Niets meer weggooien Gepubliceerd op: 02/08/2014 00:00:00 Jeroen Bos Het enthousiasme voor circulair ondernemen groeit onder bedrijven, maar banken aarzelen nog om die ambities te financieren. Wie durft? Een wereld zonder afval. Dat is het ideaalbeeld van een circulaire economie. Net als in de natuur dient elke afgedankte grondstof als basis voor iets nieuws. Een gesloten kringloop, geen verspilling meer en minder uitputting van onze grondstoffenreserves. Het is met nadruk een ideaalbeeld, want ‘een volledig gesloten kringloop bestaat niet’, zegt Guido Braam van advies‐ en netwerkorganisatie Circle Economy. ‘Maar je kunt heel ver komen.’ Dat is wat steeds meer bedrijven proberen. Zij gooien hun verdienmodel om en passen hun producten en diensten aan. Zo biedt Philips klanten de mogelijkheid om verlichting te leasen, zodat het elektronicaconcern de lampen kan terugnemen voor een tweede leven. Orgaworld maakt van organisch afval energie en biobrandstoffen. En Gro‐Holland haalt koffiedik op bij bedrijven om er eetbare paddenstoelen op te kweken. De paddenstoelen verkoopt het bedrijf in de vorm van snacks weer aan diezelfde ondernemingen terug. De potentiële opbrengsten van circulair ondernemen zijn groot. Adviesbureau McKinsey heeft becijferd dat de Europese industrie tot 2025 jaarlijks $ 630 mrd (€ 466 mrd) kan besparen door over te stappen naar een circulaire economie. Bovendien zou er meer bedrijvigheid komen in productontwikkeling, renovatie en herfabricage. Bedrijven die gaan kringloopondernemen doen dat ook niet uit altruïsme, maar omdat zij economische voordelen zien. Ze willen minder afhankelijk worden van onvoorspelbare grondstoffenmarkten of ze zien kansen om te verdienen aan andermans afval. Maar de circulaire economie staat nog in de kinderschoenen. Bedrijven die zich erop richten, behoren tot een enthousiaste voorhoede. Om kringloopondernemen echt van de grond te krijgen, moeten nog tal van obstakels uit de weg worden geruimd. Een belangrijke horde is de financiering. Banken staan niet onwelwillend tegenover de circulaire economie, maar het verstrekken van kringloopkapitaal gaat nog aarzelend en mondjesmaat. Desgevraagd vertellen Nederlandse bankiers dat zij nog in een leerproces zitten. ‘Het is nog niet helemaal duidelijk hoe circulaire verdienmodellen het zullen doen, welke risico’s er precies aan kleven en hoe dit zich gaat ontwikkelen’, vertelt Richard Kooloos, hoofd duurzaamheid bij ABN Amro. ‘We doen nu kennis op door enkele projecten te financieren.’ Banken zijn traditioneel ingericht op het financieren van klassieke, lineaire verdienmodellen. Voor een maakbedrijf ziet dat er schematisch grofweg uit als: grondstoffen kopen, product van maken, product verkopen. Bij circulaire bedrijven zijn de verdienmodellen meestal complexer. Wanneer een onderneming haar producten niet verkoopt maar leaset, blijft deze eigenaar van de materialen, soms tientallen jaren.
