Het geheim van Negen Open Armen Een literair lespakket ontwikkeld door het
Letterkundig Centrum Limburg en Benny Lindelauf
Het geheim van Negen Open Armen Toelichting voor de leerkracht Beste leerkracht, Er zijn twee literaire workshops rondom het boek Negen Open Armen gemaakt. De geheime envelop (over het werken met zintuigen) De geheime plek (over het schrijven op locatie) Elke workshop bestaat uit twee modules: een basismodule en een verdiepingsmodule. In de basismodule wordt materiaal verzameld. In de verdiepingsmodule wordt dit materiaal verder uitgewerkt. Zowel de basis als de verdiepingsmodule duren elk ongeveer 50 minuten. Voor deze tijdsduur is gekozen omdat de lessen van het voortgezet onderwijs 50 minuten duren. Het basisonderwijs, dat meer vrijheid in lesduur kent, kan eventueel kiezen om beide modules in een les te volgen. -
De workshops zijn bedoeld voor de brugklas havo/vwo. Voor de workshops is het niet noodzakelijk het hele boek gelezen te hebben. In elke workshop wordt een fragment uit het boek ingeleid en voorgelezen. Op die manier krijgen de leerlingen een voorproefje van het boek en dat zal hopelijk stimuleren het boek in zijn geheel te gaan lezen. Het kan echter wél enthousiasmerend werken wanneer de leerlingen het boek al kennen. U zult dan ook sneller aan de opdrachten kunnen beginnen. De twee workshops kunnen afzonderlijk gevolgd worden. Het is dus niet noodzakelijk ze alle twee te doen, maar gezamenlijk geven ze wel een completer beeld van de diverse invalshoeken om aan de hand van het boek Negen Open Armen te werken. Naast de workshops vindt u ook een aantal bijlagen. In de lesopzet leest u welke bijlage u nodig hebt voor welke les. Het is belangrijk om de workshops van te voren goed te bestuderen! Niet alleen moet er voorwerk gedaan worden en materiaal klaargelegd, ook werkt het beter als u de lijn van de workshop al begrijpt ben overziet. Op die manier kan de workshop soepel verlopen en houden de kinderen genoeg tijd over om ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Veel plezier met ‘Het Geheim van Negen Open Armen’! Met hartelijke groeten, Benny Lindelauf 2
Het geheim van Negen Open Armen
Workshop 1 De geheime envelop Brugklas Basis‐ en verdiepingsmodule
3
Het geheim van Negen Open Armen Workshop 1: De geheime envelop Basismodule brugklas Doel ‐ Nieuwsgierig maken naar het boek door middel van het kunstwerk ‘Negen Open Armen’ van ‘Les deux garçons’ ‐ Het bewust worden van eigen zintuigen ‐ Het ontdekken van zintuiglijke waarnemingen in een tekst ‐ Het leren gebruiken van je zintuiglijke waarnemingen bij het schrijven van een verhaal(fragment) Materiaal ‐ Boek Negen Open Armen ‐ Kunstwerk ‘Negen Open Armen’ van ‘Les deux garçons’ ‐ Foto’s van uiteenlopende locaties op A4 of A5 formaat ‐ A4‐ of A5‐enveloppen (zie bijlage)
‐ Zintuiglijsten (zie bijlage) Voorbereiding ‐ Kunstwerk gesloten uitstallen ‐ Foto’s in gesloten enveloppen stoppen ‐ Zintuiglijsten kopiëren Inleiding (10 minuten) U laat eerst het kunstwerk zien. Het kunstwerk bestaat uit een ‘boek’ dat opengeklapt kan worden en waarin verschillende objecten zitten. Vertel dat het gemaakt is door het kunstenaarsduo ‘Les deux garçons’ naar aanleiding over een boek. Laat de objecten en het ‘boek’ zien. Laat leerlingen titels verzinnen die bij het boek zouden kunnen horen. Schrijf de titels op het schoolbord. Pak vervolgens het boek erbij. Noem de echte titel en de schrijver: Negen Open Armen door Benny Lindelauf Wat vinden de leerlingen van de titel? Wat zou het betekenen? 4
Lees daarna de tekst op de achterkant van het boek voor. Vertel dat het project ‘Het Geheim van Negen Open Armen’ bestaat uit een aantal schrijfworkshops en een afsluitende beeldende workshop. Het kunstwerk zal in de laatste workshop weer aanwezig zijn. Introductie schrijfworkshop Sommige verhalen blijven je altijd bij. Verhalen van je familie verteld door je vader, moeder, oom, tante, opa of oma. Er zit altijd wel iemand in elke familie die graag en goed verhalen kan vertellen over vroeger. In de familie van Benny Lindelauf was het vooral zijn oma die graag en veel vertelde over vroeger: Sittard aan het begin van de 20e eeuw. Benny heeft zich door de verhalen van zijn oma laten inspireren. Daaruit is het boek Negen Open Armen ontstaan. Veel in het boek is verzonnen. Maar er zitten ook situaties in die echt gebeurd zijn. Zo had de familie van zijn oma echt een sigarenfabriek en woonden ze (net als de familie in het boek) tegenover het kerkhof. In een huis dat ver buiten de bewoonde wereld lag. Verhalen van anderen kunnen een schrijver helpen. Maar omdat Benny een verhaal schreef dat zich vroeger afspeelde, moest hij zich ook kunnen inleven. Hoe zou hij het zelf gevonden hebben om in die tijd te leven? De lezer moest het gevoel krijgen dat het verhaal zoals het gebeurt ook écht echt is. Als je een boek leest, weet je zeker dat het verzonnen is (in negen van de tien keer, tenminste.) Maar het gekke is, dat wanneer de schrijver zijn werk goed gedaan heeft, je je toch druk maakt over de personen die in het boek voorkomen, ook al zijn ze van papier. Je voelt er écht wat bij terwijl je tegelijkertijd weet dat het niet echt is. Schrijvers hebben zo hun trucjes om een verhaal geloofwaardig te maken. Eén van die trucjes is het gebruiken van hun zintuigen. Opdracht Laat leerlingen de vijf zintuigen opnoemen en schrijf ze op het bord. Laat ze van elk zintuig een waarneming noemen. VARIANT Wellicht is het hier zinvol om het kunstwerk met betrekking tot de zintuigen verder te ontdekken. ‐ Wat valt er te horen: wat voor geluid kunnen de voorwerpen maken? ‐ Wat valt er te voelen: hoe voelen de verschillende onderdelen aan? NB: Het is zinvol om extra aandacht te geven aan het zintuig ‘voelen’ omdat dit soms een verwarrend begrip is. Het gaat dus niet om emoties (ik voel me blij/boos/verdrietig) maar wat om tastzin: ik voel de wind door mijn haren, een rilling over mijn rug, het hete zand onder mijn voeten etc.
