Het Geheim verbeelden spelen met liturgie en rituelen inspiratie voor godzoekers
Jan de Jongh
Narratio
Voor Wijnie, mijn kritische medepelgrim en voor Jaap Faber, vriend en trouwe raadgever Dank aan Jan Gulmans en Nout van Schelven die mij hielpen bij de correctie van de tekst
ISBN 978 90 5263 799 0 NUR: 707 © 2011 theologische uitgeverij NARRATIO, Postbus 1006, 4200 CA Gorinchem tel. 0183 62 81 88 fax 084 739 29 45 e-mail:
[email protected] Actuele informatie is te vinden op www.narratio.nl. Onze uitgaven zijn ook te koop via de boekhandel en www.kerkboek.nl (ook in België). Niets uit deze uitgave mag verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, digitale bestandskopie, luisterboek, Digiboek, Internet-PDF of op welke andere wijze dan ook, behoudens voor eigen gebruik, zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever c.q. de auteur. Citaten tot maximaal vier regels zijn toegestaan, grotere citaten vallen onder het overnamerecht waarvoor toestemming is vereist, tenzij gedaan in het kader van een recensie.
2
Inhoud Over deze verzameling 9 Afkortingen 12 Context 13 Tussen vervreemding en verlangen (1): Talen naar God 14 Tussen vervreemding en verlangen (2): Is er wel een God? 16 Tussen vervreemding en verlangen (3): Beeldtaal als 18 perspectieflijn Vernieuwing (1): De mensen vergeten? 20 Vernieuwing (2): Waarvoor dient de gemeente? 22 Bidden en onder de mensen het goede doen 24 Presentie van de kerk Liturgisch taalspel (1) 26 Liturgisch taalspel (2): Eigen logica 28 Liturgisch taalspel (3): A met B verbinden 30 Liturgisch taalspel (4): Nieuwe taal? 32 Liturgisch taalspel (5): God noemen 34 Winter 37 Licht in de winter 38 Lichtfeesten in de winter 40 Licht voor het nachtvolk 42 Kaarslicht 44 De dochter van de paaskaars 46 Een buitenkerkelijke bisschop 48 Winterkalender 50 Het verlangen (1) 52 Het verlangen (2) 54 Adventsritueel of spelletje? 56 De psalmen van de advent 58 Echt en onecht 60 Excita: wek op en kom! 62 O, nog zeven dagen 64 Rorate: hemel en aarde 66 Even stil voor de kerstnacht 69 Kerstmisbaksel 70 3
Kerst: Eindeloos verlangen Zingen in de nacht Kerstverhalen in soorten 28 december (1): Bloedbad in Bethlehem 28 december (2): O, kerstnacht, schoner dan de dagen? Epifanie: Vierkalender Epifanie: Drievoudig feest De doop van Jezus Kopje onder Driekoningen Over de wijnregels 25 januari: Paulus bekering 2 februari: Lichtmis
72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96
Lente 99 Lentekalender 100 Hoe bereken je een paasdatum? 102 Waarom veertig dagen? 104 In zak en as 106 Aswoensdag vandaag 108 Het nieuwe vasten 110 Hongerdoek: Bijbel van de armen 112 Het lijden vieren? 114 De heenreis naar Pasen (1): Het vertrek 116 De heenreis naar Pasen (2): Levensbeeld 118 De goede week vieren 120 Met buxus zwaaien 122 Witte Donderdag 124 De driedaagse van Pasen 126 Kruiswegstaties op Goede Vrijdag 128 Een heilige in de tijd rond Pasen: Bonhoeffer 130 Waar komt de kaars der kaarsen vandaan? 132 Paaswake? 134 Opstanding verbeeld 138 Voortijdige opstanding 140 Het mooiste paasverhaal 142 Lenteliturgie buiten de kerk 146 De terugreis 148 Nabetrachting in een zap-cultuur 150 4
