Het gebruik van AWBZ-begeleiding en aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een passend aanbod Een onderzoek onder cliënten met AWBZ-begeleiding in zorg in natura en PGB
Het gebruik van AWBZ-begeleiding en aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een passend aanbod Een onderzoek onder cliënten met AWBZ-begeleiding in zorg in natura en PGB
Stichting Mienskipssoarch Van Toepassing onderzoek en beleidsadvies Juli 2012
Inhoudsopgave 1. Inleiding 6
2. Methode van onderzoek
8
3. Resultaten begeleiding zorg in natura
13
Kenmerken van de onderzoeksgroep
13
Hoeveelheid begeleiding en waardering
16
Aansluiting begeleiding bij behoefte
21
Aanknopingspunten voor alternatieve invulling van begeleiding
24
4. Resultaten begeleiding PGB
26
Kenmerken van de onderzoeksgroep
26
Hoeveelheid begeleiding en waardering
29
Aansluiting begeleiding bij behoefte
32
Aanknopingspunten voor alternatieve invulling van begeleiding
34
5. Schatting gebruik in drie schatting gebruik in drie gemeenten
36
6. Conclusies en aanbevelingen
38
Conclusies 38 Aanbevelingen 40 Bijlage: Schattingen gebruik begeleiding in populatie van drie gemeenten
4
5
44
1. Inleiding
Voor het onderzoek zijn 126 cliënten met AWBZ begeleiding in de vorm van zorg in natura geïnterviewd en 119 cliënten met een persoonsgebonden budget (PGB). Het gaat om cliënten
Het inmiddels demissionaire kabinet was voornemens in 2013 de Algemene Wet Bijzondere
die wonen in de gemeenten Boarnsterhim, Heerenveen en Opsterland. Uit de groep cliënten
Ziektekosten (AWBZ) -begeleiding over te hevelen naar de gemeenten en bij de Wet
met zorg in natura is een steekproef getrokken uit het cliëntenbestand van verschillende
maatschappelijke ondersteuning (Wmo) onder te brengen. Hoewel de plannen zijn opgeschort, is
zorgaanbieders die in Friesland individuele en/of groepsbegeleiding bieden. De groep cliënten
het aannemelijk dat de ingeslagen beleidsrichting ook onder een nieuw kabinet wordt voortgezet.
met een PGB is benaderd door Zorgkantoor Friesland. Zorgkantoor Friesland heeft de 750 cliënten
Gemeenten moeten dan bepalen hoeveel zorg ze gaan inkopen en in welke vorm. Daarbij is de
uit de drie gemeenten met een PGB voor begeleiding een brief gestuurd waarin medewerking
verwachting dat vanwege de bezuinigingen minder dan voorheen kan worden verstrekt.
aan het onderzoek werd gevraagd. Voor de interviews heeft Mienskipssoarch zeven interviewers geselecteerd die ervaren zijn in de omgang met de verschillende doelgroepen.
Het is daarom van belang te weten hoeveel begeleiding momenteel wordt gebruikt en welke aanknopingspunten er zijn voor meer efficiënte inzet. Wanneer bekend is hoeveel begeleiding
Het onderzoeksverslag is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt de wijze waarop het onderzoek
wordt gebruikt en op welke wijze, kan nagedacht worden over alternatieve vormgeving. Hierbij is
is uitgevoerd uitgebreid beschreven en worden conclusies getrokken over de representativiteit
het van belang mee te nemen of de huidige ondersteuning aan de behoefte van cliënten voldoet
van de steekproef. Vervolgens worden achtereenvolgens de resultaten voor de groep cliënten
en cliënten zelf alternatieve mogelijkheden aandragen. De volgende vragen zouden daarom
met zorg in natura en de groep met een PGB beschreven. Beide hoofdstukken worden afgesloten
beantwoord moeten worden.
met conclusies over aanknopingspunten voor de ontwikkeling van alternatieve vormgeving van de begeleidingsfunctie. Op basis van de steekproefgegevens wordt in hoofdstuk 5 berekend
1. Hoeveel begeleiding is geïndiceerd;
hoeveel de drie gemeenten aan begeleiding zouden moeten inkopen voor de hele populatie bij
2. Hoeveel begeleiding wordt momenteel ingezet en in welke vorm;
gelijkblijvend indicatiebeleid. Tot slot worden de conclusies samengevat en aanbevelingen voor
3. In welke combinaties met andere zorg en ondersteuning wordt de begeleiding momenteel
vervolg besproken.
verkregen; 4. Voldoet de huidige ondersteuning aan de behoefte van de cliënt? Daarbij is het interessant te weten of verschillende deelgroepen zijn te identificeren, die zich op de verschillende factoren onderscheiden. Stichting Mienskipssoarch heeft in samenwerking met onderzoeksbureau Van Toepassing onderzoek gedaan naar het gebruik van AWBZ-begeleiding om inzicht te krijgen in de hoeveelheid begeleiding die wordt gebruikt en de aansluiting van de begeleiding bij de behoefte van cliënten. Skillslab, een samenwerkingsverband van bureau HHM, Frieslab, een aantal Friese gemeenten en zorgaanbieders, zal op basis van deze gegevens concreet vorm geven aan mogelijkheden voor invulling van het toekomstige aanbod. De gegevens kunnen daarnaast als nulmeting dienen. Wanneer de transitie wordt doorgevoerd, kan na enige tijd het onderzoek worden herhaald zodat vergelijkingen op een aantal kenmerken van de begeleiding en de effectiviteit ervan kunnen worden gemaakt.
6
7
2. Methode van onderzoek
Van de cliënten die gebruik maken van zorg in natura, maken 5 ook gebruik van een PGB. Van de cliënten met een PGB maken 16 ook gebruik van zorg in natura. Er is dus enige overlap tussen
Twee steekproeven
beide groepen.
Voor het onderzoek naar het gebruik van de begeleidingsfunctie in de AWBZ is een steekproef getrokken uit het cliëntenbestand van verschillende aanbieders van zorg in natura die individuele
Representativiteit
en/of groepsbegeleiding bieden in Friesland, namelijk: Talant (zorg voor mensen met een
Doordat de steekproef uit de populatie van cliënten met een PGB door zelfselectie tot stand is
verstandelijke beperking), Noorderbrug (zorg voor mensen met niet aangeboren hersenletsel),
gekomen, moet er rekening mee worden gehouden dat bepaalde categorieën cliënten of situaties
Meriant (ouderenzorg), Thuiszorg de Friese Wouden, Thuiszorg Het Friese Land (thuiszorg),
niet of niet representatief in beeld zijn gekomen.
ZuidOostZorg (verpleeghuiszorg, ouderenzorg en thuiszorg) en Mienskipssintrum Leppehiem (thuiszorg en ouderenzorg). Het streven was om in totaal 150 cliënten van deze organisaties te
De aanmeldingen voor medewerking aan het onderzoek vanuit de organisaties van zorg in natura
interviewen. Het gaat om cliënten die wonen in de gemeenten Boarnsterhim, Heerenveen en
bleven achter bij de verwachting. Ook voor deze steekproef geldt dat bepaalde categorieën cliënten
Opsterland.
of situaties mogelijk niet of niet representatief in beeld zijn gekomen. Het is daarom zinvol om met een aantal deskundigen na te gaan of, en zo ja welke, categorieën ontbreken. Omdat het onderzoek
Medewerkers van de zorgaanbieders overhandigden de brief waarin om medewerking werd
in plattelandsgemeenten is gehouden is het niet representatief voor de populatie in steden. In
gevraagd aan de cliënten en gaven verdere toelichting. Als de cliënt geïnterviewd wilde worden,
steden is een grotere concentratie van zwaardere problematiek.
werd vervolgens een afspraak gemaakt. De steekproef die getrokken kon worden was bewust zeer ruim genomen, omdat bekend is dat het om kwetsbare mensen gaat die niet altijd medewerking
Betrouwbaarheid schatting gebruik
kunnen verlenen aan onderzoek. Dat is ook naar voren gekomen in dit onderzoek. Een deel van
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) biedt via de website ‘Begeleiding in beeld’ de
de geselecteerde cliënten bleek niet mee te kunnen doen omdat de situatie bij deze cliënten
mogelijkheid om gegevens van AWBZ-cliënten met een indicatie voor begeleiding op verschillende
veranderd was (cliënten waren bijvoorbeeld opgenomen of overleden). Er zijn uiteindelijk 126
gebiedsniveaus te bekijken. Voor de drie onderzochte gemeenten zijn de CIZ-gegevens van
cliënten geïnterviewd. Een aantal cliënten wilde nadat de afspraak was gemaakt alsnog niet
peildatum 1 januari 2012 vergeleken met de gegevens uit de steekproef om inzicht te krijgen in
meedoen of heeft de afspraak voor een interview om onbekende redenen afgezegd. Er zijn bij
de representativiteit van de gegevens. Hierbij zijn de cliënten die jonger zijn dan 18 jaar en een
de benadering van respondenten geen aanwijzingen naar voren gekomen dat er systematische
indicatie hebben met de hoofdgrondslag psychiatrische aandoeningen en gedragsproblematiek
verschillen zijn tussen de cliënten die aan het onderzoek hebben meegewerkt en de cliënten
buiten beschouwing gelaten, omdat deze groep door Bureau Jeugdzorg wordt geïndiceerd. Het CIZ
die niet hebben meegewerkt. Omdat verder geen specifieker inzicht is in de redenen van het
heeft hier geen gegevens over. Het gaat hierbij in de steekproef om 27 jongeren.
niet willen meewerken en de kenmerken van deze cliënten, bestaat er een kans dat specifieke deelgroepen ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef.
Als het gaat om de gemeente waar cliënten wonen, dan blijkt dat de groep geïnterviewde cliënten (exclusief jeugdzorg) en de CIZ-populatie gelijk verdeeld zijn over de die gemeenten (tabel 1). De
Cliënten die gebruik maken van een PGB zijn door Zorgkantoor Friesland benaderd. Het Zorgkantoor
verdeling van cliënten over de hoofdgrondslagen verschilt bovendien niet significant tussen de drie
heeft de 750 cliënten uit de drie gemeenten met een PGB voor begeleiding een brief gestuurd
gemeenten.
waarin medewerking aan het onderzoek werd gevraagd. Cliënten konden met Mienskipssoarch bellen om een afspraak te maken. 119 cliënten zijn geïnterviewd. Omdat de groep PGB-houders door zelfselectie tot stand is gekomen, kunnen specifieke groepen ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef, waardoor de resultaten vertekend kunnen zijn.
