achtergrond VOOR BELEIDSMEDEWERKERS, bestuurders, POLITICI EN WETENSCHAPPERS
jaargang 3 | juni 2010 | nummer 2
Het Collectief Pensioen na de verkiezingen Pensioenen in de partijprogramma’s Een analyse van de standpunten van politieke partijen over pensioenen. Michiel Dijkman Corporate Trainee APG
Veranderend arbeidsbestel: de groep zzp’ers Een analyse van de groep zzp’ers en hun plaats in de sociale zekerheid. Ad Nagelkerke Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Universiteit van Tilburg
Brits pensioenstelsel: ‘lessons learned’ Een vergelijking tussen het Engelse en Nederlandse pensioenstelsel. Ruben Laros Business Developer Institutional Clients
Ralph Lütticke Student Maastricht University
Pensioenuitvoerders geven invulling aan betrokken aandeelhouderschap Een overzicht van de activiteiten op het gebied van verantwoord beleggen. Anna Pot Senior Sustainability Specialist APG
Onderzoek alles en behoud het goede
pensioenachtergrond Inhoudsopgave Onderzoek alles en behoud het goede
pagina 3
Pensioenen in de partijprogramma’s
pagina 4
Michiel Dijkman Corporate Trainee APG
Veranderend arbeidsbestel: de groep zzp’ers
pagina 10
Ad Nagelkerke Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Universiteit van Tilburg
Brits pensioenstelsel: ‘lessons learned’
pagina 16
Ruben Laros Business Developer Institutional Clients Ralph Lütticke Student Maastricht University
Pensioenuitvoerders geven invulling aan betrokken aandeelhouderschap Anna Pot Senior Sustainability Specialist APG
pagina 24
De Tweede Kamerverkiezingen zijn achter de rug. De uitslag is duidelijk, maar een eenduidige samenstelling van een nieuw kabinet lijkt nog niet zo eenvoudig. Bij het verschijnen van deze Pensioenachtergrond zijn de coalitiebesprekingen in volle gang. Een van de gespreksonderwerpen zal ongetwijfeld de toekomst van ons pensioenstelsel zijn, zowel wat betreft de AOW als de tweede pijler. Vóór de verkiezingen kwamen de sociale partners in de STAR tot het Pensioen Akkoord 2010. Daarin doen zij voorstellen voor het koppelen van de AOW- en pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Ook stellen ze aanpassingen in de tweede pijler voor om deze schokbestendiger te maken, dus minder gevoelig voor ontwikkelingen op de financiële markten. De gekozen richtingen in het akkoord zijn voor een groot deel gestoeld op de inzichten uit de rapporten van Frijns en Goudswaard. Mijns inziens zijn de sociale partners erin geslaagd op basis van die onderzoeken het goede van het stelsel ook naar de toekomst toe te behouden. Hopelijk zet de politiek de voorstellen om in de benodigde wetgeving. Zoals ook gesteld in het akkoord ligt de opdracht bij de decentrale partijen om een verdere invulling te geven aan het Pensioen Akkoord. Vanuit APG staan we onze opdrachtgevers daarbij graag met raad en daad terzijde. In deze Pensioenachtergrond gaat Michiel Dijkman in op de pensioenplannen die de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s hebben opgenomen. Samen met de voorzet die sociale partners hebben gedaan in het Pensioen Akkoord 2010 vormen die programma’s de insteek voor de coalitiebesprekingen. Actueel op dit moment is ook de aandacht voor het pensioen van de zelfstandige zonder personeel. Ad Nagelkerke belicht in zijn artikel de situatie van de zzp’er. Wie is de zzp’er nu eigenlijk en wat zijn de motieven voor een zelfstandig bestaan zonder personeel? En wat betekent deze zelfstandigheid bekeken vanuit het sociale stelsel dat wij in Nederland hebben? Het kan nooit kwaad te leren van anderen. Daarom hebben Ruben Laros en Ralph Lütticke de ontwikkelingen in het Engelse pensioenssysteem geanalyseerd en afgezet tegen de Nederlandse situatie. We brengen de ’lessons learned’ voor u in kaart. Anna Pot tenslotte gaat in op de activiteiten die wij als pensioenuitvoerder ontplooien om invulling te geven aan betrokken aandeelhouderschap van onze opdrachtgevers.
Dick Sluimers Voorzitter Raad van Bestuur
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
3
Op 20 februari 2010 viel het vierde kabinet-Balkenende. Dit betekende dat er vervroegd verkiezingen voor de Tweede Kamer moesten worden uitgeschreven. Op 9 juni jongstleden vonden deze plaats. En hoewel de uitslag winnaars en verliezers opleverde, is over de samenstelling van een nieuw kabinet nauwelijks iets te zeggen. Wel kunnen we vooruit lopen op de inzet van de diverse partijen tijdens de coalitiebesprekingen op het gebied van pensioenen. In een stroomversnelling stelden de verschillende politieke partijen en bewegingen in Nederland hun verkiezingsprogramma’s samen.
Pensioenen in de partijprogramma’s
De rode draad in de programma’s is de steun voor het collectieve en solidaire pensioenstelsel in Nederland. Partijen erkennen de meerwaarde en vinden dat het stelsel ook naar de toekomst toe behouden moet blijven. Opvallend is tegelijkertijd ook dat de verkiezingsprogramma’s zich niet uitspreken over de recent verschenen rapporten over de toekomst van het pensioenstelsel (Goudswaard, Frijns). Wel noemt de PvdA, net als Goudswaard, de oplopende kosten van pensioenen als probleem en stelt dat daarvoor een oplossing moet komen in de vorm van een Pensioen Akkoord met een breed maatschappelijk draagvlak, waarin meer arbeidsmarktvraagstukken moeten worden opgelost. In dit artikel worden de standpunten in de verkiezingsprogramma’s over het pensioen, de levensloopregeling en zzp’ers op een rij gezet.
‘65 = 67’ Tijdens de vorige verkiezingen en de afgelopen drie jaar, was het verhogen van de AOW-leeftijd een taboe. Minister Donner probeerde de AOW-discussie n.a.v.
4
de Commissie Bakker aan te zwengelen, maar zonder enig resultaat. Nu lijkt de kogel door de kerk, want de overgrote meerderheid van de politieke partijen pleit in haar verkiezingsprogramma voor de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar in combinatie met het aanpassen van de aanvullende pensioenen (beperken Witteveenkader). De nuanceverschillen liggen vooral in de snelheid waarmee verhoogd zou moeten worden. Alleen de SP noemt een hogere AOW-leeftijd nog onwenselijk. De PVV, die verhoging van de AOWleeftijd in haar verkiezingsprogramma uitsloot en het tijdens de campagne zelfs als een breekpunt bij de eventuele coalitieonderhandelingen bestempelde, noemt een verhoging van de leeftijd nu bespreekbaar. GroenLinks vindt dat de leeftijd waarop je met pensioen gaat afhankelijk moet worden van het aantal jaren dat je hebt gewerkt. Maar tijdens de verkiezingscampagne gaf lijsttrekker Halsema aan het onlangs gesloten Pensioen Akkoord te omarmen.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
5
In dat akkoord is door de sociale partners afgesproken dat Nederlanders vanaf 2020 op 66-jarige leeftijd met pensioen gaan. De leeftijd waarop iemand AOW en eventueel aanvullend pensioen ontvangt, wordt dus verhoogd van 65 naar 66 jaar. In het akkoord staat ook dat een verhoging van de pensioenleeftijd vanaf 2015 iedere vijf jaar opnieuw wordt bekeken. Op basis van de huidige inzichten van de levensverwachting, betekent dit dat in 2015 wordt besloten de AOWleeftijd in 2025 te verhogen naar 67 jaar. Daarnaast zal de AOW-uitkering volgens het Pensioen Akkoord vanaf 2011 worden aangepast aan de verdiende lonen
natuurlijk de vraag welke deelbelangen wel en welke niet vertegenwoordigd moeten worden. In de verkiezingsprogramma’s wordt al gepleit voor de jongeren en gepensioneerden. Daarnaast heeft elk lid van een pensioenfondsbestuur juist de plicht alle belangen af te wegen in de besluitvorming. Het opnemen van een vertegenwoordiger van deelbelangen staat daar haaks op en zal leiden tot een minder effectief bestuur. Om te waarborgen dat er voldoende tegenwicht aan het bestuur kan worden geboden, verdient het de voorkeur om een sterk orgaan in te richten waarin belanghebbenden hun stem kunnen laten horen. Zo pleiten wij
Elk lid van een pensioenfondsbestuur heeft de plicht alle belangen evenwichtig af te wegen. in plaats van aan de contractlonen. Daarmee vormt de AOW een steviger fundament van het pensioengebouw.
