Het geheim van Asclepius
Eerste druk, mei 2011 © 2011 Ferdinand Huismans Foto omslag: Nico Dinjens, 2010 isbn: 978-90-484-1873-2 nur: 332 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Het geheim van Asclepius Ferdinand Huismans
Met dank aan Nico Dinjens voor advies en oprechte vriendschap
Karakters
David Brenkman *12-12-1980 David Brenkman sr *01-03-1949 Maureen Brenkman (O,Connor) *10-08-1955 Kate Brenkman *12-01-1974 Charlie Hart *13-11-1978 Jan Willem de Keyzer *01-04-1946 Paul van der Lee *31-10-1948 Ahiljadevi van der Lee(Soekarata) *24-12-1951 Frans Oosterman *13-10-1960 Susanne Oosterman (Keur) *29-12-1980 Christiaan van Ostade *10-08-1977 Maria van Ostade *22-09-1983 Tante Soekarata *08-08-1918 Rudolf Versteeg *15-01-1957 Wanda Versteeg (Verhaven) *02-10-1960 Dymph Versteeg *01-11-1984 Kim Versteeg (Verhaven) *05-05-1962 Debbie Versteeg *26-12-1983 Robert Versteeg *23-08-1959
6
Dublin Amsterdam Kinsale Dublin Hilversum Bussum Bandarlampung (Sumatra) Tejakula (Bali) [+1979 Hilversum] Utrecht Zandvoort Hilversum Praag Kotabumi (Sumatra) Amsterdam Soerabaja (Java) [+2008 Amersfoort] Baarn Soerabaja (Java) Amsterdam Amsterdam
Hoofdstuk 1
Rudolf Versteeg leunt met beide armen op het ijzeren hek dat de oprijlaan afsluit en kijkt naar het echtpaar Oosterman dat op het terras van hun bungalow profiteert van de eerste voorjaarszon. Voor de magnolia is de bloeitijd voorbij en aan de boom in het midden van de voortuin schemert vaag de paarse kleur van seringen die over een paar dagen in volle bloei zullen staan. De gele kleur van de Prunus overheerst op een bijna ordinaire manier de rest van de tuin. Als een naaktdanseres in het gereformeerde vrouwenkoor, denkt Versteeg. Hij lijkt door zijn houding de indruk te wekken of hij entreegeld betaald heeft voor een staanplaats in een openluchttheater. Hij concentreert zich op de twee mensen op het terras en voelt aan het trillen van zijn rechter oog dat het gevoel van frustratie en haat weer bezit van hem neemt als een kwaadaardig virus dat niet uit te roeien is. De man springt plotseling met een driftige beweging van zijn stoel en maakt een obsceen gebaar met zijn rechterhand, kennelijk bedoeld voor Versteeg. De vrouw die minstens 15 jaar jonger is, houdt hem tegen door haar armen om zijn middel te slaan omdat hij kennelijk van plan is om naar het hek te lopen. De afstand is te groot om te horen wat er gezegd wordt, maar ze heeft de grootste moeite om hem tegen te houden. Je hoeft niet te kunnen liplezen om te begrijpen dat Oosterman hem vervloekt, uit zijn hele houding spreekt zijn machteloze woede. Rudolf Versteeg verroert geen vin, blijft als een zombie staren naar de twee mensen op het terras, de woede van Oosterman doet hem goed, hoewel het een onbenullige, bijna infantiele manier van pesten is. Hij heeft andere fantasieën die zijn gevoelens meer bevredigen maar de uitvoering daarvan zouden hem, zonder enige twijfel, voor langere tijd onder de paraplu van de justitie doen belanden. Het stel verdwijnt door de openstaande serredeuren, het is haar gelukt hem te overtuigen zich niet te laten provoceren. Oosterman draait zich nog een keer om en steekt zijn middelvinger omhoog. Rudolf bijt op zijn onderlip, de beweging irriteert hem, net of Oosterman het laatste woord heeft. Enkele weken geleden begint hij in zijn machteloosheid Oosterman herhaaldelijk op te bellen, waarbij, zodra de andere kant zich bekend maakt, hij steeds dezelfde zin herhaalt: ‘Je bent schuldig aan de dood van mijn vrouw, de beul scherpt zijn zwaard.’ 7
