Het betoog Spreken en schrijven
Reader Nederlands Havo 5
Naam:……………………. Klas: ………………………..
Tekst 1
Onder een gloeilamp ziet alles er beter uit Door Warna Oosterbaan ROTTERDAM. Morgen is het zover. Dan verspreidt dat elegante glazen ballonnetje met die sierlijke gloeispiraal niet alleen licht, maar ook een sfeer van illegaliteit. Morgen heb je geluk als je nog een matte gloeilamp kunt kopen, want vanaf morgen is de gloeilamp een vorm van contrabande. Hij mag nog wel worden verkocht, maar niet meer gemaakt. De voorraden zullen opdrogen en over een tijdje kun je een gloeilamp alleen nog bij een Turkse of een Indiase internetwinkel kopen. De Europese Unie heeft de gloeilamp in de ban gedaan, tot grote vreugde van VROMminister Jacqueline Cramer. De gloeilamp verbruikt te veel energie, en geeft te weinig licht. Zijn wij ook zo blij met het gloeilampverbod? Wij houden wel van de gloeilamp, want we zijn met dat licht opgegroeid. De gloeilamp is zo simpel dat een kind kan zien hoe hij werkt: een dun draadje dat gaat gloeien als er stroom doorheen wordt geleid. Hij verlichtte de huiskamer, later onze eigen kamer en het bureautje waaraan we ons huiswerk maakten. Er kwamen ook tl-buizen en spaarlampen, maar de gloeilamp is vriendelijker. Hij gaat meteen aan en hij knippert niet. Daar komt nog iets bij: de gloeilamp sluit aan bij een biologisch ritme dat de mensen zich in tienduizenden jaren van evolutie eigen hebben gemaakt. Hij geeft ‟s avonds een warm licht, net als de ondergaande zon, net als vuur, net als kaarsen. In ons eigen leven zijn het gloeilamplicht en de avond tot een associatieve keten gesmeed die alleen maar sterker wordt. Wij eten onze worteltjes onder het licht van een lamp van 75 watt en we lezen een boek bij een peertje van 60. We beseffen het misschien niet, maar we voelen het wel: gloeilicht en tijdstip hebben alles met elkaar te maken. Al die associaties worden nu doorgeknipt, want de gloeilamp wordt ons afgenomen en er komt synthetisch licht voor in de plaats. Maar is het dan niet zo dat gloeilampen energie verspillen? Ja, ze zijn niet erg efficiënt. Het grootste deel van de energie die ze verbruiken wordt niet in licht, maar in warmte omgezet. Zonde, maar die warmte kan ook zijn nut hebben, vooral in het koude seizoen, als de lampen toch al vaker branden. Verder is de totale energiebesparing die mogelijk is niet indrukwekkend. Alle gloeilampen in Nederland nemen 3 procent van het totale energieverbruik voor hun rekening. Als elke gloeilamp door een spaarlamp of een ledlamp zou worden vervangen, zou dat dus een besparing van ongeveer 1 à 2 procent van het Nederlandse energieverbruik opleveren. Interessant, maar marginaal. Maar er zijn toch goede alternatieven? De halogeenlamp, de spaarlamp, de tl-buis, de ledlamp? Ja, die zijn er. En sommige zijn veel zuiniger dan de gloeilamp. Geven ze ook dat mooie gloeilamplicht? De halogeenlamp wel, want dat is eigenlijk ook een gloeilamp. Maar hij is duurder, kwetsbaarder en niet zo simpel in het gebruik als het gewone peertje. Bovendien zullen ook verschillende halogeenlampen door een verbod worden getroffen. De kleurweergave van spaarlampen en ledlampen wordt steeds beter, maar sla, worteltjes, schilderijen, gekleurde stoffen en de menselijke huid zien er onder een gloeilamp veel beter uit. Dat komt doordat de gloeilamp, precies zoals de zon, licht geeft door verhitting. In die gloed krijgen alle kleuren een kans, en dat is bij het synthetische licht van een spaarlamp, een tl-buis of een ledlamp veel minder het geval. Bij die lichtbronnen zitten er gaten in de kleurweergave. 2
Er zijn nog een paar bezwaren. Spaarlampen en tl-buizen bevatten kwik en moeten na gedane arbeid als chemisch afval worden behandeld. Ledlampen zijn veelbelovend, maar hun licht is sterk geconcentreerd en er moet een mat kapje overheen om ze geschikt te maken voor de huiskamer. En goedkoop zijn ze niet. Reken maar op een euro of 30 voor een simpel ledballonnetje. Dat zal allemaal wel beter worden, maar het is nog niet zover. Maar we moeten toch iets doen? We moeten de CO₂ -uitstoot toch naar beneden zien te krijgen? Is een verbod op gloeilampen dan toch niet verstandig? Misschien, maar de paradox is dat je het alleen verstandig kunt vinden als je accepteert dat wij, de consumenten, heel onverstandig zijn. Zij zien blijkbaar niet in dat we het milieu schaden door onze worteltjes onder een gloeilamp op te eten. Het gebeurt wel vaker dat wij niet goed in de gaten hebben wat nu precies goed voor ons is. Veel mensen houden vast aan riskante gewoonten als alcohol drinken, sigaretten roken en rondrijden in benzineslurpers. Maar worden drank, sigaretten en SUV‟s verboden? Nee, in die gevallen ontmoedigt de overheid het gebruik. Met accijnzen, heffingen en slurptax. Door waarschuwingen, etiketten en reclamecampagnes. Vaak ook wordt het niet schadelijke alternatief extra aantrekkelijk gemaakt. Voor zuinige auto‟s hoef je minder belasting te betalen. Elektriciteitsopwekking met je eigen zonnepanelen wordt door de overheid beloond. En omdat de minister van Cultuur liever wil dat we naar het Concertgebouw, de schouwburg en het museum gaan dan dat we thuis op de bank naar SBS6 kijken, wordt het bezoek aan kunstinstellingen flink gesubsidieerd. Bij de gloeilamp is dat anders. Er komt geen heffing op de gloeilamp. Er komt geen sticker op het doosje waarop in hoofdletters staat: DEZE LAMP SCHAADT HET MILIEU. Ook krijgen de alternatieven, de spaarlampen en ledlampen geen subsidie. De gloeilamp wordt veel radicaler aangepakt: hij wordt in de ban gedaan. Veel Nederlanders waren al druk bezig om zelf een verstandige middenweg te bewandelen: spaarlampen in de gang, een tl-buis in de schuur, maar wel een gloeilamp boven de eettafel en bij de bank. Die gloeilampen kosten een paar eurocent per week extra, maar dat offer brengen die mensen graag. Dat is nu afgelopen. De overheid vindt het welletjes. We zijn blijkbaar dom en hardleers, en een ingreep in onze persoonlijke levenssfeer was het enige wat erop zat. Het is voor jullie eigen bestwil, zeggen de hoge heren tegen ons. Nu komen jullie ook niet meer in de verleiding om je worteltjes onder een gloeilamp op te eten. Misschien is het wel daarom dat we zo‟n moeite hebben met het afscheid van het peertje. Niet alleen wordt ons dat mooie licht afgepakt. We worden ook nog eens door onze eigen volksvertegenwoordigers van irrationeel gedrag beschuldigd en we krijgen geen kans meer om het goed te maken. Uit: NRC-Next van 31-08-09
Opdracht 1 bij Onder een gloeilamp ziet alles er beter uit 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Waarom is dit een betoog? Wat is de hoofdgedachte? Welke argumenten gebruikt de schrijver? Worden er tegenargumenten weerlegd, welke? Waar staat de conclusie? Wat is de conclusie? Maak het schrijfplan van deze tekst.
3
Voorbereiden op een betoog Als je een tekst moet gaan schrijven of een voordracht gaat houden, ga je je eerst voorbereide. Wat gaat je tekstdoel of spreekdoel worden (informeren, overtuigen, activeren?). Welke tekstsoort (betoog, beschouwing, uiteenzetting?) wil of moet je dan gebruiken? In de komende twee periodes gaan we een betoog houden en een betoog schrijven.
Opbouw Een gesproken of geschreven betoog, heeft altijd dezelfde opbouw: - Hoofdgedachte want, - Argument 1 - Argument 2 - Argument 3 (Er kunnen meer argumenten genoemd worden) -Tegenargument en weerlegging (Er kunnen meer tegenargumenten genoemd worden)
Onderwerp Of je nu een betoog houdt of schrijft in beide gevallen moet je ervoor zorgen dat je een goed onderwerp hebt. Als je een goed onderwerp hebt gevonden, formuleer je een stelling. De stelling is een afgeleide van het onderwerp. Het onderwerp is bijvoorbeeld Roken in de horeca. Je stelling is dan Roken in de horeca zou verboden moeten worden! ofwel Roken in de Horeca moet mogen!
Argumenten Als je de stelling hebt geformuleerd ga je bekijken wat je lezers/luisteraars moeten weten. Welke argumenten zullen hen overtuigen? En in welke volgorde ga je je informatie opschrijven? Dit zet je in een schrijf of spreekplan. Als je de argumenten bedenkt moet je natuurlijk wel goed opletten dat het goede argumenten zijn. In Havo 4 heb je al het een en ander gehoord over argumenten en argumentatie analyse, je docent komt hier ook nog op terug.
De indeling van een betoog Een betoog moet een kop, romp en een staart hebben, oftewel een inleiding, kern en slot. De inleiding moet de aandacht trekken en het onderwerp introduceren. De kern werkt het onderwerp dat in de inleiding aan bod kwam, uit. Belangrijk is een natuurlijke overgang tussen de inleiding en de kern. Dit kan bijvoorbeeld doordat de inleiding afsluit met een vraag die in de kern wordt beantwoord. Andere eisen die aan de kern worden gesteld, hebben vooral te maken met de opbouw in alinea‟s en de samenhang daartussen. Met verwijswoorden (die,deze etc.), signaalwoorden (maar, want, dus, omdat etc.) zorg je voor een goede opbouw. Een goede overgang is ook nodig tussen kern en slot. Een slot kan een samenvatting, conclusie of vooruitblik bevatten. Daarbinnen kun je dan nog een grappige uitspraak
4
verwerken (uitsmijter). In ieder geval moet een tekst niet te abrupt eindigen. De lezer of luisteraar moet duidelijk het gevoel krijgen dat het onderwerp in het slot mooi wordt afgerond.