8
9
Tabel 1: Verdeling cliënten met AWBZ-begeleiding, geïndiceerd door CIZ, over de drie gemeenten in de populatie en in de steekproef
Tabel 3: Verdeling cliënten met AWBZ-begeleiding, geïndiceerd door CIZ, naar hoofdgrondslag in de populatie en in de steekproef
Gemeente
CIZ
Steekproef
Hoofdgrondslag
CIZ
Steekproef
Boarnsterhim
17%
19%
SOM, LB, ZB
24%
37%
Heerenveen
55%
48%
PG
5%
13%
Opsterland
28%
33%
PSY
32%
22%
100% (n=1355)
100% (n=192)
VB
39%
28%
100% (n=1345)
100% (n=195)
In de steekproef zitten relatief veel cliënten van 65 jaar en ouder (tabel 2).
(Sign. p=.00) SOM=somatische aandoening, LB=lichamelijke beperking, ZB=zintuiglijke beperking, Tabel 2: Verdeling cliënten met AWBZ-begeleiding, geïndiceerd door CIZ, naar leeftijd in de populatie en in de steekproef
PG=psychogeriatrische problematiek, PSY=psychiatrische problematiek, VB=verstandelijke beperking
Leeftijd
CIZ
Steekproef
< 18 jaar
15%
10%
18-64 jaar
64%
56%
Interviews
> 65 jaar
21%
34%
Voor de interviews heeft Mienskipssoarch zeven interviewers geselecteerd die ervaren zijn in de
100% (n=1355)
100% (n=197)
omgang met de verschillende doelgroepen.
(Sign. p= .00)
De interviews omvatten de volgende onderdelen:
In de steekproef zitten relatief veel cliënten met aandoeningen op psychogeriatrisch gebied en
- Persoonsgegevens
lichamelijke aandoeningen (waarbij de hoofdgrondslagen somatische aandoening, lichamelijke en
- Leefsituatie, dagbesteding, uitkering
zintuiglijke beperking zijn samengenomen) en minder cliënten met een verstandelijke beperking
- Aantal sociale contacten en activiteiten
en psychiatrische aandoeningen dan in de CIZ populatie (tabel 3). Dat er relatief veel cliënten met
- Indicatie en grondslag
psychogeriatrische problematiek in de steekproef zitten komt overeen met de leeftijdsverdeling,
- Individuele begeleiding: doel/functie, hoeveelheid gebruik, evt. oorzaak minder gebruik dan
namelijk relatief veel 65-plussers. Als een aantal deelgroepen mogelijk niet (voldoende) in beeld
indicatie, frequentie, aantal begeleiders, wie geeft begeleiding, organisatie, aansluiting
zijn, kunnen daar geen conclusies over getrokken worden. De conclusies over aanknopingspunten
begeleiding bij behoefte
voor ontwikkeling van aanbod voor de groepen die wel vertegenwoordigd zijn, zijn echter wel
- Groepsbegeleiding: idem
betrouwbaar. De schattingen van het gebruik van de begeleiding moeten met voorzichtigheid
- Logeren: idem (niet doel/functie)
worden gehanteerd. Er wordt daarom met betrouwbaarheidsintervallen gewerkt.
- Andere hulpverlening - Gebruik videobegeleiding en activiteitenhorloge - Tevredenheid met begeleiding als geheel en verbeteringsmogelijkheden - Ervaren zelfstandigheid/autonomie - Reden voorkeur PGB/zorg in natura
10
11
Daarbij hebben de interviewers aantekeningen gemaakt en voor elke cliënt nog eens kort
3. Resultaten begeleiding zorg in natura
samengevat waarvoor de begeleiding wordt gebruikt en wat de betekenis van de begeleiding voor de cliënt is. Hierdoor konden goede casusbeschrijvingen worden gemaakt, bijvoorbeeld voor het
Kenmerken van de onderzoeksgroep
vervolgtraject van Skillslab.
De groep geïnterviewde cliënten die begeleiding krijgt uit de AWBZ in de vorm van zorg in natura bestaat uit 126 personen.
Bij de meeste gesprekken was een mantelzorger of begeleider aanwezig. De cliënt heeft in 21% van de interviews zelfstandig de vragen beantwoord en in 49% van de gevallen samen met een
De woonplaats van de cliënten is evenredig verdeeld naar de inwonersaantallen van de drie
begeleider of mantelzorger. In 30% van de gevallen heeft de begeleider of mantelzorg de vragen
geselecteerd gemeenten.
voor de cliënt beantwoord. Er is bij de interviews aangetekend als begeleider en cliënt van mening verschilden. Dit kwam niet vaak voor. Het is echter van belang te realiseren dat begeleiders en
De cliënt heeft in 23% van de interviews zelfstandig de vragen beantwoord en in 56% van de
mantelzorgers, vaak onbedoeld, deels vanuit een ander perspectief vragen zullen beantwoorden
gevallen samen met een begeleider of mantelzorger. In 21% van de gevallen heeft de begeleider of
dan de cliënten zelf.
mantelzorg de vragen voor de cliënt beantwoord.
Een aantal interviews is bij de dagbesteding gedaan, waardoor de indicatie niet bij de hand was. Bij de cliënten van Talant is deze naderhand opgevraagd.
De gemiddelde leeftijd is 59 jaar. Tabel 4: Leeftijd cliënten met zorg in natura Aantal
Percentage
< 18 jaar
5
4,00%
19-29 jaar
11
8,70%
30-55 jaar
39
31,00%
56-75 jaar
35
27,80%
> 75 jaar
36
28,60%
Totaal
126
100,00%
Ongeveer de helft van de cliënten woont samen met familie of partner. Van de cliënten tot 65 jaar met een uitkering, heeft 44% een Wajong uitkering en 33% een Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO). Bij tweederde van de interviews was er een indicatiebesluit voorhanden waar gegevens uit konden worden gehaald. De verdeling naar hoofdgrondslag komt niet helemaal overeen met de verdeling van de totale aantallen indicaties in de drie gemeenten volgens de CAK-gegevens. Vooral de cliënten met een psychiatrische grondslag voor de indicatie zijn in deze steekproef ondervertegenwoordigd.
12
13
Deze hoofdgrondslag komt meer voor in de groep PGB-houders. Dit geldt tevens voor de groep
• Somatische aandoening, leeftijd 18-65 jaar: in deze categorie is een groep te onderscheiden die
jongeren met een verstandelijke beperking en jongeren met psychiatrische stoornissen of gedragsproblematiek.
zelfstandig woont en gebruik maakt van dagbesteding of dagbehandeling. • Leeftijd 65+: verschillende aandoeningen, geen ernstige beperkingen: deze groep cliënten maakt vaak gebruik van dagbesteding.
Tabel 5: Verdeling cliënten naar hoofdgrondslag
Frequentie
Percentage
somatisch
27
21,60%
psychogeriatrisch
20
16,00%
psychiatrische stoornis/gedragsproblematiek
17
13,60%
verstandelijke beperking
38
30,40%
lichamelijke beperking
22
17,60%
indicatie voor huishoudelijke hulp. Hun huis wordt schoongemaakt als ze aan het werk zijn. Het
jeugdzorg
1
0,80%
is de bedoeling dat ze zelf eten maken. Lukt dat niet dan is het mogelijk om bij het steunpunt te
Totaal
125
100,00%
koken en te eten. Financiën worden bij alle drie door familie gedaan.
onbekend
1
Totaal
126
Drie jonge mannen met een licht verstandelijke beperking, die alle drie een volledige werkweek hebben, wonen zelfstandig bij een steunpunt van een zorgaanbieder. Zij gaan zelfstandig naar hun werk met een auto of scooter. Zij krijgen gemiddeld 3,5 uur begeleiding per week en hebben een
Twee van de jongeren kunnen niet echt goed aangeven waar de begeleiding uit bestaat die zij krijgen. Zij gaan eigenlijk hun gang en geven aan dat ze het wel fijn vinden dat er af en toe even
Als wordt gekeken naar de cliënten met meerdere grondslagen, dan komt de combinatie
iemand komt om te vragen hoe het is en dat ze contacten hebben binnen de woonvorm. Bij één
‘psychogeriatrische aandoening met somatische aandoening’ het meest voor. Daarnaast komen de
van hen gaat de begeleiding mee boodschappen doen.
combinaties ‘verstandelijke beperking met psychiatrische aandoening’, ‘psychiatrische stoornis met
De derde jongere kan ook niet goed aangeven waar de begeleiding uit bestaat, hij geeft wel heel
somatische aandoening’ en ‘somatische aandoening met lichamelijke aandoening’ vaker voor.
duidelijk aan dat hij hier goed zelfstandig kan wonen omdat er altijd iemand is.
Deelgroepen
Het is duidelijk dat ze alle drie belang hebben bij een aanspreekpunt, hun verhaal even kwijt
De interviews zijn op basis van hoofdgrondslag, leeftijd en woonsituatie gegroepeerd. Daarbij is
kunnen. Alle drie geven ze aan het wonen op deze manier fijn te vinden.
gezocht naar groepen met gelijksoortige problematiek en begeleiding.
1
• Licht verstandelijke beperking, leeftijd 18+: het gaat hier om cliënten met een licht verstandelijke beperking die zelfstandig wonen en gebruik maken van een steunpunt van Talant. • Verstandelijke beperking, leeftijd 18+, sociaal-emotionele problematiek: bij deze groep
Activiteiten, sociale netwerk en autonomie Uit tabel 6 blijkt dat de cliënten met zorg in natura het meeste contact hebben met familie. Meer dan drie kwart van de cliënten heeft minimaal eens per week contact met familie. Hierin zijn
cliënten met een verstandelijke beperking is sprake van sociaal-emotionele of psychiatrische
meegenomen de cliënten die nog bij hun ouders wonen en dus dagelijks familie zien. De jongeren
problematiek. Er is behoefte aan individuele begeleiding om cliënt te ondersteunen bij het
tot 18 jaar zijn hierin echter niet meegenomen. 21% van de cliënten heeft minder dan één keer
verwerken van ervaringen en oplossen van problemen.
per week contact met familie.
• Psychiatrische stoornissen en gedragsproblematiek, leeftijd 18+: bij deze groep cliënten is vaak naast individuele begeleiding ook ondersteuning vanuit de GGZ. • Psychogeriatrische problematiek, leeftijd 65+, en somatische aandoening, leeftijd 65+: het gaat hier om twee groepen cliënten die samenwonen met de partner. Er wordt gebruik gemaakt van groepsbegeleiding, vooral om de mantelzorger te ontlasten. 14
15
Tabel 6: Aantal contacten cliënten met zorg in natura Frequentie
Contact familie (n=115)
De begeleiding wordt verder gegeven door (al dan niet in combinaties): een zorgorganisatie voor
Contact vrienden (n=118)
Contact kennissen/ buren (n=112)
Percentage
mensen met niet aangeboren hersenletsel, GGZ en andere organisaties.