Bidden en kruisdagen voor Hemelvaart 152 De mantel van de geest 154 Eerstelingen 156 Met beide voeten op de aarde 158 Veni zingen op Pinksteren 160 Ieder in zijn eigen taal (1) 162 Ieder in zijn eigen taal (2) 164 Gezegend door een allochtone vrouw 166 Het zwevende feest van de geest 167 Drievuldigheidszondag 168 Devotie van de Schreinmadonna 170 Beloken Pinksteren op de Ageleres 172 Zomer 175 Kerken kijken 1: Kaarsje branden 176 Kerken kijken 2: De taal van de architectuur 178 Kerken kijken 3: Toeristen! 181 Pelgrimage 1: Waarom reizen we? 182 Pelgrimage 2: Vertrekken is loslaten 184 Pelgrimage 3: De weg en het landschap 186 Pelgrimage 4: De berg 188 Pelgrimage 5: De aankomst 190 Heiligen van de weg (1) 192 Heiligen van de weg (2) 194 Zomerstilte 196 Wonderverhalen lezen 198 Hemel en hel (6 augustus) 200 Een sterke vrouw (11 augustus) 202 Herfst 205 Herfststemming 206 Vrede, wat bedoel je? (1) 208 Vrede, wat bedoel je? (2) 210 Vrede verbeelden 212 Bidden tegen de derde wereldoorlog 214 Beloofd land of land van verlangen? 218 In de schaduw van de Joodse hoogfeesten 220 Franciscus van Assisi (± 1181-1226) 222 Geloven met je neus 224 5
Danken in de herfst Oogst als levensbeeld Die ons voorgingen: Heilige zielen De poëzie van de ‘overkant’ De verbeelding aan de macht In paradisum In ballingschap (1) In ballingschap (2): Creatieve spiritualiteit De vijfde zondag van de advent
226 228 230 232 234 236 238 240 242
Allerhande 245 De voetbal in de avondmaalsschaal 246 Van de marge naar het centrum? 248 Het geheim eerbiedigen 250 Samen liturgie maken 251 Valt er iets te ervaren? 254 De raad deelt mee 256 De stoelen niet verplaatsen 258 Kinderen om te lachen 260 Het hemels gelag 262 Liturgie met open deuren 264 Bij ons is het gewoon 266 Oecumenisch vieren: God als code 268 Veelzeggende kleuren 270 Bidden niet vanzelfsprekend 273 Overdadig bidden 276 Bondig gebed 278 Oecumenisch bidden: Onze vader 280 Psalmen kleuren de zondag 284 Elkaar groeten 286 Onze hulp (1): Hamerslagritueel? 288 Onze hulp (2): Wijding 290 Zingend beginnen 292 Kyrie roepen 294 Schuldbelijden of Kyrië? 296 Ieder zingt zijn eigen lied (1) 298 Ieder zingt zijn eigen lied (2) 300 Paul Gerhardt zingen? 302 Oosterhuis c.s. zingen? 304 6
Een nachtelijk drama 306 Oecumenisch lezen 308 Te veel lezingen? 310 Schriftlezing als ritueel 312 Rituelen rond de Schriftlezing 314 En dan komt de ‘preek’ 316 Bijbelvertalingen in menigte 318 Rituelen (1): Van straat naar kerk 322 Rituelen (2): Liturgische oertaal 324 Rituelen (3): Betekenisverschuiving 326 Rituelen (4): Soorten en voorbeelden 328 Samen delen (1): Van consecratie naar delen 330 Over transsubstantiatie 333 Samen delen (2): Hoe doen we het? 334 Stilte in de liturgie (1): Protest 336 Stilte in de liturgie (2): Innerlijk 338 Stilte in de liturgie (3): Zwijgen 340 Stilte in de liturgie (4): Gemeenschap 342 Bibliografie 344 Register 346
7
8
Over deze verzameling Vijf boeken Liturgie Maken schreef ik en dan nu weer een geducht bewerkte verzameling van meer dan honderdvijftig kolommen Liturgische Kanttekeningen. Ze verschenen het afgelopen decennium, deels via uitgeverij Narratio, in kerk- en parochiebladen. Ik heb bij de bewerkingen en samenvoegingen bewust het karakter van korte kritische kolommen behouden. Dat gaf mij de ruimte om anders dan bij een soort liturgisch handboek wat eigenzinnige gedachten te uiten. De rode draad Ondanks de kortheid van de teksten en de brokkeligheid is er een rode draad, die mij op de achtergrond voortdurend leidde naar het centrum van het religieuze spel. Dat centrum is, dat iedere geloofsuitspraak tenslotte niet anders dan beeldspraak kan zijn. Dat heb ik uitvoerig onderzocht in het boek Godspraak is beeldspraak (Meinema 2006). Deze kolommen zijn eigenlijk de praktische