De financiering van Purmerend nader beschouwd Inzicht in de vermogenspositie van Purmerend
Registratienummer: 1109274 Januari 2013 Concerncontroller
De financiering van Purmerend nader beschouwd Aanleiding Tijdens de behandeling van de programmabegroting 2014 - 2017 is door raad de vraag gesteld of de gemeente niet structureel te veel leent en op termijn de leningenportefeuille zou moeten afbouwen. Door het college is aan de raad een notitie toegezegd waarin de financiering nader wordt belicht. Aan de hand van de notitie kan de raad zich enerzijds een beeld vormen van hoe, en waarvoor, de financiering nu is opgebouwd. Anderzijds krijgt de raad een beeld van het verloop van de financiering in de komende jaren en welke keuzes daarbij gemaakt zouden kunnen worden. In de notitie worden geen richtinggevende uitspraken voorgelegd ten aanzien van de scenario's. Verschillende scenario's zijn mogelijk, relevant is welk scenario de raad wenst. Het staand beleid wordt derhalve voortgezet, tenzij de raad tot een wijziging besluit. Omdat de gemeentefinanciën niet voor iedereen even makkelijk toegankelijk zijn, worden eerst een aantal begrippen toegelicht en wordt stil gestaan bij de verbanden tussen de bezittingen, de schulden en de jaarlijkse begroting. Bezit, schuld en vermogen Voor elke organisatie geldt dat de bezittingen en schulden terug te vinden zijn op de balans. De bezittingen bestaan uit materiële en financiële activa, voorraden en saldi van de bankrekeningen. Tegenover deze bezittingen staan de schulden en het eigen vermogen. Bij de jaarlijkse opstelling van de rekening worden alle bezittingen getoetst op hun actuele waarde. Deze waarde moet bij verkoop in principe gerealiseerd kunnen worden. Voor een deel van de activa geldt dat hier op wordt afgeschreven op basis van historische verkrijgingsprijs en de waardebepaling niet van toepassing is. Dat geldt bij voorbeeld voor de aanleg van wegen en pleinen. Tot slot is er een deel waarop eveneens op basis van historische verkrijgingsprijs wordt afgeschreven zolang het betreffende actief (bijvoorbeeld een onderwijspand) ook wordt gebruikt voor het doel waarvoor het is aangeschaft. Het vermogen van de gemeente is vervolgens gelijk aan de bezittingen na aftrek van de schulden. Een vaak voorkomend misverstand is dat het vermogen terug te vinden is op een bankrekening of in een kluis zou liggen. Dit is niet het geval. Een betere vergelijking is dat het vermogen van de gemeente ook aangeduid kan worden als de "leencapaciteit" van de gemeente. Immers indien alle bezittingen verkocht zouden worden en de schulden met de opbrengst hiervan worden afgelost, pas dan komen er financiële middelen vrij die kunnen worden aangewend. Schuld, rente en de gemeentebegroting Over alle aangetrokken geldleningen wordt rente betaald aan de geldverstrekker. Deze rente is afhankelijk van de stand op de kapitaalmarkt op het moment van aantrekken van de geldlening en de indertijd gekozen looptijd van de lening. De rente op langer lopende leningen is hoger dan op leningen met een korte looptijd. De actuele gemiddelde rente op afgesloten geldleningen is 2,89 % op leningen die zijn afgesloten voor de "algemene dienst". Daarnaast zijn er leningen afgesloten voor de woningbouw en de Stadsverwarming. Aan alle activa wordt rente toegerekend, voor de materiële en financiële activa is dat 4%. Het verschil tussen de betaalde rente en de toegerekende rente komt in de begroting terug als opbrengst. In de begroting maakt dit onderdeel uit van het hoofdstuk algemene 1
dekkingsmiddelen onder de titel "renteopbrengsten". Deze opbrengst bestaat uit twee onderdelen: a. het verschil tussen de rekenrente (4%) en de actuele rente die wordt betaald (2,89%) en b. het feit dat de schuld kleiner is dan de activa waaraan rente wordt toegerekend. In de begroting 2014 is deze opbrengst geraamd op € 4,2 miljoen. De afgelopen jaren heeft de gunstige ontwikkeling van de rentestand in combinatie met een stijging van de totale omvang van de activa ervoor gezorgd dat de "renteopbrengsten" zijn gegroeid. Ten opzichte van 2011 zijn de rente opbrengsten in 2014 met € 2 miljoen gegroeid. In 2017 wordt nu rekening gehouden met een verdere groei met € 0,4 miljoen. De tegenhanger hiervan is als in de toekomst de rentetarieven naar een structureel hoger niveau gaan als gevolg hiervan de "renteopbrengsten" van de gemeente dalen. Dit vergt dan ombuigingen in de begroting. Dekking van rentelasten De rentelasten vloeien voort