Grotere rol van gepensioneerden in bestuur De discussie over de behartiging van deelbelangen binnen pensioenfondsbesturen speelt al lange tijd. In de partijprogramma’s pleit de meerderheid van de partijen voor een grotere rol van gepensioneerden in pensioenfondsen. D66, SP, PVV en VVD pleiten voor een bestuursrol voor gepensioneerden. D66- en VVDkamerleden Koser Kaya en Blok dienden hier eerder ook al een motie voor in, in de Tweede Kamer. CDA en PvdA opteerden voor een keuze tussen meerdere bestuursmodellen. GroenLinks pleit daarnaast voor een grotere rol voor jongeren. Al eerder kon u in dit blad lezen dat APG geen voorstander is van het samenstellen van het bestuur op basis van een vertegenwoordiging van deelbelangen. Ten eerste speelt
6
voor een samengevoegde deelnemersraad met de bevoegdheid om het bestuur naar huis te sturen. Pieter Omtzigt (CDA) verraste in april velen met het amendement en de motie die hij samen met PvdA en CU ongeveer tien minuten voor aanvang van het debat over medezeggenschap indiende. Het amendement, dat door een meerderheid van de Kamer werd omarmd, had de volgende strekking: er komt een wettelijk keuzerecht waarmee pensioengerechtigden één zetel in het bestuur kunnen krijgen van de werknemersgeleding. Dit besluit kan worden genomen door het bestuur maar als het bestuur hiervoor niet kiest, kan dit worden afgedwongen door middel van een raadpleging onder de pensioengerechtigden. In het amendement was ook opgenomen dat bedrijfstakpensioenfondsen verplicht zijn een raad van toezicht in te richten.
Fiscaal aftoppen leidt tot aantasting van de collectiviteit en mogelijkheden tot risicodeling. Grenzen aan de collectieve regeling De grote partijen zijn voor het behoud van collectiviteit binnen het pensioenstelsel. Slechts een aantal kleinere partijen (SP, D66, Groenlinks, CU en SGP) wil graag een bovengrens instellen, bijvoorbeeld van anderhalf keer modaal, voor de opbouw van een aanvullend pensioen in de tweede pijler. Hoewel niet opgenomen in het verkiezingsprogramma van de PvdA heeft het CPB de doorrekening gebaseerd op het beperken van de fiscale vrijstelling van pensioenpremies tot 2,5 keer modaal. APG is tegen fiscaal aftoppen. Dit resulteert vooral in een wending van belastinginkomsten in de toekomst naar nu, ofwel potverteren. Doordat de basis van het stelsel met aftoppen flink wordt beperkt, leidt een dergelijke maatregel ook tot aantasting van de collectiviteit en mogelijkheden tot risicodeling. Op langere termijn zorgt aftoppen voor een vermindering van de koopkracht. Men consumeert immers nu, wat anders pas vanaf pensionering ontvangen zou worden. Dit effect is echter niet meegenomen bij de CPB-berekeningen, bijvoorbeeld bij de doorrekening van de economische effecten van de verkiezingsprogramma’s.
Extra aandacht voor zzp’ers Tussen 1999 en 2009 is het aantal zzp’ers in Nederland gestegen van 400.000 naar 632.000. De verwachting is dat deze groep blijft groeien en dus steeds belangrijker wordt. Veel partijen zijn voor een betere toegang van zzp’ers tot het stelsel van aanvullende pensioenen. In concreto wordt voorgesteld de termijn van drie jaar opbouw onder het fiscale stelsel voor oud aangesloten zzp’er, te verlengen naar tien
jaar. Geen van de partijen die voor een betere toegang van zzp’ers tot het stelsel zijn, wil dit ook verplicht stellen. Nu geldt al wel een deelnametermijn van tien jaar, waarvan slechts drie jaar onder fiscaal gunstige condities. Nu zijn zzp’ers voor de opbouw van hun pensioen aangewezen op derdepijlerproducten, die in het algemeen duurder zijn dan de tweede pijler. Ook APG biedt via dochter Loyalis een aantal producten voor deze groep aan, dat voldoet aan de wensen van de zzp’ers en ook aantrekkelijk is. In dit kader vindt de PvdA dat er een wettelijk verplichte verzekering moet komen voor zzp’ers voor de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid. In deze Pensioenachtergrond is een apart artikel gewijd aan deze groeiende groep zelfstandigen zonder personeel.
Levensloopregeling voor flexibele arbeidsmarkt De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt gaan snel. Flexibiliteit wordt steeds belangrijker en ook langer doorwerken is een trend die nog versterkt zal worden door de verhoging van de AOW-leeftijd. Ieder mens is anders en daarom is het goed om een regeling te hebben die mensen in staat stelt de regie op de eigen loopbaan te voeren en die ruimte biedt voor zelfontplooiing. Een flexibelere levensloopregeling biedt hiervoor een uitkomst. Deze levensloopregeling kan bestaan uit een combinatie van de oude levensloopregeling en de spaarloonregeling. Zo stelt het CDA voor de levensloop- en spaarloonregeling te integreren in een nieuwe vitaliteitregeling. Die is bedoeld voor ondersteuning bij diverse overgangen (perioden tussen twee banen in, de start van een eigen bedrijf, leven lang leren, zorgtaken op latere leeftijd, bijzondere ondersteuning van bepaalde beroepen of deel-
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
7
Het belooft een interessante tijd te worden voor de Nederlandse pensioenwereld. tijdpensioen). Daarnaast wil D66 dat de levensloopregeling ook voor zelfstandigen wordt opengesteld. GroenLinks en de Christen Unie willen dat de levensloopregeling en het spaarloon opgaan in een individueel talenten- c.q. scholingsbudget. Deze scholingsrechten worden door werkgevers gefinancierd en fiscaal gestimuleerd. De levensloopregeling en de spaarloonregeling gaan erin op. Dat geldt ook voor de bestaande ontslagvergoedingen en de doorwerkbonus. De VVD schrijft in haar programma geen voorstander van de levensloopregeling te zijn en deze te willen beëindigen.
Start the engines De verkiezingen zijn achter de rug en de coalitiebesprekingen zijn in volle gang. De nieuwe Tweede Kamer en het nieuwe kabinet zullen in de aankomende regeerperiode in ieder geval aandacht gaan besteden aan een aantal belangrijke aspecten van het onderwerp pensioen. Daarnaast zal het nieuwe kabinet standpunten in gaan nemen over de rapporten van de onderzoekcommissies, de evaluatie FTK, de parameters, governance-structuren en het fiscaal kader. Met de val van het kabinet Balkenende IV werd het wetsvoorstel om de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 67 jaar controversieel verklaard. Een nieuw kabinet moet zich opnieuw over het onderwerp buigen. Met het Pensioen Akkoord 2010 nemen FNV Vakcentrale en VNO-NCW daarin het voortouw met de voorgestelde koppeling aan de levensverwachting, de koppeling van de AOW aan de verdiende lonen en de premiestabilisatie in de tweede pijler. Het belooft een interessante tijd te worden voor de Nederlandse pensioenwereld.
8
Michiel Dijkman Corporate Trainee APG
Overzicht maatregelen pensioenen in partijprogramma’s
Aftoppen AOW-leeftijd naar 67
Witteveenkader aanpassen aan AOW
Ouderen in bestuur
Levensloop
VVD
Nee
Ja
Ja
Nee
Afschaffen
PvdA
Nee
Ja
Ja
Nee
n.v.t.
PVV
n.v.t.
Nee, 65
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
CDA Nee Ja Ja Nee
Uitbreiden en omzetten met spaarloon in vitaliteit
SP
n.v.t.
Ja, 1,5 modaal
Nee, 65
n.v.t.
Ja
D66 Ja Ja Ja Ja
Openstellen zelfstandigen
GroenLinks Ja, 1,5 modaal
Nee, Nee Nee afhankelijk van arbeidsverleden
Omzetten in scholingsbudget met spaarloon
ChristenUnie Ja
Ja
Ja
n.v.t.
n.v.t.
SGP
Ja, 1,5 modaal
Ja
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
PvdD
n.v.t.
Ja
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
9
Veranderend arbeidsbestel: de groep zzp’ers
Een van de meest opvallende ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in Nederland sinds het eind van de vorige eeuw is de sterke opkomst van de zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Tot halverwege de jaren negentig nam het aantal zelfstandigen nog gestaag af. Dat veranderde daarna snel door toedoen van de zzp’er, ook elders in Europa. Sindsdien is sprake van een snelle toename en verspreiding over verschillende sectoren. De toename kan op termijn vragen oproepen over de grondslagen van arbeidsrecht en sociale zekerheid en over de regulering van arbeid en arbeidsrelaties in bredere zin. Dit artikel gaat in op de oorzaken van de groei, op de juridische positie en de betekenis ervan voor de sociale zekerheid en pensioenen. De zzp’er, wie is dat? Een zzp’er is niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. Zzp’ers zijn zelfstandigen en zijn, juridisch gesproken, werkzaam op basis van een ‘opdracht’. De wetgever heeft bij de regulering van die overeenkomst voor ogen gehad dat een opdrachtnemer een min of meer afgeronde werkzaamheid verricht voor een opdrachtgever. Het gaat dan vooral om onstoffelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld de werkzaamheden van een advocaat, een freelance journalist, een vertaler van een boek, een fotograaf die een bruiloft ‘vastlegt’ of een presentator in omroepland. Relatief nieuwe toepassingen zijn te vinden in het transport (de trucker met een eigen vrachtauto), in de zorg (de thuiszorg, de zelfstandige ziekenverzorger, etc.) en in de bouw. Van het aantal zzp’ers is geen algemene registratie voor-
1 2
10
Zie o.a. EIM (2007), Van onbemind naar onmisbaar. Den Haag, 21/22. EIM/Bureau Bartels (Zelfstandigen zonder personeel. Den Haag 2008, 19) geeft de volgende definitie: Een zzp’er werkt voor eigen rekening en risico als zelfstandige of directeur-grootaandeelhouder, heeft geen personeel in loondienst of zakelijke partners en verkoopt vooral zijn eigen arbeid.
