de recreanten en potentiële recreatieondernemers. De vogelaars daarentegen waarderen de recreatieve waarde van het landschap zeer hoog, op een eigen manier. Voor zowel recreanten, als ondernemers zijn er verschillende aanknopingspunten: • Ten eerste de rijke historie, die erom vraagt ontsloten en ontdekt te worden. Achter elk landschap gaat een verhaal van leven met water schuil. Gemalen, linies, forten en molens zijn daarvan levende getuigen. • Ten tweede de lokale markt. De bewoners van het Groene Hart en de Randstad waarderen eerlijke en hoogwaardige kwaliteitsproducten uit hun directe omgeving. Wanneer de agrariërs in de museale landschappen zich gaan richten op de productie voor de lokale markt met ‘Groene Hart kwaliteitsproducten’, dan is dat goed voor hun herkenbaarheid. Dit levert ook een recreatieve impuls op voor het landschap. En de boer krijgt als beheerder meer waardering. • Tot slot de vraag naar kleinschalige, op de boerderij gerichte recreatievoorzieningen. Agrariërs kunnen zich meer en meer gaan richten op de recreanten door verbreding van hun bedrijfsvoering. Dit kan variëren van een wandelpad en picknickplaats tot een theeschenkerij en boerderijwinkel. Ook naar kleinschalig overnachten op de boerderij is zeker vraag, zoals kamperen bij de boer of in een hooiberghut. De ANWB vindt het belangrijk dat de verbreding past bij de landschappelijke kwaliteit en deze versterkt. Wildgroei moeten worden voorkomen. De bestaande merknaam Groene Hart kan daarbij als kwaliteitslabel fungeren.
‘In het voorjaar als de koeien weer naar buiten gaan, genieten we altijd extra van het boerenland. Dan is het maïs nog laag en heb je mooie vergezichten. Jammer dat er zo weinig plekken zijn waar je een kopje koffie kunt drinken. Misschien willen meer boeren een ontvangstruimte maken, dan verdienen ze ook nog iets extra’s.’ De heer J.H. Westgeest, ANWB lid uit Woerden
Het doel van de veranderingen in de museale landschappen is dat recreanten ze in hun hoofd en hart sluiten. Dit vraagt ook om een goede strategie van promotie en informatieverstrekking. Op sommige plekken in het Groene Hart is deze al ingezet, zoals in het Land van Wijk en Wouden en De Utrechtse Venen. Belangrijk daarbij is dat het landschap voor de recreant een herkenbare eenheid is en geen abstract begrip. Het Groene Hart vormt een prima koepelbegrip, maar promotie moet plaatsvinden aan de hand van herkenbare streek- en poldernamen. De hoofdfunctie van de museale landschappen blijft agrarisch. Met behoud van de belevings kwaliteiten is transformatie van het landschap voor agrarische productie goed voorstelbaar. Het is daarbij mogelijk kwaliteiten te versterken, diskwaliteiten moeten worden voorkomen.
47
Op de toplocaties van deze landschappen komen bezoekerscentra die informatie geven over het gebied. Deze sluiten uiteraard aan op het recreatief netwerk en vallen zo mogelijk samen met de recreatieve transferia die in het kader van de netwerken worden ontwikkeld.
Realisatie
De kosten voor ontwikkeling van deze landschappen zijn gering. Het vraagt met name om een mentaliteitsomslag van de beheerders van het landschap, in de meeste gevallen de boeren. Zij w orden tegemoet gekomen door compensatie van misgelopen inkomsten. En ze worden gestimuleerd door de regelgeving zo te vereenvoudigen dat voor verbreding alle ruimte is. Stimuleringssubsidies kunnen daarbij een rol spelen in de startfase. Veel activiteiten komen in aanmerking voor een vergoeding in het kader van de Groen-Blauwe diensten die de derving van inkomsten compenseren. Als variant op het agrarisch natuurbeheer stelt de ANWB voor ook ‘agrarisch, recreatief beheer’ in te stellen. Voor alle regelingen geldt dat ze helder en eenvoudig moeten zijn. Papierwinkels en voorwaarden mogen geen drempel vormen voor agrariërs die een bijdrage willen leveren aan de recreatieve kwaliteit van het landschap.