Het Schrijfplan of Spreekplan voor een betoog Voordat je een betoog gaat houden, maak je eerst een schrijf of spreekplan. Dit is een recept voor de tekst Dit plan moet zo uitgebreid zijn dat iemand anders hiermee jouw tekst zou kunnen schrijven. Onderwerp
Woord of woordgroep waar je tekst over gaat
Tekstsoort
Betoog
Schrijfdoel/spreekdoel Overtuigen
Publiek
Formuleer hier je publiek zodat je de toon en inhoud aan je publiek kan aanpassen.
Hoofdgedachte
Jouw mening over het onderwerp in een zin
Inleiding
Schrijf in steekwoorden op waar je inleiding over gaat
Kern
Noteer per alinea de deelonderwerpen. Een kern heeft 3-5 alinea‟s
Slot
Zorg voor een sterke uitsmijter
Opdracht 2 Spreek/Schrijfplan maken Maak nu een spreekplan voor één van deze onderwerpen. Neem het schema van de vorige pagina over. Je gebruikt dit plan later om een betoog te schrijven. Oefenonderwerpen: 1. rijbewijs voor 17-jarigen 2. het 80-minuten-rooster 3. vierdaagse schoolweek 4. gratis muziek downloaden 5. verhogen van leeftijdgrens alcoholverkoop 6. sociale media
5
Mondeling Betoog
6
Mondeling betoog De toets aan het eind van periode A is het houden van een mondeling betoog. Dit betoog hou je voor je docent en voor een aantal klasgenoten. Een goed betoog start bij een goed onderwerp en komt pas uit de verf als je genoeg informatie hebt over het onderwerp zodat je goede argumenten of tegenargumenten kunnen gebruiken.
Documentatie voor het betoog Als jij meer kleedgeld wilt, ga je eerst bij vrienden en vriendinnen vragen hoeveel zij krijgen. Je hebt dan argumenten om je ouders te overtuigen. Eigenlijk doe je een klein onderzoekje naar de hoogte van kleedgeld. Onderzoek vindt dagelijks plaats, bewust of onbewust: door wetenschappers, journalisten, studenten, winkelende mensen. In de documentatiemap zijn bronnen verzameld op basis waarvan je een betoog gaat schrijven. Oneerbiedig gezegd: je schrijft over wat anderen al eens ontdekt hebben. Is dat nuttig? Jawel, het is een vorm van zelfstandig leren: zonder tussenkomst van een docent of schoolboek vergroot je je kennis. Bovendien zul je niet klakkeloos overschrijven wat je leest. Je selecteert de informatie, zoekt naar tegenstrijdige meningen of onderzoeksresultaten en het belangrijkste, je voegt een eigen conclusie toe. Als je de documentatiemap gaat gebruiken bij het schrijven van je betoog zul je de informatie moeten verwerken. Dat betekent dat je de bronnen moet lezen en je de bruikbare gegevens toegankelijk moet maken voor jezelf. Dit kan je doen door bijvoorbeeld samenvattingen of schrijfplannen te maken van de teksten. Ten slotte zul je de informatie verstrekken in de vorm van een nieuwe tekst. Je hebt je eigen mening gevormd en daarvoor argumenten verzameld uit de verschillende bronnen. Deze gebruik je om inhoud te geven aan je betoog.
Opdracht 3 documentatiemap Om er zeker van te zijn dat je een goed onderwerp voor je betoog hebt en genoeg informatie hebt gevonden, moet je een documentatiemap maken. Deze documentatiemap moet minstens twee weken voor de toetsweek zijn goedgekeurd zodat je de toets goed kunt voorbereiden. In de documentatiemap moet het onderwerp duidelijk vermeld staan en er moeten minimaal vier goede artikelen in staan waarvan er minstens één niet ouder is dan een jaar. Voordat je aan de slag gaat met je documentatiemap moet je het onderwerp laten goedkeuren door de docent. Wanneer het onderwerp bekend moet zijn en wanneer de documentatiemap af moet zijn, staat op de planner.
7
De documentatiemap De volgende onderdelen moeten in de documentatiemap zitten: 1. Voorblad Op het voorblad noteer je het onderwerp en je stelling 2. Vier goede documentatievragen Aan de hand van je documentatievragen ga je gericht op zoek naar informatie die antwoord kan geven op de vragen. Die antwoorden kun je dan weer gebruiken om argumenten bij de stelling te formuleren. Ben je klaar? Laat je vragen controleren door je docent voordat je verder gaat. 3. Bronvermelding. Noteer de titels en andere gegevens van jouw vier bronnen. Zorg dat iemand die de bronnen niet kent, ze terug kan vinden door jouw bronvermelding. 4. Per documentatievraag een A4-tje met de antwoorden. Bovenaan het blaadje wordt de vraag genoteerd. Daaronder per bron de gevonden antwoorden. 5. Alles netjes in een snelhechter.
Inhoud Nu komen we aan het belangrijkste onderdeel van de voordracht: de inhoud. Betogend Doel = publiek overtuigen Bevat argumenten Bevat feiten en getallen als ondersteuning Je kiest een goed onderwerp maar voordat je de inhoud van je voordracht verder gaat uitwerken, denk je na over wat je eigenlijk wil zeggen. Je stelt vast welk doel je met de voordracht wil bereiken. Noteer je doel zo concreet mogelijk. Schrijf bijvoorbeeld niet: ´Het doel is een overtuigend betoog houden voor het donorcodicil´. Maar: ´Ik hoop dat aan het eind van mijn voordracht een aantal klasgenoten een donorcodicil gaat invullen. Opdracht 4 Opdracht 4a het spreekdoel Bepaal het spreekdoel van jouw voordracht. Formuleer je spreekdoel als volgt: “Na mijn voordracht wil ik dat mijn luisteraars…..” De volgende stap in je voorbereiding is het vaststellen van de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is het belangrijkste wat je over je onderwerp wil vertellen. Bij een betogende spreekbeurt is je hoofdgedachte jouw mening: ´Ik vind dat iedere scholier na zijn examen een jaar vrijwilligerswerk moet doen. Opdracht 4b de hoofdgedachte Formuleer de hoofdgedachte voor jouw voordracht. 8
Opdracht 4c deelonderwerpen Bedenk welke onderdelen je wil bespreken en zet deze deelonderwerpen onder elkaar.
Lezen of luisteren Er zijn belangrijke verschillen tussen lezers en luisteraars. Als lezer kies je zelf wat je wél leest, wat je overslaat en wat je nog een keer leest. Als luisteraar ben je afhankelijk van hetgeen er gepresenteerd wordt. Dat betekent dat jij als presentator bepaalt wat die luisteraar hoort en je moet ervoor zorgen dat de luisteraar alles in één keer begrijpt. Om dit makkelijker te maken, maak je gebruik van herhalingen: je bepaalt wat het belangrijkste is van je presentatie en komt daar verschillende keren op terug, zodat je zeker weet dat de kern van je presentatie overkomt en blijft hangen bij je publiek. Opdracht 5 essentie Noteer in enkele regels wat de belangrijkste boodschap van jouw presentatie is en waar je dus verschillende keren op terug moet komen. Met de indeling inleiding-middenstuk-slot geef je je voordracht een structuur die jou steun biedt bij het opbouwen van je voordracht. En die structuur is ook onmisbaar voor je luisteraar. Meer dan een lezer heeft de luisteraar behoefte aan structuur. Een lezer kan immers vooruit bladeren en terugkijken, een luisteraar niet. Dus is het belangrijk dat jij vertelt wat komen gaat en nu en dan samenvat wat er al geweest is. Zo geef je de voordracht structuur: Vat zo nu en dan samen Wijs nu en dan duidelijk vooruit Herhaal regelmatig Zeg hetzelfde nog eens met andere woorden Gebruik signaalwoorden en structurerende zinnen als markering van de deelonderwerpen. Opdracht 6 structuur Je moet er dus voor zorgen dat je presentatie een logisch en doorlopend verhaal is voor de luisteraars. Breng daarom een duidelijke structuur aan in je presentatie: noteer de deelonderwerpen die je bij opdracht 5c hebt gekozen en zet ze in een logische volgorde die je gaat hanteren tijdens je presentatie.
De opening van je presentatie Het is nodig dat het publiek weet dat je gaat beginnen. De aandacht van het publiek moet op het onderwerp gericht worden. Denk maar aan de dirigent: door zijn armen te heffen maakt hij duidelijk te willen beginnen. Het geroezemoes van het publiek verstomt terstond, de aandacht van iedereen gaat naar het podium. Ook jij kunt de aandacht van het publiek dirigeren, door gebruik te maken van een goede aandachtstrekker, die aansluit bij het doel van je toespraak of bij je publiek. Neem niet zomaar iets. Met een goede opening heb je namelijk meteen de aandacht van het publiek op je gevestigd. Het is dus belangrijk om veel aandacht te besteden
9
aan de opening van je presentatie. Je kan kiezen uit drie verschillende soorten openingen zo is er bijvoorbeeld: De actuele opening Je sluit aan bij een recente gebeurtenis waarvan je bijna zeker weet dat je publiek er ook van op de hoogte is. Dit kan een krantenbericht zijn, een gebeurtenis die aan bod is gekomen op het nieuws op televisie, etc. De anekdotische opening Je begint met een illustratief verhaal. Dat verhaal kan gebaseerd zijn op iets wat jij zelf of iemand anders hebt meegemaakt, maar het mag ook verzonnen zijn. De geciteerde opening Waarom zelf een geweldige openingszin bedenken als er in het verleden al genoeg wijze uitspraken zijn gedaan? Zoek een citaat van een bekend persoon en leg een link naar het onderwerp van je presentatie. Je kunt ook een heel kort stukje tekst van niet meer dan 1 à 2 alinea‟s voorlezen. Opdracht 7 De essentiële eerste minuut Opdracht 7a Welke andere openingen komen aanbod in de tekst: “De essentiële eerste minuut” op [p.9]? Opdracht 7b Kies uit de openingen die je bij opdracht 6a hebt genoteerd de beste opening: welke opening trekt het beste de aandacht van het publiek? Noteer dus hoe jij je presentatie wil starten. Het is belangrijk dat je dit onderdeel uitgebreid en goed uitvoert: je opening moet knallen! Als je een ander idee hebt voor de opening van je presentatie dan een actuele, anekdotische of geciteerde opening, dan mag dat alleen in overleg met je docent.
