Onderzoek naar bedrijventerreinen in het Groene Hart
Auteur: Mattias van Saane (1531498) Afstudeerscriptie voor de opleiding Ruimtelijke ordening en Planologie Faculteit Natuur en Techniek Hogeschool Utrecht, Utrecht 09 oktober 2012.
Afstudeer begeleiders: Eerste begeleider: Pros ten Hove Tweede begeleider: Peter Martens
Opdrachtgever: Stichting Groene Hart Begeleider Stichting Groene Hart: Esther van den Bor-Glazener
2
Hoofdstuk: Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Probleemstelling 1.2 Uiteindelijke product 1.3 Leeswijzer Hoofdstuk 2 Historische achtergrond 2.1 Ontginning van veen land 2.2 Economische geschiedenis 2.3 Infrastructuur 2.4 Conclusie Hoofdstuk 3 Bedrijventerreinen in het Groene Hart 3.1 Wat is een bedrijventerrein 3.2 Ondernemen in het Groene Hart 3.3 Conclusie Hoofdstuk 4 Actoren analyse 4.1 Startpunt 4.2 Werkveld onderzoek 4.3 Conclusie Hoofdstuk 5 Duurzaamheidsstudie 5.1Literatuur onderzoek 5.2 Duurzaamheid toegepast 5.3 Toegepaste definitie van duurzaamheid 5.4 Conclusie Hoofdstuk 6 Branding 6.1 Literatuur onderzoek 6.1 Branding toegepast 6.2 Conclusie Hoofdstuk 7 Toepassing 7.1 Verbinding stad Land 7.2 Branding als transitie stimulans 7.3 Speerpunten 7.4 Conclusie Hoofdstuk 8 Thema-wijzer 8.1 Belang onderverdelen 8.2 Conclusie Hoofdstuk 9 Keurmerk 9.1 Doel van keurmerk 9.2 Opbouw keurmerk 9.3 Extra spelregels 9.4 Uitvoer 9.5 Toepassing keurmerk 9.6 Aanbevelingen 9.7 Conclusie Hoofdstuk 10 Casestudie 10.1 Uiteindelijke keuze 10.2 Bedrijventerrein Zoutman 10.3 Tot slot 10.4 Koppeling keurmerk Hoofdstuk 11 Conclusie Bronvermelding
Pagina: 04 05 05 06 07 07 08 09 09 10 10 10 17 18 18 19 22 23 23 28 31 31 32 32 33 35 36 36 38 38 45 46 47 50 51 51 52 54 55 56 57 57 58 58 58 65 66 67 69
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
Voor u ligt het verslag van het onderzoek naar de toekomst van bedrijventerreinen in het Groene Hart door middel van verduurzaming en hoe branding hierin een rol kan vervullen . Het Groene Hart heeft sinds 1945 een beschermde status, maar is tot 2004 voornamelijk een planologisch begrip. In 2004 worden echter duizenden hectares grond aangewezen als nationaal landschap. In deze gebieden komt de nadruk te liggen op landbouw, natuur en rust. Hierdoor zou het Groene Hart kunnen blijven functioneren als tegenpool voor het omringende stedelijk gebied. Er ontstond echter al snel wrijving tussen de verschillende claims op de ruimte. Zo stond in een onderzoek van het toenmalige VROM (is in 2010 samengevoegd met het ministerie van Verkeer en Waterstaat tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu) dat, tussen 2000 en 2040 de ruimte voor werken en wonen in het Groene Hart zou toenemen. Om hiervoor ruimte te creëren moest onder andere een daling van de hoeveelheid grond die voor landbouw was gereserveerd, plaatsvinden. Figuur 1 laat zien wat de verwachte ruimtedruk van verschillende functies op het land van he t Groene Hart zal zijn. De som van alle functies bij elkaar opgeteld komt op 100 (100%).
Figuur 1, Ruimtedruk Groene Hart Bron: VROM op basis van Nederland Later, MNP 2007
Hoewel de ruimte in het Groene Hart schaars is, blijkt dat er toch gezocht moet blijven worden naar ruimte voor woon- en werkvoorzieningen. Dit moet gedaan worden op een effectieve manier, om te beginnen moet de bestaande ruimte voor bedrijvigheid een opwaardering krijgen. Onderzocht zal worden hoe deze opwaardering plaats kan vinden door het verduurzamen. Want duurzaamheid heeft ook betrekking op het gebruik van ruimte. Daarnaast zal er gekeken worden met welke maatregelen bedrijventerreinen zich kunnen verduurzamen. Dit onderzoek is onder begeleiding van de Stichting Groene Hart uitgevoerd. De stichting heeft als doel om het karakter van het Groene Hart te behouden, met al zijn cultuur-, natuur- landschaps- en natuurwaarden. In deze visie wil het ook verduurzaming op bedrijventerreinen stimuleren. Omdat duurzaamheid een zeer breed begrip is, zal verderop in dit onderzoek uitgebreid over duurzaamheid gesproken worden. Onder andere hoe deze in relatie staat met de kwaliteit van de ruimte en hoe de kwaliteit een gebied een meerwaarde kan creëren die gebied overstijgend is. Zo’n positieve meerwaarde voor een heel gebied noemt men een positief spin-off effect.
4
Probleemstelling Bijna alle gemeenten in het Groene Hart hebben meerdere bedrijventerreinen. Veel van deze terreinen voldoen vanwege diverse redenen niet meer aan de eisen die een ondernemer aan een (nieuwe) vestigingslocatie stelt. Mede hierdoor krijgen bestaande bedrijventerreinen met leegstand te maken. Dit terwijl er in het Groene Hart toch vraag naar nieuwe bedrijfsruimte blijft bestaan. Om toch nieuwe bedrijfsruimte aan te bieden kiezen veel gemeenten ervoor om nieuwe bedrijventerreinen te realiseren. Deze nieuwbouw heeft een schadelijk effect op de resterende ruimte van het Groene Hart omdat door nieuwbouw ruimte van dit gebied af wordt ‘geknabbeld’. Ook kan dit proces voor zowel provincies, gemeenten als ondernemers schadelijke gevolgen hebben. Bij realisering van onnodige nieuwbouw van bedrijventerreinen zal er in veel gevallen namelijk een verslechtering van de kwaliteit van de oude bedrijventerrein plaatsvinden.
Uiteindelijke product Er moet gezocht worden naar een antwoord op deze ontwikkeling waar aan de ene kant terreinen leeg komen te staan en aan de andere kant de nog open ruimte wordt vol gebouwd. Om dit proces te keren is gekozen om te kijken of dit via de weg van duurzaamheid kan gaan. Uit deze zoektocht naar de mogelijke oplossing die verduurzamen van bedrijventerreinen biedt is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Hoe kan verduurzamen van verouderde bedrijventerreinen een rol spelen in het proces waarin deze bedrijventerreinen niet voldoende kunnen bijdragen aan de vraag van de markt en hoe kan branding hiervoor gebruikt worden? Om aan het eind van dit onderzoek een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Wat is de geschiedenis van het Groene Hart en wat maakt het uniek? Welke ongewenste processen spelen er op bedrijventerreinen in het Groene Hart? Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke randvoorwaarden spelen hierbij? Welke rol speelt de Stichting Groene Hart in het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen? Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten? Hoe kunnen de ongewenste processen, genoemd in deelvraag 2, worden omgekeerd? Hoe kan deze profilering van bedrijventerreinen in het Groene Hart worden vormgegeven?
Hoewel elk bedrijventerrein een ander karakter heeft, bestaat vanuit de Stichting Groene Hart het beeld dat concrete handvatten op gebied van duurzaamheid erg nuttig zullen zijn voor het aanjagen van de duurzaamheidsdiscussie. Deze handvatten moeten het beleid van gemeenten, waar dit nog niet gebeurd is, helpen concretiseren en de bedrijven bewegen om zelf en gezamenlijk aan duurzaamheid te werken. Hiervoor zal een Thema-wijzer samengesteld. Voor het onderzoek naar duurzaamheid en naar branding zijn primair een aantal verschillende bronnen gebruikt, dit zijn: Bestaande literatuur over duurzaamheid in de brede zin evenals ee n onderzoek naar branding en profilering
5
Gesprekken met het werkveld. Deze hadden betrekking op duurzaamheid, profilering of een ander punt dat in dit product is opgeleverd. De meeste van deze gesprekken zijn met de bedrijfsbegeleider gevoerd Quick-scan naar de huidige situatie op een aantal bedrijventerreinen in het Groene Hart. Er komen een aantal producten door dit onderzoek tot stand, dit zijn: Een studie gericht op geschiedenis, context en van het Groene Hart en een studie naar duurzaamheid en branding (te vinden in hoofdstuk 2 ‘Historische achtergrond’) Een analyse naar de stand van zaken van bedrijventerreinen en andere actoren in het Groene Hart (te vinden in hoofdstuk 3 ‘Bedrijventerreinen in het Groene Hart’ en hoofdstuk 4 ‘Actoren analyse’) Drie speerpunten voor verduurzamen van bedrijventerreinen in het Groene Hart (te vinden in hoofdstuk 7 ‘Toepassing’) Een ‘Thema-wijzer’ waarin onderwerpen die relevant zijn voor duurzaamheid en branding op een bedrijventerrein in verschillende thema’s zijn opgenomen (te vinden in hoofdstuk 8 ‘Thema-wijzer’) Een keurmerk dat inzichtelijk maakt op welke manier en wat de huidige situatie van een bedrijventerrein is op gebied van duurzaamheid en branding (te vinden in hoofdstuk 9 ‘Keurmerk’)
Leeswijzer Voor u ligt een onderzoek naar de bedrijventerreinen in het Groene Hart. Hoofdstuk twee behandelt de geschiedenis van het Groene Hart. In hoofdstuk drie zal deze geschiedenis van bedrijvigheid volgen. In hoofdstuk 4 vindt een actoren analyse plaats. In hoofdstuk 5 zal vervolgens een literatuurstudie en de toepassing van duurzaamheid worden gedaan. In hoofdstuk 6 zal hetzelfde gebeuren voor het begrip ´branding´. In de literatuurstudie wordt een basis gelegd voor het inhoudelijke verhaal van dit onderzoek. In de toepassing vindt een verschuiving naar het werkveld plaats. In hoofdstuk 7 ‘Toepassing’ zal vervolgens een verdere verdieping van branding en duurzaamheid plaatsvinden waardoor het uiteindelijk mogelijk is de vraag te beantwoorden hoe verouderde bedrijventerreinen beter kunnen bijdragen aan de vraag naar nieuwe werklocaties in het Groene Hart. Hierna komen hoofdstukken met concrete producten en de uiteindelijke casestudie. Om te beginnen zal in het hoofdstuk 8 ‘Thema-wijzer’ worden beschreven waar duurzaamheid op bedrijventerreinen uit bestaat, ook wordt in dit hoofdstuk een deel procesbesturing besproken. Het overzicht van alle onderwerpen vindt u in het bijlagenrapport terug. In hoofdstuk 9 ‘Keurmerk’ worden de onderwerpen genoemd, in hoofdstuk 8 ´Thema-wijzer’ verder vastgelegd. In hoofdstuk 9 wordt gezocht naar een meer structurele basis voor concreet handelen. Ook wordt besproken hoe een Keurmerk het verduurzamen van bedrijventerreinen kan stimuleert, mede door de mogelijkheid van branding. Tot slot zal in de casestudie een keuze worden gemaakt voor een bedrijventerrein waar voornamelijk zal worden gekeken hoe de drie speerpunten, uit hoofdstuk 8 ‘Thema-wijzer’, in het bedrijventerrein toegepast kunnen worden. Voor alle kaarten in dit rapport geldt dat het Noorden aan de bovenzijde ligt.
6
Hoofdstuk 2
Historische achtergrond
Zoals de meeste mensen weten bestaat een groot deel van het landschap in het Groene Hart uit veengebieden. Het gaat hierbij om diepe en ondiepe veenweiden. Het verschil tussen beide is de diepte van het veenpakket. Onder alle veenlagen in het groene Hart ligt een kleilaag. Er is echter ook veel relevante informatie met betrekking tot dit onderzoek minder bekend. Om uiteindelijke de waarde van het huidige Groene Hart te kunnen beschrijven is het namelijk nodig te weten wat het gebied uniek maakt. In dit hoofdstuk wordt hier een antwoord voor gezocht door deelvraag 1 Wat is de geschiedenis van het Groene Hart en wat maakt het uniek? te beantwoorden.
Ontginning van veen land Eerste bewoning Lange tijd hebben mensen in het Groene Hart voornamelijk op de plekken gewoond die voldoende bestaansmogelijkheden en tevens een bepaalde mate van bescherming tegen overstromingsgevaar boden. Hierdoor werden vooral oeverwallen van rivieren bewoond. Langs de Oude Rijn zijn sporen van bebouwing gevonden die dateren van voor de jaartelling. Ook in Woerden zijn soortgelijke sporen gevonden. Tussen Alpen aan de Rijn en Woerden zijn de vondsten die gevonden zijn voornamelijk een aanwijzing dat er rond 1000 v.C. reizigers door dit gebied trokken (Es, 2004). Men ging pas tussen de oeverwallen wonen toen men leerde het teveel aan water weg te laten lopen. Dit proces van ontwateren van het veengebied zou leiden tot het karakteristieke landschap van een groot deel van het Groene Hart. Tot de 11e eeuw bleef de bewoning in het gebied echter voornamelijk geconcentreerd tot de oeverwallen. Hierna werd pas systematisch begonnen met het ontginnen, bewonen en in gebruik te nemen van het land achter de oeverwallen. Dit proces wordt aangeduid met de ‘grote ontginning’ (Visser, 2007). Organisatie Bij de grote ontginning werd de meerderheid van de ontginningen door middel van het cope-stelsel georganiseerd. Bij een cope-ontginning sloten de eigenaren van het land, meestal graven of bisschoppen, een overeenkomst (cope) met een groep ontginners (ook wel kolonisten genoemd). Volgens deze overeenkomst kregen de kolonisten de grond in eigendom en werden zij vrije boeren. Manier van ontginnen Wanneer er werd begonnen aan en nieuwe ontginning, begon deze altijd langs een (veen)riviertje. Het riviertje diende als basis van waaruit kavels met een gelijke breedte (en diepte) het achterland in werden uitgemeten. Aan beide kanten van de kavels werden vervolgens sloten uitgegraven die naast een afwateringsfunctie ook diende als perceelscheiding. De meest voorkomende grootte van een perceel was ongeveer 1250 bij 114 meter, ofwel 14 hectare (in de oude maten 16 morgen). Deze afmetingen voor kavels was afgestemd op de ruimte die nodig was voo r voldoende bestaanszekerheid van het boerenbedrijf(Visser, 2007). Naast de sloten die perceel van perceel scheidden werden er ook zij- of achterweteringen gegraven. Wanneer het omringende veengebied nog niet ontgonnen was werden deze w eteringen voorzien van een kade om bescherming te bieden tegen het water uit het omringende gebied. Deze wetering (met kade) diende in een later stadium weer als nieuwe basis van waaruit nieuwe veenontginningen werden gedaan. Bij verdere ontginningen van het veengebied kon m en vaak niet meer de vaste kaveldiepte werken en werden de diepte aangepast op de ruimte die nog beschikbar was. Hierdoor hadden de kavels in deze zogenoemde restontginningen vaak wel een vaste kavelbreedte maar wisselde de kaveldiepte.
7
De cope-ontginningen zijn dus zeer bepalend geweest voor de landschappelijk vormen van het veengebied in het Groene Hart. Doordat het gebied op zeer systematische wijze en vanaf het begin op deze manier ontgonnen is, is het ‘slagenlandschap’ ontstaan is. Men spreekt van een slagenlandschap wanneer de verkaveling in het landschap een sterk patroon heeft, meestal bestaat dit patroon uit smalle kavels die diep het achterland in komen.
Economische geschiedenis Oorspronkelijk was het platteland in het Groene Hart alleen in gebruik voor akkerbouw. En deed men er alles aan om de ondergrond hier geschikt voor te houden. Afhankelijk van de ondergrond en waterhuishouding had dit zijn uitwerking. Door het constante werken tegen het water werd het landschap ingericht om het waterpeil op peil te houden. Landbouw Door het systematisch graven van sloten, zoals al eerder beschreven is, begon de waterstand in het veengebied te zakken. Wanneer het veen voldoende ontwaterd was werd de bovenste laag samen met de aanwezige begroeiing, hierbij moet onder anderen gedacht worden aan riet en wilgen, in brand gestoken. De as die hierbij ontstond werd als mest voor het land gebruik. Na het afwateren en verbranden van het land werden deze geploegd, geëgd en uiteindelijk ingezaaid voordat dit land gebruikt kon worden om akkers op aan te leggen. Op het land dat op deze manier voor de akkerbouw geschikt was gemaakt werd in de beginfase vooral tarwe en soms wat gerst verbouwd. Een ander belangrijk product was de hennepplant, hoewel maar rond de 5% van het gecultiveerde landschap in gebruik was voor de teelt van deze plant, had dit een grote economische waarde. De plant werd verbouwd voor zijn vezels die gebruikt konden worden voor het maken van onder andere touw. Dit touw werd in de scheepsvaart gebruikt . In de tijd van de VOC kwam het grootste deel van de kwaliteitstouwen van werven in het Groene Hart. Op deze vorm van industrie wordt onder het kopje ‘industriële hi storie’ verder ingegaan. De natte omstandigheden waren niet gunstig voor het telen van granen. Er ontstonden graanziekten. Bijvoorbeeld moederkoren- ook wel dolik genoemd. Hierdoor begonnen veel akkerbouwers met het opbouwen van een veestapel en werden ze voor het grootste deel veeboeren. Ook dit ging moeizaam, in de 18e en 19e eeuw waren er in het Groene Hart perioden met ernstige veepest. Tussen 1769 en 1786 raakte er in het huidige Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart ongeveer 420 duizend runderen besmet. Hiervan stierf 70 procent. Deze kadavers moesten op afgelegen plaatsen worden begraven. Mede door deze tegenvallers in de akkerbouw en veeteelt is het winnen van veen een belangrijke economische activiteit ge worden. Verschillende soorten veen waren, wanneer gedroogd, een goede vorm van brandstof (turf). Product van deze afgravingen op grote schaal zijn bijvoorbeeld de Reeuwijks plassen (Visser, 2007). Industrie De rivieren speelden een belangrijke rol in de industriële ontwikkeling van het huidige Groene Hart. De rivieren verzorgden voor een groot deel het handelsverkeer in de regio. Hierdoor ontstond een dominante scheepvaart sector die veel voorzieningen nodig had. In de regio ontstonden ten eerste veel werven waarop schepen gebouwd, gerepareerd en gerenoveerd konden worden. Lange tijd was hiervoor hout nodig. Dat hout werd via de rivieren en over de zee aangevoerd. Oude benamingen als ‘balken- of plankengaten en – havens’ herinneren aan plaatsen waar het aangevoerde hout werd opgeslagen en veelal ook werd gezaagd (Feis et al, 2002). Op de tweede plaats kwam de touw- en zeildoek industrie. De voornaamste vezel voor deze materialen was tot in de negentiende eeuw de hennepvezel. De teelt en verwerking van hennep vormde een belangrijk en onmisbaar middel van bestaan.
8
Het telen en gebruiksklaar maken van hennepvezels was het specialisme van de boeren. Hierna kwamen de lijn- en touwslagers, de nettenbreiers en zeildoekwevers die in dienst van het scheepvaart- en visserijbedrijf hun vaardigheid uitoefenden ( Feis et al, 2002 ). De dominantie van het waterwegennet kwam verder tot uiting in het veel voorkomen van zogenaamde trafieken, veredelingsbedrijven of verkeer industrieën: Industrieën die niet of slechts ten dele aan grondstoffen uit de regio gebonden waren, maar vooral gebaseerd op de handel s- en verkeersmogelijkheden. Naast hout en granen werden hiervoor uiteenlopende en deels voorbewerkte fabrikaten van elders aangevoerd ( Feis et al, 2002 ).
Infrastructuur In de eeuwen voor de opkomst van de autowegen waren er nauwelijks doorgaande landwegen in het Groene Hart. Langs de voormalige Zuiderzee, de Oude Rijn en de dijken van de grote rivieren was enig doorgaand landverkeer mogelijk. Dit waren voornamelijk oost-west verbindingen. Wegen die noord en zuid met elkaar verbonden waren er alleen aan de randen en buiten het Groene Hart, ter hoogte van Utrecht langs de Vecht en via het Hollandse strandwallengebied (Hoogendoorn, 2006). Was het Groene Hart daarom in het verleden een slecht ontsloten en ontoegankelijk gebied? Voor landverkeer wel, maar zoals zojuist al duidelijk werd lag de nadruk vooral op waterverkeer. Er was veel vaarverkeer tussen de talrijke steden en dorpen in en om de regio. Daarnaast liepen er internationale scheepvaartroutes door de regio. De belangrijkste waren die van oost naar west, maar ook van noord naar zuid, omdat veel scheepvaart bij voorkeur binnendoor of ‘binnen-dunen’ bleef varen (Hoogendoorn, 2006). De waterwegen in het Groene Hart fungeerden dus als toegangswegen. Dit veranderde pas toen het landverkeer in de tijd van de industriële revolutie belangrijker werd en verschillende vormen van vaarverkeer overtrof (Hoogendoorn, 2006). Wat ooit een sterkte van de regio was veranderde in een nadeel. De regio’s in het Groene Hart moesten ‘ontsloten’ door de aanleg van wegen en zich zo openen voor landverkeer.
Conclusie Het Groene Hart is een landschap dat door menselijke bewerkingen is gecreëerd. Dit maakt dat het een kwetsbaar en bijzonder landschap is. Mede omdat het Groene Hart van een beschermde status geniet, is nog veel van de historische invloed terug te vinden in het hedendaagse landschap. Ook zijn er verschillende moderne werkzaamheden die hun oorsprong vinden in het verleden. De dominantie van de verkeerssector komt deels voort uit de vroegere handelspositie van het Groene Hart die zeer belangrijk is. Dit maakt de Groene Hart een uniek gebied waar de geschiedenis nog tastbaar is en geeft antwoord op deelvraag 1 Wat is de geschiedenis van het Groene Hart en wat maakt het uniek?
9
Hoofdstuk 3
Bedrijventerreinen in het Groene Hart
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de opbouw van bedrijventerreinen in het Groene Hart. Hierbij is deelvraag 2 Welke ongewenste processen spelen er op bedrijventerreinen in het Groene Hart? van belang. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal gekeken worden naar: De eigenschappen die bedrijventerreinen bevatten Welke eigenschappen zich vertalen in negatieve processen Hoe kunnen deze negatieve processen worden tegengegaan
Wat is een bedrijventerrein Als start voor het beantwoorden welke ongewenste processen er spelen is het nodig een duidelijke definiëring voor een bedrijventerrein neer te zetten. Het Integrale Bedrijventerreineninformatiesysteem (IBIS) is door het toenmalige VROM (is in 2010 samengevoegd met het ministerie van Verkeer en Waterstaat tot het ministerie van Infrastructuur en Mili eu) ontwikkeld. Het doel van IBIS is om de kwantitatieve en kwalitatieve informatie over werklocaties in Nederland te verzamelen . IBIS geeft de volgende definitie voor een bedrijventerrein: ‘’Een terrein van minimaal 1 ha bruto dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening. Onder de beschrijving vallen daarmee ook (delen van) bedrijventerreinen die gedeeltelijk bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoorg ebouwen. De volgende terreinen vallen er niet onder: terrein voor grondstoffenwinning, olie- en gaswinning, terrein voor waterwinning, terrein voor agrarische doeleinden, terrein voor afvalstort en terreinen met laad en/of loskade langs diep vaarwater toegankelijk voor grote zeeschepen.’’ Voor de ligging van bedrijventerreinen kan je de volgende globale onderverdeling maken: Midden in stedelijk gebied Aan de rand van stad of dorp Aan de snelweg Een bedrijventerrein die in de groep aan de snelweg wordt opgenomen kan ook aan de rand van een dorp of stad liggen. Toch is deze categorie toegevoegd omdat de nadruk bij deze bedrijventerreinen meestal ligt op een snelle ontsluiting. Op deze terreinen zitten meestal veel ondernemers die werkzaam zijn in de transportsector.
Ondernemen in het Groene Hart Het Groene Hart bevat delen van drie provincies. Het grootste deel van het Groene Hart ligt op grondgebied van de provincie Zuid-Holland, in totaal 22 gemeenten van de 33 gemeenten. De provincies Utrecht (6 gemeenten) en Noord-Holland (5 gemeenten) hebben ongeveer evenveel gemeenten die onderdeel uitmaken van het Groene Hart, zie figuur 2. In de figuur 2 is de positie van het Groene Hart in West Nederland zichtbaar met links de kustlijn. Ook is te zien dat er veel veengrond aanwezig is. In hoofdstuk 2 ‘Historische achtergrond’ is besproken hoe dit veen van belang was bij de vorming van dit gebied. Tot slot zijn de rode vlakken de dorpen en steden. Te zien is dat er veel minder bebouwing in het Groene Hart is dan in het directe gebied er omheen. Dit stedelijke gebied rondom het Groene Hart wordt ook wel de Randstad genoemd. Dit omliggende stedelijke gebied heeft het Groene Hart haar bestaansrecht gegeven. Het Groene Hart werd namelijk op de planologische tekentafel ontworpen om als tegenhanger voor de verstedelijking te dienen en het landschap tussen de steeds verder groeiende steden te behouden.
