Het effect van de “Groene Vlag Vloer” (“Comfort Slat Mat”) op de klauwgezondheid van melkvee Samenvatting van een praktijkonderzoek op 8 Nederlandse melkveebedrijven
Periode bedrijfsbezoeken: juli en augustus 2013
Opdrachtgever: Beerepoot Agri, Irish Custom Extruders Ltd Onderzoek uitgevoerd door: Nederlands KlauwGezondheidsCentrum (NKGC)
Inhoudsopgave
Inleiding
pag. 3
Materiaal & Methode
pag. 5
Resultaten
pag. 7
Vergelijking met andere onderzoeken wereldwijd
pag. 10
Conclusies
pag. 12
Overige opmerkingen
pag. 13
Literatuur
pag. 14
Appendix 1: Locomotie score Sprecher
pag. 15
Inleiding Het Nederlands KlauwGezondheidsCentrum (NKGC) is gevraagd te onderzoeken wat het effect van de “Comfort Slat Mat”, in Nederland ook bekend als de “Groene Vlag Vloer”, op de klauwgezondheid van melkvee is. Uit andere studies wereldwijd is gebleken dat kreupelheid bij melkvee een invloed heeft op de droge stof opname (Tabel 1) en daardoor indirect op melkproductie, (Tabel 1) conditiescore en vruchtbaarheid met als gevolg dat kreupelheid een belangrijke verliespost op elk melkveebedrijf is. Tabel 1. Effect van kreupelheid op Droge Stof opname en Melkgift* Droge Stof opname
Melkgift
Locomotie score**
% vermindering t.o.v. Locomotie score 1
% vermindering t.o.v. Locomotie score 1
2
1%
0%
3
3%
5%
4
7%
17%
5
16%
36%
* informatie uit onderzoek van P.H. Robinson, Colorado Universiteit ** Locomotie score methode Sprecher (schaal 1 -5; 1 = normaal tot 5 = ernstig kreupel)
Naast economische schade als gevolg van kreupelheid is dierwelzijn een ander belangrijk aspect. In een recente studie werd aan 24 Europese experts gevraagd wat de belangrijkste koe-gebonden indicatoren zijn om dierwelzijn te meten. In de top 10 kwamen de volgende drie belangrijke indicatoren naar voren; “aantal kreupele dieren”, “beschadigde hakken” en “locomotie score”, die direct of indirect iets met klauwgezondheid te maken hebben (Lievaart & Noordhuizen 2011). Tenslotte zijn onderzoeken naar het aantal kreupele dieren op een bedrijf en welke aandoeningen deze kreupelheid veroorzaakt schaars. De meeste recente Nederlandse studie 3
op 86 melkveebedrijven gaf aan dat 80% van de dieren 1 of meerdere klauwaandoeningen heeft. Dit betekent echter niet dat 80% van de dieren zichtbaar kreupel is maar dat een groot gedeelte niet direct zichtbaar is, oftewel een subklinische aandoeningen heeft (Somers, et al. 2003). De doelstellingen van dit praktijkonderzoek waren om het effect van de “Comfort Slat Mat” (“Groene Vlag Vloer”) op de klauwgezondheid van melkvee in kaart te brengen en deze resultaten te vergelijken met andere onderzoeken wereldwijd.
4
Materiaal & Methode Voor de selectie van de bedrijven heeft de onderzoeker van het NKGC een lijst met melkveebedrijven van Beerenpoot Agri gekregen die voldeden aan de volgende criteria; 1. de melkkoeien worden het jaar rond binnen gehuisvest 2. de vloer moet minstens een jaar in gebruik zijn
Vervolgens heeft de onderzoeker een random selectie van de aangeboden bedrijven gemaakt en de veehouders benaderd of ze wilde meewerken aan dit onderzoek. Voor het beoordelen van de klauwgezondheid van de melkkoeien is het “Locomotie score” systeem van Sprecher gebruikt (Sprecher, et al. 1997). Hierbij worden koeien beoordeeld via een vast score systeem op een schaal van 1 (“normaal”) tot 5 (“ernstig kreupel”)(Tabel 1). Voor een nadere toelichting zie appendix 1. Deze methode is wereldwijd een veel gebruikte methode om kwalitatief klauwgezondheid bij melkvee te scoren.
