Een nieuwe vriendin, een nieuw tijdperk
Ruud Macco
De kieren van de deur lichtten oogverblindend op. De radio viel uit. De klap kwam zo’n halve minuut later.
Toen ik wakker werd, was het stil en donker. Langzaam drong het tot mij door, dat de stilte angstaanjagend was. Nog enigszins beduusd bleef ik een poosje stil liggen in het donker. Mijn lichaam leek in orde. Geen pijn, gelukkig. Mijn armen en benen kon ik nog bewegen. Ik tastte naar mijn gezicht. Daarbij raakte ik mijn oor aan. Het geluid, waarmee mijn vingers mijn oor raakte, drong vaag tot mij door. Verder was het stil. Een pijnlijke absolute stilte.
Langzaam drongen de laatste momenten voor de klap zich weer aan mij op. Wat zeiden ze ook alweer op de radio? Hadden ze het nu over een raket of over een komeet gehad? Was het een atoombom of een inslag? Wat ik me nog kan herinneren is, dat we zo snel mogelijk naar het kleinste en veiligste kamertje moesten gaan en een radio meenemen. Die had ik natuurlijk niet. Net zo min als een overlevingspakket waar zo’n ding volgens de berichten in hoorde te zitten.
Het leek weer wat lichter te worden. Vreemd, het licht zat aan mijn handen. Ze werden helemaal omhuld door gloeiende contouren, die ze tot onwezenlijk grote proporties leken op te blazen. Als een baby, die net zijn handen had ontdekt, keek ik er ademloos naar. Het leek of mijn handen in brand stonden. Niet pijnlijk gelukkig, maar wel bizar. De dansende koele vlammen waren onwezenlijk.
Plotseling maakte een panisch gevoel zich van mij meester. Mijn vrouw was zoals altijd gaan werken. Zou zij ook die klap hebben gehoord? Waar zou ze nu zijn? Waarom belde ze mij niet? Ik tastte naar mijn telefoon in mijn broekzak. Gelukkig, die was er nog. Ik drukte op een toets. Er gebeurde niets. Ik drukte nog een keer. ‘Verdomme.’ Driftig drukte ik op alle toetsen tegelijk. Het haalde niets uit. Het rotding gaf geen sjoege. Gefrustreerd smeet ik hem van me af. Het rotding kwam met een klap ergens terecht. Een aantal onderdelen rolden nog wat verder. Waardeloos, wat nu?
Voorzichtig stond ik op in het donker. De contouren van de deurklink doemden op in mijn eigen gloed. Voorzichtig deed ik de klink omlaag en opende de deur op een kier, bang om een puinhoop aan te treffen. Ik stak mijn hoofd om de hoek en zag de hal, zoals hij altijd was geweest. Het was Een nieuwe vriendin, een nieuw tijdperk! Copyright 2011, Ruud Macco All rights reserved
2
wel onnatuurlijk duister zo aan het eind van de middag. Ik opende de deur helemaal en liep de hal in naar de voordeur. De hemel was grauw, de straat donker en stil. Ik liep naar de buren en belde aan. Eerst aan de ene kant naast me, toen aan de andere kant, daarna tegenover ons. Geen reactie. Nergens. Alle auto’s stonden op de opritten. Bonzen op hun ramen haalde niets uit. Stilte was het antwoord. De absolute leegte overviel me. Verslagen zakte ik op de grond. Het huilen stond me nader dan het lachen. Alleen dat ging niet meer. De tranen wilden niet komen.
Het gemompel drong slechts langzaam tot me door. In de hele straat was niemand te zien. Toch werd het steeds duidelijker. Alsof er iemand al roepend dichterbij kwam. ‘Misschien heeft iemand mij gehoord en is die nou op zoek naar mij’, maakte ik mezelf wijs. Het gemompel werd luider. Het leek wel of er meer mensen door elkaar heen praatten. Er was geen touw aan vast te knopen. Ik sprong op en keek om me heen. Niemand te zien. Ik riep, nee ik schreeuwde, ‘Hallooooo, waar zijn jullie?’
Opnieuw die duizelingwekkende diepte van absolute stilte. Het gemompel was verstomd. Zouden ze me gehoord hebben? Mijn hart bonkte in mijn keel. Hoe lang zou ik hebben zitten luisteren. Langzaam werd mijn ademhaling rustiger, al bonkte mijn hart nog in mijn keel. Plots kwam het gemompel weer. Ik concentreerde me op één van de mompelende stemmen. Vreemd, het leek wel of het gemompel in mijn hoofd zat. Ik vòelde de stem. Ik hoorde hem niet, ik vòelde hem. ‘Wat is er in vredesnaam gebeurd? Wie is die stem en wat wil die van mij? Of is het verbeelding en slaat de eenzaamheid nu al toe? Geconcentreerd luisterde ik naar één van de stemmen.