Inleiding Vergeet niet dat de opening slechts een onderdeel is van de inleiding. Hierin moet ook plaats zijn om het onderwerp te introduceren en aan te geven hoe de voordracht in elkaar zit. Opdracht 7c Noteer in steekwoorden de elementen die naast de opening in je inleiding komen te staan. Opdracht 7d Bereid je opening voor. Enkele leerlingen mogen deze voor de klas uitproberen en ontvangen op deze manier vast tips en tops voor hun toets.
De afsluiting van je presentatie Wat je het laatste vertelt, blijft het langst hangen bij het publiek. Daarom is het van belang om ook over de afsluiting van je presentatie goed na te denken. Voor de luisteraar moet aan het eind van de kern al duidelijk worden dat je naar de afsluiting gaat. Geef aan dat je gaat afronden. Geef een duidelijke samenvatting en trek je conclusies. Kom eventueel nog met aansprekende bewijzen, argumenten, voordelen of nadelen. Het is meestal verstandig om de 10
aandacht nog eens op de hoofdgedachte te vestigen. Vraag je bijvoorbeeld af: waar moet mijn publiek nog even over nadenken? Probeer kernachtig en speels te eindigen, waarbij je zo mogelijk terugkomt op de inleiding, bijvoorbeeld door terug te grijpen op het daar gebruikte beeld of anekdote. Bedenk je slotzin net zoals je een pakkende opening hebt bedacht. En gebruik geen clichés als: “Ik stop er nu maar mee…”of: “Dit was het…” of: “Mijn tijd is op dus…” Dat is heel slecht! Opdracht 8 De kunst van het afronden Lees de tekst: “De kunst van het overtuigend afronden” op [p.11} en bedenk een leuke, originele uitsmijter voor jouw voordracht. Noteer deze en schrijf op in steekwoorden wat je daarnaast nog wil vermelden in je afronding.
Presentatie Bij een mondeling betoog moet je natuurlijk niet alleen weten aan welke eisen een betoog moet voldoen maar ook hoe je het betoog het beste overbrengt, het beste presenteert aan het publiek. Op internet is enorm veel informatie te vinden over het geven van presentaties, over spreken in het openbaar. Op vele sites worden tips en trucs aangedragen, worden voorbeelden gegeven van hoe je het juist wel of juist niet moet doen en worden mooie lijstjes weergegeven waar je allemaal aan moet denken als je een presentatie wil gaan houden. Opdracht 9 Vorm een groepje van ca. 4 personen. Ga op internet op zoek naar informatie over spreken in het openbaar, het geven van een voordracht of specifiek het houden van een mondeling betoog. Zorg dat je zoveel mogelijk nuttige informatie verzamelt. Het is de bedoeling dat je in ieder geval een lijst inlevert met tien tips, die je hebt gevonden, waarvan jullie vinden dat alle leerlingen die moeten weten voordat ze gaan starten met de voorbereiding. Daarnaast geef je een voorbeeld van een slechte en van een heel goede presentatie. Je noteert de URL zodat het filmpje terug te vinden is en je legt uit waarom je deze twee voorbeelden hebt gekozen. Lever je antwoorden in bij de docent. Opdracht 10 Achter in de reader zijn een aantal artikelen opgenomen over spreken in het openbaar. In het eerste artikel op [p.2] worden tips en trucs aangehaald voor spreken in het openbaar die 150 jaar geleden werden opgeschreven. Lees dit artikel en vermeld welke tips je nu nog steeds zou kunnen gebruiken en welke na 150 jaar echt niet meer nodig zijn.
De techniek van het presenteren Een goede presentatie komt niet alleen door een goede inhoud, ook de manier van presenteren draagt bij aan het succes ervan. Het is belangrijk dat jij je bewust bent van het gebruik van je stem, je lichaamshouding, je uistraling, etc.
11
Opdracht 11 Maak een groepje van vier. Achterin de reader staan twee teksten. Twee leerlingen lezen “de stem als betrouwbaar instrument” op [p. 5] en de andere twee lezen “waar laat ik mijn handen?” op [p. 7]. Met zijn tweeën presenteer je de inhoud van het artikel aan de anderen. Zorg ervoor dat je alle belangrijke punten uit het artikel hebt gehaald.
Spanning Een voordracht houden voor een groep mensen gaat altijd gepaard met enige spanning. Hieronder staan een paar tips waarmee je ervoor kunt zorgen dat deze spanning binnen de perken blijft. Zeg al tijdens de voorbereiding actief en bewust tegen jezelf: Een zekere mate van spanning komt mijn voordracht ten goed Als spreker breng ik de energie op die de „vonk‟ doet overspringen naar de toehoorder… zonder spanning geen vonk! Ik ken mijn verhaal door en door, ik weet wat ik wil overbrengen en waarom ik dat wil doen Niemand is perfect, ook ik niet. Dat hoeft ook niet. Ik moet de informatie goed overbrengen, dat is wat het publiek nodig heeft. Toehoorders accepteren menselijke fouten zoals een verspreking, want ze zijn ook mensen. De toehoorders zijn geïnteresseerd in mijn informatie, niet in de eerste plaats in mijn persoon. Opdracht 12 Lees onderstaande tips en kies drie tips uit waarvan jij denkt, dat het inderdaad iets is waar jij specifiek op moet letten. Spreek niet te zacht, maar ook niet te hard; zorg dat iedereen je kan verstaan. Praat langzaam, maar wissel je tempo wel af. Spreek de woorden duidelijk uit (articuleer goed). Praat niet op een vlakke toon. Zorg voor verandering in toonhoogte, klemtoon en melodie. Gebruik pauzes. Je geeft het publiek de gelegenheid informatie te verwerken. Ga bij voorkeur staan en niet zitten. Ga ontspannen, rechtop en zelfverzekerd voor je publiek staan. Zorg voor oogcontact met je publiek. Kijk niet voortdurend dezelfde mensen aan, maar kijk rond en geef iedereen de indruk dat hij persoonlijk wordt aangesproken (kijk niet over het publiek heen). Leun niet doorlopend op een tafel of spreekgestoelte. Het geeft de indruk of je steun zoekt. Ga niet met je armen over elkaar staan. Je sluit je daarmee af voor je publiek en het kan arrogant overkomen. Sta niet met je handen in je zaken, dat komt onverschillig over. Gebruik je handen om je woorden kracht bij te zetten. Maak gebaren, maar overdrijf niet. Kijk niet voortdurend naar PowerPoint-dia‟s of overheadsheets. Zorg dat je er netjes en verzorgd uitziet: jij bent het visitekaartje van hetgeen dat je presenteert. Draag kleding waar je je goed bij voelt en die niet afleidt. Toon interesse in zowel je eigen presentatie als het publiek. 12
Evalueren Van fouten kan je leren. Het is een cliché maar wel waar. Om te kunnen leren van fouten is er één belangrijke voorwaarde: je moet niet alleen gewezen worden op je fouten, maar vooral ook gestimuleerd worden om het beter te doen. Commentaar krijgen is niet altijd even gemakkelijk, sterker nog het is wellicht een stuk moeilijker dan commentaar geven. Belangrijk is dat je niet direct in de verdediging gaat. Het moeilijkste aspect van commentaar krijgen, is goed luisteren. Luister dus naar wat er wordt verteld en probeer er je voordeel mee te doen. Hieronder een paar aandachtspunten voor commentaar krijgen en geven: Commentaar geven * geef opbouwende kritiek , zodat je de ander verder helpt * noem positieve en negatieve punten: formuleer deze als `tops´ en ´tips´ * wees objectief; wees dus niet te mild omdat het om een goede vriend gaat * geef serieuze kritiek; maak geen flauwe opmerkingen Commentaar krijgen * neem commentaar en commentator serieus en doe er je voordeel mee, leer er iets van * leg commentaar alleen naast je neer als je kunt uitleggen waarom Opdracht 13 Oefening baart kunst en dat geldt zeker voor een presentatie houden. Maak een groepje van vijf. Er worden verschillende korte krantenartikelen uitgedeeld. Iedereen leest zijn krantenartikel en vertelt daarna aan zijn groepje waar het artikel over gaat. De anderen geven na afloop op een juiste manier feedback, vergeet ook niet de tips uit het artikel over stemgebruik en houding mee te nemen je feedback.
Publiek Als je een voordracht gaat houden, is het natuurlijk erg belangrijk dat je rekening houdt met de doelgroep:welk publiek zit er in de zaal? Er is natuurlijk een verschil of je een presentatie houdt voor een zaal met 100 mensen of maar voor een groepje van tien personen. Daarnaast moet je van te voren bedenken wat je publiek al weet van het onderwerp. Niks vervelender dan te luisteren naar een spreker die zaken uit gaat leggen die voor het publiek allang duidelijk zijn. Het publiek voelt zich dan bijvoorbeeld niet serieus genomen en kan de aandacht niet bij de presentatie houden. Maar ook het overschatten van de kennis van het publiek is erg vervelend. Het raakt de draad kwijt en stopt uiteindelijk met luisteren. Opdracht 14 Jouw betoog geef je voor je docent en een groepje van ongeveer vijf medeleerlingen. Beantwoord de volgende vragen: Wat is de affiniteit van het publiek met jouw onderwerp? Wat weten zij al van het onderwerp waarover je betoogt? Wat verwacht het publiek van jouw betoog? 13
Spreekplan Net zoals we bij het schrijven een betoog gebruik maken van een schrijfplan, maken we bij een presentatie een spreekplan. Hieronder staat een overzicht van een spreekplan. Opdracht 15 Maak een spreekplan voor je betoog, gebruik hiervoor de antwoorden die je bij opdracht 7 t/m 10 hebt gegeven. Lever dit spreekplan in bij je docent.