uitwerking van dat essay. Ik heb veel geleerd van de te jong overleden katholieke liturg, prof. H.A.J. Wegman. Ook voor hem was liturgie verbeelding: De liturgie is het kloppend hart van de kerk, niet haar denkende verstand. De eredienst bevat geen mededelingen of bewijsvoeringen omtrent het geloof, geen rationeel denkkader, geen theologisch traktaat, zij is de neerslag van een andere menselijke kunde, die van de verbeelding. Liturgie wil in taal en ritueel ruimte scheppen voor het Geheim of mysterie van de werkelijkheid. Anderen zullen zeggen: voor de ontmoeting met de Eeuwige. Liturgie is de open plek tussen de twee Cherubiem op de Ark van het verbond waar op of waar tussen de Eeuwige troont (o.a. Psalm 80:1). Het is de open plek tussen de beide boodschappers in het lege graf. Die leegte verbeeldt de paradox van afwezigheid als Aanwezigheid. We zullen nooit zeker weten - weten op een meetbare en redelijke manier - welke van die twee werkelijk is. We kunnen dat alleen maar met
9
Over deze verzameling
ons hart weten. Wil liturgie het vermoeden van Aanwezigheid kunnen oproepen, dan vraagt dat wat van de liturgen en de ruimte. Want het Heilige Spel van de liturgie is aan spelregels en stijl gebonden. Wie zich niet aan de regels houdt, verziekt het Spel of maakt er een spelletje van. Over die spelregels, het creatief omgaan daarmee of juist het geweld doen aan het/de Heilige gaan veel van deze kanttekeningen. Voor wie? Bij het schrijven dacht ik vooral aan de kerkelijk ‘bijna daklozen’. Ik dacht aan de velen en deels ook aan mijzelf, die vervreemd raakten van het voorvaderlijk geloof, maar er ook niet helemaal los van zijn. Er blijft Het Verlangen. Daarom hoop ik dat collega’s en andere liturgisten door mijn geschrijf geholpen worden voor de afwezige Aanwezigheid woorden en gebaren te vinden, die ook voor moderne zoekers hout snijden. Daar doe ik het voor. Jaargetijdengevoel De meeste protestantse kerken gebruiken het Gemeenschappelijk Leesrooster van de Raad van Kerken. Daarin worden de zondagen vanaf het derde kwartaal geteld als de ‘zoveelste’ van de Zomer of Herfst. De katholieken hebben het dan over ‘de zoveelste zondag door het jaar’, bij de Oud-katholieken telt men vanaf Pinksteren en bij de Luthersen en Anglicanen is het ‘de zoveelste zondag na Trinitatis’. Als oecumenisch liturg heb ik altijd weer moeite die verschillende roosters uit elkaar te houden. Maar als je ze vergelijkt, blijkt heel wat materiaal ongeveer gelijk op te lopen. Over dat vernoemen van de zondagen naar de Zomer en de Herfst ben ik enthousiast. Het was dan ook een teleurstelling, toen ik in het officiële liturgieblad van de Raad van Kerken las, dat die namen alleen maar gekozen waren bij gebrek aan beter. Ze vonden in Amersfoort die andere tellingen te algemeen en te saai. Ze wilden deze periode niet laten opgaan ‘in een vormeloze massa zondagen’, maar apart markeren. Laat ik nou denken, dat er een diepere gedachte achter zat! Onbedoeld heeft de Raad mij in elk geval met deze naamgeving een
10
Over deze verzameling
