HET ENERGIE+‐PAKKET Energiepremie + energielening Een nieuw steunmechanisme met nieuwe financieringsmethode
Vlaanderen voert een actief beleid om de gebouwen zo kwalitatief mogelijk te maken. Voor nieuwbouw worden normen opgelegd die op een beperkte termijn zowel een ecologische als een economische winst opleveren. Door de REG‐ en renovatiepremies kunnen mensen aan gunstige voorwaarden hun woning energie‐efficiënter maken. Toch zien we dat er nog een zeer groot energiebesparingspotentieel rest in het oude woningpatrimonium dat Vlaanderen rijk is. Niet alleen om ecologische (CO2‐reductie) redenen maar ook om economische (jobs) en sociale (energiefactuur) redenen is het heel belangrijk dat we dat potentieel optimaal benutten. Het voorliggende “Energie+‐pakket” kan daartoe een aanzienlijke bijdrage leveren.
Steeds meer stelt de vraag zich of het huidige REG‐premiestelsel niet moet hervormd worden. Ten eerste dringt vereenvoudiging zich op. Naast de Vlaamse renovatiepremie, de Vlaamse verbeteringspremie, de federale fiscale aftrek voor dakisolatie, tegemoetkomen voor diverse investeringen in het FRGE‐fonds, de aanvullende premies van gemeenten en provincies en de groenestroomcertificaten worden er nog een hele resem aan Reg‐premies aangeboden tegen een amalgaam aan diverse voorwaarden die bij verschillende instanties dienen aangevraagd te worden. Dit is geen transparant, eenvoudig en duidelijk systeem. Ten tweede stellen we ons de vraag of dit wel de meest aangewezen (efficiënte en effectieve) manier is om onze klimaatdoelstellingen en doelstellingen in het kader van het energierenovatieprogramma te halen. Zo is er een risico dat gezinnen uit financiële overwegingen kiezen voor energie‐aanpassingen aan hun woning die na 10‐20 jaar niet meer voldoende zijn, maar dan wel een rem vormen om nog verder aanpassingen te doen (het zogenaamde lock‐in effect).
Op termijn willen we immers dat elke Vlaming in een energievriendelijke woning woont. Tegen 2020 moeten de meest energieverslindende woningen aangepakt zijn. De 6de staatshervorming biedt kansen om het premiestelsel te hervormen. Deze nota geeft onze visie weer op hoe het premiebeleid er na de staatshervorming, dus vanaf 2015, kan uitzien.
De woonbonus (in een aangepaste vorm na de staatshervorming) moet mensen blijven in staat stellen een eigen woning te “verwerven”. Het nieuwe energie+‐pakket moet mensen stimuleren om hun woning te “verbeteren” met de nadruk op energie‐efficiëntie. Mensen met speciale noden moeten beroep kunnen blijven doen op een aanpassingspremie. Deze nota behelst dus het “verbeteren” van de woning door middel van premiebeleid en een aantrekkelijk financieringsinstrument.
CONTACTGEGEVENS
Robrecht BOTHUYNE Valerie TAELDEMAN
[email protected] [email protected]
0478 21 91 47 0477 81 92 61
1 van 7
2
Feiten en cijfers
Het totale woningbestand in Vlaanderen bedroeg op 1/1/2006 2.520.159 woningen. Geschat wordt dat tegen eind 2013, het Vlaamse woningenbestand ten opzichte van begin 2006, zal zijn aangegroeid met ongeveer 125.000 woongebouwen. De louter huishoudelijke warmtevraag is voor 18% verantwoordelijk van het totale Vlaamse eindverbruik aan energie. Als we de Europese 20‐20‐20 doelstelling willen halen dan moeten we sowieso inzetten op het oude woningpatrimonium. Uit recente studies van het Vito en VEA naar het energiegedrag van de Vlamingen en het energiegebruik in gebouwen blijkt dat ongeveer 65% van de woningen ouder is dan 40 jaar. Dat er van de individuele verwarmingssystemen op stookolie in Vlaanderen slechts 38% over een energielabel beschikken (voor gas is dit 68%). Stookolie wordt bovendien vaker gebruikt in grotere, oudere open woningen. 20% van de woningen in Vlaanderen heeft nog steeds geen dak‐ of zoldervloerisolatie. Hoogrendementsglas is slechts in 24% van de woningen aanwezig. In 70% van de Vlaamse huizen is er geen vloerisolatie, in 85% geen kelderisolatie. In 55% van de gevallen is er geen enkele vorm van muurisolatie aanwezig. 48% van de woningen heeft een geïsoleerd dak en dubbel glas en een zuinige cv‐ketel. De Vlamingen willen de komende 5 jaar vooral investeren in een energiezuinige verwarmingsketel (13%), dakisolatie (13%) en hoogrendementsglas (11%). Negen op de tien Vlamingen vinden energiebesparing belangrijk. 38% denkt minder energie te hebben verbruikt de afgelopen 5 jaar en 70% omschrijft zichzelf als zuinig qua energieverbruik.