5
De zintuigen Horen Zien Ruiken Voelen Proeven
Schrijfopdracht Deel 1: Verzamelen (15 minuten) Laat de kinderen in groepjes van 5 bij elkaar zitten. Zorgen dat de groepjes gescheiden van elkaar in het lokaal zitten. 1. Uitdelen locaties. De locaties zitten in gesloten enveloppen. Het zijn uiteenlopende locaties: natuur of stad/ dag of nacht/ zomer of winter/ actie/verstilling Belangrijk: Elke groep houdt de foto geheim voor de andere groepjes. 2. Uitdelen van de zintuiglijsten. Iedere leerling krijgt één zintuig. Bij vijf leerlingen per groep zijn alle vijf de zintuigen vertegenwoordigd. Is de groep groter dan vijf dan voegt u net zoveel extra zintuigen toe als de groep boventallig is. Dus bij zeven kinderen per groep moeten er twee extra zintuiglijsten bij. Het kan dus voorkomen dat bv. het zintuig horen dan twee keer terugkomt. NB: Een dubbele lijst mag niet dezelfde waarnemingen bevatten. Dus al overschrijven wat je op de eerste lijst hebt ingevuld telt niet. Een dubbele lijst daagt de leerlingen uit verder te denken dan de meest voor de hand liggende waarneming: wat voor geluiden/geuren etc. zijn er nog meer.)
Opdracht: elk groepje bekijkt de eigen locatie. Daarna vult elke leerling zijn/haar zintuiglijst in. Heeft hij/zij bijvoorbeeld ‘horen’ dan vult de leerling in wat hij/zij denkt of fantaseert wat er op die plek te horen valt. Hij/zij schrijft in zinnen, dus geen losse woorden. 3. Bij een teken van u geven de leerlingen vervolgens hun lijst door aan de rechterbuurman of vrouw van hun groep. Elke leerling moet zich nu op een ander zintuig concentreren. Eerst leest hij/zij wat er al geschreven staat en vervolgens voegt hij/zij nieuwe waarnemingen van dat zintuig er aan toe. 4. De lijst wordt steeds opnieuw doorgegeven. Net zo lang tot iedereen alle zintuigen gehad heeft. NB: Naarmate de lijsten langer worden hebben de leerlingen langer de tijd nodig om te lezen en nieuwe aanvullingen te verzinnen. Geef daar de tijd voor.
6
Aandachtspunten 1. Bij het beschrijven van de zintuiglijke waarneming gaat het erom dat de leerling dat zo precies mogelijk doet. Voor veel leerlingen is het makkelijk om een zintuiglijke waarneming te benoemen, maar een stuk lastiger om die waarneming te omschrijven. Bij ‘horen’ vullen ze bijvoorbeeld in: ’Ik hoor de zee’ en niet de specifieke omschrijving van dat geluid dat de zee maakt (Ik hoor een geluid dat steeds doorgaat, dat ruist, dat aanzwelt en weer afneemt). Of bij ‘proeven’ vullen ze bijvoorbeeld: ‘Ik proef een suikerspin’ in en niet ‘ik proef een mierzoete smaak.’ 2. Een andere valkuil is dat leerlingen woorden als ‘lekker’, ‘mooi’, ‘fijn’ etc. als omschrijving geven. Dat zijn woorden die eerder een conclusie geven dan dat ze iets specifieks oproepen bij de lezer. ‘Een mooie auto’ zegt minder dan ‘een zwart glanzende Jaguar met notenhouten dashboard.’ Stimuleer de leerlingen deze concluderende woorden om te zetten in meer beeldende beschrijvingen. Dat kunt u doen door bijvoorbeeld te vragen: Wat vind je dan zo mooi aan dat geluid? Hoe zou je dat geluid uitleggen aan iemand die er niet bij was toen je het hoorde? Deel 2: Het raadspel (15 min.) Zijn alle zintuigen verzameld, dan kiest elk groepje nu per zintuig twee waarnemingen uit, die ze het sterkst/treffends vinden. Dus twee waarnemingen over horen/ twee over zien/twee over voelen etc. Samen moeten deze waarnemingen aan de overige groepjes een beeld geven van de geheime locatie. Zorg ervoor dat de leerlingen steeds beginnen met het zintuig en dan de omschrijving van de waarneming.: Ik HOOR een gillend trinkelend geluid en een… Ik RUIK een zoete weeïge lucht en een… NB: Om het raadspel spannend te maken is het belangrijk dat de aanwijzingen niet te makkelijk zijn. ‘Ik hoor het lawaai van een kermis en iemand die popcorn eet’ is bijvoorbeeld een aanwijzing die weinig te raden overlaat over de locatie. ‘Ik hoor het geluid van een sirene, van gillende en lachende mensen’ laat al meer te raden over. Groep 1 begint. De zintuigen horen worden voorgelezen. Stop na elk zintuig en doe een korte ronde: Wat voor ideeën over de locatie komen er boven? Welke details roepen die op? U kunt zonodig de aanwijzingen sturen, door elementen te herhalen die belangrijk zijn. In dat geval is het natuurlijk wel van belang dat u weet welke groep welke afbeelding heeft. PITTIGE VARIANT Als extra uitdaging kan ervoor gekozen worden om het spel in twee rondes te spelen. In de eerste ronde worden alle zintuigen behalve ‘zien’ genoemd. Dit maakt het raden een stuk 7