De museale landschappen en recreatieve highlights
48
49
8. Nieuwe natuur Natuurgebieden in het Groene Hart kennen altijd een recreatieve kant. Natuur draagt bij aan een afwisselend landschap in het Groene Hart en heeft daarmee een belangrijke functie voor de beleving en dus ook voor de recreant. Als we het bekijken vanuit het perspectief van de meeste recreanten, hebben natte moerasgebieden en gebieden met opgaand groen prioriteit. De belevingskwaliteit van een weide vogelgebied is voor een recreant een stuk lager. Deze meer besloten gebieden komen we op kleine schaal tegen in het Groene Hart en kunnen eenvoudig bovenstaande functie vervullen door ze goed (of beter) op te nemen in het recreatieve netwerk van het Groene Hart. Bijkomend voordeel is dat deze vorm van natuur veel minder gevoelig is voor verstoring dan de weide vogelgebieden.
‘We houden erg van de natuur en gaan regelmatig naar de Nieuwkoopse Plassen om er te kanoën en vogels te kijken. Er zouden meer natuurgebieden als de Nieuwkoopse Plassen moeten komen, maar dan wel beter toegankelijk voor wandelaars.’ De heer G.A. Jansen, ANWB lid uit Alphen aan den Rijn
50
Rondom de grote steden moeten de paden door weidevogel gebieden het hele jaar toegankelijk blijven. Met een slimme zonering (de locatie van paden en bewegwijzering) blijft er nog genoeg broedgebied over. Op grotere afstand van de stad kunnen gebieden vanwege hun natuurwaarde verder worden ontzien door de zone voor de natuur te vergroten en de paden in het broedseizoen af te sluiten. Het belangrijkste natuurgebied van het Groene Hart moet nog worden aangelegd: de Groene Ruggengraat die loopt vanaf de Biesbosch naar het IJmeer. De ligging op het laagste deel van het Groene Hart zorgt voor een nat natuurtype waar plaatselijk levend laagveen mogelijk moet worden. Het zoekgebied is breed, maar in werkelijkheid zal er slechts een smalle zone nodig zijn voor de ecologische verbindingszone. Het is de ambitie van de ANWB om een robuuste zone aan te leggen die naast natuurwaarden juist gericht is op extensieve recreatie. Het gaat hier om avontuurlijke r outes waarbij de focus ligt op natuurbeleving in een afwisselend, plaatselijk verdicht landschap. Alle routes samen vormen één van de hoofdroutes van het Groene Hart met als titel ‘Nederland op zijn natst’. De Nieuwkoopse Plassen ontwikkelen zich zo nadrukkelijk als natuurgebied met r ecreatief medegebruik. Het is niet toevallig dat ook delen van de Oude Hollandse Waterlinie op deze route liggen. De cultuurhistorie wordt daarbij gekoesterd. De ANWB beschouwt de zone als een serie verschillende landschappen die door een ecologische verbinding en een recreatieve route aan elkaar gekoppeld zijn. Door elk gebied binnen de Groene Ruggengraat op zichzelf te beschouwen, ontstaat een wenkend perspectief voor gebiedseigen ontwikkeling. Elk deel kan zijn eigen thema meekrijgen. De ANWB stelt voor om van zuid naar noord te werken aan:
Alblasserwaard
Het weidekarakter wordt behouden, maar krijgt een natuurlijker gezicht door een ander beheer en waterpeil. De diversiteit van het landschap wordt verhoogd door het verbreden van watergangen en door sporadische aanplant van kleinschalige bosschages. Routes die aansluiten bij het Weide Giessenpark koppelen de Drechtsteden aan het natuurgebied voor fietsers, wandelaars en kanoërs. Ter hoogte van Harnixveld Giessendam aan de Merwede krijgt de doorgaande route van de Groene Ruggengraat een startpunt in de vorm van een uitzichttoren. Deze biedt een panorama over de Biesbosch.