Tabel 2. De indeling, beschrijving en doelstelling van de “Locomotie score” volgens Sprecher Score Omschrijving 1 Normaal 2 Licht afwijkend 3 Licht kreupel 4 Kreupel 5 Ernstig Kreupel * Cook, Wisconsin Universiteit, USA
Doelstelling (max % van de koppel)* 65 20 15 0 0
De bedrijfsbezoeken zijn uitgevoerd gedurende het melken of, bij het in gebruik zijn van een melkrobot, tijdens het voeren. Op deze manier konden koeien worden beoordeeld bij het teruglopen uit de melkstal of het lopen naar het voerhek bij een robot melksysteem. Mochten koeien niet gaan staan tijdens het bezoek aan een robot bedrijf dan werden ze 5
opgejaagd om alsnog te gaan lopen en de locomotie score te kunnen beoordelen. In dit onderzoek zijn alleen de melkkoeien beoordeeld, de droge koeien of het aanwezige jongvee zijn buiten beschouwing gelaten. In totaal zijn 8 bedrijven bezocht, en naast de locomotie score zijn er ook gegevens verzameld over de frequentie van klauwverzorging, het gebruik van een voetenbad en het al of niet gebruiken van een automatische mestschuif.
6
Resultaten Het gemiddeld aantal koeien op de 8 onderzochte bedrijven was 121, met een minimum van 66 en een maximum van 200. Alle dieren zijn gescoord op een schaal van 1 tot 5 en de resultaten weergegeven in tabel 3 (absolute getallen), tabel 4 en figuur 1 (percentages).
Tabel 3. Aantal koeien per bedrijf verdeeld over de 5 categorieën van locomotie score (absolute aantallen)
Bedrijf
A B C D E F G H
Aantal
Locomotie score 1
Locomotie score 2
Locomotie score 3
Locomotie score 4
Locomotie score 5
71 94 66 160 132 200 160 85
59 85 60 141 127 173 145 76
9 7 2 12 5 13 7 2
3 2 4 5 0 9 3 4
0 0 0 2 0 5 2 3
0 0 0 0 0 0 3 0
Tabel 4. Aantal koeien per bedrijf verdeeld over de 5 categorieën van locomotie score (percentages) Bedrijf
A B C D E F G H Gemiddelde Minimum Maximum
% Locomotie score 1
% Locomotie score 2
% Locomotie score 3
% Locomotie score 4
% Locomotie score 5
83,1% 90,4% 90,9% 88,1% 96,2% 86,5% 90,6% 89,4% 89,4% 83,1% 96,2%
15,3% 8,2% 3,3% 8,5% 3,9% 7,5% 4,8% 2,6% 6,8% 2,6% 15,3%
4,2% 2,1% 6,1% 3,1% 0,0% 4,5% 1,9% 4,7% 3,3% 0,0% 6,1%
0,0% 0,0% 0,0% 1,3% 0,0% 2,5% 1,3% 3,5% 1,1% 0,0% 3,5%
0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 1,9% 0,0% 0,2% 0,0% 1,9%
7
Figuur 1. Percentage locomotie score per bedrijf per categorie 1 tot 5
In tabel 5 staan de overige gegevens verzameld op de acht bezochte bedrijven. Drie bedrijven molken volledig met en melkrobot, twee gedeeltelijk en een deel in de oude melkstal en drie in een rotor- of doorloopmelkstal. Vijf van de acht bedrijven gebruikte geen automatische mestschuif. In totaal gebruikte zes van de acht bedrijven een voetenbad, de frequentie varieerde van wekelijks tot 1 keer per drie maanden. Tenslotte varieerde de frequentie van klauwverzorging tussen “indien nodig” (1 bedrijf), “eens per 6 maanden” (4 bedrijven) tot en met “consequent twee keer per lactatie”, namelijk bij droogstand en 100 dagen na afkalven (Tabel 5). 8
Tabel 5. Overige informatie van de 8 bezochte bedrijven Farm
Aantal
Robot
Score > 2 (%)
Mestschuif
Frequentie Voetbad Frequentie Klauwverzorging
A
71
Nee
4,2%
Nee
wekelijks
6 maanden
B
94
Ja
2,1%
Ja
3 maanden
6 maanden
C
66
gedeelte*
6,1%
Ja
niet
Indien nodig
D
160
gedeelte
4,4%
Nee
14 dagen
Droogstand/100dgn
E
132
Ja
0%
Nee
wekelijks
Droogstand/100dgn
F
200
Nee
7,0%
Nee
wekelijks
Droogstand/100dgn
G
160
Nee
5,0%
Nee
wekelijks
6 maanden
H
85
Ja
8,2%
Ja
niet
6 maanden
* een klein gedeelte werd nog gemolken in de oude melkstal
9