moeilijker. Wanneer de locatie in deze ronde niet geraden wordt, kan een tweede ronde ingesteld worden, waarbij het zintuig ‘zien’ toegevoegd wordt. Het voorwerp Een laatste extra hulpmiddel kan een voorwerp zijn. In dat geval verzamelt u als leerkracht per locatie een voorwerp dat met deze locatie te maken heeft. Bijvoorbeeld bij een treinstation een fluitje, bij een spookhuis, een laken. Als het laatste zintuig geweest is, wordt er door de overige groepen elk een uitspraak gedaan over de locatie. Daarna wordt de afbeelding van de locatie getoond. Nabespreking (10 min.) ‐ Welke zintuiglijke beschrijvingen zetten de leerlingen op het juiste spoor? ‐ Welke waren juist verwarrend? ‐ Welke beschrijvingen waren verrassend? ‐ Welke lagen er te dik bovenop? Daarna is de volgende groep aan de beurt, totdat alle groepen geweest zijn. Afsluiting Voor de verdiepingsles verzamelt u de zintuiglijsten en de bijpassende locaties.
8
Het geheim van Negen Open Armen Workshop 1: De geheime envelop Verdiepingsmodule brugklas Toelichting In deze module wordt het aangereikte materiaal van de basismodule over zintuigen verder uitgewerkt en specifieker ingegaan op het gebruik van de zintuigen als een belangrijke bron bij het schrijven van een goed verhaal. Tijd: 50 min. (exclusief het bespreken van de teksten, zie kopje ‘Post’) Tekstbespreking: 30 minuten Doel ‐ Het kunnen analyseren van een verhaal op het gebruik van die zintuigen ‐ Het schrijven van een verhaal waarbij bewust zintuigen gebruikt worden ‐ Schriftelijk feedback kunnen geven op de tekst van een ander Materiaal ‐ Pakje stiften voor elke leerling of maximaal 1 per 3 leerlingen ‐ A4 papier verknipt tot strookjes ‐ Bijlagen
9
‐ Boek Negen Open Armen Voorbereiding ‐ U legt de zintuiglijsten en bijbehorende locaties uit de vorige les klaar ‐ U kopieert de bijlage ‘Post’ voor elke leerling 4 keer Inleiding (5 minuten) U vertelt dat u een fragment gaat voorlezen uit Negen Open Armen het boek van Benny Lindelauf. Het is niet uit het begin van het boek, dus het is handig om vooraf te vertellen waar het verhaal over gaat: Drie zussen Muulke, Jes en Fing verhuizen in 1938, met hun familie naar een vreemd oud huis. Het ligt buiten de stad en tegenover een kerkhof. Op een dag ontdekt Muulke een grafsteen in de kelder van het huis. Ze wil de steen aan haar andere zusjes laten zien, maar hun grootmoeder (die voor de zusjes zorgt omdat hun moeder dood is) verbiedt het. Maar daar trekken ze zich niks van aan. Midden in de nacht gaan ze stiekem naar de kelder… Begin op pagina 36: ‘Achter de kelderdeur was het donker zo gitzwart als verse sjlamm.’ Lees het hele hoofdstuk door uit het boek (pagina 39). NB: Wilt u tijd besparen, lees dan alleen het de uitgeprinte versie van de bijlage. De voorkeur heeft echter het hele fragment omdat de leerlingen dan echt in het verhaal kunnen komen.
Tekstanalyse (10 minuten) ‐ Stiften uitdelen ‐ Terugverwijzen naar de vorige les: de zintuigen. ‐ Deel de leerlingen een print uit van (een deel van) het fragment dat u voorlas. (Zie bijlage.) ‐ Vraag aan de leerlingen aan te geven welke zintuigen in het fragment gebruikt worden. 10
‐ In de zijlijn geven de leerlingen eerst aan welke kleur ze voor welk zintuig gebruiken. U kunt van tevoren afspreken welke kleur voor welk zintuig staat. Geef het voor de duidelijkheid aan op het schoolbord. Bespreking U behandelt de zintuigen een voor een: wie heeft er een voorbeeld van ‘zien’? Wie heeft er een voorbeeld van ‘horen?’ etc. Dit kan snel en bondig. Schrijfopdracht (20 minuten) U deelt de foto’s van de locaties en de gekopieerde zintuigen uit. De kinderen werken weer in dezelfde groepjes als in de basisles. Opdracht: ‘Ik heb een keer meegemaakt dat…’ Laat de leerlingen een verhaal schrijven over de gekozen locatie. Spelregels: 1. Het verhaal moet over henzelf gaan. Dus ze schrijven in de ik‐vorm. 2. Er moeten minstens vijf verschillende zintuiglijke waarnemingen inzitten. Het hoeft niet perse van elk zintuig een, maar bijvoorbeeld 2 van ‘zien’ en 1 van ‘horen’ en 3 van proeven mag ook. 3. Wat ze schrijven mag niet echt gebeurd zijn. Het moet verzonnen zijn, maar het verhaal begint met de zin: ‘Ik heb een keer meegemaakt dat…’ VARIANT 1 Een uitdagende variant is dat de groepjes niet hun eigen foto en zintuigenlijsten krijgen, maar juist van een van de andere groepjes. Een doordraaisysteem: de foto en zintuigenlijsten gaan naar de volgende groep.