10
Figuur 2, Groene Hart in het Westen van Nederland Bron: http://www.waarheenmethetveen.nl\ De Randstad is in principe onder te verdelen in twee hoofdgebieden, de westelijke en de noordoostelijke randstad. Deze gebieden zijn schetsmatig weergegeven in figuur 2 door een overlappende rode laag aan de figuur toe te voegen. Hierdoor wordt het verschil in dichtheid van landschapsgebruik in en rondom het Groene Hart weergegeven. In de westelijke Randstad zijn Rotterdam en Den Haag de grootste steden. In de noordoostelijke Randstad, weergegeven door twee rode vlakken, liggen onder andere Amsterdam en Utrecht. Bedrijventerreinen Groene Hart Zoals in de inleiding al aangegeven is, is het Groene Hart een bijzonder gebied waar verschillende claims op de ruimte liggen. Hoewel het een beschermde status heeft, blijven er spanningen ontstaat tussen aan de ene kant het beschermen van het resterende landschap en aan de andere kant het realiseren van nieuwbouw. Deels is dit een logische ontwikkeling, uit figuur 1 bleek al dat de ruimte die nodig is voor werken en wonen in het Groene Hart tussen 2000 en 2040 zal toenemen. Er moet dus gezocht blijven worden naar nieuwe werklocaties in het Groene Hart omdat de vraag hiernaar zal blijven toenemen. Maar terwijl er gezocht wordt naar ruimte om deze vraag naar ni euwe werkvoorziening te kunnen vervullen wordt er vaak onvoldoende gebruik gemaakt van de al aanwezige voorraad bedrijfsruimte op bestaande bedrijventerreinen. Er is namelijk sprake van veel leegstaande bedrijfspanden op oudere bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen kampen met leegstand van hun gebouwen omdat er maar weinig vraag is naar verouderde bedrijfsgebouwen. De leegstand in deze gebouwen is gestegen tot een hoogte die in Nederland nog niet eerder is voorgekomen (Hek et al, 2004). Provincie ZuidHolland bevestigt dit in hun beleidsstuk ‘Ruimte voor Economie’ en wil hier verandering in brengen. Ze geeft aan dat er naast de planning en ontwikkeling van nieuwe werklocaties plannen gemaakt moeten worden om de veroudering en verrommeling van de bestaande werklocaties tegen te gaan. Leegstand op bedrijventerreinen wordt voor een groot deel veroorzaakt doordat oudere bedrijventerreinen in meer of mindere mate te maken krijgen met negatieve ontwikkelingen. Zo kan na verloop van tijd de beeldkwaliteit van de aanwezige panden als onvoldoende worden beschouwd, worden bedrijventerreinen minder goed bereikbaar en is de aanwezige parkeervoorziening onvoldoende om de huidige parkeerdruk aan te kunnen. Wanneer een bedrijventerrein op de onderwerpen, hierboven aangegeven, geen verbetering weet aan te brengen zal dit de kans op leegstand vergroten. Volgens gegevens van NVM die in het rapport van (Kruif, 2009) worden gebruikt zou een op de drie bedrijventerreinen verouderd zijn en hierdoor
11
met leegstand te maken hebben. Hierbij zou het netto om ruim vierentwintig duizend hectare aan grond op bedrijventerreinen gaan. Een groot deel van de panden die leegstaat, staat stru ctureel leeg. Dit wil zeggen dat panden meer dan twee jaar leegstaan (Gedeputeerde staten, 2007). Leegstand is dus een groot probleem aan het worden op bedrijventerreinen waardoor het steeds belangrijker wordt om negatieve aspecten (van veroudering) op bedrijventerreinen aan te pakken. Het aanpakken van deze aspecten is echter ook van belang voor het Groene Hart. Door het beperken van leegstand op huidige bedrijventerreinen kunnen de provincies en gemeenten in het Groene Hart namelijk voldoen aan de vraag naar nieuwe werklocaties op bestaande bedrijventerreinen. Zo blijft de schade aan het landschap zo klein mogelijk, er is namelijk minder nieuwe uitleg nodig. Bij dit onderwerp lijkt naast herstructurering noodzakelijk. In hoofdstuk 5 ‘Duurzaamheidsstudie’ zal verder worden ingegaan op herstructurering. Waarom toch vaak nog nieuwbouw In veel gevallen wordt nieuwe uitleg in het Groene Hart, en dus ook die van bedrijventerreinen, gerealiseerd in gebieden die door intrinsieke ontwikkelingen versnipperd zijn geraakt. Met name infrastructurele ontwikkelingen maar ook stedelijke uitbereiding hebben gezorgd voor ‘restgebieden’ in het Groene Hart. Deze versnippering trad op doordat verschillende ontwikkelingen niet goed samen gingen. Daarnaast veroorzaken projecten van infrastructurele aard over het algemeen een harde lijn is die door haar omgeving heen snijdt. In een gebied dat is opgeknipt of waar weinig samenhang over is, lijkt het makkelijker te zijn om nieuwbouw te realiseren. Vaak is het voornaamste argument hierbij dat in een ‘restje’ van het Groene Hart de toegevoegde waarde bij het openhouden van zo een gebied nog maar klein is. Het kan hierbij gaan om een waardevermindering in beeldkwaliteit, toegankelijkheid of ruimtelijke kwaliteit. Vaak is hier tot op zekere hoogte ook sprake van, zo zijn deze gebieden meestal omringd door infrastructuur of bebouwing waardoor het een minder toegankelijk gebied voor voornamelijk mens en dier is. De beeldkwaliteit vermindert omdat er in principe sprake is van een stukje ‘rest Groene Hart’, het gebied is ontstaan door de ontwikkeling van andere functies in de directe omgeving. Wat echter geen goed doet, is dat bij gebruik van deze argumenten om nieuwbouw te rechtvaardigen, er niet meer gezocht wordt naar het verbeteren van de huidige kwaliteit in dit gebied. Het gevaar hierbij is dat het belang niet meer ligt bij behoud van het Groene Hart maar bij de ontwikkeling van nieuwe bebouwing. Door deze redenatie verschuift de prioriteit van de sturende partij en wordt er bij de ontwikkeling van nieuwbouw onvoldoende gekeken naar de mogelijkheid van het (her)gebruiken van gebieden die al bebouwd zijn. Terwijl het onttrekken van zo’n gebied aan de voorraad van het Groene Hart er voor zorgt dat het open landschap steeds meer gesloten raakt. Terwijl juist het open landschap en de hierdoor bestaande zichtlijnen voor een groot deel bijdragen aan de kwaliteit van het Groene Hart. Figuur 3 laat een gebied zien dat door bebouwing en infrastructuur een hoekje Groene Hart is geworden. Er wordt over gedacht een bedrijventerrein te realiseren op het stuk groen op de voorgrond van de foto. De foto geeft echter het beeld weer wat men vanaf de snelweg van dit do rp en het Groene Hart ziet, bij de ontwikkeling van een bedrijventerrein op deze plek zou dit gehele beeld veranderen. In figuur 4.a is een schematische weergave van het gebied gemaakt. Duidelijk zichtbaar zijn de waterwegen met een hoofdvaart en haaks hie rop smallere watergangen die vaak als perceelgrens dienen (beschreven in hoofdstuk twee). Dit geeft aan dat het gebied typische landschappelijke kwaliteiten heeft waar het Groene Hart bekend om is. De ster geeft aan op welke positie de foto van figuur 3 genomen is. Het Licht paarse gebied geeft het open terrein aan dat mogelijk door nieuwbouw zal worden onttrokken aan de voorraad landschap van het Groene Hart. Om aan te geven waarom dit een schadelijk proces is, is er in het bijlagenrapport een kleine analy se gedaan.
12
Figuur 3, voorbeeld van een stukje ‘rest Groene Hart’ waar mogelijk een bedrijventerrein komt Bron: Eigen fotomateriaal ten westen van het dorpje Waarder
Figuur 4.a, Uitwerking van gebied Waarder en omgeving Bron: Eigen afbeelding
Industriële achtergrond Het grootste deel van bedrijventerreinen in het Groene Hart bestaat uit relatief kleine bedrijventerreinen waar vooral ondernemers uit de secundaire of tertiaire sector in kantoren of bedrijfspanden gevestigd is. De secundaire sector is de sector die ruwe grondstoffen verwerkt, hieronder valt onder anderen de maakindustrie (timmerman etc). De tertiaire sector is de diensten sector waarin goederen en producten worden verkocht. Opvallend is dat elke gemeente vaak meerdere van deze bedrijventerreinen heeft. Dit komt deels doordat veel kleinere gemeenten in het Groene Hart zijn ontstaan uit her-organisaties en meerdere dorpskernen hebben. Bijna in elk van deze kernen, hoe klein ook, staat een (klein) bedrijventerrein. Bijvoorbeeld ook in Haastrecht dat deel uitmaakt van de gemeente Vlist. Deze gemeente telt slechts rond de 4500 inwoners telt en beschikt over twee bedrijventerreintjes. Door deze verspreiding van ruimte voor werkgelegenheid, door een spreiding van bedri jventerreinen, ontstaat een overlap in de
13
aanbod van werkruimte. Daarnaast kunnen gemeenten de regie verliezen door deze spreiding en versnippering van het aanbod en bedrijventerreinen. Ze kunnen bijvoorbeeld tegen elkaar worden uitgespeeld. Uit verschillende voorbeelden blijkt dat een gemeente onder druk wordt gezet door een (grotere) ondernemer. De gemeenten moet meegaan in de eisen van deze ondernemer, anders zal de gemeente hem verliezen omdat hij vertrekt naar een (bedrijventerrein in een) naburige gemeente. Maar wat heeft ertoe geleid dat meestal elke woonkern beschikt over ten minste één bedrijventerrein? Om te beginnen kan er een verband worden gelegd tussen wonen en werken, waar woonconcentraties ontstaat wordt ook werkgelegenheid gecreëerd. Dit effect was nog groter voordat men meer mobiel werd. Daarnaast ontstond door demografische groei, veroorzaakt door een verhoging van de gemiddelde levensverwachting, een sterke verstedelijking (Bakker et al, 2010). Niet alleen de grootste steden groeiden, alle (historische) dorpen namen in omvang toe. Dit komt doordat de industriële ontwikkeling en de industriële urbanisatie zo goed aansloten bij het middeleeuwse nederzettingspatroon en er gedurende deze periode vrijwel geen nieuwe nederzettingen zijn gevormd (Wolters, 1978). Dat de industriële revolutie in bijna ieder dorp zijn plaats kreeg door de komst van industrie, werd gezien als een positieve ontwikkeling. De industrie zorgde er namelijk voor dat men kon werken en zo brood op de plank had. Hierdoor had de spreiding van industrie naast economische motieven ook een paternalistische beweegreden. In elk dorp moest men in staat zijn een boterham te kunnen verdienen (Geografisch Instituut, 1990). Doordat de industrialisatie voornamelijk als een positieve ontwikkeling werd gezien, er moesten wel betere omstandigheden worden geschapen voor de werknemer (kind of volwassen). Fabrieken schroomden er vaak niet voor om hun industriële karakter te profileren. In figuur 5 is een firma uit Schoonhoven te zien die zich hier profileert. Waar men deze afbeelding tegenwoordig vreselijk zou vinden vanwege rokende schoorstenen, direct naast kerktorens en een molen, stond deze afbeelding destijds voor de welvaart en voorspoed van zowel de ondernemer als het dorp.
Figuur 5, Fabriek en stad die zich profileren met industrieel karakter Bron: (Kramer & Smit, 2008)
Bij ontwikkeling van een nieuw industrieel gebied kwam het er i n de industrialisatie vaak nog op neer dat een grote ondernemer een aantal hectaren land in gebruik nam en hier naar eigen inzicht gebouwen realiseerde. Deze industriegebieden verdwenen in de naoorlogse decennia in hoog tempo wanneer zij door woningbouw waren omringd. Deels uit eigen beweegreden maar ook deels door overheidssturing. Omdat bedrijvigheid in de wat jongere vooroorlogse gemengde woonwerkgebieden aan de grenzen van hun uitbereidingsmogelijkheden kwam te zitten (Nijhof, 1985), werden (verlaten) oude industriegebieden vaak opnieuw ingericht en in gebruik genomen als
14
bedrijventerreinen. Hierdoor zitten bedrijventerreinen tot op heden vaak op centrale locaties in een stad of dorp. Deze groep bedrijventerreinen is vaak midden in stedelijk gebied aanwezig. In de tweede groep zitten vooral bedrijventerrein die ondernemers in de transportsector herbergen. Zoals in het vorige hoofdstuk is aangegeven, was vervoer over water een belangrijk stimulans voor de industrialisatie van het Groene Hart. Bij de transformatie naar wegverkeer zijn er veel bedrijventerreinen, met name langs snelwegen ontwikkeld, die zich sterk hebben gericht op de transportfunctie. Deze bedrijventerreinen bevinden zich voornamelijk langs de A12, A4, A2 en belangrijke N-wegen. Dat de transportsector een belangrijke sector is geworden komt door de positionering van het Groene Hart tussen de steden in de Randstad. Deze bevinden zich voornamelijk aan de rand van stad of dorp of aan de snelweg. De derde en kleinste groep bestaat uit grote (industriële) terreinen waar meestal maar een of enkele ondernemers zitten. Het gaat hier voornamelijk om multinationals met een historische achtergrond in het gebied. Een van de belangrijkste voorbeelden uit het Groene Hart is de Heineken vestiging in Zoeterwoude. Op deze groep zal niet echt worden ingegaan omdat er een totaal ander krachtenveld speelt bij verduurzaming. Zo zal bij een enkele ondernemer de manier van verduurzamen worden bepaald door het interne bestuur. Daarnaast zijn er maar weinig terreinen van deze categorie in het Groene Hart aanwezig. Deze groep bedrijventerreinen zal ook voornamelijk aan de rand van stad of dorp of aan de snelweg liggen. Figuur 6 is bedoeld om een overzicht te geven van de hoeveelheid van bedrijventerreinen in het Groene Hart en hun positie in de directe omgeving, genoemd in het begin van dit hoofdstuk. Zoals zojuist aangegeven wordt bestaat er een koppeling tussen de (grootst) aanwezige sector op een bedrijventerrein en de ligging in de omgeving. Tot slot is in figuur 6 te zien dat vooral de categorie ´aan de rand van stad of dorp´(rood) aanwezig is in het Groene Hart. De categorie ´midden in stedelijk gebied´ komt vooral in de grote steden voor die net buiten het Groene Hart vallen. Er zijn maar relatief weinig snelweg locaties aangegeven. Er zouden er meer kunnen worden aangegeven maar hiervoor is de volgende afweging gemaakt. Een bedrijventerrein valt onder de categorie aan de snelweg wanneer het is omsloten door een stad of dorp en snelweg, of een snelweg en het platteland. Ligt het bedrijventerrein bij een stad of dorp, het platteland en de snelweg dan valt het onder de categorie aan de rand van stad of dorp. Hierdoor worden bedrijventerreinen die een rol kunnen spelen op gebied van de ontsluiting van een stad of dorp naar het platteland of het zicht vanaf het platteland op het dorp, opgenomen in de categorie bedrijventerrein aan de rand van stad of dorp. Er is een koppeling gelegd tussen de positie van een bedrijventerrein in zijn omgeving en de sector die het herbergt. Dit is een logisch gevolg omdat er door slim gebruik te maken van de omgeving een vermindering van storende effecten kan plaatsvinden. Een bedrijventerrein met veel verkeersbewegingen vermindert de lokale verkeersoverlast wanneer het dicht bij een op- en afrit van een snelweg ligt. Een bedrijventerrein met voornamelijk een industriële functie moet mede door milieuwetgeving in minder dichtbevolkte gebieden worden gevestigd. Dit vanwege veiligheid en onder andere, bijvoorbeeld geurcirkels.
15
Figuur 6, Overzicht van bedrijven in het Groene Hart gecategoriseerd in locatietypen Bron: Eigen afbeelding
Lange termijn visie Door de vraag naar nieuwe ruimte voor werkgelegenheid door middel van o.a. herstructurering aan te pakken, kan het gebrek aan ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen worden opgelost op een manier dat hiervoor minder nieuwe ruimte van het Groene Hart nodig is. Daarnaast is er op gebied van duurzaamheid veel winst behalen doordat bijvoorbeeld knelpunten op het gebied van milieu
16
hiermee aan te pakken zijn. Er zijn namelijk voldoende middelen aanwezig om de stre ngere wetgeving met betrekking tot geluidshinder, geurhinder, externe veiligheid en luchtkwaliteit (Gedeputeerde staten, 2007) die bij herstructurering gaan gelden, te compenseren. Duurzaam werken gaat per definitie namelijk om het verminderen van de druk op het milieu. Hier zal in hoofdstuk 5 ‘Duurzaamheidsstudie’ verder op ingegaan worden.
Conclusie Er blijken op bedrijventerreinen in het Groene Hart meerdere ongewenste processen te spelen . Gesproken is over de leegstand op bestaande bedrijventerreinen en hieraan gekoppeld de tegenvallende kwaliteit van oudere bedrijventerreinen. Dit maakt onzorgvuldige nieuwbouw extra pijnlijk omdat er meer en meer sprake is van leegstand op huidige bedrijventerreinen. De overlap in aanbod van bedrijventerreinen vergroot de leegstand. De ze overlap ontstaat wanneer er samenwerking, tussen gemeenten onderling ontbreekt. Zo vindt er geen afstemming plaats in lokaal beleid en aanbod van ruimte voor ondernemers. Hierdoor worden gemeenten nogal eens tegen elkaar uitgespeeld door grotere ondernemers. Tot slot wordt in dit hoofdstuk duidelijk dat er een koppeling bestaat tussen de ligging en de functie van een bedrijventerrein. Deze is tot op zekere hoogte logisch omdat een goede afstemming tussen de omgeving en het gebruik van het bedrijventerrein de overlast voor de omgeving kan verkleinen. Hier zit echter wel een mogelijkheid tot verbetering. Niet alleen bij nieuwbouw zou namelijk gekeken moeten worden naar welke functie past bij welke locatie. Op huidige bedrijventerreinen zou winst te behalen zijn door de huidige relatie met de omgeving verder te verbeteren. Het belangrijkste proces om aan te pakken is derhalve dat van het onnodig aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen. Dit omdat de ruimte in het Groene Hart schaars is en een beschermde status heeft. Het is hierdoor zonde om de resterende open ruimte onzorgvuldig in te vullen door bijvoorbeeld ruimtes te zoeken die geen meerwaarde meer zouden leveren aan het Groene Hart. Nu duidelijk is welke negatieve processen er op bedrijventerreinen in het Groene Hart spelen, zal in de volgende hoofdstukken deelvraag 6 behandeld kunnen worden Hoe kunnen deze ongewenste processen worden omgekeerd? Het tegengaan van veroudering op bestaande bedrijventerreinen door middel van verduurzaming lijkt hierbij een belangrijke denkrichting die kansen kan bieden.
17
Hoofdstuk 4
Actoren analyse
In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe de complexiteit van het afstudeeronderzoek kan aansluiten op de praktijk. Het gaat hierbij met name om de vraag wat de mogelijkheden van verduurzaming van bedrijventerreinen zijn zonder het contact met de werkelijkheid te verliezen. Met dit hoofdstuk wordt de eerste stap gezet in het beantwoorden van deelvraag 3 Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke randvoorwaarden spelen hierbij? Daarnaast is de Stichting Groene Hart opzoek naar de invulling van haar eigen rol in dit proces. In dit hoofdstuk zal dit besproken worden met behulp van deelvraag 4 Welke rol speelt de Stichting Groene Hart in het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen?
Startpunt in het begin van dit onderzoek kwam er vanuit de Stichting Groene Hart de vraag om te onderzoeken hoe duurzaam ondernemen een rol kon spelen in het verbeteren van de kwaliteit van bedrijventerreinen in het Groene Hart. Op dat moment was er al een projectgroep ‘Winst uit Milieu’ die zich met dit onderwerp bezig hield. De uitvoer van dit project lag vooral op het stimuleren van duurzaam ondernemen bij individuele ondernemers. De ambitie om hier een stap verder in te gaan paste goed in de ambitie die de stichting heeft: ’’De Stichting Groene Hart wil het karakter van het Groene Hart behouden, met al zijn cultuur-, natuur- landschaps- en natuurwaarden.’’ Toen gezocht werd naar het nemen van de volgende stap kwam al snel het besef dat duurzaamheid het ideale onderwerp bleef voor het behoud van de waarden van het Groene Hart. De doelen en de aanpak van het project konden echter worden opgeschaald. Bij het behoud van al de waarde van het Groene Hart, opgenomen in de ambitie, streeft de Stichting naar het beperken van nieuwbouwprojecten in het Groene Hart. Herstructurering van bestaande bebouwde omgeving lijkt dan de logische oplossing, omdraaien van het proces waarbij nieuwe bedrijventerreinen worden gerealiseerd terwijl oude bedrijventerreinen langzaam met leegstand te maken krijgen. Aan het begin van de afstudeerstage, toen het onderwerp voor dit onderzoek langzaam duidelijke vormen aannam, is er gekozen met ‘sleutelfiguren’ te gaan spreken over het onderwerp duurzaamheid op bedrijventerreinen. Een persoon wordt als sleutelfiguur beschouwd wanneer deze enige invloed of baat heeft bij het proces van verduurzamen op bedrijventerreinen. Deze gesprekken hadden als doel een beter beeld te krijgen van deelvraag 3. Daarnaast was de Stichting zelf ook zoekende naar een geschikte positie in dit krachtenveld en probeerde er achter te komen waar het werkveld de Stichting in zou steunen. Naarmate deelvragen 3 en 5 duidelijker werden begonnen gesprekken meer de insteek te krijgen om naar een uitwerking te zoeken om verduurzaming op bedrijventerreinen te concretiseren. Hierbij was het de noodzakelijke ambitie om een product te ontwikkelen dat zou aansluiten op de behoefte van het werkveld. Vanwege deze reden is besloten een klankbordgroep op te zetten met een zeer diverse achtergrond. Wisselend van de samenstelling kan er onder andere een expert op gebied van crowdfunding, een bank, een ontwerpbureau, de KvK en een energie-innovator in zitten. De klankbord is in het verloop van het project de toets gebleven voor de realistische haalbaarheid van dit project in de praktijk.
Werkveld onderzoek In figuur 7 is een overzicht opgenomen van de verschillende partijen die van belang zijn bij het proces tot verduurzaming en waar voor het werkveldonderzoek mee gesproken is. In de figuur is het vermoedelijke doel van de actor weergegeven, welke machtpositie de actor heeft en wat de inbreng in het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen in het Groene Hart kan zijn.
18
Actor
Doel
Machtpositie
Inbreng
Stichting Groene Hart
De stichting heeft als doel duurzaam ondernemen en het tegengaan van onnodige realisatie van bedrijventerreinen. De provincie heeft als doel ruimte te scheppen voor bedrijven
Platform, aanzien opgebouwd door de jaren, deels sturende rol. Bestuurlijke functie, kennis en geld.
Kennis, netwerk en profilering.
Gemeenten
De gemeente heeft als doel duurzaam beleid ten uitvoer te brengen. Hierin zit soms een afweging met financieel belang
Bestuurlijke functie, geld en in sommige gevallen grond.
Kennis, sturing beleid en subsidies.
Milieudienst e.d.
De milieudienst heeft als doel advies te geven op gebied de milieuwet en regelgeving.
Kennis, uitvoer beleid gemeenten
Kennis
Ondernemersverenigingen
Deze hebben als doel het ondernemersklimaat op bedrijventerreinen te verbeteren.
Geld, kennis, denkkracht
Kamer van Koophandel
De KvK behartigt de belangen van ondernemers. Hierbij heeft het als doel te onderzoeken welke voordelen aan verduurzaming zitten Ondernemers hebben naast financiële doelen ook profilering als belangrijk doel van verduurzaming.
Eigenaar van vastgoed bedrijventerreinen, kennis Kennis, geld, achterban
Pand, kennis
Grondpositie, kennis en kapitaal
Naast het doel om het duurzaamheidsvraagstuk op bedrijventerreinen op te lossen heet het stedenbouwbureau als doel ook een eigen meerwaarde te halen. Dit kan zijn in de vorm van kennis vergaring, netwerkvergroting of profilering Deze actor heeft als doel om duurzaam handelen voor kleinere bedrijven zichtbaar te maken
Kennis,
Kennis en netwerk
Kennis
Kennis en netwerk
Het belangrijkste doel voor burgers is dat nieuwe ontwikkelingen hun niet nadelig uitkomen. Voor de Stichting is het bijbrengen van kennis over duurzaamheid een belangrijk doel.
Democratische mogelijkheid tot procederen
Communicatie, kennis en denkkracht
Provincie
Ondernemers in het algemeen Stedenbouw-bureau
Duurzaamheidsetiket
Burgers
Kennis, subsidies
Geld, kennis, denkkracht
Figuur 7, Overzicht mogelijke actoren in het proces tot verduurzaming van bedrijventerreinen Bron: Eigen afbeelding
Zojuist is een overzicht gegeven van de verschillende actoren in het proces tot verduurzaming van bedrijventerreinen in het Groene Hart. In dit hoofdstuk zal nu worden ingegaan op de bevindingen die uit het onderzoek met deze actoren is gekomen. Deze bevindingen zijn opgedaan door gesprekken aan te gaan. In de bijlage is kun u een geanonimiseerde samenvattingen van deze gesprekken terug vinden. Ook staat in de bijlage de relevantie van de desbetreffende actor vermeld .