Krimpenerwaard
Het natuurgebied van de Krimpenerwaard schurkt vrijwel in zijn geheel aan tegen het nieuwe Waardenpark van de regio Rotterdam. Er komt een geleidelijke overgang tussen het besloten park en het open weidegebied. Het natuurgebied kent een grote beslotenheid die vergelijkbaar is met het Loetbos. Niet alleen Rotterdam, maar ook Capelle en Gouda worden met routes aangesloten op het gebied. De Stolwijkervaart biedt de basis voor een routenetwerk voor fluisterboten. De unieke getijdeninvloed in de Hollandse IJssel kan aanleiding zijn voor een dynamisch natuurmilieu met grienden en ooibossen.
De museale landschappen en recreatieve highlights
De monding in de ‘Zuiderzee’ De Knoop De Vechtplassen De Venen
De Nieuwkoopse Plassen
Gouwe Wiericke
Krimpenerwaard
Alblasserwaard
51
Gouwe Wiericke
Grenzend aan de Reeuwijkse Plassen ligt de schakel Gouwe Wiericke. Dit onderdeel van de Oude Hollandse Waterlinie ontwikkelt zich met respect voor de cultuurhistorie van het gebied. De Wiericke kan daarbij een aantrekkelijk alternatief vormen voor de kleinere recreatievaart op de drukke Gouwe. Het gebied ontwikkelt zich tot een relatief nat natuurgebied met oude inundatiegebieden, moeras natuur en rietvelden. De westelijk gelegen delen verdichten zich meer met elzenbossen. Een woud van bruggetjes vormt de verbinding in de routes. Het fort Wierickerschans vormt een centraal element op de hele route van de Ruggengraat, maar het is ook een startpunt voor fiets-, wandel- en kanoroutes.
De Nieuwkoopse Plassen
De Nieuwkoopse Plassen groeien in het Groene Hart uit tot natuurkerngebied. In tegenstelling tot andere meren van het Hollands Merengebied ontwikkelen de plassen zich in de visie van de ANWB juist tot een natuurgebied waarin recreatief gebruik mogelijk is. De Groene Ruggengraat biedt hierbij de kans om de natuurwaarden uit te breiden en te versterken. Naast natuureducatie zal de recreatie zich richten op extensieve functies als varen met kano’s, fluisterboten en zeilboten, en wandelen en fietsen.
De Venen 52
De Venen ontwikkelen zich als een open gebied met moeraszones waarin de karakteristieke verkavelingspatronen zichtbaar blijven. Via de Hazekade wordt het gebied vanuit Woerden
ntsloten voor wandelaars en fietsers. Het half open gebied kan over water verbonden worden o met de Vinkeveense Plassen.
De knoop
De passage van de hoogdynamische infrastructuur van de A2, het Amsterdam-Rijnkanaal en het spoor tussen Utrecht en Amsterdam zal planners en ontwerpers in de toekomst de nodige hoofd brekens kosten. De ANWB stelt dat een dergelijke complexe kruising innovatieve oplossingen vraagt die ruimtelijk een eigentijdse uitstraling hebben. De kruising moet niet verstopt worden, maar mag voor passanten per auto, trein, (vracht)boot en wandelaars zichtbaar zijn en gedramatiseerd worden. Op deze plaats biedt het fort Nieuwersluis aantrekkelijke mogelijkheden om ontwikkeld te w orden tot een recreatief knooppunt. Dit fort ligt in de Groene Ruggengraat en maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De Vecht en vechtplassen
De Loosdrechtseplassen vormen een onderdeel van het Hollandse Merengebied en ze hebben een belangrijke recreatieve betekenis. De westzijde ontwikkelt zich als de natuurlijke zijde van de plassen. Extensieve recreatie richt zich hier op natuurbeleving in een landschap met rietoevers en natte elzenbossen waarin cultuurlandschappen van landgoederen de pareltjes vormen. Utrecht sluit met het Noorderpark aan op dit natuurgebied. Ook Hilversum, Maarssen en tal van kleinere kernen ontwikkelen recreatieve routes die aansluiten op de Groene Ruggengraat.