Hij zegt deze zin op een monotone manier zonder zijn stem te verheffen, omdat hij denkt dat schelden en schreeuwen alleen zijn onvermogen zullen accentueren. Zijn raadsman heeft gezegd dat Oosterman alleen indirect schuldig is en het bewijs heel moeilijk te leveren. Versteeg heeft heel wat geïnvesteerd om op een discrete manier te laten onderzoeken op welke manier Oosterman zijn klanten bewerkt en manipuleert maar het levert geen enkel aantoonbaar strafbaar feit op. Die uiteindelijke conclusie heeft hem niet alleen scheppen met geld gekost, maar ook zijn frustratie en haat doen oplaaien. Gerechtigheid hangt dus af van de wijze waarop de ongerechtigheid had plaats gevonden. Hij houdt zijn voorhoofd tegen het koele ijzer van de spijlen. Ik moet op een of andere manier een uitlaatklep vinden voor mijn razernij, het is een obsessie geworden. Hij draait zich om, steekt een sigaret op en loopt terug naar zijn auto die uit het zicht geparkeerd is. Ik moet met Dymph praten denkt hij, open kaart spelen over mijn gevoelens. Vrouwen zijn in geval van wraak inventiever dan mannen, sla de geschiedenisboeken er maar op na, trouwens het woord inventiever zou je kunnen vervangen door slimmer en wreder. Hij rijdt achteruit en kijkt nog een keer naar de bungalow, hoewel een rij coniferen hem het uitzicht beneemt kan hij nog juist de smeedijzeren letters onderscheiden die kort geleden onder het dak zijn aangebracht: ‘asclepius’. De eigenaar van Asclepius, de bungalow met oprijlaan waar aan weerskanten de coniferen als soldaten in groene camouflage-uniformen een erehaag vormen, is zijn loopbaan ruim 20 jaar geleden gestart als vertegenwoordiger van een firma, gespecialiseerd in posters en wenskaarten. Hij ontwikkelt een methode om verschillende grote boekhandels en cadeaushops rechtstreeks te bevoorraden vanuit het magazijn met facturen die hij zelf samenstelt met een extra 10% korting omdat de firma alleen op contante basis levert. Doordat een klant per vergissing de reeds betaalde factuur ook nog een keer per bank overmaakt loopt hij tegen de lamp en alleen door een zielig verhaal op te dissen weet hij te voorkomen dat zijn baas hem aangeeft wegens oplichting. Wat hij daarna op touw zet, was behalve van korte duur, ook niet bijzonder lucratief. Hij zamelt met een benijdenswaardige brutaliteit geld in om actie te voeren tegen het exploiteren van legbatterijen, een idee dat bij hem opkwam na het lezen van een artikel over het importeren van Aziatische kippen. De eerste klant levert hem 20 euro op. De tweede schopt hem zijn erf af, omdat Oosterman geïrriteerd door de vele vragen die de man stelt, en bij de vraag wat voor soort kippen onder de actie vielen, hij met een stalen 8
gezicht antwoordt dat het handelde om Australische kippen, ook wel struisvogels genoemd. Tot zijn verdediging moet gezegd worden dat hij eerst in een gezellige dorpskroeg de vorige 20 piek er doorheen gejaagd had met het nuttigen van enkele single malt whisky’s. De derde potentiële donateur krijgt tijdens het gesprek een helder ogenblik, zegt dat hij even geld gaat pakken en belt de politie terwijl Frans Oosterman vrolijk fluitend op zijn bijdrage staat te wacht. Hij zoekt een andere manier om zonder al te veel inspanning aan geld te komen, plaatst een advertentie waarin tegen betaling van 100 euro borg, interessant thuiswerk wordt aangeboden, een netto bijverdienste van 600 tot 800 euro per maand stelt hij optimistisch in het vooruitzicht. Dit was al zo vaak toegepast en zo vaak voor gewaarschuwd dat hij slechts