Minder dan 1 keer per week
21%
55%
52%
21,60%
1 tot 3 keer per week
38%
33%
38%
16,00%
Soms wordt de individuele begeleiding niet zozeer gebruikt voor de cliënt, maar meer om de
Vaker
41%
12%
10%
13,60%
mantelzorger te steunen. Dit is vooral het geval bij psychogeriatrische cliënten. Het komt een aantal keer voor dat het niet duidelijk is in hoeverre taken op persoonlijke verzorging
Bijna 60% van de cliënten heeft elke week dezelfde activiteiten en ontmoet daarbij dezelfde
of individuele begeleiding worden weggeschreven. Dit is vaak het geval bij cliënten met ernstiger
mensen. 20% van de cliënten heeft nauwelijks activiteiten waarbij hij/zij anderen ontmoet.
lichamelijke aandoeningen waar veel persoonlijke verzorging is geïndiceerd en waar de individuele begeleiding gecombineerd wordt met persoonlijke verzorging.
Tabel 7: Activiteiten waarbij cliënten contacten hebben met anderen Activiteiten en contacten
Frequentie
Percentage
verschillende activiteiten per week, contact met veel mensen
11
8,7
elke week een andere activiteit, redelijk veel mensen
8
6,3
dezelfde activiteiten, dezelfde mensen
74
58,7
nauwelijks activiteiten
25
19,8
Totaal
118
93,7
contact met kinderen en kleinkinderen. Er komt weinig bezoek, omdat er bijna geen gesprek te
onbekend
8
6,3
voeren is. Ze is veel thuis, leest, borduurt en kijkt tv. Er is een indicatie voor 3 dagen in de week
Totaal
126
100
voor groepsbegeleiding (met vervoer). Bij de dagopvang ontmoet ze andere mensen. Ze gaat er
Cliënt is een vrouw van 78 jaar. Zij woont samen met haar echtgenoot. Zij heeft 3 jaar geleden een CVA (beroerte) gehad en is daardoor rechtzijdig verlamd. Zij kan nauwelijks meer praten (af en toe een paar woordjes). Ze krijgt logopedie en fysiotherapie. Het echtpaar heeft voornamelijk
met plezier naar toe. Dagopvang biedt haar man ook gelegenheid om andere dingen te doen. De De schaal voor zelfstandigheid bleek vooral geschikt voor cliënten met een lichamelijke
thuiszorg komt ’s ochtends en ’s avonds voor persoonlijke verzorging, verder helpt haar man haar
aandoening. Voor de andere deelgroepen had de schaal weinig onderscheidend vermogen. De
met alles. Er is overal hulp bij nodig. Er is eveneens een alarmbel en tafeltje dekje. Bij problemen
resultaten worden daarom niet gebruikt.
komt de thuiszorg. De thuiszorg kan vaker komen (de indicatie voor persoonlijke verzorging maakt hulp tot 4x per dag mogelijk), maar haar man doet het graag zolang het kan. Zij zijn tevreden met
Hoeveelheid begeleiding en waardering
de ondersteuning.
Individuele begeleiding Tweederde van de cliënten met zorg in natura heeft individuele begeleiding. De indicatie is gemiddeld 4,3 uur per week (het gemiddelde van de indicatieklasse). Er wordt gemiddeld 4,1 uur
Bij tweederde van de cliënten zijn de doelen van begeleiding vooral praktisch gericht en bij ruim
individuele begeleiding ontvangen; gemiddeld tussen de 2 en 3 keer per week. In 60% van de
60% op de regievoering. Bij de helft van de cliënten zijn beide doelen aan de orde.
gevallen wordt de maximale indicatie gebruikt. In ruim 10% van de gevallen wordt de indicatie
Het is opvallend dat een aantal keer (13%) geen duidelijkheid bestond over het doel van de
niet gebruikt of minder dan de minimumgrens van de geïndiceerde klasse. Als de indicatie niet
individuele begeleiding en/of de frequentie waarmee de begeleiding wordt gegeven (12%). Op
(volledig) wordt gebruikt, wordt meestal aangegeven dat het niet nodig is of dat het wisselend
basis hiervan kan de vraag gesteld worden of er methodisch wordt gewerkt aan de hand van doelen
nodig is en op het moment wat minder.
en evaluaties. Vrijwel alle cliënten, al dan niet verwoord door een begeleider of mantelzorger, zijn tevreden met
Een derde van de cliënten ontvangt de begeleiding van thuiszorgorganisaties, waaronder
de individuele begeleiding.
organisaties die tevens intramurale zorg bieden, en een derde van een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking. 16
17
85% vindt dat er genoeg individuele begeleiding is; 10 respondenten (13%) geven aan dat het te
Groepsbegeleidingen kortdurend verblijf
weinig is. Enkele cliënten geven hierbij aan meer behoefte aan begeleiding te hebben om meer
Tweederde van de cliënten met zorg in natura maakt gebruik van groepsbegeleiding. Daarvan heeft
naar buiten te kunnen en voor bijvoorbeeld artsenbezoek. Het gaat hierbij om cliënten die door
10% dagbehandeling. Er zijn gemiddeld 6,0 dagdelen geïndiceerd, waarvan gemiddeld 5,1 dagdelen
lichamelijke beperkingen of psychiatrische problematiek niet zonder begeleiding naar buiten
worden gebruikt. Ook hier geldt dat als de indicatie niet volledig wordt benut, dat aangegeven
kunnen.
wordt dat het niet of wisselend nodig is. Ook is het soms te druk voor de cliënt. Dit geldt
Een aantal respondenten heeft behoefte aan iemand om samen wat mee te doen en/of voor het
bijvoorbeeld soms voor cliënten met niet aangeboren hersenletsel, die snel teveel prikkels krijgen.
sociale contact.
Mogelijk zijn hier ook alternatieve oplossingen voor te vinden die beter aansluiten bij de behoefte. De meeste cliënten vinden het aantal dagdelen voldoende. Vrijwel alle cliënten zijn verder
Cliënt is een vrouw met een licht verstandelijk beperking en zij heeft veel meegemaakt. Ze zegt
tevreden met de begeleiding.
wat ze denkt, dat geeft wel eens spanningen. Ze krijgt 3 tot 5 uur per week individuele begeleiding voor de administratie en om haar hart te kunnen luchten. Ze gaat 1 dag in de week naar een zorgboerderij. Ze heeft een indicatie voor 9 dagdelen, maar dat kan ze niet aan; geeft teveel stress.
Cliënt is een man van 40 jaar. Hij heeft een hersenbeschadiging gekregen na operatie aan een
Met 1 dag per week gaat het goed. Het gaat momenteel niet zo goed met haar. Ze heeft daarom
tumor. Na deze operatie heeft hij zware epileptische aanvallen gekregen. Kan weinig stress aan,
1 keer per maand een gesprek met maatschappelijk werk. Ze zou graag een vriendin hebben
omdat hij anders vaker epileptische aanvallen krijgt. Woont alleen. Heeft goede contacten met
om samen dingen mee te doen. Ze zou ook in een woonvorm willen wonen, maar niet met laag
vrienden en familie. Moeder helpt met administratie en communicatie. Zij belt hem elke morgen
verstandelijk beperkten. Dat sluit niet aan bij haar niveau.
om hem te wekken, maar ook om te checken of het goed met hem is. De dagbesteding bevalt goed: hij gaat daar elke middag naar toe. Zo kan hij ‘s morgens in zijn eigen tempo opstarten. De dagbesteding van de man bestaat uit: een spelletje doen met mede-cliënten, elkaar ontmoeten en
Kortom, de cliënten geven aan voor het merendeel tevreden zijn met de individuele begeleiding.
zo nu en dan een andere activiteit (schilderen, timmeren etc). De activiteiten moeten hem vooral
Als gekeken wordt naar onvervulde wensen, dan gaat het om enkelingen en om uiteenlopende
geen stress opleveren vanwege de epilepsie. Daarnaast doet hij aan sport.
vragen. De situaties die wat regelmatiger voorkomen zijn de volgende:
Als er geen dagbesteding zou zijn, zou hij dat heel erg vinden. Hij zou niet weten wat hij dan moest
- Behoefte om meer naar buiten te kunnen
doen.
- Behoefte aan meer sociaal contact - Onduidelijke doelstelling Van kortdurend verblijf in de vorm van logeren maakt zes procent van de respondenten gebruik. De aangegeven tevredenheid zegt overigens niet dat geen verbeteringen of alternatieven mogelijk
Gemiddeld zijn 46,5 dagen per jaar geïndiceerd, deze worden ook gebruikt. De respondenten die
zijn. Vaak heeft de klant geen of onvoldoende alternatieven aangeboden gekregen en wordt het
hier gebruik van maken hebben een verstandelijke beperking of zijn jonger dan 18 jaar en hebben
bestaande aanbod van aanbieders aangeboden. De klant heeft bij de vraag naar tevredenheid dus
een indicatie op hoofdgrondslag psychiatrische stoornis of gedragsproblematiek. Twee moeders
een beperkt referentiekader.
van ernstig beperkte kinderen (meervoudig) hebben nog geen geschikte logeervoorziening kunnen vinden.
18
19
Aansluiting begeleiding bij behoefte
Combinatie met andere begeleiding Naast de begeleiding wordt vrijwel altijd andere zorg en ondersteuning geboden. De cliënten met een verstandelijke beperking hebben in een derde van de gevallen een indicatie die
Cliënt met een verstandelijke beperking woont bij zijn broer. Dit verloopt soms moeizaam, omdat
gebaseerd is op meerdere grondslagen. Zij maken veel gebruik van zowel individuele begeleiding
zijn broer graag de baas speelt. De begeleider komt 1 keer per week. Daarnaast komt zijn zus
(meer dan 90%) als groepsbegeleiding. De cliënten die zelfstandig wonen en gebruik maken van
hem 1 keer in de week helpen met het financiële gedeelte van de administratie. Zij geeft hem
zowel individuele begeleiding als dagbesteding vormen meer dan de helft van de groep. Daarnaast
ook steun. De steun van de begeleider en de zus is naar zijn zeggen hard nodig. Hij kan bij de
is er soms budgetbeheer, zoals schuldhulpverlening of bewindvoering, maar budgetbeheer wordt
begeleider terecht met problemen die hij zelf niet kan oplossen. De begeleider zorgt ervoor dat
ook vaak door de mantelzorg gedaan. Bijna de helft van de cliënten heeft mantelzorg. In enkele
hij praat. Als hij dat niet doet kropt hij teveel op en wordt hij kwaad en zenuwachtig. Ook wat het
gevallen wordt de individuele begeleiding ook door de GGZ gegeven, naast de begeleiding van een
werk betreft zou het niet goed gaan zonder de individuele begeleiding; hij zou er ‘met de pet naar
organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking of vanuit een PGB.
gooien’.