‘Wie ben jij en wat wil je zeggen,’ dacht ik hardop. ‘Ik ben Helga,’ hoorde ik de stem in mijn hoofd zeggen. ‘Ik woon in Utrecht.’ ‘In Utrecht helemaal? Dat is wel een uur rijden hier van Nuenen. Hoe kan ik dat nou horen?’ Er was chaos in mijn hoofd. Wanhopig probeerde ik mijn gedachten weer wat te ordenen. ‘Je moet je beter concentreren. Ik versta je zo niet.’ Helga was er nu heel nadrukkelijk. ‘Ik ben Rudy en woon in Nuenen. Hoe kan het, dat ik jou hoor in mijn hoofd?’ ‘Hallo Rudy, hè gelukkig kan ik weer met iemand praten. Hoe, weet ik ook niet, maar het lukt. ‘Ik moet me wel heel goed op jou concentreren om je te horen.’ De stem werd omgeven door kleurige vormen. Als een soort levend hologram. Een ‘champ vivant.’ zouden de Fransen zeggen. Een nieuwe vriendin, een nieuw tijdperk! Copyright 2011, Ruud Macco All rights reserved
3
Langzaamaan werden de contouren van haar lichaam zichtbaar. Helga bewoog zich in een kleurig gewaad, dat om haar lichaam leek te dansen. Ik voelde haar hand tegen de mijne. Ik stak mijn handen uit. Onze vingers leken zich om elkaar heen te draaien. De vlammen om mijn handen werden paars.
Verbaasd bekeken we elkaar. De ruimte om mij heen leek helemaal gevuld te zijn met Helga. ‘Helga? Net zat ik nog alleen in een compleet verlaten straat. En nou? Waar ben ik nu? Ik zie alleen nog maar jou om mij heen.’ Verbaasd probeerde ik wat meer van de omgeving te zien. Tevergeefs. ‘Ik zie hetzelfde. Net liep ik bij de Dom in Utrecht en nu lijk ik helemaal in jou te zijn opgegaan. Waar ik ook kijk, ik zie alleen jou.’ Helga leek er plezier in te hebben. Ondanks de bizarre gebeurtenissen werkte haar plezier aanstekelijk. Een warm gevoel maakte zich van mij meester. Intense gele en groene kleuren rolden vanuit alle hoeken de ruimte in. Ònze ruimte in. Langzaam tekenden de contouren van haar lichaam zich af in het champ vivant. Ik keek naar beneden en zag hoe onder mij mijn voeten zich een plek veroverden.‘ Helga en ik hadden elkaar op de een of andere manier gevonden. Temidden van een duistere wereld stonden we daar in de kleurige gloed van elkaar. We keken elkaar intens en lang aan.
‘Heb jij ook die andere stemmen nog gehoord?’ vroeg ik aan Helga, waarmee ik het nieuwsgierig zwijgen tussen ons verbrak. ‘Ehhh, ja, ik geloof het wel, Rudy.’ Haar stem drong helder tot mij door. ‘Ik geloof wel, dat ik die stemmen heb gevoeld. Alleen waren ze ver weg. Ik heb me op een van die stemmen geconcentreerd. Die bleek van jou te zijn. Die andere stemmen zijn nu weg.’ ‘Vreemd, Ik hoor ze ook niet meer.’ Stelde ik verwonderd vast. ‘Alleen jij bent er nog.’ Helga gaf mij wel een intens warm gevoel, maar toch schrok ik van de gedachte, dat er geen anderen meer te bekennen waren.
Wat er gebeurd was, zouden we nooit weten. We voelden ons eenzaam al waren we samen. Voorbij elkaar waren de kleuren bleek en de schaduwen diep. We voelden ons verbonden. Niet alleen met elkaar, maar ook met de leegte om ons heen. Langzaam drong het tot mij door. Ik, Helga. Wij samen. Alleen. Ons wachtte de zware opgave om opnieuw te beginnen. Nieuwsgierig dansten onze champs vivants om elkaar heen. Onze lichamen leken alleen nog nodig als een basis Een nieuwe vriendin, een nieuw tijdperk! Copyright 2011, Ruud Macco All rights reserved
4
voor ons bestaan. Een honk om ons terug te trekken. We hoefden het slechts te onderhouden om te weten.
Helga plukte een appel en stak hem mij toe. Dankbaar pakte ik hem aan.
Een nieuwe vriendin, een nieuw tijdperk! Copyright 2011, Ruud Macco All rights reserved
5