één reactie ontvangt van iemand met gevoel voor humor. Hij krijgt een kaart met Chinese tekens en een pijl waaronder met kleine lettertjes staat ‘vertaling’ en daaronder met vette blokletters: ‘Fuck yourself Nitwit’. Hij heeft gelijk denkt Oosterman, knoeiwerk, oplichterij op grote schaal brengt minder risico met zich mee en levert vaak heel wat meer op. Die conclusie wordt versterkt door persberichten over zwendelaars die zich voor de justitie moeten verantwoorden en met een welbespraaktheid om jaloers op te worden uiterst ingewikkeld manipuleren met de bewijslast die tegen hen gebruikt wordt en nonchalant debatteren over miljoenen die niet te achterhalen zijn. Vaak bijgestaan door zogenaamde top- advocaten, maar dat slaat hoofdzakelijk op het honorarium, want hun performance was meestal meer gericht om het opgeblazen ego nog wat extra lucht te geven, dan op het welzijn van de cliënten die in dit soort zaken nog beter van de tongriem zijn gesneden dan Mr. Huppeldepup. Oosterman leest de rechtbankverslagen en kijkt naar de samenvattingen op de beeldbuis. De beschuldigden worden met egards behandeld. Moet je beslist een vooraanstaande post bekleden om met geld te kunnen goochelen? Nee, denkt Oosterman, maar je moet er uitzien als iemand die een dergelijke post bekleedt. Zijn kans komt doordat zijn (eerste) vrouw een winkelpandje erft dat 75000 euro opbrengt. Tijdens een vakantietrip naar Spanje komt hij in contact met Antonio Pêna, een ex-gastarbeider die behoorlijk Nederlands spreekt en die met zijn (zuur) verdiende geld de onroerendgoedmarkt is opgegaan en die hem introduceert met de eigenaar van grote stukken land op Monte Sol bij het dorp Rincon de la Victoria. Op een deel van het bergachtige landschap zijn bungalows gebouwd, verschillende nationaliteiten hebben zich er gevestigd vanwege het klimaat en de toen nog goedkope peseta’s. Britten, 9
Denen, Duitsers en ook Nederlanders die genoten van hun pensioen. Het was zijn vrouw die op het idee kwam er een huis te laten bouwen om de winters in Holland te ontvluchten en het in de zomermaanden te verhuren. Oorspronkelijk voelt hij er weinig voor, pas als blijkt dat een bescheiden bungalow niet meer dan 50.000 euro zou gaan kosten en dat de prijs van de grond belachelijk laag is begint hij de waarde van een dergelijke investering in te zien. Bij nadere informatie blijkt echter dat het land zo goedkoop wordt aangeboden vanwege een aangekondigde bouwstop. Als bouwgrond zou de prijs het tienvoudige bedragen. Voor zijn vrouw het einde van een illusie, voor Frans Oosterman het begin van een plan dat vaste vormen aanneemt. Een kind kan de was doen, denkt hij op een gegeven moment. Terug in Holland plaatst hij advertenties waarin bouwgrond in Spanje te koop wordt aangeboden als een eersteklas investering met hoog rendement, hoewel de grond nog niet in zijn bezit is laat hij door de overweldigende respons snel de eigendomsrechten door een notaris in Malaga opmaken. Hij is stomverbaasd over het aantal brieven dat hij ontvangt, en over de naïviteit en hebberigheid van sommige belangstellenden. Tegen de tijd dat zijn malafide praktijken de aandacht trekken heeft hij al een aardig kapitaal binnen, waarvan een groot gedeelte uit zwart geld bestaat. De firma ‘Sunny Retirement B.V.’, onbekend bij de Kamer van Koophandel, verdwijnt spoorloos zonder ooit officieel te hebben bestaan. Dan explodeert zijn huwelijk omdat zijn vrouw die een dag eerder terug komt van haar zuster, hem aantreft in een zeer bijzondere houding, een soort Kama