Vergelijking met andere onderzoeken wereldwijd De onderzoeksgroep van Cook, van de Universiteit van Wisconsin (USA), geeft een streefwaarde per categorie van de Sprecher locomotie score aan van minimaal 65% score 1 en maximaal 20% score 2 en 15% score 3. De overige twee categorieën 4 en 5 zouden in principe 0% moeten zijn (Tabel 1). Een onderzoek op 53 hoogproductieve melkveebedrijven in Minnesota (USA) met de dieren gehuisvest in een ligboxenstal rapporteerde de locomotie score (Sprecher methode) van 5626 Holstein melkkoeien (Espejo, et al. 2006). Het gemiddelde aantal klinisch kreupele dieren (score 3 of hoger) was 24.6%. Bij de 10% beste bedrijven uit deze studie, bleek dat het deze score (score 3 of hoger) daalde tot 5,4% (Espejo, et al. 2006). Een andere Amerikaanse studie van Brotzman op 66 melkbedrijven kwam uit op een gemiddeld percentage van 13.2% kreupele dieren (score 3 of hoger) middels de Sprecher methode. Een derde Amerikaanse studie op 6 bedrijven met in totaal 3022 koeien en wederom de Sprecher methode rapporteerde 63% van de koeien met een score 1 , 24% een score van 2, 8% een score van 3, en 5% een gecombineerde score van 4 en 5 (Galleguillos F en J Bokert, 2013). Dit onderzoek gaf een vergelijkbare uitkomst met de voorgaande studie van 13% van dieren die kreupel waren (score 3 of hoger). Een onderzoek in Oost Europa onderzocht de locomotie score van 2519 melkkoeien op 24 bedrijven. Wederom werden dieren aangemerkt als kreupel bij een locomotie score van 3 of hoger. Uit de scores kwam naar voren dat 27% in winter en 25% in de zomer normaal liep (score 1), 41% in de winter en 45% in de zomer licht afwijkend (score 2), 28% in de winter en 26% in de zomer licht kreupel (score 2), 3% in zowel de winter als de zomer kreupel (score 4) en 1% in zowel de winter als de zomer ernstig kreupel was (score 5) (Popescu et al. 2013). In een Deense studie met 1340 koeien op 42 melkveebedrijven werden de volgende resultaten beschreven; 38% (score 1), 33% (score 2), 17% (score 3), 9% (score 4) en 3% (score 5). Oftewel 29% van de dieren waren kreupel (score 3 of hoger). (Thomsen, et al. 2012). 10
Tijdens een studie in Engeland en Wales op 205 melkveebedrijven werd een score systeem van 0 tot 3 gebruikt waarbij 0 = normaal, 1 = licht afwijkend, 2 = kreupel en 3 = ernstig kreupel. Gemiddeld waren 36.8% van de dieren kreupel (Barker, et al. 2010). Tenslotte de resultaten van een studie uit Chili, waarbij 11829 koeien op 23 bedrijven zijn onderzocht en een schaal van 1 tot 3 werd gebruikt (1 = normaal, 2 = afwijkend en 3 = kreupel met een gebogen rug). In totaal kregen 81.5% van de dieren een score 1 (normaal), 4.7% een score van 2 (afwijkend) en 13.7% een score 3 (kreupel).
11
Conclusies 1.
Alle veehouders van de bezochte bedrijven waren zeer enthousiast over de vloer en de vloer had volgens hun na installatie direct een positief effect op de klauwgezondheid (het aantal kreupele dieren nam direct af en de koeien gingen “makkelijker” lopen).
2.
Het percentage normaal lopende dieren in de onderzoek is hoog te noemen zeker in vergelijking met andere studies. Gemiddelde had 89,4% van de dieren geen enkele klinische afwijking (Locomotie score een 1 op een schaal van 1 tot 5 van de gebruikte Sprecher methode).
3.
Het gemiddelde percentage kreupele dieren (Locomotie score 3 of hoger) was 4,6% (variatie 0 tot 8%). Dit is laag te noemen in vergelijking met andere studies waarvan sommige rond de 13% kreupele dieren rapporteerden of het maximum van 15% wat als streefwaarde door de onderzoeksgroep van Cook uit Amerika wordt aangehouden.
4.
Eén studie liet vergelijkbare resultaten zien met een gemiddelde van 5,4% kreupele dieren (onze studie 4,6%). Hierbij ging hierbij wel om de beste 10% bedrijven van alle 53 onderzochte bedrijven.
5.
Een mogelijke factor die van invloed kan zijn op de resultaten is de recente nieuwbouw van de onderzochte stallen.
6.
Deze studie is een momentopname, dus geen overzicht van een gemiddelde over een periode. Het kan dus voorkomen dat op een ander tijdstip een andere verdeling van de scores wordt gevonden. Dit probleem is zoveel mogelijk voorkomen door alleen bedrijven te selecteren die de koeien het jaar rond binnen hebben staan en daardoor het “zomereffect” van koeien in de wei buiten het onderzoek te houden.
