vbo-analyse
Focus Conjunctuur
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
Juni 2014
47% II
aantal sectoren dat uitgaat van een verbetering van de economische activiteit in de komende zes maanden
48% II
antal sectoren dat meent dat a de tewerkstelling zal afnemen in de komende zes maanden
28% II
aantal sectoren dat verwacht dat de investeringen zullen toenemen in de komende zes maanden
10,6% II
nog resterende kloof tussen de toegevoegde waarde gecreëerd in de industrie en het precrisisniveau
21,6% II
toename van de loonkosten per eenheid product in België sinds 2005 tegenover 12,3% in Duitsland
10,2% II
nog resterende kloof tussen het niveau van de investeringen en het hoogtepunt vlak vóór de crisis
1,3% II
verwachte economische groei in 2014
-1,8% II
verloop van de netto-job creatie in de marktsector sinds het derde kwartaal van 2008
II H et herstel van de
Belgische economie zet zich door, maar het groeipotentieel blijft
te laag
II Er worden netto amper jobs gecreëerd in de marktsector
II In de afgelopen jaren is onze concurrentiekracht
verslechterd
II De de-industrialisatie
voltrekt zich bij
II D e investeringen trekken
ons sterker dan in andere landen
maar niet aan
II Prioriteiten voor de komende legislatuur: versterk de
concurrentiekracht, creëer een aantrekkelijk investeringsklimaat en verminder de kosten van de overheid en de vergrijzing
I. Internationale context Wereldeconomie herstelt maar zeer moeizaam
Het groeitempo lijkt zich te stabiliseren op een structureel lager niveau
België is een kleine, open economie. Onze groei hangt dan ook sterk af van hoe de wereldeconomie, en in het bijzonder de eurozone, presteert. Volgens de laatste voorspellingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zal de wereldeconomie dit jaar met 3,6% groeien. Volgend jaar wordt zelfs een groei van 3,9% verwacht. Dit is duidelijk een verbetering ten opzichte van 2013, toen de groei slechts 3% bedroeg. Anderzijds zien we dat we nog steeds ver verwijderd zijn van de mooie groeicijfers vóór het uitbreken van de crisis, toen de wereldoutput met maar liefst meer dan 5% per jaar toenam. Een belangrijke verklaring voor deze vertraging is China. Van de Chinese economie wordt dit en volgend jaar nog steeds verwacht dat ze met meer dan 7% zal groeien, maar in vergelijking met de groeicijfers van meer dan 10% in de jaren voorafgaand aan de crisis, kunnen we toch van een trendbreuk spreken. Met andere woorden, de wereldeconomie trekt wel opnieuw wat aan, maar dit herstel voltrekt zich slechts zeer geleidelijk. Bovendien lijkt het groeitempo zich te stabiliseren op een structureel lager niveau.
Herstel in de eurozone blijft fragiel In de eurozone zien we een gelijkaardig scenario. Sinds het tweede kwartaal van 2013 heeft de eurozone de recessie achter zich
gelaten. Ook hier verloopt het economisch herstel evenwel bijzonder moeizaam. Zowel in het laatste kwartaal van 2013 als in het eerste kwartaal van 2014 werd er slechts een groei van 0,2% op kwartaalbasis geboekt. In landen zoals Nederland, Italië, Finland en Portugal werd er in het eerste kwartaal van 2014 zelfs opnieuw een krimp in de welvaart geregistreerd. Ook in Frankrijk stagneerde de groei, terwijl hij in Duitsland met maar liefst 0,8% toenam. Niettegenstaande deze ietwat teleurstellende cijfers, is de verwachting toch dat het herstel in de eurozone zich in de komende maanden zal voortzetten. Volgens de laatste voorspellingen van de Europese Commissie zullen zelfs landen zoals Griekenland, Portugal, Spanje en Italië, die toch bijzonder zwaar door de crisis zijn getroffen, dit jaar opnieuw met een economische groei aanknopen. En zonder nieuwe verrassingen zou deze groei in 2015 zelfs ietwat moeten kunnen versnellen. Maar, net als voor de wereldeconomie, blijft de kloof tussen de huidige groeicijfers en deze vóór het uitbreken van de crisis bijzonder hoog.
II. Belgische economie: stand van zaken en verwachtingen Herstel zet zich door, maar op een laag groeitempo De lichte verbetering in het internationale klimaat – en in het bijzonder de sterke prestatie van Duitsland – is zichtbaar in de Belgische groeicijfers.