uit investeringsbeslissingen. Bij het nemen van investeringsbeslissingen worden altijd vooraf de hieruit voortvloeiende kapitaal- en exploitatielasten begroot. Voor een deel van de investeringen is er een direct verband met externe opbrengsten. Zo zijn alle investeringen voor de afvalinzameling en de gemeentelijke watertaken gekoppeld aan de tarieven voor de gebruikers. Voor andere activa geldt dat bij de opstelling van de begroting rekening wordt gehouden met de jaarlijkse lasten. Deze zijn opgenomen in de voorstellen voor nieuw beleid en de voorgestelde kredieten voor vervangingsinvesteringen of voorgenomen investeringen. In het bestaande beleid wordt een deel van de vervangingsinvesteringen geactiveerd. Bijvoorbeeld vervanging van dakbedekkingen. De gemeente financiert deze investeringen met vreemd vermogen, langlopende leningen. In het verleden is hiervoor gekozen. Binnen de wet en regelgeving is er ook een andere mogelijkheid. Dit alternatief behelst het ineens nemen van de investeringsuitgave. Hierdoor dalen op lange termijn de rentelasten, er wordt immers niet meer voor geleend. Als hiervoor wordt gekozen zal voor deze investeringen extra opbouw moeten plaatsvinden in de onderhoudsvoorzieningen. Op korte termijn leidt een dergelijke omslag tot hogere lasten, waarvoor ruimte gemaakt moet worden in de begroting. Op de lange termijn, na 10 tot 15 jaar, is er een voordeel. De nu geactiveerde onderhoudsuitgaven zijn dan afgeschreven, waardoor de rentelast vrijvalt. Dit is een complexe en dwingende manier om te komen tot een lagere schuld en rentebetalingen. Administratief moeten er dan aparte bestemmingsreserves worden bijgehouden. Het hoofddoel: op termijn lagere rentebetalingen kan ook bereikt worden door direct overschotten te oormerken als hogere algemene reserve en een lagere schuld. In de praktijk geeft dat meer vrijheid om in enig jaar middelen toch een incidentele bestemming te geven. Ontstaansgeschiedenis schuldpositie De huidige schuldpositie is het resultaat van investeringsbeslissingen, besluiten over incidentele uitgaven en de rekeninguitkomsten van een lange reeks van jaren. Ook de grondexploitaties en de Stadsverwarming hebben de omvang van de hoogte van de schuld beïnvloed en doen dat voor een deel nog steeds. Voor de actuele waarde van de grondexploitaties en de BV Stadsverwarming is financiering aangetrokken. Naast deze actuele waarde zijn de resultaten uit het verleden van belang. Voor de grondexploitaties geldt dat deze de afgelopen 10 - 20 jaar grote voordelige resultaten
2
hebben gekend. Voor de Stadsverwarming daarentegen geldt dat er grote verliezen zijn geleden. Beiden zijn uiteindelijk verwerkt in de balans. Een belangrijk element in de totale schuld van de gemeente is geschiedenis van de Stadsverwarming. Jarenlang zijn de verliezen van de Stadsverwarming "apart" gehouden. Gedurende die jaren heeft de gemeente wel de verliezen gefinancierd. Uiteindelijk is na de oprichting van de BV Stadsverwarming het verlies afgeboekt. Hiermee was een bedrag gemoeid van ongeveer € 70 miljoen. Bij de afboeking zijn de algemene reserve en de algemene reserve gronden volledig ingezet. Dat de samenstelling van de balans wijzigt zonder grote gevolgen voor de omvang van de schuld wordt hieronder geïllustreerd:
Uitreksel uit Balans bedragen maal € 1 miljoen
2005
2013
vaste activa
188,3
203
Financiële activa - deelnemingen (BNG, NUON en Stadsverwarming) - leningen aan corporaties - hypotheken van ambtenaren - leningen aan verbonden partijen - leningen aan stadsverwarming - bijdragen aan activa van derden
82,1 38,3
71,3 7,6 2 0 1,2
7,2 6,1 7,9 13 0,5
Banksaldi Voorraden - Niet in exploitatie genomen gronden - grondexploitaties
14,6
egalisatiereserves
-4,4
-28,8 11,4 -40,2
Activa: Algemene reserve gewone algemene reserve algemene reserve grondbedrijf reserve exploitatie stadsverwarming
73
0
42,1 2,1 40
256,2
313,7
-69,3 26,6 14,9 -110,8
13,1 13,1 0 0
0
3
Bestemmingsreserves
35,6
8,5
Langlopende leningen
261
275,5
227,3
300,1
Passiva:
Uit bovenstaande balansposten blijkt dat sinds 2005 er grote wijzigingen zijn in de balansposten maar dat de schuld hierdoor nauwelijks is gewijzigd; - de vaste activa namen met zo'n € 15 miljoen toe; - de leningen aan corporaties namen met € 64 miljoen af; - de positie gronden is omgeslagen van een voordelig saldo (ontvangsten grondverkopen al binnen terwijl een deel van de investering nog moet plaatsvinden) in een saldo waarvoor nog verkopen moeten plaatsvinden.