plezier gedaan. Eindelijk een periode in het liturgisch jaar, die recht doet aan ons ‘jaargetijdengevoel’! Wie kent dat gevoel niet? De Joodse vierdagen vanwege de seizoenen zijn tegelijk gedenkdagen van de geloofsverhalen. Het Joodse Pasen, Pinksteren en Loofhuttenfeest zijn allereerst oogstfeesten én gedenken thema’s uit het verhaal van de exodus door de woestijn naar het land van verlangen. Omdat in die cirkelgang van de seizoenen een andere tijd is binnengedrongen, verbeeld door de exodus, kunnen bijvoorbeeld de ervaringen van oogst, rijping en vergankelijkheid beeld worden voor de diepste zin van de geschiedenis van heil en onheil. Jaren geleden heb ik in het verband van de Franciscaanse Samenwerking mee mogen werken aan een viertal liturgische werkboeken onder de titel Aarden in geloof (red. Tini Brugge). In dat team heb ik vooral van de katholieke medeschrijvers geleerd hoezeer de seizoenen ook in de christelijke traditie, rituelen en vierdagen een rol spelen en een plaats kunnen krijgen. De titels van twee van mijn liturgieboeken verwezen al impliciet naar de seizoenen: Rond de langste nacht, Zomerstilte. Indeling van dit boek In vier delen – winter, lente, zomer, herfst - van deze bundel heb ik kolommen opgenomen, die inhoudelijk naar jaargetijden waren in te delen. De hoogfeesten, Pasen en Kerstfeest, krijgen in dat kader hun plaats: het voorjaar verwijst naar nieuw leven en de winter is een tijd van verlangen naar licht. Wil die naamgeving zin hebben, dan zal de kentering van de seizoenen op één of andere manier ook stem moeten krijgen of verbeeld moeten worden in de zondagse liturgie. Aan het begin plaatste ik onder de titel Context een aantal kolommen, die iets openbaren van de theologische achtergrond van waaruit ik leef en schrijf. Dat zijn korte teksten over veranderende geloofsinhoud, de vervreemding van de traditionele kerken en de taal van de liturgie. Aan het slot van de verzameling heb ik Allerhande teksten, die niet seizoensgebonden zijn, een plaats gegeven. Via een beknopt alfabetisch register zijn de teksten ook op kernwoorden toegankelijk gemaakt.
11
Over deze verzameling
Afkortingen Db = Dienstboek (Een Proeve), Zoetermeer 1998 (PKN). GNB = Groot Nieuws Bijbel, 1998. GVL = Gezangen voor de liturigie, Gooi en Sticht, Hilversum 1984 KBS = Bijbelvertaling Katholieke Bijbelstichting (Willibrordbijbel), 1995. Lb = Liedboek voor de Kerken. Interkerkelijke stichting voor het kerklied, ‘s-Gravenhage 1993. Berijming = verwijst naar het psalmengedeelte van Lb. LG I = Liturgische Gezangen voor de viering van de Eucharistie, Gooi en Sticht, Hilversum 1979. LG II = Liturgische Gezangen II, Gooi en Sticht, Hilversum 1984 (e.v.). NB = Naardense Bijbel, Skandalon 2004. NBG = Bijbelvertaling Nederlands Bijbelgenootschap 1951. NBV = Nieuwe Bijbelvertaling (NBG en KBS), 2004. PKN = Protestantse Kerk in Nederland. PP = Petrus en Paulusbundel. Gebeden en gezangen ten dienste van de liturgieviering, Hilversum 1987. SV = Statenvertaling. TT = Tussentijds, aanvullend liedboek bij het Liedboek voor de Kerken, 2005. Voor de afkortingen die verwijzen naar de publicaties van Jan de Jongh zie: bibliografie.
12
Context Mijn positie in de wereld van kerkelijk geloven en liturgie wordt door de onderstaande gedichten van Jellema en Achterberg aardig verbeeld.
KERKJE VAN FRANSUM Bestaat nog god, kleine sarcofaag van het geloof, even leeg als de dorische tempels van Paestum: hun zuilen een schuilplaats voor andere vogels dan goden - als ik naar hem vraag? Kleine mummie van steen zonder hart, tabernakel, zonder plaats voor een wijkaars, bescherm je met jouw lichaam ons landschap als bodem voor hemel? ik vraag maar. Stille klankkast voor buiten, voor grutto’s in juni, het loeiende melkvee bij ‘t hek zo gesloten, een avond, ik zit in het gras tussen jouw zerken, zo ben je het mooist: dicht, van het uitblijvend antwoord de schrijn.