Cliënten met een somatische aandoening hebben minder vaak individuele begeleiding, maar wel vaak groepsbegeleiding. Daarnaast maken ze vaak gebruik van huishoudelijke hulp (HH1 of HH2) en
Om inzicht te krijgen in de aansluiting van de begeleiding bij de behoefte van cliënten is gevraagd
persoonlijke verzorging.
wat er zou gebeuren als de begeleiding weg zou vallen. De cliënten met zorg in natura (en/of hun
De cliënten met psychiatrische problematiek maken minder gebruik van groepsbegeleiding, maar
begeleider of mantelzorger) hebben op deze wijze aangegeven wat zij de belangrijkste functies
wel van individuele begeleiding (ruim 90%). Ook wordt gebruik gemaakt van huishoudelijke hulp
vinden van de begeleiding die zij krijgen.
(HH1 of HH2) en budgetbeheer. De GGZ geeft vaak ook ambulante begeleiding. De cliënten met een psychogeriatrische aandoening maken vooral gebruik van groepsbegeleiding
Voor de individuele begeleiding zijn 5 soorten behoeften te onderscheiden. Hieronder staan de vijf
en minder vaak van individuele begeleiding. Daarnaast maken zij gebruik van huishoudelijke hulp
categorieën genoemd met voorbeelden uit de interviews. Tussen haakjes staat de hoofdgrondslag
(HH1) en persoonlijke verzorging (meer dan 90%).
van de indicatie vermeld: verstandelijke beperking (VB), niet aangeboren hersenletsel (NAH) of overige somatisch (SOM), psychogeriatrisch (GER) en psychiatrische problematiek (PSY). Overigens
Een deel van de cliënten maakt daarbij gebruik van AWBZ- of Wmo-vervoer.
bestaan er vaak verschillende behoeften naast elkaar.
Van overige zorg en ondersteuning wordt minder gebruik gemaakt. Opvallend is dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers voor begeleiding (gezelschap, maatje, praktische
Behoeften individuele begeleiding
ondersteuning).
Sociaal-emotionele ondersteuning: helpen bij verwerken van ervaringen en oplossen van
Keuze voor zorg in natura
problemen, zodat cliënt niet uit balans raakt
De cliënten die de begeleiding in de vorm van zorg in natura hebben, hebben daar niet altijd
Bijvoorbeeld:
voor gekozen (ruim een derde van de cliënten) en weten soms ook niet dat er alternatieven zijn.
- Dan krijgt hij zijn leven niet op de rit. Hij heeft hulp nodig bij het verwerken van dingen (VB)
Tweederde heeft er wel voor gekozen. Vaak wordt genoemd dat het makkelijk is omdat alles
- Dan blijven problemen in zijn hoofd rondtollen (VB)
geregeld is.
- Dan raakt cliënt in de war en de controle over zichzelf kwijt. Uiteindelijk kan er een psychose ontstaan (PSY) - Begeleider zorgt voor rust in het hoofd. Anders blijft hij malen en raakt hij overspannen (NAH)
20
21
Stimuleren, structuur bieden: activeren en voorkomen verwaarlozing
Zinvolle tijdsbesteding
Bijvoorbeeld:
Bijvoorbeeld:
- Dan is de structuur en vastigheid weg en zou hij zich verwaarlozen (VB)
- Het is een fijne afleiding (GER)
- Dan zou hij in bed blijven en tv kijken (VB)
- Dan zou het wereldje wel klein zijn (NAH)
- Dan zou het een grote rommel zijn (PSY)
- Hij heeft wel hobby’s, maar zou zich dan toch gaan vervelen (VB) - De zorgboerderij is belangrijk voor zijn eigenwaarde, hij voelt zich daar nodig. Als hij daar niet
Ondersteuning administratie, regelzaken: voorkomen van problemen, waaronder schulden
naar toe kan sluit hij zich in het weekend op, wordt onbenaderbaar en depressief.
Bijvoorbeeld: - Dan zou hij verder in de schulden komen (VB)
Sociale contacten
- Dan wordt de administratie een rommeltje (PSY)
Bijvoorbeeld: - Dan zou mevrouw weinig contacten hebben (NAH)
Sociaal contact
- Dan zou ze op haar kamer zitten om naar muziek te luisteren en weinig contacten hebben met anderen (VB)
Bijvoorbeeld: - Zonder steunpunt zou hij de sociale contacten missen en veel thuis zitten (VB) - Dan zou ze geen structuur hebben, zichzelf verwaarlozen en vereenzamen (VB)
Ondersteuning mantelzorg Bijvoorbeeld:
Naar buiten kunnen (iets minder vaak genoemd)
- Mantelzorger heeft rust nodig en moet ook boodschappen kunnen doen (GER)
Bijvoorbeeld:
- Dan zou alles op mantelzorger neerkomen (SOM)
- Dan zou hij steeds minder contact hebben met de buitenwereld en letterlijk de deur niet meer uitkomen (PSY) In 20% van de gevallen is aangegeven dat de cliënt zonder begeleiding niet meer thuis kan wonen,
- Dan zou ze de hele dag binnen zitten (SOM)
maar opgenomen zou moeten worden. Voor de groepsbegeleiding zijn 4 functies te onderscheiden:
Er is enige overlap in de behoefte aan individuele begeleiding en groepsbegeleiding, zoals bij de behoefte aan structuur of aan sociaal contact. Sociaal contact kan zowel met individuele begeleiding als met groepsbegeleiding worden geboden, maar ook door vrijwilligers. De specifieke
Behoeften groepsbegeleiding
combinatie van behoeften, omstandigheden en (ernst van) beperkingen kan verschillend aanbod
Structuur, activering
geschikt maken.
Bijvoorbeeld: - Begeleider helpt hem met grenzen stellen, afremmen als hij teveel hooi op de vork neemt (NAH) - Dan zou hij niet zoveel leren (VB) - Zonder dagbesteding gaat ze malen; dan komt ze in een neergaande spiraal (VB)
22
23
Aanknopingspunten voor alternatieve invulling begeleiding
Ook kan hierbij o.a. de vraag gesteld worden of het huishoudelijke werk volledig van de cliënt moet worden overgenomen. Bij de steunpunten van Talant als organisatievorm van begeleiding kan de
Cliënt is een vrouw van 90 jaar, weduwe, zij woont zelfstandig. Zij heeft een indicatie op grondslag
vraag worden gesteld of wonen en zorg hier wel zo gescheiden zijn en hier niet onbedoeld een
‘somatisch’, is beginnend dementerend en heeft onlangs een heupoperatie ondergaan. Zij belt
afhankelijkheid van een intramurale setting is gecreëerd.
elke dag met haar zoons. Zij werkt nog wat in de grote tuin die ze heeft, leest graag, gaat 1 keer per maand naar de plattelandsvrouwen en is lid van een tuinclub. Heeft indicatie voor 2
De groep cliënten van 65 jaar en ouder met verschillende, niet ernstige aandoeningen, maakt vaak
dagen groepsbegeleiding voor recreatie en sociale contacten. Gaat naar dagverzorging in een
gebruik van dagbesteding. Daarbij kan de vraag gesteld worden of deze vorm het meest passend is
woonzorgcentrum. Zij gaat echter maar 1 dag in de week, dat vindt ze wel voldoende. Ze is wel
en of additionele vormen van dagbesteding mogelijk zijn.
tevreden met de dagbesteding, het is gezellig. Ze zou liever in de tuin werken, maar dat gaat niet meer door ouderdom en door de heup. Haar tuin is te groot om onderhouden te worden door haar.
Het is de vraag wat de toegevoegde waarde van dagbehandeling is boven behandeling in de eerste lijn.
Zoons en buurvrouw geven mantelzorg. Verder is er nog huishoudelijke hulp, Wmo vergoeding voor taxi en tijdelijk persoonlijke verzorging vanwege de heupoperatie.
Daarnaast is het interessant om te reflecteren op de uitkomst dat er regelmatig onduidelijke
Als de dagverzorging er niet zou zijn, zou ze andere dingen gaan doen.
doelstellingen zijn voor de individuele begeleiding en onduidelijkheid over de frequentie van de begeleiding. Mogelijk kan in deze situaties meer methodisch worden gewerkt.
Uit het voorgaande zijn de volgende aanknopingspunten gevonden voor mogelijke verbetering van
Het gegeven dat een derde van de cliënten niet gekozen heeft voor zorg in natura, roept de vraag
ondersteuning van cliënten.
op of de cliënt voldoende mogelijkheden heeft gehad om een optimale keuze te maken.
Als gekeken wordt naar onvervulde wensen, dan wordt begeleiding in de volgende situaties wat
Het is het opvallend dat er weinig gebruik wordt gemaakt van vrijwilligerswerk of andere
regelmatiger gemist:
additionele ondersteuning.
- Begeleiding om meer naar buiten te kunnen - Begeleiding voor sociaal contact - Dagbesteding die beter aansluit bij behoefte Er zijn verschillende categorieën behoeften onderscheiden als het gaat om de betekenis van de begeleiding voor cliënten. De specifieke combinatie van behoeften, omstandigheden, (ernst van) beperkingen en aanwezigheid van andere voorzieningen kan verschillend aanbod geschikt maken. Het is interessant om te reflecteren op situaties die veel voorkomen, om te zien of er alternatieve invullingen mogelijk zijn. Bij de jongeren met een licht verstandelijke beperking die zelfstandig wonen en gebruik maken van een steunpunt van een zorgaanbieder is het doel van de individuele begeleiding niet altijd duidelijk.
24
25
4. Resultaten begeleiding PGB
Tabel 9: Verdeling cliënten naar hoofdgrondslag
Kenmerken van de onderzoeksgroep De groep geïnterviewde cliënten die begeleiding krijgt vanuit een PGB bestaat uit 119 personen. De woonplaats van de cliënten is evenredig verdeeld over de inwonersaantallen van de drie
Grondslag
Frequentie
Percentage
somatisch
8
6,8
psychogeriatrisch
5
4,2
psych. stoornis
31
26,3
verstandelijke beperking
29
24,6
geselecteerde gemeenten. Vaker dan in de groep met zorg in natura heeft de begeleider of
zintuiglijke beperking
4
3,4
mantelzorger de interviewvragen voor de cliënt beantwoord, namelijk in 45% van de interviews. Dit
lichamelijke beperking
14
11,9
hangt samen met het gegeven dat een groter deel van de groep bestaat uit kinderen en jongeren.
jeugdzorg
27
22,9
De cliënt heeft in 16% van de gevallen zelfstandig de vragen beantwoord.
