Reader Voordracht Havo 5
Spreekvaardigheid en Examenteksten In deze periode gaan we aan de slag met spreekvaardigheid. De toets aan het eind van de periode is dan ook een voordracht. Je voordracht gaat over het onderwerp van je profielwerkstuk. Daarnaast gaan we ons (verder) voorbereiden op de examens en gaan we samenvatten en tekstverklaren.
Voordracht Op internet is enorm veel informatie te vinden over het geven van voordrachten (het geven van presentaties). Op vele sites worden tips en trucs aangedragen, worden voorbeelden gegeven van hoe je het juist wel of juist niet moet doen en worden mooie lijstjes weergegeven waar je allemaal aan moet denken als je een voordracht wil gaan houden.
Opdracht 1 Vorm een groepje van ca. 4 personen. Ga op internet op zoek naar informatie over het geven van een voordracht. Zorg dat je zoveel mogelijk nuttige informatie verzamelt. Het is de bedoeling dat je in ieder geval een lijst inlevert met tien tips, die je hebt gevonden, waarvan jullie vinden dat alle leerlingen die moeten weten voordat ze gaan starten met de voorbereiding van hun presentatie. Daarnaast geef je een voorbeeld van een slechte en van een heel goede presentatie. Je noteert de URL zodat het filmpje terug te vinden is en je legt uit waarom je deze twee voorbeelden hebt gekozen. Lever je antwoorden op papier in bij je docent.
Publiek Als je een voordracht gaat houden, is het natuurlijk erg belangrijk dat je rekening houdt met de doelgroep:welk publiek zit er in de zaal? Er is natuurlijk een verschil of je een presentatie houdt voor een zaal met 100 mensen of maar voor een groepje van tien personen. Daarnaast moet je van te voren bedenken wat je publiek al weet van het onderwerp. Niks vervelender dan te luisteren naar een spreker die zaken uit gaat leggen die voor het publiek allang duidelijk zijn. Het publiek voelt zich dan bijvoorbeeld niet serieus genomen en kan de aandacht niet bij de presentatie houden. Maar ook het overschatten van de kennis van het publiek is erg vervelend. Het raakt de draad kwijt en stopt uiteindelijk met luisteren.
Opdracht 2 Jouw voordracht over je profielwerkstuk geef je voor je docent en een groepje van ongeveer vijf medeleerlingen. Beantwoord de volgende vragen: Wat is de affiniteit van het publiek met jouw profielwerkstuk onderwerp? Wat weten zij al van het onderwerp waarover je presenteert? Wat verwacht het publiek van jouw presentatie?
2
De techniek van het presenteren Een goede presentatie komt niet alleen door een goede inhoud, ook de manier van presenteren draagt bij aan het succes ervan. Het is belangrijk dat jij je bewust bent van het gebruik van je stem, je lichaamshouding, je uistraling, etc. Een voordracht houden voor een groep mensen gaat altijd gepaard met enige spanning. Hieronder staat een paar tips waarmee je ervoor kunt zorgen dat deze spanning binnen de perken blijft. Zeg al tijdens de voorbereiding actief en bewust tegen jezelf: • Een zekere mate van spanning komt mijn voordracht ten goed • Als spreker breng ik de energie op die de ‘vonk’ doet overspringen naar de toehoorder… zonder spanning geen vonk! • Ik ken mijn verhaal door en door, ik weet wat ik wil overbrengen en waarom ik dat wil doen • Niemand is perfect, ook ik niet. Dat hoeft ook niet. Ik moet de informatie goed overbrengen, dat is wat het publiek nodig heeft. • Toehoorders accepteren menselijke fouten zoals een verspreking, want ze zijn ook mensen. De toehoorders zijn geïnteresseerd in mijn informatie, niet in de eerste plaats in mijn persoon.
Opdracht 3 Lees onderstaande tips en kies drie tips uit waarvan jij denkt, dat dat inderdaad iets is waar jij specifiek op moet letten. • • • • • • • •
• • • • • • • •
Spreek niet te zacht, maar ook niet te hard; zorg dat iedereen je kan verstaan. Praat langzaam, maar wissel je tempo wel af. Spreek de woorden duidelijk uit (articuleer goed). Praat niet op een vlakke toon. Zorg voor verandering in toonhoogte, klemtoon en melodie. Gebruik pauzes. Je geeft het publiek de gelegenheid informatie te verwerken. Ga bij voorkeur staan en niet zitten. Ga ontspannen, rechtop en zelfverzekerd voor je publiek staan. Zorg voor oogcontact met je publiek. Kijk niet voortdurend dezelfde mensen aan, maar kijk rond en geef iedereen de indruk dat hij persoonlijk wordt aangesproken (kijk niet over het publiek heen). Leun niet doorlopend op een tafel of spreekgestoelte. Het geeft de indruk of je steun zoekt. Ga niet met je armen over elkaar staan. Je sluit je daarmee af voor je publiek en het kan arrogant overkomen. Sta niet met je handen in je zaken, dat komt onverschillig over. Gebruik je handen om je woorden kracht bij te zetten. Maak gebaren, maar overdrijf niet. Kijk niet voortdurend naar PowerPoint-dia’s of overheadsheets. Zorg dat je er netjes en verzorgd uitziet: jij bent het visitekaartje van hetgeen dat je presenteert. Draag kleding waar je je goed bij voelt en die niet afleidt. Toon interesse in zowel je eigen presentatie als het publiek.