11
VARIANT 2 U kunt de leerlingen ook zelf laten kiezen met welke locatie ze verder willen. Ze kunnen gebruikmaken van de zintuigenlijsten die door een andere groep gemaakt is. Op deze manier vormen zich groepjes op grond van affiniteit met de locatie. NB: Het werkt meestal goed om de leerlingen vooraf duidelijk te maken dat het verhaal niet af hoeft te zijn. Twintig minuten is meestal net lang genoeg om een aanzet te schrijven. Het is mijn ervaring dat leerlingen anders het verhaal gaan afraffelen: ‘En toen ging de wekker en alles was een droom.’ Eventueel kunnen de leerlingen het verhaal thuis afschrijven. In dat geval zouden de onderstaande opdrachten in een volgende les behandeld kunnen worden. Wilt u alles echter in deze les behandelen, dan bespreekt u het fragment tot zover de leerling gekomen is.
Afsluiten ‐ De verhalen verzamelen voor de les waarin de teksten besproken worden. ‐ Of de verhalen meegeven aan de leerlingen om thuis af te maken. Kies zelf een tijdstip waarop u de verhalen wilt bespreken. In beide gevallen kunt u de onderstaande opdracht in de volgende les behandelen. Het bespreken van de verhalen/verhaalfragmenten (30 minuten) ‘Post!’ Natuurlijk kunt u zelf commentaar op de teksten geven. Spannender (en zinvoller) is het om leerlingen zelf te laten reageren. Iedereen is tenslotte lezer en kan iets vertellen over dat wat hij/zij gelezen heeft. Omdat het echter vaak lang duurt om leerlingen alle teksten te laten lezen en bespreken, kunt u gebruik maken van de werkvorm ‘Post’. Deze werkvorm is ook geschikt omdat de leerlingen het commentaar schriftelijk geven en de schrijver niet al het commentaar hoeft te onthouden. En ten slotte is het motiverend om al de mooiste zinnen te kunnen lezen en herlezen. Doel van de opdracht Bewust lezen en positieve schriftelijke feedback geven over andermans tekst. 12
Organisatie Laat leerlingen in groepjes van vier bij elkaar zitten. Deel de gekopieerde bijlagen ´Post´uit. Elke leerling krijgt er 4. Opdracht: Elke leerling geeft nu zijn eigen verhaal aan zijn rechterbuurman of buurvrouw door. Ieder leest het verhaal in stilte. Nadat de lezer de tekst van de ander gelezen heeft, doet hij/zij 2 dingen: 1. De leerling schrijft hij de zin die hij/zij het beste vindt over op het strookje. De beste zin kan spannend zijn/ontroerend, grappig, op een bijzondere manier omschreven of op een andere manier boeiend. In ieder geval is het een zin die er voor de lezer bovenuit steekt. 2. Daaronder geeft de lezer waarom hij die zin de beste zin vindt (een persoonlijke reactie/motivatie): bijvoorbeeld: ik moest erom lachen, ik schrok er erg van, ik moest er haast van huilen zo zielig vond ik het. De leerling geeft in de linkerbovenhoek aan: ‐ voor wie de post bedoeld is (wie de schrijver is) ‐ zijn eigen naam Belangrijk: De ‘Post’ wordt nog niet meteen gegeven. Dat komt pas als alle verhalen in het groepje gelezen zijn. Vervolgens geeft de leerling ook dit verhaal weer door en krijgt hij/zij een nieuw. Dit proces herhaalt zich, net zo lang tot de leerling zijn eigen verhaal terugkrijgt. Nu schrijft de leerling over zijn eigen tekst de zin op die hij het beste (grappigst, ontroerend, etc.) vindt. Tot slot delen alle lezers nu hun ‘Post’ uit aan degene voor wie hij bedoeld is. Bespreking Laat de leerlingen de ‘Post’ die ze kregen in stilte lezen. Bespreek daarna kort: wat valt ze op? Heeft elke lezer dezelfde zin opgeschreven? Of juist hele verschillende? Zit er een verschil tussen de zin die de schrijver zelf uitgekozen had en die van de overige lezers? 13
Belangrijk: Het gaat hier niet om een discussie: is die zin nu mooi of niet? Het gaat om het uitwisselen en bewust worden van de overeenkomsten en verschillen. Eventuele extra (huiswerk)opdrachten ‐ De leerling bestudeert zijn eigen tekst nog eens op het gebruik van de zintuigen. Doe dat op dezelfde manier (met kleuren) als bij het tekstfragment uit Negen Open Armen. Wat valt de leerling op? Gebruikt hij verschillende zintuigen of vooral eentje? Werkt die keuze goed voor het verhaal of juist niet? Waarom wel/niet? ‐ Eventueel kan ook hier nog een herschrijfopdracht gegeven worden. De leerling die vooral vanuit één zintuig schrijft bijvoorbeeld zien, laten uitproberen of er ook andere zintuigen aan bod kunnen komen, die sommige ‘zien’‐waarnemingen kunnen vervangen. Presentatie Heeft u een wand beschikbaar dan is het leuk om de verhalen en de feedback bij elkaar te hangen. Op die manier kunnen de leerlingen niet alleen de overige verhalen lezen, ze leren ook de verscheidenheid van feedback.
