Het evacuatieproces binnen de VNOG nader beschouwd Natuurbranden en overstromingen
auteurs:
H. Kreulen S. Eising
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Het evacuatieproces binnen de VNOG nader beschouwd Afstudeeronderzoek naar het evacuatieproces bij natuurbranden en overstromingen binnen de gemeenten van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland
Auteurs:
H. Kreulen S. Eising
Organisaties:
Saxion Hogeschool Academie Bestuur & Recht Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland Regionale brandweer Afdeling Risicobeheersing
Plaats, jaar:
Apeldoorn, 2010
Opleiding:
Integrale Veiligheidskunde
Opdrachtgever:
Drs. A.T.W. van Gulik, Hoofd afdeling risicobeheersing brandweer VNOG
Schoolcoach:
Drs. C.L. Kiffen
Versie:
Definitief
Datum:
14 januari 2011
2
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
Samenvatting Door de klimaatsverandering wordt het steeds warmer. Hierdoor komen periodes van grote droogte steeds vaker voor, maar ook de zeespiegel stijgt door smeltend ijs. Door deze ontwikkelingen komen ook in Nederland vaker natuurbranden voor zoals de natuurbrand bij Schoorl in 2009 maar ook overstromingen zoals de dijkdoorbraak bij het Utrechtse dorp Wilnis in 2003 en de dreiging van het hoge water in Limburg. Daarnaast recreëren burgers vaak op plaatsen die in een risicogebied liggen. Hierbij valt te denken aan de Veluwe met al zijn bossen of campings langs een rivier. Om een ramp van een dergelijk omvang te kunnen bestrijden, moeten meerdere partijen samenwerken. De bestrijding van een ramp bestrijding kan alleen goed plaats vinden als er een samenspel is tussen de drie primaire hulpverleningsdiensten: politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en de gemeenten. Gemeenten en hulpdiensten hebben op basis van wetgeving de verplichting om zich voor te bereiden op een ramp die zich binnen de gemeente kan voordoen. In de oude wetgeving Wet Rampen en Zware Ongevallen was de gemeente belast met de voorbereiding hierop. Met de nieuwe Wet veiligheidsregio’s krijgt de veiligheidsregio een wettelijke verankering. De veiligheidsregio wordt belast met de beheersing van rampen en crises. Zij blijft functioneren als verlengd lokaal bestuur. De gemeentebesturen blijven verantwoordelijk voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Om inzicht te krijgen in hoe gemeenten hiermee omgaan en zijn voorbereid op een grootschalige evacuatie hebben wij door middel van literatuuronderzoek, deskresearch en interviews onderzoek gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten maar mondjes maat zijn voorbereid op een grootschalige evacuatie. Gemeenten hanteren de wettelijke verplichtingen door de deelplannen in te vullen. Op een enkele gemeente na wordt er nauwelijks geoefend. Gemeenten leunen op de hulpdiensten in de verwachting dat zij het wel doen. Ook op het punt van risicocommunicatie, een wettelijke verplichting, wordt er weinig gedaan. Gemeenten weten niet hoe de burgers zijn voorbereid en of zij bewust zijn van het gevaar van een natuurbrand of een overstroming. Hoewel gemeenten bewust zijn van de risico’s en de wil om samen te werken er misschien wel is gebeurt het niet tot nauwelijks. Samenwerking en afstemming binnen en buiten de keten is de oplossing om deze problemen te voorkomen. Door in het gemeentelijk beleid meer aandacht te besteden aan de rampbestrijding, hierin bestemmingsplannen rekening mee te houden en beleid te maken richting recreatiebedrijven zal een eventuele evacuatie beter verlopen. Voorop staat wel dat risico’s richting de burger moet worden gecommuniceerd.
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Voorwoord van de auteurs Voor u ligt het onderzoek waarin het evacuatieproces binnen de Veiligheidsregio Noord- Oost Gelderland (VNOG) nader wordt beschouwd. Harry Kreulen en Sandra Eising hebben naar dit onderwerp de afgelopen 15 weken onderzoek gedaan. Deze scriptie is een onderdeel van het afstudeeronderzoek van de opleiding Integrale Veiligheidskunde van Saxion Hogescholen. Het onderzoek heeft geresulteerd in dit rapport. Het onderzoek richt zich op de huidige stand van zaken binnen de gemeenten betreffende het evacuatieproces bij natuurbranden en overstromingen. Binnen de VNOG heerst onduidelijkheid over de rol van de gemeenten bij een grootschalige evacuatie en de wijze waarop de gemeenten hierop zijn voorbereid. Het doel van het onderzoek is om te kijken in hoeverre de gemeenten binnen de VNOG voorbereid zijn op grootschalige evacuaties en of er eventuele verbeterpunten zijn om het proces in de toekomst beter te laten verlopen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de VNOG. Hiervoor verlenen zij alle medewerking. Om een beeld te vormen van de huidige stand van zaken worden interviews gehouden met AOV'ers van de verschillende gemeenten binnen de VNOG. Op het moment van schrijven is er een wetswijziging van kracht gegaan. Hierbij is de Wet Rampen en Zware ongevallen komen te vervallen en is de Wet op de Veiligheidsregio’s van kracht gegaan. Tijdens het onderzoek hebben wij gebruik gemaakt van de ‘’oude rampenplannen’’ zoals deze vermeld staan in de WRZO. De nieuwe regionale plannen zijn nog niet in gebruik, hierdoor hebben wij tijdens het onderzoek alleen kunnen beschikken over de rampenplannen. Wij willen Allard van Gullik Hoofd van de afdeling Risicobeheersing brandweer VNOG bedanken voor zijn tijd, inzet en begeleiding. Daarnaast bedanken wij de AOV'ers van de verschillende gemeenten die ons te woord hebben gestaan. Speciale dank gaat verder uit naar Mike Mulder van de afdeling Risicobeheersing brandweer VNOG, Corine Stokhof van het Veiligheidsbureau en Gert Lokhorst van de politie, voor hun bijdrage en het aanleveren van materiaal waarmee wij deze opdracht hebben kunnen voltooien. Naast alle bovenstaande personen die ons hebben geholpen en bijgestaan, willen wij onze families, ouders en vrienden bedanken voor de ruimte, de steun en de mogelijkheid om bijna 4 jaar naast ons werk met deze studie bezig te mogen zijn. Apeldoorn, januari 2011, Harry Kreulen Sandra Eising
4
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Inhoud Inhoud.............................................................................................................................................. 5 1. Inleiding ....................................................................................................................................... 7 2. Achtergronden ........................................................................................................................... 10 2.1 Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland ......................................................................... 10 2.2 De Gemeente ....................................................................................................................... 11 2.3 Welke gemeentelijke processen zijn van belang tijdens het grootschalig evacueren? ........ 11 2.3.1 Relaties met andere processen ..................................................................................... 12 2.4 Taken en verantwoordelijk heden van de gemeenten tijdens een evacuatie ...................... 12 2.4.1 Wettelijk kader .............................................................................................................. 13 3. Onderzoeksopzet en Methode .................................................................................................. 18 3.1 Aanleiding ............................................................................................................................ 18 3.2 Probleem- en doelstelling .................................................................................................... 18 3.3 Het onderzoek...................................................................................................................... 19 3.4 Projectgrenzen ..................................................................................................................... 20 3.5 Onderzoeksmethoden ......................................................................................................... 20 3.5.1 Literatuurstudie ............................................................................................................ 20 3.5.2 Bronvermelding............................................................................................................. 21 3.5.3 Diepte interviews .......................................................................................................... 21 3.5.4 Overige methoden ........................................................................................................ 21 3.6 Kwaliteit ............................................................................................................................... 21 3.7 Definities .............................................................................................................................. 23 4. Risicogebieden ........................................................................................................................... 24 4.1 Welke gemeenten binnen de VNOG lopen een risico op natuurbrand? .............................. 24 4.2 Welke gemeenten binnen de VNOG lopen een risico op een overstroming? ...................... 24 5. Hoe zou het evacuatieproces eruit moeten zien ....................................................................... 26 5.1 Hoe zouden de gemeenten zich moeten voorbereiden op grootschalige evacuaties? ........ 26 5.2 Inventarisatie van de aanwezige risico’s. ............................................................................. 28 5.3 risicocommunicatie naar de burgers. ................................................................................... 29 5.4 Verplichting tot oefenen ...................................................................................................... 29 6. De huidige situatie ..................................................................................................................... 31 6.1 Hoe zijn de gemeenten op dit moment voorbereid op grootschalige evacuatie? ............... 31 6.2 In hoeverre zijn de gemeenten zich bewust van het risico dat ze lopen? ............................ 33 6.3 Wat wordt op dit moment binnen de gemeente gedaan aan risicocommunicatie? ............ 33 6.5 Causaal veldmodel ............................................................................................................... 35 7. Conclusies .................................................................................................................................. 37 5
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
8. Aanbevelingen ........................................................................................................................... 39 Bibliografie ..................................................................................................................................... 41 Bijlagen .......................................................................................................................................... 45 Bijlage 1 Afkortingen en begrippen ........................................................................................ 45 Bijlage 2 Activiteitenschema’s gemeentelijke processen ....................................................... 46 Bijlage 3 Rampenbestrijdingsprocessen ................................................................................. 61 Bijlage 4 Overzicht van gemeenten die een risico lopen ........................................................ 62 Bijlage 5 Vragenlijst interview ................................................................................................ 63 Bijlage 6 Uitwerking interviews .............................................................................................. 66 Bijlage 7 Taken gemeente bij overstromingen en dijkdoorbraak ........................................... 70 Bijlage 8 Deelkaarten uit het boek Risico-index Natuurbranden Veluwe en achterhoek 20062008 ....................................................................................................................................... 71 Bijlage 9 kaart overstromingsrisico ....................................................................................... 75
6
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
1. Inleiding Door de klimaatsverandering wordt het steeds warmer. Hierdoor komen periodes van grote droogte steeds meer voor, maar ook de zeespiegel stijgt door smeltend ijs. Door deze ontwikkelingen komen ook in Nederland vaker natuurbranden voor, maar ook overstromingen zoals de dijkdoorbraak bij het Utrechtse dorp Wilnis in 2003 en de natuurbrand bij Schoorl in 2009. Daarnaast recreëren burgers vaak op plaatsen die in een risicogebied liggen. Hierbij valt te denken aan de Veluwe met al zijn bossen of campings langs een rivier. Om een ramp effectief te kunnen bestrijden, moeten meerdere partijen samenwerken. De bestrijding van een ramp gebeurt in de eerste plaats in een samenspel tussen de drie primaire hulpverleningsdiensten: politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening. Daarnaast spelen gemeenten een belangrijke rol, bijvoorbeeld op het gebied van de opvang en verzorging van slachtoffers, de registratie van slachtoffers, informatieverstrekking aan verwanten en de publieksvoorlichting. Gemeenten zijn een belangrijk en onmisbaar onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie. De Inspectie beschouwt de gemeenten als een volwaardige ‘vierde hulpverleningskolom’. Het is hierbij van belang dat de gemeentelijke organisatie aansluit op de operationele hoofdstructuur. De gemeentelijke organisatie dient zich samen met de regionale rampenbestrijdingsorganisatie te ontwikkelen, zodat kwaliteit in de toekomst geboden kan worden. Daarnaast kunnen, afhankelijk van de aard, de omvang en de locatie van het incident andere partijen worden betrokken. De samenwerking tussen de verschillende partijen op het gebied van overstromingen en natuurbranden begint steeds meer vorm te krijgen. Zo is in 2009 is de Pilot Zelfredzaamheid bij natuurbranden- Veluwe uitgevoerd door de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (VNOG) in nauwe samenwerking met de gemeenten Epe en Nunspeet en andere organisaties. De doelen van de pilot waren de versterking van de capaciteiten van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties op het gebied van zelfredzaamheid en burgerparticipatie bij natuurbranden op de Veluwe. Op het gebied van overstromingen werken de drie Gelderse veiligheidsregio’s gezamenlijk aan de verbetering van hun evacuatieplannen. (Vreugdenhil & van Haaren, 2009). Dit onderzoek richt zich op de huidige stand van zaken binnen de gemeenten betreffende het evacuatieproces bij natuurbranden en overstromingen. Binnen de VNOG heerst onduidelijkheid over de rol van de gemeenten bij een grootschalige evacuatie en de wijze waarop de gemeenten hierop zijn voorbereid. Met dit onderzoek willen wij hier een antwoord op proberen te geven.
Ter verduidelijking volgen een aantal artikelen met berichten over natuurbranden en overstromingen die zich de afgelopen jaren in Nederland voor hebben gedaan.
7
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
SCHOORL De grote natuurbrand bij Schoorl is onder controle. Dat heeft Brandweercommandant Robin Burgering bevestigd. Er is nog wel vuur en veel rook, maar de brand levert geen gevaar meer op voor het dorp. In Schoorl zijn in de loop van de middag en avond 550 mensen geëvacueerd. Onbekend is nog of zij vanavond weer naar huis terug kunnen, gezien de rookontwikkeling. Burgemeester Hetty Hafkamp denkt daar om 22.30 uur uitsluitsel over te kunnen geven. Belangrijk daarbij is vooral de positie van de 59 bejaarden die uit verzorgingstehuis Hoog Duinen zijn geëvacueerd. Directeur Didier Doomen van hoog Duinen heeft laten weten dat in ieder geval de ziekere bewoners in verpleeghuis Oudtburgh zullen blijven slapen. Er zijn 45 bedden geplaatst in de dagverblijven. Iedereen in Schoorl wordt dringend geadviseerd ramen en deuren gesloten te houden. Wel heeft de brandweer aangegeven dat de rook niet langer giftig is. In het gebied is een noodverordening afgekondigd. Dat betekent dat mensen die toch nog in de ontruimde straten verblijven, kunnen worden verwijderd. Er is de hele nacht bewaking, ook als de bewoners toch terug zouden mogen. Blijft u weg Op een persconferentie deed loco-burgemeester Else Trap een dringend beroep op iedereen om uit het getroffen gebied weg te blijven, om zo de hulpdiensten vrij baan te geven. De brand ontstond rond 13.00 uur bij het Vogelmeer, aanvankelijk als heidebrand. Later sloeg het vuur over naar het bos. Er was in totaal sprake van drie brandhaarden: bij de Zwarte Blink, de Muizenweg en het Vogelmeer. Transporthelikopter Defensie ingezet De brandweer is met groot materieel uitgerukt, maar heeft grote moeite het vuur onder controle te krijgen. Groot probleem is dat er in het gebied te weinig water is en er een stevige wind staat richting het dorp. Achttien eenheden proberen met alle moeite de brand in te kapselen. Ook is een transporthelikopter van het ministerie van Defensie ingezet, die met een bluszak water op het vuur stort. Dat liep vertraging op, omdat de zak van de helikopter viel en weer opnieuw moest worden aangehaakt. Publieksinformatie Dringend wordt ontraden richting het crisisgebied te gaan. Het belemmert hulpverleners in grote mate. De gemeente Bergen heeft een publieksinformatienummer opengesteld: 072 - 888 00 00.
14 januari 2011
Woonwijk in Wilnis staat blank door dijkbreuk Een woonwijk van het Utrechtse dorp Wilnis is onder water komen te staan door een dijkbreuk. Zo'n 1500 tot 2000 mensen zijn geëvacueerd. Een aantal van hen is naar opvangcentra overgebracht. Afgesloten Het water zette een groot deel van de wijk Veenzijde blank en liep op veel plaatsen de huizen in. De wijk is afgesloten. Afdammen De brandweer is bezig de Ringvaart op drie plaatsen af te dammen. Pas daarna kan de dijk worden gerepareerd. Die is over een lengte van 60 meter weggespoeld. Drooggevallen De Ringvaart in Wilnis is bijna droog gevallen. Kleine en middelgrote bootjes liggen op het droge. Ook zijn enkele woonboten droog komen te liggen. Getroffen buurtbewoners, die al even naar hun woning zijn teruggekeerd, zeggen dat het water in de wijk alweer ongeveer 25 centimeter is gezakt. Scheuren Omdat het water in de Ringvaart weg is, ontstaan in de berm en ook in de straat ernaast veel scheuren. Het gaat soms om scheuren van bijna een meter.
Bron RTL nieuws.nl dinsdag 1 8 augustus 2003
Bron RTV Noord Holland 28 augustus 2009
1 2
2
rtlnieuws, (2003). Woonwijk in Wilnis staat blank door dijkbreuk. Rtv Noord Holland. Natuurbrand onder controle.
8
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Leeswijzer Dit stuk beschrijft het uitgevoerde onderzoek naar de voorbereiding van gemeenten tijdens grootschalige evacuatie bij natuurbranden en overstromingen binnen de VNOG. Het stuk begint met een inleiding op het onderzoek. Daarna worden de verschillende achtergronden uitgediept. Wat houdt de VNOG in? Welke gemeentelijke processen spelen een rol tijdens een evacuatie en wat houden deze processen in? Hebben ze ook een relatie met andere processen binnen de rampenbestrijding? Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten? Tevens wordt in dit hoofdstuk het wettelijk kader beschreven. Wat staat er nu in wetgeving over voorbereiding op grootschalige evacuatie en hoe is de gemeentelijke organisatie georganiseerd tijdens een ramp? In hoofdstuk 3 wordt een uitleg gegeven over de opbouw van het onderzoek. Hierin komen de doelstelling en de probleemstelling van het onderzoek naar voren evenals de onderzoeksvragen. Ook wordt ingegaan op de vraag hoe de kwaliteit van het onderzoek wordt gewaarborgd. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de vraag welke gebieden binnen de VNOG een risico lopen op een natuurbrand of overstroming. Daarnaast is het voor dit onderzoek van belang dat zich in het meest risicovolle gebied grote groepen mensen bevinden die bij een eventuele natuurband of overstroming geëvacueerd dienen te worden. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het gemeentelijke evacuatieproces eruit zou moeten zien. Voor het schrijven van dit hoofdstuk zijn een aantal criteria gesteld die weergeven wat in wetgeving, regels en andere belangrijke documenten staat beschreven over het evacuatieproces en de voorbereiding hierop. Hoofdstuk 6 gaat over de huidige situatie binnen de gemeenten. Hoe zijn de gemeenten op dit moment voorbereid op een grootschalige evacuatie? Zijn de gemeenten zich bewust van het risico dat ze lopen en wat wordt er binnen de gemeenten gedaan aan risicocommunicatie? Daarnaast wordt door middel van een causaal veldmodel duidelijk gemaakt wat de oorzaak/gevolg relaties zijn op de wijze van voorbereiding. In de laatste twee hoofdstukken volgen de conclusies en aanbevelingen. In de conclusies en aanbevelingen worden bevindingen die tijdens het onderzoek naar voren zijn gekomen, omschreven en wordt er antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. Daarnaast hebben we een aantal potentiële oplossingen bedacht om het evacuatie proces in de toekomst te kunnen verbeteren. Achterin dit rapport zijn bijlagen opgenomen waarnaar in het rapport verwezen wordt.