19
Van elkaar leren Langzaam maar zeker beginnen actoren, die bezig zijn met het verduurzamen, de meerwaarde van samenwerking te zien. Al is het alleen maar dat duurzame ontwikkelingen niet stoppen bij de gemeentegrenzen en gemeenten hierdoor steeds vaker naar samenwerking zoeken (Werkgroep Duurzaamheid). Dat er vaak nog maar weinig samenwerking was tussen verschillende actoren ligt voor een groot deel aan oordelen die actoren van hebben. Zo hebben gemeenten en ondernemers een verkeerd beeld van elkaar. Het komt vaak voor dat gemeenten denken dat bedrijven een passieve houding hebben terwijl ondernemers bang zijn voor inmenging van een gemeente wanneer het de samenwerking aangaat. Een betere samenwerking kan tot stand komen door behoeftes te koppelen (Werkgroep Duurzaamheid). Op sommige aspecten zal een actor meer energie moeten steken in het meekrijgen van de andere actoren. In het gesprek met de (Gemeente) werd duidelijk dat deze al veel bezig is met het verduurzamen, bijvoorbeeld door vergroening, van bedrijventerreinen. Deze gemeente had echter moeite om ondernemers zover te krijgen dat ze gingen participeren. Er zitten ook voordelen aan samenwerking tussen gemeenten onderling. De kleinere gemeente n hebben vaak alleen nog maar een aantal generalisten in huis hebben. Bij complexe projecten is echter altijd wel een aantal specialisten nodig. Gemeenten zouden op dit gebied elkaar moeten gaan ondersteunen op gebied van duurzaamheid, door elkaars specialisten in te kunnen zetten (Milieudienst). Wil om te verduurzamen Terugkomend op het beeld dat sommige gemeenten nog kunnen hebben van ondernemers op gebied van duurzaamheid. Uit verschillende gesprekken met het werkveld is gebleken dat er steeds meer behoefte is aan het daadwerkelijk gebruiken van duurzaamheid als onde rlegger voor veel bedrijfsprocessen, zowel aan de kant van overheden als aan de kant van ondernemers. Ieder doet dit echter op zijn eigen manier. Zo zijn er ondernemers die hun gebouw milieuneutraal gemaakt hebben (Installateur). Andere actoren zoals de (Milieudienst) geven advies over duurzaam beleid van gemeenten en proberen op deze manier duurzaamheid te vergroten. Naast het groeiende maatschappelijke besef zien ondernemers steeds meer mogelijkheden voor efficiënter produceren door te verduurzamen. De consument, maar ook ondernemers beginnen ondernemers aan te spreken op niet-duurzaam gedrag en verwachtten steeds duurzamer geproduceerde producten: gedacht kan worden aan Fair-Traide producten. Een ander belangrijk voorbeeld is de, door Pro Rail opgezette, CO2 ladder. Deze ladder wordt door verschillende grote ondernemers gebruikt bij aanbestedingsprocedures. Een bedrijf krijg voorrang op aanbestedingen als het hoger op deze ladder staat. De positie op de ladder wordt bepaald door de uitstoot van CO2 van het desbetreffende bedrijf (Duurzaamheidsetiket). Duurzaamheid zichtbaar maken Aan het zichtbaar maken van duurzaamheid zitten dus voordelen en steeds meer o ndernemers beginnen dit te zien. Ondernemen gaan duurzaam handelen steeds meer als ‘license to operate’ zien. Ze geven aan dat de knop om moet en ze niet meer tegen maar met de natuur mee moeten gaan werken (Werkgroep duurzaamheid). Het te ontwikkelen keurmerk speelt in op deze omslag van het denken waarbij bedrijven steeds meer zoeken naar een manier om hun ambitie tot verduurzaming vorm te geven in hun bedrijfsvoering. Want een groot onderdeel hiervan is het zichtbaar maken van duurzaam beleid. Er zijn dus al verschillende manieren om duurzaamheid zichtbaar te maken, de juist genoemde CO2ladder maar ook door bijvoorbeeld ISO-certificaten. Voor kleinere ondernemers is het echter niet realistisch om via deze instrumenten hun duurzaamheid zichtbaar te maken. De instrumenten zijn
20
hiervoor gewoonweg te grootschalig, ingewikkeld of duur. Toch wil een groot deel van kleinere ondernemers die duurzaam zijn dit zichtbaar maken (Duurzaamheidsetiket). Structurele samenwerking Al deze ambities tot verduurzaming hoeven echter nog niet tot daadwerkelijke samenwerking te komen. Het belangrijkste doel in het proces van samenwerking is inzicht te krijgen in het ambitieniveau van de betrokken actoren. Pas wanneer deze ambities aansluiten op de eigen ambitie is het mogelijk actoren over te halen tot deelname (Adviesbureau). Gezamenlijke structurele actie op dit onderwerp is noodzakelijk om een vuist te kunnen maken tegen de huidige gang van zaken. Zo blijkt uit gesprekken zowel met de (Ondernemersvereniging) als de (Milieudienst) dat er gevallen zijn waar de gemeente voor de keuze wordt gesteld door een groot bedrijf. Deze gemeenten moeten zorgen voor nieuwe bedrijfsruimte omdat de ondernemer anders naar een naburige gemeente gaat, die wel instemt met zijn voorwaarden. In deze gevallen geeft de gemeente vaak toe aan de wensen van de ondernemer, ook al is dit niet in belang van de lokale samenleving. Verbeteren van veiligheid Voornamelijk op oudere bedrijventerreinen vermindert het gevoel van veiligheid door de jaren heen. Bijvoorbeeld door achterstallig onderhoud aan de openbare ruimte . Het bedrijventerrein waar ook het parkmanagement bureau zit ligt aan de rand van een stad in het Groene Hart. Op dit terrein was ook sprake van een vermindering van de kwaliteit van de openbare ruimte . De gemeente was niet in staat de kwaliteit van de openbare ruimte op een goed niveau te houden. Ondernemers kwamen steeds vaker verhaal halen bij de gemeenten. Deze gaven aan wel om tafel te willen gaan zitten maar pas wanneer de ondernemers zich hadden georganiseerd. Ook in gesprekken met de ondernemersverenging kwam zo’n beeld naar voren. De kwaliteit op het bedrijventerrein was niet optimaal waarna ondernemers zich verenigden en zich gingen inzetten op het verbeteren van het bedrijventerrein (Parkmanagement). Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) blijkt in beide gevallen het ideale middel te zijn om een gemeenschappelijke stap naar verbetering van veiligheid op bedrijventerreinen te maken. Daarnaast biedt het behalen van dit keurmerk ook veel financiële voordelen (Ondernemersvereniging). Een van de maatregelen die echter steeds vaker wordt toegepast is het afscheiden van het bedrijventerrein van haar omgeving. Bijvoorbeeld het bedrijventerrein waar de installateur zit. Hier werd na sluitingstijd een slagboom neergelaten en werd de in- en uitgang de gehele dag, doormiddel van camerabewaking, in de gaten gehouden(Installateur). Branding Afscheiden van een bedrijventerrein zorgt echter voor een grotere afscheiding van haar omgeving. Terwijl bijvoorbeeld de provincies juist proberen deze verbinding te verbeteren. Een betere verbinding tussen stad en land moet mensen er bewust van maken hoe mooi de omgeving is (Werkgroep Duurzaamheid). Als een bedrijventerrein een rol kan spelen in deze beeldvorming, dan kan het zich daar deels mee branden. Branding wordt steeds belangrijker, zeker nu gemeenten zi ch terugtrekken uit herstructureringsopgaven en initiatief steeds meer bij de ondernemer komt te liggen om een goed functionerend bedrijventerrein te behouden. Branding creëert namelijk een vraag voor goedlopende terreinen. Probeer bij branding echter we l de taal van de ondernemer te spreken. Deze bestaat uit het verhogen van het belang van het terrein en dit te behouden. Brand duurzaamheid bij ondernemers door bijvoorbeeld aan te geven dat duurzaam gebruik een vermindering van slijtage tot gevolg heeft (Adviesbureau).
21
Conclusie Er gebeurt veel op gebied van duurzaamheid. Dit is alleen al duidelijk door de ontwikkeling die in de gesprekken met actoren en het klankbordgroep zijn te zien. Bij de Stichting was aan het begin van dit jaar, bij de verduurzaming van werkgelegenheid, het stimuleren van duurzaamheid bij individuele bedrijven nog het voornaamste doel. Er is nu een nieuwe laag bij gekomen. Verduurzaming van werkgelegenheid die de schaal van individuele ondernemers overstijgt. Op dit moment heeft het verduurzamen van werkgelegenheid in het Groene Hart een meer structureel karakter gekregen door ook de aandacht te vestigen op duurzaamheid, op de schaal van een compleet bedrijventerrein. In deze schaal zijn veranderingen niet onderhevig aan het beleid van een ondernemer en kunnen grotere veranderingen worden doorgevoerd als gevolg van samenwerking. Omdat vanaf het begin de ambitie aanwezig was om een relevant product op te leveren, is de terugkoppeling van informatie en voortgang naar het werkveld een goede aanvulling geweest. De conclusies op gebied van deelvraag 3 Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke randvoorwaarden spelen hierbij? kunnen het onderzoek in het volgende hoofdstuk aanvullen en verbreden. Ook is duidelijk geworden dat er een grote bereidwilligheid is om duurzaamheid op bedrijventerreinen echt aan te gaan pakken. Er wordt momenteel gezocht naar een geschikt bedrijventerrein dat als koploper gaat dienen op gebied van verduurzaming. Voor de uitvoer hiervan geven bedrijven aan dat ze beschikbaar zijn. Als antwoord op deelvraag 4 Welke rol speelt de Stichting Groene Hart in het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen? kan gezegd worden dat deze rol vrij groot is. Dit komt voor een groot deel doordat de Stichting geen commerciële of overheidsgebonden functie heeft. Hierdoor heeft deze in dit proces een vrij onpartijdige rol. Daarnaast is het voor de Stichting, die voor een groot deel afhankelijk is van vrijwilligerswerk, mogelijk dit project voort te zetten zon der een financieel belang. De rol van de Stichting ligt met name in het initiëren en aanjagen. Uitvoering zal wel bij commerciële bedrijven komen te liggen.
22
Hoofdstuk 5
Duurzaamheidsstudie
Van duurzame producten heeft iedereen wel gehoord, de meesten weten ook nog wel aan te geven dat bij de productie van dit product rekening is gehouden met de natuur of iets dergelijks. Wanneer je ernaar vraagt wat duurzaamheid op een bedrijventerrein inhoudt weet men meestal geen antwoord te geven. In dit hoofdstuk zal hier op ingegaan worden met behulp van deelvraag 3 Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke onderwerpen spelen hierbij? Zo zal onderzocht worden welke onderwerpen bij een bedrijventerrein van belang zijn om van een duurzaam bedrijventerrein te kunnen spreken. Hiervoor moet duurzaamheid eerst vanuit verschillende invalshoeken bekeken worden. Hierna volgt hoe duurzaamheid in de prakti jk moet worden uitgevoerd. De nadruk ligt hierbij vooral bestuurlijk gebied omdat dit juist voor structurele veranderingen kan zorgen. Hiernaast zal worden ingegaan op de voordelen van verduurzamen. Dit vormt de basis bij het beantwoorden van deelvraag 6 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten? Deze vraag zal in het volgende hoofdstuk terugkomen en uiteindelijk beantwoord worden.
Literatuur onderzoek Het begrip duurzaamheid wordt vaak misbruikt. Regelmatig wordt een duurzame ontwikkeling gebruikt om aandacht van een niet-duurzame ontwikkeling af te leiden. In zo een situatie wordt het begrip in nietszeggende context gebruikt waardoor het risico bestaat dat het begrip zelf ook nietszeggend wordt (Rotmans, 2007). Dit wordt versterkt doordat er geen breed gedragen beeld over de invulling van het begrip duurzaamheid bestaat. Hierdoor wordt het in de praktijk, door onder andere beleidsmakers en de media, vaak gebruikt als een term zonder inhoud (Develtere, 2003). Duurzaamheid, containerbegrip Doordat het vaak onduidelijk is wat men bedoeld, wanneer het over duurzaamheid gaat, wordt het vaak een containerbegrip genoemd. Volgens de van Dale is dit "Een begrip zonder scherp afgebakende betekenis, waaraan de taalgebruiker zelf nader invulling kan geven en dat op veel verschillende toestanden, gebeurtenissen of zaken wordt toegepast." Het is dus belangrijk om scherp te formuleren wat onder duurzaamheid verstaan wordt. De meest gebruikte definitie wordt ook in het nationale milieubeleidsplan, dit is een strategisch milieubeleidsplan van de nationale overheid, gebruikt. Het gaat hierbij om duurzaamheid in actie (duurzame ontwikkeling), hiervan is sprake wanneer ‘’Een ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun ‘behoeftes’ te kunnen voorzien.’’ Dit is in feite een vertaling van de definitie die de Brundtland Commission, een commissie die in 1987 in opdracht van de Verenigde Naties een rapport over mondiale milieuproblemen en duurzaamheid schreef, en de volgende definitie introduceerde : ‘’sustainable development is development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” Omdat deze definitie het meest is terug te vinden in officiële rapporten gaat duurzaamheid in veel gevallen nog over te algemene zaken en mist het scherpte wat leidt tot onduidelijkheid. Deze onduidelijkheid is ook terug te vinden in de dagelijkse praktijk. Volgens Develtere (2003) bestaan er onder sleutelfiguren op gebied van duurzaamheid en duurzame ontwikkelingen momenteel twee verschillende visies. Enerzijds is er de waardering voor het concept van duurzaamheid. De meesten vinden het een zeer nuttig begrip omdat het de manier van functioneren van onze maatschappij ter discussie stelt en helpt bij het zoeken van mogelijke alternatieven.
23
Men denkt in het algemeen dat het begrip steeds meer zal inburgeren. Anderzijds zijn er sleutelfiguren die menen dat ‘duurzame ontwikkelingen’ enkel een modewoord is en zal verdwijnen. Volgens Develtere (2003) had deze groep personen er moeite mee het begrip te omschrijven. Hiermee lijkt Develtere aan te geven dat mensen die tegen duurzaamheid zijn eigenlijk geen goed inzicht hebben in wat hier onder valt. Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn om de mogelijkheden van duurzaamheid onder de aandacht te gaan brengen, onderwijs over het toepassen van duurzaamheid en wat hiervan de voor- en nadelen zijn. Wel moet men reëel zijn en er op rekenen dat niet elke scepticus zich zal bedenken door duurzaamheid beter in beeld te brengen. Dat duurzaamheid een breed begrip is moge duidelijk zijn. Om duurzaamheid op bedrijventerreinen te concretiseren kan men de volgende onderverdeling maken. Zo kan duurzaamheid gebruikt worden om duurzame bedrijfsvoering mee aan te duiden. Bij deze vorm van bedrijfsvoering worden producten en/of diensten geleverd zonder een te zware belasting voor op milieu te leggen. Dit onderwerp gaat goed samen met het verbeteren van de bedrijfsvoering en is dus aantrekkelijk voor ondernemers die hier inzicht in hebben. Duurzame bedrijfsvoering vermindert, door een lager gebruik van grondstoffen en energie evenals een vermindering van afvalstoffen en emissies, namelijk onkosten in onder andere het productieproces (Folkerts &Weijers, 2004). Dit sluit aan bij het gegeven, genoemd hoofdstuk 3 ‘Bedrijventerreinen in het Groene Hart’, dat duurzaamheid kan worden gebruikt bij de opwaardering van de kwaliteit van bedrijven op een bedrijventerrein. Door duurzaamheid kunnen namelijk negatieve effecten van ondernemen op het milieu, gedacht kan worden aan geuroverlast en afvalproblematiek, worden aangepakt. Tegelijkertijd worden de kosten van het ondernemen gereduceerd waardoor economische versterking van de bedrijfsvoering optreedt. Gemeenschappelijke duurzaamheid Zojuist was te lezen dat bedrijven door duurzaam handelen niet alleen hun eigen bedrijfsvoering ten opzichte van de belasting op de natuur kunnen verbeteren. Er is ook winst met duurzaam ondernemen te behalen. Hierdoor is duurzaam handelen steeds populairder aan het worden bij ondernemers. Er is echter een groot aantal onderwerpen op gebied van verduurzamen die te ingewikkeld zijn voor een ondernemer of zelf een gemeente om op te kunnen pakken. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit maar ook aan onderwerpen zoals het verbeteren van afval inzameling, gezamenlijk efficiënt omgaan met energie en efficiënt grondgebruik door hoog bouwen en multifunctioneel ruimte benutten. Er zijn echter grotere en bredere onderwerpen aan te pakken wanneer verschillende actoren samen optrekken bij het verduurzamen van een bedrijventerrein. Dan zijn er wel oplossingen te realiseren voor onderwerpen, zojuist genoemd. In het vervolg van dit onderzoek zal vaker worden ingegaan op gemeenschappelijke duurzaamheid. Olympische ringen Dit geeft echter nog niet een volledig beeld van duurzaamheid op een bedrijventerrein. Wanneer duurzaamheid van bedrijfsvoering wordt aangevuld door groen en ecologie ontstaat er echter al een completer beeld. Robbert Snep legde mij ooit het verschil uit. Een duurzaam bedrijf gebruikt bijvoorbeeld FSC hout of is in zijn productieproces zuinig met water. Een ecologisch bedrijf of bedrijventerrein herbergt op een of andere manier veel ecologie op zijn kavel, gedacht kan worden aan een afwisselend gebruik van groen zodat er diverse soorten flora en/of fauna ontstaan. Om ecologische vooruitgang te behalen is participatie van een heel bedrijventerrein noodzakelijk. Dit kan soms een lastige opgave zijn omdat een dergelijk gebied meestal meerdere eigenaren heeft. Tot slot kan een bedrijf of bedrijventerrein ook groen zijn. In dit geval ligt de nadruk vooral op een (groene)uitstraling, gedacht kan worden aan goed bijgehouden grasvelden of een nette rij bomen. Groen en biodiversiteit zijn belangrijke onderwerpen.
24
Tal van onderzoeken geven aan dat dit belangrijke onderwerpen zijn voor het functioneren van mensen. Een van deze onderzoeken is het onderzoek ‘Groen Loont!’ waarin de voordelen van groen in stedelijk gebied worden opgesomd. Gedacht kan worden aan sociale aspecten zoals het verminderen van zorgkosten bijvoorbeeld door 15% minder overgewicht en een afname van 10% in het gebruik van antidepressiva. Ook op gebied van vastgoed, bijvoorbeeld dat door vergroening de waarde van het vastgoed stijgt. En daling van milieubelasting doordat vergroening van daken en het planten van bomen een energiebesparing kan opleveren en door aanleg van meer groen kan de hemelwaterafvoer op een meer natuurlijke manier verlopen. Tussen deze drie onderwerpen is echter een goede integratie mogelijk. Hierbij kan men elk der onderdelen zien als een van de ringen van het embleem van de Olympische Spelen. Waar deze ringen elkaar overlappen ontstaat er een integratie tussen de verschillende onderwerpen. Het is volgens Robbert Snep juist deze integratie die op een complete manier duurzaamheid kan toepassen op een bedrijventerrein dat de ambitie heeft om te verduurzamen. Biodiversiteit Er zit dus een verschil tussen groene en ecologische bedrijventerreinen. Hoewel ze beiden groener zijn kan er op een ecologisch bedrijventerrein de biodiversiteit worden gestimuleerd. Dit kan door slim gebruiken te maken van groen en openbare ruimte op een bedrijventerrein. Biodiversiteit gaat namelijk over de soortenrijkdom (van zowel flora als fauna). Het kan hierbij gaan om het verbreden van het aantal plantensoorten, het kiezen van plantensoorten die beter aansluiten op de omgeving of het kiezen van plantensoorten die als voeding dienen van (bijzondere) fauna in de omgeving (OECD, 2003). Ook het nemen van maatregelen om bijzondere fauna te huisvesten helpt bij het stimuleren van biodiversiteit. Door het inpassen van biodiversiteit kan een bedrijventerrein zich gunstig profileren, bijvoorbeeld wanneer dit helpt bij het in stand houden van een bedreigde diersoort. Er zijn meerdere voorbeelden te vinden op dit onderwerp. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van dakpannen die een zwaluwpopulatie helpt met een onderkomen of door het aanpassen van de beplanting zodat een bedreigde vlindersoort hier haar voeding kan vinden. Maar vooral het verbinden van diverse ecologische gebieden, waardoor vergroting van het beschikbare oppervlakte optreedt, kan een verbetering van de biodiversiteit op een bedrijventerrein en die van het omliggende gebied verzorgen. Leefbaarheid In de ruimtelijke ordening wordt al lange tijd nagedacht over de invulling van duurzaamheid in de kwaliteit van ruimte. Dit is een lang proces geweest omdat duurzaamheid vroeger vooral bestond uit aandacht voor het verduurzamen van enkele onderdelen in het bouwproces. Tegenwoordig gaat het bij duurzaamheid in de ruimtelijke ordening om het ontwikkelen van een integraal concept waarin duurzaam ontwikkelen, bouwen en behouden van de gebouwde omgeving is opgenomen of wordt ondergebracht (Hal et al, 2000). Hierbij wordt er pas gesproken van duurzaam ontwikkelen of bouwen wanneer dit een positief effect heeft op de leefbaarheid van de omgeving. Deze leefbaarheid ontstaat volgens Dorst (2005) wanneer er een passende relatie tussen de mens(en) en de omgeving aanwezig is. Hierdoor wordt de kwaliteit van de leefbaarheid beoordeeld vanuit het perspectief van de individuele mens. Wanneer men de kwaliteit van duurzaamheid toetst wordt dit bepaald vanuit het perspectief van de mensheid. Hierdoor lijkt op het eerste gezicht een tegenstrijdigheid in belangen te ontstaan wanneer men duurzaamheid en leefbaarheid samenbrengt. Beide onderwerpen zouden echter niet tegenstrijdig, maar een aanvulling op de ander moeten zijn. Door het vergroten van leefbaarheid op bedrijventerreinen verbetert de interactie tussen de bezoeker, de ‘buurman’ of passant.
25
Zo stijgt de belevingswaarde van het bedrijventerrein. Deze waardestijging kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat het bedrijventerrein eerder wordt gerevitaliseerd dan wanneer het als onaantrekkelijk gezien wordt, er is namelijk meer te verliezen wanneer een aantrekkelijk bedrijventerrein in verval raakt. Er is echter een trend in opkomst dat bedrijventerreinen zich steeds verder van hun omgeving af sluiten, vaak op initiatief van de lokale overkoepelende bedrijvenorganisatie. In navolging met de ontwikkeling van ‘gated communities’ worden de grenzen tussen het bedrijventerrein en hun omgeving scherper. Er worden bijvoorbeeld slagbomen geplaatst, er komt cameratoezicht, etc. Hiermee zullen op de kortere termijn een aantal probleemgebieden verbeteren, denk aan het buiten de deur houden van ongewenst gebruikers van het terrein, maar uiteindelijk zal de leefbaarheid afnemen. Deze ontwikkeling gaat sterk in tegen het gegeven dat wonen en werken voorheen altijd geïntegreerd waren, dit is besproken in het hoofdstuk ‘bedrijventerreinen in het Groene Hart’ . Er zit een nadeel aan het afsluiten van een bedrijventerrein van hun omgeving. Omdat juist de kwaliteit van leefbaarheid vanuit de mens wordt beoordeeld, kunnen verbeteringen van de openbare ruimte en de toegankelijkheid van bedrijventerreinen, waardoor de relatie tussen de ruimte en de gebruiker verbeteren, de leefbaarheid verbeteren. Wordt deze verbinding niet verstevigd maar juist verminderd dan kan dit ervoor zorgen dat de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het desbetreffende bedrijventerrein juist verslechtert. Herstructurering Herstructurering is in de vorige twee hoofdstukken al aan bod gekomen. Herstructurering biedt een mooie kans om verduurzaming van een bedrijventerrein met betrekking tot de panden te realiseren. Naast het besparen van ruimte (besproken in hoofdstuk 3 ‘Bedrijventerreinen in het Groene Hart’) kan er door middel van herstructurering ook een besparing plaatsvinden van bouwmaterialen. Bestaande casco’s en infrastructuur kunnen bij herstructurering namelijk deels worden hergebruikt. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VGN) heeft een definitie van herstructurering, gericht op bedrijventerreinen, die luidt: ‘’Herstructurering is het overkoepelende begrip waarin revitalisering, herprofilering en transformatie zijn opgenomen.’’ De eigenlijke definitie van herstructurering is afgeleid van de Herstructureringsopgave. Dit is het aantal hectares dat moet worden aangepakt door (zware) revitalisering en herprofilering. De drie zojuist genoemde begrippen worden vaak door elkaar gebruikt, de definitie is echter als volgt. a. (Zware) revitalisering: (forse) ingrepen op het bedrijventerrein om de kwaliteiten van de locatie te verbeteren (aanpak van de infrastructuur, openbare en private ruimte) die nodig is indien er sprake is van (dreigende) structurele leegstand en ernstige achteruitgang van het terrein. b. Herprofilering: een zware vorm van revitalisering die leidt tot een (gedeeltelijke) nieuwe werkfunctie op het bedrijventerrein zoals kantorenlocatie of detailhandel, die veelal vraagt om (gedeeltelijke) sloop van panden en een aanpassing van de infrastructuur. c. Transformatie: een totale herinrichting van het terrein waarbij het terrein (of een deel daarvan) wordt onttrokken aan de voorraad bedrijventerreinen. De functie van het terrein (of een deel daarvan) verandert naar een niet-economische functie. 3 p’s Eerder is beschreven dat duurzaamheid voor een deel bestaat uit het duurzaam produceren en verwerken van producten door bedrijven. Bedrijven zijn echter heel verschillend en hebben hierdoor eigen sterke en zwakke punten, ook op gebied van duurzaamheid. Er is dus geen uniforme aanpak voor verduurzaming van bedrijfsvoering. Elk(e) sector en/of bedrijf heeft haar eigen gebied waarin het de meeste winst op het gebied van duurzaamheid kan maken, of waar het de meeste affectie mee heeft. Hier wordt hieronder verder op ingegaan (Jorna et al, 2004).