14
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlagen De geheime envelop
15
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlage: Docentenblad Zintuigen Fragment 1 uit Negen Open Armen ‘Achter de kelderdeur was het donker zo gitzwart als verse sjlamm. (Zien/ maar ook een voorbeeld van een vergelijking.) Muulke ging voorop met de walmende petroleumlamp. (Zien/ruiken) ʺIk zet geen stap meer,ʺ zei Jes. ʺZe heeft gelijk,ʺ zei ik, maar Muulke trok me mee, dus ik kon niet anders dan de hand van Jes pakken en zo daalden we gedrieën de keldertrap af. Omlaag, steeds maar omlaag. Het voelde alsof we afdaalden naar het middelpunt van de aarde. (Een voorbeeld van voelen van binnenuit. Dat is dus een ander soort voelen dan het voelen door middel van tastzin. Maar ook hier wordt er gebruikgemaakt van een vergelijking.) ʹs Nachts gebeurde er iets raars met de geuren. Het was alsof de nacht ze oppoetste. Alles rook haarscherp. De modderige geur van aardappelen, de muffe lucht van de paardendekens en ver weg de verschraalde geur van bier. En iets dat ook een geur afgaf maar niet aan een bepaald ding vastzat: de kelder rook naar tijd die voorbij was. (Ruiken) De weckpotten in de eerste kelder leken te dobberen in het flakkerende licht. (Zien) We bleven elkaars hand vasthouden. We stootten onze knieën, onze schouders, onze hoofden (voelen), er klonk geknisper en gescharrel (horen), maar we hielden elkaar vast. ʺIk ga terug,ʺ fluisterde Jes. ʺIk ga nu echt terug.ʺ ʺGa dan,ʺ gromde Muulke. ʺGa naar boven, sjiethoes.ʺ Ik voelde de hand van Jes, die als een klauwtje de mijne omklemde. (Voelen.) Ik probeerde haar vingers losser te maken. Wat deden we hier eigenlijk? En waarom was ik in godsnaam meegegaan? Ik had toch gewoon kunnen blijven liggen?’
16
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlage: Hulpwerkwoorden bij zintuigenlijsten Hulpwoorden bij horen: ‐ zacht/hard ‐ doorgaand/tijdelijk ‐ laag/hoog ‐ helder/dof
Maar je kunt ook denken aan werkwoorden die een geluid prima omschrijven: ruisen/ fluisteren/ kraken/ knerpen/ ratelen/ tringelen/ piepen/ knallen/ etc. Hulpwoorden bij ruiken: ‐ zoet/zuur ‐ scherp/zacht ‐ fris/stinkend ‐ chemisch ‐ aangebrand Hulpwoorden bij voelen: ‐ warm/koud ‐ ruw/glad ‐ hard/zacht ‐ licht/zwaar ‐ hoekig/rond 17
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlage: Leerlingenblad Zintuigen Vraag Welke zintuigen worden in dit fragment gebruikt? Geef eerst elk zintuig hieronder de kleur die afgesproken is. Lees dan het fragment en onderstreep de zintuigen die je tegenkomt in de juiste kleur. Horen: Zien: Ruiken: Voelen : Proeven : Fragment uit Negen Open Armen ‘Achter de kelderdeur was het donker zo gitzwart als verse sjlamm. Muulke ging voorop met de walmende petroleumlamp. ʺIk zet geen stap meer,ʺ zei Jes. ʺZe heeft gelijk,ʺ zei ik, maar Muulke trok me mee, dus ik kon niet anders dan de hand van Jes pakken en zo daalden we gedrieën de keldertrap af. Omlaag, steeds maar omlaag. Het voelde alsof we afdaalden naar het middelpunt van de aarde. ʹs Nachts gebeurde er iets raars met de geuren. Het was alsof de nacht ze oppoetste. Alles rook haarscherp. De modderige geur van aardappelen, de muffe lucht van de paardendekens en ver weg de verschraalde geur van bier. En iets dat ook een geur afgaf maar niet aan een bepaald ding vastzat: de kelder rook naar tijd die voorbij was. De weckpotten in de eerste kelder leken te dobberen in het flakkerende licht. We bleven elkaars hand vasthouden. We stootten onze knieën, onze schouders, onze hoofden, er klonk geknisper en gescharrel, maar we hielden elkaar vast. ʺIk ga terug,ʺ fluisterde Jes. ʺIk ga nu echt terug.ʺ ʺGa dan,ʺ gromde Muulke. ʺGa naar boven, sjiethoes.ʺ Ik voelde de hand van Jes, die als een klauwtje de mijne omklemde. Ik probeerde haar vingers losser te maken. Wat deden we hier eigenlijk? En waarom was ik in godsnaam meegegaan? Ik had toch gewoon kunnen blijven liggen?’
18
Het geheim van Negen Open Armen Bijlage: Foto’s van locaties Bijvoorbeeld van een circus, van bungeejumpen, een spookhuis, een warenhuis, een winterbos, een tram, het strand etc. U kunt ook zelf passende foto’s zoeken.
19
20
21
22
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlage: ‘Post!’ Van (naam van de lezer): Voor: (naam van de schrijver): Mooiste zin: Waarom:
23
Het geheim van Negen Open Armen
Workshop 2 De geheime plek Brugklas Basis‐ en verdiepingsmodule
24
Het geheim van Negen Open Armen Workshop 2: De geheime plek Basismodule brugklas NB: Onderstaande opdrachten vragen een behoorlijk mate van zelfstandigheid. Twijfelt u eraan of uw groep deze opdracht aankan, kunt u ook de lesvariant van ‘de geheime plek’ ook van groep 7/8 doen. In die buitenopdracht gaan de leerlingen samen met de leerkracht naar één bepaalde plek.