7.
Een nadeel van deze vloer is dat kreupele dieren soms te laat worden opgemerkt omdat ze zich relatief lang kunnen handhaven op dit type vloer. 12
Overige opmerkingen 1.
Sommige veehouders gaven te kennen dat ze in eerste instantie twijfelde over de aanschaf van de onderzochte vloer omdat ze hadden gehoord dat de vloer “te glad” zou zijn. Na een bezoek aan een collega veehouder en het met eigen ogen zien van de vloer waren ze pas overtuigd dat dit niet zo was. Wellicht is dit een punt om mee te nemen in de discussie bij veehouders die twijfelen over de aanschaf van dit type vloer.
2.
Een groot aantal bedrijven hebben hun droge koeien en hoogdrachtige pinken gehuisvest in de oude ligboxenstal. Dit is op zich begrijpelijk maar omdat de aandacht voor klauwgezondheid bij deze categorieën dieren minder is (lees minder of geen gebruik van een voetenbad of reguliere klauwverzorging) bestaat er een kans op insleep van besmettelijke klauwaandoeningen zoals bijv. Mortellaro vanuit de oude naar de nieuwe stal.
3.
Voorgaande opmerking 2, en uit de gegevens van het overzicht int tabel 5 op het gebied klauwgezondheidsmanagement op de bedrijven, zou aanleiding kunnen zijn om de gehele situatie qua klauwgezondheid op een bedrijf voor het installeren van de vloer in kaart te brengen. Dit zou bijv. door het Nederlands KlauwgezondheidsCentrum kunnen plaatsvinden met als doel de positieve effecten van de vloer op klauwgezondheid nog beter te optimaliseren. Het centrum zou een eerste screening en advies kunnen uitbrengen als extra service bij de verkoop van een nieuwe vloer maar ook jaarlijks kunnen blijven monitoren omtrent het gebruik en een update van het klauwgezondheidsmanagement.
13
Literatuur Akin I and Silva-del-Rio N. 2013 Relationship between locomotion score and milk yield and composition in Holstein Dairy Cows. Proceedings 17th International Symposium on Lameness in Ruminants, Bristol, 11-14th of August. Page 121. Barker ZE, Leach KA, Whay HR, Bell NJ, and Main DC 2010 Assessment of lameness prevalence and associated risk factors in dairy herds in England and Wales. Journal of dairy science 93: 932941. Brotzman RL, Döpfer DD, Foy MR, Hess JP, Norlund KV, Bennett TB, and Cook NB 2013 Dairy Cow Well-Being on Wisconsin's Large, High Producing Dairy Herd. Proceedings 17th International Symposium on Lameness in Ruminants, Bristol, 11-14th of August. Page 44. Cook N. A Guide to Investigating a Herd Lameness Problem Wisconsin University. Espejo LA, Endres MI, and Salfer JA 2006 Prevalence of lameness in high-producing holstein cows housed in freestall barns in Minnesota. Journal of dairy science 89: 3052-3058. Galleguillos F and Bokert J. 2013 Prevelence of lameness in 2370 cows and the type of claw lesions in 511 lame cows from 4 dairy herds in central area of Chile. Proceedings 17th International Symposium on Lameness in Ruminants, Bristol, 11-14th of August. Page 53. Galleguillos F and Bokert J. 2013 Locomotion score of cows as a strategy for the control and prevention of lameness. Proceedings 17th International Symposium on Lameness in Ruminants, Bristol, 11-14th of August. Page 104. Lievaart JJ, and Noordhuizen JP 2011 Ranking experts' preferences regarding measures and methods of assessment of welfare in dairy herds using Adaptive Conjoint Analysis. Journal of dairy science 94: 3420-3427. Popescu S, Borda C, El Mahdy C, and DiuganE EA 2013 Prevalence and Severity of Lameness in Dairy Cows Housed in Free-stall Barns from Transylvania. Animal Science and Biotechnologies 46:1. Sprecher, D. J., Hostetler, D. E., & Kaneene, J. B. 1997 A lameness scoring system that uses posture and gait to predict dairy cattle reproductive performance. Theriogenology, 47(6), 1179-1187. Somers JG, Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN, and Metz JH 2003 Prevalence of claw disorders in Dutch dairy cows exposed to several floor systems. Journal of dairy science 86: 2082-2093. Thomsen PT, Munksgaard L, and Sorensen JT 2012 Locomotion scores and lying behaviour are indicators of hoof lesions in dairy cows. Veterinary journal 193: 644-647.
14
Appendix 1: Locomotie score Sprecher
15