De Vecht en monding in de Zuiderzee
De Groene Ruggengraat eindigt bij het stadregionaal park Natuurboulevard IJmeer. In het kader van de ontwikkeling van dit park wordt onderzocht hoe de Groene Ruggengraat kan aansluiten op het IJmeer. Idee daarbij is om de dijk van het IJmeer landinwaarts te verplaatsen en een nieuw natuur gebied te ontwikkelen dat reageert op de dynamiek van het IJmeer. De doorlopende route wordt hier met een markant punt beëindigd in de vorm van een uitzichttoren in het IJmeer. Dit is een ‘broertje’ van de toren waarmee de route begon. Deze afzonderlijke identiteiten, als onderdeel van de Groene Ruggengraat, sluiten beter aan bij de lokale ambities van de partijen dan een abstract nationaal beleidsconcept. Tegelijk versterken ze de beeldvorming van recreanten waarbij het lange afstand wandelpad (zogenoemde LAW) over de hele Groene Ruggengraat tot de verbeelding spreekt. Deze wordt weliswaar door slechts weinigen in zijn geheel gelopen maar is juist ook een schakel in lokale routes. Verschillende onderdelen sluiten naadloos aan op de stadsregionale parken. Verbinding en promotie liggen op die manier voor de hand.
Realisatie
Voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Groene Ruggengraat zijn gelden beschikbaar. De voorgestelde functie combineert echter niet met woningbouw in welke vorm dan ook. Dat vraagt om creativiteit: we kunnen immers niet alleen aangewezen zijn op overheidsgelden.
53
9. Recreatief Routenetwerk Het recreatief routenetwerk binnen het Groene Hart is van essentieel belang. De inzet van de ANWB is om een divers netwerk te ontwikkelen. Van fiets-, wandel- en struinpaden tot skeeler-, ruiteren vaarroutes voor kano’s, motor- en zeilboten. Daarvoor moeten de ontbrekende schakels worden ingevuld. In de praktijk blijken dat vaak ‘de aansluitingen op stedelijk gebied’ te zijn. Ook recreatieve transferia waar mensen vanuit de auto overstappen op de fiets, in de boot of waar ze te voet verder gaan, zijn belangrijke nieuwe schakels in het netwerk. Daarnaast moet specifiek de kwaliteit van de routes worden verhoogd, zodat het prettige recreëren is. Dat vraagt om een andere kwaliteit dan de zogenoemde woon- werkroutes, waarbij het bijvoorbeeld gaat om goed asfalt, voldoende verlichting en dergelijke. Voor recreatieve routes daarentegen is juist de beleving van het landschap van groot belang.
‘Met de nieuwe ANWB fietskaart van het Groene Hart zien we pas wat een leuke fietsmogelijkheden er zijn. We gaan zelf nieuwe routes ontdekken met de knooppuntenbewegwijzering. Het is wel jammer dat je bijna altijd langs een weg met auto’s moet fietsen. Als er meer vrij liggende fietspaden zouden komen, zou je meer van het Groene Hart genieten.’ De heer C.J. Steenks, ANWB lid uit Zoetermeer
54
Binnen het fijnmazige systeem van de toekomst stelt de ANWB voor twee recreatieve hoofdroutes aan te wijzen. Het is zaak deze optimaal voor alle soorten recreatie te ontsluiten. Zo mogelijk ook over water. De routes krijgen (door promotie en marketing) een vergelijkbare status als het Pieterpad. Dit wil zeggen dat het een garantie is voor een mooie route een tocht waarvan iedereen delen loopt en slechts een enkeling de hele route. De route ‘Nederland op zijn natst’ loopt van de Biesbosch tot het IJmeer. De route ‘Zeeheuvel’ verbindt de duinen met de Heuvelrug. Bij het fort Wierickerschans kruisen beide routes elkaar. Deze routes overlappen deels de routes die in de Deltametropool eerder zijn voorgesteld. Het verschil is dat de ANWB de landschappen met elkaar verbinden en de Deltametropool routes de steden. De Stichting Recreatie voerde in opdracht van het Programmabureau Groene Harteen inventarisatie uit van het recreatief routenetwerk in het Groene Hart. Mede op basis van deze studie komen we tot de volgende aanbevelingen per netwerk.