26
Om toch een totaal beeld van duurzaamheid in ondernemen te creëren bestaat de triple P. Deze bestaat uit drie onderwerpen waaruit duurzame bedrijfsvoering bestaan. De P’s staan voor: Planet, People en Profit. Onder het Planet vallen de ecologische, groene en milieu aspecten van duurzaamheid. People heeft betrekking op de sociale duurzaamheid en bevat het duurzaam handelen in sociaal aspecten, in dit onderwerp zit onder andere het handelen van een onderneming richting personeel. De laatste P staat voor Profit en gaat over duurzaamheid met betrekking tot economische ontwikkelingen. Wanneer een bedrijf op deze drie onderwerpen rekening houdt met de toekomst en er verantwoordelijk mee omgaat zou het op duurzame manier met de bedrijfsprocessen omgaan (Jorna et al, 2004). Vaak is het echter niet zo simpel, zo hebben de verschillende onderwerpen elkaar enerzijds nodig om elkaar te versterken. Anderzijds staan dezelfde onderwerpen vaak op gespannen voet met elkaar. Zo heeft men grondstoffen, energie en materialen (Planet) nodig om te kunnen bewerken om geld mee te kunnen verdienen (Profit) en de kwaliteit van leven in stand kunnen houden of verbeteren (People). Economische groei leidt tegelijkertijd in veel gevallen tot een belasting van het milieu. Zelfs als er naast economische groei ook een groei in innovatie is, waardoor het milieu minder belast wordt. Bij duurzame innovatie kan gedacht worden aan manieren om de hoeveelheid energie of materiaal die voor een product nodig zijn te verlagen. Wanneer economische groei tot een belasting van het milieu leidt, is de economische groei groter dan de daling van de milieubelasting. Een voorbeeld hiervan is de uitstoot van NOx door het wegverkeer. Hoewel de uitstoot van NOx per auto in de afgelopen jaren sterk is afgenomen, is het totaal aantal auto’s op de weg verdubbeld waardoor de uitstoot van NOx nagenoeg gelijk is gebleven (Rotmans, 2007). Dat niet elk bedrijf op dezelfde manier tijd steekt in verduurzaming komt volgens Jorna et al (2004) onder andere door het type producten dat de ondernemer levert, de achtergrond en zijn omgang naar de buitenwereld. Hij heeft dit onderzocht door dertien bedrijven, werkzaam met duurzame innovaties, te onderzoeken en te kijken naar hun ‘balans’ in de triple P’s. Hij heeft deze balans in een tabel gezet, zie figuur 8. Te zien is dat elk bedrijf een totaal van 10 punten heeft, dit komt overeen met de 100% aan energie die dat gebied op gebied van duurzaamheid doet. Wat meteen opvalt is dat elk bedrijf op een andere manier tot de 10 punten of 100% komt. Waar Trimbos zich zo goed als volledig (9 van de 10 punten) inzet op People, investeert Optichem maar 2 van de 10 punten in het zelfde onderdeel. Jorna et al (2004) geeft hierna een korte bedrijfsschets van elk bedrijf dat in de tabel is opgenomen. Kijken we naar de bedrijfsschetsen van Trimbos en Optichem, dan blijkt het volgende. Optichem ontwikkelt verschillende oplossingen betreffende chemische processen. Een voorbeeld hiervan is hun beslissingsondersteunend systeem (BOS) systeem, dit systeem is er vooral op gericht om ecologische duurzaamheid (Planet) te verbeteren. Dit door het verminderen dan wel beter gebruik gaan maken van chemische stoffen in de karton- en papierindustrie. Hoewel economische duurzaamheid (Profit) wel als argument wordt gebruikt om dit systeem te realiseren, en het daardoor twee punten krijgt, heeft dit aspect toch een ondergeschikt belang. Net zo speelt de sociale duurzaamheid (People) een kleine rol, maar dat kan veranderen als het aspect de veiligheid en het delen van kennis tussen de domeine n van chemie en papier belangrijker worden. Trimbos is daarentegen een instituut dat zich richt op het onderzoeken en verbeteren van sociale duurzaamheid (People). De ecologische duurzaamheid (Planet) speelt voor deze organisatie eigenlijk geen rol. Het ene punt dat staat bij de economische duurzaamheid (Profit) komt alleen doordat men door een betere kennisinfrastructuur kennis kan hergebruiken en ke nnis beter kan delen waardoor dit kosten kan besparen.
27
Figuur 8, De duurzaamheidswaardering bij de 13 organisaties voor de drie P’s., totaal van 10 is 100% Bron: (Jorna, Engelen & Hadders, 2004)
Duurzaamheid toegepast Volgens Develtere (2003) is duurzaamheid dus nog een zeer algemene term zonder inhoud waardoor iedereen zich tot op zekere hoogte er wel in kan vinden. Hij vergelijkt ‘duurzaamheid’ of ‘duurzame ontwikkelingen’ met de termen ‘rechtvaardigheid’ en ‘vrede’. Net zo als niemand echt tegen een ‘een rechtvaardige maatschappij’ kan zijn, kan men momenteel niet echt uitgesproken tegen ‘duurzame ontwikkelingen’ zijn. Als gevolg van deze vaagheid wordt duurzaamheid nog regelmatig gebruikt als een laagje vernis, zonder dat er echt belang wordt gehecht aan werkelijke duurzaamheid. Verdieping en concretisering van het begrip kan komen door niet alleen aan te geven wat men ermee bedoelt. Maar juist ook aandacht te geven aan concrete thema’s die onder duurzaamheid vallen (Develtere, 2003). In het eerste deel van dit hoofdstuk zijn al een aantal concrete onderwerpen die betrekking hebben op verduurzaming van bedrijventerreinen langsgekomen. Uitwerking hiervan lijkt in veel gevallen toch vaak nog een stap te ver te zijn. Concrete stappen om op een bedrijv enterrein gezamenlijk duurzaamheid aan te pakken komen niet of maar deels van de grond. Een voorbeeld hiervan is bedrijventerrein Zoutman in Reeuwijk. Op dit bedrijventerrein lukte het maar deels om het proces van verduurzaming in een gezamenlijke structuur te krijgen. In hoofdstuk 10 ‘Casestudie’ zal hier verder over gesproken worden. De vraag is echter hoe het kan dat er nog maar weinig echte concrete stappen worden gezet als verduurzaming zoveel positieve effecten lijkt te hebben? Overheidssturing Op bestuurlijk gebied is de ambitie uitgesproken om duurzaamheid te concretiseren. Het grootste deel van concrete sturing op gebied van duurzaamheid gebeurt door gemeenten. Veel beleid ontstaat echter bij het Rijk om vervolgens zijn uitwerking te krijgen op provinciaal niveau. Beleid uit hogere overheidslagen is meestal echter niet relevant voor duurzaamheid op een lokaal niveau. Dit zorgt er voor een deel voor dat gemeenten, die het grootste deel van duurzaamheid moeten concretiseren, met beleid van hogere overheidslagen te maken krijgen dat niet concreet is. Toch zijn er een aantal uitzonderingen waarin er wel concreet beleid op gebied van duurzaamheid vanuit hogere lagen wordt gemaakt. De SER-ladder is hier de bekendste van en hier zal later in dit hoofdstuk verder op ingegaan worden. Er is echter een verschil in functie tussen beleid vanuit het rijk, de provincie en de gemeente. Omdat het grootste deel van de gemeenten in het Groene Hart onder de provincie Zuid Holland val t zal in dit hoofdstuk, bij provinciaal beleid, de nadruk liggen op het beleid van deze provincie. Bij aanvullingen of tegenstellingen zal beleid van een andere provincie gebruikt worden. Zoals de provincie Zuid-Holland zelf aangeeft is hun beleid gericht ‘’op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven.’’ De provincie geeft echter wel aan dat de opgave zo complex is ze een actieve inzet moeten hebben.
28
Alleen zo zouden de knelpunten die gemeenten en regio's hebben bij de (afst emming van) herstructurering en ontwikkeling van nieuwe locaties kunnen worden opgelost. Dit is terug te vinden in het Actieprogramma Ruimte voor Economie 2007-2011. Hierin staat dat het realiseren van voldoende en kwalitatief goede werklocaties een provin ciaal belang is. Door de nieuwe WRO zullen provincies hierin een meer sturende rol krijgen. Zo zullen in de nieuwe provinciale structuurvisie van de provincie Zuid-Holland concrete voorstellen worden gedaan om de beleidsaccenten uit het actieprogramma een plek te geven. Met als doel om op provinciaal niveau een meer eenduidig beleid te realiseren. Een concreet voorbeeld uit dit actieprogramma is dat er vanuit streekplannen, en dus op provinciale schaal, ruimte moet worden gereserveerd voor werklocaties. De provincie Utrecht is hier nog net wat verder in en heeft in haar provinciale structuurvisie aan gegeven dat verschillende regio’s een convenant moeten afsluiten. In deze convenanten staat aangegeven hoe de gemeenten de komende jaren om willen gaan met he t realiseren van nieuwe ruimte voor economische activiteiten. Hiernaast erkennen de gemeenten dat hun ligging in het Groene Hart bijzondere verantwoordelijkheden met zich meebrengt en ze de ruimte intensief en duurzaam moet gebruiken. In de convenanten wordt opgenomen dat bij realisatie van nieuwe bedrijventerreinen rekening moet worden gehouden met de principes van de SER -ladder. Deze provinciale beleidsstukken staat vervolgens aan de basis van gemeentelijke bestemmingsplannen waarin concreet wordt opgenomen of er voor bedrijvigheid nog nieuwe ruimte vrijkomt in de gemeente. Het eerste convenant is inmiddels opgesteld tussen de provincie Utrecht en de regio Utrecht West waarin de gemeenten Woerden, Lopik, IJsselstein, Montfoort, Oudewater, Ronde Venen liggen. Een belangrijk onderdeel van sturing door hogere overheden ligt dus op gebied van de ruimtelijke ordening. Hiervoor worden onder andere de herstructureringsopgave en SER-ladder ingezet. Een belangrijke reden voor deze regie van hogere overheden is de steeds schaarser wordende ruimte. Door de regionale afstemming moet het makkelijker worden om onderlinge ruimtebehoeftes tussen gemeenten af te stemmen. Bijvoorbeeld door het stimuleren van projecten die gemeentegrensoverschrijdend zijn. Door samenwerking moet het volgens provincie Zuid-Holland mogelijk zijn nieuw uitgeefbare ruimte te vinden. Tot slot wil de provincie Zuid-Holland zich steeds meer gaan richtten op een goede en duurzame ruimtelijke inpassing van economische activiteiten. Een goede ruimtelijke inpassing houdt in dat gebieden waar economische activiteiten plaatsvinden beter op hun context worden aangesloten. Volgens de provincie worden hierdoor economische ontwikkeling verbonden aan het creëren van een aantrekkelijke leefomgeving voor de bevolking en dat is volgens de provincie een meerwaarde. SER-Ladder Vanuit onder andere de provincies komt naar voren dat bij het zoeken van nieuwe werklocaties de principes van de SER-ladder moeten worden gehanteerd. Maar waarom, wat houdt de SER-ladder in en waarom is er behoefte aan dit instrument. De SER-ladder is voor het eerst geïntroduceerd in een advies van de SER-raad (uitgebracht aan de Staatssecretaris van EZ). In dit advies staat de volgende de definitie: “Deze ladder is bedoeld als een denkmodel voor de allocatie van de schaarse ruimte. Hij heeft van onder naar boven de volgende drie tredes: 1. Gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden. 2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door benutting van de ‘derde dimensie’ (ondergronds bouwen en hoogbouw), door technische vernieuwingen en door multifunctioneel ruimtegebruik. Wet- en regelgeving en het daarbij behorende beleidsinstrumentarium dienen een verhoging van de ruimteproductiviteit te bevorderen.
29
3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik voor de desbetreffende functie aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in de kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen en/of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.” Als vergrendeling van dit instrument nemen provincies de SER-ladder in de provinciale Structuurvisie of in andere beleidsstukken op. In de provinciale structuurvisie van Zuid-Holland staat dat de SERladder een vast onderdeel zal uitmaken bij het vaststellen van bestemmingsplannen en afwegingen in de (her-)ontwikkeling van bedrijventerreinen en in een regionale afstemming. Daarnaast geeft dezelfde provincie nog meer gewicht aan de SER-ladder, door het gebruik ervan op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor is het een verplicht onderdeel geworden van de te doorlopen ruimtelijke procedures. Maar waarom is er behoefte aan een instrument zoals de SER-ladder? Ondanks het vaak uitspreken van overheden dat ze tegen het onnodig plegen van nieuwbouw zijn, gebeurde dit nog vaak. Er kwam dan nieuwbouw tot stand terwijl er nog ruimte aanwezig is. Bijvoorbeeld op bestaande bedrijventerreinen die met leegstand te maken hadden. Op deze manier vergrootte aan de ene kant de leegstand terwijl aan de andere kant de schaarse vrije ruimte steeds schaarser werd door deze nieuwbouw. Er is echter nog een ander probleem aanwezig. De laatste circa 30 jaar is er in de bouw gewerkt met het mechaniek van waarde verhoging van de grond. Als boerenland werd opgekocht om voor de bouw van bedrijven, kantoren of woningen te gebruiken steeg de waarde van de grond. Bij elke ‘hogere’ functie kreeg de grond meer waarde. Wanneer een bedrijventerrein gebruikt werd voor het realiseren van kantoren verhoogde de waarde. Wanneer er dus een bedrijventerrein moest worden bijgebouwd werd dit niet gedaan op een locatie waar eerst een woningwijk stond. Op deze ‘drietrap’ is alleen eenrichtingsverkeer mogelijk, maar dat paste goed in de filosofie: The sky is the limit. Wanneer een (deel van ee n) bedrijventerrein aan vernieuwing toe was, werd meestal een nieuw bedrijventerrein gerealiseerd op landbouwgrond en kwam op de plek van het oude bedrijventerrein een kantoorgebied of woningbouw. Zelfs als hier maar weinig animo voor was. Wanneer het bedrijventerrein maar deels bleef staan, kwam het vaak voor dat de nieuwbouw van kantoren of woningen een deel van de kosten voor herstructurering bekostigde. Hierdoor is het vrij ongunstig om bij herstructurering alleen maar bedrijfspanden voor bedrijfspanden terug te plaatsen. Maar het moge duidelijk zijn dat het haast onmogelijk is om van een gebied dat voorheen een woonwijk was een bedrijventerrein te maken. Op elke plek waar een bedrijventerrein verandert in een woonwijk is er dus geen weg meer terug om dit gebied ooit nog eens als bedrijventerrein te herontwikkeling. De SER-ladder probeert onder andere de zojuist genoemde mechanieken tegen te gaan, gemeenten te belemmeren in het zomaar realiseren van nieuwe bedrijventerreinen. Als er een tekort aan werklocaties is, moet het eerst aan de hand van de stappen kijken naar andere oplossingen dan nieuwbouw. De gemeente moet bij het zoeken naar nieuwe ruimte voor werkvoorziening eerst kijken naar de mogelijkheid tot herstructureren van een ouder bedrijventerrein. Naast ruimtewinst is ook het bestrijden van de veroudering en verrommeling van werklocaties een belangrijk doel dat men door middel van de SERladder wil aanpakken.
30
Toegepaste definitie van duurzaamheid Na in dit hoofdstuk de breedte van het begrip duurzaamheid te hebben getoond is het mogelijk een toegepaste formulering van duurzaamheid voor bedrijventerreinen in het Groene Hart vast te stellen. Duurzaamheid op bedrijventerreinen in het Groene Hart wordt niet alleen gerealiseerd door duurzaam ondernemen waarbij ondernemers van een bedrijventerrein, bij de productie en/of dienstverlening, schadelijke effecten op milieu steeds verder vermindere n, waarmee het milieu ontzien wordt en de behoeftes van toekomstige generaties niet in gevaar worden gebracht. Een groot deel van de verduurzaming bestaat daarnaast uit het verbeteren van de kwaliteit van een bedrijventerrein zelf. Door een betere kwaliteit ontstaat een langere houdbaarheid en een verhoogde reden tot herstructurering (bij veroudering). De twee belangrijkste thema’s om dit te realiseren zijn specifiek voor het Groene Hart: het verbeteren van de relatie met de context en het verbeteren van biodiversiteit (te beginnen bij (rest)groen op het bedrijventerrein).
Conclusie Na dit hoofdstuk is het mogelijk deelvraag 3 Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke onderwerpen spelen hierbij? te beantwoorden. Duurzaamheid bestaat voor een deel uit het verminderen van overlast van bedrijfsvoering op het milieu. Dit kan in besparingen van materiaal en energie en de vermindering van schadelijke stoffen. Zo vermindert duurzaam ondernemen de schade op het milieu. Hieraan is deels een verlaging van kosten op de bedrijfsvoering gekoppeld. Hiernaast is er nog een ruimtelijk aspect van duurzaamheid op bedrijventerreinen, dit aspect is nog belangrijker omdat dit onderzoek het Groene Hart als afbakening gebruikt. In het Groene Hart is de ruimte schaars en beschermd. Door de kwaliteit op bedrijventerreinen te verbeteren, bijvoorbeeld door de leefbaarhe id te verhogen, kan het hergebruiken van dit terrein (wanneer het veroudert) meer vanzelfsprekend zijn. Dit hergebruik zorgt ervoor dat er minder ruimte voor nieuwe bedrijvigheid hoeft te worden gezocht op nieuwe locaties. Dit kan dan deels op al bestaande bedrijventerreinen worden gerealiseerd. De SER-ladder werkt ook volgens dit principe. Er moet bij een nieuwe vraag naar ruimte eerst gekeken worden naar oplossingsmogelijkheden in de al bestaande gebouwde omgeving. In veel gevallen werkt de SER-ladder echter nog niet zoals gewenst. Tot op heden lijkt het erop dat de overheidslagen niet goed weten hoe dit instrument ingezet moet worden. Door een meer concretere uitwerking van dit instrument zou het beter te gebruiken zijn en beter gaan functioneren. Al deze onderwerpen verbeteren de beeldvorming voor zowel de ondernemer als het bedrijventerrein. Er zijn genoeg positieve punten met betrekking tot verduurzamen van bedrijventerreinen. Deze positieve punten profileren, zou er voor de ondernemer misschien voor kunnen zorgen dat er naast de financiële voordelen, verbonden aan duurzaam handelen (Folkerts &Weijers, 2004), ook voordeel ontstaat door een verbetering van de beeldvorming van de ondernemer of het bedrijventerrein. Hierin ligt al een deel van het antwoord op deelvraag 5 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten?
31
Hoofdstuk 6
Branding
In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de positieve onderwerpen van duurzaamheid een goede basis zijn voor het profileren van een onderneming of bedrijventerrein. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op deze profilering (branding). Waar het principe van branding vandaan komt, hoe dit toegepast kan worden en wat het te bereiken effect is, wordt beantwoord aan de hand van deelvraag 5 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten?
Literatuur onderzoek In de moderne wereld draait veel om beelden. In een uitzending van de ‘’Wereld Draait Door’’ sprak een gast over de moderne maatschappij en het gegeven dat beelden hierin een belangrijke rol spelen. Volgens hem zou een modern mens tegenwoordig in een dag evenveel beelden zien als een mens 100 jaar geleden in zijn of haar hele leven zag. Er is de afgelopen decennia dus een enorme toename geweest van de hoeveelheid beelden en de invloed hiervan. Deze verandering heeft ook onze visie op het heden voor een groot deel veranderd. Bij branding gaat het in principe ook over beelden en de beeldvorming die ze creëren. De beeldvorming van het Groene Hart gebeurt al heel lang. In de zestiende en zeventiende eeuw werden er veel schetsen gemaakt van het landschap dat ligt in het huidige Groene Hart. Deze schetsen waren nog niet heel levensecht. In de achttiende eeuw werden beelden van het landschap steeds accurater. In deze periode werd het landschap met grotere nauwkeurigheid vastgelegd , ze kunnen beschouwd worden als voorgangers van de fotografie (Hoogendoorn, 2006). Het beeld dat destijds is vastgelegd is voor een groot deel nog steeds het beeld dat de doorsnee recreant vandaag de dag bij het Groene Hart heeft. Er gebeurt in het Groene Hart echter meer dan is vastgelegd in deze, vaak romantische, landschappen. Het Groene Hart is ook een gebied waar geleefd, gewerkt en ontspannen wordt. Wat is branding Branding is een afleiding van het Engelse woord voor merk. De Engelse definitie gehanteerd door businessdictionary is: ‘’The process involved in creating a unique name and image for a product in the consumers mind, mainly through advertising campaigns with a consistent theme. Branding aims to establish a significant and differentiated presence in the market that attracts and retains loyal customers.’’ Tussen duurzaamheid en branding bestaat al een sterke koppeling. Duurzaam ondernemen wordt door een ondernemer vaak al bewust of onbewust gebrand. Maar hoe is branding in de ruimtelijke ordening ontstaan? Doordat Nederland sinds de wederopbouw na de tweede wereldoorlog steeds welvarender geworden is, zijn Nederlanders steeds meer hun geld gaan besteden aan vrije tijd. Door deze ontwikkeling is hij kritischer geworden. Onder andere in de keuze waar te gaan winkelen en recreëren. Door deze meer kritische houding, gecombineerd met de verhoogde mobiliteit, verloren steden hun voorheen zo vanzelfsprekende bezoekers uit het omringende gebied (Momaas, 2000). Men is dus op zoek naar een efficiëntere besteding van zijn vrije tijd en wordt daardoor steeds kritischer wat betreft de keuze voor de invulling hiervan. Ze zijn hierbij vooral op zoek naar een ‘unieke’ belevenis. Dit betekent praktisch dat consumenten voor ondernemers lastiger ‘binnen te halen’ zijn en zich ook moeilijker laten binden aan een bepaalde locatie of gelegenheid. Die laatsten zetten dan ook steeds vaker in op kwaliteit en proberen zich te onderscheiden met unieke concepten, waardoor de heterogeniteit van het aanbod ook toeneemt (Spronsen et al, 2008). Om toch mensen te kunnen blijven lokken, begonnen steden zich steeds meer te richten op het profileren van hun stad. Deze profilering wordt ook wel branding genoemd (Momaas, 2000). Wanneer het specifiek gaat om het profileren van stedelijk gebied wordt dit ook wel City Branding genoemd. Door de grotere steden van Nederland wordt al aan City Branding gedaan, deze branding
32
wordt vaak vorm gegeven door middel van een campagne. In Amsterdam bijvoorbeeld door ‘I Amsterdam’ en in Groningen met ‘Er gaat niets boven Groningen’ (Horlings, 2008). Koppeling werkgelegenheid Dit gaat ook op wanneer we naar werkgelegenheid kijken. De werknemer wordt steeds kritischer en neemt niet snel meer genoeg met alleen een goed salaris. Daarnaast is door de verhoogde mobiliteit de flexibiliteit van een werknemer steeds groter geworden waardoor een werknemer uit bijvoorbeeld Woerden niet per se in deze stad werkt maar bijvoorbeeld op en neer reist naar Utrecht voor zijn werk. Daarnaast is er op gebied van bedrijventerreinen al een aantal jaren sprake van leegloop en achteruitgang van de (beeld)kwaliteit. De terreinen die nog vol zitten zijn vitaal of er wordt veel energie in gestoken, bijvoorbeeld door herstructurering. Door branding kan een bedrijventerrein dit soort positieve punten openbaar maken en zo een bedrijventerrein voorsprong geven op concurrerende terreinen. Regionale schaal Dat door middel van branding een voorsprong kan worden genomen op concurrerende gebieden is ook doorgedrongen op regionale schaal. Horlings (2008) geeft Nationaal Landschap ‘Het Groene Woud’ als voorbeeld. Dit landschap is gelegen in de driehoek tussen de steden Den Bosch, Tilburg en Eindhoven. In deze regio heeft een aardbeienteler het initiatief genomen voor een proces van branding. Zijn doel was om partijen te mobiliseren en een regionale economie op te zetten die de 3P’s als uitgangspunten had. Volgens Horlings waren er inmiddels tientallen agrarische en niet agrarische ondernemers aangesloten bij dit initiatief om duurzame Groene Woud producten te gaan verkopen. Er was gekozen om dit onder te brengen in een coöperatie, deze heeft de stedelijke bevolking in het omringende gebied als doelgroep.