handen. Daardoor en door de grote diversiteit van zzp’ers1 en definitieverschillen2 (één op de acht zzp’ers combineert het zelfstandige werk met een parttime bijbaan) lopen de schattingen over de aantallen zzp’ers nogal uiteen. In 2007 komt het EIM tot circa 300.000 en de FNV tot ongeveer 550.000 zzp’ers. Dat is 6 à 7% van de beroepsbevolking in Nederland. Het CBS neemt onder zzp’ers ook eenmanshorecazaken, boeren en winkeliers zonder personeel mee en komt daarmee in 2009 op een totaal van ongeveer 630.000 personen. In tabel 1 staan enkele persoonskenmerken van zzp’ers. Zo zijn zzp’ers gemiddeld relatief oud, anno 2008 gemiddeld ongeveer 44 jaar. In de afgelopen jaren is de gemiddelde leeftijd gestegen doordat jongere cohorten in de leeftijdsverdeling relatief minder snel toenamen. Er zijn
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
11
Tabel 1: Kenmerken van zzp’ers Zelfstandigen zonder personeel (2009)
Totaal werkzame Werknemers % van beroeps werknemers bevolking
Zelfstandigen zonder personeel
% van totaal ZZP
Totaal
7.373.000
6.418.000
100,0%
632.000
100,0%
Mannen
4.114.000
3.465.000
54,0%
410.000
64,9%
Vrouwen
3.259.000
2.953.000
46,0%
222.000
35,1%
15 tot 25 jaar
785.000
751.000
11,7%
30.000
4,7%
25 tot 35 jaar
1.650.000
1.504.000
23,4%
101.000
16,0%
35 tot 45 jaar
2.047.000
1.739.000
27,1%
192.000
30,4%
45 tot 55 jaar
1.898.000
1.616.000
25,2%
179.000
28,3%
55 tot 64 jaar
992.000
808.000
12,6%
130.000
20,6%
Herkomst: autochtonen
6.003.000
5.209.000
81,2%
519.000
82,1%
Herkomst: allochtonen
1.339.000
1.181.000
18,4%
111.000
17,6%
Herkomst: westerse allochtonen
675.000
588.000
9,2%
65.000
10,3%
Herkomst: niet westerse allochtonen
664.000
593.000
9,2%
46.000
7,3%
Onderwijsniveau: laag
1.687.000
1.500.000
23,4%
126.000
19,9%
Onderwijsniveau: middelbaar
3.173.000
2.781.000
43,3%
251.000
39,7%
Onderwijsniveau: hoog
2.457.000
2.087.000
32,5%
252.000
39,9%
Arbeidsduur: 12 tot 20 uur per week
710.000
657.000
10,2%
45.000
7,1%
Arbeidsduur: 20 tot 35 uur per week
2.255.000
2.057.000
32,1%
155.000
24,5%
Arbeidsduur: 4.409.000 35 uur of meer per week
De toename van zzp’ers tussen 1996 en 2008 is beduidend geweest, zo’n 67%, al heeft de kredietcrisis recent voor een dip in die ontwikkeling gezorgd. 3 In aandeel van de
3.704.000
57,7%
433.000
68,5%
gewoon zelf willen weten wanneer ze werken; de ‘vrije werker’ dus. Voor een ander deel wordt de keuze bepaald door een lastige arbeidsmarktpositie. Zo zijn werkgevers om uiteenlopende redenen – kans op ziekte, lage arbeidsproductiviteit – niet snel (meer) bereid oudere werknemers een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Etnische minderheden hebben eveneens arbeidsmarktmotieven om voor het zzp-bestaan te kiezen. Maar ook het financiële motief, hogere verdiensten, speelt voor sommigen een rol bij een overstap naar het bestaan
Sommige werknemers willen het keurslijf van de arbeidsovereenkomst afwerpen, bijvoorbeeld omdat ze arbeid en zorg op eigen wijze willen combineren of gewoon zelf willen weten wanneer ze werken. beroepsbevolking is de groep zzp’ers gegroeid van 6% in 1996 naar bijna 9% in 2008. 4 Ongeveer 10% van de zzp’ers is georganiseerd. Vakbonden voor zzp’ers van FNV en CNV hebben samen ongeveer 32.000 leden terwijl ondernemersorganisaties, waaronder het Platform Zelfstandige ondernemers (20.000 leden) dat sinds maart 2009 een SER-zetel heeft, samen zo’n 30.000 leden hebben.
Aantal zzp’ers explosief gegroeid
Bron: CBS, Statline 2009
12
beduidend meer zzp’er man dan vrouw (65/35), terwijl die verdeling bijde totale beroepsbevolking de 50/50 nadert. De verdeling autochtoon/allochtoon is gerekend naar hun aantallen in de beroepsbevolking ongeveer gelijk terwijl er qua scholing een score is van 20/40/40 op de verdeling laag, middelbaar en hoger onderwijsniveau.
Er zijn verschillende reden voor de snelle groei van het aantal zzp’ers. Ten eerste spelen motieven van werknemers een rol. Sommige werknemers willen het keurslijf van de arbeidsovereenkomst afwerpen, bijvoorbeeld omdat ze arbeid en zorg op eigen wijze willen combineren of
3 CBS 20 januari 2010, Meer zelfstandigen zonder personeel geven er de brui aan. Den Haag. 4 Zie CBS (2009), Sterke groei zelfstandigen zonder personeel. Sociaaleconomische trends. Den Haag, p. 7. 5 CBS, Statline 2010.
van zzp’er. Ook sectorale productieveranderingen spelen een rol. Zo is er de groeiende werkgelegenheid van ‘nieuwe diensten’ die meer persoonlijke kennis en kwaliteiten vereisen en vaak ook een face-to-face karakter hebben. Van het totaal aantal zzp’ers is 23% werkzaam in de zakelijke dienstverlening, 16% in de sector cultuur en overige dienstverlening, 14% in de bouw en 10% in zowel de handel als de zorgsector. In de industrie, de horeca en de publieke sectoren werken (nog) relatief weinig zzp’ers.5 De belangrijkste reden ligt vooral in de economische sfeer. Vanuit het perspectief van de opdrachtgever zijn zzp’ers economisch interessant. Vaak zijn de kosten van een opdrachtnemer immers aanzienlijk lager dan die van
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
13
een werknemer: er is geen cao en/of pensioenregeling van toepassing en evenmin zijn er werkgeverslasten voor de sociale zekerheid. Ook sluit het aan op veranderingen in productieorganisaties, in taakstructuren en verkleining van de omvang van ondernemingen. Vaste personeelskernen worden kleiner, vlottende werknemersbestanden groter. Ook de nadruk op performance en individuele competenties en daarmee beloningswijzen en de tendens naar uitbesteding, franchising en outsourcing hebben bijgedragen aan de snelle groei van de ‘nieuwe zelfstandige’.
Nauwelijks wettelijke bescherming Een belangrijk onderscheid is het onderscheid tussen de
schijnconstructie. 7 Als de rechter die aanneemt, moet de opdrachtgever alsnog, met terugwerkende kracht, aan alle verplichtingen voldoen die het arbeidsovereenkomstenrecht oplegt. Voor de ‘onafhankelijke’ zzp’ers zijn echter nauwelijks beschermende arbeidsrechtelijke regels. Dat geldt ook voor het sociale zekerheidsrecht. Er is geen wettelijke bescherming van de zieke opdrachtnemer, geen vangnet voor de werkloze of arbeidsongeschikte8 opdrachtnemer, en hij/zij geniet evenmin een pensioen als dat niet zelf geregeld is. Zij hoeven ook geen premies sociale zekerheid te betalen. Maar ook nu kan de rechter schijnconstructies doorprikken. Om voor zzp’ers en hun opdrachtgevers
Als het aantal zzp’ers sterk en snel blijft toenemen, zeker in verhoudingen tot het aantal werknemers, groeit het deel van de werkende bevolking waarvoor de huidige wetten en instituties rond arbeid geen betekenis hebben. afhankelijke zelfstandige en de onafhankelijke zelfstandige.6 De eerste, de schijnzelfstandige, heeft weliswaar een opdrachtovereenkomst, maar de facto een arbeidsovereenkomst. De tweede heeft een overeenkomst van opdracht. Het verschil heeft in de Nederlandse rechtspraktijk vooral te maken met het aantal opdrachtgevers (ten minste drie) dat de zzp’er in een tijdsperiode heeft (gehad). In het eerste geval neemt de rechter regelmatig een arbeidsovereenkomst aan. Er is dan sprake van een
Collectieve voorzieningen voor zzp’ers Als het aantal zzp’ers sterk en snel blijft toenemen, zeker in verhoudingen tot het aantal werknemers, groeit het deel van de werkende bevolking waarvoor de huidige wetten en instituties rond arbeid geen betekenis hebben. Het stelsel van sociale zekerheid neemt dan qua omvang af terwijl voor de door de crisis geraakte kapitaalgedekte werknemersregelingen – in samenhang met een mobiliteitsverandering van jongeren – een discontinuïteitsrisico en daarmee een te klein risicodraagvlak dreigt. 9 Er kan daardoor in de herstelperiode leegloop optreden. In ieder geval dreigt voor de zzp’ers zelf over 15 à 20 jaar, of eerder ingeval van arbeidsongeschiktheid, een pensioensituatiedie veel minder rooskleurig is dan gedacht. Het is dan ook denkbaar dat een (beroeps)organisatie van zzp’ers het onderhandelingsstokje van vakbonden voor een deel gaat overnemen door per sector, (grote) onderneming of voor een lokale groep zzp’ers bepaalde collectieve goederen vast te leggen. Inmiddels krijgt de positie van de nieuwe zelfstandig werkende meer aandacht in beleid en recht. Zoals gezegd, is ook de SER hierover aan het werk. Zzp’ers zullen uiteindelijk meer basiszekerheden krijgen of deze zelf gaan organiseren. Zo heeft de Commissie Bakker (2008) een ‘werkverzekering’ voorgesteld, die uiteindelijk ook zelfstandigen een voorziening op het niveau van het sociaal minimum moet bieden.