3
Evalueren Van fouten kan je leren. Het is een cliché maar wel waar. Om te kunnen leren van fouten is er één belangrijke voorwaarde: je moet niet alleen gewezen worden op je fouten, maar vooral ook gestimuleerd worden om het beter te doen. Commentaar krijgen is niet altijd even gemakkelijk, sterker nog het is wellicht een stuk moeilijker dan commentaar geven. Belangrijk is dat je niet direct in de verdediging gaat. Het moeilijkste aspect van commentaar krijgen, is goed luisteren. Luister dus naar wat er wordt verteld en probeer er je voordeel mee te doen. Hieronder een paar aandachtspunten voor commentaar krijgen en geven: Commentaar geven * geef opbouwende kritiek , zodat je de ander verder helpt * noem positieve en negatieve punten: formuleer deze als `tops´ en ´tips´ * wees objectief; wees dus niet te mild omdat het om een goede vriend gaat * geef serieuze kritiek; maak geen flauwe opmerkingen Commentaar krijgen * neem commentaar en commentator serieus en doe er je voordeel mee, leer er iets van * leg commentaar alleen naast je neer als je kunt uitleggen waarom
Opdracht 4 Oefening baart kunst en dat geldt zeker voor een presentatie houden. Maak een groepje van vijf. Er worden verschillende korte krantenartikelen uitgedeeld. Iedereen leest zijn krantenartikel en vertelt daarna aan zijn groepje waar het artikel over gaat. Zorg dat je let op de tips die hierboven staan. De andere leerlingen in het groepje geven na afloop aan welke punten juist wel goed gingen en welke nog aandacht nodig hebben.
De inhoud Nu komen we aan het belangrijkste onderdeel van de voordracht: de inhoud. Je kunt kiezen tussen twee verschillende soorten voordrachten, de informatieve of de betogende voordracht. Je moet dus bedenken voor welk soort jouw onderwerp zich het beste leent. Informatief Doel = informatie geven Bevat feiten, namen en getallen Zet verschillende meningen, oordelen en feiten naast elkaar
Betogend Doel = publiek overtuigen Bevat argumenten Bevat feiten en getallen als ondersteuning
Het onderwerp van je profielwerkstuk is wellicht veel breder dan je in 10 minuten kunt toelichten. Voor je de inhoud van je voordracht gaat uitwerken, denk je na over wat je eigenlijk wil zeggen. Je stelt vast welk doel je met de voordracht wil bereiken. Noteer je doel zo concreet mogelijk. Schrijf bijvoorbeeld niet: ´Het doel is een overtuigend betoog houden voor het donorcodicil´. Maar: ´Ik hoop dat aan het eind van mijn voordracht een aantal klasgenoten een donorcodicil gaat invullen.
4
Opdracht 5 Opdracht 5a Houd je een informatieve of een betogende voordracht? Bepaal het spreekdoel van jouw voordracht. Formuleer je spreekdoel als volgt: “Na mijn voordracht wil ik dat mijn luisteraars…..” De volgende stap in je voorbereiding is het vaststellen van de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is het belangrijkste wat je over je onderwerp wil vertellen. Bij een informatieve voordracht zal je hoofdgedachte een constatering zijn. Bijv: ´Sinds de start van de Tweede Fase is het aantal vakken in de bovenbouw havo/vwo verdubbeld.´ Bij een betogende spreekbeurt is je hoofdgedachte jouw mening: ´Ik vind dat iedere scholier na zijn examen een jaar vrijwilligerswerk moet doen. Opdracht 5b Formuleer de hoofdgedachte voor jouw voordracht. Je voordracht gaat over je profielwerkstuk. Niet alle informatie is wellicht geschikt voor je presentatie en bovendien heb je een tijdslimiet van circa 10 minuten waarbinnen je moet presenteren. Opdracht 5c Bedenk welke onderdelen je wil bespreken in je presentatie en zet deze deelonderwerpen onder elkaar. Er zijn belangrijke verschillen tussen lezers en luisteraars. Als lezer kies je zelf wat je wél leest, wat je overslaat en wat je nog een keer leest. Als luisteraar ben je afhankelijk van hetgeen er gepresenteerd wordt. Dat betekent dat jij als presentator bepaalt wat die luisteraar hoort en je moet ervoor zorgen dat de luisteraar alles in één keer begrijpt. Om dit makkelijker te maken, maak je gebruik van herhalingen: je bepaalt wat het belangrijkste is van je presentatie en komt daar verschillende keren op terug, zodat je zeker weet dat de kern van je presentatie overkomt en blijft hangen bij je publiek. Opdracht 5d Noteer in enkele regels wat de belangrijkste boodschap van jouw presentatie is en waar je dus verschillende keren op terug moet komen.