Het gebruik van hulpmiddelen Je gaat presenteren met behulp van een PowerPoint-presentatie. Voor het houden van een PPpresentatie gelden een aantal regels: Zorg voor een duidelijk leesbare lettergrootte. Een puntgrootte van 24 voor gewone tekst is het minimum. Titels en koppen kunnen in punt 28 of groter gezet worden; houd daarbij rekening met de grootte van het scherm. Gebruik geen sierletters. Vetgedrukte, onderstreepte en cursieve woorden zoveel mogelijk vermijden. Schrijf woorden niet helemaal in hoofdletters. Gebruik geen verschillende lettertypes. Lijn een tekst zoveel mogelijk links uit. Zorg voor voldoende witregels. Denk bij PP-dia‟s aan de kleur van de achtergrond: een lichte achtergrond met donkere letters of een donkere achtergrond met lichte letters. Gebruik geen schreeuwerige kleuren. Gebruik overgangsdia‟s om nieuwe deelonderwerpen aan te kondigen. Wees voorzichtig met “toeters en bellen” in PowerPoint. Een enkel geluid kan een verrassend effect hebben, maar teveel geluiden leiden af en gaan irriteren. Voor binnenschietende woorden en plaatjes geldt hetzelfde. Zet niet teveel tekst op een PP-dia. Een goede stelregel is de “7x7-regel”: maximaal zeven regels van maximaal zeven woorden op een dia. Wissel tekst af met foto‟s, grafieken en video‟s.
14
De toets De toets is het houden van een mondeling betoog. Je onderwerp moet zijn goedgekeurd door je docent en er moet een documentatiemap van worden gemaakt. Het publiek zijn enkele klasgenoten en je docent. Denk na over de volgende punten. 1. Heb je alle materialen geregeld die je nodig hebt? (Denk aan beamer, video/DVD, cdspeler, powerpointpresentatie etc.) Je bent hier zelf verantwoordelijk voor. Je docent kan natuurlijk wel het een en ander reserveren, maar daarmee moet je wel op tijd zijn. 2. Je toets gaat altijd door, dus bedenk wat je doet als blijkt dat je de powerpointpresentatie toch niet helemaal goed opgeslagen hebt en andere problemen.
15
Schriftelijk Betoog
Gedocumenteerd Schrijven
16
Schriftelijk betoog De toets aan het eind van periode B is het schrijven van een betoog. Een goed betoog start bij een goed onderwerp en komt pas uit de verf als je genoeg informatie hebt over het onderwerp zodat je goede argumenten of tegenargumenten kunnen gebruiken. Voor de toets van periode B krijg je van ons een documentatiemap over een onderwerp zodat je je kan inlezen.
De opbouw De opbouw van een schriftelijk betoog is nagenoeg hetzelfde als een mondeling betoog. Opdracht 16 de inhoud Een gesproken of geschreven betoog, heeft altijd dezelfde opbouw: - Hoofdgedachte want, - Argument 1 - Argument 2 - Argument 3 (Er kunnen meer argumenten genoemd worden) -Tegenargument en weerlegging (Er kunnen meer tegenargumenten genoemd worden)
Opdracht 16a argumenten Kijk naar je schrijfplan die je bij opdracht 2 hebt gemaakt. Heb je zelf voldoende informatie om genoeg goed argumenten op te schrijven? Heb je ook genoeg informatie voor tegenargumenten en de weerlegging? Ga op zoek naar meer informatie over het onderwerp, zodat je goede argumenten kunt verwoorden. Opdracht 16b schrijfplan herzien Als je alle argumenten, tegenargumenten en weerleggingen hebt gevonden bedenk dan wat de logische volgorde is van de argumenten. Met welk argument start ik en waar sluit ik mee af. Maak nu een definitief schrijfplan.
Inleidingen De inleiding is het visitekaartje van je tekst. Het laat niet alleen zien waarover de tekst gaat, maar nodigt ook uit tot lezen. De inleiding kan op verschillende manieren beginnen. Met een stelling, een passend citaat, een ik-opening of een schokkend gegeven, een onderwerp- of probleembeschrijving, een anekdote, sfeerbeschrijving, actie-opening,een vraag, een historische verwijzing of met een portret. Opdracht 17 Inleidingen Geef van elke inleiding aan welke soort opening (zie theorie over inleidingen) je herkent. Aan welke eisen moet een goede titel voldoen? Als op postcode 1234PK 22,7 miljoen valt… hoeveel wint u dan, G.E. Wirrens? Krijgt Rotterdam er een nieuwe miljonairswijk bij? 22,7 miljoen euro! Zo’n groot bedrag gaat er dit jaar minstens uit en misschien valt die prijs wel op úw postcode. Deze recordprijs zal op de avond van nieuwjaarsdag worden uitgereikt aan de winnaars, ergens in Nederland, misschien wel in Rotterdam…?! Bron: Postcodenieuws, 10 november 2006 17
De kleine wereld: Google Earth voor gevorderden “Je zit hier op dit zolderkamertje.” Johan Neuteboom (35) wijst naar het beeldscherm van zijn computer, waarop de contouren van zijn Rotterdamse woning zichtbaar worden. De satellietfoto is behoorlijk scherp, “maar het kan veel beter”, zegt Neuteboom. In het zoekvenster van het programma Google Earth tikt hij in: “googlecampus”. Op het scherm verdwijnt Rotterdam in de diepte. Langzaam wordt heel Nederland zichtbaar, waarna het beeld over de Atlantische Oceaan en het Amerikaanse vasteland zwenkt. Boven Californië duikt de camera naar beneden. Op het terras van Googles Mountain View-campus zijn de tafels en stoelen te zien. Bron: Vrij Nederland, augustus 2006
Patatje oorlog De term is dermate ingeburgerd dat de FNV hem eens leende voor een actie voor haar leden in de horeca: patatje oorlog. Toch is die aanduiding nog niet zo heel erg lang gemeengoed in ons land. Pas halverwege de jaren tachtig raakte „patatje oorlog‟ landelijk ingeburgerd. De herkomst ervan is onduidelijk. Het zit er dik in dat een cafetariaklant hem bedacht heeft, want zo gaat het wel vaker met namen van snackgerechten. Bron: Ubel Zuiderveld, in: Onze Taal, 2000
Kiezen, maar hoe? Een school als het Baarnsch Lyceum voor havo en vwo, idyllisch gelegen in het Gooi, met eigen sportvelden en gelegen in het bos, daar wil je je kinderen wel heen sturen. Het is er gezellig en het onderwijs wordt er ook zo degelijk aangepakt! Bron: Liesbeth Wytzes, in: Elsevier, december 2001
Even naar het ziekenhuis Hij draagt het geelgroene shirt van ADO Den Haag, het grijze haar lang in de nek, tatoeages op beide armen. Twee weken geleden stootte hij zijn teen en nou doet dat kreng nog steeds pijn. Hij is even beschonken als de vriend die hem in de wachtkamer gezelschap houdt. Wanneer een verpleegkundige hem komt roepen voor een röntgenfoto zijn de twee verdwenen, maar even later zitten ze er weer en kankeren in plat Haags dat ze zo lang moeten wachten. “Ik ken nou eenmaal geen half uur stilzitten.” Op de foto is uiteindelijk geen breuk of kneuzing te zien, maar de Hagenaar kent geen twijfel over de noodzaak van zijn bezoek aan de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis MCH Westeinde. Bron: Volkskrant Magazine, november 2006
18
Opdracht 18 inleiding schrijfplan Bedenk wat voor soort inleiding je wil gebruik voor je betoog, neem ook de informatie mee op blz. 9 over de inleiding bij het mondelinge betoog. Schrijf je inleiding uit en lever hem in bij je docent.
Het slot De slotalinea moet ervoor zorgen dat de boodschap blijft hangen. Een goede manier daarvoor is om terug te gaan naar het begin. Dus verwijzen naar een vraag of opmerking uit de inleiding. Dan is je tekst een mooi rond geheel. Bij een lange tekst is een samenvatting aan het eind best handig. Dit is natuurlijk onzin bij een korte tekst. Een betoog met een activerend tintje eindigt vaak met een aansporing. Soms eindigt een tekst met een retorische vraag. Dat is een zin die wel een vraagvorm heeft, maar eigenlijk het antwoord zelf al geeft. Bijvoorbeeld: “Moeten er dan echt eerst ongelukken gebeuren voordat er iets aan deze onveilige situatie gedaan wordt?” Gebruik alleen een uitsmijter als het echt een goede is.
Opdracht 19 Bedenk op welke manier je af wil ronden in je betoog. Schrijf je slotalinea en lever deze in bij je docent.
Titels Een kop is de titel boven een tekst. Deze moet niet alleen de aandacht trekken, maar ook het onderwerp aangeven. De duidelijkste kop is kort en krachtig en bestaat uit onderwerp, persoonsvorm en lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: “Man bijt hond”. Er moeten niet teveel zelfstandige naamwoorden in staan, daarvan wordt een kop onduidelijk. Bijvoorbeeld: “Overleg commissie bestrijding vandalisme”.
Witregels en inspringen Om zichtbaar te maken hoe je tekst in elkaar zit, maak je gebruik van witregels (om de kern) en spring je in als je een nieuwe alinea begint (dat is dus één tab). Dit zorgt ervoor dat je tekst er overzichtelijker uitziet.
Opdracht 20 titels Lees hieronder de tekst De aandacht trekken en informeren via titel, chapeau en onderkop a. De lead van deze tekst geeft nog meer eisen voor een goede titel. Schrijf die ook op. b. Hoe zouden Peter Burger en Jaap de Jong zelf oordelen over de titel De aandacht trekken en informeren via titel, chapeau en onderkop?
De aandacht trekken en informeren via titel en onderkop Goede koppen schrijven is een kunst. Maak ze informatief, kort, aantrekkelijk en klinkend. Informatief Gebruik geen titels die zo algemeen zijn dat ze niets zeggen, zoals Een uniek uitgangspunt. Baken met de titel het onderwerp af: zet het belangrijkste trefwoord in de titel. Pas bovendien
19
op met titels van het type A en B, zoals Geloof en wetenschap, of Kunst en techniek. Zulke titels dekken een groot scala aan relaties tussen de twee onderwerpen, waarvan er meestal slechts een paar aan de orde komen in het boek of artikel. Minder vaag is Gelovige wetenschappers kraken evolutieleer of Zes bezwaren tegen de evolutieleer (titel) – Gelovige wetenschappers slaan terug (chapeau).