Onvoldoende pensioenopbouw
het risico te beperken om alsnog werkgevers- en werknemerspremies te moeten betalen, heeft de wetgever de VAR-WUO-verklaring geïntroduceerd. De fiscus verklaart hierin op voorhand schriftelijk dat betrokkene geen (zogenoemde fictieve) dienstbetrekking heeft. Er hoeven dan geen premies sociale zekerheid te worden afgedragen. Minister Donner heeft de SER advies gevraagd over de vraag of het overheidsbeleid betreffende de sociale zekerheid, het pensioenstelsel en het minimumloon nog wel
80% van de zzp’ers bouwt in de praktijk te weinig of geen aanvullend pensioen op, terwijl 75% dat wel wil. De laatsten moeten het op dit moment doen met weinig aantrekkelijke regelingen in de derde pijler. Recent hebben Van der Lecq en Oerlemans voorstellen gedaan om zzp’ers in de tweede pijler van een pensioenconstructie te voorzien.10 Gegeven dezelfde fiscale faciliëring als werknemers en de duidelijke wettelijke criteria voor zzp-schap,
6
9
7 8 14
zijn toegesneden op die toenemende variëteit in arbeidsrelaties. Denkbaar en wellicht aan te bevelen is dat de VAR-WUO-verklaring ook meer duidelijkheid geeft voor het arbeidsrecht, in die zin dat er bij afgifte van een VARWUO-verklaring in principe geen sprake meer kan zijn van een arbeidsovereenkomst.
Zie EFILWC (2010), Self-employed workers: industrial relations and working conditions. Dublin. Zie bijvoorbeeld HR 13 juli 2007, JAR 2007/231 (Thuiszorg/PGGM). Wel bestaat er de Zelfstandig en zwanger-regeling (ZEZ-regeling) voor vrouwelijke zelfstandigen.
A.L. Bovenberg (2005), Naar nieuwe pensioencontracten. Erasmus Universiteit, OCFEB Research Memorandum 0401, Rotterdam. Zie ook L. Hermans van MKB-Nederland in het Financiële Dagblad, 29 september 2008, ‘zzp’er ondermijnt sociale stelsel’. 10 Zie Fieke van der Lecq en Alwin Oerlemans (2009), Zelfstandigen Zonder Pensioen. Tilburg: Netspar, NEA-Paper 24. 11 Idem, p. 11.
opteren zij voor een systeem van meerdere zzp-pensioenfondsen, die op onderdelen kunnen verschillen. Bijvoorbeeld in het aanvullende deel, waaruit de zzp’er op vrijwillige basis een keuze kan maken en kan overstappen als hij/zij een ander fonds aantrekkelijker vindt. Ook kan in het voorstel via flexibele vormgeving op de verschillende voorkeuren van zzp’ers worden ingespeeld. De auteurs roepen de overheid op daartoe passend beleid te maken zodat solidariteit vorm kan krijgen, bijvoorbeeld door een vereveningsmechanisme om het inherente risico van averse selection te beperken.11 Er zijn ook andere mogelijkheden om een toekomstige verarming van zzp’ers te voorkomen, ieder met zijn eigen merites. Zo kan de overheid besluiten de fiscale oudedagsreserve gelijkwaardig te maken aan de pensioenopbouw van werknemers. Men kan echter ook de markt op verschillende manieren zijn werk laten doen of juist mogelijkheden bieden voor een opt-in binnen de bestaande collectieve werknemersregelingen (volgens de schildersbranche). Ook de toegang tot de levensloopregeling kan worden uitgebreid, zodat de regeling ook toegankelijk wordt voor zelfstandigen. Rest de vraag of het in het licht van de steeds pluriformere arbeidsmarkt niet mogelijk en beter is om een aantal voorzieningen voor ziekte, werkloosheid, scholing en pensioen anders te regelen. Bijvoorbeeld, in plaats van per sector of per categorie werkenden zou het risicodraagvlak kunnen worden vergroot door de oprichting van een nationaal pensioenfonds12 (liefst voor alle werkenden of anders alleen voor ‘anders-werkenden’ ) en een nationale scholings- of leerrekening. De belastingdienst kan de (verplichte) bijdragen innen. Daarmee krijgt de regeling een sterk en duurzaam draagvlak. Er zitten aan een dergelijk universeel systeem voor- en nadelen, die hier niet kunnen worden besproken. Vaak komen zulke systemen op een minimumniveau uit, maar de Scandinavische verzorgingsstaten laten zien dat dit niet het geval hoeft te zijn.13 Ad Nagelkerke Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Universiteit van Tilburg14
12 Vgl. E. Ponds (2009), Risicodraagvlak schiet tekort: op naar een nationaal pensioenfonds. Me Judice, 28/04/2009 (www.mejudice.nl/node/196). 13 Zie M. van Gerven (2008), The Broad Tracks of Path Dependent Benefit Reforms. A Longitudinal Study of Social Benefit Reforms in Three European Countries, 1980-2006. Diss. Universiteit van Tilburg. 14 Voor dit artikel is deels gebruik gemaakt van Nagelkerke, A., W. Plessen en T. Wilthagen (2010), De doorgroei van de zzp’er. Tilburg: Netspar, NEA-Paper 31.
Het Brits pensioenstelsel leek in het verleden veel op het Nederlandse. Inmiddels zijn de twee landen elk een andere richting ingeslagen onder invloed van internationale trends die Defined Benefit-regelingen voor de werkgever duurder maakten. Zo paste Nederland het collectieve pensioencontract aan terwijl Groot-Brittannië het risico vrijwel volledig naar de deelnemer verschoof. De kredietcrisis heeft extra duidelijk gemaakt dat de Britse richting niet de beste pensioenuitkomst oplevert.
Brits pensioenstelsel: ‘lessons learned’ 16
Het stelsel wordt momenteel grondig onder de loep genomen. Vanuit Nederland kijken we met belangstelling naar de ontwikkelingen in Groot-Brittannië en proberen we de fouten die gemaakt zijn in het Britse systeem in Nederland te voorkomen. Opvallend is ook de belangstelling vanuit Groot-Brittannië voor de Nederlandse oplossingen voor de bedreigingen van het collectieve stelsel. ‘If every UK pension fund had been managed in a way that recognized the realities of today’s global economy, despite the current turmoil, significant pension fund deficits would not be hobbling the strategic freedom of many major UK companies. Nor would many would-be pensioners be facing an uncertain financial future; defined benefit pension plans would not be on the way to becoming endangered species outside the public service.’ Dit schrijft Sir John Banham in het Tomorrow’s Investor1 rapport ‘Producing decent returns for pensioners in turbulent times’. Deze pessimistische blik kan worden verklaard door de richting die het Engelse stelsel in de laatste decennia is ingeslagen. Een richting die ervoor gezorgd heeft dat de pensioenuitkomst voor de deelnemers is afgenomen.
1
2
Sir John Banham (2009), Producing decent returns for pensioners in turbulent times, Royal Society for the Encouragement of Arts, Manufactures and Commerce (RSA). Tomorrow’s Investor project. Allianz Global Investors AG (2010), Country Profiles UK – International Pension Studies Western Europe.