9
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
2. Achtergronden 2.1 Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland Een veiligheidsregio is in Nederland een gebied waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en handhaving van de openbare orde en veiligheid.3 Voor de indeling van de veiligheidsregio’s wordt dezelfde indeling aangehouden als de indeling van de politieregio’s. Nederland kent hierdoor 25 veiligheidsregio’s. De veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland vormt een van deze 25 veiligheidsregio’s.
Organisatieschets veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland Op 9 februari 2010 is de Wet veiligheidsregio’s door de Eerste Kamer aangenomen en op 11 februari 2010 is deze wet door de Koningin ondertekend. Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's in werking getreden. Deze Wet heeft als centraal doel de rampenbestrijding en crisisbeheersing te verbeteren. Dit wordt gerealiseerd door de brandweerzorg, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), de rampenbestrijding, crisisbeheersing en de politie op regionaal niveau bijeen te brengen (Eerste Kamer, 2010). Er worden 25 veiligheidsregio’s opgericht waarin hoofdzakelijk de regionale brandweer en GHOR gaan samenwerken. Door middel van convenanten gaan deze twee partijen samenwerken met de al bestaande politieregio’s. In 2004 is de Veiligheidsregio NOG ontstaan die bestaat uit 22 gemeenten die samenwerken in zes clusters. (zie figuur 1). De gemeenten werken samen op grond van een gemeenschappelijke regeling. In het werkgebied wonen op een oppervlakte van een kleine 3.000 km2 circa 810.000 mensen. De gemeenten van de regio hebben hun samenwerking destijds vastgelegd in de ‘Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland’ (VNOG, 2004). In deze regeling zijn afspraken vastgelegd om de regionale samenwerking tussen gemeenten op het gebied van de hulpverlening te structureren.
Figuur 1
Bron: Website VNOG
3
Rijksoverheid (2010). Wat is een veiligheidsregio?.
10
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
2.2 De Gemeente In artikel 2 van de Wet rampen en Zware ongevallen is vastgelegd dat het College van Burgemeesters en Wethouder is belast met het opstellen van een rampenplan voor de gemeente. 4 Naast het rampenplan dient de gemeente een inventarisatie te maken van de risico’s die zich voor kunnen doen binnen de gemeente. De gemeente is voor deze risico’s verplicht een rampenbestrijdingsplan op te stellen. Tijdens een ramp heeft de burgemeester het opperbevel, maar wordt hierbij ondersteund door een team van deskundigen. Per 1 oktober 2010 is de wet op de veiligheidsregio’s in werking getreden waardoor het een en ander binnen de rampenbestrijding gaat veranderen.
2.3 Welke gemeentelijke processen zijn van belang tijdens het grootschalig evacueren? In de rampenbestrijding zijn verschillende taakprocessen (deelplannen) beschreven. Ook de gemeente heeft een aantal procesverantwoordelijkheden binnen de rampenbestrijding. De procesverantwoordelijke van de gemeente is de burgemeester. De gemeente houdt zich binnen de rampenbestrijding bezig met bevolkingszorg. Bij een grootschalige evacuatie is een aantal processen voor de gemeente van belang. Hieronder wordt per proces kort beschreven wat het doel is. Bij elk proces hoort een activiteitenschema. Deze beschrijft taken, activiteiten en verantwoordelijkheden. Het activiteiten schema per proces is terug te vinden in bijlage 2. De volgende processen vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente: (Geveke, Huizing, Stijger, Sybrabdi, & Temme, 2008)
4
Voorlichten en informeren; Het bewust geven van hulp door informatie, gericht op doelgroepen die bedreigd worden of zich mogelijk bedreigd voelen door een dreigende ramp of een feitelijke rampsituatie. De volgende voorlichtingsaspecten dienen te worden behandeld: Maatregelen die men moet nemen om de schadelijke gevolgen te beperken; De te volgen gedragslijn; De stand van zaken met betrekking tot voortgang van de hulpverlening; Het begeleiden van de terugkeer naar de normale situatie.
Opvangen en verzorgen; Het doel van dit deelplan is het opvangen van dakloze evacues en behandelde gewonden inclusief dieren, voor een periode dat de getroffenen nog niet naar hun huizen terug kunnen keren. Onder opvang en verzorgen wordt verstaan: het verschaffen van (tijdelijke) onderdak, voeding, drinken, kleding en psychosociale zorg
Registreren; Het verzamelen, groeperen en verifiëren van informatie over slachtoffers, evenals het verstrekken van algemene informatie aan de (Coördinerend) Burgemeester en het Gemeentelijk (of Regionaal) Beleidsteam. Via dit team komt deze informatie beschikbaar voor het actiecentrum voorlichting ten behoeve van het publiek en de pers en zij die bij de hulpverlening zijn betrokken.
Stichting Adviesgroep Bestuursrecht, (2010). WET RAMPEN EN ZWARE ONGEVALLEN.
11
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Voorzien in primaire levensbehoeften Het voorzien van tijdelijke huisvesting, voeding en dergelijke aan gedupeerden ten tijde van en na afloop van een ramp. Hierbij moet gedacht worden aan maatregelen met betrekking tot: Tijdelijke/vervangende huisvesting; Voedselvoorziening inclusief distributie; Gasvoorziening; Drinkwatervoorziening; Elektriciteitsvoorziening
2.3.1 Relaties met andere processen De gemeentelijke processen dienen aan te sluiten op de processen van de andere hulpdiensten. De bovengenoemde processen van de gemeente overlappen en hebben een duidelijke relatie met de processen van de hulpverlening. De relatie is aangegeven in de deelplannen van zowel de gemeente als de politie, brandweer en de GHOR. Daarnaast zijn er afspraken en convenanten met andere overheden. 5 De volgende processen hebben een relatie met de processen op het gebied van grootschalige evacuatie. Een uitgebreide beschrijving per proces is terug te vinden in het handboek voorbereiding rampenbestrijding. Processen van de politie: Ontruimen en evacueren; Verkeer regelen; Afzetten en afschermen; Begidsen. Processen van de brandweer: Verzorging logistiek rampenbestrijdingspotentieel; Verbindingen. Processen van de GHOR: Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen; Psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen.
Alle bovenstaande processen hebben een relatie met de processen van de gemeente tijdens een grootschalige evacuatie. De processen staan niet los van elkaar, maar sluiten aan of overlappen elkaar.
2.4 Taken en verantwoordelijk heden van de gemeenten tijdens een evacuatie Tijdens een grootschalige evacuatie heeft de gemeente een aantal belangrijke taken en verantwoordelijkheden. Hierdoor is de gemeente een belangrijke keten tijdens het evacuatieproces. Zo heeft de burgemeester de eindverantwoordelijkheid. Hij bepaalt bijvoorbeeld wanneer er geëvacueerd wordt. In deze paragraaf komen de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente aan bod.
5
Waterschap Rijn en IJssel, Homepage Rijn en IJssel, (2007). Nauwere samenwerking Veiligheidsregio Noord- en OostGelderland en waterschap.
12
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
2.4.1 Wettelijk kader Een ramp kan zich altijd voordoen, ook in een land als Nederland. Dit besef is er ook bij de Nederlandse samenleving. Een goede organisatorische voorbereiding is van essentieel belang voor partijen om adequaat te kunnen handelen bij een eventuele (natuurbrand, overstroming) ramp. Dit beperkt slachtoffers en schade. Om dit te bewerkstelligen heeft de overheid een aantal wetten in het leven geroepen. Deze wetgeving is vastgelegd in diverse lagen van de overheid zoals gemeenten, provincies en waterschappen. Vanaf halverwege de jaren zeventig dienen gemeenten bijvoorbeeld over een rampenplan te beschikken. Dit werd neergelegd in de Wet rampenplannen, later opgevolgd door de meer uitgebreide Rampenwet van 1985.6 In eerste instantie lag de voorbereiding vooral bij het lokale bestuur. Via de Wet gemeenschappelijke regelingen word de samenwerking tussen openbare instanties zoals gemeenten, provincies en waterschappen geregeld. Per 1 oktober 2010 is de inventarisatie van risico’s en voorbereiding op rampen ondergebracht bij de Veiligheidsregio’s. Hieronder wordt beschreven aan welke wetgeving de gemeenten zijn gebonden met betrekking tot de voorbereiding op rampen.
Wet rampen en zware ongevallen (Vervallen m.i.v. 1 oktober 2010) 7 De Wet rampen en zware ongevallen (WRZO) omvat artikelen over onder meer rampenplannen, rampenbestrijdingsplannen, provinciale coördinatieplannen en het verlenen van bijstand. Het doel van de WRZO is het inventariseren van risico’s binnen de gemeente en een goede voorbereiding op deze risico’s. Eén van deze risico’s kan zijn de kans op een natuurbrand of een overstroming. De WRZO biedt het wettelijk kader voor: De bevoegdheden en taken van de diverse bestuursorganen bij de bestrijding van een ramp of zwaar ongeval; De voorbereiding op de rampenbestrijding; De inhoud van de wettelijke planfiguren (rampenplan, rampenbestrijdingsplan en provinciaal coördinatieplan) in het kader van de rampenbestrijding; Rampenbestrijding in buitengewone omstandigheden; en Rijksbijdragen aan gemeenten in de kosten van de bestrijding van een ramp of zwaar ongeval. Buiten de diverse bestuursorganen spelen ook de operationele diensten een rol in de rampenbestrijding. Dit zijn voornamelijk de brandweer, geneeskundige organisaties en de politie. Deze diensten hebben hun eigen regelingen, waaronder de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Politiewet 1993. 8 Het geheel aan wetgeving dat bij rampen en zware ongevallen van toepassing kan zijn, is daarmee verspreid over een groot aantal wettelijke bepalingen en andere voorschriften. Volgens artikel 1 van de Wet Rampen en zware ongevallen moet onder een ramp of zwaar ongeval worden verstaan een gebeurtenis: waardoor ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad en; waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Omdat deze gebeurtenissen erg verschillend zijn is er een onderverdeling gemaakt naar ramptypen. Deze zijn vastgelegd in het handboek Leidraad maatramp en de Leidraad operationele prestaties.
6
NIFV, (2008) Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding. Overheid.nl. (2010), wet en regelgeving. 8 NIFV, (2008) Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding. 7
13
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Het ramptype dat in dit onderzoek naar voren komt zijn de natuurrampen. Onder natuurrampen worden de volgende rampen verstaan: 9
Natuurrampen Overstromingen Natuurbranden Extreme weersomstandigheden
De verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding is toegewezen aan de gemeenten. Het College van Burgemeester en Wethouders is op grond van artikel 2 van de WRZO belast met de voorbereiding op de bestrijding van zware ongevallen en rampen. Zij dienen de risico’s binnen de gemeenten te beoordelen en zich daarop voor te bereiden. Artikel 3 van de WRZO zegt dat de burgemeester eenmaal per vier jaar rampenbestrijdingsplannen dient vast te stellen, voor alle naar plaats, aard en gevolgen voorzienbare rampen of zware ongevallen. In onderstaand tekstkader is aangegeven waar het gemeentelijke rampenplan aan moet voldoen.
Figuur 2 Bron: Handboek voorbereiding rampenbestrijding
Voorbereiding op de rampenbestrijding is bepalend voor de daadwerkelijke bestrijding van de rampen en zware ongevallen, dit beperkt slachtoffers en schade. In dit licht heeft elk bestuur zijn eigen verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden. Ieder discipline heeft tijdens de rampenbestrijding een eigen rol te spelen. De processen in de rampenbestrijding zijn op te delen in
9
Save, AVD, (2000) Leidraad maatramp, 2000.
14
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
vier clusters. Deze clusters worden gevormd door: de brandweer, politie, GHOR en de gemeente. (zie bijlage).
Wet veiligheidsregio’s10’11 De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is begin 2010 aangenomen en is op 1 oktober dat jaar in werking getreden. De nieuwe wet vervangt de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor) en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). In de Wvr krijgt de veiligheidsregio een wettelijke verankering. De veiligheidsregio wordt belast met de beheersing van rampen en crises. Zij blijft functioneren als verlengd lokaal bestuur. De gemeentebesturen blijven verantwoordelijk voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. In de wet zijn onder meer de bestuurlijke inbedding en de basisvereisten voor de organisatie van de hulpverleningsdiensten opgenomen, welke taken het bestuur van een veiligheidsregio heeft, wat de minimumeisen zijn voor hulpverleners als de regionale brandweer en geneeskundige diensten en het materieel dat ze gebruiken. Op basis van artikel 10 dient het bestuur van de veiligheidsregio een regionaal rampenbestrijdingsplan vast te stellen. In dit artikel wordt het volgende beschreven: Artikel 10 Wvr Bij de regeling, bedoeld in artikel 9, worden aan het bestuur van de veiligheidsregio de volgende taken en bevoegdheden overgedragen: a. het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises; b. het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald; c. het adviseren van het College van Burgemeester en Wethouders over de taak,bedoeld in artikel 3, eerste lid; d. het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing; e. het instellen en in stand houden van een brandweer; f. het instellen en in stand houden van een GHOR; g. het voorzien in de meldkamerfunctie; h. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel; i. het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.
Risicoprofiel12 In de nieuwe Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is in artikel 15 de verplichting opgenomen dat de veiligheidsregio (Vr) een risicoprofiel van de Vr dient op te stellen en een bijbehorend beleidsplan volgens art. 14. Dit risicoprofiel moet binnen zes maanden na de invoering van de Wvr worden vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio. Hiervoor dient het bestuur van de Vr samen te werken met de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, het Regionaal College van politie, de besturen van de waterschappen en andere door de minister aangewezen functionarissen, waarna het risicoprofiel kan worden vastgesteld. De veiligheidsregio is als verlengt lokaal bestuur ingesteld om taken uit te voeren namens en voor de gemeenten. Omdat het risicoprofiel de basis vormt voor het beleidsplan, is het door de wetgever nadrukkelijk als een instrument gebruikt om de gemeenteraden directe invloed te geven op het beleid van de veiligheidsregio. Het risicoprofiel moet daarom verplicht door het bestuur van de 10
Overheid.nl (2010) Wet van 11 februari 2010, houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s) 11 Overheid.nl (2010) Wet van 11 februari 2010, houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s) 12 NVBR, (2010). Het Risicoprofiel.
15
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
veiligheidsregio worden besproken met alle deelnemende gemeenteraden. Het doel van het risicoprofiel is het inzichtelijk maken van de risico’s in de eigen gemeente en in de buurgemeenten voor het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur kan maatregelen treffen om deze risico’s te beheersen. Door het risicoprofiel te maken maakt men inzichtelijk welk risico een gemeente kan lopen. Het gaat dan om allerlei risico’s, van industrie, gezondheid, sociaal-maatschappelijke aard, vervoer tot natuurbrand en overstromingen. Het risicoprofiel is tevens de basis voor het gemeentelijke en regionale beleid. De gemeente en de regio dienen de capaciteit en middelen hierop af te stemmen. De gemeentelijke risicoprofielen zullen worden gebruikt voor het regionaal beleidsplan risico- en crisisbeheersing. Binnen de VNOG is men ten tijde van het onderzoek bezig om de risicoprofielen van de 22 gemeenten vast te stellen, de concepten zijn op het moment van schrijven zo goed als klaar, maar nog niet vastgesteld. Pas als de gemeentelijke risicoprofielen zijn vastgesteld kan men het regionale risicoprofiel en het bijbehorende beleid maken.
Wettelijke grondslag bevel tot evacueren Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)13: De minister van BZK is de coördinerende minister op het gebied van crisisbeheersing en veiligheid in meer algemene zin. Voor wat betreft evacuatie heeft de minister van BZK bij een crisis op grond van de Wet verplaatsing bevolking (Wvb) de bevoegdheid om: Een bevel tot evacuatie te geven ofwel een verplaatsing van de bevolking te gelasten; Te kunnen bepalen, welk gebied voor ontruiming in aanmerking komt, wie verplicht is dit te verlaten en wie verplicht is tot achterblijven; De verplaatste persoon een bijzondere verblijfplaats aan te wijzen en het verblijf daar aan voorschriften te onderwerpen. De Wvb voorziet overigens alleen in de evacuatie van de bevolking, niet van vee en goederen. De bevoegdheid tot evacueren wordt in werking gesteld bij koninklijk besluit, op voordracht van de Minister-president. Gemeente Het college van burgemeester en wethouders is belast met de voorbereiding van de bestrijding van rampen en zware ongevallen in de gemeente, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald (art. 2 WRZO). De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp of zwaar ongeval of van de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Degenen die aan de bestrijding van een ramp of zwaar ongeval deelnemen staan onder zijn bevel. Hij doet zich bijstaan door een door hem samengestelde gemeentelijke rampenstaf (art. 11 lid 1 WRZO). Het verplaatsen van personen binnen de gemeente geschiedt onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. Verplaatsing van personen buiten de gemeente geschiedt pas na verkregen toestemming van de Commissaris van de Koningin, eveneens onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. Van verplaatsing van personen buiten de gemeente worden de burgemeesters van de doorvoer- en opnemingsgemeenten tijdig ingelicht. Burgemeester De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp (art. 11 Wrzo). Dit opperbevel houdt in dat alle bij de rampenbestrijding betrokken instanties, waaronder (bij een overstroming) het waterschap, onder zijn gezag vallen. Met de Wet Veiligheidsregio’s behoudt de burgemeester het opperbevel in geval van een ramp. Echter, bij een bovengemeentelijke ramp krijgt de voorzitter van 13
Rijksoverheid, (2008) Capaciteitsanalyse voor de taak ‘grootschalige evacuatie.
