Maandag 15 juli. Naar Banff Het belooft een mooie dag te worden, want we gaan naar de Rockies. Zelfs het weer valt beter uit dan we dachten. In Revelstoke eerst ontbijten. Dat duurde tamelijk lang. De logistiek is toch niet altijd wat we van de Canadezen verwachten. Dat brengt me op het eten van de Amerikanen of Canadezen: dat maakt eigenlijk niet zo veel uit. Het is vrijwel onmogelijk om weinig te eten, want als mens wil je nu eenmaal niets weggooien. De oplossing die wij er voor gevonden hebben is om zoveel mogelijk te delen. Zelfs bij het ontbijt moet je dat dus doen. We bestellen dan 1x fruit en 1x het kleinste ontbijt, dat meestal uit 2 eieren, toast en bacon bestaat. Door alles te delen wat er wordt geserveerd hebben we uiteindelijk beiden ruim voldoende gegeten. Voor lunch en diner volgen we een zelfde aanpak: 1x salade en 1x sandwich of ‘entree’ (dat is hier het hoofdgerecht). Ok, we vertrokken dus uit Revelstoke naar de Rocky Mountains; een route door alleen maar Natuurparken, te beginnen met het Glacier National Park. Aangekomen bij de Rogerpass bleken hotel en restaurant gesloten. Geen koffie dus, maar we waren er inmiddels wèl achter dat we een pass nodig hadden om in de natuurparken te mogen rondkijken en die konden we in het visitor Centre aanschaffen. Overigens hadden we al enkele interessante punten in het park gemist, doordat je op de highway (er is maar 1 weg) een redelijke snelheid houdt, en het niet zo duidelijk was aangegeven. Dat werd later gelukkig beter. In Golden werden we aangenaam verrast: een klein stadje aan de kruising van de Columbia rivier en de Kicking Horse river (tsja). Er was hier gewoon een winkelstraat ( een beetje als in een wild-west film) en een mooie houten wandelbrug. Die is door een groep Duitsers aangelegd, aldus een bejaarde medewerker van de koffiewinkel waar we een echte espresso en cappuccino dronken. Na een rivierwandeling togen we naar het tweede park: Yoho Park. We besloten naar de Takakaw waterval te gaan. Die was zeer de moeite waard. Van grote hoogte stort het water zich hier naar beneden en dat is een mooi gezicht tijdens het happen van een sandwich. Na de waterval en een vergezicht op een spiraal treintunnel, gingen we naar het derde park, Het Banff National Park, om allereerst het Louise Meer te bezoeken. Het ligt er tussen de vele toeristen prachtig bij. Omdat het een Gletsjermeer is, is het water ijskoud en kijk je over het meer naar zijn gletsjer, die vandaag de dag vrij hoog ijs bevat. Dat was voor de opwarming wel anders natuurlijk. We rijden verder door Bannfs Park naar, hoe kan het ook anders, Banff. Ook hier echte winkelstraatjes, met zelfs terrasjes. Er zijn hier veel toeristen, want er zal hier veel te zien zijn.
In Banff hebben we gegeten in de Old Spaghetti Factory. Daar moet je wel op je beurt wachten, maar dan heb je ook wat. Opvallend hoe de mensen geduldig wachten tot ze door de waitress worden opgeroepen. In de Factory kregen we bij de spaghetti en lasagne ook brood, soep, salade en een mini-ijsje toe en koffie. Helaas geen espresso, maar dat was –tegen meerprijs - snel geregeld. Dinsdag 16 juli: Te Banff Vandaag onze eerste autoloze dag na Vancouver. Nou ja, dat wil zeggen dat we geen grote afstanden hebben afgelegd, want zonder auto kom je nergens. Het Voyager Inn hotel is shabby, maar heeft wel grote kamers, terwijl er dit keer een breakfast-voucher bij kregen. Dat bleek alleen te gelden voor de koude tafel en niet voor de warme tafel (eieren, bacon, etc.). Als je daar ook van wilde nemen kostte dat $ 7 pp extra. Dat gaf voor ons een dilemma, want hoe kun je dan een warm en een koud ontbijt delen? We hebben