Branding toegepast (on)bewust Zoals een stad zich brand kan ook een regionaal gebied zich door middel van branding profileren. Er zal dan gezocht moeten worden naar gebiedseigen eigenschappen en deze vervolgens op een slimme manier moeten inzetten om beeldvorming of deze regio te veranderen. Een groot deel van het Groene Hart bestaat uit landschappelijk gebied. Hier is vaak (on)bewust al een sterk beeld over aanwezig. Zowel de gebruiker als de recreant verwacht vaak dat het platteland rust, ruimte en een aantrekkelijk landschap biedt. Deze eigenschappen worden in het Groene Hart extra gewaardeerd vanwege de moderne stedelijke cultuur. Het zijn de tegenhangers voor het stedelijke, jachtige leven. Als gevolg van deze verstedelijking en de beeldvorming hiervan, verandert ook het product van het landschap. De verstedelijking en verstedelijkte mentaliteit hebben ervoor gezorgd dat het platteland steeds van een agrarisch productielandschap in een consumptielandschap is veranderd. Dit consumptielandschap staat ten dienste van stedelingen, passend binnen de brede trend van de belevingseconomie. De landbouw verdwijnt niet, maar is gaan inspelen op de beeldvorming en produceert naast voedsel steeds meer maatschappelijke diensten. Voorbeelden van deze diensten zijn recreatie, landschapsbeheer, waterbeheer en zorg(Horlings, 2008). Koppeling naar bedrijventerreinen Zojuist is al aangegeven dat men zich in het Groene Woud ging richten op de stedeling, die rust en ruimte zoekt. Op het platteland is veel te halen met betrekking tot het onderzoeksonderwerp. Er zit echter nog een ‘’gat’’ bij branding tussen stedelijk/regionaal en ondernemersniveau. Hiertussen zit het bedrijventerrein. En hoewel er al meer aan branding op bedrijventerreinen begint te ontstaan, meestal door middel van een parkmanagement organisatie, is er nog veel terrein te winnen. Meestal gebeurt branding van een bedrijventerrein door het parkmanagement of een
33
andere vorm van organisatie omdat dit een gemeenschappelijk portaal biedt, waarmee gemeenschappelijke onderwerpen voor de buitenwereld zichtbaar gemaakt kunnen worden. Naast branding van duurzaam ondernemen kan een bedrijventerrein zich ook meer gaan richten op branding door op het terrein gebiedsoverstijgende functies te gaan faciliteren. Dit kan bijvoorbeeld door het fraai inpassen van het bedrijventerrein in zijn omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan het creëren van een verbindingsfunctie tussen de woonwijken via het te rrein naar het achterland. Dat laatste wordt in een aantal gevallen juist tegen gewerkt, bedrijventerreinen worden afgesloten voor niet-werkgerelateerd verkeer. Dit zal juist voor een vervreemding van bedrijventerreinen zorgen. Toegepast Dat bedrijven zich wel proberen te profileren met hun locatie in het Groene Hart is bijvoorbeeld te zien hun naamvoering. Als je in Maps.google.nl de zoekterm ‘Groene Hart’ invoert krijg je ruimt vierenhalf duizend hits figuur 9. Dit is een deel van de bedrijven of andere instellingen die in hun naam het Groene Hart hebben opgenomen. Hieronder vallen onder anderen ziekenhuizen, koeriersdiensten, makelaars, etc. Dat er veel bedrijven zijn die het Groene Hart in hun naam opnemen laat zien dat ze een meerwaarde zien in het verbinden van zichzelf aan de term Groene Hart. Dit is het begin van branding voor zowel de ondernemen als het Groene Hart zelf.
Figuur 9, Weergave van de zoekterm Groene Hart in Google Maps Bron: Google Maps
Ondernemers zien dus blijkbaar wat in het verbinden van hun onderneming aan de term Groene Hart. Hier liggen kansen omdat veel ondernemers (on)bewust al bezig zijn hun positie te gebruiken voor het branden van hun onderneming. Hier kan op ingespeeld worden door aan te sturen op de volgende stap waarbij hun ligging ook kwalitatieve duurzame eisen krijgt. En dat deze zowel individueel als gemeenschappelijk gebruikt kunnen worden in het proces van branding.
Conclusie
34
In het hoofdstuk is naar voren gekomen dat branding op elk niveau begint door te dri ngen. Branding bestond al langer in de context van bijvoorbeeld merken of aansprekende beelden. Branding is echter opnieuw uitgevonden door steden die ‘consumenten’ probeerde aan te trekken. Op regionale schaal blijkt branding een samenbindende functie te hebben. En op gebied van een bedrijventerrein of ondernemer lijkt branding het ideale uithangbord. Branding zou echter ook het moeizame proces van verduurzaming van bedrijventerreinen kunnen stimuleren. Gezien is dat branding op regionale schaal een samenbindende en visievormende functie kan hebben. Dit zijn al allemaal deelantwoorden op de deelvraag 5 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten?
35
Hoofdstuk 7
Toepassing
In de voorgaande hoofdstukken is besproken wat het Groene Hart bijzonder maakt. Hierna is ingegaan op (mogelijke) bedreigingen van dit Groene Hart vanwege de aanwezige werkgelegenheid, hierbij ligt de focus op werkgelegenheid die plaatsvindt op bedrijvente rreinen. De vraag was hoe deze bedreigingen kunnen worden omgebogen en deze een stimulerend effect op de kwaliteit van het Groene Hart konden krijgen. Hierbij werd gezocht naar een antwoord op deelvraag 6 Hoe kunnen de ongewenste processen, genoemd in deelvraag 2, worden omgekeerd? Het volgende wordt hierover geconcludeerd in hoofdstuk 3 ‘Bedrijventerreinen in het Groene Hart’ ‘’Het tegengaan van veroudering op bestaande bedrijventerreinen door middel van verduurzaming lijkt hierbij een belangrijke denkrichting die kansen kan bieden.’’ In dit hoofdstuk zal een verdere verdieping van dit antwoord plaats vinden waardoor uiteindelijk een definitief antwoord gegeven kan worden op deelvraag 3. Naar een antwoord wordt gezocht door in het eerste deel van dit hoofdstuk verder in te gaan op de stad- landverbinding en branding als transitie stimulans. Hierna zal gekeken worden welke onderwerpen voor verduurzaming van bedrijventerreinen in het Groene Hart de uiteindelijk de belangrijkste zijn en hoe deze zich verhouden tot alle genoemde maatregelen, onder anderen besproken in hoofdstuk 5 ‘Duurzaamheidsstudie.
Verbinding stad land Er is in dit rapport al aangegeven dat de meeste bedrijventerreinen aan de rand van stad of dorp liggen. Dit is niet zonder rede, er zitten namelijk een aantal voordelen aan een bedrijventerrein op deze locatie. Om te beginnen is er meestal sprake van minder verkeersoverlast voor de omgeving, het verkeer dat naar en van het bedrijventerrein gaat kan op een meer directe manier op zijn bestemming komen. Daarnaast zijn bedrijventerreinen de afgelopen decennia meestal op zichtlocaties gerealiseerd, dit waren locaties aan de rand van stad of dorp en aan (hoofd)infrastructuur. Deze positie van bedrijventerreinen zorgt voor een groter bereik van een potentiële doelgroep. Tot slot zijn ook geur- en geluidcontouren, opgenomen in milieuwetgeving, eenvoudiger te hanteren wanneer een bedrijventerrein aan de rand van een stad of dorp staat. Er zijn bij deze locatietype meestal minder andere functies in directe omgeving van een bedrijventerrein aanwezig. De keerzijde hiervan is wel dat een dergelijke locatie voor een zekere mate van vervreemding kunnen zorgen. Bedrijventerreinen worden hierdoor een soort van enclaves die alleen door bestemmings verkeer aangedaan worden. Het probleem hierbij is dat juist deze terreinen zich in de verbindingsgebieden tussen stad en (platte)land bevinden, waardoor het belangrijk is geworden de toegankelijkheid te verbeteren (Gedeputeerde staten, 2007). Ook zijn moderne bedrijventerreinen meestal niet heel toegankelijk ontworpen. In veel gevallen is er maar een beperkt aantal toegangswegen aanwezig die het terrein ontsluiten. Dit omdat men onder andere sluipverkeer over een bedrijventerrein wil tegen gaan. In figuur 10 is simplistische weergave van een bedrijventerrein in Montfoort te zien, dat maar een toegangsweg heeft. Deze beperkte toegang tot veel bedrijventerreinen wordt tegenwoordig soms versterkt door een nieuwe ontwikkeling. Uit onder andere het werkveldonderzoek blijkt dat ondernemers zich tegenwoordig steeds vaker af willen scheiden van hun directe omgeving. In het kader van veiligheid worden bedrijventerreinen met behulp van bijvoorbeeld een slagboom alleen opengesteld voor bestemmingsverkeer. Ook het bedrijventerrein in Montfoort uit figuur 10 heeft sinds kort bij de toegangsweg een slagboom die, na sluitingstijd van de bedrijven, sluit. Dit steeds verder afsluiten van bedrijventerreinen zou een veiligere omgeving voor ondernemers moeten creëren. Het zorgt er echter voor dat er een nog grotere differentiatie van woon-, verblijfsen werkgebieden ontstaat. Als argument voor deze scheiding wordt aangegeven dat groepen die niet per definitie op een bedrijventerrein thuishoren, overlast ondervinden en bezorgen, door hun
36
aanwezigheid. Op bedrijventerreinen bevinden zich verschillende bedrijfsgroepen die voor overlast zorgen. De veroorzaakte overlast wordt echter steeds kleiner door moderne bedrijfsvoering en nieuwe ontwerpmogelijkheden.
Figuur 10, Bedrijventerrein met maar een toegangsweg Bron: Eigen afbeelding
Bij het afsluiten van een bedrijventerrein van zijn omgeving zijn sterke overeenkomsten met ‘gated communities’ te vinden. Het concept gated communities komt oorspronkelijk uit Amerika. Door middel van slagbomen, patrouilles en andere veiligheidsvoorzieningen wordt een gebied gecreëerd dat ondoordringbaar is voor buitenstaanders. Door het afsluiten van de omgeving ontstaat volgens Borret een zeker mate van vervreemding met de directe omgeving. Door deze vervreemding voelen ze zich ook minder verantwoordelijk voor hun directe omgeving. Hierdoor vergroot hun gevoel van onveiligheid. Hun beeld op de realiteit kan niet meer getoetst worden op de werkelijke cijfers van criminaliteit en vandalisme. Hoewel het op eerste gezicht best een goede oplossing lijkt te zijn, sluiten gated communities de ‘boze’ buitenwereld buiten waardoor het beeld van de werkelijk wordt beïnvloed. Merkwaardig genoeg wordt deze stedelijke oplossing, die door het Amerikaanse doem denken is ontstaan, moeiteloos in Europa overgenomen. Dit terwijl de Europese problematiek veel minder extreem is dan Amerika. De afwezigheid van mensen op bedrijventerreinen na werktijden kan juist zorgen voor een onveilige sfeer. Dit wordt versterkt wanneer een bedrijventerrein wordt afgesloten voor buitenstaanders. Het afschermen van deze terreinen kan in eerste instantie misschien de veiligheid verbeteren. Het is de vraag of dit een duurzame oplossing is. In de meeste gevallen is dit niet de goedkoopste oplossing. Zo moet er bijvoorbeeld een duur camera-bewakingssysteem worden aangeschaft of om het uur een beveiligingsronde gereden worden. Met het beter toegankelijk houden van een bedrijventerrein ontstaat veiligheid door sociale controle door de aanwezi gheid van mensen buiten kantoortijden. De verbinding tussen woon- en werklocaties waren in het verleden altijd robuust. In diverse gevallen is bekend dat fabrieken woonvoorzieningen voor hun arbeiders ontwikkelden in de directe omgeving van de werkplek. Bijvoorbeeld de aardappelmeelfabriek van de firma W.A. Scholten. Deze firma bouwde op sommige van hun locaties arbeiderswoningen op het fabrieksterrein. Waarschijnlijk was de bouw een gebaar naar de lokale bevolking om hen zo gunstiger te stemmen ten opzichte van de
37
komst van de fabriek (Knaap, 2004). Dit kan als een vroege variant van profilering gezien worden. Het is van meerdere fabrieken bekend dat ze woningen voor hun arbeiders realiseerden.
Branding als transitiestimulans Er is in het hoofdstuk 6 ‘Branding’ al gesproken over de eigenschappen van branding en hoe dit gebruikt kan worden voor het verduurzamen van bedrijventerreinen in het Groene Hart, vastgelegd in deelvraag 6 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten? In dat hoofdstuk is echter nog geen definitief antwoord op deze deelvraag gegeven. In hoofdstuk 6 ‘Branding’ komt naar voren dat door middel van branding aan beeldvorming wordt gedaan en dat deze de betrokkenheid weet te vergroten. Betrokkenheid bij het proces van verduurzaming is van groot belang bij het slagen van verduurzaming van bedrijventerreinen. Het gebeurt nog vaak dat verduurzaming van een bedrijventerrein op een bepaalde hoogte blijft steken en de ambities naar beneden moeten worden bijgesteld. Een proces dat zo ingewikkeld is en een lange tijd nodig heeft om te concretiseren wordt een transitie genoemd (Develtere, 2003). Zo’n proces maakt concreet handelen ingewikkeld omdat er stappen aan vooraf gaan. Goede verreikende strategieën zijn dan nodig om tot concrete producten te komen. Of zoals Rotmans (2007) zegt: ‘’ Een koers richting duurzaamheid vergt ingrijpende veranderingen op veel terreinen. Veranderingen in het denken en handelen, in de wijze waarop wordt geproduceerd en geconsumeerd en in de manier waarop men zich organiseert. Deze veranderingen worden transities genoemd. Transities ontstaan zelden spontaan en vragen meestal om een slimme, verreikende strategie in kleine stappen: groot denken klein doen.’’ In dit proces van transitie (transitieproces) van verduurzaming zijn we momenteel aangeland. En hoewel er meer en meer het besef ontstaat dat duurzaamheid noodzakelijk is, zijn er nog veel stappen te nemen voordat duurzaam handelen een logische keuze is geworden in alle situaties. Het sturen van zo een transitieproces kan echter niet op klassieke wijze, daarbij de overheid van bovenaf een proces aan. Er moet naar nieuwe sturingsvormen worden gezocht worden wanneer men een transitieproces probeert te beïnvloeden. De verschillende belangrijke actoren, in dit geval onder anderen de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties moeten hun doelen op elkaar afstemmen zodat ze gemeenschappelijk gebruik kunnen maken van hun expertise (Rotmans, 2006). Door deze gemeenschappelijke aanpak verandert de rol van de betrokken actoren, er is geen actor die alleenrecht heeft op de uitkomst van het proces. Branding kan hierbij helpen, branding als middel om gemeenschappelijke aanpak voor elkaar te krijgen. Deels door bekendheid te creëren over mogelijke aanpak van verduurzaming maar deels ook door een vergroting van het draagvlak voor duurzaam handelen te realiseren. Wanneer het verduurzamen van een bedrijventerrein als vanzelfsprekend gezien gaat worden, zal het concreet handelen van relevante actoren een extra stimulans krijgen.
Speerpunten Voor de Stichting Groene Hart was het van belang om uit alle relevante onderwerpen een aantal hoofdonderwerpen te zoeken waar het de aandacht op kon richtten. In dit deel van het hoofdstuk wordt besproken wat de belangrijkste onderwerpen zijn voor het versterken van de identiteit van het Groene Hart door verduurzaming van bedrijventerreinen. Er is gekozen het accent te leggen op drie speerpunten: gemeenschappelijke verduurzaming, inpassing in het landschap en verbetering van de biodiversiteit. Gemeenschappelijke verduurzaming omdat hiermee een nieuwe stap te maken is in het verduurzamen van bedrijventerreinen. Dit moet dan wel in aanvulling op duurzaam handelen van individuele ondernemers. Inpassing in het landschap omdat een betere inpassing van
38
bedrijventerreinen voor een betere leefbaarheid van het terrein en haar omgeving zorgt. En biodiversiteit omdat op elk bedrijventerrein ‘stukken’ (rest)groen aanwezig zijn waar vaak op een gemakkelijke manier meer winst uit te halen is ten behoeve van het versterken van biodiversiteit en de beeldvorming. Deze drie onderwerpen zijn daarnaast ook geschikte onderwerpen om voor de branding van een bedrijventerrein te gebruiken. Gemeenschappelijk verduurzamen zorgt voor een gemeenschappelijke aanpak en mogelijkheden tot profileren. Het tweede en derde punt verbeteren de relatie van een bedrijventerrein met haar omgeving op een duurzame manier. Het is juist bij branding dat er wordt gezocht naar het verbeteren van de relatie tussen de actor en zijn doelgroep. 1. Gemeenschappelijke verduurzaming Er is al aangegeven dat veel bedrijven waar mogelijk al veel doen aan het verduurzamen in eigen onderneming. Gemeenschappelijk aan duurzaamheid werken zorgt voor een extra verdieping in het proces van verduurzaming. Omvangrijkere onderwerpen kunnen zo beter worden aangepakt. Vaak komt dat doordat een bedrijf problemen, waar het individueel geen vuist tegen kan maken, door samenwerking wel ten uitvoer kan brengen. Door samenwerking vergroot de draagkracht en kunnen er meer uitvoeringsmogelijkheden ontstaan of door interactie nieuwe ideeën ontstaan. Voor ondernemers is het belangrijk in te weten dat i n veel gevallen maatregelen alleen door een actor, zoals de gemeente, kunnen worden gerealiseerd. Denk daarbij aan het veranderen van het bestemmingsplan op gebied van bouwhoogte, het veranderen van de aangewezen bestemming en het realiseren van kabelstroken die los liggen van het wegdek. Toepassing van en uitvoer van deze ideeën moeten echter wel altijd in onderling overleg en in samenwerking met de gemeente worden uitgevoerd. Bij gemeenschappelijk verduurzamen is een sterke vorm van samenwerking tussen gemeenten en ondernemers en overige actoren van groot belang. Een goed middel hiervoor kan parkmanagement zijn, dit gaat nog verder omdat niet alleen de samenwerking telt, maar ook een deel van de uitvoering wordt georganiseerd en gerealiseerd. Voorbeelden van onderwerpen die ingewikkeld zijn maar waar door middel van gemeenschappelijke uitvoer winst te behalen is, zijn: uitwisseling van energie en gezamenlijke voorzieningen op gebied van catering, sport en beveiliging etc. Omdat deze aspecten over het algemeen een goede investering zijn, ze leveren op gegeven moment geld op en/of zorgen voor een verbetering van het imago of de leefbaarheid. Hierdoor zijn ondernemers over het algemeen bereid stappen te zetten op gebied van gemeenschappelijke verduurzaming wat ook blijkt uit het werkveld onderzoek. Voor onderwerpen op gebied van duurzaamheid zijn relatief snel resultaten te realiseren. Het gaat hierbij om concrete punten die meestal binnen een niet te lange tijd zijn uit te werken en dan duidelijk resultaat opleveren. En juist resultaat kan zorgen voor een betere beeldvorming van het desbetreffend bedrijventerrein. Gemeenschappelijke verduurzaming is een goed onderwerp om mee te beginnen bij de verduurzaming van een bedrijventerrein. Het biedt de ingang bij relevante actoren. Daarnaast is het in relatief veel gevallen de reden voor ondernemers om zich te gaan verenigen. Bijvoorbeeld door middel van parkmanagement of een ondernemersvereniging. Deze vereniging kan de basis zijn van waaruit verdere verduurzaming wordt uitgevoerd. Zo bleek u it het werkveldgesprek dat de ondernemersvereniging waarmee gesproken is voor een groot deel heeft aangestuurd op de uitbereiding en revitalisering van het bedrijventerrein. Parkmanagement Parkmanagement is een vorm van samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven op h et niveau van een bedrijventerrein en heeft onder andere als doel om meer kwaliteit op het terrein te realiseren en hier continuïteit in aan te brengen. Parkmanagement heeft geen vast opgezette vorm, de betrokken actoren bepalen zelf de vorm. Deze samenwerking moet voor verandering in denken zorgen, in figuur 11 is deze verandering weergegeven (Abbenhues & Diessen ,2006).
39
Figuur 11, Verandering door middel van parkmanagement Bron: (Abbenhues & Diessen ,2006)
Voor het realiseren van parkmanagement is vaak een bepaald momentum nodig. Voor de de actor die parkmanagement van de grond wil krijgen kan het best gezocht worden naar de gemene deler. In veel gevallen zal het hierbij gaan om de onderwerpen schoon, veilig en bereikbaar. Door de meerwaarde van samenwerking op de schaal van een bedrijventerrein te laten zien, door middel van deze onderwerpen, is de stap naar het realiseren van parkmanagement kleiner. De volgende praktische punten voor parkmanagement komen uit het werkveld onderzoek: De zojuist genoemde basispunten (schoon, veilig en bereikbaar) kunnen goed worden geconcretiseerd door het KVO keurmerk toe te passen, dit keurmerk maakt een goede doorstart naar parkmanagement kleiner omdat het organisatorische fundament al ge legd is Parkmanagement is zeer geschikt voor het onderhouden van contacten met het gemeentelijk bestuur In het proces van parkmanagement is communicatie het belangrijkste onderdeel alleen zo kan het concreet vorm krijgen en effectief worden Financiering van parkmanagement kan door een bijdrage van deelnemenede bedrijven te vragen. Deze bijdrage kan op verschillende manieren worden berekend, de meest voorkomende zijn aan de hand van M2 grondoppervlak of op basis van de WOZ waarde Omdat lidmaatschap niet verplicht is maar er wel een prikkel nodig is voor participatie hebben ondernemers zonder lidmaatschap geen stem in de doelen en uitvoer van het parkmanagement (Parkmanagement). Het nieuwe werken Het nieuwe werken is een breed begrip dat ontwikkelingen omvat die van een traditioneel kantoor een innovatief en dynamisch kantoor maken. Concreet houdt dit in dat er op een bedrijf ruimte
40
wordt vrij gemaakt voor maatregelen die nodig zijn het nieuwe werken haalbaar te maken. Dit heeft vooral te maken met het flexibeler maken van werkruimte en de mogelijkheid om ruimte aan externe partijen zoals ZZP’ers te verhuren. Voor een bedrijf intern betekent flexibel werken vooral dat er meer vanuit projecten gewerkt wordt, waarbij per project gekeken wordt naar de juiste werkomgeving, in figuur 12 is een flexibel te gebruiken werkplek te zien.
Figuur 12, Mogelijke ‘ nieuw werken’ omgeving Bron: http://www.innovatieforganiseren.nl
Een belangrijk onderwerp dat speelt bij de toename van het nieuwe werken is dat steeds meer werknemers opzoek zijn naar een parttime baan. Bedrijven die het nieuwe werken hebben omarmd kunnen deze verandering beter opvangen, er is hier meer ruimte voor parttime banen. Vanuit ondernemers wordt echter ook vaker ingezet op dit onderwerp. De reden hiervoor is uiteenlopend. Het gebouw waarin een bedrijf zit kan te krap zijn geworden, al dan niet door een fusie. Daarnaast komen bij een fusie de medewerkers vaak uit verschillende windstreken waardoor het (hoofd)kantoor vaak niet meer centraal ligt en werknemers lange reisafstanden moeten afleggen om op het (hoofd)kantoor te komen (Mooij, 2009). Daarnaast kan het percentage onbezette bureaus hoog zijn, zelfs in een bedrijf dat op zoek is naar uitbereidingsruimte. Vaak komt dit doordat niet iedere werknemer elke dag werkt. Het is zelfs zo dat het nieuwe werken vaak in gang wordt gezet doordat er ruimtegebrek ontstaat, uitbreiden niet echt mogelijk is en het pand daarnaast vol bureaus staat maar deze vaak voor een deel niet bezet zijn(Mooij, 2009). Want mede door het nieuwe werken kan een groter aantal mensen werken op een gelijk gebleven vloeroppervlak. Daarnaast stimuleert het nieuwe werken medewerkers om niet meer op de gezette tijden te reizen waardoor de spits vermeden kan worden. Het verkorten van de reistijd heeft als positief effect dat de reiskostenvergoeding minder hoog hoeft te zijn voor de werkgever, daarnaast wordt het milieu ontlast wanneer er minder auto’s in de file staan. Het nieuwe werken heeft dus interne en externe aspecten, juist de externe aspecten zijn interessant wanneer het gaat over duurzaamheid op een bedrijventerrein. Wanneer er op een bedrijventerrein een pand komt dat geschikt is voor het nieuwe werken, dan kan dit een bel angrijke werk- en ontmoetingsplek worden voor ZZP’ers en lokale ondernemers. Een sterke aanvulling zou de aanwezigheid van een restaurant en vergaderruimtes zijn zodat lokale ondernemers hier gebruik van kunnen maken wanneer het externe contacten ontvangt. Juist deze ruimtes zijn namelijk vaak niet aanwezig of van slechte kwaliteit in een bedrijfspand van de meeste ondernemers die geen kantoorcomplex hebben.