16
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
de veiligheidsregio extra bevoegdheden. Hij voert dan het opperbevel en kan namens de andere betrokken burgemeesters besluiten nemen (uiteraard zoveel mogelijk in overleg met hen). Hij heeft met andere woorden doorzettingsmacht t.o.v. van de andere betrokken burgemeesters. 2.4.2 Organisatie Bij grootschalige evacuatie tijdens een ramp komt een heleboel kijken. Zoals in het wettelijk kader al staat omschreven is de gemeente belast met de voorbereiding op rampen. De verschillende hulpdiensten waaronder de gemeente zijn belast met een aantal processen waarvoor zij in het begin verantwoordelijk zijn tijdens een ramp. In dit onderzoek richten we ons vooral op de processen van de gemeente. Wel wordt gekeken naar de relatie die een aantal processen van andere hulpdiensten hebben met de processen van de gemeente. Het rampenplan is de neerslag voor het beleid van de gemeente bij een gecoördineerde inzet bij de bestrijding van grote incidenten als natuurbrand en overstromingen. In het onderstaande organogram is te zien hoe het gemeentelijke cluster is georganiseerd tijdens een ramp (bijvoorbeeld een natuurbrand of overstroming). Figuur 3 Hoofdlijn van de gemeentelijke organisatie tijdens rampen
Bron: (nifv, 2008)
17
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
3. Onderzoeksopzet en Methode In dit hoofdstuk worden het onderzoek en de daarbij horende onderzoeksvragen beschreven. De onderzoeksvragen zijn voortgekomen uit de probleem- en doelstelling. Om een antwoord te kunnen geven op de probleemstelling is deze opgedeeld in deelvragen. Het hoofdstuk start met de aanleiding die ten grondslag ligt aan de uitvoering van dit onderzoek.
3.1 Aanleiding Als zich in de gemeente een zwaar ongeval of ramp voordoet kan het voorkomen dat mensen voor kortere of langere tijd niet mogen of kunnen terugkeren naar de eigen woning of verblijfplaats. Hierdoor ontstaat de noodzaak om deze mensen en ook hun huisdieren op te vangen en te verzorgen. Elke gemeente is wettelijk verplicht zich voor te bereiden op rampen en zware ongevallen en moet hiervoor een rampenplan opstellen. In een rampenplan wordt de organisatie met betrekking tot de bestrijding van rampen en zware ongevallen geregeld. In overeenstemming met de bepalingen van de Wet Rampen en Zware Ongevallen heeft elk College van Burgemeester & Wethouders het rampenplan van hun gemeente vastgesteld. Wij hebben de opdracht gekregen te onderzoeken in hoeverre de gemeenten binnen de VNOG voorbereid zijn op een grootschalige evacuatie. Opvang regelen is hierbij een wettelijke taak van de gemeente, zo staat in elk gemeentelijk rampenplan. Maar hoe is dit in de gemeenten binnen de VNOG geregeld op het moment dat er door een plotselinge overstroming of een bosbrand in een keer grote groepen(>1000) mensen moeten worden geëvacueerd? Op welke manier gaat dat gebeuren en waar gaan deze mensen heen? Hoe is dit bestuurlijk vastgesteld? Op al deze vragen zullen wij door middel van dit onderzoek proberen een antwoord te geven. Deze opdracht is een vervolg op de pilot zelfredzaamheid en het landelijk vervolgtraject natuurbrand, twee door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gesubsidieerde trajecten waarbinnen evacuatiestrategie bij natuurbrand een nog blanco pagina is. De pilot is medio 2010 afgerond met aanbevelingen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
3.2 Probleem- en doelstelling De doelstelling van dit onderzoek luidt als volgt: ‘’Met dit onderzoek willen wij inzicht krijgen in hoeverre de gemeenten van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland die het grootste risico lopen op een natuurbrand of overstroming klaar zijn voor een grote evacuatie. Daarnaast willen wij de gemeenten die nog niet klaar zijn voor een grote evacuatie aanbevelingen doen om zo het proces in de toekomst te kunnen verbeteren.’’ Uit de doelstelling is de volgende probleemstelling geformuleerd: “Op welke wijze zijn de gemeenten binnen het gebied van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland die het grootste risico lopen voorbereid op het per direct evacueren van grote aantallen personen in geval van een overstroming of natuurbrand? ’’
18
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd om een antwoord te krijgen op de probleemstelling: Risicogebieden 1.1 Welke gemeenten binnen de VNOG lopen een groot risico op natuurbranden en overstromingen? 1.1.1Welke gemeenten met grote groepen mensen lopen een groot risico om getroffen te worden door een natuurbrand? 1.1.2 Welke gemeenten met grote groepen mensen lopen een groot risico om getroffen de te worden door een overstroming? Waar moet een goede voorbereiding aan voldoen? 2.1 Hoe kunnen de gemeenten zich voorbereiden op grootschalige evacuaties? 2.2 Op welke wijze kunnen de gemeenten bewust worden gemaakt van de risico’s? 2.3 Op welke manier kan de gemeente de risico’s binnen de gemeente communiceren naar de burger? 2.4 De verplichting tot oefenen? De huidige situatie 3.1 Hoe zijn de gemeenten op dit moment voorbereid op een grootschalige evacuatie? 3.2 In hoeverre zijn de gemeenten zich bewust van het risico dat ze lopen? 3.3 Wat wordt op dit moment binnen de gemeente gedaan aan risicocommunicatie?
3.3 Het onderzoek Het onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Ten eerste is in kaart gebracht welke gemeenten binnen de VNOG een risico lopen op een natuurbrand of overstroming en waarbij grote groepen mensen gevaar kunnen lopen. In het tweede onderdeel wordt gekeken waar een goede evacuatie voorbereiding aan moet voldoen. In het laatste onderdeel wordt de huidige situatie beschreven, hierin wordt bekeken hoe de gemeenten op dit moment zijn voorbereid op grootschalige evacuatie. In het eerste onderdeel van het onderzoek is in kaart gebracht welke gemeenten een risico lopen op een natuurbrand of overstroming. Hierbij is het ook van belang dat in het risicovolle gebied grote groepen mensen aanwezig zijn. Hierbij valt te denken aan dorpen en recreatiegebieden. Op basis hiervan is een tabel gemaakt die weergeeft welk gebied een risico loopt. Het risico op natuurbrand is afgeleid van de risico inventarisatie VNOG en het risico op overstromingen is gebaseerd op berekeningen van Rijkswaterstaat. De aantallen burgers is afkomstig van de gemeentelijke websites. In het tweede onderdeel wordt gekeken waar een goede voorbereiding nu eigenlijk aan moet voldoen. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal criteria. Deze criteria zijn ontstaan door het raadplegen van wetgeving, regels en andere relevante documenten. Voor het laatste deel van het onderzoek hebben we verschillende gemeenten die een risico lopen op een natuurbrand of overstroming bezocht en de ambtenaren openbare orde en veiligheid (AOV) geïnterviewd. Daarnaast zijn alle rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen van de gemeenten bestudeerd. Aan het eind wordt antwoord gegeven op de centrale probleemstelling en de onderzoeksvragen. Hieruit worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
19
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
3.4 Projectgrenzen In deze paragraaf worden de grenzen waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden beschreven. 1. Tijd Het project beperkt zich tot de afstudeerperiode. Deze loopt van 1-09-2010 t/m 17-01-2011. De dinsdagen zijn vrij gepland, zodat wij op die dag de mogelijkheid hebben om bij elkaar te komen en aan de opdracht te werken. De ene keer zal dit bij de VNOG zijn. De andere keer thuis. Daarnaast zijn de dinsdagen ingepland voor het houden van de interviews. Voor de rest wordt aan de opdracht gewerkt buiten werktijd en in de weekenden 2. Plaats Het onderzoek wordt in Apeldoorn gehouden in opdracht van de VNOG. Voor het houden van de interviews bezoeken we ook andere gemeenten die binnen de VNOG vallen. 3. Omvang Het onderzoekt beperkt zich tot het gemeentelijke evacuatieproces, dit in verband met de korte tijd die we hebben voor het onderzoek. Eventueel kan er door de VNOG vervolgonderzoek worden gedaan naar het onderwerp. 4. Populatie De gemeenten die een risico lopen op een natuurbrand of overstroming vormen de populatie. We hebben in overleg met de opdrachtgever niet bij alle gemeenten een interview gehouden. Binnen de VNOG werken de gemeenten samen binnen zes clusters. Binnen deze clusters wordt intensief samengewerkt, daarom hebben we ervoor gekozen om een of twee gemeenten binnen deze clusters te interviewen.
3.5 Onderzoeksmethoden In deze paragraaf worden de verschillende onderzoeksmethoden beschreven die gebruikt zijn voor het tot stand komen van het onderzoek. We hebben in dit onderzoek gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden.
3.5.1 Literatuurstudie Dit onderzoek is begonnen met een literatuurstudie. Hierbij hebben we gezocht naar al beschikbare informatie en verdere achtergrondinformatie. We zijn onder andere aan de informatie gekomen door tips van mensen die bij de VNOG werken, wetgeving, het bekijken van rampenplannen, rampenbestrijdingsplannen, film en andere rapporten die te maken hebben met het te onderzoeken onderwerp. Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode; hierbij worden vanuit gevonden bronnen nieuwe bronnen gevonden. Ook hebben we gebruik gemaakt van Google en daarbij gevonden relevante sites. De gevonden bronnen zijn in een document geplaatst en samengevoegd. We hebben vrij veel informatie gevonden over natuurbrand, overstromingen en evacuatie, maar lang niet alle informatie was voor ons geschikt. Bij de selectie van alle literatuur hebben we de onderstaande criteria gebruikt: De literatuur moet aansluiten op de onderzoeksvragen. De literatuur moet in een taal geschreven zijn die in ieder geval één van ons beheerst. De literatuur moet van redelijk recente data zijn. De literatuur moet door ons op waarheidsgehalte gecontroleerd kunnen worden.
20
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
3.5.2 Bronvermelding De bronvermelding in de tekst vindt in het kort plaats via een voetnoot, de uitgebreide verwijzing is volgens APA richtlijnen opgenomen in de bronvermelding.
3.5.3 Diepte interviews Na de literatuurstudie zijn we begonnen met het houden van diepte-interviews. Het interview is opgesteld aan de hand van de theorie van Baarda (Baarda, 2007). Op basis van onze literatuurstudie is een vragenlijst ontwikkeld. Het interview is zo opgesteld dat deze qua inhoud afgestemd is op de functie van de geïnterviewde, de Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid (AOV). De inhoud van het interview is op gestructureerde wijze opgebouwd, de vragen zijn geordend van breed naar smal. Dat wil zeggen dat er eerst vragen van meer algemene aard worden gesteld en dat daarna over wordt gegaan op de meer specifieke vragen die gaan over overstromingen en natuurbranden. Voordat de interviews worden afgenomen zijn ze eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de opdrachtgever.
3.5.4 Overige methoden Gedurende het onderzoek hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden met deskundigen binnen de VNOG die betrokken zijn bij (de voorbereiding op) natuurbrand, overstromingsrisico’s en evacuatie.
3.6 Kwaliteit Om de kwaliteit van het onderzoek te kunnen waarborgen is een aantal kwaliteitseisen aangehouden. De eisen worden in deze paragraaf beschreven. Objectiviteit Tijdens het onderzoek hebben de onderzoekers zich objectief opgesteld. Ook tijdens de interviews zijn geen vragen gesteld die de mening van de geïnterviewde zou kunnen beïnvloeden. Daarnaast hebben wij ons laten leiden door de uitkomsten van de resultaten in het onderzoek. Betrouwbaarheid en Validiteit De grootste uitdaging is het onderzoek betrouwbaar en valide uit te voeren. Hoewel wij streven naar een zo valide en betrouwbaar mogelijk onderzoek, zijn er altijd beperkingen waarmee men rekening dient te houden bij het beoordelen van het verslag en het gebruiken van de onderzoeksresultaten. Betrouwbaarheid Om de betrouwbaarheid te kunnen garanderen zodat als het onderzoek herhaalt zou worden de zelfde resultaten naar voren zouden komen, is gebruik gemaakt van een aantal criteria. Immers betrouwbaarheid heeft te maken met de stabiliteit van het onderzoek. Het is doel is dat metingen van gelijke objecten ook gelijke meetwaarden opleveren. Om de betrouwbaarheid te kunnen garanderen is gebruik gemaakt van wetgeving zoals: WRZO, Wvr. Ook hebben we gebruik gemaakt van het handboek voorbereiding rampenbestrijding en hebben we bepaalde delen gebruikt die dienen als format om een aantal processen binnen de rampenbestrijding te toetsen. Daarnaast wordt van te voren de opzet van het interview naar de geïnterviewde gemaild om zo de geïnterviewde vooraf aan het denken te zetten over de vragen die gesteld gaan worden. Daarnaast geeft dit de geïnterviewde de gelegenheid om alvast aanvullende informatie op te zoeken.
21
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Validiteit Validiteit houdt in dat je meet wat je wilt meten. Het zegt iets over de inhoud (geldigheid); het slaat op de mate waarin een meting ook werkelijk meet wat je bedoelt te meten. Validiteit heeft te maken met het verschil tussen een ‘variabele zoals bedoeld’ en een ‘variabele zoals gemeten’. Daarnaast geeft de interne validiteit aan of het onderzoek vrij is van systematische meetfouten. De externe validiteit geeft aan of de onderzoeksresultaten betrokken mogen worden op de populatie.
Als we kijken naar dit onderzoek hebben we de validiteit proberen te waarborgen door de juiste vragen te formuleren voor het interview. Voorafgaand aan het opstellen van de interview vragen is onder andere door deskresearch bekeken wat er allemaal komt kijken bij een grootschalige evacuatie. Bij deskresearch valt te denken aan wetgeving, regels en andere relevante betrouwbare documenten. Voor alle interviews hebben we steeds dezelfde vragen gebruikt (de vragenlijst is te vinden in de bijlagen), is de vraagstelling bij elk interview hetzelfde geweest en is elke geïnterviewde op dezelfde manier benaderd. Daarnaast zijn alle rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen van de gemeenten binnen de VNOG uitgebreid bestudeerd. Alle rampenplannen zijn via een vast format geschreven. Ook hieruit is een hoop informatie naar voren gekomen die ons heeft geholpen de betrouwbaarheid en validiteit te waarborgen. Generaliseerbaarheid Generaliseerbaar zijn de resultaten van dit onderzoek niet. Ze gelden wel voor de gemeenten binnen de VNOG (populatie), maar dit betekent niet dat de gemeenten in andere veiligheidsregio’s dezelfde mate van voorbereiding hebben. Ze zijn dus niet generaliseerbaar voor de gehele populatie (alle gemeenten in Nederland). Wel spreken wij over indicatieve generalisatie. De gegevens die wij hebben gevonden tijdens de interviews zijn een indicatie voor wat wij vermoeden over de populatie. Controleerbaarheid De resultaten die naar voren zijn gekomen zijn uitgewerkt en terug te vinden in de bijlagen. Daarnaast zijn de gebuikte bronnen terug te vinden in de bibliografie. Een aantal van deze bronnen zijn (nog) niet openbaar. Plannen Een tip die wij hebben gekregen van mensen die vóór ons zijn afgestudeerd is dat het plannen van de interviews ruim van te voren moet gebeuren. Dit hebben wij in andere onderzoeken ook al ervaren. Het is niet meer dan logisch dat iedereen een overvolle agenda heeft. Daarom is het van belang om aan het begin van het afstuderen al zoveel mogelijk afspraken te plannen. Zo kunnen ook de andere werkzaamheden zoals het voorbereiden en het verwerken van de interviews op tijd gepland worden.
22
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
3.7 Definities Onder evacuatie verstaan we in dit onderzoek: Evacuatie betreft het op last van de overheid (al dan niet gedwongen en meestal onder begeleiding) verplaatsen van groepen personen en/of dieren in Nederland. Onder evacuatie wordt ook begrepen de registratie, (vervoer)begeleiding, opneming, verzorging, (voorbereiding van) terugkeer van (groepen) personen naar hun woning en nazorg. Bij evacuatie is in het algemeen sprake van (langdurige) massale gebiedsontruiming. Indien nodig kan dit expliciet worden afgedwongen. 14 Onder natuurbrand verstaan we in dit onderzoek: ‘’Brand die meestal ongecontroleerd en soms door natuurlijke oorzaak ontstaat in bos, lage begroeiing of houtopslag.’’15 In dit onderzoek richten we ons op natuurbranden die kunnen ontstaan binnen het grondgebied van de VNOG Onder overstroming verstaan we in dit onderzoek: ‘’Overstroming door de zee, rivieren, kanalen en andere vormen van natuurwater ten gevolge van het bezwijken of overlopen van dijken, kaden, sluizen, oevers of andere waterkeringen, ongeacht of deze overstroming werd veroorzaakt door storm’’.16 In dit onderzoek wordt gekeken naar overstromingen door wateren die vallen binnen het grondgebied van de VNOG. Onder risico verstaan we in dit onderzoek: ‘’Risico wordt over het algemeen gedefinieerd als het product van de kans op een ongewenste gebeurtenis en het (geschatte) effect waarmee deze op kan treden.’’ 17 Daarnaast verstaan we het volgende onder risico ‘’De kans op een ramp t.g.v. een natuurverschijnsel (aardbeving, windhoos) of door menselijk falen (kernramp, explosie).’’ In dit onderzoek wordt vooral gekeken naar het risico op een natuurbrand of overstroming. Dus de kans dat het zich voordat en welk effect dit zou hebben op de burgers binnen dit gebied.