3
Huidige financiële tegemoetkomingen
De gekendste maatregelen zijn: ‐ De belastingvermindering dakisolatie; ‐ 6% btw bij renovatie; ‐ 6% btw in bepaalde gebieden voor sloop en herbouw; ‐ De federale FRGE‐lening aan 2% intrest, voor de kwetsbare doelgroep renteloos (Vlaanderen komt dit tegemoet en stelt zich ook borg door middel van de gewestwaarborg). Het betreft isolatie, hoogrendementsbeglazing, verwarmingsketels, thermostaat of thermostatische kranen, energieaudit, zonneboiler en warmtepomp; ‐ Groenestroomcertificaten voor PV; ‐ De sociale dakisolatieprojecten voor de kwetsbare doelgroep; ‐ REG‐premies van de distributienetbeheerders (zonneboiler, warmtepomp, hoogrendementsbeglazing, kelder‐ of vloerisolatie, muurisolatie, dak‐ of zoldervloerisolatie, condensatieketel voor beschermde afnemers, wasmachine/koelkast voor beschermde afnemers); ‐ De Vlaamse renovatiepremie; ‐ De Vlaamse verbeteringspremie en aanpassingspremie; ‐ Vaak geven de provincies en gemeenten voor diezelfde investeringen vaak nog aanvullende premies; ‐ Voor energiezuinige nieuwbouwwoningen met verlaagd E‐peil wordt er bovenop een globale E‐ peilpremie ook een korting gegeven op de onroerende voorheffing; ‐ Tot slot kunnen banken met de Vlaamse overheid een energiebeleidsovereenkomst ondertekenen. De banken engageren zich dan om voordelige woonkredieten te voorzien bij de aankoop of nieuwbouw van
2 van 7
een energiezuinige woning. Als tegenprestatie krijgen de banken een BEN‐label dat wordt meegenomen in de overheidscommunicatie. Als stok achter de deur voorziet de regelgeving nu een bepaling dat woningen zonder enige vorm van dakisolatie na 2020 niet meer kunnen verhuurd worden. Uit de rapportering van de netbeheerders blijkt dat de REG‐uitgaven voor 2012 ruim 88 miljoen euro bedroegen. Voor de sociale dakisolatieprojecten wordt jaarlijks 6 miljoen euro vastgelegd op de energiebegroting. Er werden in 2012 19.963 renovatiepremies uitbetaald voor een totaal bedrag van 114 miljoen euro. Wat de verbeterings‐ en aanpassingspremie betreft, werden in 2012 11.143 premies uitbetaald voor een bedrag van 12,8 miljoen euro. De fiscale aftrek voor dakisolatie stemt overeen met een bedrag van 37 miljoen euro te verdelen over de regio’s. De over te dragen middelen uit het FRGE bedragen 7 miljoen euro eveneens te verdelen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Dit betekent dat het beschikbare budget (reg‐, renovatiepremie en fiscale aftrek) nu jaarlijks ongeveer 220 miljoen euro bedraagt. Dit bedrag willen we minstens elk jaar ter beschikking houden voor energie‐efficiënte maatregelen.
4
Probleemstelling
Voor nieuwbouw stelt zich het probleem van te lage ambities niet. De energieprestatieregelgeving met het aanscherpingspad van het E‐peil richting bijna energieneutrale woningen tegen 2021 zorgt sowieso voor energiezuinige nieuwbouwwoningen. Voor de bestaande woningen daarentegen zijn er nauwelijks (Europese) regels. Nochtans zit daar een gigantisch besparingspotentieel. Het grootste rendement aan energiebeheersing valt te realiseren bij dit oude patrimonium. De centrale vraag is hoe we dat potentieel kunnen aansnijden. ARGUS lanceerde eind september op een energieforum het voorstel om drastischer oudere woningen te vervangen door nieuwbouw, in plaats van ze in stukjes halfslachtig aan te passen. Ze stelden de vraag of de isolatie‐ en renovatiepremies niet beter kunnen vervangen worden door sloop‐ en bouwpremies of premies voor totaalrenovatie.