Doel Materiaal verzamelen op locatie voor het schrijven van een verhaal(fragment). Materiaal ‐ Voor elke leerling een A6‐envelop ‐ Voor elke leerling een 1 cocktailprikker ‐ Stadsplattegrond ‐ Voor elke leerling een kopie van (een deel van de ) stadsplattegrond ‐ Pennen en papier Voorbereiding ‐ U neemt de plattegrond van uw stad of dorp. ‐ U kopieert (een deel) van die plattegrond. Vervolgens maakt u deze kopie op maat, zodat hij zonder te vouwen in een A6‐envelop past (een gewone envelop). 25
‐ Kopieën in enveloppen doen. Inleiding (10 minuten) Een vraag die veel schrijvers krijgen is: hoe komt u op uw ideeën? Hoe krijgt u inspiratie? Benny Lindelauf die het boek Negen Open Armen schreef, denkt dat zijn verhalen komen omdat hij zo van wandelen houdt. Vaak ziet hij dan iets (of hoort, ruikt, proeft of voelt iets) waardoor er ineens een idee opduikt. Het kan erg inspireren door in een omgeving te gaan rondlopen en je voor te stellen wat er zou kunnen gebeuren. Dan loop je dus rond in het decor van je verhaal, alsof het een filmset is! Vaak verandert de schrijver nog wel wat dingen, zodat het meer zijn verhaal wordt. Zo zag Benny Lindelauf (toen hij bezig was met zijn boek en inspiratie zocht op het kerkhof) iemand die een graf aan het schoonmaken was. En ineens vroeg hij zich af hoe het zou zijn als je niet overdag maar ’s nachts een graf schoonmaakte. Waarom zou zo iemand dat ’s nachts doen? Zou diegene iets te verbergen hebben? Maar wat dan? Hij liet zich inspireren door het graf dat schoongemaakt werd, maar hij veranderde het tijdstip waarop het gebeurde. Dag werd nacht. Daardoor ontstond een spannende en belangrijke scène in het boek. Voorlezen Lees het fragment voor (pagina 80 na de witregel tot en met pagina 83) NB: Heeft u het boek nog niet eerder voorgelezen dan is het goed om de leerlingen iets meer achtergrond te geven over het moment waarin dit fragment zich afspeelt: Begin 1937 verhuist een groot en arm gezin naar een huis dat ver buiten de bewoonde wereld ligt. Fing, de oudste dochter van dat gezin komt er op een dag achter dat haar vader grote schulden heeft, door geld te lenen van de bank. Als er op een dag een brief bezorgd word, is ze bang dat die brief over de schulden gaat. Ze vreest dat haar vader grote ruzie krijgen zal met haar grootmoeder als die erachter komt. In een opwelling versnippert ze de brief en gooit hem met de wind mee. ’s Nachts krijgt ze spijt en besluit ze de resten van de brief terug te vinden. Maar ze vindt iets anders dan ze zoekt… Buitenopdracht (30 minuten) ‐ In de les deelt u de voorbereide enveloppen (met daarin de plattegrond) uit. ‐ Ook geeft u elke leerling een cocktailprikker.
26
‐ Bij de opdracht horen twee werkbladen (zie bijlagen): ‐ Het werkblad ‘Verzamelopdracht’ ‐ Het werkblad ‘Dossier’ Opdracht Elke leerling prikt nu op één plek door de envelop heen. De leerling mag zelf kiezen waar. Helemaal rechtsboven, juist precies in het midden, zolang het de envelop maar op één plek doorboord wordt. Daarna worden de enveloppen geopend. De leerlingen zien op welke plek ze in de plattegrond geprikt hebben. Dat is de plek die ze zelfstandig gaan bezoeken. Daar verzamelen ze het materiaal voor het verhaal dat ze later gaan schrijven. Ze hoeven dus nog niet het verhaal op die plek te gaan schrijven! Daarna komen ze terug in de las. NB: Omdat de lessen 50 minuten duren, is het wellicht handig om het gekopieerde deel van de plattegrond dicht bij de school te laten zijn. Op die manier kunnen de leerlingen in korte tijd (30 minuten) het materiaal verzamelen en nog terug te komen in de klas en het gevonden materiaal bespreken. Een tweede mogelijkheid is om de leerlingen niet meer terug te laten komen in de les, maar het gevonden materiaal pas in de volgende les te behandelen. De rest van die les zou dan gebruikt kunnen worden voor het schrijven van het verhaal. Deze laatste versie vraagt meer tijd, maar geeft de leerlingen de gelegenheid in alle rust aan hun verhaal te werken. In dat geval vervalt onderstaande bespreekopdracht.
Bespreekopdracht (10 minuten) U laat de leerlingen in subgroepjes uitwisselen wat ze gevonden hebben. Laat ze elkaar helpen bij opdrachten die ze moeilijk vonden. Eventueel kunt u ook drie of vier leerlingen hun opdrachten laten voorlezen, zodat ze leerlingen die de opdracht moeilijk vonden wellicht nog op ideeën komen. Ook gaat u hier nog in op de geheime code: de twee cijfers die de leerlingen hebben moeten invullen. Laat ze naar de betekenis raden. Komen ze er niet uit, geef dan het antwoord: De cijfers staan voor de datum waarop het belangrijke gebeurt. Heb je bijvoorbeeld 22‐12 ingevuld dan speelt het verhaal zich af op 22 december. Dan is het dus winter. Heb je bijvoorbeeld 7‐7 dan is het 7 juli en zomer. 27
Tot slot deelt u de huiswerkopdracht uit. Zie bijlage ‘Huiswerkopdracht’ (Buitenlocatie) Bepaal zelf wanneer de verhalen af moeten zijn en besproken gaan worden.