Kort Korte titels zijn beter dan lange. Aanloopjes als Enkele beschouwingen over… of Een onderzoek naar… of – erger nog – Enkele aspecten van de zaak… moeten daarom zonder pardon geschrapt worden.
Aantrekkelijk en origineel Welke titel zet je boven een artikel over de aankomende koks van de Hubertus-vakschool? HP/De Tijd koos voor De nieuwe garde – een geslaagde woordgrap, vinden wij. Maar het is wel oppassen met humor, omdat niet iedereen daar hetzelfde gevoel voor heeft. Er zijn gelukkig veel manieren om een aantrekkelijke en originele titel te maken. Een beproefde manier is om een vaste uitdrukking betekenisvol te variëren: Aap, Noot, Niets (over de steeds geringere tijd die basisschoolleerlingen aan lezen besteden), Meer vluchten kan niet meer (over protesten tegen de uitbreiding van luchthaven Schiphol). Een vrij gemakkelijk stijlfiguur is de tegenstelling: Grote ontwikkelingen in het kleinste kamertje (over toilet en riolering, KIJK). Er zijn ook trucs om de nieuwswaarde van een artikel op te kloppen. Een ervan is de suggestie dat je een nieuwe trend ontdekt hebt: De opmars van de sportieve student (SUM). Maar deze titel is niet erg origineel meer. Klinkend Kan de eetmeter beter?: een titel mag, door eindrijm, klinken als een klok. Een ander gemakkelijk maar effectief middel om je titel beter te laten klinken, is beginrijm: Wanneer zal Zutphen aan zee liggen? Is natuurlijk allereerst leuk door de verrassende inhoud van de vraag. Daarnaast mist de drievoudige z zijn effect op het oor niet. Bron: naar Peter Burger en Jaap de Jong, Handboek stijl, 1997
Opdracht 21 titels beoordelen Opdracht 21a Hieronder staan zeven titels. Geef per titel aan in hoeverre deze: - informatief is - kort is - de aandacht trekt - klinkend is Maak een schema en gebruik + en – om je oordelen aan te geven.
Opdracht 21b Welk onderwerp verwacht je bij de titel Dubbel krachtig?
Opdracht 12c Welk woord moet je toevoegen om de verwarring in de titel Dode Schootsestraat is buitenlander weg te halen?
Truttige tegeltjes Elsevier, oktober 2006
20
KPN maakt een einde aan de wirwar van vaste tarieven Metro, 22 november 2006
Dubbel krachtig Elsevier, oktober 2006
Chinese invasie,
Nieuwe tennisnatie mikt op Olympisch goud Tennis magazine, november 2006
Dode Schootsestraat is buitenlander Eindhovens Dagblad, 23 november 2006
Uitsterven plant- en diersoorten door opwarming aarde eerder dan gedacht Spits, 22 november 2006
De Volkskrant, 25 november 2006
Commentaar vragen en herschrijven Als je een tijdje bezig bent met je tekst, word je blind voor de fouten die je hebt gemaakt. Je leest er gewoon overheen. Je ziet niet meer wat er onduidelijk is aan de informatie of wat een beetje krom geformuleerd is. Dan kan een tweede lezer je helpen. Die ziet de tekst voor het eerst, kent de informatie nog niet en ziet meteen wat er niet klopt. Het commentaar van deze tweede lezer helpt jou om je tekst beter te maken. Wees er dus blij mee, zuinig op en dankbaar voor! Je tweede lezer kan letten op de inhoud, opbouw, formulering (woorden en zinnen), spelling en leestekens en de vormgeving. Als je de kritiek hebt verzameld en begrepen, ga je je tekst herschrijven. Lees daarna de tekst nog een keer heel precies door.
21
Correctieformulier betoog INHOUD Is het een echt betoog/ overtuigend? Past het standpunt bij de opdracht? Zijn er voldoende argumenten ter ondersteuning van het hoofdstandpunt? Wordt de argumentatie voldoende uitgewerkt / toegelicht? Is er minstens één tegenargument met weerlegging? Is het betoog logisch, geloofwaardig, realistisch, origineel? Is er goed gebruik gemaakt van de documentatiemap? Wordt er rekening gehouden met het lezerspubliek? Is er een aantrekkelijke titel? Subtotaal: HET SCHRIJFPLAN Publiek Hoofdgedachte Hoofdgedachte per alinea Inleiding in steekwoorden Slot in steekwoorden Subtotaal: DE OPBOUW Is er een duidelijk onderscheid tussen opening, kern, slot? Is de opening origineel, aantrekkelijk en geloofwaardig Is het probleem (+standpunt) vóór de kern helder weergegeven? Zijn er voldoende alinea‟s in logische volgorde met signaalwoorden? Is de afronding goed, origineel en niet te herhalend? Subtotaal: AFTREKREGELING TAAL EN SPELLING Punten vooraf Spelling werkwoorden per fout –2 (vanaf de 3e fout) Overige spel- en typefouten per fout –1 Interpunctiefouten per 3 fouten –1 Stijlfouten/storende woordherhaling/verkeerd woordgebruik per ft –1 Punten over (maximale aftrek –20) TOTAALSCORE
Max. 10 5 5 10 5 10 5 5 5 60 Max. 2 2 2 2 2 10 Max. 2 2 2 2 2 10
Pnt.
Pnt.
Pnt.
20
22
Spellen en formuleren Opdracht 22 Spellen en formuleren Maak de volgende opdrachten, kijk steeds wat er fout is en verbeter deze fouten.
Opdracht 22 a Lees de zinnen en verbeter de fouten 1. 2. 3. 4. 5.
Dit lijd tot uitbuiting van de werknemer. Ze zijn blij met al het werk wat ze kunnen krijgen. Begin jaren ‟70 leefden 76 procent van de armen in India en China. Antiglobalisten stellen de voordelen in twijfel. Ten eerste word door globalisering de kloof tussen arm en rijk vergroot. Bedenk drie andere signaalwoorden. 6. Door de globalisering zal de Nederlandse identiteit aantasten. 7. Het enigste waarvan Afrikanen Nederland kennen zijn van geïmporteerde restproducten van kippen en hoe het daar de locale economie vernietigd. 8. Kortom zijn de meningen dus verdeeld. 9. Globalisering is een begrip dat men vaak hoort vallen, maar wat betekend het precies. 10. Er zijn veel regels met betrekking op de CO2-uitstoot.
Opdracht 22b Haal de spelfouten en zinsbouwfouten uit onderstaande stukken
Heel veel kledingwinkels verkopen geen echt bont. Zei hebben een schriftelijke verklaring dat zei bontvrij zijn. Ze winkels variëren van Bijenkorf tot Part Two en van Dept tot Gaastra. Sowieso zie je steeds minder echtbont in modeshow en op tv, zei zijn ook overgestapt op nepbont.
Ik zag laatst een wedstrijd wat uitliep tot een rellen. De mensen pakten de stoelen en gooide die naar het uitvak waar de mensen de stoelen teruggooiden.
Er zijn dus betere prestaties van de leerlingen en dat leidt tot meer rust voor de ouders en leerlingen. Ook voor de leraren is het een stuk rustiger omdat de leerlingen alles iets sneller snappen en er dus minder vaak dingen moeten worden herhaald. Uiteindelijk krijg je dus beter opgeleide leerlingen van de Middelbare school en dus wordt de school een stuk beter voor iedereen.
23
Opdracht 22C Wat klopt er niet aan deze inleidingen?
‘Rijbewijs moet goedkoper!’ Zelf ben ik zeventien jaar oud, en ben ik van plan om een rijbewijs te gaan halen als ik 18 jaar word. Dit is alleen een probleem want ik kan nooit genoeg werken om binnen een jaar een rijbewijs te halen! Zoveel vrije tijd heb je niet als je bijvoorbeeld ook nog op een sport zit!
Zijn films gevaarlijk? De laatste tijd zijn er moorden die veel verband met films hebben. Mensen doen gruwelijke dingen na die ze in een film zien. Ze kunnen bijvoorbeeld zich zelf en/of andere mensen in gevaar brengen. Maar is dit de schuld van films of spelen er nog andere factoren mee?
Opdracht 22D Wat is er niet goed aan dit schrijfplan?
Onderwerp:
Legaliseren softdrugs
Tekstsoort
Betoog
Schrijfdoel
Overtuigen
Publiek
Pubers tot bejaarden
Hoofdgedachte
Softdrugs moet legaal worden omdat dat veel minder problemen zou opleveren, en juist ook voordelen met zich meebrengt.
Inleiding Kern
Slot
Voorbeeld, uitleg situatie zoals die nu is -
Argumenten voor
-
Argumenten tegen + Weerleggingen
Alles kort samengevat
24
Tekstverbanden Een tekst geef je structuur door gebruik te maken van signaalwoorden. Deze woorden zorgen ervoor dat de verbanden tussen woorden, zinsdelen en zinnen duidelijk worden. De tekst is hierdoor veel beter te lezen. Door morgen auditie te doen (middel), hoop ik een rol in deze film te krijgen (doel). Als je naar Hollywood verhuist (voorwaarde), dan kun je een beroemd acteur worden. Doordat het glad was (oorzaak), reed Paul het kanaal in (gevolg). Omdat het glad was (reden), nam Carla de trein. Redengevend: je hebt een keuze. Een oorzaak kun je niet beïnvloeden.