O. Jellema, Spolia
WOORD Ik kan alleen woorden ontmoeten, u niet meer, maar hiermee houdt het groeten aan, zozeer, dat ik wel moet geloven, dat gij luistert, zoals ik omgekeerd uw stilte in mij hoor. Gerit Acherberg
13
Context
Tussen vervreemding en verlangen (1) Talen naar ‘god’* Er komt een tijd dat je je archief gaat ordenen. Je wilt tenslotte de boel netjes achterlaten. Zo kwam ik brieven uit de jaren vijftig van de vorige eeuw tegen. Een vrome en verliefde jongen vertrooste zijn zieke lief met de leiding Gods. Ineens werd ik me bewust hoe groot de afstand is tussen mijn geloofsinhoud van toen en nu. Sluipend proces Van oorsprong kerkse mensen zijn in een sluipend proces steeds meer vervreemd van de traditionele kerktaal en worden steeds minder geraakt door de manier waarop God in de kerken ter sprake komt. Ik herken dit. Zij kunnen de evangelicale of charismatische wending van de kerken niet meemaken. Ook de esoterische beweging kan hen niet bekoren. Na innerlijke strijd en verdriet nemen ze afscheid van een(!) traditie. Maar tegelijk voelen ze zich toch kinderen van de christelijke traditie. Veel kerkelijke gemeenten en parochies restaureren driftig. Wat fleurig liturgische verf, een verbouwing, een dienst met combo, modernisering van het taalgebruik. Maar die restauratie gaat in de kerken en met name in de evangelische tak niet echt op de crísis in. Het is voornamelijk hetzelfde zeggen met andere woorden en in andere vormen. Het helpt niet echt.
Op de bodem van je ziel blijft het verlangen naar het Geheim, naar ‘god’. Sommigen pikken, wanneer dat in de buurt mogelijk is, zo nu en dan een Oosterhuisje of doen een paar dagen klooster. Ze zoeken onder de leeslamp in filosofie, poëzie en bij de mystici naar de ervaring van het Mysterie. Maar ze ontberen gemeenschappelijkheid en viering, want de kerken mikken in het algemeen op de middenmoot of het vrolijke en zekere christendom. Hun vragen en ervaringen komen nauwelijks aan de orde
14
Context Blinde vlek Een paar aanduidingen van waar het voor een deel van mensen-van-nu aan schort: - De taal van de kerk geeft antwoorden op vragen die we niet meer stellen en veronderstelt geloofsinhouden die we niet meer delen. - Kerktaal dekt niet de eigen geloofservaring. De beschrijvende (dogmatische) taal raakt het hart niet. Vraag u maar eens af, wat u werkelijk ráákt in de liturgie. - Kerktaal verdubbelt vooral in liederen en gebeden de werkelijkheid. Ik bedoel daarmee dat er een tweede boven- of hemelse wereld van God, het ‘andere vaderland’, wordt verondersteld. Daardoor wordt déze, onze aarde, ontvlucht. Er is één werkelijkheid. Wellicht heeft die een Geheim, dat wij God noemen.
Talen naar God ‘Ik taal naar...’, zei mijn moeder, wanneer ze ergens naar verlangde. Mensen glijden weg uit de kerken en tegelijk talen ze naar God. De Kampense hooggeleerde Bakker beschreef eens onze situatie vanuit de regels van Oosterhuis: ‘Nooit heb ik niets met u… mijn lot is levenslang wachten op u’. De vervreemding wordt als gemis ervaren en stemt verdrietig. Het is meer dan nostalgie. Het is een zoeken en een verlangen naar ‘god’. Dat is een existentiële ervaring. ‘Talen naar God’ betekent tegelijk: taal zoeken. Een taal zoeken om over God, de wereld en onszelf te kunnen spreken. Met ‘talen’ bedoel ik in het vervolg niet alleen een woordspel, maar ook het spel van rituelen, beelden en gebaren. Velen zijn die God-taal kwijt. Ouders vinden het moeilijk woorden te vinden om aan hun kinderen over te dragen wat geloven voor hen betekent en ze lijden daar onder, voelen zich te kort schieten. Wetenschappers zoeken naar het verband tussen hun geloven en het onderzoek dat hen fascineert. Liturgievoorbereiders zoeken woorden om het onuitsprekelijke te verbeelden. Maar het probleem rond de geloofstaal signaleert een geloofscrisis, die dieper gaat. Is er wel ‘god’? ’ Waarom zou ik U niet opgeven’, (Oosterhuis). Ja, waarom eigenlijk niet? * Deze ondertitel ontleende ik aan het proefschrift van Mechteld Jansen, Talen naar God.