het bij toast met creamcheese, fruit en een minicroissant gehouden. Enfin, we besloten de omgeving te gaan verkennen door te gaan wandelen in de Jonhston Canyon. Gewapend met de wandelstokken gingen we op stap. Om 10:30 was het al heel druk en het pad bleek een geasfalteerde pad dat soms overging in een betonnen “cat-walk” (met stalen railing). Dan liep je even in het ravijn. Zo zijn we via de ‘lower falls’ doorgelopen tot aan de ‘upper-falls’, zo’n 2,9 km vanaf het begin. Heel mooi, maar wel druk. Na de Canyon zijn we Banff verder gaan verkennen. Je hebt er veel winkeltjes en je kunt er leuk wandelen langs Bow River. En alles natuurlijk met die bergen op de achtergrond. We besloten een kijkje te gaan nemen op de Sulphur mountain, daar kun je met een gondel omhoog. Na informatie bleek dat ritje 37$ pp te moeten gaan kosten. Dat vonden we toch iets te gortig voor 8 minuten. Dan maar een duik in de hot-springs, een buitenbad. Helaas bleek het bad niet zo groot en wel zò vol te zijn, dat we ons liever niet tussen het mensenvlees wilden wagen. Ook hier was het uitzicht mooi, maar geen bad dus. Met de auto trokken we er verder op uit een rustiger plekje te zoeken. Het Minnewanka meer leek ons wel wat. Volgens de informatie bevinden zich daar veel beren omdat hier de Buffalo Berries groeien en daar houden ze van. Met die vruchten wordt het berenseizoen als het ware geopend: fietsen mag dan even niet, en
wandelen alleen in groepen van minstens 4 personen en met berenspray paraat. We hebben ons tot het meer beperkt en daarna nog een alpenweitje bezocht waar we door de grondeekhoorns werden verwelkomd. Deze korte afstandsdag hebben we besloten met eten in Tony Roma’s. Alweer zo’n groot en gezellig vol restaurant. Veel publiek betekent vaak goed eten, en dat was ook zo. Vooral de salade met gegrilde perzik en kip was bijzonder èn goed. Tenslotte iets over het autorijden. Dat gaat net zoals in de USA uiterst gedisciplineerd. Op de highway naar Banff (2x2 rijstroken dus) mag je niet harder dan 90km/h. De meesten gaan een tikkie harder, maar boven de 100 komen ze niet. Met zo’n automaat is het dan wel heel relaxed rijden en kijk dan niet vreemd op als je door zo’n grote trucker wordt ingehaald. Ook in het stadje gaat het heel rustig toe, maar daar heeft iedereen goede zin, want vakantie. Woensdag 17 juli: Naar Jasper en onze eerste beer Vandaag de tocht de tochten, want we gaan dwars door de Rockies over de Icefield Parkway. Net nadat we die weg opgingen kregen we een 100% controle op onze park pass. Die zat al op de voorruit, dus we konden zo doorrijden. Het landschap is overweldigend, maar je moet toch de stops maken om de mooie plekjes te zien en er is zoveel, dat je moet zorgen niet in tijdnood te komen. De eerste stop was bij Lake Herbert. Het staat bekend als een spiegelmeer. En inderdaad, de gletsjers laten er zich goed in reflecteren. Even later togen we naar Bow lake met een lodge getiteld: Num-Ti-Jah Lodge. We kochten er lange koffie, terwijl ze er (hoe vreemd) geen amerikaanse muntjes accepteerden. De serveerster moest het iedere keer opnieuw uitleggen aan haar klanten. De volgende stop was Bow summit. Een viewpoint (Peytolake) waarvoor je een kleine km over een bomenrijk pad omhoog moest. Wat ons betreft: Het uitzicht van de dag. Je zag een gletsjer die uitliep op een meer (Peyto lake). Het meer ging over in een rivier (Mistaya), die je in een stil, groen dal zag weglopen (sprookje). Die rivier kwamen we later weer tegen in de Mistaya Canyon, waar het water onstuimig kolkte door de rotsen. Ook mooi. Toen we uit het dal naar de Sunwapta pas reden, zagen we de Mistaya nòg een keer.