14
Deelplan 6 politie ontruimen en evacuatie.
15
Woordenboek.nl (onbekend) bosbrand.
16
Woordenboek.nl (onbekend) overstroming.
17
Woordenboek.nl (onbekend) Risico.
23
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
4. Risicogebieden Met dit onderzoek proberen wij een duidelijk antwoord te geven op de vraag hoe gemeenten binnen de VNOG zijn voorbereid op grootschalige evacuatie bij een natuurbrand of overstroming. Dit door de werkwijze, de middelen en het niveau van de informatievoorziening te toetsen. Door middel van deskresearch willen wij informatie halen bij betrokken personen van de hulpdiensten en door middel van het interviewen van diverse Ambtenaren Openbare orde en Veiligheid (AOV) hopen wij de benodigde informatie en gegevens te verkrijgen om op de onderstaande vragen een antwoord te kunnen geven. Om antwoord te geven op de onderstaande deelvragen zijn we begonnen om informatie te verzamelen over alle 22 gemeenten die onder de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland vallen. Hierbij is gekeken welke gemeenten risico lopen op een natuurbrand en/of overstroming. Ook moeten binnen het risicovolle gebied grote groepen mensen aanwezig zijn. Een gebied kan wel een risico lopen, maar als er zich geen mensen binnen het gebied bevinden hoeft er ook niet geëvacueerd te worden.
4.1 Welke gemeenten binnen de VNOG lopen een risico op natuurbrand? Op de deelvraag welke gemeenten risico lopen op een natuurbrand is de natuurbrand risicokaart van de VNOG (welke deels als bijlage is toegevoegd) leidend. Bij de inventarisatie naar natuurbrand is gekeken naar de combinatie van natuur en een hoog aantal vaste bewoners, tijdelijke bewoners (recreatie en campings) en dagjesmensen in de verschillende gemeenten. Wat uit de deskresearch naar voren komt is dat nagenoeg alle gemeenten wel een kans op natuurbrand hebben maar feitelijk alleen de gemeenten die vallen binnen het Veluwe massief, door de vele vormen van recreatie grote groepen mensen in het risicogebied hebben. Deze aantallen kunnen oplopen tot 1,4 miljoen overnachtingen per jaar. De meeste overnachtingen zullen plaatsvinden in de zomermaanden, waarin ook de kans op een natuurbrand het grootst is. Een overzicht met de gemeenten die een risico hebben op een natuurbrand is opgenomen in bijlage 4 van dit stuk.
4.2 Welke gemeenten binnen de VNOG lopen een risico op een overstroming? Op nationaal niveau is overstroming aangemerkt als één van de risico’s waarop Nederland beter geprepareerd dient te zijn.18 Voor het onderzoek naar overstromingsgevaar is gebruik gemaakt van de overstromingsrisico’s en- scenario’s die zijn opgenomen in de nationale risicobeoordeling19, verbetering van de Rampenbestrijding bij hoogwater in Nordrhein-westfalen en Gelderland.20,21,22 Deze scenario’s zijn ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Rijkswaterstaat is richtinggevend voor de Nederlandse regio’s bij het voorbereiden op overstromingen. Deze maatgevende overstromingsscenario’s worden opgesteld als onderdeel van het project ‘Landelijk draaiboek hoogwater- en stormvloedcrises’.23 Het eindresultaat van dit gehele project is een landelijk draaiboek waar alle taken en verantwoordelijkheden van Rijkswaterstaat (feitelijk: het ministerie V&W) bij (de dreiging van) overstroming in staan. Deze informatie van Rijkswaterstaat is voor ons leidend. De reële kansen op een overstroming waarbij grote groepen mensen moeten worden geëvacueerd liggen aan de IJssel. Vooral de Gemeente Bronckhorst, 18
Programmabureau VIKING, (2006). verbetering van de rampenbestrijding bij hoogwater in Nordrhein-Westfalen en Gelderland. 19 Rijksoverheid, (2010) scenario risicobeheersing. 20 Interbestuurlijke projectgroep IMPlementatie Richtlijn Overstromingsrisico’s (2009). Dummy Overstromingsrisicobeheerplan. 21 Ministerie van Binnenlandsezaken. (2008), Programma Nationale Veiligheid. 22 Programmabureau VIKING, (2006). verbetering van de rampenbestrijding bij hoogwater in Nordrhein-Westfalen en Gelderland. 22 Ministerie van Verkeer en Waterstaat , Dienst Weg- en Waterbouwkunde (2005) Globale gevolgbepaling binnen VNK. 23 Rijkswaterstaat RIZA, Lelystad (2006) landelijk draaiboek hoogwater- en stormvloedcrises.
24
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Brummen, Voorst en Zutphen lopen het grootste risico. De kans op een overstroming is hier groot, omdat water van de Rijn in grote hoeveelheden wordt afgevoerd via de IJssel. Als dit gebeurt voert er zoveel water naar de IJssel dat deze ver boven de huidige capaciteit wordt belast. 24 De gemeenten Elburg, Harderwijk en Nunspeet hebben een kans op een overstroming indien de waterkeringen bij het IJsselmeer het begeven. In bijlage 4 van dit stuk is een overzicht te vinden waarin de kans op een overstroming per gemeente is weergegeven.
24
Rijksoverheid, (2008) Capaciteiten-analyse voor de taak ‘grootschalige evacuatie.
25
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
5. Hoe zou het evacuatieproces eruit moeten zien Hoe de gemeente zich zou moeten voorbereiden op grootschalige evacuaties staat onder andere beschreven in wet- en regelgeving. Voordat het huidige evacuatieproces wordt beschreven is door middel van deskresearch onderzocht wat het evacuatieproces nu eigenlijk inhoudt en waar het eigenlijk aan moet voldoen. Om het evacuatieproces zoals deze zou moeten zijn goed te kunnen weergeven is gebruik gemaakt van een aantal criteria. Deze criteria zijn ontstaan uit wetgeving, de verschillende processen van de gemeente, een provinciaal format (VNOG) en het deelplan opvang en verzorging.
5.1 Hoe zouden de gemeenten zich moeten voorbereiden op grootschalige evacuaties? Hoe zouden gemeenten zich moeten voorbereiden op grootschalige evacuaties? De Wet veiligheidsregio’s zegt dat iedere veiligheidsregio samen met de gemeenten een risicoprofiel dient vast te stellen. De veiligheidsregio wordt belast met de beheersing van rampen en crises. Echter de gemeentebesturen blijven verantwoordelijk voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Nu de risicoprofielen worden/zijn vastgesteld komt ook het risico op een natuurbrand of overstroming naar voren. Door als gemeente afspraken te maken met de GHOR, politie, gemeenten, natuur- en terreinbeheerders en de recreatiesector is het van belang om samen aan de slag te gaan. Naast het maken van afspraken is het ook belangrijk dat burgers op de hoogte zijn van de risico’s binnen de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door te starten met een voorlichtingscampagne. De gemeente is verplicht om risico’s te communiceren naar de burgers binnen te gemeente. Risicocommunicatie biedt aan burgers, hulpverleners en overheden de mogelijkheid om informatie uit te wisselen over risico’s en de mogelijkheden om de gevolgen van een ramp te beperken.
Verschillende benaderingen Een van de benaderingen is het bekijken van het geheel vanuit de veiligheidsketen. De veiligheidsketen is opgebouwd uit: Proactie - Preventie - Preparatie - Repressie - Nazorg. Door de voorbereiding vanuit deze optiek te bekijken krijg je inzicht over het geheel. Daarnaast is de veiligheidsketen een cyclisch proces. Dit betekent dat wanneer het proces is doorlopen het weer opnieuw begint.
De veiligheidsketen
26
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Proactie is het voorkomen van risicovolle situaties. In de vroegste fase van de (ruimtelijke) planning worden maatregelen genomen om gevaren te voorkomen of vermijden25. Vanuit proactie kun je in de planvorming binnen de gemeente op het gebied van Ruimtelijke Ordening wellicht oorzaken van natuurbrand of overstroming voorkomen. Dit kan zijn door in de planvorming rekening te houden met een maximaal aantal personen in een gebied. Tevens zou de infrastructuur aangepast kunnen worden zodat men bij een incident meerdere kanten op kan. Daarnaast kunnen in bestemmingsplannen afspraken gemaakt worden over het maximaal aantal personen in een gebied. De tweede schakel is preventie. Preventie is het voorkomen van calamiteiten. Dit kan door bestaande risico’s niet tot een werkelijke ramp uit te laten groeien. Onder andere door toezicht en controle op de natuur, waterwegen en de dijken. Het verplicht laten aanleggen en onderhouden van bossen en vluchtwegen en waterafvoerkanalen. Maar ook dijkverzwaring valt onder preventie. Door middel van preventie kunnen concrete risico’s beperkt worden. Preparatie is de voorbereiding op de bestrijding van een ramp. Bij preparatie komen al gauw de rampenbestrijdingsplannen en de gemeentelijke deelplannen om de hoek kijken. De volledigheid en het up-to-date en houden van deze plannen is hierdoor noodzakelijk, zodat men tijdens de repressiefase kan terugvallen op deze plannen. Men kan hierbij ook denken aan controle en overleg over ontruiming- en evacuatieplannen van recreatiebedrijven in natuurgebieden. Maar ook het opleiden en oefenen van hulpverleningsdiensten en het voorlichten van de bevolking valt hieronder. En niet te vergeten verkeersmanagement over de afvoer van evacués en de aanvoer van hulpdiensten en het afstemmen met andere overheden over het gezamenlijk maken van plannen. In het kader van het onderzoek van de Inspectie OOV naar de Poldercrash noemden veel hulpverleners juist het feit dat zij hun partners bij de rampbestrijding al kenden vanuit oefeningen veelvuldig als succesfactor.26 Het is zaak dat de sleutelfunctionarissen vanuit de hulpverlening en de gemeenten met een brede blik naar de rampenbestrijding kijken. Repressie is het daadwerkelijke optreden bij een ramp. In deze fase komen de verschillende kolommen( brandweer, politie, GHOR en de gemeente) binnen de hulpdiensten in actie. Burgers en hulpverleners willen geïnformeerd worden. Risicocommunicatie vooraf en crisiscommunicatie tijdens een ramp heeft grote invloed op het verloop van een evacuatie. Herhaling is de kracht van de boodschap en dat geldt ook voor risicocommunicatie. Een jaarlijks terugkerend verhaal heeft meer impact dat een eenmalige actie. Gebruik maken van bestaande draaiboeken kan hierbij helpen, bijvoorbeeld Leidraad Voorlichting bij evacuaties in hoogwatersituaties en bij overstromingen. 27 Daarnaast is het ook van belang dat gemeenten tijdens de repressiefase duidelijk hebben wat er moet gebeuren, hoe de taakverdeling is en welke instanties hierbij nodig zijn. Als laatste in het rijtje hebben we nazorg, de terugkeer naar de normale situatie. Mensen die niet terug kunnen naar hun woning doordat deze niet te bereiken is of beschadigd is door water of een brand dienen door de gemeente onderdak te krijgen. Deze mensen moeten opgevangen worden totdat men weer terug kan keren naar de normale situatie. Bij nazorg hoort bijvoorbeeld ook slachtofferhulp, en herstel van het getroffen gebied.
25
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Water (2007). Water veiligheid Begrippen begrijpen. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, (2009). Rapport ‘Poldercrash 25 februari 2009. 27 Taskforce Management Overstromingen (2008) Leidraad Voorlichting bij evacuaties in hoogwatersituaties en bij overstromingen. 26
27
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
5.2 Inventarisatie van de aanwezige risico’s. In de nieuwe Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is in artikel 15 de verplichting opgenomen dat de veiligheidsregio (VR) een risicoprofiel van de VR dient op te stellen en een bijbehorend beleidsplan volgens art. 14. Dit risicoprofiel moet binnen zes maanden na de invoering van de Wvr worden vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio. Hiervoor dient het bestuur van de VR samen te werken met de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, het Regionaal College van politie, de besturen van de waterschappen en andere door de minister aangewezen functionarissen, waarna het risicoprofiel kan worden vastgesteld. Gemeenten hadden in het verleden al door verplichte inventarisatie op basis van de WRZO en de wet op de veiligheidsregio inzicht in de gevaren die een gemeente kan lopen. Gemeenten die veel natuur binnen hun gemeentegrenzen hebben zijn zich wel degelijk bewust van het gevaar op een natuurbrand of overstroming.
Verantwoordelijkheid Gemeenten en de veiligheidsregio’s zijn verplicht om een risicoprofiel van hun gemeente/gebied op te maken.28 Het doel hiervan is om inzicht te krijgen op de vragen: Wat kan ons overkomen? Hoe erg is het? Wat doen we er al aan? Wat kunnen we nog meer doen? Een veiligheidsregio dient het maximale te doen om het risico te voorkomen, te beperken en te bestrijden. Daarnaast hebben burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid om zich voor te bereiden op rampen en crises.29 Het gaat dan om de voorbereiding op een ramp of crises (zelfredzaamheid). Bij een ramp of een crisis kan het zo zijn dat burgers en bedrijven enige tijd op zichzelf zijn aangewezen. Het is daarnaast van belang dat burgers en maatschappelijke organisaties zich inzetten om medeburgers te helpen. Uit het onderzoek van het Nationaal Crisis Centrum (NCC) blijkt dat mensen (zelf)redzamer worden als ze de juiste voorbereiding treffen.30 Doordat mensen zijn geïnformeerd en beschikken over de juiste informatie nemen mensen makkelijker goede en verstandige beslissingen. Over het algemeen denken burgers dat de kans dat zij te maken krijgen met een ramp erg klein is. Door regelmatig burgers te informeren over de risico’s in hun gebied creëer je risicobewustzijn. Het is van belang dat de gemeenten bewust worden gemaakt van de risico’s die zich kunnen voordoen binnen de gemeente. Mede door dit stuk wordt geprobeerd een stukje bewustzijn te creëren. Door klimaatverandering en andere dreigingen van de natuur zullen gemeenten zich meer bewust moeten zijn van hun rol. Als we naar het journaal kijken zien we dat natuurrampen waaronder overstromingen en natuurbranden dagelijks korst zijn. Waarom zou een van deze scenario’s zich dan niet af kunnen spelen binnen de gemeenten van de VNOG? Gemeenten dienen bijvoorbeeld meer te gaan samen werken met o.a. waterschappen en provincie om een Waterplan op te stellen. Vaak is het mogelijk een combinatie te vinden waarin ruimte voor water, natuurontwikkeling en recreatie hand in hand gaan.31
28
NVBR, (2010). Het Risicoprofiel. Ministerie van Veiligheid en Justitie, (2009). Zelfredzaamheid bij rampen en crises; een goede voorbereiding is essentieel. 30 Ministerie van Veiligheid en Justitie, (2009). Zelfredzaamheid bij rampen en crises; een goede voorbereiding is essentieel. 31 Rijksoverheid, (2009). Nederland leeft met water. 29
28
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
5.3 risicocommunicatie naar de burgers. Risicocommunicatie biedt aan burgers, hulpverleners en overheden de mogelijkheid om informatie uit te wisselen over risico’s en de mogelijkheden om de gevolgen van een ramp te beperken. Burgemeester en Wethouders hebben de plicht hun inwoners te informeren over de rampen en ongevallen die hen kunnen treffen.32 Sinds de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam is deze wettelijke verplichting niet alleen een formele eis, maar ook een ethisch appél dat moeilijk te negeren is.33
Wettelijke verplichting Het zijn de Wet Rampen en Zware Ongevallen en de Wet op de Veiligheidsregio’s die de gemeenten en de Veiligheidsregio’s verplichten om de inwoners te informeren over: de rampen en ongevallen die hen kunnen treffen; de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming en verspreiding van deze rampen en zware ongevallen; de te volgen gedragslijn. Maar ook de Wet Openbaarheid van Bestuur bepaalt dat de overheid informatie over beleid uit eigen beweging moet verstrekken; ook als het gaat om beleid dat nog in voorbereiding of juist in uitvoering is.
Wat is risicocommunicatie? Risicocommunicatie gaat over het communiceren met burgers en hulpverleners over risico’s waaraan mensen blootstaan voordat zich een ramp of incident voordoet. Er is een verschil tussen risicocommunicatie en crisiscommunicatie. Risicocommunicatie gaat over risico’s waaraan burgers bloot kunnen staan. Crisiscommunicatie is de communicatie die plaatsvindt tijdens en na een ramp. Goede risicocommunicatie vooraf is belangrijk. Als mensen van tevoren weten aan welke risico’s zij zijn blootgesteld, welke maatregelen er al getroffen zijn om de kans op een incident of ramp te minimaliseren en wat zij moeten doen mocht er onverhoopt toch iets gebeuren, kan een gemeente daar ten tijde van een incident of ramp haar voordeel mee doen. Zo zullen mensen waarschijnlijk minder snel in paniek raken en is de kans dat de hulpverleners hun werk optimaal kunnen uitvoeren groter, waardoor de gevolgen van de ramp voor de burgers niet nog groter zullen worden.
Doel van risicocommunicatie Het doel van risicocommunicatie is burgers en hulpverleners bewust maken van de mogelijkheid op een risico. Het gaat hier over het informeren van de aanwezige risico’s in hun omgeving en de maatregelen die al genomen zijn en die de burger zelf kan nemen om de gevolgen zo klein mogelijk te houden. Het gaat ook over de situatie waarin zich, ondanks de preventieve maatregelen, tóch een calamiteit voordoet. Het gevoel van veiligheid van burgers wordt niet alleen bepaald door de vraag “Wat is de kans op een calamiteit?” maar ook door de vraag “Weet ik wat ik moet doen als zich een calamiteit voordoet?”
5.4 Verplichting tot oefenen Een gemeente dient op basis van verschillende wetgeving te zijn voorbereid op de bestrijding van calamiteiten en rampen. Hierbij wordt men verplicht periodiek te oefenen. Dit kan zijn dat men intern oefent of in samenwerking met andere disciplines zoals hulpdiensten of ander overheden, bijvoorbeeld het waterschap. Hieronder volgen enkele passages uit de Wet rampen en Zware ongevallen, waterstaatswet en de wet op de Veiligheidsregio die gaan over de verplichting tot oefenen.