28
Het geheim van Negen Open Armen Workshop 2: De geheime plek Verdiepingsmodule brugklas Doel ‐ Het leren geven van algemene feedback over een verhaal(fragment): 1. Wat voor emotie ervaart de leerling bij het lezen? 2. Waar in de tekst en waarom ervaart hij dit het sterkst? ‐ Het leren geven van specifieke feedback over een verhaal(fragment): Bijvoorbeeld: hoe wordt het seizoen in het verhaal opgeroepen? Materiaal ‐ Boek Negen Open Armen ‐ 1 dobbelsteen Voorbereiding Kopieer elk verhaal van elke leerling 3 keer. Inleiding (15 minuten) Begin met het voorlezen van een fragment uit ‘Negen Open Armen’. Begin bij p.89 na de witregel (‘Toen we aan kwamen hollen…) en lees door tot en met het einde van het hoofdstuk (p.91)In dit fragment staat een buitenlocatie centraal en wordt er gebruik gemaakt van verschillende zintuigen(een belangrijk onderdeel bij het schrijven van verhalen). U hoeft 29
dit niet apart te vermelden. N.B Wél is het handig om de context van het fragment te geven: Een familie bestaande uit drie zusjes, vier broers, een vader en een grootmoeder gaat 1937 in een huis wonen dat ver buiten de stad ligt. Vanaf het moment dat ze er gaan wonen gebeuren er geheimzinnige dingen. Als één van de zussen op een dag water gaat halen op het kerkhof (de familie heeft geen stromend water in huis) , horen de andere twee zussen haar op een gegeven moment heel hard gillen. Ze rennen naar het kerkhof toe.
Tekstbespreking (5 minuten). Het geven van algemene feedback ‐ Wat voor woord zouden ze aan het fragment geven: leuk/raar/grappig/stom etc. ‐ Laat ze toelichten op welk moment ze dat vooral vonden. Bijvoorbeeld: ik vond het grappig dat Jes zei dat ze een hele dooie gezien had, maar dat ze eigenlijk alleen maar een vinger gezien had. Of: Ik vond het raar dat er een gat in de haag zat dat op een raampje lijkt. Zoiets kan toch niet? NB: Het gaat niet om een discussie maar een uitwisseling. Als de ene leerling iets stom vind en het andere juist niet, is het niet de bedoeling dat ze erover in discussie gaan. Het gaat er juist om dat ieder een andere smaak heeft, die op zichzelf staat.
Gerichte feedback geven op de geschreven verhalen n.a.v. de buitenlocatie (20 minuten) Materiaal ‐ Een dobbelsteen ‐ Een liniaal (voor elke leerling één) ‐ 3 kopieën van elk verhaal Werkwijze U laat de dobbelsteen bepalen wie wiens verhaal gaat lezen. U of een leerling gooit de dobbelsteen. Wordt er 1 gegooid dan wordt de eerste kopie van het verhaal 1 keer doorgegeven. Bij 6 wordt de eerste kopie 6 keer doorgegeven. U doet dat met de hele groep tegelijk.
30
Doel De leerling leert zich focussen op een bepaald onderdeel van het verhaal. In dit geval op de vraag: hoe heeft de schrijver de datum in het verhaal verwerkt? Helder? Niet zichtbaar? Te dik er bovenop gelegd? Of juist te vaag gehouden? Origineel of clichématig? Op die manier leren de leerlingen ook dat een tekst is opgebouwd uit onderdelen en dat elk onderdeel apart ervoor kan zorgen dat een verhaal goed of minder goed is geschreven. Bij het bespreken van deze verhalen gaat het erom hoe de leerling het seizoen of de datum weet op te roepen bij de lezer. De schrijver kan beginnen met: ‘Het is zomer en 7 juli.’ Dat is helder maar ook makkelijk. Spannender wordt het als de schrijver de zomer kan oproepen door middel van beelden. Ook hier kunnen de zintuigen weer een belangrijke rol spelen. Bijvoorbeeld: Sofie zit op haar kamer. De ventilator boven haar hoofd zoemt zacht. Toch heeft ze het warm. Ze eet een ijsje. Hier wordt nergens letterlijk genoemd dat het zomer is. Maar toch voel je het meteen als lezer. De reden dat van elk verhaal 3 kopieën gemaakt moet worden, is dat er door drie leerlingen feedback gegeven wordt. Wanneer de 2e lezer en daarna 3e lezer het verhaal lezen worden zij niet beïnvloed door de strepen en de feedback van de vorige lezer(s). Leesopdracht 1. De lezer leest eerst aandachtig het verhaal. 2. Hij onderstreept vervolgens met de liniaal in de tekst de woorden, zinnen of alinea’s waarin duidelijk wordt op welke datum (of in ieder geval: welk seizoen) het verhaal zich afspeelt. 3. Daarna denkt de lezer na welke woorden, zinnen of alinea’s die datum/het seizoen naar zijn mening het beste weergeven. Die onderdelen onderstreept hij nog een keer, zodat de beste elementen dubbel onderstreept zijn en dus goed zichtbaar. NB: Vind de leerling echt dat er geen echt goede omschrijving bijzit, dan hoeft hij geen dubbele onderstreping te geven. De feedback moet oprecht zijn.
4. Onder aan de tekst geeft de lezer kort zijn mening hoe hij vindt dat de schrijver de opdracht gedaan heeft: Bijvoorbeeld: Ik vind de winter (22‐12) goed beschreven: ‘Schaatsen op het ijs, mensen die in dikke kleren rondlopen.’