Britse pijlers anders dan Nederlandse2 Net als in Nederland bestaat het Brits pensioenstelsel uit drie pijlers: de staat verzorgt de eerste pijler, de werkgever en werknemer samen de tweede en in de derde pijler vinden we de individuele verzekeringen en spaarproducten. Daarmee houdt de vergelijking van de huidige stelsels op want de Britse pijlers verschillen aanzienlijk ten opzichte van de Nederlandse. De eerste pijler beslaat alle pensioenvoorzieningen die opgezet zijn en beheerd worden door de overheid. De pensioengerechtigde leeftijd in de eerste pijler is 65 jaar voor mannen en 60 voor vrouwen, al wordt dat gelijk getrokken in de komende tien jaar. Vanaf 2046 zou dit voor zowel mannen als vrouwen 68 jaar moeten zijn, al gaan er geluiden op dat dit proces veel sneller zou moeten plaatsvinden. Momenteel zijn er drie overheidsvoorzieningen om alle gepensioneerden een basisinkomen te geven, alle op omslagbasis. Dat is in de eerste plaats het Basic State Pension (BSP), waarvan de hoogte afhangt van het aantal jaar dat is bijgedragen. Een volledig BSP krijg je als er 44 jaar contributies zijn betaald aan de National Insurance. Dit wordt vanaf 2010 geleidelijk teruggebracht naar 30 jaar. Op dit moment neemt de BSP met de prijsinflatie toe, maar dit wordt in de komende vijf jaar weer
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
17
Tweede pijler volop in beweging De tweede pijler leek voorheen sterk op de Nederlandse. Beide landen hadden eindloon Defined Benefit (DB) regelingen opgezet door de werkgever. Beide landen stapten meer en meer van dat systeem af onder invloed van de toegenomen volatiliteit op de financiële markten (versterkt door het feit dat Britse pensioenfondsen relatief veel in aandelen hebben geïnvesteerd). Daarnaast speelden demografische veranderingen een rol en zorgde de invoering van internationale boekhoudregels ervoor dat de kosten van DB-regelingen transparanter werden op de balans van de sponsor. Deze invloeden maakten dat DB-regelingen duurder en risicovoller voor de werkgever werden. De oplossingen die aan beide kanten van de Noordzee gevonden werden zijn verschillend: Engeland bewoog massaal in de richting van Defined Contribution (DC) regelingen, waardoor de werknemers met een hoger risico werden geconfronteerd. In Nederland maakten we de stap naar voorwaardelijke indexatie en werd het
FTK ingevoerd. De huidige tweede pijler bestaat in Engeland dan ook uit DB- en DC-regelingen. Kleine werkgevers bieden over het algemeen vaker DC-regelingen aan omdat dit goedkoper is. In tegenstelling tot in Nederland zijn de DB-regelingen nog steeds eindloonregelingen waarin indexatie gegarandeerd is. Deze DB-regelingen hebben meer deelnemers dan DC, maar inmiddels is 87% van deze DB-regelingen gesloten voor nieuwe deelnemers. 18% is zelfs gesloten voor verdere premiebijdrage, zo blijkt uit onderzoek van the Association of Consulting Actuaries. 4 Door recente faillissementen van werkgevers in verschillende sectoren werd de druk vanuit de politiek opgevoerd om de deelnemers te compenseren die hierdoor geen werkgeverspensioen ontvangen. Voor hen is in 2006 het Pension Protection Fund opgericht: een fonds dat deelnemers in DB-regelingen toch nog een pensioeninkomen geeft in het geval van het faillissement van de werkgever. Ditzelfde fonds houdt van 7.4005 DB-regelingen de financiële positie bij en publiceert hier maandelijks over. Eind maart 2010 had 69% van die fondsen een tekort en hadden alle fondsen samen een netto tekort van £2,2 miljard. Dit is een enorme verbetering ten opzichte van een jaar daarvoor toen de fondsen een totaal tekort rapporteerden van £188,5 miljard. Toch is de huidige situatie zorgelijker dan hij op het eerste gezicht lijkt omdat de rentevoet waarmee de verplichtingen verdisconteerd worden hoger ligt dan in Nederland. Zo kunnen Britse fondsen de discontovoet gebruiken van bedrijfsobligaties met een AA-rating. Deze lag eind 2009 op 5,7% (en tijdens de crisis zelfs op 6,9%), wat in schril contrast staat met de toenmalige 3,8% in Nederland. Figuur 1 laat zien hoe de activa en verplichtingen zich hebben bewogen over de afgelopen jaren. Let wel dat voor de verdiscontering van de liabilities in figuur 1 een risicovrije discontovoet (15-year gilt yield) is gebruikt. Deze bewoog zich rond de 4,5% in dezelfde periode.
Grijs gebied tussen tweede en derde pijler De grens tussen tweede en derde pijler vervaagt zodra we kijken naar DC-regelingen. Deze worden Personal Pensions genoemd en komen in meerdere varianten voor. Individuele Personal Pensions waarin de werkgever een deel bijdraagt, heten Work Place Pensions. Daarnaast
3 The Pension Policy Institute (2009), Pension Facts December 2009. 4 IPE (2009), 90% of UK DB Schemes now closed. 5 The Pension Protection Fund (2010), PPF 7800 Index, May 2010 edition. 18
Figuur 1: Ontwikkeling activa en verplichtingen van 7.400 DB-regelingen in Groot-Brittannië
1100 Assets
Liabilities
1000 900 £ billion
gekoppeld aan de looninflatie. Bij een volledig BSP is het wekelijkse inkomen voor de deelnemer op dit moment £97,63. Gemiddeld bouwen deelnemers ongeveer 79% op van hun BSP (88% voor mannen, 74% voor vrouwen). 3 Daarnaast heb je in de eerste pijler het Second State Pension (S2P) dat inkomensafhankelijk is, al vervalt die koppeling in de komende 20 jaar. De werkgever betaalt mee aan deze regeling, maar heeft ook de mogelijkheid om hieruit te stappen als hij zijn werknemers een pensioen in de tweede of derde pijler kan aanbieden. Dit wordt contracting out genoemd. Deze mogelijkheid vervalt de komende vijf jaar na slechte ervaringen met het uitbesteden aan de private sector. In 2008 bedroeg het gemiddelde wekelijkse inkomen uit deze regeling £28,71. Dit is inclusief de regelingen die zijn ondergebracht in de tweede of derde pijler. Het valt terug tot £15,50 als deze regelingen niet worden meegeteld. Als derde en laatste onderdeel is er het Pension Credit. Dit is een inkomensafhankelijk pensioeninkomen waaraan geen directe contributies worden betaald en dat puur bedoeld is om armoede onder ouderen te voorkomen. In 2009 namen in totaal 2,7 miljoen mensen het Pension Credit af. Gemiddeld kwam dit uit op een uitkering van £55,56 per week.
800 700 600 500 Apr-04
Apr-05
Apr-06
Apr-07
Apr-08
Apr-09
Apr-10
Bron: Pension Protection Fund, PPF 7800 index, eind april 2010
bestaan Group Personal Pensions waarin Personal Pensions gebundeld worden door de werkgever en tegen lagere kosten aangeboden kunnen worden. Verder bestaat nog het Self-Invested Personal Pension dat de individuele deelnemer veel vrijheid geeft om zijn pensioenvermogen zelf te beleggen. Als laatste DC-regeling is er nog het Stakeholder Pension. Een werkgever is verplicht deze vorm aan te bieden als hij meer dan vijf werknemers heeft en als hij minder dan 3% contributie betaalt aan het Personal Pension van zijn werknemers. Tegelijkertijd is de werkgever noch de werknemer verplicht contributie te betalen aan het Stakeholder Pension, waardoor de regeling eigenlijk weinig gebruikt wordt. Het bijzondere van het Stakeholder Pension is dat het een vaste kostenstructuur kent. Dit is gebeurd om excessen, zoals bijvoorbeeld het mis-selling scandal, te voorkomen.
Opgebouwd pensioen verschilt De verschillen in de pensioenpijlers tussen het Britse en Nederlandse systeem komen ook tot uitdrukking in de omvang van het opgebouwde pensioen. De OESO6 berekende de vervangingsratio’s van de verschillende pensioenstelsels. Zij rapporteren in 2009 een bruto vervangingsratio voor een modaal inkomen van 30,8% in Groot-Brittannië. Voor Nederland is dit stukken hoger, namelijk 88,3%. Dit grote verschil komt voornamelijk doordat alleen de verplicht gestelde voorzieningen worden meegerekend, waardoor in de berekening de Britse tweede en derde pijler ontbreken. Als deze wel worden meegerekend komt Groot-Brittannië uit op een vervangingsratio van 70%. Des te zorgelijker is het daarom dat 56% van de werknemers in de private sector, inclusief zelfstandigen, geen additionele opbouw heeft naast de opbouw via de overheid.
6 OECD (2009), Pensions at a glance 2009: Retirement-Income Systems in OECD Countries.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
19
Groot-Brittannië is de grootste pensioenmarkt in Europa wat betreft belegd vermogen. In 2008 omvatte de pensioenmarkt £1.680 miljard. 3 Het grootste gedeelte, 53%, wordt beheerd door zelf-administrerende pensioenfondsen. Groot-Brittannië kent amper bedrijfstakpensioenfondsen. Hierdoor bestaan pensioenfondsen van de grootte die we in Nederland kennen, eigenlijk niet. In 2008 waren er slechts 13 pensioenfondsen met meer dan £10 miljard onder beheer. De grootste drie fondsen beheerden een vermogen variërend van £30 tot £40 miljard. Van de overige 45% aan Engels pensioenvermogen beheren verzekeraars
In DC-regelingen wordt onderscheid gemaakt tussen trust-based en contract-based. In een trust-based structuur bestaat een driehoek tussen pensioenfonds(bestuur), werkgever en werknemer. De werkgever zet een trust op waarin trustees (bestuurders) een fiduciaire plicht hebben om de belangen van de werknemers te behartigen. Dit is vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Bij contractbased werkgeverspensioen daarentegen kiest de werkgever een aanbieder van een pensioenregeling voor zijn werknemers. Dit is vrijwel altijd een verzekeraar. De beleggingskeuzes die deelnemers in een contract-based regeling hebben, zijn vaak een stuk uitgebreider. Een trust-based
De deelnemer wordt gedwongen om zelf te beleggen, iets waarvan we in Nederland vinden dat het beter kan worden overgelaten aan financiële experts.
Figuur 2: Actieve deelnemers per soort pensioenregeling in de tweede pijler
5
4
x 1.000.000
Grootste belegd vermogen
3
2
1
0 1995 Open DB
2000
2004
Gesloten DB
2005 Open DC
DC-regeling stelt gemiddeld tussen de 6 en 15 fondsen beschikbaar waaruit de deelnemer zijn beleggingskeuzes kan maken. Daarbij valt het onder de fiduciaire plicht om de deelnemer zo goed mogelijk te faciliteren in zijn pensioenopbouw. Bij contract-based regelingen zijn voorbeelden bekend waarin de keuze bestond uit ruim 90 fondsen en is de werkgever vaak terughoudend in het geven van beleggingsadvies, vanwege juridische consequenties. Hierdoor wordt de deelnemer gedwongen om zelf te beleggen, iets waarvan we in Nederland vinden dat het beter kan worden overgelaten aan financiële experts.7
7
20
Mercer Global Retirement Perspective Team (2008), Employerprovided DC plans: Should employers worry about the “governance gap”?, 7 maart 2008.