Totaal
118
100
onbekend
1
Totaal
119
De helft van de cliënten met een PGB is tussen de 18 en 65 jaar oud, daarnaast is er een grote groep jongeren. De cliënten van 65 jaar en ouder zijn in de minderheid (tabel 8).
Bij de cliënten die een indicatie hebben gebaseerd op meerdere grondslagen, komt de combinatie Tabel 8: Leeftijd cliënten met een PGB
van verstandelijke beperking met psychiatrische stoornissen het meest voor (bij 14 cliënten). Ook
Leeftijd
Frequentie
Percentage
0-11
27
22,7
dit geldt voor zowel jongeren als cliënten van 18 jaar en ouder.
dec-17
19
16
18-49
40
33,6
50-64
21
17,6
65-74
5
4,2
indicatie een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis. Bij psychiatrische stoornissen
75-84
4
3,4
gaat het vooral om PDD-NOS, syndroom van Asperger, een andere autistische aandoening,
Deelgroepen De cliënten met een PGB voor begeleiding zijn vaak jeugdigen met als hoofdgrondslag voor de
85-
3
2,5
ADHD en ODD. Een groot deel van de jeugdigen met een verstandelijke beperking heeft ook een
Totaal
119
100
psychiatrische stoornis. Daarnaast is er een groep volwassenen met een psychiatrische stoornis. Hierbij gaat het vaak eveneens om PDD-NOS en het syndroom van Asperger, maar ook om
Driekwart van de cliënten woont samen met familie of partner, ruim 40% gaat naar school (al of
schizofrenie, depressie of een borderline syndroom.
niet gecombineerd met begeleid werken), een kwart maakt gebruik van dagbesteding en 20% heeft geen gestructureerde dagbesteding. De helft van de cliënten met een uitkering heeft een Wajong
De cliënten met een verstandelijke beperking met een PGB zijn vaker jeugdigen en hebben vaker
uitkering en een kwart een uitkering vanuit de WAO.
een combinatie van grondslagen voor de indicatie dan de groep cliënten met een verstandelijke beperking die zorg in natura krijgen. De cliënten met een verstandelijke beperking die zorg in
Bij ruim 80% van de interviews was er een indicatiebesluit voorhanden waar gegevens uit konden
natura krijgen wonen vaker zelfstandig.
worden gehaald. De meest voorkomende hoofdgrondslag voor indicatie is een psychiatrische stoornis, zowel bij jongeren (23%) als bij cliënten van 18 jaar en ouder (26%), en verstandelijke
De jongere cliënten met psychiatrische aandoeningen met een PGB, geïndiceerd door Bureau
beperking (24%). Er zijn relatief veel cliënten met een lichamelijke aandoening in de steekproef
Jeugdzorg, komen in de groep met zorg in natura nauwelijks voor.
(lichamelijke beperking, somatische aandoening of zintuiglijke beperking) vergeleken met de CIZgegevens.
26
27
De oudere cliënten met een psychiatrische aandoening en een PGB onderscheiden zich niet
Tabel 10: Aantallen contacten cliënten met PGB
duidelijk van de groep die zorg in natura ontvangt. De groep cliënten met een lichamelijke
Frequentie
Contact familie (n=70)
Contact vrienden (n=113)
Contact kennissen/buren (n= 101)
aandoening en een PGB hebben minder vaak een combinatie van grondslagen voor de indicatie,
Minder dan 1 keer per week
27%
46%
57%
hebben vaker individuele begeleiding en minder vaak groepsbegeleiding dan de groep met zorg in
1 tot 3 keer per week
31%
40%
35%
natura.
Vaker
42%
14%
8%
Cliënt is een jongen van 6 jaar met autisme en een verstandelijke beperking. Het IQ is ongeveer
Meer dan de helft van de cliënten heeft elke week dezelfde activiteiten en ontmoet daarbij
70, hij volgt ZMLK-onderwijs. In het gezin zijn nog twee kinderen. Hij heeft veel begeleiding nodig,
dezelfde mensen. 20% van de cliënten heeft nauwelijks activiteiten waarbij hij/zij anderen
moeder moet steeds aanwezig zijn. Er is veel structuur nodig en voorbereiding op wat komen gaat.
ontmoet.
Op woensdagmiddag is er een begeleider vanuit de PGB als oppas, daarnaast passen de ouders van de vader op. De indicatie voor individuele begeleiding is 4 tot 7 uur per week. Eén keer per
Tabel 11: Activiteiten waarbij cliënten contacten heeft met anderen
maand gaat hij een weekend naar de zorgboerderij en één of twee zaterdagen per maand een dag.
Activiteiten en contacten
Frequentie
Percentage
Momenteel gaat het niet goed en ervaart de moeder de zorg als te weinig. Hij zelf zou vaker naar
verschillende activiteiten per week, contact met veel mensen
20
16,8
het zwembad willen, maar is daarvoor afhankelijk van een ander.
elke week een andere activiteit, redelijk veel mensen
6
5
dezelfde activiteiten, dezelfde mensen
62
52,1
nauwelijks activiteiten
22
18,5
Als de begeleiding er niet was, zou hij volgens moeder niet thuis kunnen wonen. Dan schieten de
Totaal
110
92,4
andere kinderen erbij in en houden de ouders het niet vol. Als de mantelzorg uitvalt, kan vader
onbekend
9
7,6
het niet overnemen. Vader kan minder goed met hem omgaan. De keuze voor een PGB is volgens
Totaal
119
100
moeder gemaakt omdat de zorg anders niet is te realiseren. Zo kunnen ze zelf bepalen wie voor hem zorgt. Andere hulp sluit niet voldoende aan. Moeder vindt ook dat er te weinig ondersteuning
Hoeveelheid begeleiding en waardering
is voor ouders; ze heeft behoefte aan lotgenotencontact.
Vrijwel alle cliënten met een PGB (107 van de 119) hebben een indicatie voor individuele begeleiding. In bijna de helft van de situaties waar cliënten een PGB hebben voor individuele begeleiding, wordt de begeleiding door één of meer mantelzorgers gegeven. Het gaat om mensen
Activiteiten en sociaal netwerk
in de eigen kring, meestal ouders en familie. Meestal neemt de moeder het merendeel van
Uit tabel 10 blijkt dat de cliënten het meeste contact hebben met familie. Bijna drie kwart van de
de begeleiding op zich. Bij één op de drie cliënten wordt de totale begeleiding (individuele en
cliënten heeft minimaal eens per week contact met familie. Hierin zijn meegenomen de cliënten
groepsbegeleiding) uitsluitend door de mantelzorg ingevuld. Dit is bij jongeren veelal de moeder en
die nog bij hun ouders wonen en dus dagelijks familie zien. De jongeren tot 18 jaar zijn hierin
bij volwassenen de partner. De achtergrond daarvan is dat zij vaak weten hoe zij goed met de cliënt
echter niet meegenomen. Als onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd, dan blijken jongeren
kunnen omgaan, moeders de begeleiding het liefst zelf willen geven en zij deze vaardigheid en de
(jonger dan 18 jaar) vaker meer dan eens per week contact te hebben met vrienden dan de
benodigde deskundigheid elders niet kunnen vinden.
volwassenen (respectievelijk 66% en 47%).
28
29
Ouders zijn soms minder gaan werken om voor hun kind te kunnen zorgen. Soms kiezen zij er ook
Twintig procent van de cliënten vindt dat er te weinig individuele begeleiding is geïndiceerd. Soms
juist voor om te blijven werken en de begeleiding uit te besteden om op deze wijze de dagelijkse
hangt dit samen met de kosten voor de zorg. Deze zijn hoger dan waar een PGB op berekend is.
belasting vanuit het gezin te verminderen.
Daar staat tegenover dat soms ook meer wordt gebruikt wanneer de kosten lager zijn dan waar een PGB op berekend is. Soms is er behoefte aan meer begeleiding om meer sociale contacten te
Als het PGB door ‘derden’ wordt ingevuld kunnen dit begeleiders zijn die aangesloten zijn bij een
kunnen aangaan, meer dingen te kunnen ondernemen of meer sociaal-emotionele ondersteuning of
organisatie of zelfstandig werken.
training te kunnen krijgen.
Cliënt is een jongen van 24 jaar, die bij zijn ouders woont. Hij heeft PPD-NOS en was depressief.
Soms wordt er minder zorg gebruikt dan geïndiceerd. Hiervoor worden dezelfde redenen genoemd
Het GGZ contact is afgesloten. Hij vertoont obsessief gedrag, computert veel, heeft risico op
als bij de cliënten met zorg in natura: er is minder nodig of het gebruik wisselt.
computerverslaving en isolement, maar heeft te weinig andere bezigheden. Het MBO is mislukt. Hij houdt van laswerk en begint met een opleiding. Het UWV financiert dat echter niet. Hij heeft veel
Bij 95% van de cliënten zijn de doelen van begeleiding vooral praktisch gericht en bij ruim 87% op
sturing nodig, kan administratie niet doen (bewindvoering ouders) en kan niet zelfstandig wonen.
de regievoering. Bij 80% van de cliënten zijn beide doelen aan de orde.
Hij gaat 3 middagen in de week naar dagbesteding en werkt 2 middagen per week met begeleiding vanuit PGB. Hij ziet snel ergens tegenop en gaat dingen uit de weg. Er komt iemand vanuit de kerk
Als het gaat om de waardering van de begeleiding dan wordt regelmatig aangetekend dat het
voor individuele begeleiding. Een gedeelte van het budget voor individuele begeleiding en het
moeilijk is passend aanbod te vinden en dat het een lange zoektocht is geweest om de begeleiding
budget voor persoonlijke verzorging wordt besteed aan de werkbegeleiding. Hij krijgt fysiotherapie
goed te regelen. Het gaat dan om de invulling van de individuele begeleiding, maar vaak wordt
bij de sport. Hij zou meer met lassen bezig willen zijn.
ook de combinatie met andere vormen van begeleiding en zorg bedoeld. Dit komt vooral voor in de groep met hoofdgrondslag psychiatrische problematiek (zowel de jongeren als de ouderen). Enkele ouders van jongeren met psychiatrische problematiek gaven aan ondersteuning te missen in
Individuele begeleiding
die zoektocht. Ze hebben behoefte aan ondersteuning bij het zoeken van geschikte begeleiding en
Ruim 90% van de cliënten met een PGB heeft een indicatie voor individuele begeleiding. Het
hulpverlening.