3
En tegelijkertijd is het nadelig saldo van de reserves (samen ruim 33 miljoen negatief!) omgeslagen in een "gewone" reserve van ruim € 21 miljoen. Uit het bovenstaande blijkt vooral dat het afgaan op de hoogte van de "schuld", de langlopende leningen, weinig betekenis vol is. Risico's van de financiering Als risico kunnen de volgende elementen worden benoemd: 1. een onjuiste waarde van de activa kan leiden tot een afboeking (bijvoorbeeld een grondexploitatie of een buitengebruik gesteld onderwijspand). Als gevolg hiervan ontstaat er een negatief rekening resultaat, de schuldpositie neemt niet af, maar het eigen vermogen wel. 2. als de rente op de kapitaalmarkt stijgt heeft dit door de omvang van de schuld groot effect op de begroting. Bij een stijging van de rente met 1 % neemt de rentelast voor de gemeente toe met ongeveer € 1,8 miljoen per jaar. Hiervoor zullen dan bezuinigingen moeten worden bedacht. In de praktijk zijn beide elementen goed ingebed in de planning en control cyclus. Naast de theoretische beschouwingen hierover is het belangrijk om te onderkennen dat de omvang van de schuld ook een politieke keuze is. Zonder hieraan een waarde oordeel te verbinden is het immers de gemeenteraad die kaderstellend kiest voor nieuwe uitgaven (al dan niet incidenteel van karakter) of groei van de algemene reserve en afname van de schuldpositie. Een afname van de schuldpositie geeft op zich ook ruimte voor nieuwe uitgaven maar is veel geringer. Per € 1 miljoen afname of toename bedraagt het rente-effect 3%, oftewel € 30.000. De keus zegt daarmee ook iets over het risicoprofiel. Een hogere schuld betekent een groter renterisico. Al kan dit beleidsmatig ook betekenen dat een ander probleem in de stad daarmee wel wordt opgelost. Dit zijn onvergelijkbare grootheden. Wel of geen stresstest Het uitvoeren van een stresstest zal weinig extra inzicht geven. In de handreiking houdbare gemeentefinanciën van de VNG is een dergelijk test aangereikt. Belangrijke elementen in de test zijn het stijgen van de rente met 3% en het op korte termijn niet realiseren van inkomsten uit grondexploitaties. Voor dit laatste onderdeel, de grondexploitaties, geldt dat Purmerend een aanzienlijk bedrag zal moeten realiseren aan gronduitgiften. Hierop wordt elk jaar een risicoanalyse gedaan. De resultaten hiervan worden jaarlijks aangebonden aan de raad in de meerjarenprognose gronden (het MPG). Indien in enige jaar blijkt dat de ingenomen positie niet kan worden gerealiseerd wordt er direct een voorstel tot afboeking gedaan. Het feit dat na de accountantscontrole geen afboeking wordt voorgesteld, betekent niet dat de gemeente geen risico's loopt. De waardering is wel uitlegbaar en houdbaar. Ten aanzien van het risico van rentestijgingen kan het volgende worden opgemerkt. Een stijging van 1% van de betaalde rente, dus van 3% naar 4 %, neemt 1,8 miljoen begrotingsruimte in. Dit zal tot nieuwe moeilijke en ongetwijfeld pijnlijke keuzes leiden. Als de rente in korte tijd niet 1% maar zelfs 3% stijgt, worden de te maken keuzes nog ingrijpender. Een stijging tot 6% zou betekenen dat de overheidsfinanciën in Nederland desastreus zijn verslechterd. Voor de goede orde: het effect van 1% rentestijging werkt niet door op de volledige omvang van de schuld omdat een deel van de schuld verband houdt met verstrekte leningen met een vast rente percentage en de voorraad. Hierdoor is het effect geen € 2,75 miljoen, maar € 1,8 miljoen.