2007
2008
Gesloten DC
Bron: Pension Policy Institute – Pension Facts 2010, Table 24
Pensioenschandalen ongeveer 24%. In Personal Pensions is 23% ondergebracht. Opvallend hierbij is dat op dat moment 14 miljoen deelnemers een Personal Pension hadden, waaruit je de conclusie kunt trekken dat het vermogen per deelnemer laag is. Zoals eerder aangegeven zijn in veel gevallen ook bedrijfspensioenregelingen uitbesteed aan de derde pijler, waardoor ze niet meer gerekend worden tot de bedrijfspensioenregelingen. Figuur 2 laat een duidelijke trend zien waarin het aantal actieve deelnemers in open DB-regelingen snel afneemt. Over het algemeen zijn de kleinere fondsen vaker gesloten dan de grotere. Personal pensions zijn in figuur 2 niet meegenomen, aangezien deze in de derde pijler thuishoren.
2006
Een groot verschil met Nederland zijn de pensioenschandalen die het vertrouwen in de pensioensector ernstig hebben aangetast. Hoewel er meerdere schandalen zijn geweest (bijvoorbeeld het Maxwell-schandaal waarbij Robert Maxwell geld plunderde uit het pensioenfonds van een zijn bedrijven) was geen enkel schandaal zo erg als het mis-selling scandal. Eind jaren ’80 werden werknemers door de regering aangemoedigd om hun aanvullende pensioenopbouw in de eerste én de tweede pijler uit te besteden aan marktpartijen (vooral verzekeraars) in de vorm van personal pensions. Hoewel dit fiscaal gezien aantrekkelijk was, was er geen wetgeving die waarborgde dat dit zogenaamde contracting out in het belang van de deelnemer was. Hierdoor hadden financiële adviseurs vrij spel om voor hen winstgevende contracten aan te bieden. Het duurde enkele jaren voordat de deelnemers
beseften welk en hoeveel risico zij hadden genomen en tegen welke kosten. De publieke verontwaardiging dwong de overheid om in te grijpen. De overheid stelde een commissie in die moest onderzoeken wie er precies de dupe was geworden en verplichtte de verkopers van de personal pension om de deelnemers te compenseren. Later onderzoek heeft uitgewezen dat van de 500.000 werknemers die tussen 1988 en 1999 de overstap hebben gemaakt, 90% verkeerd is voorgelicht. In totaal hebben meer dan 1,7 miljoen mensen een compensatie ontvangen. De kosten om alle verkeerde beslissingen te herstellen bedroegen £13,5 miljard. Dit alles heeft het vertrouwen in de overheid en de financiële sector ernstig aangetast. 8
8
Blake, D. (1995), Pensioenhervormingen in het VK. ESB, februari 2007.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
21
Roep om hervorming Hoewel vele hervormingen ter verbetering van het Brits pensioenstelsel hebben plaatsgevonden, is de complexiteit toegenomen en is de pensioenuitkomst voor de deelnemer gedaald. Door de lage dekking van de tweede en derde pijler was het noodzakelijk dat de overheid ingreep om armoede onder ouderen te voorkomen. Toch was het ook de overheid die de pensioenopbouw uitbesteedde aan de private sector zonder daarbij expliciet de belangen van de deelnemers te behartigen. In Nederland zijn andere keuzes gemaakt dan in Groot-Brittanië. In ons land stond het behouden van DB-elementen voorop, zoals risicodeling en de verplichtstelling. Dit in contrast met de beweging naar DC in Groot-Brittannië. De ervaringen met deze verschuiving zijn niet positief: deelnemers blijken slecht in staat te zijn voor hun eigen pensioen te sparen, schaalvoordelen worden onvoldoende benut en veel werknemers bouwen geen pensioen op via hun werkgever. Bovendien verdwijnen de voordelen van DB-regelingen langzaamaan. De roep om een hervorming van het private stelsel in GrootBrittannië wordt steeds luider. Gekeken wordt vooral hoe DC-producten verbeterd kunnen worden zodat de pensioenuitkomst voor de deelnemer beter wordt. Ook wordt de deelname gestimuleerd door het gebruik van een systematiek waarbij de werknemer automatisch deelneemt aan de pensioenregeling en achteraf de mogelijkheid heeft de regeling te verlaten (defaults) en wordt contracting out aan banden gelegd. Vanuit Groot-Brittannië komt steeds vaker de vraag hoe het Nederlandse stelsel in elkaar zit en hoe het kan dat DB het overleefd heeft bij ons. Wij op onze beurt moeten lering trekken uit de bedreigingen voor ons collectieve stelsel: behoud de flexibiliteit in het pensioencontract zodat risico’s gespreid kunnen blijven over werkgevers en werknemers.
Ruben Laros & Business Developer Institutional Clients
22
Personal accounts De urgentie om de private pensioenvoorziening te verbeteren bestaat al langere tijd. In 2002 werd de Pension Commission opgericht die uiteindelijk drie rapporten heeft gepubliceerd. Samen staan deze rapporten bekend als het Turner Report. Een van de ideeën is een regeling die erop is gericht om de tweede pijler te versterken door de introductie van een personal account systeem waarin werknemers met geen of weinig pensioenopbouw automatisch deelnemen in een nationale, individuele DC-regeling. Het is een default optie, wat betekent dat de mogelijkheid bestaat om uit deze regeling te stappen, maar de standaard is dat de werknemer automatisch participeert. Het doel hiervan is om deelname aan de tweede pijler te verhogen naar minstens 90%. Hoewel de regeling in de planning staat, is hij nog niet ingevoerd. De huidige plannen zijn dat elke werknemer 4% inlegt van zijn inkomen tussen de £5.035 en £33.540. Dit wordt aangevuld met een werkgevers- en overheidsbijdrage van respectievelijk 3% en 1% over dezelfde bandbreedte. Er zit momenteel een maximum van £3.600 op de hoeveelheid die gespaard kan worden via personal accounts. Over het succes van deze regeling bestaan verschillende prognoses. Gemiddeld wordt verwacht dat er 4 miljoen werknemers zullen participeren in deze regeling en op die manier jaarlijks £4,2 miljard zullen bijdragen. Optimistischere inschattingen gaan zelfs tot 10 miljoen werknemers die jaarlijks £8 miljard inleggen. Door de recente verkiezingen valt te bezien of deze regeling ook daadwerkelijk wordt ingevoerd in deze vorm. Het systeem zou in 2012 moeten worden ingevoerd. Discussie bestaat bijvoorbeeld nog over de bandbreedte van de contributie en vooral over het maximumbedrag. Voorstanders zien graag dat dit wordt opgerekt zodat er meer kan worden gespaard via personal accounts. Ook is de precieze vorm van het automatisch participeren nog niet duidelijk. De autoriteit die dit fonds opzet heet de Personal Account Delivery Authority. Het fonds waarin zou worden gespaard heet NEST (National Employment Savings Trust). Voor meer informatie, zie http://padeliveryauthority.com/nest.asp
Ralph Lütticke Student Maastricht University.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
23
Over de rol van aandeelhouders in de Nederlandse economie loopt al meer dan twintig jaar een discussie. Die wordt deels gevoerd onder de vlag van corporate governance en voor een ander deel onder de vlaggen duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Soms wil de overheid dat aandeelhouders meer doen, dan weer wil de overheid dat aandeelhouders minder doen. In dit artikel zoomen we in op de activiteiten die APG onderneemt namens de opdrachtgevende pensioenfondsen in het kader van betrokken aandeelhouderschap.
Pensioenuitvoerders geven invulling aan betrokken aandeelhouderschap 24
In de jaren negentig liet de politiek de discussie over aan marktpartijen onderling. In 1997 verscheen het rapport ‘Corporate Governance in Nederland’ met veertig aanbevelingen voor goed bestuur, adequaat toezicht en het afleggen van verantwoording, die door het kabinet werden omarmd. Op uitdrukkelijk verzoek van deze eerste Commissie Corporate Governance onder leiding van Jaap Peters werden de aanbevelingen niet in wetgeving omgezet. Wel zou de Ondernemingskamer van het Gerechtshof van Amsterdam de aanbevelingen in de jaren die volgden gaan betrekken in zijn overwegingen.
Code Tabaksblat In de jaren daarna vonden de Amerikaanse boekhoudschandalen plaats. Nederland kreeg te maken met zijn eigen affaires, zoals die rond Ahold en de reserves van Koninklijke Olie. Als reactie hierop werd in maart 2003 een commissie, onder leiding van Morris Tabaksblat, gevraagd om een gedragscode te ontwikkelen voor beursgenoteerde bedrijven en hun aandeelhouders. Deze ‘Code Tabaksblat’ werd de eerste officiële ‘Nederlandse corporate governance code’. Deze code legde meer controlerende zeggenschap bij aandeelhouders en minder bij commis-
sarissen die als toezichthouder hadden gefaald. Zo kregen aandeelhouders meer te zeggen over benoeming en ontslag van bestuurders en over het beloningsbeleid. De Corporate Governance Code werd door parlement en regering niet alleen omarmd, maar werd ook verankerd in de wet, zij het met keuzevrijheid. Ondernemingen moesten aangeven of ze de code volgden en zo niet, waarom niet. Vervolgens bracht de hoogconjunctuur ook de geruchtmakende overnamegevechten rond ABN AMRO en Stork. Die waren voor de Nederlandse politiek aanleiding om de invloed van aandeelhouders juist weer te beteugelen. Het idee was dat op korte termijn winstbeluste aandeelhouders, bestuurders van ondernemingen aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s. De Sociaal Economische Raad werd geraadpleegd en de nieuwe Corporate Governance Commissie onder leiding van Jean Frijns kwam met voorstellen tot maatregelen die geheel of gedeeltelijk ingegeven lijken door de overnames van ABN AMRO en Stork. Veel daarvan komt terug in het ‘wetsontwerp Frijns’.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
25
Inhoud wetsontwerp Frijns • Verlaging van de eerste drempel in de Wet Melding Zeggenschap van 5 naar 3%. • Mogelijkheid voor ondernemingen om rond de algemene vergadering hun aandeelhouders te kunnen identificeren. • De verplichting van aandeelhouders met 3% om zich al dan niet akkoord te verklaren met de strategie van de onderneming (uniek in de wereld). • Verhogen van de drempel voor aandeelhouders om agendapunten aan te dragen voor de algemene vergadering van aandeelhouders van 1 naar 3%. • Herziening van de wettelijke regels voor overnamebiedingen. • Spreekrecht voor de ondernemingsraad in de aandeelhoudersvergadering. • Verplichte transparantie over stemrechten verkregen via derivatenconstructies.