Schema van de tekstverbanden Signaalwoord (voorbeelden) want, omdat, immers, daarom
Tekstverband
Voorbeeld
redengevend
Harry ligt in bed, want hij is ziek.
en, ook, bovendien, niet opsommend alleen…maar, ook, zowel, tevens, verder, ten eerste…ten tweede hoewel, maar, integendeel, tegenstellend daarentegen, toch, daar staat tegenover dus, concluderen, de concluderend conclusie is
De eerste dag van het paasweekend was het slecht weer. Ook de tweede dag regende het de hele dag. Hoewel ik geen zin had, heb ik toch de hele dag gewerkt.
zoals, net zoals, gelijk, evenals
vergelijkend
Jan heeft het hele jaar niets gedaan. Het is dus logisch dat hij blijft zitten. Het had hard gevroren. Daardoor lag er een dikke laag ijs op de vijver. Om vlees te snijden heb je een mes nodig. Ik lees graag spannende boeken. Bijvoorbeeld de boeken van Mankell. Kortom, alle ballen verzamelen! Hij is zo sterk als een beer.
als, wanneer, indien
voorwaardelijk
Als het regent, blijf ik thuis.
doordat, daardoor, hierdoor, ten gevolge van
oorzaak-gevolg
om…te…
doel-middel
dat wil zeggen, voorbeeldgevend / bijvoorbeeld, ter illustratie, uitleggend zo kortom, samenvattend samenvattend
25
Opdracht 23 Signaalwoorden bij Tekst Pannen voor de mannen Lees onderstaande tekst en onderstreep alle signaalwoorden die je tegenkomt. Noteer in de kantlijn wat voor signaalwoorden het zijn.
Pannen voor de mannen I Wie doet wat in het huishouden? De staatssecretaris voor emancipatie en familiezaken vindt dat er over deze vraag te weinig wordt gepraat en te veel geruzied. Bart Chabot, ambassadeur van de campagne „Mannen in de hoofdrol‟, die gisteren officieel van start ging, weet uit ervaring: wie moet stofzuigen is een kwestie van volhouden. Degene die de langste tussen stof en pluis kan leven, mag op zijn krent blijven zitten. En dat is meestal de man. Dat komt doordat mannen nu eenmaal een andere „vuilbeleving‟ hebben dan vrouwen. II Mannen moeten de leuke kanten van zorgen leren zien, aldus de staatssecretaris, dan steken ze vanzelf vaker de handen uit de mouwen. Het afgelopen decennium zijn ze zich geen procentje meer met het huishouden gaan bezighouden. De oplossing ligt in het gesprek: mannen en vrouwen moeten samen aan de keukentafel om opnieuw de taakverdeling vast te stellen. Een campagne met tv- en radiospots, freecards, lesmateriaal en een website moet hen daartoe aanzetten. De staatssecretaris hoopt te bereiken dat vrouwen in 2009 minder overspannen in het leven staan, meer werken en niet meer terugdeinzen voor topfuncties. III Het campagnegeld komt voor slechts de helft uit de schatkist. De Europese Unie vindt dat de lidstaten werk moeten maken van gelijke kansen en stelt daarom een zak geld beschikbaar. Nederland is meteen uit de leunstoel gekomen. Opmerkelijk, want opeenvolgende kabinetten hebben beweerd dat emamcipatie geen zaak van de overheid is, maar van de burger. Duitsland, Frankrijk, Italie, Portugal en Spanje snoepen mee uit de Europese ruif, met projecten die op elkaar lijken. Zodat er straks aan vele Europese keukentafels dezelfde gesprekken plaatsvinden. IV Behalve de bevolking moet ook de industrie in beweging komen om mannen het huishouden in te krijgen. Het helpt als huishoudelijke attributen een mannelijk aanzien krijgen, met veel knopjes en displays. Sinds de ouderwetse wandelwagen eruit ziet als een mini-terreinwagen, zijn ook mannen geinteresseerd in het duwen van hun kroost. Het ministerie denkt te beginnen met een ontwerpwedstrijd, onder het motto „Pannen voor mannen.‟ V Verschillende organisaties helpen bij „Mannen in de hoofdrol‟. Zo gaat het CNV een cultuuromslag bij bedrijven bewerkstelligen, om er een eind aan te maken dat mannen met een deeltijdbaan voor slapjanus worden versleten. En de KNVB wil vaders stimuleren vaker langs het voetbalveld te staan. Er zijn meer jonge talentjes nodig, en dat vergt aansporing van thuis.
26
Formuleren Formuleren heeft te maken met de woorden die je kiest en met de zinnen die je daarmee maakt. Dit doe je: - correct: kies de juiste woorden en maak grammaticaal foutloze zinnen - begrijpelijk: let bij de moeilijkheidsgraad op voor wie je schrijft - concreet: heel duidelijk, zonder dat er vragen overblijven over de betekenis van bepaalde woorden, vermijd vage woorden, gebruik voorbeelden om iets duidelijker te maken, vermijd de lijdende vorm (niet: “er wordt hard getraind”, maar: “ze trainen hard”) - bondig: gebruik niet meer woorden dan nodig is (maar geen telegramstijl!) en ook niet “en toen en toen en toen” - juiste toon: dus niet te kinderachtig/betweterig of te (in) - aantrekkelijk: dus niet saai, maar afwisselend, ook in zinslengte bijvoorbeeld
Vastzitten en loskomen “Ik heb geen inspiratie.” “Deze tekst is mislukt.” “Ik kan niet schrijven.” Elke schrijver heeft weleens last van deze of soortgelijke gedachten. Je kunt er behoorlijk depri van worden. Maar kun je er ook iets tegen doen? Er bestaan allerlei adviezen om zo‟n writer’s block tegen te gaan. Zoek meer informatie over je onderwerp Je kunt bepaalde fasen uit de oriëntatie of voorbereiding overdoen Of schrap de laatste zin die je hebt geschreven, misschien zorgt deze voor de blokkade. Pak je schrijfplan erbij en kijk of dat een aanknopingspunt biedt voor een ander vervolg Maak een nieuwe brainstorm en kijk of er handige dingen bij zitten waarmee je wel verder kunt Laat anderen even naar je tekst kijken Misschien is je structuur niet de goede. Zet dan wat deelonderwerpen op een andere plek Laat je tekst even liggen. Ga iets anders doen. Daarna kijk je met heel andere ogen naar je tekst en weet je ineens hoe je verder moet Als je onderwerp te breed is, perk het dan in. Is het juist te beperkt, maak het dan wat breder
Opdracht 24 vastzitten en loskomen a. Elke schrijver kent het writer’s block: je krijgt geen letter meer op papier. Wat helpt jou als je vastzit? b. Welke tip uit de tekst spreekt jou het meest aan. Waarom? c. Lees hieronder De eerste zin van Inez van Eijk. d. Welke volgorde van werken adviseert Inez van Eijk? Formuleer haar aanpak in de vorm van een stappenplan.
De eerste zin Sommige schrijvers leveren al strijd met de eerste zin. Ze maken zichzelf wijs dat ze daardoor maar niet opschieten en op die manier dat stuk nooit afkrijgen. Ze houden zichzelf voor de gek. Het zit hem niet in die eerste zin. Ze verschuilen zich achter de blokkade van “Ik weet niet hoe ik moet beginnen” als excuus voor uitstel, uit pure angst. De enige die in deze situatie redding kan brengen is de schrijver zelf. Het advies luidt: begin. Houd een brainstorm. Zet de eerste de beste gedachte die bij je opkomt over het onderwerp op papier: woorden, flarden van zinnen, kreten, ideeën. Begin dan te schrijven, gewoon de eerste de beste zin die bij je opkomt. Het doet er niet toe of die in het midden thuishoort, in de slotalinea of in de opening. Schrijf vervolgens weer een zin, of een paar zinnen. En als je dat allemaal gedaan hebt en er staat een redelijke hoeveelheid zinnen op papier, denk dan eens na over de eerste zin. Misschien staat die er al en moet hij alleen even naar voren worden gehaald. Bron: naar Inez van Eijk, De Schrijfhulp 1989
27
Schrijfopdracht Al jaren kun je proberen via de televisie een ster te worden: als pop- of operazanger, als soloartiest of als lid van een band. Voor sommigen is het de vervulling van een droom, anderen overkomt het min of meer: Marco Borsato bijvoorbeeld. Bijna alle mensen dromen er weleens van beroemd te worden; als voetballer, zanger, toneelspeler, redder in nood. Bij de meesten stopt dit verlangen als ze acht jaar zijn, anderen blijven deze droom langer vasthouden.
Opdracht 25 Schrijf de eerste versie van een tekst van drie alinea‟s over jouw wens (van vroeger of nu) ooit beroemd te worden. Begin dit keer gewoon met het schrijven van de kern: maak geen schrijfplan. Een inleiding en slot komen later. a. Maak een brainstorm over het onderwerp “beroemd worden”. b. Schrijf spontaan die drie alinea‟s over jouw wens ooit beroemd te worden.
Opdracht 26 Beoordeel jouw spontane eerste versie volgens de stappen hieronder. a. b. c. d.
Onderstreep van elke alinea de kernzin. Noteer voor elke alinea de functie ervan. Markeer alle verbanden die je tussen de alinea‟s hebt aangebracht. Geef in en naast je tekst aan welke verbeteringen er nodig zijn: geef aan waar een kernzin moet komen, verander met pijlen de opbouw, voeg verbindingswoorden toe die de verbanden aangeven. e. Maak een tweede versie. Bewaar deze goed, je hebt de tekst nog nodig.
Vaste structuren en vaste vragen Voor de opbouw van hun stukken gebruiken schrijvers vaak vaste structuren, waarin al vastligt in welke volgorde de deelonderwerpen aan de orde komen. Eigenlijk geven vaste structuren antwoord op een setje vaste vragen. Als je zelf schrijft, kunnen vaste structuren je helpen je tekst een gedegen opbouw mee te geven. Ook in je voorbereiding kunnen ze helpen: pas als je alle antwoorden op alle vragen hebt, is je schrijfplan compleet en kun je stoppen met informatie zoeken. Hieronder staan de meest voorkomende vaste vragen en vaste structuren: Vaste vragen bij de vraag-antwoordstructuur 1 Wat is de vraag? 2 Welke antwoorden zijn er op de vraag? Vaste vragen bij de voordelen-nadelenstructuur 1 Welke zaak wordt beoordeeld? 2 Wat zijn de voordelen? 3 Wat zijn de nadelen? 4 Hoe luidt de eindconclusie? Vaste vragen bij de tijdsstructuur 1 Wat is het onderwerp? 2 Hoe kwam dit voor in het verleden? 3 Hoe komt dit voor in het heden? 4 Hoe komt dit waarschijnlijk voor in de toekomst? Vaste vragen bij de verklaringsstructuur
28
1 Wat is het verschijnsel? 2 Welke redenen / oorzaken zijn er voor het bestaan van dit verschijnsel? 3 Welke verklaring ligt het meest voor de hand? Vaste vragen bij de probleem-oplossingsstructuur 1 Wat is het probleem? 2 Waarom is het een probleem? 3 Wat zijn de oorzaken van het probleem? 4 Wat zijn de gevolgen van het probleem? 5 Welke oplossing(en) is/zijn er voor het probleem?