5
Nood aan een nieuw steunmechanisme met nieuwe financieringsmethoden
Wij erkennen het succes van de vele individuele premies maar geloven tegelijk ook niet dat dit de efficiëntste manier is om ons oude woningpatrimonium aan te pakken. Wij willen een hervormd beleid dat verregaande investeringen aantrekkelijker maakt dan diverse kleine oplapmiddelen. Wij pleiten voor een nieuw steunmechanisme voor de woningen in de private markt dat minstens aan de volgende doelstellingen voldoet: ‐ Een krachtig, eenvoudig en transparant systeem; ‐ Dat herbouw en totaalrenovatie substantieel meer aanmoedigt maar ook oog heeft voor minder drastisch ingrijpen dan herbouw of totaalrenovatie zolang er maar een waardevol besparingseffect wordt beoogd; ‐ Waarbij de meest milieu‐ en kostenefficiënte investeringen primeren;
3 van 7
‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Gepaard kan gaan met gunstige financieringsmethoden die de investeerders de mogelijkheid bieden om de financiering te spreiden over meerdere jaren; Dat conform de doelstellingen van het energierenovatieprogramma minstens beschikbaar is tot 2021; Dat ook oog heeft voor de minder kapitaalkrachtige mensen; Waarbij de investeerder direct de steun ontvangt (dus voorkeur premie op fiscale aftrek); Dat een één‐loketprincipe hanteert.
De combipremie die de Vlaamse regering voorstelt en waarbij de gecombineerde investering van muur‐ en dakisolatie substantieel hoger gesubsidieerd wordt, is een stap in de goede richting maar het moet nog verder gaan. Daarom stellen wij een energie+‐pakket voor bestaande uit een aantrekkelijke premie gekoppeld aan een gunstige lening.
6
Het Energie+‐pakket
Het energie+‐pakket koppelt een aantrekkelijk premiestelsel via de energiepremie aan een aantrekkelijke financieringsmethode via de energielening.
6.1
De energiepremie: een integrale premie voor alle energiebesparende investeringen
Wij stellen voor om, met uitzondering van de aanpassingspremie (want die blijft nodig voor mensen met specifieke noden) , de huidige subsidiesystemen van de REG‐premies, de fiscale aftrek dakisolatie, het FRGE, de Vlaamse renovatiepremie en de verbeteringspremie samen te voegen in één integrale premie, die we de energiepremie noemen. Op de huidige Vlaamse renovatiepremie en verbeteringspremie gelden een aantal voorwaarden. Het gaat dan over een minimumbedrag voor de werken, de leeftijd van de woning, het inkomen van het gezin, de enige woning, verhuur via sociaal verhuurkantoor,… Met de energiepremie versoepelen we deze restricties. Zo zal de inkomensbegrenzing geschrapt worden en zal het minimum investeringsbedrag en de leeftijd van de woning om in aanmerking te kunnen komen voor de energiepremie lager zijn. Het minimum investeringsbedrag bij de huidige renovatiepremie bedraagt 10.000 euro en de woning moet minstens 25 jaar oud zijn. Die voorwaarden worden in de nieuwe energiepremie versoepeld tot een minimum factuurbedrag van 2.500 euro voor woningen waarvan de eerste bouwaanvraag dateert van voor 1997. Gecombineerde of verregaande investeringen zullen aantrekkelijker zijn dan aparte eenvoudige investeringen. Dit om waardevol ingrijpen aan te moedigen. De Vlaamse overheid zal op die manier gecombineerde investeringen of verregaande renovatie door het progressief karakter van de energiepremie hoger betoelagen dan aparte kleine investeringen. Ter verduidelijking geven we hier een fictief voorbeeld: de premie bedraagt bijvoorbeeld 30% van het factuurbedrag als er enkel geïnvesteerd wordt in dakisolatie, 35% wanneer er geïnvesteerd wordt in isolatie, beglazing en verwarming en 40% wanneer de woning grondig wordt aangepakt (bijvoorbeeld het hernieuwen van het dak, ramen en schrijnwerk). Om te vermijden dat niet‐premiegerechtigde werkzaamheden via de eindfactuur gesubsidieerd worden (vb. aannemer heeft ook de vloer vervangen waartegenover geen energiepremie staat) worden de aannemers gevraagd om transparante facturen op te maken zodat duidelijk wordt welke werkzaamheden in aanmerking komen voor de premie. De huidige renovatiepremie en verbeteringspremie subsidiëren ook werkzaamheden die niet direct leiden tot betere energiescores zoals bijvoorbeeld bepaalde werkzaamheden zoals trappen,… Deze worden in de nieuwe energiepremie buiten beschouwing gelaten. Op deze manier subsidiëren wij enkel nog investeringen die ook energie‐efficiëntie beogen. Afgeleide werken zoals het hernieuwen van het dak of het schrijnwerk met een