32
NIBRA (2003).Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding. Interprovinciaal Overleg, (2009). Dossier Communicatie.
33
29
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Artikel 2 Wet rampen en zware ongevallen Het college van burgemeester en wethouders is belast met de voorbereiding van de bestrijding van rampen en zware ongevallen in de gemeente, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald. Het bevordert in het bijzonder het houden van oefeningen en de totstandkoming van afspraken, die nodig zijn voor een doelmatige bestrijding van rampen en zware ongevallen. Artikel 4a Wet rampen en zware ongevallen 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen rampen en zware ongevallen worden aangewezen waarvoor een rampenbestrijdingsplan wordt vastgesteld. 2. Bij of krachtens die maatregel worden regels gesteld omtrent: [lid 2 sub c:] het periodiek beproeven en actualiseren van het rampenbestrijdingsplan. Artikel 19 lid 1 Wet rampen en zware ongevallen Onze commissaris in de provincie kan burgemeester en wethouders aanwijzingen geven over gezamenlijke oefeningen van gemeenten, die samen een gemeenschappelijke regeling inzake de brandweer zijn aangegaan, met het oog op de bestrijding van rampen en zware ongevallen in buitengewone omstandigheden. Artikel 18 lid 1 Wet Veiligheidsregio 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor het personeel van de brandweer regels gegeven over opleiden, examineren, bijscholen en oefenen. Met in ieder geval de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel wordt over de bij of krachtens deze maatregel te geven regels overleg gepleegd. Op basis van onder andere bovenstaande wetten dient een gemeente dus te zijn voorbereid, dus geoefend op mogelijke risico’s binnen de gemeente. Uit dit hoofdstuk kan worden geconcludeerd dat: het benaderen van het evacuatieproces door middel van de veiligheidsketen een overzicht geeft van het geheel. De veiligheidsketen is een cyclisch proces, zodat men zich kan blijven ontwikkelen. Daarbij is een nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen ook van essentieel belang. De veiligheidsregio dient de risico’s binnen de gemeenten te inventariseren en hierop een beleidsplan te schrijven. Van belang is dat het beleidsplan volledig is zoals de wet dit voorschrijft. Dit geldt ook voor het evacuatieproces van de gemeente. Risicocommunicatie naar de burger toe erg belangrijk is. Wanneer burgers op de hoogte zijn van de risico’s binnen hun gemeente en zich hierop kunnen voorbereiden wordt de zelfredzaamheid vergroot en de kans op grote paniek kleiner. In verschillende wetgeving de verplichting tot periodiek oefenen is opgenomen.
30
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
6. De huidige situatie Voor het beantwoorden van de vragen in de onderstaande paragrafen hebben wij verschillende gemeenten bezocht. Tijdens ons bezoek hebben we de AOV’ er van de betreffende gemeente geïnterviewd. De vragen gingen merendeel over voorbereiding op een grootschalige evacuatie binnen de gemeente. Daarnaast zijn er ook een aantal vragen gesteld over het risicobewustzijn van bepaalde risico’s die zich voor kunnen doen binnen de gemeente en zijn er vragen gesteld over risicocommunicatie. Een van de vragen was bijvoorbeeld: Wat wordt er binnen de gemeente gedaan aan risicocommunicatie? Naast het houden van de interviews zijn alle rampenplannen van de gemeenten zorgvuldig bestudeerd. Hierbij hebben we gekeken of de plannen up to date en volledig zijn. Op basis van wetgeving is de volledigheid van de rampenplannen bekeken.
6.1 Hoe zijn de gemeenten op dit moment voorbereid op grootschalige evacuatie? Om aan een antwoord op deze vraag te komen is als eerste gekeken naar de wettelijke taken (zie hoofdstuk 2.4) Hieruit blijkt dat de gemeente verantwoordelijk is voor het hoofdstuk evacuatie. Zoals gezegd behoort de beslissing om over te gaan tot evacuatie tot de verantwoordelijkheid van de Burgemeester van het bron- en of effectgebied. Hij is in basis eind- verantwoordelijk voor de gang van zaken. In het Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding zijn schema’s opgesteld waarbij de te verrichten activiteiten per discipline zijn verwoord( zie bijlage).34 Om te kijken of de gemeenten aan de wettelijke eis voldoen zijn alle deelplannen die te maken hebben met het evacuatieproces van de gemeenten deskresearch onderworpen. Deze deelplannen zijn aanwezig in het gebouw van de VNOG. Daarnaast zijn een aantal gemeenten binnen de VNOG geïnterviewd aan de hand van een vragenlijst (zie bijlage 4). Een aantal vragen die besproken zijn in de interviews komen naar voren in dit hoofdstuk. De uitwerking van de interviews is terug te vinden in de bijlagen (5). De gemeentelijke ambtenaren hebben vaak meerdere taken, die niet alleen bestaan uit veiligheidstaken. Bij de andere hulpdiensten is dit vaak wel het geval. Uit het onderzoek komt naar voren dat iedere gemeente binnen de VNOG volgens de provinciale layout de processen die aan hen zijn toegewezen in deelplannen heeft beschreven. Hiermee voldoet men aan de wettelijke (basis) eis om zich voor te bereiden. Per proces wordt in de deelplannen aangegeven welke personen en welke afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie verantwoordelijk zijn. Tijdens het onderzoek zijn alle deelplannen opvang en verzorging van de gemeenten die vallen binnen de VNOG doorgelopen. Wat hierin opvalt, is dat ze over het algemeen hetzelfde zijn en dat niet wordt afgeweken van de Provinciale lay-out. Alleen de telefoonnummers en de opvanglocaties verschillen. In het deelplan opvang en verzorging is een deel vrijgelaten om bijzonderheden in te vullen, dit is over het algemeen opengelaten. Als we kijken naar opvanglocaties zien we dat ze niet bij elke gemeente zijn beschreven. Waar de opvanglocaties wel zijn beschreven zijn niet altijd alle gegevens ingevuld. Het is bijvoorbeeld niet altijd duidelijk hoeveel personen op de opvanglocaties kunnen worden opgevangen. Ook is het van belang dat opvanglocaties geschikt zijn voor het opvangen van grote groepen mensen voor langere tijd(DRBO&VPRIMLEVEN MWB A01C, 2005).
34
Het is van belang dat binnen een opvanglocatie bepaalde faciliteiten aanwezig zijn, zoals meubilair, sanitair, keuken- en kantinevoorzieningen, benodigdheden voor administratie en registratie, verbandmiddelen, EHBO spullen en voeding en drinken.
NIFV, (2008) Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding. Wet rampenplannen, Rampenwet, 1985 (vervallen).
31
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bij de inventarisatie van de opvanglocaties wordt vermeld welke faciliteiten aanwezig zijn en in welke faciliteiten nog moet worden voorzien. Daarbij wordt ook aangegeven op welke manier dit het meest efficiënt kan. Wel zijn de werkinstructies, taken en werkzaamheden in de deelplannen benoemt. Men weet wat de taken en verantwoordelijkheden zijn tijdens een evacuatie. Nog een ander belangrijk punt dat naar voren kwam is dat het niet duidelijk is voor welke duur de opvang geschikt is en waar langdurige opvang plaatsvindt. Zijn de locaties bijvoorbeeld geschikt voor een opvang van minimaal 8 uur? Of zijn de opvanglocaties geschikt voor opvang tussen de 8 en 36 uur of kunnen ze snel daarvoor geschikt worden gemaakt?Is er opvang geregeld voor een duur van meer dan 36 uur? Ten aanzien van eventuele afspraken c.q. waakvlamovereenkomsten komt naar voren dat er maar aantal gemeenten zijn die een waakvlamovereenkomst hebben afgesloten met vervoersbedrijven. De gemeenten die dit niet hebben gaan op het moment dat het nodig is bellen met de verschillende vervoersbedrijven en gaan ervan uit dat de vervoersbedrijven voor het vervoer zorgen. In uiterste nood kunnen bussen door de burgemeester worden gevorderd. Wat tevens is opgevallen, is dat sommige plannen met de daarbij beschreven locaties, telefoonnummers e.d. meer dan 5 jaar oud zijn. In de wet staat beschreven dat de plannen 1 maal in de vier jaar gewijzigd dienen te worden. Bij wijzigingen van telefoonnummers e.d. moet dit gelijk veranderd worden. Een aantal van de gemeenten die valt binnen de VNOG heeft natuurbrand als subscenario meegenomen in de rampenbestrijdingsplannen. Deze is meegenomen, omdat de recreatiebedrijven beschikken over een grote LPG/propaan installatie op het terrein en het bedrijf ligt een in bosrijk gebied. Buiten de deelplannen zijn er binnen bijna alle gemeenten geen plannen die toegespitst zijn op grootschalige evacuatie bij een natuurbrand of overstroming. De meeste gemeenten rekenen erop dat de hulpdiensten met een plan komen en dit uitvoeren. Daarnaast zijn de gemeenten ook niet op de hoogte of recreatiebedrijven of instellingen in hun gemeente zijn voorbereid op een grootschalige evacuatie. De gemeenten geven aan dat de verantwoordelijkheid voor een groot deel ligt bij de eigenaren van de recreatieterreinen. Wel weten de gemeenten dat een aantal recreatiebedrijven een ontruimingsplan hebben. De recreatiebedrijven hebben niet de verplichting om een ontruimingsplan te hebben voor het terrein. Omdat deze verplichting er niet is, is er weinig tot geen controle. Ook is er niets bekend over de eventuele aansluiting van de ontruimingsplannen van de recreatiebedrijven op die van de hulpverleningsdiensten. De gemeente Apeldoorn heeft een master (rampenbestrijding)plan recreatiebedrijven geschreven in 2005. Hierin wordt ook het scenario natuurbrand beschreven. Er staat onder andere beschreven dat de natuurbranden vaak moeilijk te bereiken zijn en er een risico bestaat dat de natuurbranden zich snel uitbreiden. Hierbij is de kans dat de brand zich over verschillende gemeenten uitstrekt groot en kan er snel sprake zijn van bedreiging van een of meer recreatieverblijven, woonwijken en bedrijventerreinen. (gemeente Apeldoorn, 2005). De snelheid van een natuurbrand kan door harde wind heel hoog liggen, de reactietijd van de gemeenten en de hulpdiensten tot het bevel tot evacueren dient snel genomen te worden.35
35
Natuurbrand, een Onderschat Risico/ Drs. A.T.W. van Gulik/september 2008/ Scriptie in het kader van de Master of Public Safety/ Delft TopTech
32
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
De aanwezige capaciteit van de hulpdiensten zal in eerste fase gericht zijn op het inzichtelijk maken van de omstandigheden en waar de capaciteit in te zetten. Voor de politie zal het inhouden dat doorgaande routes vrijgehouden moeten worden. Het (gecontroleerd) begeleiden van hulpverleningseenheden naar het rampterrein en het begeleiden van evacuaties en ontruimingen naar opvanglocaties. In het bosrijke gebied is de ontsluiting nagenoeg nihil. Er is vaak maar een toegangsweg waarover de mensen uit het gebied kunnen worden vervoerd en waarover de hulpverlening het gebied binnen kan. De capaciteit om deze taken uit te voeren zal de eerste paar uur beperkt zijn. Het “sturen” van mensenmassa’s (crowd control) en bijvoorbeeld, gezinnen die elkaar kwijt zijn geraakt in een panieksituatie zal een grote capaciteit aan inzet vragen. Met betrekking tot overstromingen zijn er intergemeentelijke rampenbestrijdingsplannen overstroming en dijkdoorbraak geschreven (VNOG; waterschappen; politie; brandweer; GHOR, 2007) Hierin worden globaal de taken van de gemeente benoemd tijdens een overstroming of dijkdoorbraak (zie bijlage 6). Daarnaast worden de verschillende fasen en de hierin te nemen maatregelen bij het scenario hoogwater beschreven. In de gemeenten zelf zijn geen rampenbestrijdingsplannen met betrekking tot overstromingen bekend. Bij een overstromingsscenario kan men het water een behoorlijke tijd van te voren aan zien komen. Er is op dat moment dan ook tijd om te evacueren. Hierdoor zal men op het moment van bedreiging samen met de hulpdiensten, waterschappen en andere overheden een plan de campagne maken. De capaciteit van de hulpdiensten met de samenwerking van defensie kan in beginsel op korte termijn worden bepaald. Uit de strategische berekeningen volgens de modaliteiten Verkeersmanagement die beschreven is in “Capaciteitenanalyse voor de taak ‘grootschalige evacuatie’” komt naar voren dat het in het rivierenscenario mogelijk is iedereen te evacueren binnen de beschikbare tijd van 3 dagen.36
6.2 In hoeverre zijn de gemeenten zich bewust van het risico dat ze lopen? Gemeenten hebben door verplichte inventarisatie op basis van de WRZO en de wet op de veiligheidsregio inzicht in welke gevaren een gemeente kan lopen. Door het opmaken van de (concept) Risicoprofielen zijn gemeenten zich weer helemaal bewust van alle risico’s in hun gemeente. Gemeenten die veel natuur binnen de gemeentegrens hebben zijn zich wel degelijk bewust van het gevaar op een natuurbrand, maar communiceren dit over het algemeen niet naar de burger toe. Gemeenten die een risico lopen op een overstroming weten dit, maar ook voor dit soort rampen zijn bij het merendeel van de gemeenten geen draaiboeken. Wel zien we dat de ernst van het risico op een natuurbrand of overstroming in elke gemeente anders is. Bij de ene gemeente heeft het risico op een natuurbrand een grotere prioriteit dan bij de andere gemeente. Dit is terug te zien in de mate van voorbereiding.
6.3 Wat wordt op dit moment binnen de gemeente gedaan aan risicocommunicatie? Er kan op meerdere manieren worden gedaan aan risicocommunicatie. Het kan zijn dat de gemeente zelf het initiatief neemt en burgers informeert over de risico’s, maar het kan ook zijn dat bepaalde activiteiten binnen de gemeente vragen oproepen bij de burgers en de behoefte ontstaat om hierover geïnformeerd te worden.37 Vaak vraagt men zich af of het wel verstandig is om burgers te informeren over de risico’s binnen de gemeente. Misschien maakt men hierdoor wel slapende honden wakker. Het maakt risico’s zichtbaar 36 37
Rijksoverheid, (2008) Capaciteiten-analyse voor de taak ‘grootschalige evacuatie. Ministerie van BZK, Den Haag, (2003). Handreiking Risicocommunicatie.
33
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
en laat zien dat niet alles te handhaven of op te lossen is door de gemeente. Aan de andere kant zijn bestuurders wettelijk verplicht om de burgers te informeren over de risico’s binnen de gemeente. Toch weten de meeste burgers wel welke risico’s zich in de omgeving bevinden. Door de risico’s inzichtelijk te maken voor de burger weet men wat er mis kan gaan. Daarbij is het wel van belang dat burgers weten wat te doen op het moment dat het mis gaat en kan er sneller gehandeld worden door zowel burger als hulpdiensten. Tijdens de oefeningen die gehouden zijn in het kader van de pilot zelfredzaamheid bij natuurbranden van eind 2009 en begin 2010 kwam ook naar voren dat burgers (recreanten, eigenaren recreatiebedrijven) niet altijd weten wat ze moeten doen. In Nederland wordt nog altijd ten onrechte verondersteld dat de brandweer in staat is om elke natuurbrand, waar en wanneer deze zich ook voordoet, te beheersen.38 In tegenstelling tot een overstroming die men over het algemeen aan kan zien komen, gaat het bij een natuurbrand over de tijd waarin men moet handelen. Burgers hebben over het algemeen veel vertrouwen in de hulpverlening. Echter de capaciteit van de professionele hulpverlening is bij een natuurbrand in het eerste uur per definitie beperkt en wordt als eerste ingezet waar die het hardst nodig is. Bij een overstroming heeft men over het algemeen meer tijd om een evacuatie voor te bereiden.
Wat doen de gemeenten op dit moment aan risicocommunicatie? Uit dit onderzoek is gebleken dat gemeenten binnen de VNOG weinig doen aan risicocommunicatie. Een enkele gemeente doet aan voorlichting naar de burgers, onder ander door de flyer “Mooi he?’’ te verspreiden op het gebied van natuurbrand.39 Deze flyer wordt huis aan huis verspreid bij recreatiegebieden en mensen die in het risicovolle gebied wonen. Op het gebied van crisiscommunicatie zijn er wel draaiboeken bij de verschillende overheden aanwezig.40 Op het moment van een ramp treedt bij de gemeente het deelplan communicatie in werking om de burgers te informeren en te waarschuwen. Een enkele gemeente (o.a. Apeldoorn) heeft in het deelplan standaard teksten opgenomen. Voorlichting gebeurt door middel van de gemeentelijke voorlichters en door gebruik te maken van medewerkers uit de regionale voorlichtpool. De bevolking kan bijvoorbeeld gewaarschuwd worden door het sirenenet. 41 Voor het informeren van burgers wordt op dit moment gebruik gemaakt van: Calamiteitenzender Omroep Gelderland; Gemeentelijke website en/of www.crisis.nl; Publieksinformatienummer (0800-1351), mits geactiveerd; Lokale toepassingen, zoals het inschakelen van lokale omroepen en kabelkranten of het inzetten van de calamiteitenschakeling van de gemeente (contract met kabelexploitant om tv-uitzendingen te onderbreken); Geluidswagen. Gemeenten maken onder andere gebruik van communicatie door middel van de gemeentelijke website. Dit is vaak een onderdeel van de campagne: “Denk Vooruit” · Het is het motto van een campagne die de overheid eind september 2008 is gestart. Het doel is iedereen bewust te maken van risico's en nuttige tips te geven over handelen in geval van een plotselinge ramp. Ook het verspreiden van de instructiekaart “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand” komt in veel
38
Provincie Gelderland, (2010) Pilot Zelfredzaamheid bij Natuurbranden Noord – Veluwe Eindrapportage . Gezamenlijke folder van Bosschap, Recron en Brandweer VNOG en Gelderland Midden. 40 VNOG, (2007).Convenant samenwerking waterschappen, veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland en politie Noord- en Oost-Gelderland versie 23 oktober 2007. 41 Deelplan 3 Communicatie bij rampen & zware ongevallen 39
34
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
gemeenten voor. Het nadeel is wel dat de kaart algemeen is geschreven en niets zegt over het plaatselijk risico.