41
2. Inpassing in landschap Zichtlocatie Daarnaast ontstaat een andere vorm van zichtlocaties, die van lokale bewoners die door langzame vervoersmiddelen langs bedrijven op een bedrijventerrein komen. Dit zal een stuk effectiever zijn voor de kleine ondernemers zoals zojuist al is aangegeven. Juist omdat veel bedrijventerreinen tussen stad en land in liggen, is door een goede inpassing in het landschap een waardeverhoging te creëren die naast een interne waardeverhoging ook leidt tot een verhoging van waarde van het landschap. In feite is het principe om dit voor elkaar te krijgen vrij simpel. Op bedrijven terreinen moet gezocht worden naar een betere inpassing in het omliggende land. Door aan te sluiten op de context. Dit zal wel een aantal veranderingen teweeg brengen. Op dit moment zijn de overgangen tussen platteland en bedrijventerreinen nog erg hard. Dit komt voornamelijk doordat zichtlocaties, lees locaties aan de rand van bedrijventerreinen en dan voornamelijk die langs een belangrijke verkeersroute liggen, de grootste gebouwen worden neergezet. De oplossing hiervoor is niet heel gemakkelijk. Deels moet het besef komen dat zichtlocaties misschien niet wordt bereikt vanuit de auto op de snelweg maar door de voetganger die over het bedrijventerrein komt. Daarnaast moeten de betrokken actoren gaan beseffen dat een bedrijventerrein dat heel opzichtig in he t landschap ligt, steeds minder getolereerd wordt en dit meer en meer zal omslaan in negatieve reclame. Tot slot wordt er door zeer veel gemeenten in het Groene Hart aandacht besteed aan het creëren van ommetjes ter bevordering van de recreatie evenals het profileren (bijvoorbeeld door Waterlinie ommetjes, uitgevoerd door Stichting Groene Hart. Bedrijventerreinen kunnen, wanneer een betere inpassing in het landschap ontstaat, goed dienen als schakel tussen het stedelijke gebied van een gemeente en het daaromheen liggende landschap. Verbinding stad-land en multifunctioneel ruimtegebruik Het bedrijventerrein Broekvelden ligt aan de rand van Bodegraven tussen stad, land en snelweg, figuur 13. Het bedrijventerrein is in het rood aangegeven. Over dit bedrijventerrein lopen al een aantal langzaamverkeer verbindingen, deze zijn in het zwart aangeven. Het bedrijventerrein speelt een belangrijke rol bij het ontsluiten van Bodengraven (voor recreatieve doeleinden) met haar directe omgeving in het oosten. Op het bedrijventerrein is centraal een groot groengebied en een waterstrook aanwezig, figuur 14. Los van het feit of dit een te uitgebreid gebied is, heeft het groen geen goede fysieke en historische aansluiting op het omringende landschap. Waar het omringende landschap uit een slagenlandschap bestaat en geen grote waterpartijen kent, is er op het bedrijventerrein gekozen voor de realisatie van een gebied dat oogt als een landschapspark.
Figuur 13, Bedrijventerrein Broekvelden bij Bodegraven Bron: Google Maps
42
Figuur 14, Groen element op bedrijventerrein
Figuur 15, Deel van fietspad
Naast deze slechte aansluiting op het omringende landschap is het gebied ook niet goed toegankelijk voor voetgangers en fietsers. Hoewel in een deel van het groene gebied voet- en fietspaden liggen, is deze verbinding verre van dekkend of efficiënt. In figuur 15 is een deel van het fietspad te zien. De route die dit pad volgt is echter niet logisch, waardoor het geen goede verbinding tot stand is gekomen tussen Bodegraven en het achterland. Ook moeten fietsers, na een stuk fietspad te hebben gevolgd, toch weer gebruik maken van de reguliere rijbaan, zie figuur 16. Dit maakt de verbinding er niet beter op.
Figuur 16, Fietser over de autoweg Ook de schaars aanwezige voetpaden zijn slecht gerealiseerd, op figuur 17(in de bijlage) is een voetpad te zien dat door een ander deel van het groene gebied op hetzelfde bedrijventerrein heen loopt. Ook dit voetpad houdt plots op (figuur 18 in de bijlage) waarna voetgangers hun weg moeten vervolgen op de openbare weg. Naast de zojuist genoemde slechte dekking van het fiets- en wandelpad wordt het groene gebied op het bedrijventerrein te eenzijdig gebruikt. Hoewel er een groot gebied is, waar werknemers gehuisvest op het bedrijventerrein gebruik van kunnen maken voor de pauze, is er maar een zitvoorziening gerealiseerd, figuur 19(in de bijlage). Daarnaast is er een poging ondernomen een speelvoorziening te realiseren (figuur 20 in de bijlage), maar deze poging is niet geslaagd. Het veld is niet goed gelukt op het veld meerdere functies plaatst te laten vinden, er is geen goede afscheiding met de weg het ligt afgelegen. Hierdoor is het is niet reëel te verwachten dat kinderen uit de buurt gebruik maken van dit veldje. Hoewel op het bedrijventerrein zichtbaar is geprobeerd een functiemening te creëren lijkt deze niet goed geslaagd te zijn. Voor een duurzaam gebruik van ruimte kunnen geen halve maatregelen gebruikt worden. Dit zal de mogelijke gebruiker alleen maar storen waardoor het bij een goede intentie blijft. 3. Biodiversiteit In het hoofdstuk duurzaamheid is al besproken dat er veel voordelen zitten aan het vergroten van biodiversiteit op bedrijventerreinen. Bij biodiversiteit is al snel winst te boeken wanneer bij de keuze van beplanting en/of onderhoud van openbare ruimte betere afstemming met de context plaatsvindt. Er is ook al besproken dat er veel studies zijn die laten zien dat er veel voordelen aan het
43
vergroenen en vergroten van biodiversiteit zitten. Het bevordert bijvoorbeeld de kwaliteit van een werkomgeving en vermindert ziekteverzuim. Een van de belangrijke onderwerpen bij het bevorderen van biodiversiteit op een bedrijventerrein is het laten aansluiten van de interne openbare ruimte op de flora en fauna van het omliggende gebied. Bij het vorige onderwerp ‘verbeteren van stad land verbinding’ is een bedrijventerrein waar een groot stuk groen aanwezig is besproken. Op dit bedrijventerrein wordt de biodiversiteit helaas niet bevorderd. Zo vindt er qua beplanting geen goede aansluiting met het omringende landschap plaatst. Op dit bedrijventerrein zal dus veel op gebied van biodiversiteit kunnen worden gewonnen zonder dat het een zwaardere last op de ruimte van het bedrijventerrein legt. Omdat biodiversiteit de kwaliteit van ruimte verhoogt versterkt het de uitstraling van een bedrijventerrein. Er zijn verschillende voorbeelden waar een bedrijventerrein positief in het nieuws komt doordat er bijvoorbeeld een bijzondere populatie van planten of dieren wordt versterkt op het terrein. Er is dus grote winst op gebied van biodiversiteit te halen, door de diversiteit binnen populaties van zowel flora als fauna te vergroten en beter aan te laten sluiten op bestaande soorten . Ook kan ermee aan de beeldvorming, met name lokaal maar ook regionaal gewerkt worden. Tot slot is er op de huidige Nederlandse bedrijventerreinen veel mogelijk op gebied van biodiversiteit zonder dat het al teveel ruimte hoeft te kosten. Een ander, steeds vaker toegepaste vorm van het stimuleren van biodiversiteit is het vergroenen van panden, figuur 21 laat een impressie zien die MD landschapsarchitecten heeft gemaakt op dit onderwerp. De vergroening van wand of dak van een gebouw kost helemaal geen extra ruimte op een bedrijventerrein. Dit is dan ook vaak het onderwerp waar mee begonnen wordt wanneer er niet zo snel ruimte voor handen is. Vergroening van daken is bij oudere bebouwing namelijk vaak niet mogelijk omdat hier bij de constructie geen rekening mee gehouden is. Bij nieuwbouw zou dit echter zonder probleem meegenomen kunnen worden. Naast de positieve effecten die een groen dak kan hebben op de biodiversiteit, werkt het namelijk zeer goed als isolatie(zowel tegen warmte als kou) en helpt een groen dak bij het afvoeren van water zonder dat dit een belasting oplevert op piekmomenten.
Figuur 21, Toekomstvisie van MD Landschapsarchitecten voor bio-divers bedrijventerreinen Bron: MD Landschapsarchitecten
44
Conclusie Er is gekozen voor drie speerpunten: Gemeenschappelijke verduurzaming, Inpassing in landschap en biodiversiteit, voor het beantwoorden van de deelvraag 6 Hoe kunnen de ongewenste processen, genoemd in deelvraag 2, worden omgekeerd? en 5 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten? In deze drie onderwerpen is een goede vertegenwoordiging van onderwerpen op gebied van duurzaamheid en branding aanwezig. Hiernaast zijn er verschillende integraties tussen verschillend e onderwerpen mogelijk. Bijvoorbeeld die van het multifunctioneel gebruik van ruimte en de inpassing in het landschap. Ook de combinatie tussen biodiversiteit en verbetering van de leefbaarheid op een bedrijventerrein is mogelijk. Dit is een belangrijk onderwerp met betrekking tot branding van bedrijventerreinen in het Groene Hart. Een bedrijventerrein zorgt door de combinatie van de onderwerpen biodiversiteit en leefbaarheid namelijk een meerwaarde voor de directe omgeving. Een koppeling van deze onderwerpen kan een multifunctionele en aantrekkelijke openbare ruimte opleveren. Deze openbare ruimte kan bij een strategische positionering, voor een samenbindend karakter op een bedrijventerrein zorgen en aanwezige verbinding tussen stad en land verbeteren. Door deze verbeterde verbinding kan het lokale karakter van een bedrijventerrein worden versterkt en de verbondenheid tussen omwoners en ondernemers verbeteren. Tot slot ontstaat een nieuwe vorm van zichtlocatie wanneer er langzaamverkeer over een bedrijventerrein heen wordt geleid, dat een goede verbinding tussen stad en land biedt. En kan een fietser op zijn fietstochtje richting het platteland misschien net een timmerman, op het te doorkruizen bedrijventerrein, vinden waar hij gebruik van wil maken.
45
Hoofdstuk 8
Thema-wijzer
Het doel van dit afstudeerrapport is hoe concreet verduurzamen van bedrijventerreinen in het Groene Hart een kwaliteitsverbetering van dit Groene Hart kan opleveren. In de hoofdstukken 5 ‘Duurzaamheidsstudie’ en 7 ‘Toepassing’ is al gekeken naar factoren waardoor verduurzaming van bedrijventerreinen kan worden geconcretiseerd. In dit hoofdstuk worden onderwerpen voor verduurzaming geclusterd in verschillende categorieën en in een document opgenomen. Dit is de Thema-wijzer, terug te vinden in het bijlagenrapport. Er is gekozen om de Thema-wijzer op dezelfde wijze op te zetten als de schijf van 5 voor de voeding. In deze voedingsschijf staan gezonde voedingsmiddelen onderverdeeld in categorieën. Maar waarom is er gekozen voor een overzicht van duurzame onderwerpen, onderverdeeld in relevante thema’s? Er zijn al veel duurzame mogelijkheden op bedrijventerreinen. Het is echter per actor verschillend hoeveel van deze onderwerpen bekend zijn. Over het algemeen blijkt er behoefte te zijn aan meer kennis over duurzaamheidsmogelijkheden op bedrijventerreinen. De Thema-wijzer heeft als doel hier in te voorzien. Het is uiteindelijk door middel van de Thema-wijzer dat er een antwoord op deelvraag 3 Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke randvoorwaarden spelen hierbij? kan worden gegeven. Daarnaast heeft de Thema-wijzer ook een essentiële functie voor Stichting Groene Hart. De Stichting kan het gebruiken om gemeenten en bedrijvenverenigingen te stimuleren tot het verduurzamen van bedrijventerreinen in het Groene Hart. Met de Thema-wijzer heeft de Stichting namelijk een product in handen waarmee het naar ingangen kan zoeken voor het in gesprek met externe partijen.
Deze onderwerpen zijn in zes verschillende thema´s onderverdeeld. De thema’s zijn: Gebouwtechnisch (thema 1), Bedrijfsmatig (thema 2), Mensgebonden (thema 3), Omgeving technisch (thema 4), Stedenbouwkundig (thema 5) en Procesmatige borging (thema 6).
Figuur 22, Duurzaamheids Thema-wijzer Bron: Eigen afbeelding
46
Voor een ondernemer is elk van deze thema’s en de maatregelen daarbinnen, alleen maar interessant wanneer daar direct of indirect winst uit te halen is. Bij het verduurzamingsproces kan een ondernemer ook op indirecte manier winst behalen, bijvoorbeeld door een imagoverbetering (van de eigen onderneming) of de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte op het bedrijventerrein waar het gelegen is. Omdat een ondernemer in de eerste plaats redeneert vanuit het maken van winst (wat een logische keuze is) staat profit in figuur 22 centraal. De overheid is weergegeven als schijf om alle thema’s heen. De praktijk laat steeds vaker zien dat sturing vanuit alleen de overheid vaak niet meer haalbaar is. Toch is de overheid nog steeds een belangrijke actor bij het verduurzamen van bedrijventerreinen. De wisselwerking tussen de overheid en andere actoren wordt weergegeven door tussen elke schijf een koppeling met de overheid weer te geven. In het bijlagenrapport is in hoofdstuk 7 een overzicht van alle maatregelen, onderverdeeld in de zes thema´s, opgenomen. Deze maatregelen zijn door middel van onderzoek in het werkveld en studie in de literatuur relevant gebleken voor het verduurzamen van een bedrijventerrein.
Belang onderverdelen De overheid heeft in deze moderne samenleving een steeds minder sturende rol gekregen. Waar grote projecten of veranderingen in het verleden voornamelijk werden uitgevoerd door sturing van de overheid, is het in de moderne maatschappij voor de overheid steeds lastiger geworden om zonder externe actoren grote projecten uit te voeren. Hierdoor heeft deze minder invloed gekregen op het resultaat. Deze verandering heeft meerdere oorzaken. Het gebrek aan middelen, maar bijvoorbeeld ook de macht van aandeelhouders (Peij et al, 2008) zorgen voor een steeds ingewikkelder wordende markt waarin de overheid een steeds minder sturende rol heeft. Daarnaast hanteert de overheid al jaren het dereguleringsbeleid wat er onder andere voor heeft gezorgd dat toenmalige staatsbedrijve n zijn geprivatiseerd. Het gebrek aan middelen wordt momenteel versterkt doordat er maar beperkte budgeten aanwezig zijn door bezuinigingen en de gemeente steeds meer het initiatief bij andere actoren neer legt. Een andere reden voor de complexiteit van sturing van het duurzaamheidsproces is dat nut en noodzaak van duurzaamheid nog niet bij iedereen is doorgedrongen. Hierdoor moet er in veel gevallen nog gewerkt worden aan de visievorming voordat actoren zich mengen in dit proces. Het zou nog een volle generatie kunnen duren voordat hierin een definitieve omslag heeft plaatsgevonden. Deze aanpak van dit proces wordt in beleidstermen aangeduid met het spelen van een ‘ spel’ met relevante actoren. In dit spel wordt getracht de andere actoren te overtuigen van de noodzaak van succesvol realiseren van het desbetreffende doel. Voor het sturen van de uitkomst kan, in dit geval de gemeente bijvoorbeeld het instrument ‘kiezen van stromen’ gebruiken. Met dit instrument ligt de nadruk van het realiseren van eigen belangen bij het kiezen van het moment wanneer de tijd hier rijp voor is om op een onderwerp onder de aandacht te brengen. Er moet echter wel rekening gehouden worden met het feit dat in deze situatie alle actoren niet al hun gewenste doelen z ullen kunnen realiseren. Het is dan dus ook belangrijk eigen belangen en de belangen van andere actoren te kennen en hier op in te zetten of in te spelen (Baas, 1995). Het is dus voor het succesvol sturen van een ingewikkeld proces belangrijk inzicht te krijgen in de belangen die de verschillende actoren kunnen hebben. Zo wordt duidelijk waar overeenkomsten liggen en op welke aspecten gezocht moet worden naar een compromis. Voor de actor die het proces van verduurzaming begint, is het belangrijk verschillende actoren met hetzelfde hoofddoel te verenigen.
47
Met de Thema-wijzer is het mogelijk om sturing te geven aan (beginnende)ambitie om een bedrijventerrein te verduurzamen. Om dit te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat gemeenten, ondernemersverenigingen, ondernemers etc. elkaar vinden op gezamenlijke doelen. Wanneer het belang groot genoeg is, kan een actor ‘verleid’ worden tot het participeren in het proces. Toch zal voor elk van de deelnemende actoren een verschil zijn tussen de gewenste belangen en de doelen. Hierbij kan een onderwerp, dat voor actor X het belangrijkste onderwerp is, voor actor Y een onderwerp zijn dat slechts een extraatje is (Baas, 1995). Het is dus belangrijk beweegredenen van de verschillende actoren inzichtelijk te maken en zo sturing te kunne n geven aan het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen. Hieronder staat voor een aantal belangrijke actoren welke van de onderwerpen (opgenomen in de themawijzer) een doel kunnen zijn. Voor de gemeente zijn de volgende onderwerpen het meest van belang: Het voldoen aan de eis van de provincie om de systematiek van de SER-ladder inhoud te geven. De SER-ladder heeft een deel van het beleid op gebied van herstructurering neergelegd op de lagere bestuurslagen. De uitvoer hiervan is de verantwoordelijkh eid van onder andere de gemeente. Door de met behulp van de themawijzer wordt getracht duurzame ontwikkelingen op bedrijventerreinen te ontwikkelen. Hieronder valt ook herstructurering, een belangrijk doel dat de SER-ladder tracht te realiseren Kansen om in overleg met de bedrijven de opgave voor (sociale) werkvoorziening uitvoer te geven. Het realiseren van een goede (sociale) werkvoorziening in een gemeente is belangrijk voor haar. Vooral nu door veranderend beleid gemeenten steeds meer verantwoordelijkheid krijgen om hun sociale werkvoorzieningen vorm te geven. Dit onderwerp komt terug in het duurzaamheidsonderwerp in de P van People. Deze krijgt vooral uitwerking bij het realiseren van werkvoorzieningen in een gemeente Mogelijkheid om in overleg met de andere partijen de opgelegde wateropgave op bedrijventerreinen te realiseren. De wateropgave is een belangrijk onderdeel in de gebouwde omgeving van het Groene Hart. Door de bodemsamenstelling, de ligging onder het N.A.P. en de wisseling in de hoeveelheid neerslag als gevolg van de klimaatverandering is water een cruciaal onderdeel voor realisatie van bebouwing. Een goede koppeling is er mogelijk tussen het uitvoeren van de wateropgaven en het verhogen van biodiversiteit op een bedrijventerrein Het verhogen van de leefbaarheid op en om bedrijventerreinen. Leefbaarheid ontstaat wanneer er een passende relatie tussen mens en omgeving aanwezig is. Voor het bevorderen van de leefbaarheid op bedrijventerreinen moet er op bedrijventerreinen een passende relatie met mensen ontstaan. Met de toename van de leefbaarheid en de economische kracht van de bedrijven stijgt ook de vastgoedwaarde van de bedrijventerreinen. Voor ondernemers zijn de volgende onderwerpen het meest van belang: Besparing op vaste lasten door duurzame oplossingen op gebied van onder andere energie en afvalverwijdering. Voor ondernemers hoeft een duurzame oplossing vaak geen extra geld te kosten, sterker nog, met (slimme) duurzame oplossingen is vaak geld te besparen. Dat er nog maar weinig met behulp van duurzame oplossingen wordt gewerkt is dus apart. Het lijkt erop dat het voor ondernemers vooral onduidelijk is en tijd kan kosten. Inzichtelijk maken waar en hoe bespaard kan worden door middel van duurzaamheid is dan ook nodig voor het beter oppakken van duurzaamheidsprincipes bij bedrijven Een beter imago door het toepassen van duurzame principes en daarmee meer economische stabiliteit. Het wel of niet duurzaam functioneren van een bedrijf wordt steeds belangrijker voor zijn functioneren. Wanneer een bedrijf duurzame principes toepast en dit op een goede manier brandt, geeft het een voordeel ten opzichte van bedrijven die dit nog niet doen
48
Het beter behouden van de waarde van het vastgoed door duurzame oplossingen toe te passen. Veel vastgoed dat aftakelt, is met een aantal aanpassingen vaak nog goed up to date te maken. Wanneer dit gebeurt worden er kosten bespaard doordat er gebruik gemaakt kan worden van bestaande casco en delen van infrastructuur en andere voorzieningen Ondernemersverenigingen hebben veel belangen die ook gelden voor individuele ondernemers. Het zijn namelijk de ondernemers die zich in een ondernemersvereniging verengingen om hun belangen te behartigen. Ondernemersverenigingen hebben echter wel een aantal overkoepelende belange n. De volgende onderwerpen het meest van belang: Besparing door samenwerking. Samenwerken levert verrassende besparingsmogelijkheden en winst door middel van efficiëntieverhoging op. Hierbij kan gedacht worden aan het gezamenlijke gebruik van auto’s, catering of bedrijfsruimte waardoor meer bedrijvigheid per m2 te realiseren is etc. Het opzetten van parkeerbeheer. Wanneer ondernemers ambities hebben met betrekking tot het verbeteren van duurzaamheid buiten hun eigen mogelijkheden om, dan is een gemeenschappelijke vorm van beheer noodzakelijk. Bij deze ambitie is het dus van belang zichtbaar te maken dat gemeenschappelijke aanpak een beter resultaat geeft Gemeenschappelijk afval inzamelen. Op een verbeterde vorm van afval inzamelen is relatief snel vooruitgang te boeken, zowel financieel als op gebied van duurzaamheid. Actoren zijn dan ook zo goed als nooit tegen dit onderwerp, waardoor het een goed onderwerp is om op in te zetten om de noodzaak van een gemeenschappelijke aanpak op gebied van duurzaamheid te stimuleren Het bevorderen van veiligheid op het bedrijventerrein. Voor dit onderwerp geldt hetzelfde als voor het gemeenschappelijk inzamelen van afval, het is een goed onderwerp om actoren het nut van een gemeenschappelijke aanpak mee te laten zien. Veiligheid is een belangrijk aspect voor duurzaamheid op een bedrijventerrein omdat een veilig bedrijventerrein beter functioneert en een hogere kwaliteit heeft Voor burgers zijn de volgende onderwerpen het meest van belang: Vergroening van de directe woonomgeving voor de mensen die rondom bedrijventerreinen wonen. Naast het feit dat bedrijventerreinen voor een deel kunnen voorzien in de groenvoorzieningen voor omwonenden kan door betere verbindingen tussen bedrijventerrein en de omgeving een betere omgeving voor de recreant worden gerealiseerd Versterken van de identiteit van het Groene Hart. Wanneer bedrijventerreinen de identiteit van het Groene Hart versterken, verbetert het de leefbaarheid. Deze komt burgers ten goede doordat ze bijvoorbeeld makkelijker de natuur van het Groene Hart kunnen betreden
49
Conclusie De Thema-wijzer is een concreet product geworden waarin maatregelen, onderverdeeld in zes verschillende thema’s, een richting kunnen geven in het proces tot verduurzaming van bedrijventerreinen in het Groene Hart. Hiermee geeft het een antwoord op deelvraag 3 Waar bestaat duurzaamheid op bedrijventerreinen uit en welke randvoorwaarden spelen hierbij? Er is bewust gekozen voor het concreet maken van de Thema-wijzer. Er worden namelijk al voldoende visiedocumenten gemaakt met maar weinig concrete en juist veel generieke punten. Dit maakt concrete stappen zetten niet gemakkelijker en kan ervoor zorgen dat men het begrip duurzaamheid, zoals al eerder besproken is, kan misbruiken (Develtere, 2003). De maatregelen die in de thema-wijzer voorkomen zijn op zichzelf niet vernieuwend. Het hebben van een compleet overzicht en de concrete uitwerking van deze onderwerpen door maatregelen en thema’s met elkaar te koppelen is echter wel vernieuwend. De Thema-wijzer is een geschikt document voor het op gang brengen van eerste gesprekken met een actor, relevant voor het proces tot verduurzaming van een bedrijventerrein. Voor de daadwerkelijke stimulering van duurzaamheid op bedrijventerreinen is dit echter nog niet v oldoende. Om dit te kunnen bereiken, moet gezocht worden naar een meer structurele basis onder duurzame handelingen. Profilering/Branding van bedrijventerreinen lijkt hierbij een middel te kunnen zijn. In het volgende hoofdstuk zal hier verder op ingegaan worden.
50
Hoofdstuk 9
Keurmerk
In dit hoofdstuk zal besproken worden hoe maatregelen op gebied van verduurzaming van bedrijventerreinen op een meer structurele manier kunnen worden vormgegeven. Branding kan hierbij als transitiestimulans werken, dit is besproken in hoofdstuk 7 ‘Toepassing’. In dit hoofdstuk zal de concrete uitwerking van deelvraag 5 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten? plaatsvinden. Daarnaast wordt gekeken naar de manier waarop dit kan worden vormge geven. Zo wordt er een antwoord op deelvraag 7 Hoe kan deze profilering van bedrijventerreinen in het Groene Hart worden vormgegeven? gegeven.