Fietsnetwerk en skateroutes
Voor fietsers is er een goed en redelijk fijnmazig bewegwijzerd fietsknooppuntennetwerk. Wel moet aan de kwaliteit van het fietsnetwerk gewerkt worden. Routes lopen vaak over wegen waar ook auto’s rijden en dat doet afbreuk aan de kwaliteit ervan. Vanuit het oogpunt van het landschapsbeeld en de ecologie wordt de ontwikkeling van nieuwe fietspaden vaak gezien als verstoring van het landschap. Daarom introduceert de ANWB het weidefietspad, een fietspad dat is afgeleid van de schelpenpaadjes op de Waddeneilanden die onopvallend door het landschap lopen, maar wel intensief gebruikt worden. Het weidefietspad is relatief smal en half
v erhard of van asfalt. Aan weerszijden van het pad liggen sloten met op de oever riet. Deze onttrekken de fiets aan het oog, terwijl de fietser er makkelijk overheen kan kijken. Beplanting en verlichting (zogenaamde verticale elementen) zijn hier uit den boze. De fietspaden rond Stompwijk geven een idee van de weidefietspaden. Foto’s laten zien dat het pad feitelijk onzichtbaar in het landschap ligt. Dergelijke paden kunnen ook door de boeren ontwikkeld worden als agrarisch recreatiebeheer of groen-blauwe dienst. Het is bovendien aantrekkelijk om van het Groene Hart te genieten op kleine wieltjes. De ANWB heeft er nu 8 skateroutes bewegwijzerd. De ambitie is dat aantal uit te breiden. Skateroutes zijn prima te combineren met fietspaden, als deze breed genoeg zijn en als de verharding vlak genoeg is (geen grint of split).
Hoofdroutenetwerk in het Groene Hart
55
Het wandelnetwerk
Het wandelnetwerk is veel minder goed gespreid dan het fietsnetwerk. De ANWB heeft nu 43 rondgaande wandelroutes bewegwijzerd. De Stichting recreatie constateert mazen in het netwerk in de Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Haarlemmermeer, nabij de Vinkeveense Plassen, in het veenweidegebied tussen Bodegraven en Woerden en de polder ten noordoosten van Zoetermeer. De ANWB routes staan nog op zichzelf. Het is de ambitie deze te verknopen met verbindingsroutes, zodat een wandelknooppuntennetwerk ontstaat. De stadsregionale parken moeten in de toekomst een belangrijke bijdrage leveren aan het wandelnetwerk. De LAW’s (lange afstand wandelpaden) vormen de ruggengraat van het wandelnetwerk. Net als bij het fietsnetwerk moet er aandacht zijn voor de kwaliteit van het netwerk. In de praktijk blijken boerenlandpaden een uitdagende aanvulling op het bestaande netwerk. Wandelaars waarderen het als ze dwars door het boerenland over onverharde of half verharde paden kunnen lopen. Deze mogelijkheden zijn er nu nog maar weinig.
Waternetwerk
Het blauwe netwerk laat een goede dekking zien voor watersporters. Voor motorbootjes, zeilboten, kano’s en sloepen bestaan specifieke routes in het Groene Hart die ook goed aansluiten bij de moge lijkheden van het vaartuig. De doorgaande vaarroutes maken deel uit van het Basistoervaartnet uit de beleidsvisie Recreatietoervaart (BRTN). De ruggengraat hiervan is de staande-mastroute die het IJsselmeer met de Deltawateren verbindt. Een tweede basisroute waar de ANWB in de toekomst op in wil zetten, is de Oude Rijn. Deze historische route kan Utrecht verbinden met Katwijk en een nieuwe jachthaven aan zee. De Oude Rijn is voor zeilboten met staande mast nog steeds bevaarbaar van Katwijk tot Woerden!
Ruiternetwerk
Voor ruiters zijn er (vrijwel) geen routes door het Groene Hart. De voorzieningen blijven daarmee achter bij de vraag. Voor deze groeiende doelgroep moet meer aandacht zijn in het Groene Hart. Probleem is wel dat de veen ondergrond in veel gevallen een te beperkte draagkracht heeft voor paarden. Nader onderzoek moet een routenetwerk opleveren dat maneges met elkaar verbindt over gebieden met een stevige grondslag (klei of zand). Maneges (of vrijwilligers van maneges) kunnen een grote rol spelen bij aanleg en onderhoud. Wanneer paden samenlopen met fiets- of wandelpaden moet er op het gebied van veiligheid een goede onderlinge afscherming zijn.