Het was al rond half drie voordat we bij de Columbia Icefields aankwamen. Nu zegt het woord icefield meer dan we zagen, want je zou natuurlijk overal sneeuw en ijs verwachten. Niets is minder waar: Overal hoge toppen, dat wel, maar niet zoveel sneeuw. Je zit hier ook nauwelijks boven de boomgrens. De afstand tussen sneeuw en bomen is hier veel kleiner. Dat komt omdat we hier maar op 2500-3000m zitten, terwijl de global warming hier ook huishoudt. In de winter valt hier dermate veel sneeuw (10m), dat dit voldoende druk oplevert op 3 meter ijs te creëren. Ze spreken hier dan van een AA gletsjer. In de Columbia Icefields zijn er wel drie toppen die de 3000m halen en dat is voldoende om de gletsjer te handhaven. Ons uitje bestond eruit, dat we met een bus en daarna met een grote bandenbus het ijs van de Athabasca gletsjer opgingen. De ijslaag is hier een paar honderd meter dik. Een Ier, die we eerder tegenkwamen was erg teleurgesteld in de gletsjer, omdat hij zo geslonken was. Toen hij hem 20 jaar geleden had gezien, kwam het ijs tot aan de weg ; nu hield het zo’n twee honderd meter hoger al op. Dat moet destijds dus een nog spectaculairder gezicht zijn geweest dan nu. Eenmaal op de gletsjer, was het natuurlijk steenkoud. Het ijs en de koude bergwind deden hun werk, maar het blijft spectaculair. Om halfvijf gingen we door naar Jasper; nog zo’n dikke 100km verder noordwaarts. Puf om te stoppen hadden we nauwelijks meer, totdat we een paar km voor Jasper in een heuse file terecht kwamen. Zodra een toerist hier een beer signaleert, staat hij op de rem, parkeert zijn auto aan de kant en wenkt alle andere weggebruikers om te stoppen. Dat gebeurt dan massaal, terwijl de inmiddels gearriveerde parkwacht nog enige orde in de chaos probeert te scheppen. We zijn voorzichtig langs de auto’s gereden en jawel, er stiefelde een grijze (grizzly) beer door de bomen. Daarmee hebben we nu ook onze berendoop gehad. Toen we bij het hotel aankwamen, vertelde we onze beer-ervaring. De employee (een Pool) had pas twee caps, terwijl de andere er 22 had. Jasper is een veel kleiner en dus knusser plaatsje dan het toeristische Banff. Hier geen verkeerslichten en wel een kamer (lodge) met uitzicht op de Rockies. Het is hier wat ruiger en gemoedelijker. Dat merk je ook in het Olivia Bistro Restaurant. Het klonk erg frans, maar je kunt er van alles eten. We kozen voor een Very Berrie Salad (sla met bessen), gegrilde Lamskoteletjes en gefrituurde Kalimari’s. Allemaal prima klaargemaakt en met smaak gegeten onder het genot van een witte Canadese Chardonnay (wijn is overigens wel erg duur hier). Als toetje Baklava bij de koffie. Hoezo Bistrot.
Donderdag 18 juli: te Jasper Alweer een rustdag. Het weer zou bewolkt zijn, en de zon zou schijnen tussen 1100 en 1300uur. We waren laat en het ontbijt stond alleen als buffet aangekondigd, maar je kon ook á la carte doen, en dat was veel leuker: het is aardbei en kersenseizoen, dus (naast een eitje en toast) lekker smullen van een groot bord vers fruit. We togen naar een meer: het Maligne Lake. Het ligt er prachtig bij en de weg er naar toe (en vooral terug) is mooi. Harder dan 60km/h mag niet, want er zijn weer wilde beesten te verwachten. Na een heerlijk uurtje op een bankje aan het meer, was het nog steeds mooi weer, dus besloten we dat we ook nog wel een wandeling konden gaan maken in de Maligne Canyon. Onderweg kwamen we in een opstopping terecht: weer een BEEST. In dit geval een Elk (bij ons een Wapiti). Dat blijkt een heel groot hert met idem gewei. We raakten even verstrikt in alle benamingen. Het gaat als volgt: Een Moose is bij ons een Eland en een Caribou is bij ons een Rendier of Reindeer (met dank aan Wiki). We hebben even een praatje gemaakt met de parkrangers. Ze kennen hun pappenheimers. Onze Elk heette Arthur en hij was nu heel rustig, maar in voorgaande jaren was dat wel eens anders geweest. Volgens mij hebben ze GPS trackers aan boord (??), zodat ze precies weten wanneer hun dieren op de highways ronddolen. De Maligne Canyon was mooi. De rivier spuit en kolkt door smalle spleten om uiteindelijk in de Athabasca uit te stromen. We zijn over het ruiterpad teruggelopen. Toen, en ook later, geen beren meer op de weg. Iets over internet. In alle hotels is internet (Wifi dus) gratis. Soms kun je er snelheid bijkopen, maar voor onze emails is het voldoende. Zelfs deze verslagen van 1Mb krijgen we er mee weg. Het inloggen is zeer gevarieerd. Echter, er is altijd een code nodig, die of via een webpage wordt ingelezen of via een WEP wachtwoord gaat. Soms gaat het per PC of Ipod. Dat lijkt veiliger, maar ik vertrouw sinds Prism geen enkele verbinding meer. Vanavond in een Italiaan gegeten. En belangrijk, dit keer weer echte koffie: Espresso (one shot) met tiramisu (op zijn Canadees: met veel room)