31
Bijvoorbeeld: Ik vind het heel duidelijk: Je begint met: ‘Het is 7 juli, zomer.’ Dus ik weet meteen dat het zomer is. Maar verder beschrijf je nergens hoe die zomer is. Ik kan behalve die datum nergens aan merken dat het echt zomer is. NB: Een zomer hoeft niet altijd zon, ijsjes en strand te betekenen. En een winter is niet alleen maar sneeuw, schaatsen en chocolademelk. Soms wijkt de schrijver daar bewust vanaf, zodat het niet te clichématig wordt. Er bestaan zomers waarin het alleen maar regent. En met Kerst kun je ijs eten, terwijl het buiten dertien graden is en de zon schijnt. Lees ter illustratie hiervan bijvoorbeeld pagina 127 voor uit Negen Open Armen vanaf het begin tot en met de zin: ‘Met doornatte voeten kwamen ze bij het veldje aan.’ Dit kunt u ook als afsluiting van de les doen.
5. U herhaalt de opdracht. U gooit opnieuw de dobbelsteen en laat het lot bepalen wie het verhaal dit keer leest. De leerling geeft nu zijn 2e kopie van het verhaal door. 6. U doet dit een 3e keer. 7. De leerling krijgt vervolgens de 3 kopieën van zijn verhaal terug. Hij bekijkt wat er aan feedback is teruggekomen. Zitten er overeenkomsten in? Verschillen? VARIANT Heeft u meer tijd dan kan het geven van gerichte feedback kan natuurlijk ook op andere onderdelen van het verhaal gegeven worden. U kunt hetzelfde dobbelsteenspel spelen, maar dan letten op: ‐ het personage (onderstreep alles wat je tegenkomt over het uiterlijk van het personage (doe dat met rood) alles over wat hij doet (doe dat met groen) en alles wat hij zegt op denkt (doe dat met geel) ‐ de locatie (onderstreep alles wat je tegenkomt over beschrijving van de plek waar het verhaal zich afspeelt. Ook in deze variant is het belangrijk dat de leerling eerst de tekst onderzoekt op dat specifieke onderdeel. En pas daarna een mening vormt en die schriftelijk weergeeft: ’Ik vind…’ Die mening is dus steeds gericht op dat onderdeel en niet het geheel van de tekst. Afsluiting (10 minuten) Leerlingen krijgen de kopieën van hun tekst terug en bekijken de feedback. Wat valt ze op? Zijn er overeenkomsten? Of juist verschillen? Wat vinden ze van het commentaar dat onder aan de tekst staat? Snappen ze wat er staat? Zijn ze het ermee eens of niet?
32
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlagen De geheime plek
33
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlage: Dossier Nu ga je iemand bedenken die een rol gaat spelen in je verhaal. Kijk goed om je heen. Wie past er op deze plek? Of wie past er juist niet? Beide vragen kunnen een hoofdpersoon oproepen. Wat zou er met diegene kunnen gebeuren in je verhaal. Vul de lijst hieronder zo goed mogelijk in. Het is een beschrijving van je hoofdpersoon (dus het verhaal gaat niet over jezelf). Je verzint zelf de antwoorden: jij bent tenslotte de baas over je verhaal en de hoofdpersoon. Voornaam:___________________________________________________________ Achternaam:_________________________________________________________ Leeftijd: _____________________________________________________________ Man/Vrouw/ jongen/ meisje/ iets anders (bijvoorbeeld dier): _______________ Eventueel beroep:_____________________________________________________ Hobby:_______________________________________________________________ Wat kan je over zijn/haar karakter vertellen? ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ 34
______________________________________________________________________ Wat zou zijn/haar grootste wens kunnen zijn? ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ Wat zou zijn/haar grootste geheim kunnen zijn? ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ De Geheime Code Kies 2 cijfers 1 cijfer tussen 1‐29: 1 cijfer tussen 1‐12: Je bent nu klaar
35
Het geheim van Negen Open Armen Bijlage: Huiswerkopdracht Gefeliciteerd! Je hebt nu al een paar belangrijke ingrediënten verzameld hebben voor het schrijven van je verhaal! 1. Een hoofdpersoon met wie iets belangrijks gebeurt. 2. Een plek waar het belangrijke gebeurt. 3. Ten slotte is er nog de code die uit twee cijfers bestaat. De cijfers staan voor de datum waarop je verhaal zich moet afspelen. Bijvoorbeeld 22 en 12 wordt 22/12 en dat is dus 22 december. Dat betekent dat het verhaal zich dus in de winter afspeelt. Heb je 7/7 dan is het zeven juli in je verhaal en dus zomer. Het enige dat nog niet op papier staat is wat er in je verhaal zou kunnen gebeuren. Het mag iets spannends zijn, iets grappigs, iets ontroerends, etc. Als het maar over die hoofdpersoon gaat, de plek erin voorkomt en de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Schrijf nu je verhaal. Het verhaal is minstens 1 A4 lang. Je hoort wanneer het verhaal af moet zijn. SUCCES!
36
Het geheim van Negen Open Armen
Bijlage: Verzamelopdracht NB: Deze opdracht doe je voordat je het ‘Dossier’ maakt 1. Bekijk de locatie waar je nu bent. Hoe zou je ’m beschrijven? Doe het op zo’n manier dat ook iemand die die plek niet kent, de plek toch voor zich zien kan. Bijvoorbeeld: Een drukke winkelstraat op een regenachtige namiddag. Of: Een stadsvijver in de zomer, waar oude houten bankjes omheen staan en op een van die bankjes ligt een zwerver te slapen. Omschrijf de plek: 2. Wat neem je waar met je zintuigen? Wat valt je op? Schrijf van elk zintuig minstens twee dingen op (méér mag natuurlijk ook!). Horen ‐ ‐ Zien ‐ ‐ Ruiken ‐ ‐ Voelen
37
‐ ‐ Proeven ‐ ‐ Ga nu verder met het blad ‘Dossier’
38