4
Voor de afwegingen die de raad moet maken is het effect van 1% rentestijging en de grondpositie duidelijk genoeg. Een extreme stresstest voegt daar niet meer aan toe dan een horror-scenario, waardoor de kans groot is dat de discussie verschuift naar de inhoud van de test, de mate van realiteitszin van die test, in plaats van prudente keuzes over de hoogte van de omvang van de schuld en de daaruit voortvloeiende rentebetalingen. Ratio's In diverse publicaties worden gewenste ratio's en kengetallen gebruikt om de schuld van de gemeente uit te drukken. Daarbij wordt bovendien soms gesproken over de bruto en de netto schuld. Op alle gebruikte ratio's is wat aan te merken. Voor Purmerend geldt bijvoorbeeld dat het bezit van de Stadsverwarming er voor zorgt dat hiervoor leningen zijn aangetrokken. De omzet van de Stadsverwarming telt echter niet mee in als de leningen worden uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de begroting. Belangrijk is dat de omvang van de schuld een bestuurlijke keuze is en dat aan die keuze een aantal consequenties verbonden kan zijn. Een hoge schuld, kan een groot renterisico met zich mee dragen. Dat is op zich niet fout, als het bestuur en de organisatie zich daar dan wel bewust van zijn. Een lage schuld brengt een kleiner renterisico met zich mee en zorgt voor lagere rentebetalingen. Lagere rentebetalingen zorgen dan voor ruimte voor andere uitgaven of lagere bezuinigingen. Bij elke keuze is er een onderscheid te maken tussen wat hiervan de korte termijn en de langere termijn effecten zijn. Kengetallen over de omvang van de langlopende leningen per inwoner: € 3.460 als % van het begrotingstotaal: 142% (€ 276 miljoen t.o.v. € 194 miljoen) Verwacht % van het begrotingstotaal na decentralisaties: 123% (€ 276 miljoen t.o.v. € 224 miljoen) % van de schuld gekoppeld aan financiële activa (€ 73 miljoen): 26,5 % % van de schuld gekoppeld aan voorraad Grond en NIEGG (€ 42 miljoen): 15 % % van de schuld na aftrek van financiële activa en voorraad Grond en NIEGG: 83% (161 miljoen t.o.v. 194 miljoen) Ontwikkeling komende 10 jaar Zonder beleidswijzigingen doen zich de komende tien jaar de volgende ontwikkelingen voor: - een geleidelijke daling van de activa voor onderwijshuisvesting - een geleidelijke groei van de activa voor riolering - een toename van de activa in verband met de bouw van de nieuwe sporthal - een gelijke afname van de verstrekte hypotheken aan ambtenaren - een mogelijke volledige afname van leningen verstrekt aan Stadsverwarming - een bijna volledige afname van de leningen aan corporaties - een afname van de voorraad gronden De bovenstaande ontwikkelingen zijn onafhankelijk van nieuwe beleidskeuzes omdat de ontwikkeling samenhangt met de afschrijvingstermijnen en het feit dat er geen hypotheken aan ambtenaren en corporaties meer worden verstrekt. De afname van de leningen aan Stadsverwarming veronderstelt dat de gemeente nieuwe leningen wel wil garanderen maar niet zelf wil verstrekken. Dit is nog niet expliciet besloten. Andere ontwikkelingen in de schuld zullen het gevolg zijn van nieuw te maken keuzes. De belangrijkste voorbeelden van keuzes daarbij zijn: - de bestemming van het rekeningresultaat; - de bestemming van het toekomstig dividend van de BV Stadsverwarming.
5
Als staand beleid geldt de uitspraak dat de algemene reserve niet meer hoeft te bedragen dan € 15 miljoen tenzij de risico's een benodigd weerstandsvermogen vereisen dat groter is. Als gekozen wordt voor het loslaten van de "bovengrens" van de algemene reserve kan de schuld verder afnemen. Hierdoor komt er in plaats van incidentele bestedingsruimte (het eventuele rekening overschot), structurele bestedingsruimte (de 3% van het rekeningoverschot). In eerste instantie lijkt dit een geringe ruimte op te leveren. Immers elke miljoen levert "slechts" € 30.000 structurele ruimte op. Als hier het meerjarenperspectief en het toekomstig dividend van de BV Stadsverwarming bij betrokken wordt, wordt duidelijk dat het om een meer substantieel bedrag aan structurele ruimte kan opleveren. Uit de meerjarenraming van de begroting blijkt dat de algemene reserve kan groeien met circa € 7 miljoen boven de afgesproken minimale omvang van € 15 miljoen. Daarnaast blijkt dat het meerjarenperspectief van de BV Stadsverwarming dat tussen 2020 en 2024 een jaarlijks dividend verwacht mag worden dat nu nog niet is begroot.