Financiële sector belangrijke rol in MVO
Zoektocht naar stabiliteit
Duidelijk is dat de politiek meer wil weten over wie ‘de aandeelhouders’ zijn en wat zij willen. Maar in deze discussie lijkt het niet de bedoeling dat die aandeelhouders zich al te actief met de strategie van de onderneming bemoeien. Tegelijkertijd wordt van grote Nederlandse institutionele beleggers wel verwacht dat zij invulling geven aan maatschappelijk verantwoord beleggen, bijvoorbeeld door binnen- en buitenlandse bedrijven waarin zij aandeelhouder zijn aan te spreken op hun milieubeleid, hun aandacht voor arbeidsomstandigheden en de eventuele schending van mensrechten. In de Kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 2008–2011 is gesteld dat een belangrijke rol ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen is weggelegd voor de Nederlandse financiële sector, waartoe ook de pensioenfondsen behoren. Staatssecretaris Heemskerk stelde dat de financiële sector een belangrijke rol speelt bij het verbreden en versnellen van MVO in het bedrijfsleven, waarbij de pensioenfondsen als grote institutionele beleggers belangrijke spelers zijn. Hij onderkende dat er van diverse pensioenfondsen al commitment is om een beleid voor verantwoord beleggen te hanteren bij het beheren van de pensioengelden. Heemskerk beloofde ook zich te zullen inspannen om de transparantie over de invulling van dit beleid te vergroten.
Samenvattend zien we dat politiek Den Haag zich niet goed raad weet met ‘de aandeelhouder’. Wie is hij en wat moet hij doen? Moet hij eigenlijk wel wat doen? Die vragen zijn te begrijpen aangezien de habitat van de aandeelhouder het Binnenhof maar voor een heel klein stukje overlapt: naar schatting drie kwart van de aandelen in Nederlandse beursfondsen is in handen van buitenlandse aandeelhouders. De grote Nederlandse beursfondsen hebben meer werknemers buiten Nederland dan in Nederland. Dat beperkt de invloedsmogelijkheden van Den Haag. Daarnaast hebben grote Nederlandse beleggers, zoals pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders, naar schatting meer dan drie kwart van hun aandelenportefeuilles belegd in niet-Nederlandse ondernemingen. Als de globalisering ergens heeft toegeslagen dan is het wel in de financiële markten. En zoals we inmiddels maar al te goed weten veranderen internationale geldstromen snel van richting.
26
Dit zorgt voor onrust en de kiezer vraagt de politiek om die onrust te bezweren. In de zoektocht naar stabiliteit komt ook de aandeelhouder weer in beeld. ‘De afweging of er een wetsvoorstel over het bevorderen van lange termijn aandeelhouderschap moet worden ingediend, is aan het volgende kabinet’, schreef minister van Financiën De Jager in de nota die hij op 22 april 2010 naar de Tweede Kamer stuurde naar aanleiding van het wetsvoorstel rond
het ‘Frijns-advies’. Nederlandse institutionele beleggers waren zelf al begonnen met het in kaart brengen van de mogelijkheden die aandeelhouders hebben om stabiliteit in de markten te bevorderen. Op 19 maart 2010 publiceerde het corporate governance forum Eumedion zijn position paper over ‘Betrokken aandeelhouderschap’. Dit paper was opgesteld naar aanleiding van de maatschappelijke en politieke discussie over de wenselijkheid van lange termijn aandeelhouderschap door institutionele beleggers. Het was gebaseerd op het in oktober 2009 in opdracht van Eumedion verrichte onderzoek van professor Angelien Kemna en professor Erik van de Loo over de relatie tussen institutionele beleggers en het bestuur en de raad van commissarissen van Nederlandse ondernemingen. Eumedion waarschuwde dat lange termijn aandeelhouderschap niet kan worden afgedwongen, maar meent wel dat individuele beleggers betrokken aandeelhouderschap kunnen integreren in hun beleggingsproces, zodat vanuit deze betrokkenheid de risico’s op beleggingen kunnen worden verminderd.
Aanspreken op (on)verantwoord ondernemen In dit verschuivende maatschappelijke krachtenveld heeft APG de aandacht die pensioenfondsklanten vragen voor voor milieu, arbeidsomstandigheden, mensenrechten en goed ondernemingsbestuur (in vakjargon ESG: Environment, Social en Governance) geïntegreerd in het APG-beleid voor verantwoord beleggen. Dit beleid heeft drie doelstellingen: ● het voor risico gecorrigeerde financiële rendement te verbeteren ● blijk te geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid ● bij te dragen aan het waarborgen van de integriteit van de financiële markten. APG treedt namens haar opdrachtgevers op als een betrokken aandeelhouder en spoort bedrijven actief aan tot verantwoord ondernemen. Een aantal voorbeelden. Mijnbouwbedrijven konden in 2009 rekenen op kritische vragen. Zo spraken wij met het Amerikaanse mijnbouwbedrijf Freeport-McMoran over het mijnafval dat zij lozen in een rivier in Indonesië. Wij dienden op de aandeelhoudersvergadering het voorstel in om een milieu-
specialist als commissaris aan te stellen. Dit voorstel kreeg in 2009 ruim dertig procent van de stemmen. Aangezien de onderneming nog niet heeft ingestemd om zo’n commissaris aan te stellen dient APG het voorstel dit jaar opnieuw in. Bij het Canadese goudmijnbedrijf Barrick Gold pleitten we voor duurzaamheidexpertise in het bestuur. Inmiddels heeft Barick aangegeven inderdaad een commissaris met deze expertise aan te stellen. Mijnbouwbedrijven die in het oosten van India bauxiet willen ontginnen spraken we aan op het feit dat ze de belangen van de lokale bevolking uit het oog dreigen te verliezen. Aan de Amerikaanse winkelketen Wal-Mart hebben we opheldering gevraagd over het grote aantal rechtzaken en klachten van werknemers over onbetaald overwerk, discriminatie en intimidatie van werknemers die zich proberen te organiseren. Met ’s werelds grootste chocoladeproducenten spraken we over kinderarbeid in de cacaoteelt en van een Koreaanse bandenproducent hebben we garanties gevraagd voor de verbetering van de werkomstandigheden nadat we ontdekten dat werknemers ernstig ziek werden nadat zij met chemicaliën hadden gewerkt. We spraken bedrijven aan op hun manier van zaken doen in landen als Birma en Soedan. In 2008 bezochten we de operaties van Total in het zuiden van Birma. Total heeft ons laten zien welke maatregelen er genomen zijn om de belangen van de lokale bevolking niet uit het oog te verliezen en mensenrechten niet te schenden. Daaruit blijkt dat verschillende van onze aanbevelingen zijn overgenomen. Ook heeft Total laten zien hoe het zijn positie in Birma inzet en zich uitspreekt over het belang van democratie en mensenrechten. Minder vooruitgang boeken we in de dialoog met bedrijven die een gasproject in het noorden van Birma ontwikkelen. Zo vroegen we om de garantie dat bij de aanleg van een 800 kilometer lange gaspijpleiding over het Birmese vasteland geen gebruik zou worden gemaakt van dwangarbeid en dat de mensen die hierdoor hun land kwijtraken fatsoenlijk worden gecompenseerd. Hoewel de bedrijven wel een aantal maatregelen namen om de belangen van de lokale bevolking beter in kaart te brengen, blijven vragen over de gevoelige onderwerpen onbeantwoord. We kregen bijvoorbeeld geen antwoord hoe bedrijven kunnen voorkomen dat ze niet betrokken raken bij schendingen van mensenrechten door de militaire junta.
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
27
We zetten voorlopig de dialoog voort ook al zijn we voor de grote, veelal ‘staats’bedrijven een relatief kleine aandeelhouder. Daarom bundelen we onze krachten door met andere beleggers samen te werken. Dat deden we ook in Soedan. Daar bespraken we met oliebedrijven hoe zij ervoor kunnen zorgen dat zij voor hun beveiliging niet afhankelijk zijn van het regeringsleger, dat zich in Darfur schuldig maakt aan oorlogsmisdrijven.
Krachten bundelen Ook in ons streven naar het waarborgen van goed bestuur bij beursgenoteerde ondernemingen in verschillende landen opereren wij veelal in samenwerking met andere
Bij Nederlandse ondernemingen spraken wij vooral over aanpassingen van het beloningsbeleid en soms stemden we daar tegen, zoals in 2009 bij Shell.