Sutra voor trapezeartiesten, met een Oostenrijks meisje dat twee keer per week fungeert als interieurverzorgster. Waar ze het meest razend over is: dat het variéténummer zich afspeelt op de bank die ze een week geleden samen hadden gekocht. Na de scheiding vestigt hij zich in een andere plaats waar hij een handel begint in geneeskrachtige kruiden en gezondheidsadviezen geeft gebaseerd op de kennis van Amazone indianen (na het lezen van Redmond O‘Hanlon), hoewel zijn interesse in de natuur ophield met het doodmeppen van alles wat mee dan twee poten had. Vanaf het begin levert het hem meer op dan hij ooit had verwacht, hij zorgt dat hij niet in conflict komt met de wet want hij laat het wel uit zijn hoofd om homeopaat of een andere titel voor zijn naam te zetten. Geneeskrachtige kruiden uit de tuin van de Schepper, dat als je er goed over nadacht voor meer uitleg vatbaar was. Bij twijfel aan zijn kunde en de door hem samengestelde kruiden, overlegt hij met een nonchalant gebaar een stapeltje brieven van dankbare gebruikers 10
die door hem zelf op verschillend briefpapier is geschreven en waarvan het handschrift op eerste gezicht totaal geen overeenkomst vertoont. Hij spreidt de bewijzen van zijn onfeilbaarheid voor je uit op zijn imposante bureau en als iemand de moeite neemt de brieven door te lezen wordt het vertrouwen in de kruiderij onbegrensd, de meest verschrikkelijke ziekten en kwalen schijnen na verloop van tijd op hun retour. Om zijn betrouwbaarheid en mededogen te onderstrepen geeft hij met een gebaar van onmacht te kennen dat hij er helaas nog niet in geslaagd is een mengsel samen te stellen dat doeltreffend kan worden aangewend voor het bestrijden van het syndroom van Besnier Boeck (Sarcoïdose), waar trouwens bijna niemand van gehoord heeft. Na verloop van tijd blijkt het waarachtig mogelijk te zijn om de gefingeerde dankbetuigingen aan te vullen met enkele authentieke brieven van gebruikers die hun klachten zien verminderen of daadwerkelijk zijn kwijtgeraakt, het bekende placebo-effect. Frans Oosterman heeft zijn voorkomen mee en de uitdrukking van zijn gezicht past zich moeiteloos bij elke gemoedstoestand aan zoals bij een kameleon de kleur. Hij geeft blijk van medelijden, verkondigd hoop en bagatelliseert uitspraken van huisartsen of internisten die het kruidengebruik ontmoedigen. Zijn persoonlijkheid bezit een uitstraling die positief op de meeste mensen overkomt. Hij doet zich goedmoedig en vriendelijk voor, er gaat iets vaderlijks van hem uit en beslist geen man die je van louche praktijken zou verdenken. Zijn assistent weet wel beter, die maakt hem mee zoals hij werkelijk is en het niet nodig vind om een rol te spelen. Hij weet als geen ander dat Oosterman onberekenbaar is en niet te vertrouwen. Soms laat hij zichzelf gaan en wordt onbeschoft op het sadistische af maar alleen als hij zeker weet het zich te kunnen permitteren. Zijn verbale slachtoffer dient in zo’n geval weerloos te zijn en afhankelijk. Tegen zijn tweede vrouw Susanne, twintig jaar jonger, slank hoogblond en sexy blijkt hij na verloop van tijd niet te zijn opgewassen. In het prille begin doet ze zich voor als meegaand en kwetsbaar, nooit een onvertogen woord. Maar na het huwelijk en wanneer ze haar positie veroverd heeft in het Oosterman imperium ontdoet ze zich van haar onschuld als een slang van zijn huid. Al zijn pogingen om haar te domineren lopen op niets uit, en hij realiseert zich dat hij haar zwaar heeft onderschat. Als zij kwaad wordt is haar taalgebruik, dat een pornoschrijver zou doen verbleken, al genoeg om hem met de staart tussen de benen te laten afgaan. Het feit dat zijn dubieuze activiteiten haar in staat stellen een luxe leventje te leiden weerhoudt haar ervan vragen te stellen die vaak bij haar opkomen. Ze is intelligent genoeg om zich niet te bemoeien met wat haar man in volkomen ernst ‘de praktijk’ noemt, en verbaast zich dat de klanten die hem 11