gemiddelde gebruik, evenals de frequentie waarmee de begeleiding wordt gegeven, is voor de individuele begeleiding moeilijk vast te stellen doordat mantelzorg en begeleiding vaak door
Bij de jongeren en jongvolwassenen met psychiatrische stoornissen is het opvallend dat ouders
elkaar lopen. Er worden dan ook regelmatig meer uren voor individuele begeleiding gebruikt dan
deels ervoor kiezen, deels door gebrek aan aanbod ertoe worden gedwongen, zelf de begeleiding
volgens de indicatie mogelijk is. Door het schuiven met uren voor verschillende functies, is dit
op zich te nemen. In ongeveer 5% van de situaties gaven ze daarbij expliciet aan, zonder dat
mogelijk. Gemiddeld wordt 6,2 uur per week individuele begeleiding gegeven. Als de maximale
ernaar gevraagd werd, de zorg zwaar of te zwaar te vinden. Wat het overdragen van begeleiding
uren van de indicatie worden aangehouden in die situaties waar het gebruik de maximale indicatie
in deze situaties moeilijk maakt is enerzijds de gevarieerdheid en complexiteit van het gedrag.
overschrijdt, dan wordt in totaal gemiddeld 5,1 uur begeleiding gegeven. In 80% van de situaties
Het is moeilijk om begeleiders te vinden die hiermee om kunnen gaan en die, zoals de ouders het
wordt de maximumindicatie benut. Wanneer de uren door de mantelzorg worden ingevuld worden
vaak benoemen, de klik met het kind of de jongvolwassene hebben. Soms accepteert de cliënt
meer uren gebruikt dan als de begeleiding bij derden wordt ingekocht. Voor zover de begeleiding
ook geen zorg van onbekenden. Daarnaast wordt een behoorlijke flexibiliteit van de begeleiders
niet verspreid over de hele dag wordt gegeven, ligt de gemiddelde frequentie bij 57 cliënten op 3
gevraagd. Omdat weinig wisselingen in begeleiding van belang is, is er behoefte aan continuïteit
keer per week. Kleinere indicaties individuele begeleiding worden vooral bij de volwassenen met
van begeleiding op verschillende tijdstippen en dagen, ook in vakanties.
psychiatrische problematiek gevonden en grotere bij de cliënten met een verstandelijke beperking.
30
31
Groepsbegeleiding en kortdurend verblijf
Wanneer daar voor een aantal uren begeleiding door anderen kan worden gegeven ontlast dat de
Bijna 60% van de cliënten heeft een indicatie voor groepsbegeleiding. Bij de groepsbegeleiding is het
ouders. Opvallend is dat vooral bij de jongeren met psychiatrische stoornissen werd aangegeven dat
gemiddelde gebruik van 63 cliënten 3,9 dagdelen per week. De indicatie is gemiddeld 4,7 dagdelen
zonder de begeleiding (zowel de individuele als de groepsbegeleiding als kortdurend verblijf) het
per week. Groepsbegeleiding en kortdurend verblijf worden vooral gebruikt voor de jeugdigen met een
kind of de jongere niet thuis zou kunnen wonen vanwege de overbelasting van het gezin. Het gaat
verstandelijke beperking of psychiatrische stoornis. De indicatie wordt niet altijd benut.
hierbij zowel om de overbelasting van de ouders als om benodigde aandacht voor andere kinderen in het gezin. Niet zelden zijn er ook meer gezinsleden met psychiatrische stoornissen, wat de
Bij 30 cliënten die van een indicatie voor kortdurend verblijf gebruik maken is het aantal logeerdagen
situatie nog complexer maakt.
33 per jaar. De indicatie is gemiddeld 48,8 dagen per jaar. Ook hier wordt de indicatie niet altijd benut. Als de indicatie niet (volledig) wordt benut, is dat soms doordat geen passende dagbesteding of
Bij jongeren met psychiatrische stoornissen is de begeleiding eveneens van belang voor het
logeergelegenheid kan worden gevonden en/of het te belastend voor cliënt is, soms worden de
bevorderen van de persoonlijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld:
uren ingezet voor individuele begeleiding.
“Zonder de begeleiding kan hij niet de dingen doen die hij wil doen en wordt hij belemmerd in zijn ontwikkeling. Hij vindt minder aansluiting waardoor de maatschappelijke participatie in gevaar
Soms vindt men de hoeveelheid begeleiding te weinig (ruim 5%) en een enkele keer teveel. Het
komt”.
kan teveel zijn als de groep te belastend is of om andere redenen niet passend (ruim 5%) of als er minder nodig is. In nog eens 5% van de gevallen worden de uren anders ingezet, om bijvoorbeeld
“Dan krijgt hij minder ondersteuning die nodig is voor zijn ontwikkeling”.
uren te sparen voor vakantie. De begeleiding wordt als te weinig ervaren als er meer behoefte is Bij cliënten met een lichamelijke aandoening (lichamelijke of zintuiglijke beperking of somatische
aan ontlasting van de mantelzorg of het gezin.
aandoening) worden de zelfstandigheid van het functioneren en participatiemogelijkheden
Combinatie met andere begeleiding
eveneens expliciet als doel genoemd. Voorbeelden hiervan zijn:
Andere begeleiding die wordt ingezet is huishoudelijke hulp bij een kwart van cliënten, evenals vervoer Wmo (vooral bij cliënten met een lichamelijke aandoening) en vervoer AWBZ (meer bij
“Zonder de begeleiding wordt het een puinzooi en blijft er minder energie over om te werken (of
cliënten met een verstandelijke beperking). Bij een derde van de cliënten wordt gebruik gemaakt
vrijwilligerswerk) te doen”.
van persoonlijke verzorging wanneer er een lichamelijke aandoening is en/of een verstandelijke beperking. Werkbegeleiding komt af en toe voor, vooral voor cliënten met een psychiatrische
“Het is makkelijker hulp te vragen aan mijn vrouw (of andere mantelzorger) als zij ervoor wordt
stoornis, en speciaal onderwijs of een rugzakje bij de jeugdigen.
betaald”.
Aansluiting begeleiding bij behoefte
“Het leven zou saaier en moeilijker worden”.
Als gevraagd wordt naar de betekenis van de begeleiding, dan worden door de cliënten en hun mantelzorger of begeleider dezelfde doelen genoemd als bij de cliënten met zorg in natura. Er zijn
Bij de volwassen cliënten met psychiatrische stoornissen wordt de individuele en
een paar aanvullingen. Bij de cliënten met een PGB wordt ook de individuele begeleiding soms
groepsbegeleiding vooral van belang gevonden voor het stimuleren, activeren en structuur
gezien als een manier om de mantelzorger te ontlasten. Dit komt vooral bij de jongeren voor. De
aanbrengen in het dagelijkse leven.
dagelijkse zorg van ouders voor kinderen met een mentale stoornis en/of verstandelijke beperking kost vaak veel tijd en energie.
32
33
Cliënt is een vrouw van 36 jaar, ze woont alleen, heeft een reguliere baan aangevuld met een
Er wordt moeilijk begeleiding gevonden met voldoende deskundigheid, die betaalbaar is en aansluit
uitkering vanuit de Wajong, is lichamelijk ernstig beperkt. Ze kan moeilijk lopen, is spastisch, kan
bij de behoefte aan vaste medewerkers en flexibele inzet. Wanneer het gaat om mogelijkheden
moeilijk praten en heeft energiebeperking. Ze heeft een aantal vrienden. Ze krijgt begeleiding voor
voor additionele inzet betekent de complexiteit van de problematiek niet dat alleen professionals
praktische handelingen zoals opbergen papieren van administratie. De indicatie is 2 tot 4 uur per
begeleiding kunnen geven, maar wel dat het om maatwerk gaat.
week. Daarnaast heeft ze indicaties voor persoonlijke verzorging, verpleging en huishoudelijke hulp. Zonder begeleiding zou het volgens haar ‘een puinzooi’ worden en heeft ze minder energie om te
Bij één op de vier cliënten wordt het PGB voor begeleiding uitsluitend door mantelzorgers
werken. Daarbij is er bij sommige activiteiten valgevaar. Zorg in natura sloot volgens haar niet aan,
ingevuld. Enkele mantelzorgers (ook van de groep die wel een deel van de begeleiding aan
want kon bijvoorbeeld niet op de avond worden ingezet.
anderen overlaat) voelt zich zwaar belast. Bij 20% van de cliënten wordt de individuele begeleiding te weinig gevonden. Bij een kleine 20% wordt de begeleiding van belang geacht voor het
Keuze voor PGB
voorkomen van overbelasting van het gezin. Bij een deel van de PGB’s wordt geschoven met de
Bij de keuze voor zorg in natura en PGB heeft 30% voor een PGB gekozen omdat het aanbod in
uren voor individuele begeleiding, groepsbegeleiding en kortdurend verblijf. Deels omdat geen
zorg in natura te kort schiet. Het overgrote deel heeft voor een PGB gekozen om zelf de begeleiders
passend aanbod kan worden gevonden, deels door uren of dagdelen in te zetten bij vakanties.
en de invulling van de begeleiding te kunnen bepalen, zelf de regie te kunnen voeren. Er wordt
Geconcludeerd kan worden dat bij een substantieel deel van de cliënten de ondersteuning niet
benadrukt dat er ‘een klik’ moet zijn tussen de begeleider en de cliënt. Ook wordt de mogelijkheid
optimaal is en gezocht moet worden naar betere ondersteuningsvormen voor zowel de cliënt als de
om zelf de tijden te kunnen bepalen en daarmee te kunnen schuiven genoemd en het voordeel om
mantelzorger.
vaste begeleiders te hebben. Een aantal ouders geeft aan behoefte te hebben aan ondersteuning bij het zoeken van geschikte
Aanknopingspunten voor alternatieve invulling begeleiding
begeleiding en hulpverlening. De zorgverzekeraar als verantwoordelijke voor de uitvoering van de
De groep cliënten met een PGB onderscheidt zich van de groep cliënten met zorg in natura door
AWBZ en, in de toekomst, de gemeenten (Wmo-loket en Centra voor Jeugd en Gezin) zouden hierin
leeftijd en aard van de problematiek. Jongeren met psychiatrische stoornissen, al dan niet in
een ondersteunende rol moeten vervullen.
combinatie met een verstandelijke beperking, hebben vaak begeleiding in de vorm van een PGB. Er is vaak voor een PGB gekozen omdat de cliënten met psychiatrische problematiek geen geschikt
Ook bij de groep cliënten met een PGB kan de vraag worden gesteld of uren doelmatig worden
aanbod in zorg in natura konden vinden. Van de groep cliënten met een lichamelijke aandoening
ingezet als niet methodisch wordt gewerkt en niet systematisch wordt geëvalueerd. De kwaliteit
lijken vooral de cliënten met minder complexe problematiek, die meer van individuele begeleiding
van de begeleiding is van belang voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënten (cq
dan van groepsbegeleiding gebruik maken een PGB te hebben. Voor deze groep lijkt vooral de
kinderen) en het voorkomen van achteruitgang. Aan organisaties die zorg in natura leveren
zelfstandigheid die met een PGB wordt verkregen, de eigen regie van belang. Bij deze groep
worden vanuit de overheid kwaliteitseisen gesteld. Bij begeleiding vanuit een PGB ligt de
zouden mogelijkheden kunnen zijn voor alternatieve vormen van begeleiding.