Verantwoord beleggen toepassen op hele vermogen Naast directe beïnvloeding via contacten met bestuurders van ondernemingen voert APG verantwoord beleggen ook door in het vermogensbeheer zelf. We bewaken de kwaliteit van de aandelenportefeuille met behulp van twee door ons zelf ontwikkelde instrumenten. In de ‘heatmap’ zien de portefeuillemanagers voor ieder bedrijf de score op het gebied van duurzaamheid en corporate governance. De ‘issue matrix’ geeft een overzicht van
Naast directe beïnvloeding via contacten met bestuurders van ondernemingen wordt verantwoord beleggen ook doorgevoerd in het vermogensbeheer zelf. beleggers. Bijvoorbeeld in de Verenigde Staten waar we bij ondernemingen aandacht vragen voor de benodigde functiescheiding tussen uitvoerende en toezichthoudende bestuurders. In Europa stelden we hetzelfde probleem aan de orde bij onder andere de Franse bedrijven Veolia en AXA. Waar dat wettelijk mogelijk is, dragen we actief bij aan de samenstelling van het bestuur van ondernemingen. In Italië nomineerde APG, samen met andere institutionele beleggers, kandidaat-commissarissen bij enkele ondernemingen. In Zweden namen wij zitting in de benoemingscommissie van de vastgoedonderneming Castellum AB. In de Verenigde Staten hebben we samen met het Californische pensioenfonds CalPERS bij een aantal ondernemingen bewerkstelligd dat aandeelhouders zeggenschap kregen over de benoeming van bestuurders.
28
relevante duurzaamheidsaspecten per sector. Ook houden we nauwlettend in de gaten of ondernemingen waarin wij beleggen niet handelen in strijd met de principes van de VN Global Compact. Maar aandelen beslaan slechts een deel van de beleggingsportefeuille. APG belegt namens opdrachtgevers ook in vastrentende waarden (obligaties), vastgoed en andere innovatieve beleggingsvormen. In al die verschillende categorieën hanteren wij ons beleid verantwoord beleggen. Vastrentende waarden Het duurzaamheids- en governanceteam van APG en de portfoliomanagers vastrentende waarden onderzoeken maatschappelijke en milieuvraagstukken per sector en brengen de ESG-prestaties van ondernemingen in de
portefeuille in kaart. En APG doet samen met het World Resources Institute een onderzoek naar de gevolgen voor Amerikaanse bedrijfsobligaties van wet- en regelgeving op het gebied van klimaatverandering. Vastgoed APG heeft in vastgoed het initiatief genomen tot een omvangrijk programma om de prestaties van vastgoed ten aanzien van maatschappelijke en milieuvraagstukken te verbeteren. De eerste stap was een unieke wereldwijde enquête naar de milieuprestaties van meer dan 200 beursgenoteerde vastgoedbedrijven en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen. Met grote vastgoedbedrijven is op basis van dit onderzoek een gesprek gestart, waarin APG concrete aanbevelingen voor verbetering van milieuprestaties heeft gedaan. Infrastructuur APG analyseerde in 2009 de maatschappelijke en milieuvraagstukken van alle nieuwe infrastructuurbeleggingen. Waar nodig eiste APG van de externe beheerder nieuw beleid en regelmatige verslaglegging over de uitvoering van dat beleid. De meest voorkomende onderwerpen waren klimaatverandering, milieubeheer in het algemeen en veiligheid en gezondheid. APG deed, namens zijn opdrachtgevers, binnen de bestaande infrastructuurfondsen een aantal nieuwe beleggingen met een hoge duurzaamheidwaarde. Enkele voorbeelden daarvan zijn investeringen in windparken, waterkrachtcentrales, zonne-energie en energiebesparingtechnologieën. Grondstoffen, bosbouw en landbouwgrond Van alle nieuwe beleggingen in grondstoffen analyseerde APG de maatschappelijke en milieuvraagstukken. Voorbeelden zijn het effect van landbouw op biodiversiteit, de gevolgen voor lokale gemeenschappen, effecten op de gemeenschap van de teelt van gewassen voor brandstoffen, het gevaar dat die gewassen de plaats van de voedselproductie innemen en de certificering van productiesystemen. APG verlangde van een belegging in de productie van biobrandstoffen dat het de standaarden op het gebied van duurzaamheid naleeft (Roundtable on Sustainable Biofuels) . Bij een landbouwconcern in Argentinië maakte APG de belegging afhankelijk van de inzet voor de
Roundtable on Responsible Soy. APG handhaafde het beleid dat alle bosbouwbeleggingen moeten zijn gecertificeerd (FSC of SFI). Hedgefunds De beheerder van een fonds in energieprojecten in ontwikkelingslanden kreeg de opdracht het beleid te enten op de richtlijnen voor maatschappelijke en milieuprestaties van de International Finance Corporation. Ook heeft APG regelmatig gevraagd om rapportage over de implementatie van dat beleid. Private equity, inclusief microfinanciering Het beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen van private equity-partner AlpInvest is in nauw overleg met APG opgesteld. APG nam samen met AlpInvest deel aan een werkgroep van de Principles for Responsible Investment van de VN om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van richtlijnen voor de integratie van ESGfactoren in private equity. APG deed, namens een van zijn opdrachtgevers, één nieuwe belegging in microfinanciering, voor 30 miljoen dollar, en investeerde 12,5 miljoen euro in een fonds dat zich voor een betere gezondheidszorg in Afrika gaat inzetten.
Conclusie Het beleid verantwoord beleggen van APG overschrijdt de grenzen van Nederland, net zoals wij het vermogen van onze klanten grensoverschrijdend beleggen. Dat betekent dat we te maken hebben met regelgeving in allerlei soorten en maten. Als belegger voor pensioenfondsen hebben wij de blik gericht op de lange termijn en dan zijn duurzaamheid en goed ondernemingsbestuur van groot belang. Wij nemen onze verantwoordelijkheid als aandeelhouder en spreken bedrijven aan op duurzaamheid en goed bestuur. Daarbij staat de primaire opdracht van onze klanten altijd centraal: het zorgen voor een goed pensioen.
Anna Pot Senior Sustainability Specialist APG
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
29
APG uitgangspunten verantwoord beleggen 1 V erantwoord beleggen is een integraal onderdeel van het beleggingsproces van APG. Wij nemen aandeelhoudersrechten, milieu- en sociale aspecten mee in onze investeringsbeslissingen. Onderzoek op het gebied van duurzaamheid of aandeelhoudersrechten kan leiden tot de beslissing om een bepaalde belegging niet te doen, af te stoten of de omvang ervan te veranderen. 2 A PG gaat de dialoog aan met ondernemingen om duurzaamheid en goed ondernemingsbestuur te realiseren. In gesprekken met ondernemingen maken we duidelijk welke normen wij hanteren op het gebied van duurzaamheid en aandeelhoudersrechten. Om onze boodschap kracht bij te zetten, werken wij hierin vaak samen met andere beleggers. 3 A PG verwacht van ondernemingen dat zij handelen met respect voor de uitgangspunten van de VN Global Compact en verkoopt zijn belangen als dialoog niet leidt tot verbetering. Ook belegt APG niet in producten die verboden zijn volgens de Nederlandse wet of internationale regelgeving. Dit betekent dat wij niet investeren in bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van landmijnen, clustermunitie, afvuursystemen hiervoor en in chemische of biologische wapens. Ook sluiten wij ondernemingen uit die betrokken zijn bij producten of diensten die in Nederland in brede kring als verwerpelijk worden beschouwd. In de VN Global Compact zijn de minimale normen voor bedrijven samengevat op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en corruptie.
30
4 A PG gebruikt actief zijn rechten als aandeelhouder. Wij stemmen op de aandeelhoudersvergaderingen van ondernemingen waarin we beleggen. We publiceren ons stemgedrag en geven een toelichting op de wijze waarop wij hebben gestemd. 5 A PG maakt zich nationaal en internationaal sterk voor betrouwbare regelgeving om duurzaamheid en goed ondernemingsbestuur te verankeren. We spreken regelmatig met wet- en regelgevers over duurzaamheid en aandeelhoudersrechten. Ook dragen we bij aan de ontwikkeling van normen met als doel de integriteit van financiële markten op de lange termijn te verbeteren. 6 A PG is actief op zoek naar aantrekkelijke beleggingen die duurzaamheid bevorderen. APG investeert in alternatieve energie, schone technologieën en microkredieten en zoekt continu naar nieuwe mogelijkheden om te beleggen in dergelijke bijdragen aan duurzaamheid. 7 A PG draagt het verantwoord beleggingsbeleid actief uit om zo duurzaamheid en corporate governance te bevorderen. We werken samen met andere vermogensbeheerders en pensioenfondsen in de wereld om het effect van het beleid verantwoord beleggen voor onze opdrachtgevers te vergroten. We zijn actief in diverse (internationale) samenwerkingsverbanden. En we communiceren actief over onze activiteiten.
Colofon pensioenachtergrond Is een uitgave van APG. pensioenachtergrond verschijnt drie keer per jaar. Redactie Corporate Communicatie & Branding Corporate Strategie & Beleid
[email protected] Fotografie Getty Images, Hollandse Hoogte Abonnement pensioenachtergrond is een gratis uitgave van APG. Aanmeldingen, afmeldingen of adreswijzigingen kunt u doorgeven via
[email protected] of 020-604 91 61. Kijk voor een digitale versie van Pensioenachtergrond op www.apg.nl
pensioenachtergrond juni 2010 nummer 2
31
40.0500.10.2
Gustav Mahlerplein 3 1082 MS Amsterdam www.apg.nl