Tot slot De hier gegeven beschrijving vergt geen directe beslissing. Vooralsnog is er geen sprake van een situatie dat de algemene reserve duidelijk uitstijgt boven de eerder geformuleerde ondergrens van € 15 miljoen. Als het gewenst is om tot een duidelijk vermindering van de schuldpositie te komen, dan is de belangrijkste drijfveer daarvoor het verminderen van de mogelijke gevolgen bij een duidelijke rente stijging. Daarmee wordt dat risico op zich niet weggenomen, maar wel de impact ervan verkleind. Tevens zorgt het op termijn voor structurele ruimte door lagere rente betalingen. Het effect van toename van de reserves met € 15 miljoen tot € 30 miljoen en gelijktijdige vermindering van de schuld, geeft € 450.000 structurele ruimte. Ook als dat in kleine stappen gaat waarbij tegelijk ook ruimte is voor incidenteel nieuw beleid, neemt het geschetste risico van rentestijgingen af.
6
Bijlage Opbouw van de bezittingen en schulden De bezittingen en schulden van de gemeente zijn zichtbaar op de balans. Aan de linkerzijde van de balans staan alle bezittingen met een waardering volgens het principes van historische kostprijs. Zo worden activa (gronden, vastgoed, installaties en machines) tegen verkrijgingsprijs op de balans opgenomen, vorderingen tegen de nominale waarde op het moment van vervaardiging en voorraden tegen de waarde van de voorraad aan het eind van het jaar. Hieronder wordt de balans gepresenteerd zoals die eind 2013 wordt verwacht. Daarna volgt een toelichting zodat de begrippen op de balans inzichtelijk worden, ook voor niet ingewijden.
Activa Materiële vaste activa - verwachte activa eind 2013
Financiële vaste activa - deelnemingen - leningen aan woningcorporaties - hypotheken ambtenaren - leningen aan verbonden partijen - leningen aan SVP - bijdragen aan activa van derden
Balans Purmerend 2013 bedragen maal € miljoen) Passiva 203,0 Algemene reserve 203 - berap III - rek resultaat 2013 Egalisatiereserves Bestemmingsreserves
3,0 8,5
Voorzieningen
4,3
Vooruit ontvangen subsidies
4,3
73,0 38,3 7,2 6,1 7,9 13 0,5
Langlopende leningen Liquide middelen
Waarborgsommen
Overlopende passiva - declaratie BCF - Vooruitbetaalde bedragen Totaal
276,1
-4,4
Vorderingen Voorraden - gewone voorraad - Grexen - Niegg
13,1 13,08
0,0
8,4 42,3 0,2 40 2,1 Overlopende passiva
14,0
Kortlopende schulden
8,0
9 8,5 0,5 331,3
331,3
Toelichting linkerzijde van de balans: de activa Materiële vaste activa (€ 202 miljoen) Voor de materiële vaste activa geldt dat hierop, met uitzondering van gronden, lineair wordt afgeschreven volgens de afschrijvingstabel die door de gemeenteraad is vastgesteld. Het gaat om wegen, bruggen, riolering, kunstgrasvelden, vastgoed, installaties, machines. De samenstelling, in miljoenen euro's, toegespitst op het doel waarvoor de investering heeft plaatsgevonden is als volgt: Onderwijs: € 72,0 Brandweer: € 3,4 Begraafplaats: € 2,1 Afvalinzameling en verwerking: € 4,3 Riolering: € 19,7
7
Hulpmiddelen Wmo: Vastgoed en gronden: De Purmaryn: Zwembad: Sport- en speelvoorzieningen en gymlokalen: Openbare ruimte: Wegen, bruggen etc: ICT: Huisvesting Stadhuis, de Koog etc: Wagenpark:
€ 2,1 € 13,9 € 3,2 € 12,1 € 14,1 € 30,0 € 3,8 € 17,0 € 2,3