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg bij de PGB-houder. Omdat in een groot deel van de gevallen de keuze voor een PGB een gedwongen keuze was, is het de vraag of de
Een deel van de groep heeft complexe problematiek. Het zijn vooral de psychiatrische stoornissen
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit bij de PGB-houder gelegd kan worden.
die de omgang met de cliënten moeilijk maken. Psychiatrische stoornissen zijn niet standaard, bovendien komen verschillende stoornissen en beperkingen vaak samen voor. Er is altijd sprake van stoornissen in het sociale contact, met een grote diversiteit aan symptomen, waarbij de grens tussen normaal en afwijkend vaak onduidelijk is.
34
35
5. Schatting gebruik begeleiding in drie gemeenten
Van de jeugdzorgcliënten is de mate van vertegenwoordiging niet na te gaan, omdat het CIZ hiervan geen gegevens heeft en Bureau Jeugdzorg een andere telling hanteert. Hiervoor wordt
Met de gegevens over het gebruik van de begeleiding in de steekproef kan een begroting voor het
daarom per gemeente een schatting gemaakt op basis van het gemiddelde aantal uren in de hele
gebruik van begeleiding in de totale populatie van de gemeenten worden gemaakt.
steekproef
Voor de totale steekproef (exclusief jongeren met een indicatie van Bureau Jeugdzorg) komen de gemiddelde indicaties niet overeen met die van het CIZ. Dit kan veroorzaakt worden doordat
Uit tabel 12 is verder af te lezen dat er gemiddeld meer individuele begeleiding wordt gebruikt
verschillende groepen niet evenredig vertegenwoordigd zijn in de steekproef en de mate
dan het gemiddelde van de indicatieklasse en dat er minder van groepsbegeleiding en kortdurend
waarin van begeleiding gebruik wordt gemaakt verschilt per groep cliënten met verschillende
verblijf gebruik wordt gemaakt dan de indicatie mogelijk maakt.
hoofdgrondslag. Daarom is voor de schatting van het gebruik van de begeleiding in de populatie een weging gemaakt om voor de verschillen in mate van vertegenwoordiging van de verschillende hoofdgrondslagen te corrigeren. In tabel 12 staan de resultaten. Tabel 12: Gewogen gemiddelden op basis van verdeling grondslag (uren per week)
Steekproef (n=195)
Gebruik individuele begeleiding
Indicatie individuele begeleiding (gemiddelde van indicatieklasse)
Gebruik Indicatie Gebruik groepsgroepskortdurend begeleiding begeleiding verblijf
Indicatie kortdurend verblijf
4,6
4,1
4,9
0,7
CIZ (N=1345) Steekproef zorg in natura (n=71) CIZ zorg in natura (N=760)
3,4 3,9
3,9
5,9
0,5
5 5,4
3,2
6,4 5,6
1,2 0,7
0,7 1,3
Ook de gewogen gemiddelden voor de indicaties komen niet overeen met die van het CIZ. Voor individuele begeleiding en groepsbegeleiding zijn de gemiddelden in de steekproef hoger en voor kortdurend verblijf lager dan in de CIZ-populatie. Blijkbaar zijn cliënten met relatief weinig begeleiding en/of veel kortdurend verblijf ondervertegenwoordigd. Omdat de steekproef geen goede afspiegeling van de populatie is, worden de urenbegrotingen voor de drie gemeenten vermenigvuldigd met de factor waarin de indicatie over- of onderschat is. Daarbij wordt een betrouwbaarheidsinterval aangegeven. De begroting in de bijlage geeft op deze wijze een indicatie van de omvang van de begeleiding voor de drie gemeenten.
36
37
6. Conclusies en aanbevelingen
In die situaties zijn de uren voor individuele begeleiding en persoonlijke verzorging niet altijd goed uit elkaar te houden. Bij cliënten met een PGB die in eigen kring wordt ingevuld zijn de
Om de te verwachten transitie van AWBZ begeleiding naar de gemeente voor te bereiden en een
uren die vanuit de mantelzorg en de uren die vanuit het PGB aan begeleiding worden besteed
kwalitatief goed en doelmatig aanbod te kunnen ontwikkelen heeft Stichting Mienskipssoarch in
niet goed te onderscheiden. Meer in zijn algemeenheid blijkt uit de interviews ook niet dat bij
samenwerking met het bureau Van Toepassing onderzocht hoe de begeleiding momenteel wordt
de begeleiding altijd methodisch wordt gewerkt. Wanneer niet methodisch wordt gewerkt, kan
ingevuld. Hiervoor zijn 126 cliënten met begeleiding vanuit zorg in natura en 119 cliënten met
niet worden vastgesteld of de begeleiding doelmatig is en waar verbeteringspunten liggen.
begeleiding vanuit een PGB geïnterviewd. Eén op de vijf cliënten heeft de vragen zelfstandig beantwoord. In de overige gevallen zijn de vragen beantwoord door de cliënt samen met de
5. In bijna de helft van de situaties waar cliënten een PGB hebben voor individuele begeleiding,
mantelzorger of begeleider samen of alleen door de mantelzorger of begeleider. Onderzocht is hoe
wordt (een deel van) de begeleiding door één of meer mantelzorgers gegeven. Het gaat om
de begeleiding vanuit de AWBZ wordt ingezet, of de begeleiding aansluit bij de behoefte en wat
mensen in de eigen kring, meestal ouders, partner en familie.
aanknopingspunten zijn voor alternatieve invulling van de begeleiding. 6. Voor ouders van jeugdigen met een psychiatrische aandoeningen is het vaak een lange
Conclusies
zoektocht geweest om passende begeleiding te vinden.
1. Tweederde van de cliënten met zorg in natura heeft individuele begeleiding en tweederde van hen maakt gebruik van groepsbegeleiding. Meer dan de helft van deze groep maakt van
7. De keuze voor zorg in natura of PGB wordt niet altijd als keus ervaren. Een deel van de cliënten
beide soorten begeleiding gebruik. Een klein percentage van de cliënten maakt gebruik van
met zorg in natura heeft hierin geen keuze gemaakt maar heeft het advies gevolgd. Een deel
kortdurend verblijf.
van de cliënten met een PGB heeft voor een PGB gekozen omdat er geen passend aanbod in zorg en natura was.
2. Bijna alle cliënten met begeleiding vanuit een PGB hebben individuele begeleiding, vaker dan in de groep met zorg in natura. De groep cliënten met begeleiding vanuit een PGB omvat de
8. Als een positieve keuze wordt gemaakt, kiezen cliënten met zorg in natura voor het gemak en
groep jonge cliënten (jonger dan 18 jaar) met psychiatrische problematiek, geïndiceerd door
de cliënten met een PGB voor de keuzevrijheid in aan te stellen begeleiders. Hiermee kunnen
Bureau Jeugdzorg, en jongere cliënten met een verstandelijke beperking in combinatie met
ze invloed uitoefenen op de invulling van de begeleiding en is vaak meer continuïteit en
psychiatrische problematiek. Deze groepen maken naast de begeleiding gebruik van kortdurend
flexibiliteit mogelijk.
verblijf. 9. De betekenis van de begeleiding is onderzocht door te vragen wat er zou gebeuren als de 3. Het gebruik van individuele begeleiding per cliënt is hoger dan de gemiddelde indicatie. Het gebruik van groepsbegeleiding en kortdurend verblijf ligt lager dan de indicaties.
begeleiding weg zou vallen. De individuele begeleiding of groepsbegeleiding kunnen beiden in de verschillende behoeften voorzien. In de behoefte aan structuur, sociaal contact of ontlasting van de mantelzorg kan bijvoorbeeld worden voorzien door zowel individuele begeleiding als
4. De combinaties met huishoudelijke hulp en vervoer komen vaak voor. Bij cliënten met
door groepsbegeleiding. Maar ook vrijwillige hulp kan op onderdelen mogelijk zijn. Afhankelijk
psychiatrische problematiek is er soms eveneens begeleiding van de GGZ. Beheer van financiën,
van de aard van de problematiek en de situatie kunnen de verschillende begeleidingsvormen
schuldhulpverlening en bewindvoering komt vaak voor bij cliënten met een verstandelijke
passend zijn.
beperking met zorg in natura. Bij cliënten met een lichamelijke aandoening is ook vaak persoonlijke verzorging geïndiceerd.
38
39
10. Vooral de cliënten met een PGB, waarbij vaak minimaal een deel van de begeleiding door
De ervaringen binnen Mienskipssoarch hebben geleerd dat door meer uit te gaan van de behoeften
mantelzorg c.q. ouders wordt gegeven, wordt begeleiding in de eerste plaats gezien als
van de cliënt en zijn eigen mogelijkheden en minder van het standaard aanbod, vaak een beter
mogelijkheid om de mantelzorg te ontlasten. De zorg voor de cliënt vormt een belasting voor
passend aanbod voor de cliënt kan worden geformuleerd en dit leidt tot hogere cliënttevredenheid
de ouders en daarmee voor eventuele andere broertjes en zusjes.
en lagere maatschappelijke kosten.
11. Ruim twintig procent van de cliënten uit beide groepen gaf aan zonder begeleiding niet
Met de transitie van de begeleiding naar de gemeente kan eveneens een kwaliteitsslag gemaakt
zelfstandig (thuis) te kunnen blijven wonen. De begeleiding is niet altijd complex en omvat niet
worden.
altijd zoveel uren, maar is wel essentieel om thuis/zelfstandig te kunnen wonen.
• Ten eerste door integraal naar de problematiek te kijken. Door de behoefte van de cliënt te inventariseren en na te gaan waar professionele inzet bij nodig is en waar additionele inzet
12. De cliënten met een PGB missen vaker iets in de begeleiding dan de cliënten met zorg in natura. In beide groepen gaat het om meer mogelijkheden voor sociaal contact, meer mogelijkheden om naar buiten te gaan, iets te ondernemen. De cliënten met een PGB hebben vaker behoefte aan meer begeleiding om de ontwikkeling beter te kunnen stimuleren of
passend is. • Ten tweede door methodisch te werken, door vast te stellen waar de begeleiding op is gericht en op welke wijze de doelen worden behaald. • Ten derde door verbetering van het aanbod en de inzichtelijkheid van het aanbod.
het gezin meer te ontlasten. De groepsbegeleiding sluit niet altijd goed aan wat betreft samenstelling van de groep en de belasting die het functioneren in de groep teweeg brengt.