De opbouw Een goede voordracht is opgebouwd uit drie delen: inleiding, middenstuk en slot. Deze drie delen zijn niet even lang: inleiding en slot zijn korter dan het middenstuk. Bij je voorbereiding hoef je niet in deze volgorde te werken. Je kunt bijv. heel goed eerst bedenken welke mening je in het slot wil geven, vervolgens vaststellen in welke volgorde je in het middenstuk je argumenten gaat presenteren en pas daarna een leuke inleiding maken. Maar welke route je ook kiest, zorg ervoor dat je uiteindelijke voordracht een goede opbouw heeft. Met de indeling inleiding-middenstuk-slot geef je je voordracht een structuur die jou steun biedt bij het opbouwen van je voordracht. En die structuur is ook onmisbaar voor je luisteraar. Meer dan een lezer heeft de luisteraar behoefte aan structuur. Een lezer kan immers vooruit bladeren en terugkijken, een luisteraar niet. Dus is het belangrijk dat jij vertelt wat komen gaat en nu en dan samenvat wat er al geweest is.
5
Zo geef je de voordracht structuur: • Vat zo nu en dan samen • Wijs nu en dan duidelijk vooruit • Herhaal regelmatig • Zeg hetzelfde nog eens met andere woorden • Gebruik signaalwoorden en structurerende zinnen als markering van de deelonderwerpen. Opdracht 5e Je moet er dus voor zorgen dat je presentatie een logisch en doorlopend verhaal is voor de luisteraars. Breng daarom een duidelijke structuur aan in je presentatie: noteer de deelonderwerpen die je bij opdracht 5c hebt gekozen en zet ze in een logische volgorde die je gaat hanteren tijdens je presentatie.
De opening van je presentatie Het is nodig dat het publiek weet dat je gaat beginnen. De aandacht van het publiek moet op het onderwerp gericht worden. Denk maar aan de dirigent: door zijn armen te heffen maakt hij duidelijk te willen beginnen. Het geroezemoes van het publiek verstomt terstond, de aandacht van iedereen gaat naar het podium. Ook jij kunt de aandacht van het publiek dirigeren, door gebruik te maken van een goede aandachtstrekker, die aansluit bij het doel van je toespraak of bij je publiek. Neem niet zomaar iets. Met een goede opening heb je namelijk meteen de aandacht van het publiek op je gevestigd. Het is dus belangrijk om veel aandacht te besteden aan de opening van je presentatie. Je kan kiezen uit drie verschillende soorten openingen: Actuele opening Je sluit aan bij een recente gebeurtenis waarvan je bijna zeker weet dat je publiek er ook van op de hoogte is. Dit kan een krantenbericht zijn, een gebeurtenis die aan bod is gekomen op het nieuws op televisie, etc. Anekdotische opening Je begint met een illustratief verhaal. Dat verhaal kan gebaseerd zijn op iets wat jij zelf of iemand anders hebt meegemaakt, maar het mag ook verzonnen zijn. Geciteerde opening Waarom zelf een geweldige openingszin bedenken als er in het verleden al genoeg wijze uitspraken zijn gedaan? Zoek een citaat van een bekend persoon en leg een link naar het onderwerp van je presentatie. Je kunt ook een heel kort stukje tekst van niet meer dan 1 à 2 alinea’s voorlezen.
Opdracht 6 Openingen Opdracht 6a Noteer nu bij elke opening een voorbeeld dat je zou kunnen gebruiken voor het onderwerp waar jij jouw presentatie over houdt.
6
Opdracht 6b Kies uit de openingen die je bij opdracht 6a hebt genoteerd de beste opening: welke opening trekt het beste de aandacht van het publiek? Noteer dus hoe jij je presentatie wil starten. Het is belangrijk dat je dit onderdeel uitgebreid en goed uitvoert: je opening moet knallen! Als je een ander idee hebt voor de opening van je presentatie dan een actuele, anekdotische of geciteerde opening, dan mag dat alleen in overleg met je docent.