consulteren niet altijd simpele zielen zijn maar ook vaak mensen met uitstekende banen in het bedrijfsleven of met een vrij beroep. Wanneer zij tijdens haar wekelijkse kappersbezoek te horen krijgt dat aan haar man paranormale gaven worden toegeschreven en hem dat thuis schaterlachend vertelt staat ze volkomen perplex van zijn reactie. Hij reageert woedend en het blijkt dat hij vindt dat de hem toegeschreven gaven zonder meer van toepassing zijn op zijn capaciteiten. Op de dag dat hij Charlie Hart meebrengt en hem voorstelt als zijn toekomstige assistent en chauffeur, kijkt zij Hart enkele seconden in zijn uitdrukkingsloze ogen en negeert vervolgens zijn uitgestoken hand en loopt langs de twee mannen de kamer uit. Later op de dag als ze gewoonte getrouw een borrel drinken voor het eten, vraagt hij voorzichtig: ‘Wat reageerde je vreemd op mijn nieuwe assistent, als je hem beter leert kennen valt hij best mee.’ Susanne draait nadenkend haar glas rond zodat de ijsblokjes nijdig tegen de rand tikken, steekt een sigaret op en blaast de rook in de richting van Oosterman. ‘Je zou me een plezier doen als je die man zo weinig mogelijk op ons terrein los laat lopen.’ Oosterman verslikt zich in zijn wodka. ‘Het lijkt verdomme wel of ik een pitbull voor je heb meegebracht die zijn tanden heeft laten zien.’ ‘Het zal je reputatie geen goed doen. Je laat je toch niet rondrijden door een uitgesproken onderwereldfiguur?’ ‘Ik ben aan niemand verantwoording schuldig, en ik begrijp niet dat als je iemand twee tellen ziet je meteen een definitief oordeel uitspreekt.’ ‘Jezus,’ zegt ze, ‘ik zou me de keuze van deze medewerker kunnen voorstellen als je film- producent zou zijn en het prototype van een psychopaat wil introduceren.’ ‘Je moet mensen als het enigszins mogelijk is een kans geven,’ antwoordt hij schijnheilig, ‘en niet op het uiterlijk afgaan.’ ‘Daarom ben ik ook met je getrouwd … sorry grapje,’ zegt ze er snel achteraan als ze de uitdrukking op zijn gezicht ziet. Ze slaat haar lange benen over elkaar met een trage beweging en ziet met genoegen dat haar man even de adem inhoudt. ‘Beloof me in ieder geval dat je zijn aanwezigheid in huis zoveel mogelijk beperkt,’ zegt ze met vooruitgestoken onderlip, ‘in ieder geval tot zijn nobele inborst is bewezen.’ Charlie Hart voelt intuïtief haar weerstand. Het ontgaat hem niet dat zij in de afgelopen dagen zijn bestaan zoveel mogelijk negeert. Hart daarentegen 12
doet de enkele maal dat hij contact met haar heeft zijn uiterste best om een prettige indruk te maken. Hij gedraagt zich of zij lid is van de Koninklijke familie, probeert serviel te glimlachen met een wat houterig aandoende hoffelijkheid die in het Victoriaanse tijdperk misschien gewaardeerd zou worden. Het heeft geen effect, hij voelt een uitstraling van minachting, zelfs van afkeer, wat hem inwendig razend maakt. Hart kijkt graag, de daad zelf vindt hij erg vermoeiend en eigenlijk niet zo opwindend. Maar zijn seksuele fantasieën indien zichtbaar zouden hem levenslange opsluiting en tbs opleveren. Intussen luistert hij deemoedig naar haar op- of aanmerkingen en naar de instructies die ze namens haar