Integraal werken Integraal werken, waarbij behoeften op verschillende levensdomeinen in kaart worden gebracht
13. In veel interviews zijn de vragen helemaal of grotendeels door mantelzorgers of begeleiders
en mogelijkheden van zowel professionele als additionele ondersteuning worden benut, begint
beantwoord. Het perspectief van de begeleider of mantelzorger kan verschillen van het
met een goede vraagverheldering en analyse van de mogelijkheden. Zo is een cliënt met niet
perspectief van de cliënt. Wanneer het gaat om kinderen, kan de vraag worden gesteld of in de
aangeboren hersenletsel, waardoor hij snel teveel prikkels krijgt, met een grote behoefte om zijn
situaties waarin ouders de begeleiding invullen de keuze voor de invulling optimaal is voor de
hobby (schilderen) uit te voeren, misschien meer gebaat met een dagbesteding in een kleine groep
ontwikkeling van het kind. Ouders kunnen de begeleiding van hun kind vanuit verschillende
dan in een grote groep. De kleine groep zou mogelijk in een aparte ruimte onder begeleiding van
motieven op zich nemen. Niet alleen omdat er te weinig aanbod is, maar ook omdat zij het
een vrijwilliger kunnen werken en hoeft niet duurder te zijn als een begeleider op afstand meerdere
de taak van de ouder vinden, aannemen dat zij zelf de beste begeleiding kunnen bieden of
vrijwilligers aanstuurt en oproepbaar is voor vragen en calamiteiten.
omdat zij zien dat het kind moeilijk begeleiding van anderen accepteert. Als dan ook blijkt
De ervaring van Mienskipssoarch is daarbij dat cliënten baat hebben bij de gedachte dat als
dat de begeleiding regelmatig zwaar wordt gevonden, is het de vraag of de ouder voldoende
aanvullende hulp nodig is, dit snel kan worden gerealiseerd. Hierdoor kan de zorg en ondersteuning
afstand kan nemen om goede keuzes te maken. Juist de combinatie van onvoldoende passend
laag worden ingezet en onnodige inzet van professionals worden voorkomen. Dit pleit ervoor de
aanbod, niet methodische afweging wat professioneel moet en wat additioneel kan en het niet
voorkant van de (toekomstige) uitvoeringsorganisatie van de Wmo zodanig in te richten dat er snel
methodisch werken lijkt een onvoldoende doelmatige inzet in de hand te werken.
zicht is op de vraag, zodat bij complexere problematiek direct doorgeleid kan worden naar de juiste indicatiefunctionaris met de relevante deskundigheid.
Aanbevelingen
Specifiek voor de PGB’s wordt aanbevolen een kwaliteitsslag te maken door de indicatiefunctionaris
Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan nagedacht worden over het creëren van
vast te laten stellen of (onderdelen van) de begeleiding door een professional moet worden
alternatieve mogelijkheden voor de begeleiding van cliënten.
uitgevoerd of door mantelzorg cq vrijwilligers kunnen worden gedaan.
40
41
Methodisch werken
Gezien het aantal cliënten met een PGB voor wie de PGB een gedwongen keus was, zouden
Als er sprake is van professionele inzet is het van belang dat er methodisch gewerkt wordt. Hier ligt
zorgaanbieders, gestimuleerd door zorgverzekeraars, het aanbod zorg in natura moeten uitbreiden
een opgave voor zorgaanbieders.
met organisatievormen voor de begeleiding die voldoende continuïteit en flexibiliteit voor de
De situatie van de cliënt ontwikkelt zich, omstandigheden kunnen veranderen, evenals de
doelgroep biedt.
ondersteuningsmogelijkheden. Steeds opnieuw moet worden beoordeeld welke doelen te bereiken zijn, wat de (nieuwe) behoefte is, of aan de behoefte wordt voldaan en of er nieuwe
Kanteling
mogelijkheden voor ondersteuning zijn. Kunnen de jongemannen met een licht verstandelijke
De binnen de Wmo ingezette kanteling beoogt sociale participatie binnen maatschappelijk
beperking bijvoorbeeld met begeleiding ook hun eigen huis schoonmaken? Door middel van
aanvaardbare kosten. Van denken in beperkingen naar denken in mogelijkheden. Simpel wat kan
evaluatiemomenten tussen zorgverlener en cliënt kan de voortgang van de gemaakte afspraken
en professioneel wat moet. De regie ligt zoveel mogelijk bij de cliënt. De cliënt kan de regie op
gevolgd worden en kan het aanbod (indien nodig) worden aangepast. Dit vraagt een flexibele
zich nemen als er keuzemogelijkheden zijn en deze ook inzichtelijk zijn. Iedereen moet meedoen
organisatie van het aanbod waarin ruimte is voor maatwerk.
en dat vraagt van professionals om over hun eigen mogelijkheden heen te kijken naar oplossingen voor vragen, goed samen te werken met de rond de cliënt betrokken aanbieders van zorg, welzijn,
Aanbod: simpel waar het kan
wonen en dienstverlening. De kanteling is dus van toepassing op iedereen. De gemeente, de
Goed luisteren naar de cliënt, kijken naar wat hij zelf nog kan en kan organiseren en simpel
zorgverzekeraar, de aanbieder, de individuele medewerker en ook de cliënt hebben met elkaar een
oplossen wat simpel kan, maakt dat minder geproblematiseerd wordt en er minder professionele
verantwoordelijkheid in het goed benutten van de schaarse middelen.
zorg nodig is. Dat betekent dat gekeken kan worden of er onderdelen van de begeleiding door vrijwilligers of mantelzorg kunnen worden vervuld. De cliënt met een psychiatrische stoornis die
Vervolgonderzoek
niet durft te koken omdat zij bang is dat de afzuigkap ontploft, maar wel in staat is bij de WSW te
De problematiek van de jeugdigen tot 18 jaar met een psychiatrische stoornis is niet alleen
werken, kan gevraagd worden of ze geholpen is met een vrijwilliger die haar helpt met koken. De
complex in de aard van de stoornissen, maar ook in de aard van de zorg, behandeling en
cliënt met een lichamelijke beperking, waaronder problemen met het spreken, en die hulp nodig
begeleiding. Er zijn diverse hulpverleningstrajecten, ondersteuningstrajecten op school en voor
heeft bij het op orde houden van de administratie en het regelen van zaken met instanties kan
vrijetijdsbesteding en ondersteuningsmogelijkheden voor ouders die in dit onderzoek onvoldoende
mogelijk eveneens gebruik maken vrijwillige ondersteuning.
in onderlinge samenhang zijn geanalyseerd. Ook met het oog op de decentralisatie van de
Het verbinden van mogelijkheden is de essentie van het creëren van iets nieuws. Vrijwillige
jeugdzorg zou vervolgonderzoek naar deze cliëntengroep wenselijk zijn. De steekproef zou
inzet is niet altijd passend, omdat in veel situaties continuïteit nodig is die vrijwilligers vaak niet
uitgebreid kunnen worden en de vragenlijst aangepast om dieper in te gaan op de vraag hoe ouders
kunnen bieden. De vraag is hoe de additionele ondersteuning beter georganiseerd kan worden.
van deze kinderen beter ondersteund kunnen worden met zowel professioneel als additioneel
Door teams van vrijwilligers samen te stellen is hiervoor mogelijk een oplossing te vinden. De
aanbo
vrijwilliger kan ook iemand zijn die geen werk heeft maar wel graag betekenis wil geven aan zijn eigen dagpad. Het gaat dan dus om een team met beschikbare mensen die een bijdrage leveren aan de maatschappij. Indien de transities uit de AWBZ naar de Wmo een feit worden, bieden deze ontwikkelingen kansen. Daarnaast is het aan te bevelen dat gemeenten en zorgverzekeraars het aanbod goed in beeld brengen om cliënten met een PGB te ondersteunen in het zoeken naar passende begeleiding.
42
43
Bijlagen: Schatting gebruik begeleiding in populatie van drie gemeenten Hieronder staat de schatting voor het totale gebruik van begeleiding in de drie gemeenten op basis van de steekproef en gegevens van het CIZ op peildatum 1-1-2012. In de volgende tabel staan de schattingen voor de drie gemeenten apart, naar rato van het aantal cliënten dat begeleiding heeft. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat er 95% kans is dat het werkelijke gebruik binnen de aangegeven marges valt. Schatting gebruik begeleiding voor totaal drie gemeenten Aantal uren individuele begeleiding per week
Aantal dagdelen groepsbegeleiding per week
Aantal dagen kortdurend verblijf per week
Totaal aantal ZIN en PGB
n=1.045
n=550
n=110
Gewogen gemiddelde
4
4,9
0,5
Totaal in populatie
3.987
2.226
90,1
95% betrouwbaar-heidsinterval
3.599 – 4.375
1.956 – 2.496
53,7 – 126,5
Totaal aantal ZIN
n=560
n=355
n=15
Totaal in populatie
2.153
1.447
12,6
Totaal aantal PGB excl. indicaties Bureau Jeugdzorg
n=485
n=195
n=95
Totaal in populatie
1.834
779
77,4
Totaal aantal PGB indicaties Bureau Jeugdzorg (niet in CIZ gegevens)
schatting totaal: n=179
schatting totaal: n=131
schatting totaal: n=90
Ongewogen gemiddelde in steekproef
4,9
1,7
0,7
Totaal in populatie
877
223
63
Aantal uren individuele begeleiding per week
Aantal dagdelen groepsbegeleiding per week
Aantal dagen kortdurend verblijf per week
Totaal in populatie (excl. jeugdzorg)
3.987
2.226
90
Totaal Boarnsterhim: 225 cliënten; 17%
678
378
15
Totaal Heerenveen: 745 cliënten; 55%
2.193
1.224
50
Totaal Opsterland: 385 cliënten; 28%
1.116
623
25
Schatting gebruik begeleiding per gemeente
44
45
Colofon Juli 2012 Stichting Mienskipssoarch www.mienskipssoarch.nl van Toepassing onderzoek en beleidsadvies www.vantoepassing.nl Subsidiënten: Gemeente Heerenveen Gemeente Opsterland ZuidOostZorg Friese Wouden Caleidoscoop Timpaan Welzijn Meriant Talant Frieslab Provincie Friesland Gemeente Leeuwarden Gemeente Sud West Friesland Gemeente Boarnsterhim Opmaak/ontwerp: On the Job www.onthejob.nl
46
Hoe kom ik in contact met Mienskipssoarch? Algemeen telefoonnummer:
(0566) 625 151 Wij zijn bereikbaar op werkdagen van 9.00 uur tot 17.00 uur
[email protected] www.mienskipssoarch.nl Stichting Mienskipssoarch Tsjerkebuorren 109 8495 KG Aldeboarn