Doel van keurmerk Voor dit afstudeerproject is (werkveld)onderzoek gedaan naar concrete mogelijkheden tot verduurzaming van bedrijventerreinen. Hieruit bleek dat er in het werkveld en in de literatuur al inzicht is in de mogelijkheden tot verduurzamen van een bedrijventerrein. Het ontbreekt echter wel aan een compleet overzichten van al deze maatregelen. In de Thema-wijzer, het vorige hoofdstuk besproken, is getracht dit complete overzicht van duurzaamheid op bedrijventerreinen te geven. De Thema-wijzer is echter een vrijblijvend overzicht en mist nog de sturende kracht om duurzaamheid op bedrijventerreinen te concretiseren. Hoewel met de thema-wijzer al goede stappen gezet kunnen worden in het verder verduurzamen van bedrijventerreinen, moet dit proces beter worden vastgelegd. Dit is de uiteindelijke reden voor het realiseren van een keurmerk. Gedrag op gebied van duurzaamheid moet in kaart ge bracht worden en waar mogelijk beloond en in de spotlights gezet worden. Daarnaast zal door middel van een keurmerk op gebied van bedrijventerreinen het verschil tussen een bedrijventerrein dat een aantal duurzame bedrijven huisvest en een duurzaam bedrijventerrein (met duurzame bedrijven) zichtbaar maken. Deze sturende kracht is nodig omdat het proces van verduurzaming een ingewikkeld proces is. Zo is er i n hoofdstuk 7 ‘Toepassing’ gesproken over het gegeven dat de opgave van verduurzaming ook wel een transitie wordt genoemd. De verduurzamingsopgave is er namelijk een die door zijn complexiteit veel tijd kan nemen om ingeburgerd te raken. Voor deze inburgering kan branding een belangrijk hulpmiddel zijn. Duurzaamheid is namelijk een aantrekkelijk onderwerp waar, volgens (Develtere, 2003) iedereen zich tot op zekere hoogte wel in kan vinden. Zo vergelijkt hij duurzaamheid met termen als ‘rechtvaardigheid’ en ‘vrede’. Volgens (Develtere, 2003) komt dit doordat duurzaamheid een zeer algemene term zonder inhoud kan zijn. Er zou echter ook geen tegenstand moeten zijn tegen duurzaamheid wanneer het een concretere inhoudt krijgt en zo een minder algemene term is. Niemand zal zonder enig gewin de aarde doelmatig willen aantasten en zo toekomstige generaties de mogelijkheden tot een gezond leven willen ontnemen. Hierbij is het echter wel nodig dat duurzaamheid een concrete uitwerking krijgt en deze ook naamsbekendheid krijgt. Met dit doel voor ogen is besloten een keurmerk te maken dat duurzaam handelen van ondernemers en bedrijventerreinen toetst en inzichtelijk maakt voor externe partijen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om bewoners rondom het desbetreffend bedrijventerrein, klanten en leveranciers van de ondernemers en andere partijen. Het maken van een waarderingssysteem dat bedrijventerreinen in het Groene Hart stimuleert om zich op gebied van duurzaamheid te ontwikkelen is het doel van het te ontwikkelen keurmerk. Dit door aan duurzaam handelen een waardering te koppelen en zo duurzaamheid te profileren. Door duurzame ontwikkelingen beter zichtbaar te maken en te stimuleren duurzaamheid op bedrijfsoverstijgende schaal te ontwikkelen, moet verduurzaming van bedrijventerreinen een nieuwe impuls krijgen. Daarnaast moet het met behulp van het keurmerk het ook mogelijk zijn een extra slag te maken op gebied van profileren (van de lokale identiteit) door bedrijventerreinen.
51
Het keurmerk speelt in op de trend dat steeds meer bedrijven zich gaan inzetten en profileren met duurzaamheid als onderwerp. In de werkveldanalyse werd al aangehaald dat bedrijven duurzaam ondernemen steeds als ‘license to operate’ zijn gaan zien. Ze geven aan dat de knop om moet en ze niet meer tegen, maar met de natuur mee moeten gaan werken. Voor de meeste ondernemers is het aantonen van duurzaamheid tot op zekere hoogte vrij gemakkelijk. Zo zijn er bijvoorbeeld ISO certificaten of de CO2-ladder die een bedrijf helpen om op specifieke duurzaamheidsaspecten inzichtelijk te maken hoe de ondernemer ervoor staat. Aantonen dat het bedrijf op een bepaald onderwerp op een positieve manier bijdraagt aan duurzaamheid blijkt ze vaak financiële voordelen op te leveren. Zo verbetert het onder andere hun concurrentiepositie ten opzichte van ondernemers die op hetzelfde gebied minder ver zijn. Hoewel de maatschappelijke en economische ontwikkelingen wel dergelijk een rol spelen bij het verduurzamen, zijn het uiteindelijk vooral de overheden die invloed hebben op het inrichten van de openbare ruimte (Spierings, 2003). Anders gezegd, een ondernemer kan niet zonder steun van de (lokale)overheid om een groot deel van een bedrijventerrein verduurzamen omdat hiervoor de (lokale)overheid nodig is.
Opbouw keurmerk Er is gekozen om van duurzaamheid op bedrijventerreinen in het Groene Hart een verschaling te maken zoals dat bij voetbal gebeurt, door middel van symbolen (figuur 23). In Nederland mag een voetbalclub een ster op zijn T-shirt dragen bij het behalen 10 landskampioenschappen. Wanneer een club twee sterren draagt heeft hij minstens 20 kampioenschappen gewonnen etc. Door dit systeem kan iemand van buitenaf meteen een beeld krijgen van de positie van e en voetbalclub. Bij veel sterren is deze namelijk vaak landskampioen geweest en zal de club wel een betere club zijn dan een die minder landskampioenschappen gewonnen heeft (sterren mag dragen) .
Figuur 23, Sterren op het voetbalshirt van Ajax Bron: http://www.goal.com
Door dit principe te gebruiken kan men onderlinge verschi llen van verduurzaming op bedrijventerreinen inzichtelijk maken door een visueel middel. Om verschil te kunnen aanbrengen in duurzaamheid is het nodig een gradatie aan te brengen in de weergave van dit visuele middel. Deze weging vindt plaatst doordat ondernemers en bedrijventerreinen punten kunnen scoren door het voldoen aan duurzame onderwerpen. De hoeveelheid punten die per onderwerp zijn te verdienen kunt u terug vinden in figuur 24, in de bijlage is een grotere variant terug te vinden. Met het keurmerk wordt duurzaamheid in twee verschillende gebieden getoetst. Om te beginnen kan een ondernemer punten op gebied van duurzaamheid behalen. Daarnaast kan een bedrijventerrein als geheel ook punten halen. Hier is voor gekozen zodat het alleen voor duurzame ondernemers mogelijk is hogere gradaties van het keurmerk te voeren. Hier zal verderop in het hoofdstuk onder ‘extra spelregels’ verder op ingegaan worden. In de figuur staan links de duurzaamheidsmaatregelen, onderverdeeld in basis maatregelen en extra maatregelen. In de categorie basis maatregelen zitten de maatregelen die over het algemeen makkelijker uit te voeren zijn. In de categorie extra
52
maatregelen zitten de moeilijker uit te voeren maatregelen. Deze opdeling is gemaakt voor de sturing van het duurzaamheidsproces. De tweede gradatie van het keurmerk is alleen te halen met onderwerpen van de basismaatregelen. De vierde categorie is daar in tegen alleen te halen wanneer er onderwerpen uit de extra maatregelen zijn gehaald.
Figuur 24, opbouw van het keurmerk Bron: Eigen afbeelding
Er is gekozen om groene hartjes als symbool te gebruiken (zie figuur 25 t/m 28), grotere versies zijn in de bijlage te vinden. Elk bedrijventerrein in het Groene Hart krijgt de eerste gradatie van het keurmerk (figuur 25) aangeboden wanneer het een proces van verduurzaming in wil gaan door samenwerking met de gemeente vast te stellen. Voor deze eerste gradatie is dus niet veel nodig. Dit is bewust gedaan om de instroom in het keurmerk laagdrempelig te houden.
53
Om op een bedrijventerrein duurzaamheid te borgen zijn meerdere partijen nodig. Elke partij heeft zijn eigen expertise, eigendom of invloed. Communicatie is dan ook een zeer belangrijk aspect van het concreet verduurzamen van een bedrijventerrein. De kunst is om triggers in te bouwen zodat alle relevante partijen noodzaak zien in participatie. Voor het behalen van de eerste gradatie is alleen het vaststellen van samenwerking met de gemeente nodig, dit instappen in het keurmerk laagdrempelig te houden. Daarnaast moet het ontvangen van de eerste gradatie ertoe bijdragen dat vervolgstappen gemakkelijker gezet zullen gaan worden. Juist omdat het een samen aan verduurzaming werken stimuleert waardoor volgende stappen gemakkelijker gezet kunnen worden.
Figuur 25, Eerste gradatie
Wanneer een bedrijventerrein in de categorie basis maatregelen 75 punten scoort, krijgt het de tweede gradatie van het keurmerk. Er mag zelf gekozen worden door welke onderwerpen het bedrijventerrein aan de punten komt Figuur 26, Tweede gradatie Wanneer een bedrijventerrein de categorie basis maatregelen aan 120 punten komt mag het de derde gradatie van het keurmerk voeren. Voor het halen van deze gradatie is het ook toegestaan een deel van de punten uit de categorie extra maatregelen te behalen. Als extra voorwaarde voor het behalen van deze categorie moet 50% van de ondernemers op het bedrijventerrein individueel aan 100 punten komen. Figuur 27, Derde gradatie Tot slot krijgt een bedrijventerrein de vierde gradatie wanneer het een punten totaal van minstens 200 punten behaalt in beide categorieën. Daarnaast moet voor het moet minstens 50% van de ondernemers een score van 120 punten hebben. Anders moet het bedrijventerrein 240 punten halen om deze gradatie te mogen voeren. Het bedrijventerrein moet hiervoor dan wel minstens een tweede gradatie gehad hebben. Hiermee wordt de nadruk gelegd op het belang van het proces. En kan een bedrijventerrein dat goed scoort in het keurmerk niet in een keer de hoogste gradatie krijgen.
Figuur 28, Vierde gradatie
Extra spelregels Het ontwikkelde logo van het keurmerk mag door een gemeenschappelijke ondernemersorganisatie worden gedragen, bijvoorbeeld parkmanagement maar ook een Bizz (in de casestudie wordt hier op teruggekomen) of ondernemersvereniging. Daarnaast is het gemeenten toegestaan kenbaar te maken welke gradatie hun bedrijventerreinen hebben. Tot slot mogen bedrijven individueel het logo ook voeren. Hier is echter wel een individuele voorwaarde aan verbonden.
54
Een ondernemer mag een eerste en tweede gradatie van het keurmerk voeren wanneer het bedrijventerrein waar het zijn basis vindt deze heeft behaald. Wanneer ditzelfde bedrijventerrein een derde gradatie behaald mag een ondernemer deze pas voeren als het minimaal 70 punten heeft behaalt. Bij een vierde gradatie mag een ondernemer deze pas voeren als het 90 punten heeft gehaald. Als een bedrijf niet aan deze eisen voldoet mag het alsnog het keurmerk voeren, alleen dan wel een lagere gradatie(waarvoor het wel in aanmerking komt). Hiermee wordt voorkomen dat bedrijven die helemaal niet duurzaam zijn, zich hiermee toch mee kunnen profileren vanwege hun ligging op een duurzaam bedrijventerrein.
Uitvoer Dit afstudeer onderzoek voor Stichting Groene Hart valt onder de projectgroep Winst uit Milieu. In hoofdstuk 4 ‘Actoren analyse’ is al besproken dat de Stichting haar werkzaamheden op gebied van duurzaamheid de laatste periode aan het opschalen is. Er wordt gezocht naar mogelijkheden voor het een opschaling van kennis, capaciteit een andere middelen. Dit om deze opschaling succesvol te kunnen uitvoeren en gewenste resultaten te kunnen behalen. In het organogram, weergegeven in figuur 29, wordt aangegeven hoe de uitvoer van de opgeschaalde doelstellingen van de Stichting (en dan met name de realisatie van het keurmerk) kan worden behaald. Voor de uitvoer van het keurmerk, dat gebaseerd is op de drie speerpunten (genoemd in hoofdstuk 7 ‘Toepassing’), is draagkracht kennis en geld nodig. Voor deze onderwerpen is een wisselwerking tussen de Stichting en externe partijen nodig. Zo kan de Stichting op gebied van draagkracht en kennis externe partijen deels aanvullen. Organiserende kracht is echter de grootste waarde die de Stichting in dit proces heeft. Er zijn voordelen verbonden aan het samenwerken van de Stichting met externe partijen en andersom. Voor analyses en concrete uitvoer van het keurmerk kunnen externe partijen worden ingeschakeld. Deze kunnen hun expertise inzetten voor het geven van een bijdrage n. Wanneer een bedrijventerrein bijvoorbeeld veel kan winnen op gebied van parkmanagemen t, kan een parkmanagementbureau worden ingeschakeld om de realisatie hiervan te verwezenlijken. Hiervoor zou de Stichting een scherpe prijs met externe partijen moeten af sluiten. Er zouden echter teveel kosten zijn verbonden aan het uitsluitend geven van advies en het handhaven van het keurmerk door middel van externe partijen. Deze uitvoer zou het beste kunnen worden losgekoppeld van de Stichting. Hiermee zou de acceptatie vanuit onder ander het werkveld vergroot moeten kunnen worden. Een mogelijke vorm is het opzetten van een onafhankelijke business club. De relevante actoren voor het verduurzamen van bedrijventerreinen in het Groene Hart kunnen verenigd worden door middel van een lidmaatschap. Van deze businessclub zouden de relevante actoren (ondernemers, experts op gebied van duurzaamheid etc.) lid kunnen worden. V oor dit lidmaatschap zal dan een x bedrag contributie moeten betalen om een deel van de te maken kosten van de businessclub te kunnen dekken. De voordelen van een businessclub zijn onder andere: relatienetwerken versterken, gezamenlijk imago uitdragen, naamsbekendheid vergroten en maatschappelijke betrokkenheid tonen. Daarnaast zou het de uitvoerende taak moeten krijgen in het sturen in het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen, mede door het toekennen van het keurmerk. Hiervoor zou deels de expertise van partners gebruikt kunnen worden. Dit kon echter al snel zeer kostbaar worden. Een andere optie is dat de businessclub werknemers krijgt die ook verschillende werkzaamheden zouden kunnen uitvoeren. Ideaal zou zijn wanneer uitvoerende partners Young Professionals (hierbij kan gedacht worden aan stagiaires of Trainees) op deeltijd basis laten werken aan projecten. De businessclub kan uiteindelijk een goede schakel zijn tussen de doelen van de Stichting en het concrete uitvoeren van het keurmerk. Omdat de definitieve invulling van een mogelijke businessclub nog moet worden geconcretiseerd staat deze nu als concept in de organogram. Door middel van een stippellijn worden draagkracht kennis en geld verbonden met de businessclub.
55
Uiteindelijk zou de businessclub een groot aandeel kunnen hebben in het realiseren van de doelstellingen, onder andere opgesteld door de Stichting. De realisatie zal naast inzet van de Stichting tot stand moeten komen door middel van externe partijen en de businessclub. De pijl vanuit de speerpunten geeft aan dat de realisatie van de doelstellingen in lijn zal zijn met de opgestelde speerpunten.
Figuur 29, Organogram voor realisatie van keurmerk Bron: Eigen afbeelding
Toepassing keurmerk Naast het beoordelen van een bedrijventerrein in het Groene Hart door een hoeveelheid hartjes toe te kennen zoals zojuist besproken is, kan men ook een aantal punten uit de themawijzer gebruiken voor het uitvoeren van een quick-scan. Bij zo’n quick-scan kunnen bedrijventerreinen snel worden geanalyseerd en bijvoorbeeld tegen elkaar worden afgezet. Dit kan een handig instrument zijn voor een voorbereidende analyse. Zie figuur 30, de grote variant van deze figuur is opgenomen in de bijlage. Als voorbeeld is er een quick-scan uitgevoerd voor vier bedrijventerreinen waarbij onderwerpen uit de Thema-wijzer zijn gebruikt die betrekking hebben op de drie vastgestelde speerpunten op gebied van verduurzaming van bedrijventerreinen in het Groene Hart. De quick-scan wordt gedaan voor een aantal bedrijventerreinen waar de casestudie in het volgende hoofdstuk mogelijk plaats zal vinden. De gekozen onderwerpen worden gewaardeerd aan de hand van -, -/+, + en ++(voor uitzonderlijk goede oplossingen). Om de gegevens uiteindelijk met elkaar te kunnen vergelijken zijn er punten toegekend per gradatie. Een – levert een -1 punt op, een -/+ geeft 1 punt, een + geeft 2 punten en een ++ geeft 3 punten. De onderwerpen zijn hierna gewogen, bij een zeer belangrijke onderwerp is de weging 1,2 bij belangrijke onderwerp is dit 1,0 bij niet zo belangrijk onderwerp is de weging 0,8. Door deze twee waardes met elkaar te vermenigvuldigen kan het belang van onderwerpen meetellen in de uiteindelijke score van een bedrijventerrein op een thema. Dit levert de volgende score op Broekvelden krijgt 2,6 punten, IJsselveld 3 punten, Zoutman 10,6 punten en Goudse Poort 14,6 punten. Hieronder kunt u lezen waarom de bedrijventerreinen zo zijn beoordeeld. In het bijlagenrapport vindt u een korte analyse per bedrijventerrein te rug.
56
Figuur 30, Quick-scan van vier bedrijventerreinen Bron: eigen afbeelding
Aanbevelingen Voor het slagen van het keurmerk zijn een aantal aanbevelingen te plaatsen Er zal voordat het keurmerk in de praktijk kan worden toegepast gekeken moeten worden naar bestuurlijke verankering. Deze kan gezocht worden in convenanten die provincie of gemeenten met bedrijventerreinen sluiten Elk terrein heeft haar eigen sterke en zwakkere punten, daarom moet het proces waarin het keurmerk behaald kan worden maatwerk zijn per bedrijventerrein. De eisen staan wel vast maar in het proces naar verduurzaming van bedrijventerreinen kan goed naar de juiste weg gezocht worden Het keurmerk heeft als belangrijk doel het branden van het Groene Hart, het belang van branding moet voor ondernemers steeds worden onderstreept. Een belangrijk onderdeel van het slagen van het keurmerk is dan ook het structureel zichtbaar maken van de gehaalde resultaten. Dit zou deels via het kwartaalblad van de stichting moeten kunnen
Conclusie Door het creëren van een keurmerk kan duurzaamheid op bedrijventerreinen in het Groene Hart verder worden gestimuleerd dan alleen met een Thema-wijzer. Bij het principe van het keurmerk is profilering van duurzaamheid voor bedrijventerreinen namelijk een belangrijk onderdeel. Daarnaast kan het keurmerk zorgen voor continuïteit in het verduurzamingsproces. Het keurmerk kan er dus voor zorgen dat bedrijventerreinen in het Groene Hart hun duurzaam handelen profileren door middel van branding. Hiermee wordt deelvraag 5 Hoe kunnen bedrijventerreinen in het Groene Hart zich door middel van duurzaamheid profileren en branding hierbij inzetten? beantwoord. Deze profilering moet niet door de Stichting alleen worden opgezet. Hierdoor concrete uitwerking mogelijk niet haalbaar zijn. om deelvraag 7 Hoe kan deze profilering van bedrijventerreinen in het Groene Hart worden vormgegeven? Naast de zojuist genoemde aanbevelingen zou er gekeken moeten worden naar de mogelijkheid om externe partijen te betrekken bij he t proces van verduurzaming van bedrijventerreinen in het Groene Hart. Hiervoor zou een businessclub een mogelijkheid kunnen zijn.
57
Hoofdstuk 10
Casestudie
In de casestudie wordt de gekeken hoe in de praktijk een antwoord kan worden gegeven op de besproken deelvragen van dit onderzoek. Dit zal gebeuren door te kijken hoe de huidige situatie is op gebied van de drie speerpunten en hoe op deze onderwerpen nog winst te boeken is.
Uiteindelijke keuze Uit alle bedrijventerreinen die zich in het Groene Hart bevinden moest een keuze gemaakt worden voor een bedrijventerrein dat het meest geschikt om te gebruiken voor een casestudie. Om een relevant bedrijventerrein te kiezen is in het vorige hoofdstuk een quick-scan van de huidige situatie van een aantal bedrijventerreinen uitgevoerd. De score van Broekvelden en IJsselveld waren het laagst. Er is echter gekozen om voor de casestudie bedrijventerrein Zoutman in Reeuwijk te kiezen. De volgende onderwerpen waren hier belangrijk bij. Leeftijd De leeftijd van het bedrijventerrein heeft een belangrijke rol gespeeld bij de uiteindelijke keuze , het bedrijventerrein mag niet te nieuw of oud zijn. Op een te nieuw terrein zullen, bij het uitvoeren van een casestudie, minder relevantie zijn met betrekking tot verduurzaming. Ten eerste ontstaat een groot deel van onderwerpen die relevant zijn voor verduurzaming van bedrijventerreinen door veroudering van een bedrijventerrein. Daarnaast wordt duurzaamheid in steeds grotere mate geïntegreerd in moderne ontwerpen. Bij een te oud bedrijventerrein zou de nadruk teveel kunnen liggen op het revitaliseren of herprofileren van het bedrijventerreinterrein. Dit levert veel voor de hand liggende onderwerpen op waardoor verdieping in andere relevante onderwerpen naar een zijspoor kunnen verdwijnen. Keuze Bedrijventerrein IJsselveld heeft zojuist een herstructurering achter de rug en valt daarom af, Broekvelden zou in principe geschikt zijn maar is een vrij fors bedrijventerrein in vergelijking met bedrijventerrein Zoutman. Het belangrijkste argument om bedrijventerrein Zoutman voor de casestudie te gebruiken is de opbouw van het bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein is in verhouding relatief veel woningbouw aanwezig. Daarnaast ligt het midden in woongebied aan een paralelweg van de A12 die een belangrijke verbinding tussen Gouda en Reeuwijk verzorgt (zie figuur 31). Door de aanwezige integratie tussen de woon- en werkfunctie en de positie ten opzichte van haar directe omgeving is Zoutman een geschikt bedrijventerrein voor een casestudie waarin onder andere onderzocht wordt hoe de leefbaarheid en verbinding tussen bedrijventerrein en de omgeving verbeterd kan worden.
Bedrijventerrein Zoutman Recentelijk hebben zich op bedrijventerrein Zoutman een aantal ontwikkelingen voorgedaan op die vallen onder het speerpunt gemeenschappelijk verduurzamen (opgenomen in thema 6). Zo is er getracht een BIZ op te zetten. Een BIZ (Bedrijven InvesteringsZone) is een vastgesteld zone, in dit geval een bedrijventerrein, waarin ondernemers gezamenlijk investere n. Dit bijvoorbeeld in de kwaliteit en aantrekkelijkheid van hun bedrijfsomgeving. De deelnemende ondernemers bepalen zelf voor welke onderwerpen zij investeringen willen doen. Dit voorstel is echter afgelopen januari in een stemmingsronde, die onder de ondernemers van het bedrijventerrein gehouden is, verworpen. Wel heeft het bedrijventerrein zeer recent het KVO-B (Keurmerk Veilig ondernemer-Bedrijventerrein) gehaald, dit zou oorspronkelijk onderdeel zijn van het BIZ model dat werd nagestreefd.
58
Figuur31, Bedrijventerrein Zoutman in haar context Bron: Google maps
In figuur 32 is verder ingezoomd op het bedrijventerrein en zijn omgeving. Het is een relatief klein en daardoor overzichtelijk bedrijventerrein. Wat opvalt is de dominante aanwezigheid van water rondom het bedrijventerrein. In het Oosten ligt het Reeuwijkse plassengebied, tussen het bedrijventerrein en dit gebied zijn een aantal waterverbindingen aanwezig (blauwe lijnen). Het bedrijventerrein ligt precies tussen het stedelijke gebied van Reeuwijk (Noorden) en Gouda (Zuiden) en vlak langs de A12(rode lijn). De ontsluitingen van het bedrijventerrein liggen aan de parallel weg tussen Reeuwijk en Gouda. In totaal heeft het bedrijventerrein drie toegangswegen (zwarte lijnen). Daarnaast is (met een groene lijn) de mogelijke koppelingen met groen van het bedrijventerrein en haar omgeving weergegeven.
Figuur 32, Casestudie in context Bron: Eigen afbeelding
59
Daarnaast ligt het bedrijventerrein omsloten door woonbebouwing. Ten zuiden is een groenstrook aanwezig die voor een scheiding van woningbouw en het terrein zorgt (figuur 33 in de bijlage). Ten Noorden en in het Oosten vindt staat op de grens van het bedrijventerrein woningbouw. Figuur 34(in de bijlage) laat de grens ten Noorden zien, figuur 35 die aan de oostzijde. Binnen het bedrijventerrein wordt dus een overgang van de werk naar woonfunctie gerealiseerd. Ook is er een groot aantal panden die naast bedrijvigheid ook de woonfunctie herbergen, dit maakt dat het bedrijventerrein vriendelijk oogt. Zie figuur 36 en (37 in de bijlage). Het groen gebied op het bedrijventerrein bestaat uit twee stukken braakliggend terrein. De eerste ligt bij een van de entrees van het bedrijventerrein (figuur 38 in de bijlage).