Financiële vaste activa Als financiële vaste activa zijn op de balans opgenomen: Deelnemingen (€ 38,3 miljoen) De historische verkrijgingsprijs van de deelnemingen van de gemeente: Aandelen Bank Nederlandse Gemeente; Aandelen Houdstermaatschappij EZW (Nuon en Alliander) Aandelen Stadsverwarming Purmerend (SVP) Aandelen HVC Alkmaar Er is sprake van een voortdurend actief tenzij een deelneming wordt verkocht/afgestoten. Over de waarde van de deelneming wordt 4% rente doorbelast aan de algemene dekkingsmiddelen. Tegenover de aandelen BNG en EZW staat een jaarlijks dividend. Van SVP en HVC wordt een risicoprovisie ontvangen over verstrekte en gegarandeerde geldleningen. Er wordt geen rekening gehouden met een dividenduitkering. Vanaf 2019 zal dat wel het geval zijn voor SVP. Aan woningcorporaties verstrekte geldleningen (€ 7,2 miljoen ) Deze leningen wordt volgens contract afgebouwd, nieuwe leningen worden niet door de gemeente verstrekt, maar in een aantal gevallen wel gegarandeerd. Deze garanties vloeien voort uit de zogenaamde achtervang afspraken waarbij gemeenten uiteindelijk garant staan voor een deel van de leningen die zijn verstrekt aan corporaties. De verstrekte leningen zijn allemaal annuïtaire leningen. De langstlopende lening loopt af in 2040. Eind 2015 zal het openstaande saldo € 2,5 miljoen bedragen. Daarna loopt dit geleidelijk verder af. Aan gemeenteambtenaren verstrekte hypotheken (€ 6,1 miljoen) Tot 2010 konden ambtenaren als secundaire arbeidsvoorwaarden via de gemeente een hypotheek op hun huis nemen. Versterkte leningen vinden plaats tegen kostprijs. Op de openstaande leningen vinden aflossingen. Nieuwe leningen worden niet meer verstrekt. De volledige afwikkeling van dit financieel actief uiterlijk plaatsvinden in 2040. Per jaar neemt het openstaande saldo af met circa € 0,4, tenzij vervroegde aflossingen plaatsvinden. Aan verbonden partijen verstrekte leningen Dit betreft de bibliotheek en P3. Aan Stadsverwarming Purmerend verstrekte leningen Aan Stadsverwarming Purmerend zijn twee leningen verstrekt. Het betreft een lening van € 5 miljoen die in mei 2016 ineens wordt afgelost en een lening van € 8 miljoen die in 2023 ineens wordt afgelost. De leningen zijn op de dag van verstrekking aan SVP door de gemeente aangetrokken. Op beide leningen zit een risicoopslag van 0,5 %. Deze opslag komt ten gunste van het rekening resultaat van de gemeente.
8
Vorderingen Voor vorderingen geldt dat deze elk jaar worden getoetst op hun ouderdom en inbaarheid. Voor onzekere vorderingen wordt een voorziening getroffen en in mindering gebracht op het saldo van openstaande vorderingen.
Voorraden Voor voorraden geldt dat deze uiteen vallen in enkele hoofdgroepen die apart worden beoordeeld. "gewone" voorraden: Dit betreft voorraden op de gemeentewerf, zijnde lantaarnpalen e.d., deze worden tegen verkrijgingsprijs op de balans opgenomen. Een tweede vorm is de uitgegeven theaterbonnen van de Purmaryn. Grondexploitaties: Voor grondexploitaties geldt dat de voorrraad bestaat uit het saldo van al verrichtte uitgaven, toegerekende apparaatskosten en rente minus de al realiseerde gronduitgiften. Elk jaar wordt vervolgens getoetst of een individuele grondexploitatie zonder verlies zal kunnen worden afgesloten. Als zich een verliessituatie voordoet wordt dit verlies in de jaarrekening verwerkt. Niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG): Voor NIEGG's geldt dat de voorraad betrekking heeft op een perceel waarvan door de gemeenteraad het zogenaamde "reëel en stellige voornemen" is uitgesproken om hier binnen afzienbare termijn een verkoop of grondexploitatie te realiseren. In Purmerend is hierbij een periode van 10 jaar voor afgesproken. De voorraad bestaat uit de prijs van verkrijging, bij geschreven rente en gepleegde investeringen. De voorraad wordt jaarlijks getoetst aan de mogelijk te realiseren waarde bij herontwikkeling van het betreffende perceel. Indien deze toets niet minimaal gelijk is aan de waarde van de voorraad vindt een afboeking op de NIEGG plaats.
9