6.4 Hoe kunnen de gemeenten in de toekomst de scenario’s oefenen? Hoe ziet de toekomst eruit voor gemeenten op het gebied van oefenen? Doordat natuurbranden en overstromingen in toekomst waarschijnlijk vaker voor gaan komen is het regelmatig oefenen van belang. Het is daarnaast belangrijk dat als het even kan niet alleen op papier wordt geoefend. Hierbij kan gedacht worden aan een grote landelijke oefening zoals deze vaker zijn gehouden. Oefenen zal in de komende jaren dan ook meer gericht zijn op multidisciplinair samenwerken. De vaststelling van natuurbranden als maatgevend risico in Noord- en Oost Gelderland en de scenario’s klimaatverandering voor overstromingsrisico’s betekenen ook voor de gemeenten dat men hier op voorbereid moet zijn.42 Daarnaast kunnen de gemeenten dankbaar gebruik maken van de afgelopen evacuaties zoals die van Schoorl.43 De lessen die daaruit getrokken kunnen worden zijn van groot belang voor toekomstig optreden.
6.5 Causaal veldmodel De oorzaken van de knelpunten bij evacuatie zijn schematisch weergegeven in het onderstaand causaal veldmodel. Het causaal veldmodel geeft met behulp van een eenvoudig pijlenschema de causale relaties (oorzaak -> gevolg) weer die de problemen veroorzaken (Nel Verhoeven). Het model is gebaseerd op de huidige situatie en de problemen die bij de voorbereiding en uitvoering van een evacuatie naar voren komen. Het gaat dan om informatie naar burgers en hulpverleners, de afspraken over wie welke boodschap verwoordt, de geoefendheid en de verantwoordelijkheden. Causaal veldmodel
Samenwerking
Beleid
Communicatie
Ruimtelijke ordening
Het causaal veldmodel geeft weer wat er tijdens ons onderzoek naar voren is gekomen. De verschillende knelpunten die er zijn, zijn hier weer gegeven. We kunnen een aantal typen knelpunten onderscheiden. 42 43
Rijksoverheid, (2009). Scenario’s Nationale Risicobeoordeling 2008/2009. NIFV, (2010). Duin-en bosbrand Schoorl Symposium natuurbranden 13 april 2010.
35
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Als eerste de organisatie en de contacten tussen de gemeenten en hulpdiensten. Doordat de samenwerking niet altijd voldoende is, is de afstemming minder en zal dat bij een ramp kunnen leiden tot vertraging en/of fouten. Gemeenten “leunen” vooral op de hulpdiensten die het wel zullen doen. Betere samenwerking en afstemming zullen leiden tot meer inzicht en dat zal een positief effect hebben op een evacuatie. Het tweede punt is het beleid. Hierbij wordt onder andere bedoeld: de interesse en het gevoel bij een gemeente voor de noodzaak tot samenwerking en afstemming. Iedere gemeente heeft zijn eigen prioriteit. De gemeenten hebben nu allemaal hun risico’s inzichtelijk gemaakt. Als de kans op een natuurbrand of overstroming wel aanwezig is en men dit niet of nauwelijks aanpakt, heeft men bij een ramp een groot probleem. Er is bij de gemeenten geen beleid richting recreatiebedrijven in natuurgebieden om zich voor te bereiden op maatregelingen bij een natuurbrand. Betere afspraken maken met andere overheden, hulpdiensten en belangen behartigers als bijvoorbeeld Recron, de vereniging die de belangen van de recreatieondernemers behartigt, kan leiden tot eenduidigheid in beleid en aansturing. Het derde punt is de wijze van communicatie voor en tijdens een ramp. Burgers gaan over het algemeen pas nadenken over risico’s als ze daarover geïnformeerd worden, er toe gedwongen worden of pas al men de relevantie ervan inziet. Wat wij uit de gesprekken naar voren zien komen is dat er nauwelijks wordt gedaan aan risicocommunicatie. Het is daarom van belang dat de communicatie wordt afgestemd op de lokale behoeften van mensen die blootgesteld kunnen worden aan een risico van een overstroming of een natuurbrand. Het vierde punt is de ruimtelijke ordening. Er zijn steeds meer mensen die recreëren in de risicovolle (natuur)gebieden, maar aan andere kant zit men met de planologische beperking qua wegenstructuur door ruimtelijke beperkingen. Als het bestemmingsplan groei mogelijk maakt, dient men ook rekening te houden met de verkeerscapaciteit.
36
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
7. Conclusies Het uitgangspunt van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de huidige stand van zaken binnen de verschillende gemeenten met betrekking tot het evacuatie proces. Nu we bij de conclusies uit zijn gekomen en het onderzoek hebben afgerond wordt er een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen en de probleemstelling. Risicogebieden Welke gemeenten binnen de VNOG lopen een groot risico op een natuurbrand of een overstroming, waarbij ook grote groepen mensen aanwezig zijn? De conclusie die hieruit getrokken kan worden is: Iedere gemeente binnen de VNOG loopt kans op een natuurbrand, echter de gemeenten die liggen in het Veluwe Massief lopen een verhoogt risico. Door dat voornamelijk in dit gebied in het hoogseizoen veel recreanten verblijven, kan bij een eventuele natuurbrand een evacuatie moeilijk verlopen. Gemeente die liggen aan de IJssel hebben een kans op een overstroming. Doordat bij langdurige regenval en/of smeltwater in Duitsland de Rijn of in België en Frankrijk de Maas zoveel water afvoert, zal de kans op een overstroming toenemen. Mede door de klimatologische veranderingen van de laatste jaren heeft het rijk dit scenario opgenomen in de nationale risicobeoordeling. Hoe zou het evacuatieproces eruit moeten zien? Hoe zouden de gemeenten zich moeten voorbereiden op grootschalige evacuaties? het benaderen van het evacuatieproces door middel van de veiligheidsketen geeft een overzicht geeft van het geheel. De veiligheidsketen is een cyclisch proces, zodat men zich kan blijven ontwikkelen. Daarbij is een nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen ook van essentieel belang. Op welke wijze kunnen de gemeenten bewust worden gemaakt van de risico’s? De veiligheidsregio dient de risico’s binnen de gemeenten te inventariseren en hierop een beleidsplan te schrijven. Van belang is dat het beleidsplan volledig is zoals de wet dit voorschrijft. Dit geldt ook voor het evacuatieproces van de gemeente. Door de nieuwe wetgeving worden risico’s opnieuw geïnventariseerd. Mede hierdoor kan een stukje risicobewustzijn worden gecreëerd. Risicocommunicatie naar de burger Risicocommunicatie naar de burger toe erg belangrijk is. Wanneer burgers op de hoogte zijn van de risico’s binnen hun gemeente en zich hierop kunnen voorbereiden wordt de zelfredzaamheid vergroot en wordt de kans op grote paniek kleiner. Daarnaast verplicht de wet de gemeenten de risico’s die zich binnen de gemeente voor kunnen doen te communiceren naar de burger. Verplichting tot oefenen In verschillende wetgeving is de verplichting tot periodiek oefenen opgenomen.
37
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Huidige situatie Hoe zijn de gemeenten op dit moment voorbereid op een grootschalige evacuatie? Alle gemeenten voldoen aan de wettelijke voorschriften om zich voor te bereiden op rampen in hun gemeente. Iedere gemeente heeft de deelplannen volgens provinciale lay-out ingevuld. Wat is opgevallen is dat niet iedere gemeente de deelplannen up to date heeft. Deze deelplannen dienen iedere vier jaar te worden herzien. Sommige deelplannen zijn ouder dan vijf jaar en niet ieder deelplan is volledig. Gemeenten zijn niet goed voorbereid op grootschalige evacuatie. De meeste gemeenten zijn afwachtend wat de hulpdiensten gaan doen, en ondernemen dan pas actie. Ten aanzien van overstromingen heeft men over het algemeen ook meer tijd om een evacuatie op te zetten en voor te bereiden. Samen met waterschappen en de overheid kan men een paar dagen vooruit kijken. Bij een natuurbrand is dit anders, men kan het op een droge zomerdag ieder moment verwachten, maar men is er niet op voorbereid. Gemeenten hebben geen zicht of burgers, recreatiebedrijven of ondernemingen in een natuurgebied een ontruimingsplan of evacuatieplan hebben voor een ontruiming of evacuatie bij een eventuele natuurbrand. Dit is op zich ook niet wettelijk verplicht, maar van gemeenten die recreatie hoog in het vaandel hebben staan zou je iets meer mogen verwachten. In hoeverre zijn de gemeenten zich bewust van het risico dat ze lopen? Gemeenten zijn door de inventarisaties in het verleden en het recentelijk opstellen van het risicoprofiel in ieder geval op de hoogte van de aanwezige risico’s en ze zijn zich daarvan bewust. Niet iedere gemeente heeft het risico op een natuurbrand of overstroming even hoog in de “top tien” staan. Wat wordt op dit moment binnen de gemeente gedaan aan risicocommunicatie? Risicocommunicatie biedt aan gemeenten de mogelijkheid om informatie uit te wisselen over risico’s en de mogelijkheden om de gevolgen van een ramp te beperken. Er wordt echter binnen de gemeenten weinig gedaan aan risicocommunicatie naar de burgers toe. Een enkele gemeente heeft eenmalig een flyer uitgegeven over natuurbrand. Burgers in een gebied dat een risico loopt op een overstroming of natuurbrand zijn zich daar niet altijd van bewust.
De probleemstelling luidt als volgt: “Op welke wijze zijn de gemeenten binnen het gebied van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland die het grootste risico lopen voorbereid op het per direct evacueren van grote aantallen personen in geval van een overstroming of natuurbrand? ’’ Na aanleiding van het onderzoek kunnen we concluderen dat de gemeenten binnen de VNOG nog niet goed voorbereid zijn op direct evacueren van grote groepen mensen.
38
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
8. Aanbevelingen Op basis van het onderzoek is het mogelijk een aantal aanbevelingen te doen. In het causaal veldmodel zijn verschillende knelpunten met betrekking tot het grootschalig evacueren naar voren gekomen. De aanbevelingen zijn dan ook gericht op de knelpunten die naar voren zijn gekomen in het causaal veldmodel. Samenwerking Het is van belang dat gemeenten en hulpdiensten meer gaan samenwerken. Daarnaast is het van belang dat er een goede afstemming is tussen de verschillende partijen. Er zou meer aandacht besteedt moeten worden aan integrale samenwerking, dit onder het mom van samen staan we sterker. Door elkaar vaker te zien kent men elkaar beter en zal de samenwerking beter gaan verlopen. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid heeft een onderzoek gedaan naar de Kwaliteit gemeentelijke processen tijdens de grieppandemie. Hierbij kwam naar voren dat er verschillende factoren zijn, die van belang zijn bij een effectieve taakuitvoering van de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie. Ook bleek dat de onduidelijke aansturingstructuur in de praktijk direct negatieve gevolgen had op de effectiviteit van de werkzaamheden van het team bevolkingszorg en op de aansturing van de gemeentelijke actiecentra.44 Beleid Gemeenten die een risico lopen op een natuurbrand of een overstroming dienen meer aandacht te gaan besteden aan evacuatiestrategieën. Samen met de hulpdiensten, brancheorganisaties e.d. dienen afspraken gemaakt te worden over evacuaties van recreatiebedrijven en instellingen in de gebieden die een risico lopen.
Vanuit de gemeenten of andere overheden zou meer druk uitgeoefend moeten worden op bedrijven die zich in een risicogebied bevinden om bijvoorbeeld een ontruimingsplan of een evacuatieplan te hebben en deze te controleren. Door afspraken te maken met branche partijen als de Land en Tuinbouw Organisatie (LTO), bosschap, Recron e.d. zouden er betere afspraken kunnen worden gemaakt.
Tijdens het onderzoek kwam naar voren dat niet alle gemeenten het deelplan opvang en verzorging up to date of compleet hadden. Tijdens het zoeken naar geschikte informatie kwamen wij een format tegen van het deelplan opvang en verzorging (DRBO&VPRIMLEVEN MWB A01C, 2005). Deze beschrijft op zeer gedetailleerde wijze wat er allemaal in het deelplan moet komen te staan en is dan een nadere uitwerking van het deelplan in het rampenplan.
Gemeenten vormen een belangrijke schakel in de keten van maatregelen die worden genomen bij een calamiteit, net als politie en brandweer. Gemeenten welke een risico hebben op een natuurbrand of overstroming zouden voor deze risico’s een rampenplan moeten maken toegespitst op dat risico.
Communicatie Onze aanbeveling richting de gemeenten en de veiligheidregio is om meer en vaker te communiceren. Dit niet alleen door middel van huis aan huis bladen en internet, maar ook 44
Inspectie openbare Orde en Veiligheid, (2009).
39
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
door voorlichtingsavonden te organiseren. Dit laatste kan ook nog door een aparte avond voor inwoners en een aparte avond voor het bedrijfsleven. Het vaststellen van het Risicoprofiel zoals gesteld in de Wet op de veiligheidsregio’s is een goede aanleiding om hiermee aan het werk te gaan. 45 Communicatie- en informatiestromen zijn voor, tijdens en na een (grootschalige)calamiteit van groot belang. Succes van communicatie staat of valt bij het tijdig ter beschikking hebben van de juiste informatie. Van cruciaal belang is dat alle informatiestromen en -voorzieningen zo veel mogelijk op elkaar afgestemd zijn zodat alle diensten en overheden die betrokken zijn bij rampenbestrijding en crisisbeheersing op een zo eenduidige wijze met elkaar en naar de burgers kunnen communiceren. Het is in ieders belang juist en eenduidig naar voren te komen, zonder tegenstrijdige informatie. Waar men ook over moet na denken is hoe men gaat communiceren als er kritieke infrastructuur als elektra uitvalt. Een goed hulpmiddel om risico’s te communiceren is de ‘wegwijzer risicocommunicatie’. In deze wegwijzer wordt op systematische wijze beschreven hoe risico’s op een goed manier naar burgers toe gecommuniceerd kunnen worden. In de Wegwijzer risicocommunicatie wordt door middel van een stappenplan beschreven hoe de gemeenten op een juiste manier kunnen communiceren over de risico’s met de burgers. Het stappenplan bestaat uit 14 stappen, die hieronder kort worden beschreven en is te vinden op de website van IPO.46 1. Bepaal hoe groot de behoefte aan risicocommunicatie is binnen de gemeente. 2. Schrijf een bestuursvoorstel waarmee het proces wordt geautoriseerd. 3. Richt een projectgroep op van alle ambtenaren die betrokken zijn bij veiligheid (AOVérs). 4. Analyseer de risico’s waarover wordt gecommuniceerd. 5. Werk een plan van aanpak uit. Neem tegelijkertijd een planning voor publieksonderzoek op. 6. Start een intern communicatietraject zodat er draagvlak wordt gecreëerd bij collega’s. 7. Bereid het publieksonderzoek voor. 8. Verstuur de enquêtes. 9. Verwerk de gegevens uit de binnengekomen enquêtes. Analyseer en interpreteer de antwoorden. 10. Maak een plan voor risicocommunicatie activiteiten. 11. Voer de activiteiten uit en houd een evaluatieonderzoek. 12. Verwerk de resultaten van het evaluatieonderzoek. 13. Geef publiciteit aan de vorderingen met betrekking tot het doorlopen van het communicatieproces. 14. Maak een voorstel voor eventuele vervolgacties en probeer ervoor te zorgen dat risicocommunicatie een standaard onderdeel wordt op het veiligheidsbeleid. Ruimtelijke ordening De laatste aanbeveling heeft betrekking op de ruimtelijke ordening. Er zijn steeds meer mensen die willen wonen, werken en recreëren in de risicovolle (natuur)gebieden. Door bijvoorbeeld een overstromingsrisicozonering aan te brengen creëer je een veiligheidsbuffer in de ruimtelijke plannen. Als het bestemmingsplan groei mogelijk maakt van bijvoorbeeld recreatie, dient men ook rekening te houden met de verkeerscapaciteit. Men dient dus in de ruimtelijke plannen of bestemmingsplannen rekening te houden met de veranderende en de te verwachten omstandigheden van de natuur.
45 46
NVBR. het Risicoprofiel Interprovinciaal Overleg, (2009). Dossier Communicatie.