man overbrengt. Hij denkt zijn gelaatsuitdrukking onder controle te hebben, maar glimlachen wordt een grimas terwijl zijn lichte ogen elke emotie buitensluiten. Juist door die ongewild kille blik, dat onbewogen staren wordt de haat die hij met zich meedraagt door Susanne duidelijk gevoeld. Oosterman heeft Hart leren kennen tijdens zijn bezoeken aan een ‘club’ waar Charlie hand-en-spandiensten verleent aan de steeds wisselende meisjes. Hij steekt zijn licht op bij de eigenaar van deze lucratieve onderneming en komt te weten dat Charlie Hart een strafblad heeft en verschillende malen voor diefstal en oplichting is veroordeeld, economische delicten, zoals Hart zijn zonden in een informatief gesprek omschrijft. Met het diabolische besef dat je een kleine crimineel eerder onder druk kan zetten dan een zogenaamd eerzaam burger en dus gemakkelijker kan manipuleren, neemt hij hem in dienst. Deze filosofie is behoorlijk naïef en de conclusie is uiteindelijk een lachertje. Oosterman en Hart zijn absolute tegenstellingen maar de overeenkomst in hun karakter is de afwezigheid van moraal. Hart is van gemiddelde lengte maar zo mager dat hij langer lijkt. Hij heeft de uitdrukkingsloze ogen die nooit afdwalen als je het woord tot hem richt en houdt dat lang vol, zonder ook maar even met de oogleden te knipperen, je krijgt de indruk dat je een dialoog voert met een reptiel. Enige gemoedstoestand kan niet uit zijn expressie worden afgeleid. Hij zou minder opvallen als hij zich min of meer zou kleden aangepast aan deze tijd, desnoods een spijkerbroek met een nonchalant shirt maar je kunt hem uittekenen in een twee maten te klein colbert en een broek met te wijde pijpen wat doet denken aan de gangsterfilms waar Eddie Constantine in excelleerde. Frans Oosterman daarentegen draagt met succes dure maatpakken, maakt een verzorgde indruk, gedraagt zich gemoedelijk en is gezet. Zijn bruine ogen suggereren warmte en empathie die hij totaal niet bezit. Rustig en op een 13
beschaafde manier kan hij een uiteenzetting geven, waarbij zijn beweeglijke handen een voorname rol spelen. Hij bezit ongetwijfeld een dominerende persoonlijkheid met het charisma van een succesvolle goeroe. De plebejer die hij in werkelijkheid is komt pas merkbaar naar boven als de omstandigheden dat toe laten. Merkwaardig is dat zijn taalgebruik zich onmiddellijk aan zijn onbeschofte gedrag aanpast. Een kunstmatige schizofreen. Van Hart eist Frans Oosterman geen onderdanigheid wel respect, hij meent beide eigenschappen in zijn assistent vertegenwoordigd te zien. Hart wekt met zijn houding de indruk zich te moeten inhouden niet bij elke opdracht de hakken tegen elkaar te slaan. Susanne laat zich daardoor niet om de tuin leiden, Oosterman zelf gelooft onvoorwaardelijk dat de correcte toon waarop Hart zich heeft aangewend te spreken, oprecht is en voortkomt uit ontzag en waardering. Een gebrek aan mensenkennis wat je van hem niet zou verwachten en waar zijn vrouw zich aan ergert. Dat hij Charlie Hart had aangenomen is een noodzaak, zijn rijbewijs was ingenomen na aanrijding van een veertienjarig meisje op een fiets. Bloedonderzoek had een uitzonderlijk hoog promillage aangetoond, iets wat de advocaat van de tegenpartij de voor de hand liggende uitspraak ontlokte dat er te veel bloed in zijn alcohol had gezeten. Wat hem een reprimande van de rechter opleverde. Met een hoge boete en twee jaar ontzegging van zijn rijbevoegdheid en de daaraan gekoppelde pittige voorwaardelijke gevangenisstraf laat hij het wel uit zijn hoofd om dat