Opdracht 27 Kijk nog eens naar tekst 1 in deze reader. Welke structuur heeft de schrijver van deze tekst gebruikt? Leg uit.
Doelgericht schrijven Stel je voor, je hebt zo je best gedaan op je tekst. Informatie gezocht, je schrijfplan was goed, argumenten opgesomd, zelfs in het slot je stelling herhaald. En dan zet je docent erboven: “Gaaaap, wat een saaie tekst.” Je eigen stem klinkt nergens door, dus je betoog overtuigt niet. Schrijf doelgericht, dan gebeurt je dit niet. Hoe doe je dat dan? Kies voor een inhoud en opbouw die bij je tekstdoel passen. In een uiteenzetting geef je feiten en voorbeelden, in een betoog gebruik je een stelling met argumenten en in een beschouwing geef je verschillende visies, interpretaties, verklaringen en oplossingen. Ook door te kiezen voor een stijl die bij je tekstdoel past, schrijf je doelgericht. In betogen laat je jezelf en je betrokkenheid bij het onderwerp zien, je verkondigt je mening of laat je emoties zien. Een echte betoogtitel is “Weg met de leerplicht!”. Het is dan meteen duidelijk wat jouw mening is Een goede slotzin voor een betoog kan zijn “Het wordt hoog tijd om de leerplicht te vervangen door leerrecht” of “Leerplicht: weg ermee!”
Opdracht 28 analyseer een sterk betoog Lees onderstaande tekst 3 goed. Onderstreep wat je wilt. Geef daarna antwoord op de volgende vragen: Inleiding Wat voor soort inleiding is er gebruikt? (anekdote/persoonlijk verhaal/etc….) Hoe wordt het onderwerp geïntroduceerd? Wat is de overgangszin? Staat de hoofdgedachte al in de inleiding? Kern Wat is de hoofdgedachte van de tekst? Welke argumenten gebruikt de schrijver? Geef de hoofdgedachte van het deelonderwerp per alinea (of alinea‟s). Waar staat de kernzin per alinea? Welke volgorde gebruikt de schrijver voor de deelonderwerpen? Vind je deze logisch? Welke signaalwoorden worden er gebruikt om deze volgorde aan te geven? Welke „toon‟ heeft de tekst? (negatief/positief/optimistisch/sarcastisch/….) Slot Is het een conclusie? Een samenvatting? Een herhaling? Staan er nieuwe argumenten in het slot? Is er een sterke uitsmijter?
29
Tekst 3
Seksistische clips verbieden? Muziekzenders MTV, TMF en The Box zenden clips uit waarin vrouwen zich hoerig en onderdanig gedragen. Volgens onderzoek werken deze clips acceptatie van seksisme in de hand. Sommigen leggen ook een verband met groepsverkrachtingen en seks door tienermeisjes in ruil voor geld. Moeten deze clips verboden worden? Myrthe Hilkes (27), freelance journaliste, gespecialiseerd in jongerencultuur: De muziekzenders moeten stoppen met het uitzenden van seksistische clips, omdat ze daarmee bijdragen aan een cultuur waarin vrouwen worden teruggebracht tot een klomp vlees met tepels en een kont. Juist omdat zij zich specifiek op jongeren richten, moeten ze hun verantwoordelijkheid nemen. Nu ondersteunen ze de muziekindustrie, die met steeds shockerender beelden komt, in de hoop zo de dalende verkoop van cd's weer wat op te krikken. Op internet kun je zulke filmpjes niet verbieden, maar omdat internet een poel van verderf is, hoeven de muziekzenders dat nog niet te zijn. Ik ben hierover aan het denken gezet door een reeks nieuwsberichten: over loverboys die meisjes ronselen via profielsites op internet, over groepsverkrachtingen door jongens zonder schuldbewustzijn en over tienermeisjes die seks hebben in ruil voor bijvoorbeeld een breezer. In al deze situaties is het rolpatroon walgelijk traditioneel en zijn de vrouwen het slachtoffer. Dat maakt me kwaad en ongerust. Ik ben ervan overtuigd dat seksistische beelden op tv hierbij een rol spelen. Op jongerenfeesten en op internet zie ik dat meisjes hun lichaam inzetten om aardig gevonden te worden. Ik ben sceptisch over het tegenwicht dat ouders hieraan kunnen bieden. In de ideale wereld zetten zij bij vreselijke clips de tv uit of leggen ze uit wat er niet aan deugt, maar in steeds meer gezinnen ontbreekt vanwege een echtscheiding en/of fulltime werk het toezicht op jongeren. De Kijkwijzer vind ik daarom ook een wassen neus, want die is op ouders gericht, die er vaak niet zijn. Voorlichting op scholen stelt weinig voor. Het lijkt me heel zinvol als daar aandacht wordt besteed aan manipulatie op tv, waar zelfs ik als journaliste nog vaak in trap. Aan die perfecte vrouwen in clips die ook mij soms onzeker maken over mijn uiterlijk is vele uren visagie en zorgvuldige belichting voorafgegaan. Patti Valkenburg, hoogleraar kind en media aan de Universiteit van Amsterdam: Het verbieden van seksistische clips op televisie heeft geen enkele zin, want op internet zijn ze toch volop te zien. Het merendeel van de jongeren kijkt daar al naar. Een verbod op tv maakt het bekijken ervan op internet alleen nog maar aantrekkelijker. Daar zijn bovendien veel clips te zien die zuiver pornografisch zijn. Deze worden vóór zes uur 's avonds op de muziekzenders tenminste nog geweerd. De boodschap van seksistische clips is dat vrouwen lustobjecten zijn, bestaande uit louter borsten en billen, die er alleen maar zijn om mannen te vermaken. Zij hebben geen enkele andere functie. Uit onderzoek blijkt dat jongeren dat gedrag door het kijken naar deze clips normaal gaan vinden. Meisjes gaan zich hierdoor onzeker voelen over hun uiterlijk, omdat ze niet aan het vertoonde beeld van vrouwen kunnen voldoen. Daarom is het belangrijk om hun ouders en hen zelf er zoveel mogelijk van bewust te maken dat dit gedrag niet normaal is. Het discriminatielabel van de Kijkwijzer zou meer toegepast moeten gaan worden op seksistische clips. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. Ouders die meekijken, krijgen dan de waarschuwing dat hun kind naar een clip kijkt die niet door de beugel kan. Zij zouden sowieso de discussie met hun kinderen moeten aangaan over het beeld van minderwaardige vrouwen dat door clips wordt uitgestraald. Omdat een aantal ouders het op dit punt laten afweten, is het ook belangrijk dat er op scholen en op de muziekzenders zelf over seksistische clips wordt gediscussieerd. Het is vooral belangrijk om de groep jongeren die porno als realistisch beschouwt te bereiken. In de krant las ik dat MTV overweegt om elke maand een dubieuze clip van een red button te voorzien en jongeren daar in een discussieprogramma over te laten praten. Dat lijkt me een goed idee. Bron: Frieda Pruim, in: Opzij, juli/augustus 2007
30
Je publiek inschatten Je moet weten voor wie je schrijft, anders komt je tekst natuurlijk nooit over. Overdenk in je voorbereidingsfase dus goed: de leeftijd van je publiek (i.v.m. de moeilijkheidsgraad van de tekst en de toon) het opleidingsniveau (kun je moeilijke woorden gebruiken?) het belang van de informatie voor je publiek (hebben ze wel iets aan jouw verhaal? Zoniet, overtuig ze van het tegendeel!) de mate van voorkennis bij je publiek (wat weten ze al wel/niet?gebruik dit door daarop in te haken) het standpunt van je publiek (wat je publiek ergens over denkt, helpt jou met kiezen welke argumenten je kunt gebruiken)
Hoe schrijf ik een goed betoog? 1. Ik bereid me inhoudelijk goed voor: a. lees de hele documentatiemap b. markeer belangrijke meningen of informatie c. vat samen d. lees andere artikelen over het onderwerp e. vorm mijn eigen mening 2. Ik bereid me vormtechnisch goed voor: a. lees allerlei krantenartikelen grondig, lettend op inleiding, kern en slot van beschouwingen en betogen 3. Ik lees de opdracht goed door: a. onderstreep belangrijke vragen b. maak een helder, overzichtelijk, inhoudelijk sterk schrijfplan waarin alles terugkomt en alles logisch uit elkaar volgt c. controleer mijn schrijfplan met de opdracht d. kies één invalshoek en werk deze uit e. zorg dat mijn hoofdgedachte een mening is. 4. Ik begin met het schrijven van de kern: a. zorg dat ik voldoende argumenten heb die ik kan toelichten b. zorg voor een logische opbouw, waardoor alles samenhangt c. zorg dat ik mijn lezer écht probeer te overtuigen (door bijvoorbeeld argumenten te ontkrachten) 5. Ik schrijf een pakkende inleiding a. waardoor de lezer verder wil lezen, geboeid raakt b. die de lezer informeert over het onderwerp 6. Ik schrijf een sterk slot a. waarin duidelijk wordt dat het stuk bijna is afgelopen b. waarin ik bijvoorbeeld terugkom op mijn inleiding c. waarin mijn standpunt in andere woorden terugkomt d. waarin ik NIET herhaal! 7. Ik bedenk een goede titel a. waardoor mijn hoofdgedachte al enigszins doorschemert b. die mensen nieuwsgierig maakt c. die past bij de tekst (inleiding, kern én slot) 8. Ik controleer de hele tekst op: a. spelling b. stijl c. grammatica d. interpunctie
31
Commentaarformulier Betoog Betoog geschreven door: …………………………………….. Commentaar van:………………………………………… Uiterlijk 1. Ziet het betoog er netjes en verzorgd uit?