Maar wat als de klant failliet gaat? En wat zijn de grondstoffen nog waard als ze terugkomen bij de onderneming? In zo’n model wordt risico dat normaliter is gespreid over een hele keten van bedrijven, geconcentreerd bij één partij. ‘Als wij als bank toch al de hele keten financieren, maakt dat weinig uit’, vertelt Eric Saris, directeur corporate clients bij Rabobank. ‘Maar dat is lang niet altijd zo. Bovendien moeten we nu bekijken of het bedrijf die hele keten kan managen. Kunnen ze de stap maken van leverancier naar dienstverlener? Van onze mensen vergt het dat ze de risico’s van zo’n hele keten moeten kunnen overzien.’ Vaker maken circulaire bedrijven echter deel uit van een grotere keten van ondernemingen. Een voorbeeld is EcoProFabrics, een initiatief van Dutch aWEARness voor herbruikbare werkkleding. De vezels van de kleding zijn oneindig inzetbaar. Het project is begin dit jaar gestart en wordt aangestuurd door adviesbureau Royal HaskoningDHV. ‘Hierbij zijn meerdere bedrijven betrokken’, vertelt manager duurzaamheid Jan‐Paul Kimmel. ‘Het gaat om een grondstoffenproducent die de vezels maakt, een wever, een kledingmaker, een partij die de kleding terugneemt en herstelt en een bedrijf dat de stof weer uit elkaar haalt.’ Om het circulaire model te laten werken, zijn alle schakels nodig. Daarom hebben de bedrijven onderlinge afspraken gemaakt, onder meer over de verdeling van de inkomsten. ‘Er is afgesproken om de winst per onderdeel te limiteren en overwinst in een pot voor innovatie te storten’, legt Kimmel uit. Zo’n innige verbondenheid is volgens hem lastig voor banken omdat die gewend zijn om afzonderlijke delen van ketens te financieren. ‘Het vergt een andere manier van kijken. Investeringen bij het ene bedrijf kunnen leiden tot besparingen bij andere bedrijven. Dat moet je kunnen inschatten, maar daar zijn de systemen bij de banken niet op berekend.’ Wanneer bedrijven in een keten bij verschillende banken zitten, wordt het nog ingewikkelder. Ook speelt mee dat de ondernemingen zich op juridisch glad ijs begeven met dergelijke samenwerkingsafspraken. ‘De EU ziet het nu door de vingers om te zien of dit soort modellen toekomst hebben. Maar misschien is zulke innige samenwerking in strijd met mededingingsregels’, zegt Kimmel. Voor consumenten betekent de overgang naar een circulaire economie dat zij vaker gaan betalen voor gebruik in plaats van bezit van een product. Vaak gaat dat via een leaseconstructie. Zo blijft de onderneming eigenaar van de materialen, wat nodig is om het product een tweede leven te kunnen geven. Dat heeft gevolgen voor de relatie met de bank. Een onderneming die jarenlang als maakbedrijf klant was, wordt nu deels een leasebedrijf. Dat vergt andere expertise van de bankier. ‘Toen een bouwer van trailers bij ons kwam voor financiering om een leasebedrijf op te zetten, hebben wij de hulp ingeroepen van onze collega’s bij De Lage Landen’, zegt Saris van Rabo. Zij zijn gespecialiseerd in leasing. Hij wil maar zeggen dat de kennis vaak wel aanwezig is, maar dat het soms even zoeken is waar.
Volgens Saris zijn circulaire modellen vaak niet nieuw, maar worden ze op een nieuwe manier toegepast. ‘We moeten onze mensen nu leren hoe ze naar circulaire verdienmodellen kunnen kijken. Die concepten zitten nog niet standaard in onze systemen. Circulaire ondernemers moeten zich realiseren dat de bankier die tegenover ze zit vaak nog niet bekend is met deze nieuwe verdienmodellen.’ Als een bedrijf zijn producten gaat leasen in plaats van verkopen, verandert het verdienmodel ingrijpend. Waar vroeger de inkomsten in één keer binnenkwamen (bij de verkoop van het product), worden die nu gespreid over een lange periode. Dus niet in één keer € 10, maar € 0,10 elke maand, voor een lange periode. Omdat het bedrijf zijn product wel eerst moet fabriceren en dus moet voorfinancieren, schiet het werkkapitaal omhoog. ‘Zo’n onderneming loopt dan veel betalingsrisico’, aldus Kooloos van ABN Amro. ‘Bovendien kunnen ze hun balans niet eindeloos blijven opblazen. Als het bedrijf succesvol is, loopt het tegen een grens aan van wat het zelf kan financieren.’ Hij ziet daar een rol voor de bank weggelegd. ‘Een bank doet niet anders dan kredietrisico lopen en zou daarom een deel van het risico kunnen overnemen.’ Maar ook de balans van een bank is eindig. ‘Als wij veel van dit soort kredieten kunnen samenbrengen, kunnen we ermee aankloppen bij pensioenbeleggers’, legt Kooloos uit. ‘Dat geeft weer ruimte op onze balans. Samen kunnen we het financieren, individueel niet.’ Volgens Kooloos denkt ABN Amro nu na over welke diensten de bank moet ontwikkelen om aan te haken bij de circulaire economie. ‘Nu moet een bedrijf zelf de kredietwaardigheid van een klant onderzoeken. Maar misschien moeten wij een dienst ontwikkelen waarbij dat online in een paar minuten kan. Ook zouden we een verhuurbedrijf kunnen opzetten voor mkb‐ondernemingen die hun producten willen leasen, maar te klein zijn om een eigen leaseafdeling op te zetten.’ De opkomst van leasing werpt ook andere vraagstukken op, waar de financiële wereld nog geen pasklare antwoorden op heeft. ‘Wat gebeurt er als je een gebouw neerzet waarbij alle leveranciers eigenaar blijven van een onderdeel?’ werpt Braam van Circle Economy op. ‘Een bank wil wel een hypotheek verstrekken, maar wil ook het gebouw kunnen verpanden. Hoe gaat dat met zoveel eigenaren? En wat gebeurt er als bijvoorbeeld de leverancier en eigenaar van de vloeren failliet gaat?’ Circle Economy helpt bij het vinden van oplossingen voor dergelijke vraagstukken. ‘Door samen met leden projecten op te zetten, zien we tegen welke praktische barrières we aan lopen’, legt Braam uit. Soms zijn de oplossingen al verzonnen maar nog niet toegepast op grote schaal. Bij banken past het nog niet in hun modellen en er zijn nog niet genoeg mensen die het begrijpen. Braam: ‘Daardoor krijgt een ondernemer soms nee te horen, waar het ook ja hadden kunnen zijn, als de bankier meer ervaring op dit gebied had gehad.’ Dat besef is er ook bij de banken zelf. Zo is Rabobank recentelijk een project gestart waarbij de bank samen met negen ondernemingen onderzoekt hoe zij elkaar kunnen helpen bij hun circulaire ambities. De bedrijven komen uit de auto‐industrie en de voedsel‐ en landbouwsector. Saris: ‘We hopen dat hier een aantal interessante verdienmodellen uitkomt, waaraan onze medewerkers kunnen zien hoe het in de samenwerking met de klant werkt.’
ABN Amro werkt samen met Circle Economy om de circulaire mogelijkheden in onder meer de bouwsector te analyseren. ‘Verder proberen wij te leren door een aantal projecten te financieren’, vertelt Kooloos. ‘Zo proberen we ons er comfortabel bij te gaan voelen. Bijvoorbeeld als we een inschatting moeten maken van de toekomstige waardeontwikkeling van gebouwen en materialen.’ Niet elk circulair initiatief is overigens lastig voor banken. Marc van Langen, medeoprichter van Gro‐ Holland, vertelt dat banken zijn bedrijf behandelen ‘als een bestaande business’. Dat komt volgens hem doordat Gro‐Holland een outsourcemodel heeft dat ook bij veel lineaire bedrijven in zwang is. ‘Wij besteden alle stappen uit, zoals het ophalen van het koffiedik, het kweken van de paddenstoelen en het maken van de snacks.’ Hij gelooft dat de financierbaarheid nog kan verbeteren als Gro‐Holland hardere afspraken maakt met zijn klanten. ‘Nu nemen bedrijven die ons koffiedik leveren ook de paddenstoelen af die wij daarop kweken. Maar we hebben geen afspraken over levering en afname op papier staan. Als we die wel hebben, wordt het aantrekkelijker voor financiers.’ Om de circulaire economie op stoom te krijgen, is het belangrijk dat banken met kredieten over de brug komen. Maar daarna moeten ook institutionele beleggers aanhaken. Pensioenbelegger PGGM is ervan overtuigd dat circulaire bedrijven het in ‘de toekomst beter zullen doen dan hun traditionele collega’s. Bijvoorbeeld doordat zij beter zijn voorbereid op het schaarser worden van grondstoffen.’ ‘De moeilijkheid voor indexbeleggers is om bedrijven te vergelijken op basis van hun circulariteit’, aldus Piet Klop, adviseur verantwoord beleggen. Dat is wel nodig omdat PGGM belegt in circa 3000 aandelen. ‘Er zijn weinig data en die zijn vaak niet onderling vergelijkbaar.’ PGGM probeert daarom samen met andere partijen tot internationale standaarden en definities te komen. ‘Een verhaal van de lange adem, maar wij geloven dat het de inspanning waard is.’ Knelpunten Circulaire bedrijven wijken op belangrijke punten af van traditionele ondernemingen. Dat schept kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee. 1 Circulair ondernemen betekent voor veel bedrijven dat zij overstappen van verkoop naar leasing van hun producten. Voor financiers roept dat de vraag op of de onderneming daarvoor de expertise heeft. 2 Leasing verlengt de looptijd van het verdienmodel. Het bedrijf moet bovendien veel meer voorfinancieren en wordt afhankelijker van de kredietwaardigheid van zijn klanten. 3 Het sluiten van kringlopen vraagt om hechtere samenwerking in de keten. Bedrijven worden afhankelijker van elkaar. Voor financiers wordt het moeilijker de risico’s van een afzonderlijke onderneming in te schatten. 4 Bedrijven in de kringloopeconomie blijven vaak eigenaar van hun grondstoffen. Maar wat zijn die op langere termijn waard? Wat als het later een gevaarlijke stof blijkt, zoals met asbest is gebeurd? 5 Het wordt ook interessant wanneer dit soort bedrijven samen een gebouw neerzet. Met talrijke eigenaren wordt het lastig voor een bank om het gebouw te verpanden en dus om een hypotheek te verstrekken.
Gas uit afval Orgaworld uit Den Bosch haalt warmte en biogas uit organisch afval. Te denken valt aan producten van supermarkten die over de datum zijn, of oude plantaardige vetten en oliën. Onder meer in het Amsterdamse havengebied heeft het bedrijf vergistingsinstallaties staan. Daarin breken miljarden bacteriën het organische materiaal af. Dat vergisten duurt ongeveer dertig dagen en daarbij komt biogas vrij. Dat gas wordt omgezet in elektriciteit en CO2‐neutrale restwarmte. Het digestaat dat in de tanks achterblijft, wordt gescheiden in water en slib. Van het slib maakt Orgaworld een ingedroogde meststof die onder meer stikstof, fosfor en kalium bevat. Van 100.000 ton producten kan Orgaworld 5000 ton gedroogde mestkorrels maken. Die kunnen als voeding dienen voor groente‐ en fruitplanten of andere gewassen. Daarmee is de kringloop rond. Leasen van licht E elektronica‐…concern Philips heeft samen met architect Thomas Rau een circulair verdienmodel bedacht om verlichting aan te bieden aan zakelijke klanten. Het project heet ‘Pay per lux’. Hierbij betaalt de gebruiker alleen voor de werkelijk verbruikte hoeveelheid licht. Hij wordt geen eigenaar van de verlichtingsinstallatie zelf. Het kantoor van architectenbureau RAU in Amsterdam werd in 2011 als eerste op deze manier verlicht. Maar inmiddels zijn meer gebouwen in het programma opgenomen. Als hoofdaannemer komt zowel de installatie van de verlichting als de energienota voor rekening van Philips. Het bedrijf blijft ook eigenaar van de producten. Na afloop van de contractperiode neemt Philips de verlichtingsproducten weer terug in het productieproces en worden de grondstoffen hergebruikt. Zo wordt er geen onnodig afval geproduceerd en wordt zoveel mogelijk gerecycled. Trailers hergebruikt Schmitz Cargobull is de grootste Europese bouwer van trailers. Het bedrijf heeft een initiatief ontwikkeld om te voorkomen dat afgeschreven trailers op de schroothoop of langs de weg belanden in ontwikkelingslanden. In het verleden werden in Europa afgeschreven trailers daar nog lang gebruikt. Maar deze landen hebben steeds vaker de middelen en mogelijkheden om nieuwe trailers te kopen, waardoor de oude trailers steeds sneller richting de afvalberg gaan. Schmitz neemt afgeschreven trailers nu weer in, om die op te knappen en opnieuw aan te bieden, maar nu alleen voor verhuur. Door de opgeknapte trailers niet te verkopen, houdt het bedrijf grip op de grondstoffen.
Schmitz neemt ook gebruikte trailers in om de materialen, zoals metalen en aluminium, te gebruiken voor de bouw van nieuwe trailers. Deze nieuwe trailers worden wel op de markt gebracht voor verkoop.