Figuur 36, Wonen en werken Figuur 35, Grens aan de Oostzijde van het bedrijventerrein
Figuur 39, Casestudie ingezoomd Bron: Eigen afbeelding
60
In figuur 39 is ingezoomd op de het projectgebied. Ten zuiden ligt een gebied dat buiten beschouwing gelaten wordt. Hier zit een ondernemer, maar het grootste deel van dit terrein ligt braak. Hier worden momenteel bouwactiviteiten uitgevoerd. Grenzend aan het bedrijventerrein richting de snelweg ligt een volkstuinencomplex. Daarnaast blijken er veel waterwegen aanwezig zijn, die waarschijnlijk in de oorspronkelijke loop behouden zijn, omdat ze goed aansluiten met het slagenlandschap van de directe omgeving. Omdat het om oorspronkelijke watergangen gaat zal dit water eerder een goede ontsluiting naar water in de omgeving hebben. Deze watergangen spelen ook een belangrijke rol bij de biodiversiteit in het gebied. Biodiversiteit Veel van de ondernemers op het bedrijventerrein proberen wel wat te doen op gebied van vergroening, maar in de meeste gevallen is dit niet meer dan het plaatsen van een buxushaag, boom en bankje. Figuur 40 (in de bijlage) laat het beeld zien van groen op privéterrein van ondernemers in de Jan Tinbergenstraat. Deze aanpassingen van ondernemers zelf leidt echter nog niet tot een verbetering van biodiversiteit. De staat van de zojuist genoemde waterwegen is over het algemeen vrij goed, sommige delen zijn echter wel wat ingepakt en daardoor zo goed als niet bereikbaar(figuur 41). Hierop is ook te zien dat deze watergang is gebruikt voor de interne overgang van werken en wonen. Links op de foto staat de woonbouw die aan de parallelweg grenst. De aanwezigheid van boten bevestigd het vermoeden dat dit water goed ontsloten is.
Figuur 41, Waterweg gelegen tussen woningbouw en bedrijven Een deel van de watergangen op het bedrijventerrein zijn echter wel beter toegankelijk en z ijn wat ruimer opgezet (figuur 42 in de bijlage). Hieromheen zit een groot deel van de aanwezige openbaar groen van het bedrijventerrein. Water is een belangrijk natuurl ijk aspect van het omliggende
61
landschap, hierdoor is inzetten op water-flora en fauna op dit bedrijventerrein een goede aanvulling op lokale flora en fauna. Inzetten op deze gebieden komt ook de branding functie die biodiversiteit heeft, ten goede. Op het bedrijventerrein zitten meerdere bedrijven die een connectie met watersport hebben. Ook is in figuur 42 een deel van het braakliggende terrein te zien, de natuur krijgt hier de vrije hand. Voor het verbeteren van de biodiversiteit op dit bedrijventerrein moet worden ingezet op de verbetering van de watergangen ten behoeve van de biodiversiteit. Daarnaast zou op het braakliggende terrein de natuur de vrije hand moeten worden gegeven om zo de biodiversiteit te vergroten. Een goede plant om te gebruiken bij het vergoten van de biodiversiteit in de watergangen is de gele dotter. Er is nog maar een fractie van deze bloem terug te vinden in het Groene Hart terwijl het een bloem is die oorspronkelijk in polders voorkwam. De bloem is een moerasplant en doordat in de polders het waterpeil steeds lager staat, zijn deze te droog geworden, in figuur 43(in de bijlage) is de gele dotter in een polder te zien. In figuur 44 is een referentiebeeld te zien van een waterpartij op een bedrijventerrein die de biodiversiteit kan stimuleren.
Figuur 44, biodiverse waterkant Bron: http://www.alterra.wur.nl
Daarnaast moet bij nieuwbouw op het braakliggende terrein in het bedrijventerrein gezocht worden naar een bevredigende optie op gebied van biodiversiteit. Dit door bijvoorbeeld een deel van de waterkant ongemoeid te laten maar dit wel te combineren met zitvoorzieningen voor het te ontwikkelen pand. Verbindingen verbeteren Zoals zojuist al besproken is, ligt het bedrijventerrei n midden in het woongebied en is er zelfs veel woonfunctie aanwezig op het terrein zelf. Daarnaast zijn er een aantal ondernemers die een publiekstrekkende functie hebben. Bijvoorbeeld een sportschool en een kookcentrum. Daarnaast zijn er relatief veel panden die ook de woonfunctie herbergen. In het Noorden van het bedrijventerre in ligt een parkeerterrein, dit zal voornamelijk zijn voor de nabijgelegen kerk en het stadhuis van Reeuwijk. Tot slot loopt er in het Zuiden een fietsverbinding over het bedrijvent errein naar het woongebied van Gouda. Hoewel er fietsverbindingen op het bedrijventerrein aanwezig zijn, zijn deze niet dekkend. Er loopt een goede verbinding over het bedrijventerrein, deze ligt aan de Einsteinstraat, figuur 45. Deze houdt hier echter op waardoor fietsers de weg op moeten en er geen markering over blijft. Om toch een veilige verbinding te realiseren zou het gedeelte van de fietsverbinding dat niet vrij liggend is, verbeterd moeten worden door een deel van de weg voor fietsgebruik te reserveren en dit duidelijk te maken met behulp van kleurmarkeringen.
62
Voor voetgangers is eigenlijk geen goede verbinding aanwezig. Dit is opmerkelijk vanwege de aanwezigheid van de woonfunctie op het terrein. Daarnaast liggen er ook openbaar vervoer haltes aan de parallelweg, niet te ver van het bedrijventerrein. Ook op dit gebied is op het korte termijn een snelle slag te maken. Over het grootste deel van het bedrijventerrein loopt al een soort van voetpad, figuur 46. Dit is echter niet als zodanig aangegeven en hierdoor onveilig of gebruikt voor het parkeren van een extra auto. In figuur 46 is een kleurmarkering aangegeven voor het deel van de weg die geschikt is als voetpad. Hier zou het plaatsen van borden en het veranderen van de kleur bestrating waarschijnlijk voldoende zijn. Het gaat niet ten koste van parkeerplekken, alleen zal het ongeldig parkeren zoals op de foto hieronder aan de rechterzijde te zien is, bestraft moeten worden.
Figuur 45, Fietsverbinding bedrijventerrein
Figuur 46, Mogelijke inpassing van voetpad
63
Een compleet netwerk voor voetgangers en fietsers zou geen ingrijpende veranderingen vragen. Wel zou, bij realisatie van deze netwerken, de verbinding tussen het bedrijventerrein en haar omgeving worden verbeterd. Tot slot is het bedrijventerrein een terrein waar niet veel zware productiebedrijven zitten die veel overlast kunnen verzorgen voor directe omgeving. Figuur 47 laat zien waar een voetgangers- en fietsersnetwerk op het bedrijventerrein gerealiseerd kan worden. De rode lijnen zijn voetpaden, ingepast zoals figuur 46 laat zien. De zwarte lijn is het doorgaande fietspad dat over het bedrijventerrein gaat. Op de meeste plaatsen zal het hierbij gaan om het plaatsen van markeringen op het wegvak waardoor de fietse r een betere positie op de weg krijgt. Een deel van deze route gaat over het fietspad dat naast de Einsteinstraat ligt.
Figuur 47, Fiets en voetgangersnet over het bedrijventerrein De verbinding tussen de werk- en woonfunctie op het bedrijventerrein en al helemaal de verbinding van het bedrijventerrein naar het stedelijk gebied is erg goed. Het valt haast niet op, het drukt dus zeker geen negatief stempel op de omgeving. Er zijn echter twee punten van aandacht voor dit bedrijventerrein op gebied van inpassing op de omgeving. Het bedrijventerrein ligt zo goed in de stedelijke structuur ingeweven dat het bijna niet opvalt. Hierdoor wordt bijna aan het terrein voorbij gereden. Het braakliggende terrein in het Zuid-Oosten van het bedrijventerrein dat aan de parallelweg ligt, biedt mogelijkheden om het bedrijventerrein op een positeive wijze meer zichtbaar te maken. Samen met het braakliggende terrein op het bedrijventerrein zelf zal dit gebied bij ontwikkeling een entreefunctie voor het gebied moeten krijgen.
64
In het Noorden van het bedrijventerrein, ligt bij de entree een parkeerveld. Rechts van dit parkeerveld staat een leeg pand, figuur 48 (in de bijlage). De staat van dit pand is niet optimaal, er zijn bijvoorbeeld ramen ingegooid. Gezocht moet worden naar ee n nieuwe functie voor dit pand. Al is dit er een van tijdelijke aard omdat in de huidige periode van crisis het vinden van een nieuwe gebruiker misschien wat langer kan duren. Het is echter wel belangrijk dat dit pand snel een nieuwe invulling krijgt omdat het een belangrijk is bij de beeldvorming van het bedrijventerrein bij het binnenkomen via deze kant. Gemeenschappelijke verduurzaming Het bedrijventerrein heeft de eerste stap op gebied van gemeenschappelijke verduurzaming gehad, het heeft het KVO-B keurmerk gekregen. Voor een meer structurele vorm van samenwerking is op dit moment nog niet voldoende draagvlak aanwezig onder de ondernemers. Bij een herstructurering binnen het bedrijventerrein zouden functies kunnen worden toegevoegd die het proces van gemeenschappelijk verduurzamen sturen. Er zal bijvoorbeeld gezocht kunnen worden naar het realiseren van een modern gebouw waar een ontmoetings- en vergaderfunctie inzit voor gebruikers van buitenaf. Ook het pand bij de Noordingang van het bedrijventerrein zou goed geschikt zijn om te gebruiken als flexibel werkcentrum. In de bijlage is figuur 49 opgenomen, hierin een aantal referentiebeelden aangegeven voor mogelijke invulling van de verschillende besproken onderwerpen. Deze beelden komen uit Groen loont! ( bade, T., Smid, G. & Tonneijck, F.), www.lichtfabriekgouda.nl, http://gemeente.groningen.nl, http://www.alterra.wur.nl en www.startingbusiness.nl
Tot slot Tot slot een aantal praktische mogelijkheden voor realisatie. Naast de mogelijkheden tot vergroten van de biodiversiteit, besproken in deze casestudie, zou er bij daadwerkelijke actie op dit onderwerp een expert op het gebied van biodiversiteit kunnen worden ingehuurd om hier een onderzoek naar te doen. Deze expert zou dan, zoals besproken in hoofdstuk 9 ‘Keurmerk’, als externe partij een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van een goed onderzoek als basis van het keurmerk. Wanneer er een gebied, bijvoorbeeld het braakliggende gebied op het bedrijventerrein, wordt omgevormd tot verblijfsgebied. Dan zou voor de financiële steun gekeken kunnen worden of een lokale ondernemer, gespecialiseerd in bijvoorbeeld tuinmeubelen, zich hier aan wil verbinden en (een deel) van de kosten of meubelen voor zijn rekening wilt nemen. Wanneer er met de realisatie een gunstig effect wordt behaald op gebied van CO2 uitstoot, kan gezocht worden naar ondernemers die hun CO2 uitstoot (lokaal) willen afkopen. Uit het werkvelonderzoek bleek al dat de installateur waar mee gesproken is hier interesse in zou hebben. Wanneer het economische klimaat verbeterd en er in de gemeente vraag naar ruimte voor nieuw e werklocaties ontstaat, dan zouden de braakliggende gebieden op het bedrijventerrein hier goed geschikt voor zijn. Deze gebieden kunnen het beste worden gebruikt voor de realisatie van kantoorpanden. Onder andere omdat hiermee het grondgebruik van het bedrijventerrein omhoog gaat. Daarnaast zou met de ontwikkeling van, met name het braakliggende gebied dat zich aan de parallelweg bevindt, dit gebied ook kunnen gaan functioneren als vernieuwde entree van het bedrijventerrein. Voor het braakliggende terrein, op het bedrijventerrein zelf, zou gezocht worden naar een gemeenschappelijke functie waarbij de aanwezigheid van water een belangrijke rol speelt. Gedacht kan worden aan de horeca functie. De aanwezigheid van water verhoogt de beleveniswaarde, er zou zelfs gekeken kunnen worden naar de mogelijkheid om een aanlegsteiger voor kleinere bootjes te realiseren. Zo zouden recreanten van het Reeuwijkse plassengebied van deze functie gebruik kunnen maken. Figuur 50 geeft een referentiebeeld van een horeca functie aan water.
65
Als laatste zouden de interne (en nieuw te realiseren) voetgangersverbindingen moeten worden gekoppeld aan de externe verbindingen die onder anderen aansluiten op de nabij gelegen opstapplaatsen voor het openbaarvervoer. Mogelijk zouden de huidige locaties van haltes, in overleg met de gemeente, verplaatst kunnen worden om nog beter aan te sluiten op de verbindingen vanaf het bedrijventerrein.
Figuur 50, Hotel Mitland, koppeling van horeca met water
Koppeling keurmerk Het bedrijventerrein heeft al een goede communicatie met de gemeenten, indien hiervoor een intentieverklaring wordt opgesteld levert dit het bedrijventerrein de eerste gradatie van het keurmerk. Wanneer het bedrijventerrein met de zojuist genoemde voorstellen aan de slag gaat kan nog meer punten op verschillende onderwerpen voor het keurmerk verdienen. Wanneer er voor het pand in het Noorden van het gebied een nieuwe invulling wordt gevonden en uiteindelijk ook een passend ontwerp voor de braakliggende plekken op het bedrijventerrein, dan krijgt het bedrijventerrein 20 punten voor herstructurering. Als er in dit ontwerp ook gemeenschappelijke functies worden opgenomen krijgt het bedri jventerrein hier 10 punten voor. Wanneer flexwerkplekken worden gerealiseerd, in nieuw te realiseren bebouwing of in het oudere pand in het noorden, levert dit ook 10 punten op Als er gekeken wordt naar het verbeteren en creëren van meer biodiversiteit van de openbare ruimte (met name langs de watergangen gelegen) dan krijgt het bedrijventerrein 10 punten voor het goed onderhouden van de openbare ruimte en 20 punten voor het versterken van de biodiversiteit Er zijn dan nog vooral op gebied van gemeenschappelijke verduurzaming punten te scoren, dit kan echter pas gestart worden wanneer er op het bedrijventerrein een organisatievorm wordt aangenomen die dit mogelijk maakt. Wel heeft het bedrijventerrein het KVO keurmerk ontvangen dit levert 30 punten op. In totaal zou dat het bedrijventerrein 120 punten opleveren. De volgende stap is om duurzaamheid van de individuele ondernemers in kaart te brengen. Heeft minstens 50% 100 punten behaald, dan mag bedrijventerrein Zoutman (bij realisatie van deze casestudie) de derde gradatie van het keurmerk voeren.
66
Hoofdstuk 11
Conclusie
De Stichting Groene Hart heeft, als opdrachtgever van dit onderzoek, een belangrijk onderdeel gehad in het uiteindelijke resultaat. De rol van de Stichting blijkt relatief groot te zijn. Dit kan komen doordat de Stichting geen commerciële of overheidsbonden functie heeft waardoor het mogelijk is op een onpartijdige rol aan het proces deel te nemen. Maar waar bestaat dit proces uit? Zoals de titel: ‘’Onderzoek naar bedrijventerreinen in het Groene Hart: Hoe kan verduurzaming bijdragen aan een kwaliteitsverbetering?’’ aangeeft bestaat dit proces uit het verduurzamen van bedrijventerreinen met als doel een kwaliteitsverbetering, voor zowel de bedrijventerreinen als het Groene Hart zelf. Om hier uiteindelijk een antwoord op te kunnen geven is in dit rapport onderzoek gedaan naar de ongewenste processen op bestaande bedrijventerreinen. Hier is in veel gevallen sprake van een vermindering van de kwaliteit waardoor uiteindelijk leegstand optreedt. Dit is een schadelijk proces voor het Groene Hart als geheel. Door het ontbreken van adequaat handelen van gemeenten maar ook door de verminderde kwaliteit van de huidige bedrijventerreinen blijven nieuwe ondernemers hier weg. Hierdoor vindt er nog steeds nieuwe uitleg van bedrijventerreinen in gebieden van het Groene Hart plaats. Voor de kwaliteitsverbetering voor het Groene Hart ligt de nadruk in dit onderzoek dus vooral op het beperken van nieuwe uitleg in het open gebied, door de kwaliteit van huidige bedrijventerreinen te verbeteren. Deze kwaliteitsslag kan voor een belangrijk deel door verduurzaming worden gemaakt. Zo zou verduurzaming van bedrijventerreinen, wanneer men kijkt naar het effect dat dit kan hebben op de invulling van ruimte, de praktische invulling van de SER-ladder kunnen zijn. Voor de kwaliteitsverbetering op bedrijventerreinen wordt gekeken naar twee verschillende schalen. De schaal van de individuele ondernemer waarbij duurzaamheid voornamelijk bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering van de bedrijfsvoering. Hierdoor vermindert de overlast op het milieu. Ook de schaal van het bedrijventerrein. In deze schaal zijn overkoepelende onderwerpen aan te pakken, bijvoorbeeld het beter inzamelen van afvalstromen op een bedrijventerrein. Door te kijken naar deze twee schalen kunnen duurzame ontwikkelingen op bedrijventerreinen een meer structureel karakter krijgen. Duurzaamheid is goed te combineren met branding. Zo zijn, de onderwerpen die relevant zijn bij het verduurzamingsproces, goed te gebruiken bij een positieve beeldvorming naar ‘buiten’. Dit wordt in de meeste gevallen niet voldoende benut terwijl door een goede branding financiële voordelen te behalen zijn. Daarnaast lijkt duurzaamheid een transitie te zijn, ook hier is branding een geschikt instrument voor. Het kan namelijk het proces tot verduurzaming versnellen omdat een betere beeldvorming tot meer inzicht leidt. Om het proces concreet te kunnen sturen, is gekeken waar de Stichting Groene Hart het beste haar aandacht op kan richten. Hiervoor is gekeken welke onderwerpen aan de basis liggen voor verbetering van de kwaliteit op bedrijventerreinen en hierdoor ook een verbetering van het Groene Hart. Hiervoor zijn drie onderwerpen gekozen die de kwaliteit het beste verbeteren. Deze onderwerpen zijn speerpunten geworden van de Stichting. Deze speerpunten zijn: Gemeenschappelijke verduurzaming Inpassing in landschap Biodiversiteit
67
Om uiteindelijk tot actie te kunnen overgaan zijn twee concrete producten ontwikkeld. Het eerste product is de vrijblijvende Thema-wijzer, hierin zijn maatregelen opgenomen die in het proces van verduurzaming van bedrijventerreinen relevant zijn. Deze maatregelen zijn in zes verschillende thema’s onderverdeeld om verdere sturing te kunnen geven. In grote lijnen is door de Thema-wijzer een vrij compleet beeld geschetst waaruit duurzaamheid op bedrijventerreinen bestaat. Daarnaast kan branding van duurzaam handelen nog beter benut worden. Daarom is gezocht naar een tweede product dat meer structurele basis biedt van waaruit duurzame ontwikkelingen kan worden gestimuleerd. Gekozen is een keurmerk te ontwikkelen dat duurzaamheid op bedrijventerreinen in het Groene Hart stimuleert en zichtbaar maakt. Het keurmerk speelt in op het belangrijkste gegeven van branding. Het maakt duurzaam handelen inzichtelijk en biedt een platform van waaruit ondernemers en bedrijventerreinen in het Groene Hart hun positieve handelen zichtbaar kunnen maken voor de ‘buitenwereld’. Uiteindelijk is met behulp van een casestudie gekeken hoe verduurzaming van een be drijventerrein, gericht op de drie speerpunten, vorm kan krijgen. De voorgestelde aanpassingen lijken minimaal. Voor het verbeteren van de basiskwaliteit van een bedrijventerrein, door middel van duurzaamheid, zijn op ruimtelijk gebied vaak maar kleine aanpassingen nodig.
68
Bronvermelding Abbenhues, C. & Diessen, van, R. (2006) Draaiboek parkmanagement Oost Nederland. Provincie Gelderland Baas, de, J.H. (1995). Bestuurskunde in hoofdlijnen. Noordhoff Uitgevers B.V. Berry, L. (1999). Excellente dienstverlening: De 9 elementen voor duurzaam succes. Samsom Bade, t., Smid, G. & Tonneijck, F. Groen Loont!: Over de maatschappelijke en economische baten van stedelijk groen. XXL-Press Nijmegen. Bakker, N., Noordman, J. & Rietveld- van Wingerden, M. (2010). Vijf eeuwen opvoeden in Nederland: Idee en praktijk 1500-2000. Van Gorcum: Assen Borret, K. De zuivere stad: Gated Communities en destructieve stadsbeelden. Uit: http://www.datapanik.org/pgz/berichten/borret.htm Develtere, P. (2003). Het draagvlak voor duurzame ontwikkelingen: Wat het is en zou kunnen zijn. De Boeck: Antwerpen Dorst, van, M. (2005). Een duurzaam leefbare woonomgeving: Fysieke voorwaarden voor privacy regulering. Eburon: Delft Es, van, J.(2004). Limes en Linie: Twintig eeuwen verdedigi ngswerken tussen de oude Rijd en de Hollandsche IJssel. Duidam & Zonen: Woerden Feis, B., Hoogendoorn, H. & Stoppelenburg, P.M.(2002). Holland in touw: hennepteelt en touwfabricage in het Groene Hart. Vis Offset: Alphen aan de Rijn
Feis, B. & Rutten, H. (2005). De achterkant van Holland: Speurtochten langs de industieel erfgoed in het Groene Hart. Vis Offset: Alpen aan den Rijn Folkerts, H. &Wijers, R. (2004). De winst zit in de opbrengst: Naar een duurzame economie. Koninklijke van Gorcum: Assen Gedeputeerde staten. (2007). Actieprogramma Ruimte voor Economie 2007-2011: Beleidskader en instrumenten Geografisch Instituut (1990). De Staat van Nederland: Nederland en zijn bewoners, de opmerkelijke feiten en hun samenhang. Rijksuniversiteit te Utrecht. Ginkel, R. & Deben, L. (2002). Bouwen aan bindingen: Sociale cohesie in Zoetermeer. Aksant: Amsterdam Hal, Van, A., Vries, de, G., Brouwers, J. (2000). Kiezen voor verandering: Duurzaam bouwen in Nederland. Aeneas: Best Hek, M., Kamstra, J. & Geraedts, R. P. (2004). Herbestemmingswijzer: Herbestemming van bestaand vastgoed. Publicatieburo Bouwkunde: Delft
69
Horlings, I. (2008). Nieuwe Maakbaarheid: Doelgericht veranderen in bedrijf en samenleving in de 21ste eeuw. Hoofdstuk 2 Strategieën en rollen van private voortrekkers in duurzame gebiedsontwikkeling. Kluwers: Delft Hoogendoorn, H. (2006). De mythe van het Groene Hart. Drukkerij Vis Offset: Alphen aan den Rijn Jorna, R.J., Engelen, van, J.M.L., Hadders, H.(2004). Duurzame Innovatie: Organisaties en de dynamiek van kenniscreatie. Koninklijke van Gorcum: Assen Knaap, D. (2004). Voor geld is altijd wel een plaats te vinden: De firma W.A. Scholten (1841 - 1892). Koninklijke van Gorcum: Assen Kramer, J. & Smit, J.D. (2008) De Merwedezone in bedrijf : speurtochten langs industrieel erfgoed. Vis Offset: Alphen aan den Rijn Kralingen, van, R. (2003). Brand World: Rethinking branding. Kluwers: Deventer Kruif, de, I.L. (2009). leegstand op Nederlandse bedrijventerreinen: Een analyse van het probleem en mogelijke oplossingen. NVM Business Mommaas, H. (2000). De vrijetijdsindustrie in stad en land: Een studie naar de markt van belevenissen. Rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Mooij, M. (2009). Ruimte voor het nieuwe werken: Efficiënt, Effe ctief, flexibel en creatief werken in een duurzame werkomgeving. Kluwers bv: Alphen aan de Rijn Nijhof, P. (1985). Oude fabrieksgebouwen in Nederland. Bataafsche Leeuw: Amsterdam OECD (2003). Harnessing markets for biodiversity: Towards conservation and sustainable use. OECD Publications Peij, S.C., Koelewijn, J., Munsters, R., Manen, van, J.A., Abma, R., Reumkens, H., Maassen, G.F., Bosch, van den, F.A.J, Jansman, A.J.E, Ees, van, H., Postma, T.J.B.M., Hermes, C.L.M. (2008). Handboek corporate covernance. Kluwer: Deventer Rotmans, J. (2007). Duurzaamheid, van onderstroom naar draaggolf: Op de rand van een doorbraak. Jansen en van Driel Rotmans, J. (2006). Transitietmanagement: Sleutel voor een duurzame samenleving. Koninklijke van Gorcum: Assen Spierings, B. (2003), Making Downtain Funshipping Centers: An Urban Comic. Visser, S.(2007). Het Reeuwijkse land: De lanschapsgeschiedenis van een ‘merkwaardig’gebied. Wlburg Pers: Zutphen Wolters, J. B. (1978) Geografisch tijdschrift volume 12
Websites
70
http://www.alterra.wur.nl
http://www.geologievannederland.nl
http://architectinbreda.franktoeset.nl
http://www.locatiemonitor.nl
http://www.bedrijventerreinzoutman.nl
http://www.reeuwijkseondernemersvereniging.nl
http://www.bodegraven-reeuwijk.nl
http://ruimtexmilieu.nl
http://www.businessdictionary.com
http://www.vng.nl
http://decentrale.regelgeving.overheid.nl
http://www.zuid-holland.nl
http://www.duurzamebedrijventerreinen.nl http:// www.goal.com http://gemeente.groningen.nl
71