ja / nee
2. Heeft het een duidelijke inleiding, kern, slot? Leg uit! ja / nee ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 3. Heeft het betoog een titel? Zo ja, wat vind je van de titel? ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Inleiding 1. Hoeveel alinea‟s heeft de inleiding? ……………. 2. Is de inleiding goed en duidelijk? Leg uit. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 3. Staat de stelling in de inleiding? Noteer de stelling ja / nee ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Is er een goede overgang naar de kern? Leg uit ja / nee ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Kern Bekijk elk argument apart en noteer: - is het een argument of een tegenargument? - is het een goed argument? Leg uit - bij een tegenargument, wordt het tegenargument goed weerlegd? Waarom wel of waarom niet? Leg uit 1………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 2………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 32
3………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 4………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Zijn er voldoende argumenten? Leg uit ja / nee ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Slot 1. Hoeveel alinea‟s telt het slot? ………….. 2. Is het een duidelijk slot? Is het origineel en niet te herhalend? Leg uit ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 3. Grijpt het slot terug naar de inleiding? ja / nee
Overig 1. Is het duidelijk wat er wordt betoogd? Leg uit ja / nee ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 2. Leest het betoog makkelijk? Zijn er signaalwoorden gebruikt? Leg uit Ja / nee ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 3. Wordt er rekening gehouden met het lezerspubliek? Leg uit. Ja / nee ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 4. Check het betoog op spel en formuleringsfouten! (ook interpunctie) De fouten kruis je in het betoog zelf aan
33
Opdracht 29 Toetsvoorbereiding 1. Bedenk bij de volgende opdrachten een hoofdgedachte. Stichting Voorkom geeft al jaren voorlichting op scholen over drugs, alcohol en roken. Ze willen ook graag inspringen op de actualiteit. Het geweld onder jongeren neemt steeds meer toe. De stichting vraagt zich af of voorlichting over geweld gewenst is op scholen. Schrijf een brief naar Stichting Voorkom waarin je betoogt dat er wel of geen voorlichting voor jongeren moet komen. Je mag zelf kiezen welk standpunt je inneemt. Het tijdschrift ´Ouders van Nu´ adviseert ouders bij de opvoeding van hun kinderen. Zij willen graag een artikel plaatsen over jongeren en geweld. Veel ouders zitten met de vraag of ze hun kinderen moeten verbieden om bepaalde tekenfilms te kijken of computerspelletjes te spelen. Geef hierover jouw mening. De website gamesgivefun.nl verkoopt computergames in alle soorten en maten. Naar aanleiding van onderzoeken naar geweld in computergames hebben zij een commissie ingesteld die uit gaat zoeken of games invloed hebben op het geweld in de samenleving. Misschien zullen de leden van de commissie zelfs zo ver gaan om bepaalde games uit de markt te halen. Graag willen ze weten hoe jongeren hier tegenover staan. Denken jongeren dat zij of andere jongeren beïnvloed worden door computergames? Geef jouw mening hierover. 2. Bedenk bij bovenstaande opdrachten een pakkende titel waaruit je hoofdgedachte duidelijk wordt.
3. Soms bestaat een opdracht uit meer elementen. Benoem alle afzonderlijke elementen uit de volgende opdracht. NRC Next werkt aan een special om op de zaterdag bij hun krant gratis uit te geven. De special zal een krant worden, die bestaat uit allerlei artikelen, die gaan over onderwerpen die jongeren bezighouden of die jongeren aangaan. De vraag is nu aan jongeren om een artikel voor deze special te schrijven. Jij besluit een betoog te schrijven over jongeren en geweld. Wat is er de laatste tijd toch aan de hand met de maatschappij? Wordt het geweld onder jongeren in de media overdreven of hebben moeten de jongeren nu echt actie ondernemen? Welke invloed heb jij als jongere op de maatschappij? Ben je als jongere überhaupt nog wel objectief of ben je al zo ver gehersenspoeld door al het visuele geweld dat je geen helder beeld meer hebt? Geef jouw mening en ondersteun deze met goede en duidelijke argumenten. 4. Bedenk hoe je rekening kunt houden met het publiek van je schrijfopdracht bij de volgende soorten leespubliek. - Leerlingen - Ouders - De minister van onderwijs - Je docent - Het algemeen dagblad 34
5. Signaalwoorden die je goed kunt gebruiken bij het schrijven van de kern zijn:
6. Signaalwoorden die het begin van een slot aangeven zijn:
7. Wat is er allemaal fout in het volgende korte betoog? Noteer de fouten en probeer ze te verbeteren. Denk aan spelfouten, interpunctiefouten, fouten met signaalwoorden en stijlfouten. Zinloos geweld. Zinloos geweld op straat begint een steeds groter probleem te worden in onze huidige samenleving. Mensen worden zonder reden uit gescholden, of zelfs in elkaar getrapt. Maar omstanders weten zelden hoe ze hierop moeten reageren. Vaak blijft het bij toekijken, uit angst dat het geweld zich op hem gaat richten. Het slachtoffer voelt zich vaak moederziel alleen, omdat niemand het voor hem opneemt. Het grootste probleem is daarnaast dat een groot aantal omstanders gewoon niet weten hoe ze het beste op geweld pleging moeten reageren. De reclamespotjes op televisie vertelt ons wat we moeten doen als er voor onze ogen geweldpleging plaatsvind: Mobiliseer de omstanders, bel 112, onthoudt de kenmerken van de dader en laat het slachtoffer niet alleen. Maar is hiermee per definitie het geweld verholpen. Als je omstanders gemobiliseert hebt, hoe moet je dan met z´n alle de dader proberen te stoppen? Of moet je de dader maar gewoon nog 20 minuten de kans geven om nog door te kunnen trappen totdat de politie zijn gearriveerd? Mensen moeten van jongs af aan weten hoe ze moeten reageren op geweldpleging. In bepaalde situaties kan zoiets namelijk van levensbelang zijn. Daarom vind ik natuurlijk dat er al op de basisschool speciale lesprogrammas moeten komen daarin kinderen zichzelf leren verdedigen, en waarin zij leren hoe hun moeten reageren wanneer hun zien dat er iemand in elkaar word getrapt. Op de Middelbare school moet dit regelmatig herhaalt worden zodat de kennis niet verslapt, en zelfs op de werkvloer moeten er workshops worden gegeven over hoe men het beste kan reageren op Zinloos geweld. Verder moeten er net als ehbo cursussen ook dit soort cursussen aangeboden worden, doordat mensen die zich er verder in willen specialiseren dit ook kunnen. Dus dit is kortom de enige manier om het op de straat een stukje veiliger te kunnen maken. Weet wat je te doen staat als het om geweld gaat. 35
8. Met sommige werkwoorden worden heel veel fouten gemaakt. Weet jij nog hoe het zit? Probeer het eens met de volgende ´lastige´ werkwoorden. 1. 2. 3. 4. 5.
Er (worden) veel gesproken over zinloos geweld. In al die jaren is er nog niet veel (veranderen). Ieder jaar heb ik de hoop dat er wel iets (veranderen). Al heeft hij die jongen neergeschoten, hij had het niet zo (bedoelen). Wat (bedoelen) de minister als hij zegt dat zinloos geweld niet door de beugel kan? 6. Op dit moment zijn de doelen van de meeste scholen (bedoelen) om het tegen te gaan. 7. Ik kan me voorstellen dat je heel bang (worden) als je schoten hoort. 8. Ik kan me niet voorstellen dat een jongen van twaalf door een jongen van dertien (worden) neergestoken. 9. Ik (worden) daar misselijk van. 10. (worden) jij daar niet misselijk van?
9. We discussiëren in de klas over de volgende stellingen. Schrijf van tevoren zowel argumenten voor de stelling op als argumenten tegen de stelling op. De docent roept vier leerlingen naar voren die een aantal minuten tegenover elkaar mogen discussiëren. De rest van de klas maakt aantekeningen. Welke argumenten zijn er gebruikt? Welke argumenten waren goed en konden moeilijk ontkracht worden? Welke argumenten waren minder goed? 1. Computerspelletjes moeten een leeftijdscode krijgen zoals bij films het geval is. 2. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om te zorgen dat hun kinderen geen geweld gebruiken tegen andere mensen. 3. Kinderen weten heel goed het verschil tussen geweld op de computer en tv en geweld in het echt. 4. Geweld zoals in Amerika en Engeland komt in Nederland niet voor. We moeten ons niet zo druk maken. 5. Er moeten detectorpoortjes op scholen komen om te zien of leerlingen/docenten wapens bij zich dragen.
36
14. Meest gemaakte FOUTEN bij gedocumenteerd schrijven Je schrijfopdracht wordt beoordeeld op de onderdelen Inhoud (60 pt), Het Schrijfplan (10 pt), Opbouw (10 pt) en Stijl en Spelling (20 pt). Tussen de << >> staan tips. A. Inhoud Geen (pakkende) titel Geen pakkende opening Publiek niet goed aangesproken <
> Tekstsoort niet gehandhaafd Onlogische/onjuiste argumentatie (bijvoorbeeld cirkelredenering) Opsommingen puntsgewijs <> Verschillende deelonderwerpen per alinea Een puur herhalend slot Nieuwe argumenten in slot Geen (sterke) uitsmijter B. Het Schrijfplan Niet volledig (dan loop je dus alle punten mis) C. Stijl & Spelling Punt na titel Te korte/te lange zinnen Telegramstijl <> Werkwoordstijden inconsequent gebruiken Aantallen onder 20 in cijfers <> Woordherhaling <<weglaten/verwijswoorden/synoniemen>> Opvulwoordjes zoals “als, maar, dan, wel, dus, toch, heel erg” Foutieve verwijswoorden <<de-woord -> die, het-woord -> dat, hele zin/ overtreffende trap/ onbepaald -> wat>> Geen komma tussen twee persoonsvormen Wisselende aanspreekvormen “je/men/iedereen/u/jullie etc” door elkaar Omslachtige, ellenlange formuleringen, bv: “zal kunnen worden tegengegaan” Hun als onderwerp <<moet zijn: zij>> Hun na een voorzetsel <<moet zijn: hen>> D. Opbouw Geen (goede) overgangszin van opening/inleiding naar kern Onlogische alinea-/zinsverbanden <> Te korte/ te lange alinea's Slechte/onduidelijke driedeling in opening, kern, slot
37