40
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bibliografie
Baarda en De Goede (2006) Basisboek Methoden en Technieken, Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. AVD-SAVE-NIvU-Nibra (2001), Leidraad Operationele Prestaties. DRBO&VPRIMLEVEN MWB A01C. (2005). Deelplan Opvang en verzorging en voorzien in de primaire levensbehoeften. Uitwerking van deelproces 14 van het Plan Crisismanagement. E.R Muller, U. R. (2009). Crisis, Studies over crisis en crisisbeheersing. Deventer: Kluwer Uitgeverij. Geveke, H., Huizing, Y., Stijger, E., Sybrabdi, F., & Temme, B. (2008). Handboek voorbereiding rampenbestrijding. Arnhem: NIFV Helsloot, I. & Scholtens, A.C.J. (2008). Gedrag van burgers bij evacuatie: leerpunten van (internationaal) onderzoek. In I. Helsloot, E. Brainich & R. Reitsma (Eds.), Evacuatie, een overzicht van inzichten in theorie en praktijk van grootschalige evacuaties. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (2009), Poldercrash 25 februari 2009, Een onderzoek door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Den Haag: IOOV ISBN 978-90-5414-179-2 Interbestuurlijke projectgroep IMPlementatie Richtlijn Overstromingsrisico’s (2009), Dummy Overstromingsrisicobeheerplan, nationale-risicobeoordeling-2008-2009, IMPRO Interprovinciaal Overleg (2006), Wegwijzer risicocommunicatie ‘Sleutelbos binnen handbereik, Den Haag, IPO-publicatienummer 254-c Jong, W. Besselink, A. (2008), Leidraad Voorlichting bij evacuaties in hoogwatersituaties en bij overstromingen, Den Haag: Taskforce Management Overstromingen, ISBN 978-909023488-5 Jong, W. de & Besseling, A. (2008). Handleiding voorlichting bij massa evacuatie, hoogwater en overstromingen. Den Haag: TMO in samenwerking met COT en consortium ‘Van dreigend hoogwater tot en met evacuatie’. K. Wouters (2005) Veiligheid Nederland in Kaart, Globale schadeberekening , achtergronddocument, Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Kolen, B. (2009). Van dreigend hoogwater tot en met evacuatie. HKV lijn in water. Lelystad: HKV. Kolen, B., Meijdam, W., Oosthoek, M., & van der Putten, T. (2008). Is Nederland in staat om een grootschalige evacuatie uit te voeren? Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing. Ministerie van Binnenlandse zaken (2007), concept Nationaal Crisisplan Hoogwater en overstromingen, Den Haag: BZK Ministerie van Binnenlandse zaken (2008) Nationale Veiligheid, Capaciteitenanalyse voor de taak ‘grootschalige evacuatie, Breda: BZK, ISBN 978.90.5414.154.9 Ministerie van Binnenlandse Zaken (2009). Nationale Veiligheid, Nationale Risico Beoordeling 2009. Den Haag: BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008), Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding, Structurering Documentatie Rampenbestrijding, Den Haag: BZK Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (2009) “Nationale Veiligheid; Brief minister over versterking zelfredzaamheid bij rampen en crises”. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tweede Kamer, kamerstuk 2008–2009, dossiernummer 30821 ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directie brandweer en Rampenbestrijding (2003) Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding, Beheer voorbereiding rampenbestrijding, Den Haag: BZK 41
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, directoraat-generaal Veiligheid (2009), Scenario’s Nationale Risicobeoordeling 2008/2009, Den Haag: Rijksoverheid Ministerie van Binnenlandse Zaken, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Vereniging Nederlandse Gemeenten (2003) Handreiking Risicocommunicatie, Den Haag: BZK Ministerie van Binnenlandse zaken. (2008), Programma Nationale Veiligheid. Den Haag: BZK ISBN 978.90.5414.154.9 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, (2010) Water in beeld 2010. Voortgangsrapportage over het waterbeheer in Nederland in het jaar 2010. Den Haag: MVK Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Water (2007) Begrippen Begrijpen, Den Haag: MVK Nel Verhoeven (2006) wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger beroepsonderwijs. Boom onderwijs Nifv. (2008). Handboek voorbereiding rampenbestrijding. Den Haag: BZK NIPO (2006). Risicoperceptie bij overstromingen in relatie tot evacuatiebereidheid. Amsterdam: TNS NIPO. P.J.M. Verschuren en J.A.C.M. Doorewaard (2007) Het ontwerpen van een onderzoek, uitgeverij Lemma Programmabureau VIKING (onbekend), Verbetering van de Rampenbestrijding bij hoogwater in Nordrhein-Westfalen en Gelderland, Arnhem: Programmabureau VIKING Provincie Gelderland (2010), Pilot Zelfredzaamheid bij Natuurbranden Noord – Veluwe, Eindrapportage, Arnhem, Provincie Gelderland Rijkswaterstaat (2006), landelijk draaiboek hoogwater- en stormvloedcrises, Lelystad RIZA Van der Kaap, G. (2006) Toegepast communicatieonderzoek Wegh, E. (2008). Nationaal concept Evacueren voor oefening Waterproef. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
42
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Internet bronnen
Inspectie openbare Orde en Veiligheid, (2009). Geraadpleegd op 21 december 2010. http://www.ioov.nl/onderwerpen/rampenbestrijding/lopend-onderzoek Ministerie van Veiligheid en Justitie, (2009). Zelfredzaamheid bij rampen en crises; een goede voorbereiding is essentieel. Geraadpleegd op 25 november 2010. http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/document/zelfredzaamheid-bij-rampen-en-crises-eengoede-voorbereiding-essentieel NIFV, (2010). Duin-en bosbrand Schoorl Symposium natuurbranden 13 april 2010. geraadpleegd op 2 november 2010 www.nifv.nl/web/show/...4...Robin_Burgeringschoorl.../page=198653 NVBR (zd). het risicoprofiel. Geraadpleegd op 17-27 oktober 2010 http://www.regionaalrisicoprofiel.nl/het_risicoprofiel/ Overheid.nl (2010) Wet van 11 februari 2010, houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s) ( Stb. 145) geraadpleegd op 10 oktober 2010. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-145.html Overheid.nl. (2010), wet en regelgeving. Geraadpleegd 10 oktober 2010.http://wetten.overheid.nl/zoeken/ Radio-Televisie Noord Holland, (2009). Natuurbrand onder controle. Geraadpleegd 1 oktober 2010. http://www.rtvnh.nl/nieuws/33143/Natuurbrand+Schoorl+onder+controle. Rijksoverheid (2010). Wat is een veiligheidsregio?. Geraadpleegd op 5 oktober 2010, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-eenveiligheidsregio.html Rijksoverheid, (2009). Nederland leeft met water. Geraadpleegd 2 oktober 2010. http://www.nederlandleeftmetwater.nl/wie_doet_wat/gemeenten Rijksoverheid, postbus 51, (2010). Voorbereid zijn op noodsituaties. Geraadpleegd op 26 november. http://denkvooruit.nl. 26 november 2010 Rtl nieuws, (2003). Woonwijk in Wilnis staat blank door dijkbreuk. Geraadpleegd op 1 oktober 2010, http://www.rtl.nll/(/actueel/rtlnieuws/binnenland/)/components/actueel/rtlnieuws/2003/0 8_augustus/26/binnenland/0826_Dijkdoorbraak_Wilnis_0515.xml Stichting Adviesgroep Bestuursrecht, (2010). WET RAMPEN EN ZWARE ONGEVALLEN. Geraadpleegd op 5 oktober 2010. http://www.stab.nl/wetten/0769_Wet_rampen_en_zware_ongevallen.htm VNOG, (2007.Convenant samenwerking waterschappen, veiligheidsregio Noord- en OostGelderland en politie Noord- en Oost-Gelderland versie 23 oktober 2007. geraadpleegd 20 november 2010. http://www.veluwe.nl/. Waterschap Rijn en IJssel, Homepage Rijn en IJssel, (2007). Nauwere samenwerking Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland en waterschap.geraadpleegd 7 oktober 2010 http://www.wrij.nl/actueel/nieuws/@93669/pagina/ Woordenboek.nl (zd) bosbrand. Geraadpleegd 1 september 2010 http://www.encyclo.nl/begrip/Bosbrand Woordenboek.nl (zd) overstroming. Geraadpleegd 1 september 2010 http://www.encyclo.nl/begrip/Overstroming
43
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Woordenboek.nl (zd) Risico. Geraadpleegd 1 september 2010 http://www.encyclo.nl/begrip/Risico
44
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlagen Bijlage 1 Afkortingen en begrippen De in dit document gehanteerde afkortingen staan voor: AB AC ACB AMvB AOV BT BZK COPI CvD CvD-G DB GRIP GRS ICRN IOOV PNOG RBT RCBOT ROOV ROT VBC VNOG Vr VROM WM Wro Wrzo Wvr
Algemeen Bestuur Algemeen Commandant, Actiecentrum, Alarmcentrale Actiecentrum Brandweer Algemene Maatregel van Bestuur Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid Beleidsteam Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Commando Plaats Incident Commandant van Dienst Commandant van Dienst-Geneeskundig Dagelijks Bestuur Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure Gemeentelijke Rampenstaf Interregionale Commissie Risicobeheersing Natuurbranden Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Politie Noord- en Oost-Gelderland Regionaal Beleidsteam Regionaal Coördinatie- en Bedrijfsopvangteam Regionaal Overleg Openbare Orde en Veiligheid Regionaal Operationeel Team Veluwe Bosbrand Comité Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Veiligheidsregio Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet Milieubeheer Wet ruimtelijke ordening Wet Rampen en Zware Ongevallen Wet Veiligheidsregio’s
45
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 2 Activiteitenschema’s gemeentelijke processen
Activiteitenschema Voorlichten
46
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
47
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
48
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Activiteitenschema opvang en verzorging
49
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
50
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
51
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
52
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Activiteitenschema registeren van slachtoffers
53
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
54
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
55
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Activiteitenschema voorzien in primaire levensbehoeften
56
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
57
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
58
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Activiteitenschema bij het proces/deelplan evacueren Activiteit 1.
Het analyseren van relevante gegevens.
1.1 Op grond van gegevens over aard, omvang en ontwikkeling van het incident bepalen of evacuatie van bedreigd gebied noodzakelijk is: bepalen of bevolking geadviseerd moet worden hun gebouwen en objecten veilig te stellen; bepalen of publieke gebouwen en andere overheidseigendommen veiliggesteld moeten worden. 1.1 Bepalen omvang te evacueren gebied en bepalen aard evacuatie: binnen- of buitengemeentelijk (melden CdK!); preventief of acuut; vrijwillig of gedwongen. 1.3 Bepalen of afkondiging noodverordening noodzakelijk is. - indien ja: afspraken maken met OM over handhaving en snelrecht. 1.4 Aan de hand van vooraf door de gemeente(n) geïnventariseerde gegevens bepalen van: aantal betrokken personen, huisdieren en vee, alsmede de mobiliteit daarvan; prioriteiten van de verschillende groepen. Dit is afhankelijk van aard van de ramp; aantal en wijze van veilig te stellen kwetsbare locaties (w.o. overheidsgebouwen, inventarissen, (kunst)objecten); veilig te stellen productieprocessen en opslagvormen van gevaarlijke stoffen (m.n. stoffen met negatieve invloed op leefbaarheid of milieu); bepalen prioriteiten van de verschillende categorieën; bepalen welke onderdelen, gegeven de situatie, tot de overheidstaak horen. 1.5 Vaststellen welke deelplannen hierbij zijn betrokken: raadplegen en zonodig activeren en de benodigde gegevens voor evacuatie aanleveren en afstemmen; waakvlamovereenkomst voorlichting activeren. 2. Het opstellen van een evacuatieplan.
Brand P G Geme weer olitie HOR ente + + + * +
+
+
*
+
+
+
*
+
+
+
*
+
+
-
*
+
+
+
*
+
+
+
*
2.1 Bepalen of afzonderlijk regionaal actiecentrum voor evacuatie moet orden ingesteld bij RCC. Taakverdeling afspreken RCC en gemeentelijke coördinatoren. Ook aandacht bestuurlijke en technische coördinatiestructuur. 2.2 Deze gegevens zijn nodig voor uitvoer van de deelplannen, voorlichting, waarschuwing bevolking en verkeer regelen: bepalen te gebruiken beschermingsmiddelen voor hulpdiensten en maximale verblijfsduur in te evacueren gebied; bepalen verzamel-, registratie-, convooi-, en opstappunten; bepalen aan- en afvoerroutes evacuatie, bij voorkeur scheiden voor mens en dier; bepalen eerste doorvoerlocaties of (voorlopige) actiecentra; bepalen tijdschema’s voor de achtereenvolgende evacuatiestappen. 2.3 Bepalen hoe en in welke talen evacués worden gealarmeerd. Bepalen inhoud eerste en nadere berichtgeving in afstemming met afdeling Voorlichting. 2.4 Bepalen van benodigde personele en materiële middelen: begeleidend en toezichthoudend personeel (politie, militairen); (medisch) verzorgend personeel voor onderweg; registratiepersoneel (CRIB, CRAS); veterinaire dienst, dierenbescherming; voorlichting, berichtencentra; transportmiddelen (w.o. OV, taxi’s ambulances, rolstoelen), verhuis-, vracht-, en veewagens, helikopters, schepen, boten, vletten; beschermingsmaterialen bijzondere (kunst)objecten, gebouwen, infrastructuur; geluidswagens, verbindingsmaterieel; bewegwijzeringsborden en afzetmiddelen. 2.4 Bepalen controle ontruiminggebied, incl. materiaal voor verzegeling.
+
+
+
*
+
+
+
*
-
-
-
*
+
+
+
*
-
+
-
*
2.5 Bepalen welke Nutsvoorzieningen moeten worden afgeschakeld. Uitgangspunt Nutsvoorzieningen is dat deze zo lang mogelijk in stand worden gehouden.
+
-
-
*
59
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
2.6 Bepalen hoe geëvacueerd gebied bewaakt moet worden (relatie met afzetten/afschermen) 2.7 Indien nodig afstemmen te nemen maatregelen met buurgemeenten, gewest/regio, provincie(s), NCC en LOCC. 3. Beschikbaar krijgen personeel en middelen. 3.1 Alarmeren personeel en regelen benodigde middelen. Hierbij valt te denken aan:
14 januari 2011
-
+
-
*
-
-
-
*
+
+
+
*
+
*
+
+
-
-
-
*
*
-
-
-
Rode Kruis, Kruisvereniging, huisartsen, EHBO-ers; kerken en andere netwerken van levensbeschouwelijke organisaties; maatschappelijk/welzijnswerkers; (vrijwillige) politie; militairen. Materiele middelen van: vervoersondernemingen (w.o. touringcar-, taxi- en verhuisbedrijven); dierenambulances; veevervoerders; militaire steun. 3.2 Bemensen en gereedmaken van: verzamelpunten; opvanglocaties (zie ook verkeer regelen, begidsen, informatiepunten en CRIB!). 3.3 Alarmeren van derden, zoals Nutsbedrijven.
60
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 3 Rampenbestrijdingsprocessen
61
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 4 Overzicht van gemeenten die een risico lopen Gemeenten VNOG
Oppervlakte
Gevaars aantal indicatie inwoners risicokaart natuurbrand risico 27.447 ja 156.000 ja
vaste bewoners gast laag nee hoog hoog
risico nee ja
gevaar Kans op overstroming nee nee
nee
nee
Aalten Apeldoorn
97,1 km² 341,1 km²
Berkelland
260,4 km²
44.968
ja
ja
laag
Bronckhorst
286,4 km²
37.737
ja
hoog
middel nee
ja
Brummen
85,1 km²
21.156
ja
laag
laag
nee
ja
Doetinchem
79.67 km²
56.111
ja
hoog
hoog
ja
nee
Elburg Epe Ermelo
65,95 km² 175,25 km² 87,38 km²
22.193 32.892 26.261
ja ja ja
hoog hoog hoog
hoog hoog hoog
ja ja ja
ja nee
Harderwijk Hattem Heerde Lochem Montferland
48,27 km² 24,2 km² 80,39 km² 216,1 km² 106,65 km²
44.052 11.797 18.329 33.437 35.183
ja ja ja ja ja
hoog hoog hoog hoog laag
hoog hoog hoog hoog laag
ja ja ja ja nee
ja nee nee nee nee
Nunspeet Oldebroek
129,49 km² 98,85 km²
26.670 22.765
ja ja
hoog
hoog
ja
ja
Oost Gelre
110,19 km²
30.028
ja
hoog
hoog
ja
nee
Oude IJsselstreek
137,87 km²
39.895
ja
laag
laag
nee
nee
Putten Voorst
87,85 km² 126,52 km²
23.610 23.782
ja ja
hoog hoog
hoog hoog
ja ja
ja ja
Winterswijk Zutphen
138,80 km² 42,84 km²
29.026 46.877
ja ja
middel middel
laag nee middel nee
nee ja
62
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 5 Vragenlijst interview
Interview Inleiding De opbouw van het interview Wij hebben het interview zo opgesteld, dat deze qua inhoud afgestemd is op de functie van de geïnterviewde, de Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid van de verschillende gemeenten binnen de Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland. Omdat ons onderzoeksgebied bestaat uit 22 gemeenten en de onze tijd beperkt is, zal de opbouw van het interview zo zijn dat alle facetten aan bod komen. De inhoud van het interview hebben wij op gestructureerde wijze opgebouwd. Zo zijn de vragen geordend van breed naar smal. Dat wil zeggen, eerst vragen van algemene aard en daarna de meer specifieke vragen met betrekking tot het onderzoek en het vakgebied natuurbrand en/of overstroming. Voordat de interviews worden afgenomen zullen de interviewvragen eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de heer van Gullik van de VNOG Kwaliteit, betrouwbaarheid, validiteit en generaliseerbaarheid Betrouwbaarheid Met betrouwbaarheid wordt het volgende bedoeld: zou een andere onderzoeker die dit interview houdt, tot dezelfde resultaten komen als deze onderzoeker? 47 Een consistent antwoord is hierop niet te geven. Vaak gaan onderzoeken over een onderwerp dat momenteel veel aandacht krijgt en een onderwerp is waarin ontwikkelingen zich zeer snel opvolgen. Het is waarschijnlijk dat een onderzoeker die over een jaar hetzelfde interview houdt, andere antwoorden zal krijgen. De betrouwbaarheid heeft in dit geval een beperkte houdbaarheid. Hoe minder de meting afhankelijk is van toeval, des te betrouwbaarder is de meting. 48 Toevallige factoren die de betrouwbaarheid kunnen beïnvloeden zijn onder andere de omgeving waarin het interview plaatsvindt, het humeur van de geïnterviewde en de interviewer, de vragenlijst en recente gebeurtenissen die de geïnterviewde heeft meegemaakt. Validiteit Validiteit houdt in: meten wat je beoogde te meten. De validiteit is meestal hoger als de belangrijke begrippen uit de hoofd- en deelvragen door middel van bestaande communicatietheorieën zijn geoperationaliseerd naar meetbare variabelen.49 Dit is precies wat wij hebben gedaan. Generaliseerbaarheid Generaliseerbaar zijn de resultaten van dit onderzoek niet. Dit is overigens vaak niet het geval bij kwalitatief (veld)onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn niet zondermeer te generaliseren naar de gehele onderzoekspopulatie. Wel spreken wij van een indicatieve generalisatie. De gegevens die wij hebben gevonden in de steekproef zijn een indicatie voor wat wij vermoeden over de populatie.50
47
http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/12137-onderzoeksmethoden-het-interview.html Baarda en De Goede (2006) Basisboek Methoden en Technieken, Handleiding voor het opzetten en uitvoeren vankwantitatief onderzoek, P188 49 Van der Kaap, G. (2006) Toegepast communicatieonderzoek, P80 50 Van der Kaap, G. (2006) Toegepast communicatieonderzoek, P80 48
63
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Afspraken op tijd plannen Een tip die wij hebben gekregen van de mensen die voor ons hebben afgestudeerd is: plan je afspraken voor interviews ruim van tevoren. Dit is een zeer belangrijk punt, dit hebben wij in vorige onderzoeken ook al ervaren. Het is niet meer dan logisch dat veelal iedereen een volle agenda heeft. Het is dus echt zaak aan het begin van je afstudeerperiode al zoveel mogelijk afspraken in te plannen. Dan kun je ook je andere werkzaamheden zoals het voorbereiden en verwerken van de interviews, goed plannen. Voorafgaande aan het interview wordt er per telefoon contact opgenomen met de betreffende ambtenaar om te vragen of zij mee wilden werken aan het onderzoek. Tijdens dit gesprek wordt een afspraak gemaakt voor de tijd en datum waarop het interview plaatsvindt. In dit gesprek zal worden uitgelegd wat het onderzoek inhoudt, waarom en in opdracht van wie het wordt uitgevoerd, hoe lang het interview ongeveer duurt en welke thema’s aan bod komen. Ook word de opzet van het interview naar de geïnterviewde gemaild. Hierdoor kan de validiteit en betrouwbaarheid vergroot worden, doordat de geïnterviewde de mogelijkheid krijgt om na te denken over de informatie die wordt verlangd, en hem of haar de gelegenheid geeft om in hun bestanden aanvullende documentatie op te zoeken. Wij zijn, namens Saxion Hogescholen bezig met een afstudeeronderzoek naar de beleving en de rol van de gemeente bij grootschalige evacuatie van personen (>1000) bij natuurbrand en/of overstroming. Het doel van dit interview is om te onderzoeken hoe gemeenten zich hebben voorbereid op de evacuatie en de opvang van grote groepen mensen in geval van een natuurbrand of overstroming.