15
Context
Tussen vervreemding en verlangen (2) Is er wel ‘god’? De inhoud van geloven De vervreemding ontstaat niet alléén door taal en vormgeving, of een verouderde liturgie of liedcultuur. Het gaat vooral over een verandering van de eigen (geloofs)inhoud! Het leergebouw van het christendom sluit niet meer aan bij de leefwereld en ervaring, het is geen thuis meer. Ik noem het voorzienigheidgeloof, de verzoeningsleer, de ‘waarheden’ over God en zijn of haar afwezigheid. Men zegt dat de moeite met God begint in 1755, de grote aardbeving van Lissabon. Dat maakte in heel Europa een enorme indruk. Daarmee begon de moderniteit en ging men onderscheid maken tussen natuurlijk kwaad en moreel kwaad, dat laatste doen mensen elkaar aan. Aardbevingen en dergelijk onheil kwamen of van God – die niet ingreep of het zelfs wilde – of waren een natuurlijk ongemak. Het duurde daarna nog enkele eeuwen voordat steeds meer Europeanen het geloof in een interveniërende god opzegden. Het is duidelijk, dat de god-regelaar achter de knoppen niet bestaat, al blijven velen er nog hardnekkig in geloven.
Het onderscheid tussen natuurlijk en moreel kwaad werkte tot Auschwitz. Het verslag van Hanna Arendt van het proces tegen Eichmann maakte duidelijk, dat Auschwitz wel gepland was, maar buiten de wil van individuen viel. We projecteren voor een tribunaal het kwaad op enkelingen en maken het daarmee individueel, een incident. Maar de bedoelingen van individuen staan in 20e eeuw in geen verhouding tot het kwaad dat ze aanrichten. We zijn onontkoombaar betrokken bij kwaad, dat we niet willen. Daarom zijn natuurlijk en moreel kwaad niet zo gemakkelijk meer te onderscheiden. Omgekeerd zijn we tegenover het natuurlijk kwaad vaak niet verontschuldigd: dijken te laag of te duur, arme mensen in krotten op gevaarlijke plaatsen, dubieuze bouwwerken e.d. In het arme Zuid-Italië zeiden de mensen van de regeerders en politici: ‘Rome. Rome is als de wisselvalligheid van het weer, droogte, regen en hagel. Rome, je zult het moeten ondergaan.’ Menigeen in ons rijke land ervaart zo ook in onze dagen de machtscentra, Den Haag, Brussel, Washington.
16
Context
Voor velen verdampte zo het geloof in een god die ingrijpt. Eerst was er nog een periode, waarin met allerlei ingewikkelde theologische redeneringen god gerechtvaardigd werd, de zogenaamde theodicee. Men probeerde het godsbeeld van de almachtige besturende god met dank aan Bonhoeffer te redden door het beeld van een lijdende god. Nu speelt al weer een tijdje de vraag of ‘god’ een persoon is of een gebeuren (Hendrikse). In mijn dagblad deden daar maandenlang allerlei mensen hun zegje over. Inderdaad je kunt moeilijk zingen ‘Ere zij iets in den hoge’. Daarom beleed een collega: ‘Ik ben ietsist én geloof in een persoonlijk god’. Veel gelovigen zijn intussen aan dat alles voorbij. Er ontstond een ander ‘gods’beeld, mystieker, vager, onpersoonlijker. Is er wel ‘god’? Veel ingrijpender en bedreigender is de vraag: wanneer ik ‘god’, Geheim of zo Iets zeg, slaat dat dan ergens op? Misschien is alle religie wel ‘van verbeelding’ (Kuitert), zoals een tafel ‘van’ hout is? Religie als product van de chemie in ons hoofd of onze evolutionaire genen? Een aantal zoekende kerkleden haastte zich hoopvol naar ‘Kuiteriana’ en boeken met titels als ‘God is zo groot dat hij niet hoeft te bestaan’ (Manenschijn) of ‘Geloven in een God die niet bestaat’ (Hendrikse). Ik vermoed daarom dat de vraag naar de realiteit van ‘god’ achter de boven geschetste vervreemding zit. Want een cosmetische reparatie van de geloofstaal of een progressieve liturgie blijkt geen oplossing te zijn. Ten diepste is niet de verwoording van het geloof het probleem, maar de inhoud! Is er wel ‘god’ en zo ja, wat kunnen we dan daarvan weten? Die vraag is al zo oud als de religie zelf, maar de laatste eeuwen door de ontwikkeling van de wetenschap en de westerse cultuur dringender geworden. In de loop der eeuwen zijn er door theologen en filosofen allerlei godsbewijzen bedacht, die echter buiten het geloof om niets bewijzen. Dorst bewijst nog niet dat er een bron is, alleen dat een mens verlangt naar water.