Recreatieve Transferia
Tot slot is het belangrijk om - naast de betere aansluiting op de steden - ook goede startpunten te creëren voor recreatieve routes in het Groene Hart. Dit in de vorm van recreatieve transferia. Hier kunnen recreanten, vanuit de auto of het openbaar vervoer, overstappen op een divers en breed recreatief netwerk. Zo kunnen ze bijvoorbeeld per fiets, in de kano of wandelend het Groene Hart verkennen via korte en langere routes.
56
Door de transferia te koppelen aan belangrijke attractiepunten in het Groene Hart krijgen dit soort plekken extra dynamiek. Transferia laten zich dankbaar combineren met bezoekerscentra en uitkijkpunten over het Groene Hart. De ANWB stelt voor transferia aan te leggen nabij Kinderdijk (Alblasserdam aan de A15), de Wierickerschans-Reeuwijkse Hout (A12 en N11), Muiden (A1), de Molendriegang bij Stompwijk (A4), Vinkeveen (A2), in het voormalig HSL centrum bij Leiderdorp (A4) en/of bij Zoeterwoude (A4).
Realisatie
Het recreatief netwerk en met name de fietspaden hebben prioriteit bij hogere overheden. Er zijn budgetten voor beschikbaar. Waarom worden er dan toch weinig nieuwe (fiets)paden aangelegd? Hiervoor zijn verschillende redenen. Volgens de ANWB komt dit in de eerste plaats doordat de kleinere gemeenten fietspaden een lage prioriteit toekennen en bovendien niet zo veel ambtelijke capaciteit hebben. Zij moeten de paden aanleggen, maar hun belang is beperkt. Bovendien moeten ze het beheer betalen. Soms krijgen in de afweging landbouw- en natuurbelangen prioriteit en delft de (stedelijke) recreant het onderspit. Een centralere aansturing en uitvoering moet hier verandering in brengen.
57
Noten • Rapportage project Explicitering 300.000 ha, Alterra, april 2001 • Waterrijk, verkenning van een metropolitaan parksysteem, Vereniging Deltametropool, 2002 • Rapport recreatieve netwerken van de Stichting Recreatie, juni 2008 • Wie kent het Groene Hart, samenvatting van het onderzoek naar het imago van het Groene Hart in 2009. Research Company in opdracht van Stuurgroep Groene Hart, maart 2009
• Nota Randstad 2040, ministerie VROM 2008 • Nota Randstad 2040, ministerie VROM 2008
Literatuurlijst • Recreatievisie 2033 - ANWB 2009 • ANWB visie op het Groene Hart , 26 maart 2004, Essay Guido van Woerkom voor Rotary Den Haag • Explicitering 300.00 hectare, Alterra, april 2001 • Recreatieve netwerken - Stichting Recreatie juni 2008 • Nationaal Landschap Groene Hart: economisch vitaal, landschappelijk aantrekkelijk en ecologisch waardevol - Groene Hart Pact, 2005
• Groene Hart? Groene metropool! Recreatie en natuur in de Randstad van morgen. Oproep tot
actieplan. - ANWB en WWF door HNS, 1995 • Waterrijk - Vereniging Deltametropool • Fietsknooppunten netwerk Groene Hart - ANWB, 2009 • Structuurvisie Randstad 2040 - Ministerie van Vrom, 2008 • Het Groene Hart, voortgangsrapportage - Programmabureau Groene Hart, 2007 • Structuurvisie en Uitvoeringsprogramma Groene Hart - Programmabureau Groene Hart • Wie kent het Groene Hart, samenvatting van het onderzoek naar het imago van het Groene Hart in 2009 - Research Company in opdracht van Stuurgroep Groene Hart, maart 2009 • Buytenhout, voor wie van buiten houdt - Terra Incognita in opdracht van de gemeente Zoetermeer, augustus 2009
58
Het Groene Hart heel dichtbij
Het Groene Hart mooi dichtbij
ANWB-visie op de recreatieve inrichting van het Groene Hart