4 van 7
energiebesparend effect komen wel in aanmerking. Niet‐energiebesparende maatregelen worden meegenomen in ons pleidooi om de 6%‐btw‐regeling voor sloop en herbouw te veralgemenen tot gans Vlaanderen. Die maatregel is nu van toepassing op de 32 stadsgebieden (13 Vlaamse steden) en werd ingevoerd om de leegstand en de onbewoonbaarheid van oude stadswijken te bestrijden. Herbouw geniet sowieso de voorkeur op nieuwbouw, daarom willen wij de 6%‐btw‐maatregel veralgemenen. Naar analogie met bijvoorbeeld de KMO‐portefeuille waarbij ondernemingen subsidies ontvangen wanneer ze zich laten adviseren, coachen of opleiden voorzien we een premie van 50% op de kostprijs van de audit door een energiedeskundige. Zo’n audit zorgt voor kostenoptimale investeringen, een gunstiger rendement, snellere terugverdientijden en dus een efficiënte besteding van de middelen. Uiteraard zullen een aantal voorwaarden worden opgelegd. Het vernieuwen van een dak zal bijvoorbeeld aan de huidige isolatienormen moeten voldoen, de werken dienen uitgevoerd te worden door een erkende aannemer, om perverse effecten tegen te gaan wordt een maximumbedrag aan premies vastgelegd, er zullen eisen gesteld worden met betrekking tot de ouderdom van de woning, … Naar analogie met de huidige renovatiepremie komt ook verhuur via een sociaal verhuurkantoor in aanmerking voor deze energiepremie. Er wordt bewust niet gekozen voor fiscale aftrek omdat dit een vorm van uitgestelde tegemoetkoming is. Een premie kan de investeerder direct genieten. Dit is ook in het belang van minder kapitaalkrachtige gezinnen. Dit aantrekkelijke steunmechanisme wordt minstens aangeboden tot 2020. Dit moet naar de eigenaar toe een duidelijk signaal zijn om niet langer te wachten. Op die manier worden ook de kwetsbare huurders meegenomen in het verhaal. Sterk gesubsidieerde maatregelen zouden voor de huurder immers niet mogen leiden tot aanzienlijk hogere huurprijzen. Bovendien zou de verlaagde maandelijkse energiekost de huurprijsstijging moeten teniet doen. Op dat vlak kunnen conform de huurwetgeving afspraken gemaakt worden. Voor de periode na 2020 zal de energiepremie geëvalueerd en bijgestuurd worden. Gemeenten en provincies hoeven zodoende geen aanvullende premies meer te geven. Zij kunnen in dit kader beter samen met het middenveld de kwetsbare inwoners sensibiliseren en begeleiden. Het is de taak van de Vlaamse overheid om de gemeenten en het middenveld hierin te ondersteunen. Om de kwetsbare groepen niet uit te sluiten kunnen een aantal sociale correcties aangebracht worden. Zo bijvoorbeeld zullen de eigenaars van oude woningen met begrensd inkomen of een verhoogde premie kunnen genieten of zullen de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de premie voor die doelgroep soepeler zijn.
6.2
De energielening: laat iedereen meegenieten van energierenovatie
Naast een hervormd premiebeleid is er ook nood aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden. De overdracht van het FRGE in het kader van de 6de staatshervorming biedt daartoe kansen. Wij willen via dit fonds, dat dan ingebed wordt in de PMV1, een renteloze lening aanbieden voor iedereen die energiebesparende investeringen uitvoert en die recht geven op de energiepremie. Deze premie wordt rechtstreeks afgetrokken van het te ontlenen bedrag waardoor er minder moet terugbetaald worden. De werken moeten niet onmiddellijk uitgevoerd worden. We geven de verbouwer 5 jaar de tijd om de werken te realiseren. 1
In het kader van de zesde staatshervorming wordt het Vlaamse FRGE dan ingebed in de Participatiemaatschappij Vlaanderen, met de praktische medewerking van het eveneens te regionaliseren Participatiefonds. Dat Participatiefonds kan worden ingeschakeld in de dagelijkse werking, gelet op haar bestaande knowhow.