Inleiding Vergeet niet dat de opening slechts een onderdeel is van de inleiding. Hierin moet ook plaats zijn om het onderwerp te introduceren en aan te geven hoe de voordracht in elkaar zit. Opdracht 6c Noteer in steekwoorden de elementen die naast de opening in je inleiding komen te staan. Opdracht 6d Bereid je opening voor. Enkele leerlingen mogen deze voor de klas uitproberen en ontvangen op deze manier vast tips en tops voor hun toets.
De afsluiting van je presentatie Wat je het laatste vertelt, blijft het langst hangen bij het publiek. Daarom is het van belang om ook over de afsluiting van je presentatie goed na te denken. Voor de luisteraar moet aan het eind van de kern al duidelijk worden dat je naar de afsluiting gaat. Geef aan dat je gaat afronden. Geef een duidelijke samenvatting en trek je conclusies. Kom eventueel nog met aansprekende bewijzen, argumenten, voordelen of nadelen. Het is meestal verstandig om de aandacht nog eens op de hoofdgedachte te vestigen. Vraag je bijvoorbeeld af: waar moet mijn publiek nog even over nadenken? Probeer kernachtig en speels te eindigen, waarbij je zo mogelijk terugkomt op de inleiding, bijvoorbeeld door terug te grijpen op het daar gebruikte beeld of anekdote. Bedenk je slotzin net zoals je een pakkende opening hebt bedacht. En gebruik geen clichés als: “Ik stop er nu maar mee…”of: “Dit was het…” of: “Mijn tijd is op dus…” Dat is heel slecht!
Opdracht 7 Bedenk een leuke, originele uitsmijter voor jouw voordracht. Noteer deze en schrijf op in steekwoorden wat je daarnaast als afronding nog wil zeggen.
7
Spreekplan Net zoals we bij het schrijven een betoog gebruik maken van een schrijfplan, maken we bij een presentatie een spreekplan. Hieronder staat een overzicht van een spreekplan. Zoals je ziet, kun je het spreekplan goed gebruiken als spiekbriefje tijdens je voordracht.
Opdracht 8 Maak een spreekplan voor je voordracht, gebruik hiervoor de antwoorden die je bij opdracht 5 t/m 7 hebt gegeven. Lever dit spreekplan in bij je docent.
Het gebruik van hulpmiddelen Je gaat presenteren met behulp van een PowerPoint-presentatie. Voor het houden van een PowerPoint-presentatie gelden een aantal regels: •
Zorg voor een duidelijk leesbare lettergrootte. Een puntgrootte van 24 voor gewone tekst is het minimum. Titels en koppen kunnen in punt 28 of groter gezet worden; houd daarbij rekening met de grootte van het scherm.
•
Gebruik geen sierletters.
•
Vetgedrukte, onderstreepte en cursieve woorden zoveel mogelijk vermijden.
•
Schrijf woorden niet helemaal in hoofdletters.
•
Gebruik geen verschillende lettertypes.
•
Lijn een tekst zoveel mogelijk links uit.
•
Zorg voor voldoende witregels.
•
Denk bij PowerPoint-dia’s aan de kleur van de achtergrond: een lichte achtergrond met donkere letters of een donkere achtergrond met lichte letters.
•
Gebruik geen schreeuwerige kleuren.
•
Gebruik overgangsdia’s om nieuwe deelonderwerpen aan te kondigen.
•
Wees voorzichtig met “toeters en bellen” in PowerPoint. Een enkel geluid kan een verrassend effect hebben, maar teveel geluiden leiden af en gaan irriteren. Voor binnenschietende woorden en plaatjes geldt hetzelfde.
•
Zet niet teveel tekst op een PowerPoint-dia. Een goede stelregel is de “7x7-regel”: maximaal zeven regels van maximaal zeven woorden op een dia.
•
Wissel tekst af met foto’s, grafieken en video’s.
Opdracht 9 Maak een powerpointplan. Dit is min of meer hetzelfde als een spreekplan. Alleen ga je nu uit van je dia’s. Kortom: Dia 1 * Plaatje van.... voor opening Dia 2 * Overzicht van de presentatie voor inleiding.
8
De toets Hieronder staan nog even de belangrijke zaken van de toets op een rij: De voordracht moet aan de volgende eisen voldoen. 1. Het onderwerp van je voordracht moet te maken hebben met het onderwerp van je profielwerkstuk. 2. De voordracht moet 10 minuten duren. 3. Je mag je voordracht ondersteunen met beeld en/of luistermateriaal. Denk na over de volgende punten. 1. Heb je alle materialen geregeld die je nodig hebt? (Denk aan beamer, video/DVD, cdspeler, powerpointpresentatie etc.) Je bent hier zelf verantwoordelijk voor. Je docent kan natuurlijk wel het een en ander reserveren, maar daarmee moet je wel op tijd zijn. 2. Je toets gaat altijd door, dus bedenk wat je doet als blijkt dat je de powerpointpresentatie toch niet helemaal goed opgeslagen hebt en andere problemen.
9