17
Context
Tussen vervreemding en verlangen (3) Beeldtaal als een perspectieflijn Niet weten Is er wel ‘god’? Het antwoord zullen we nooit met controleerbare zekerheid kunnen geven. Maar wanneer je bij voorbaat weet dat religie ‘van verbeelding’ is (Kuitert), leg je het antwoord al vast. Dan krijg je het Geheim in je macht door het te ontkennen. De wereld die we kunnen waarnemen is de wereld van de verschijnselen, de buitenkant. Daarin zit wellicht(?) het ongrijpbare raadsel van de werkelijkheid verborgen. Een mogelijke toegang tot het Geheim van de werkelijkheid is onze innerlijke ervaringswereld, ons vermoeden. Daarover kunnen we alleen in beelden spreken. Dat is wat anders dan ‘van verbeelding’. Of die beelden ‘ergens op slaan’ zal ik nooit weten, dat kun je alleen geloven en vertrouwen. Onze levensweg is een proces van leren loslaten, concentreren. Ik denk wel eens dat we ook moeten leren ‘god’ los te laten, zoals de mystici dat praktiseerden. Misschien is dat niet-weten een zegen. Want met ons zoeken naar weten en bewijzen willen we het Geheim beheersen en zo dikwijls voor ons karretje spannen. Religie geeft geen directe antwoorden op de raadsels van de werkelijkheid en het mensenleven. Evenals de mystici kunnen we onze ervaringen niet anders dan in beelden uit de eigen gemeenschappelijke christelijke traditie benoemen. Maar beelden zijn geen feiten. Het dogma is beeldspraak, die in redenering en systeem is versteend. Verdwijnpunt De Franse filosoof en theoloog Paul Ricoeur heeft me geholpen bij mijn zoeken naar liturgische taal die past bij die onbeantwoordbare vraag naar de werkelijkheid van ‘god’. Hoewel we moeten aanvaarden dat ‘god’ aan al onze beelden en woorden ontsnapt, gaan al die beelden wel naar een gemeenschappelijk punt, zoals evenwijdige lijnen in een perspectieftekening. Ricoeur noemt dat het vluchtpunt naar de horizont van alles. God is ongrijpbaar, ontvlucht ons kennen. Ik teken daarbij aan dat in een schilderij het verdwijnpunt zélf niet te zien is. Het verdwijnpunt is niet God, maar een toezegging van ruimte, een uitnodiging de Naam te roepen.
18
Context
Of anders gezegd: god is een grenservaring. Wij mensen stuiten op een grens in de werkelijkheid die wij niet kunnen overschrijden. We moeten de pretentie loslaten dat we iets over het wezen van god kunnen zeggen. Liturgische taal is als een perspectieflijn getrokken naar de geloofshorizont en daarom per definitie bescheiden en tastend. Mozes: Sporen van ‘god’ Van Mozes wordt verteld (Exodus 33:18 e.v.), dat hij na al zijn geploeter met het volk door de woestijn, zijn opdrachtgever wel eens wilde zien. Was die hele tocht en die stem geen fictie, een hersenschim in de brandende zon? Na enige discussie mag hij weliswaar het Aangezicht niet zien, maar zal hij, nadat JHWH is voorbijgegaan, hem ‘van achteren’ zien. Zou je daarbij ook mogen denken aan ‘achteraf’ zien? Soms vermoeden we immers iets als een spoor van ‘god’. Hij is voorbijgegaan, een steekvlam in de nacht, een vriend, een spoor van licht. We ontmoeten mensen en gebeurtenissen die er toe uitlokken ‘god’ te zeggen. Zo lokt het verhaal van Jezus van Nazareth uit de Eeuwige ter sprake te brengen en te volgen. Sporen van de Eeuwige ontwaren we in de geschiedenis. Alles wat is of gebeurt, kán een spoor zijn: de aarde en het vuur, de wind en de geboorte van een kind, liefde en dood, mensen die lijden verlichten, die zwijgen in hun compassie, die gedenken… Er zijn zovéél verwijzingen, sporen, beelden waarbij een mens verleid wordt ‘god’ te zeggen. Terecht? Wat doet het er toe? Ik weet het niet, maar ik geloof het. In de geschiedenis en in mensen handelt ‘god’. Zij/Hij handelt door mensen te lokken in beweging te komen op weg naar het visioen.
19