5 van 7
Het afbetalingsplan van de lening varieert naargelang het inkomen. Hoe lager het inkomen van het gezin, hoe langer de lening loopt. Dat moet de maandelijkse kosten voor de minder‐kapitaalkrachtige gezinnen betaalbaar houden. Wie het wenst kan zich laten bijstaan door een energiedeskundige (waar ook een premie van 50% tegenover staat) die raad geeft over de kostenoptimale keuze van de te realiseren werkzaamheden en die het financieringsdossier kan helpen voorbereiden. Uiteraard zullen een aantal voorwaarden gekoppeld worden aan de energielening wat zaken betreft zoals de minimum en maximum looptijd van de lening (tussen de 5 en 12 jaar), het minimum en maximum te ontlenen bedrag (tussen de 2.500 en de 30.000 euro) en het belastbaar inkomen (jaarlijks belastbaar inkomen kleiner dan 93.000 euro). Wat het “one stop shop”‐principe betreft, wordt de regierol voor de aanvraag van de premie en de lening toegewezen aan de distributienetbeheerders. Het fonds (de middelen) wordt ingebed in de PMV maar de begeleidende taken die de huidige Lokale Entiteiten uitvoeren in het kader van de FRGE‐leningen worden overgedragen naar de distributienetbeheerders. Op die manier blijven de lokale besturen nauw betrokken. Wie dat wenst kan in samenspraak met de distributienetbeheerder en de leverancier de afbetaling van de lening via de energiefactuur laten gebeuren. Bijvoorbeeld: Na audit door een energiedeskundige doet u voor 12.000 euro werkzaamheden die recht geven op een energiepremie van 35%. De factuur van de audit bedraagt 600 euro, de energiepremie dekt 50% van de auditkosten. De totale kostprijs bedraagt dus 12.600 euro; Daarvan worden de premies onmiddellijk afgetrokken zijnde: 4.200 euro (35% van 12.000) en 300 euro (50% van 600 euro), de energiepremie bedraagt dus 4.500 euro; Met de energielening leent u dan 8.100 (12.600 – 4.500) euro aan 0% rente voor een looptijd van 8 jaar; Dan betaalt u maandelijks (8.100/8/12) 84,38 euro.
7
Conclusie
Door de komende 6 jaar een steun‐ en financieringsmechanisme te voorzien voor energie‐efficiënte investeringen die eenvoudig, transparant en krachtig genoeg zijn om verregaande renovatie en herbouw te stimuleren en waar de steun aan één loket (de regierol wordt toegekend aan de distributienetbeheerder) wordt aangevraagd, zijn wij ervan overtuigd dat we op die manier een waardevollere energiebesparing kunnen realiseren op het oude Vlaamse woningpatrimonium. Dit investerings‐ en steunbeleid zal bovendien een aantal gewenste sociale, ecologische en economische neveneffecten met zich meebrengen. Onze CO2‐doelstellingen worden sneller bereikt, kwetsbare huurders zullen kunnen meegenieten van de voordelen van energiezuinige woningen, dit beleid zal bijdragen aan een economische heropleving (ook voor de bouwsector!) en zal een meerwaarde betekenen voor de overheidsfinanciën. In Duitsland is immers gebleken dat voor elke euro die de overheid investeert in energiebesparende maatregelen er 5 worden terugverdiend. Het Vlaams Energieagentschap becijferde dat de huidige energiepremies in Vlaanderen goed zijn voor zo’n 3.400 jobs. Dit energie+‐pakket zal de sector nog een extra boost geven wat zich zal vertalen in extra jobs.
6 van 7
De middelen van de bovengenoemde premies met betrekking tot renovatie en energie‐efficiëntie worden gecentraliseerd in de energiepremie. Het is onze doelstelling om de energiepremie geleidelijk aan met algemene middelen te financieren. Dit moet de druk van de REG‐kosten op de energiefactuur op termijn wegnemen. De conclusie van een studie2 van het Secretariaat‐generaal van de Benelux stelt dat een beleid 4 belangrijke aspecten moet omvatten om mensen op vlak van energiebesparende investeringen te activeren: een heldere communicatie, een aantrekkelijk pakket aan steunmaatregelen, een stabiel overheidsbeleid en een goede planning en fasering. Dit voorstel beantwoordt ten volle aan deze voorwaarden.
2
Energie‐efficiëntie in de gebouwde omgeving binnen de Benelux en in Noordrijn‐Westfalen, European Urban Knowledge Network, Secretariaat‐Generaal Benelux
7 van 7