gebod te overtreden, dat wil zeggen in nuchtere staat en wanneer hij de consequenties kan overzien. Zodra hij echter te veel gedronken heeft, wat regelmatig voorkomt, wordt hij overmoedig en recalcitrant en kruipt toch achter het stuur. Iedere dinsdagavond als Susanne gaat bridgen laat hij zich door Hart naar de seksclub rijden waar hij, je zou kunnen zeggen, stamgast is. Hart wacht op de parkeerplaats tot hij weer komt op dagen. Als hij zijn erotische handelingen heeft verricht of heeft laten verrichten, drinkt hij aan de bar in een tempo alsof hij spijt heeft van zijn escapade of teleurgesteld is over het resultaat. Met een stem die geen tegenspraak accepteert wuift hij Charlie Hart onverbiddelijk achter het stuur vandaan en rijdt zelf terug naar huis. Zijn door ettelijke single malt whisky’s ontstane Dutch courage1 uit zich door zijn assistent te treiteren en zelfs uit te schelden, maar ook door het luidruchtig en vals zingen van smartlappen. Hart geeft de voorkeur aan 1 Moed aangewakkerd door het drinken van sterke drank. 14
een flinke scheldpartij, die hij over zich heen laat gaan zonder een spier te vertrekken. Wat voor gezang moet doorgaan wekt daarentegen een gespannen woede in hem op die grenst aan moordlust en waar hij zich slechts met uiterste krachtinspanning tegen kan verzetten. Charlie Hart vindt geen andere mogelijkheid om te parkeren dan voor een oprit. De neus van de Mercedes overschaduwt de op het asfalt gekalkte letters N.P. Een oudere man die moeizaam met een grasmaaier enkele meters gazon bewerkt en de parkeermanoeuvre met gefronst voorhoofd heeft gevolgd, roept op een autoritaire toon; ‘Ik weet niet wat de bedoeling is maar u blokkeert mijn uitrit.’ Hart sluit onverstoorbaar het portier van de auto, draait zich om en begint met het gezicht naar de spreker een shagje te draaien. Op de aanmerking ingaan was beneden zijn waardigheid. De man beweegt nerveus de handgreep van zijn machine van voor naar achter. ‘U staat in de weg,’ zegt hij. De sigaret is klaar en Hart geeft zichzelf vuur met een ouderwetse benzineaansteker, blaast peinzend de rook uit met naar voren gestoken lippen. ‘Ja,’ zegt hij rustig, ‘wat denkt u er aan te doen?’ Hij begint zich ongeïnteresseerd te verwijderen. Hij hoort de ander een opmerking maken waarvan hij geen woord verstaat, houdt zijn pas in en wacht, armen los langs zijn lichaam, sigaret nonchalant in een mondhoek. Volkomen bewegingsloos blijft hij even staan, met zijn lichte ogen door de man heen starend. ‘Niet zeuren,’ zegt hij, de woorden bijna uitspugend. Iets in zijn houding maakt dat de ander zich van commentaar onthoudt en zich beperkt tot een licht schouderophalen. Hart vervolgt zijn weg en is het voorval meteen weer vergeten. Hij loopt naar het einde van de laan waar hij het hek openmaakt dat toegang geeft tot een klein vrijstaand huis; een brievenbus bevestigd aan een houten paal geeft met mooi geschilderde sierletters aan dat Rudolf N. Versteeg hier zijn domicilie heeft. De man van middelbare leeftijd die de deur opent maakt op Hart een neerslachtige indruk. ‘Ik ben de assistent van Oosterman.’ ‘O ja?... daar kan ik je niet mee feliciteren.’ ‘Je begrijpt zeker wel wat ik kom doen?’ ‘Ik begrijp er geen barst van en je bent ook niet bepaald welkom.’ ‘Misschien kunnen we binnen even een praatje maken?’ Rudolf Versteeg schudt zijn hoofd, de man tegenover hem begint in zijn handen te wrijven alsof hij ze insmeert met een laag crème, iets wat Hart onwillekeurig altijd doet als hij zich concentreert op een situatie. 15