Interviewvragen. Bekendheid Is uw gemeente zich bewust van het risico op een natuurbrand of overstroming? Hoe kijkt u of organisatie tegen deze risico’s van een natuurbrand of overstroming aan? Hoe nauwkeurig is de kans natuurbrand en/of overstroming binnen uw gemeente volgens u? Denkt u dat de kans op natuurbrand en/of overstroming binnen uw gemeente in de komende jaren toe zou kunnen nemen? Welke gevolgen denkt u dat natuurbrand en/of overstroming zou kunnen hebben voor het gebied binnen uw gemeente? In hoeverre zijn burgers ( inwoners, vakantiepark eigenaren) op de hoogte van risico op een natuurbrand en/of wateroverlast? Bent u bekend met de wet “ Wet verplaatsing bevolking” en weet u ook wat deze inhoudt? Weet u als er nu een melding komt van een grootschalige evacuatie in geval van een natuurbrand of overstroming wat er moet gebeuren? Plannen Zijn er binnen deze gemeenten evacuatie en ontruimingsplannen aanwezig? Wie is belast met schrijven en up to date houden van deze plannen en hoe vaak worden deze aangepast? Hoe houden de plannen rekening met de onvoorspelbaarheid van een natuurbrand? Hoe houden de plannen rekening met de voorspelbaarheid van een overstroming? Hoe wordt er rekening gehouden met de verkeersstroom van mensen die vertrekken uit het gebied? 64
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Afspraken Welke afspraken bestaan er op met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking op het terrein van evacuatie van grote groepen burgers? Op welke wijze zijn deze afspraken met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking op het terrein van evacuatie van grote groepen burgers geformaliseerd? Wie geeft het teken tot evacueren binnen de gemeente? Is dit één iemand of wordt dit gezamenlijk beslist? Hoe en wanneer wordt er besloten tot het overgaan van evacueren? Op welke wijze bent u of de organisatie betrokken bij het besluitvormingsproces? Kunt u aangeven van welke andere partijen dan de hulpverlening de medewerking zeker noodzakelijk is bij de besluitvorming? (mogelijkheden: waterschap, provincie, gemeenten, (decentrale) Rijksorganisaties, zoals Rijkswaterstaat, belangengroepen (milieu, landbouw), grondeigenaren, ‘gewone burgers Evacueren In welke mate zijn de geschreven evacuatie en ontruimingsplannen ook daadwerkelijk uitvoerbaar in de praktijk? Wat is de scheidingslijn, wanneer neemt de gemeente de geëvacueerde burgers over van de hulpdiensten? Is er voldoende opvang capaciteit voor grote groepen burgers uit uw gemeente? Waar worden deze mensen ondergebracht? Hoe wordt er geregistreerd en waarom? Hoe is het vervoer geregeld van de plaats waar burgers worden verzameld naar de opvang en op welke wijze is dit vastgelegd. Voorlichting Wordt er binnen de gemeente gedaan aan risicocommunicatie? Zijn de burgers binnen uw gemeente op de hoogte wat men moet doen of juist niet moet doen in geval een evacuatie bij natuurbrand of overstroming? Is er binnen de gemeente in geval van een grootschalige evacuatie een crisiscommuncatie-strategie? Indien de gemeente dit heeft zijn hiervoor ook protocollen aanwezig? Kunt u ons ook vertellen hoe de rollen en de taken zijn verdeeld?
65
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 6 Uitwerking interviews Uitwerking interviews Om antwoord te krijgen op een aantal van onze onderzoeksvragen hebben wij bij een aantal gemeenten binnen de VNOG die een groot risico lopen op natuurbrand of een overstroming interviews afgenomen. De uitwerking van deze interviews is in deze bijlage gedaan. De interviews zijn gehouden met de ambtenaar openbare orde en veiligheid van de gemeenten Epe, Putten, Lochem, Brummen, Voorst en Nunspeet. Bekendheid met het risico: Alle geïnterviewde gemeenten zijn zich in meer of mindere mate bewust van het risico op natuurbrand of een overstroming. In een aantal gemeenten wordt geoefend, ook dit heeft onder andere de bewustwording bevorderd. De gemeenten zijn bezig met het opstellen van een risicoprofiel. Bij de ene gemeente staat het risico op een bosbrand en/of overstroming hoger op de prioriteiten lijst dan bij de ander. Het risico wordt wel meegenomen in een aantal gemeenten, terwijl andere gemeenten het risico heel hoog op de prioriteiten lijst hebben staan. Bij de vraag hoe groot de kans is op een overstroming en/of natuurbrand werden de volgende antwoorden gegeven: o Epe (natuurbrand) De kans is waarschijnlijk en vooral groot in de droge perioden. o Putten (natuurbrand) De kans is groot, zeer waarschijnlijk. o Nunspeet (natuurbrand) Altijd kans op een natuurbrand. o Lochem (overstroming) niet groot, geen verhoogd risico. o Brummen (overstroming) kans is aanwezig, als dit gebeurd loopt het dorp Brummen onder o Voorst (overstroming) 1 x 8 jaar wateroverlast Op de vraag of het risico op een natuurbrand en/of overstroming de komende jaren toe zou kunnen nemen antwoorden de gemeenten het volgende: o Epe: Ja, vooral door de toenemende droogte o Putten: De kans neemt toe. De zomers worden warmer en droger. o Nunspeet: Geeft aan dat de kans niet toeneemt. Er worden steeds meer maatregelen genomen zodat de kans hetzelfde blijft. o Lochem: Verwacht niet dat de kans de komende jaren toe gaat nemen. o Brummen: De kans neemt toe op hoog water neemt toe, maar doordat de dijken al zijn verhoogd en verlegd is er niet echt een kans op een overstroming. o Voorst: Ze verwachten dat de kans iets toeneemt, maar hier staat wel tegenover dat er meer maatregelen worden genomen. Daarnaast was een van de vragen welke gevolgen een overstroming en/of natuurbrand heeft op het gebied. Alle gemeenten op een na, denken dat er economische gevolgen zijn, maar natuurlijk ook schade aan de flora en fauna. Ook zullen er bestuurlijke en sociale gevolgen zijn. Op de vraag in hoeverre burgers binnen de gemeente op de hoogte zijn van een natuurbrand en/of overstroming werden de volgende antwoorden gegeven. o Epe: Als we kijken naar recreatie verschilt het per camping. Ze zijn wel op de hoogte, maar zijn bijvoorbeeld niet verplicht een ontruimingsplan te hebben. o Putten: Naar alle mensen en parken die zich in het risicovolle gebied bevinden is een folder verspreid. o Nunspeet: De mensen zijn goed op de hoogte. Ze weten van de risico’s op een natuubrand o Lochem: Voor het grootste vakantiepark in de gemeente is er een bestrijdingsplan wel gebaseerd op een propaan tank. De inwoners van Lochem zijn verder niet op de hoogte. 66
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
o Brummen: Vakantieparken worden door de gemeente geattendeerd om de website van de VNOG in de gaten te houden als er een verhoogd risico is op natuurbrand gevaar. De burgers zijn vanuit de media op de hoogte van verandering ten aanzien van wateroverlast, dit vooraf gaande van de dijkverhoging. o Voorst: De mensen die wonen op de Voorster klei zijn goed op de hoogte. Hier gebeurt het regelmatig dat het gebied onderloopt. De bewoners hebben een amfibisch voertuig die mensen en dieren kan vervoeren mocht dit nodig zijn. Ook het vakantiepark is op de hoogte, maar hebben niet allemaal een ontruimingsplan. Ook zijn de gemeenten goed op de hoogte van wat er allemaal moet gebeuren mocht er een melding komen. Er wordt opgeschaald tot GRIP 3 of 4. Dit is afhankelijk van de situatie en de informatie die op dat moment bekend is. Nunspeet is binnen een uur operationeel. Bij de gemeente Lochem halen ze het rampenplan erbij. Plannen De volgende vragen gaan over een stukje voorbereiding. In dit eerste stuk worden een aantal vragen over ontruimings-, calamiteiten-, evacuatieplannen gesteld. Binnen alle gemeenten zijn rampenplannen aanwezig voor de wettelijke instellingen die werken met risico producten. Verder zijn er ook ontruimingsplannen van bepaalde instellingen zijn bekend binnen de gemeenten gebaseerd op de wettelijke eisen behorende bij ontruimingsalarminstallaties, maar die zijn aanwezig bij de brandweer. Daarnaast heeft de gemeente Voorst ook een calamiteitenplan en zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het deelplan opvang en verzorging. De gemeente Lochem heeft samen met de politie een rampenbestrijdingsplan gemaakt. Deze plannen moeten om de vier jaar worden aangepast. De gemeente Putten en Apeldoorn houden als een van de weinige gemeenten in de rampenplannen rekening met de onvoorspelbaarheid van een natuurbrand. De andere gemeentelijke rampenplannen doen dit niet. Wel is in de gemeente Voorst opgenomen dat een vakantiepark en de betoncentrale op tijd worden gewaarschuwd bij een aankomende overstroming. Afspraken Er zijn tussen de verschillende gemeenten geen afspraken op papier gezet bij grensoverschrijdende samenwerking of als er bijvoorbeeld een grote groep mensen geëvacueerd moet worden. Wel geven de gemeenten allemaal aan dat ze bij elkaar kunnen aankloppen mocht dit nodig zijn. In het ROOF worden hier toezeggingen over gedaan. Ook wordt in de clusters binnen de VNOG veel samengewerkt. De gemeenten geven aan met elkaar verantwoordelijk te zijn voor de burgers. Mocht het zover komen dat er geëvacueerd moet worden is het altijd de burgemeester die de eindbeslissing heeft. Wel laat de burgemeester zich bijstaan door een team van deskundigen tijdens een ramp. De burgemeester neemt de mening van deze deskundigen mee in zijn/haar beslissing De gemeente Lochem geeft aan dat de beslissing om te evacueren afhankelijk is van de situatie. Daarnaast geven de gemeenten aan dat het advies van andere partijen belangrijk is in het nemen van de beslissing om wel of niet te gaan evacueren.
67
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
We vroegen de verschillende gemeenten van welke partijen zij de medewerking nodig achtten tijdens een overstroming en/of natuurbrand. De gemeenten vonden de deelname van volgende partijen noodzakelijk: Waterschap, Rijkswaterstaat Provincie mocht het gaan om een grensoverschrijdende ramp Staatsbosbeheer Defensie Evacueren De volgende vragen gaan over de daadwerkelijke evacuatie van dieren en mensen. Op de vraag of de evacuatieplannen ook daadwerkelijk uitvoerbaar zijn antwoorden de gemeenten met een ja. Ook geven de gemeenten aan dat veen klein aantal recreatieparken een eigen ontruimingsplan hebben. Bij de Wild hoeve is hiermee geoefend en het werkt. Daarnaast geven de gemeenten aan dat de parkeigenaren niet de verplichting hebben om een ontruimingplan te hebben. Wel gaan de gemeenten uit van een stukje verantwoordelijkheid van de parkeigenaren. Daarnaast stelden we de vraag wanneer de gemeente het roer tijdens een ramp overneemt van de politie. De gemeenten antwoorden hierop het volgende: Putten Gelijk al en vanaf het rampterrein. Epe Vanaf de rampplek naar de opvanglocatie Voorst Waar de gemeente goed kan werken nemen zij het over van de brandweer of politie. Lochem De hulpverlening brengt de mensen naar de opvang, daar nemen wij de mensen over. Brummen Daar waar de hulpverlening de mensen naar toe brengt. Nunspeet Op het moment dat de mensen op de opvanglocatie komen. Op de vraag of de gemeenten voldoende opvanglocatie hebben voor grote groepen mensen kregen we de volgende antwoorden: Putten Ja, we hebben genoeg opvangcapaciteit. Dit kan bijvoorbeeld zijn in de kerken of de sporthallen. Voor de langere opvang is er voldoende recreatie binnen de gemeente, mocht dit in het risicogebied liggen, dan wijken we uit naar buurtgemeenten. Epe Voor kortdurende opvang is een opvang mogelijk voor een paar honderd mensen, voor langdurige opvang voor tientallen. Mocht er meer capaciteit nodig zijn, dan maken we gebruik van buurtgemeenten of maken we gebruik van de defensie kazernes. Voorst Ja, de diverse sporthallen binnen de gemeente en mocht dit nodig zijn bij andere gemeenten. Lochem Ja, voor de korte opvang hebben wij over de hele gemeente genoeg capaciteit. Voor de langere termijn is er opvang voor mensen die dit nodig hebben wel. De gemeente geeft aan dat een merendeel van de mensen naar familie of andere bekenden gaan. Brummen Binnen de gemeente is er plek voor met name korte opvang, mocht het dorp Brummen onderlopen dan uitwijken naar buur gemeenten. Nunspeet Opvang voor 1000 mensen of meer is mogelijk voor eerste opvang, daarna moeten andere gemeenten ingeschakeld worden. De geëvacueerde mensen worden geregistreerd door CRIB en het rode kruis en krijgen een polsband om. De meeste gemeenten hebben een convenant met het rode kruis. Van de geïnterviewde gemeenten is Epe de enige met een waakvlamovereenkomst met connexion. Ook Putten heeft het vervoer geregeld. De andere gemeenten hebben dit niet. De gemeenten bellen in geval van een ramp naar de busmaatschappijen om bussen in te laten zetten. 68
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Eventueel in uiterste noodzaak kan de burgemeester bussen vorderen. Ook zijn er altijd mensen die het rampgebied met eigen vervoer of lopend verlaten. Voorlichting De volgende vragen gaan over een stukje risico en crisiscommunicatie binnen de gemeenten. Op vraag of de gemeente doet aan risicocommunicatie werd het volgende geantwoord: Putten Er wordt tijdens de zomer maanden een folder uitgedeeld over het ontstaan van natuurbranden en hoe deze te voorkomen. Deze folder wordt uitgedeeld aan mensen die in het risicovolle gebied wonen en aan de parkeigenaren in het gebied. Deze worden huis aan huis uitgedeeld. Daarnaast is er natuurlijk nog de website van de gemeente en kunnen mensen kijken op de site www.risicokaart.nl . Epe Binnen de gemeente wordt niet actief aan risico communicatie gedaan. Voorst Er wordt wel aan risicocommunicatie gedaan, maar niet structureel. Ook geeft de gemeente aan dat het lastig is, want wat vertel je wel en wat vertel je niet. Lochem Ja, de voorlichters zijn bijgespijkerd. Er is een enquête gehouden en hieruit bleek dat mensen niet zo bezig zijn met de risico’s die ze kunnen lopen. Brummen Risicocommunicatie is een wettelijke verplichting. Er wordt niet inhoudelijk gecommuniceerd over gevaren in de gemeente. Wel wordt aangehaakt bij de huis aan huis krant op het moment van landelijke campagnes. Ingeval van een calamiteit gaat de communicatie via het deelplan communicatie. Nunspeet Met het ontstaan van een natuurbrand wordt binnen de gemeente veel rekening gehouden. De meeste geïnterviewde gemeenten hebben crisiscommunicatie strategie mocht er moeten worden geëvacueerd. Er is een hele afdeling voorlichting die weten wat er moet gebeuren mocht zich een ramp voordoen. Alle taken en afspraken liggen vast in deelplannen, onder andere hoe om te gaan met de media. Daarnaast kan ook radio Gelderland tijdens een ramp hulp bieden. De gemeente Nunspeet geeft aan een dergelijke strategie niet te hebben.
69
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 7 Taken gemeente bij overstromingen en dijkdoorbraak
70
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 8 Deelkaarten uit het boek Risico-index Natuurbranden Veluwe en achterhoek 20062008
71
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
72
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
73
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
74
Huidige stand van zaken betreffende het evacuatieproces binnen de VNOG
14 januari 2011
Bijlage 9 kaart overstromingsrisico
Afbeelding Rijkswaterstaat
Afbeelding uit “Programma Nationale Veiligheid” Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
75