Grafiek 1 - Economische activiteit in de komende 6 maanden 60%
50%
Ah: autohandel; Bo: bouw; Ce: cement; Ch: chemie; En: energie; G: grafisch; Ha: handel; Ho: hout; I: interim; ICT: ict; K: kleding; M: milieu beheer; Mat: materials technology; P: papierfabrikanten; Prod: production technology & mechatronics; S: staal; T: textiel; TSS: transport solution systems; V: voeding
V 40%
TSS
30%
20%
10%
0%
G
T
Prod
S
P
Ho
Mat
Ch
M
ICT
K
I
En
Ha
Ce
Ah
Bo
Daling
Stabiel
Stijging
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
4
Het is niet omdat het economische herstel zich langzaam maar zeker doorzet, dat alles in orde is met de Belgische economie. Een aandachtspunt blijft ontegensprekelijk onze concurrentiekracht. Zo zien we bijvoorbeeld – en niettegenstaande dat er opnieuw sprake is van een lichte groei in de laatste drie kwartalen – dat de toegevoegde waarde gegenereerd in de industrie, een sector die sterk aan internationale concurrentie blootstaat, nog steeds zo’n 10% onder het hoogtepunt van vóór de crisis noteert (grafiek 2). België doet het hiermee slechter dan verschillende andere Europese landen zoals Duitsland en Nederland. Ook andere indicatoren bevestigen dat onze concurrentie kracht in de afgelopen jaren is verzwakt. Voorbeelden hiervan zijn onze handelsbalans die al zes jaar in het rood noteert, het verlies aan marktaandelen dat zich bij ons sterker doorzet dan in andere landen, onze aantrek kelijkheid voor buitenlandse investeerders die onder druk staat,… Op basis van de jongste voorspellingen lijken we er zeer recent in geslaagd om de achteruitgang van onze competitiviteit een halt toe te roepen. Zo zullen bijvoorbeeld onze loonkosten per eenheid product dit jaar iets trager evolueren dan in onze buurlanden en sommige andere
Grafiek 2 - Toegevoegde waarde (hoogtepunt vóór de crisis = 100; Bron: NBB) 110
105
100
95
90
Dienstverlening aan bedrijven
4
3
Q 13
2
Q 13
20
Niet-marktsector
20
1
Q
20
13
4
Q
13
20
Q
3 20
12
Q
2 20
12
1
Q
20
12
4
Q
12
20
3
Q
Q
11
11
20
1
2 Q
11
20
20
4
Q
11
20
3
Handel, vervoer, horeca
Q
10
20
Q
2 20
10
Q
1 20
10
Q
4 20
10
Q
3 20
09
2
Q 09
1
Q 09
20
Bouw
20
4
Q
Q
09
20
08
3
Industrie
20
2
Q 08
Q 20
Q 08
20
08
1
85
20
Onze concurrentiekracht is in de afgelopen jaren verzwakt
Concurrentiekracht onder druk
In het derde en vierde kwartaal van 2013 groeide de Belgische economie bijvoorbeeld telkens met 0,3% op kwartaalbasis. In het eerste kwartaal van 2014 versnelde dit zelfs tot 0,4%. Ook het vertrouwen, zowel van de consument als van de ondernemers, is sinds een jaar opwaarts gericht, ook al is hier zeer recent wel een einde aan gekomen en blijft het aantal pessimisten hoger uitvallen dan het aantal optimisten. De sectorfederaties die het VBO in zijn halfjaarlijkse conjunctuur enquête heeft ondervraagd, verwachten dat dit geleidelijk herstel van onze economie zich in de komende zes maanden zal voortzetten (grafiek 1). Zo’n 47% van de sectoren gaat immers uit van een toename van de economische activiteit in de komende zes maanden. Dit is iets minder dan het resultaat (53%) in de conjunctuurenquête van zes maanden geleden, maar nog steeds relatief hoog in vergelijking met de afgelopen zeven jaar. Zo’n 40% van de sectoren verwacht een stabilisering in de komende zes maanden. Wanneer we rekening houden met alle bovenstaande elementen, dan verwachten we dat in de rest van 2014 het huidige, bescheiden groeitempo zal aanhouden en dat de uiteindelijke groei voor dit jaar zal uitkomen op 1,3%.
Andere
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
5
Grafiek 3 - LoonkostEN per eenheid product (2005 = 100; Bron: AMECO) 125
120
115
110
105
100
95
2005
2006
2007
2008 FR
Europese landen. Het zijn vooral de reële loonblokkering en de lage indexering die hiertoe bijdragen. Niettegenstaande dit kleine
2009
2010
2011
DE
NL
BE
2012
2013
2014
lichtpuntje blijft het probleem evenwel acuut: sinds 2005 stegen de loonkosten per eenheid product in België immers met maar liefst 21,6%
Is er een gevaar voor deflatie of niet? Eén vraag die vandaag centraal staat in het economische debat, is of er een gevaar op deflatie (d.w.z. een algemene vermindering van de prijzen) bestaat of niet? Een langdurige periode van deflatie zou immers bijzonder schadelijk zijn voor onze economie. Eén gevolg hiervan zou bijvoorbeeld zijn dat consumenten sommige aankopen zullen uitstellen (omdat men verwacht dat deze producten of diensten in de toekomst goedkoper zullen worden). Een tweede gevolg is dat schuldenaars hun schuldenlast zullen zien toenemen. Door de negatieve inflatie zullen ze hoogstwaarschijnlijk hun inkomen zien afnemen, terwijl hun schuld onveranderd blijft. Hierdoor zullen de maandelijkse schuldaflossingen steeds zwaarder te dragen vallen, wat zal wegen op de consumptie. Ten slotte zullen ook bedrijven hun investeringen uitstellen (of zelfs annuleren), omdat door de toename van de reële rente de kosten van financiering verhogen. Kortom, deflatie kan de economie in een neerwaartse spiraal brengen. Vandaag wordt de eurozone in zijn geheel nog niet met deflatie geconfronteerd: in april 2014 kwam de inflatie bijvoorbeeld uit op 0,7%. Ook de kerninflatie – die een betere maatstaf vormt om het risico op deflatie in te schatten omdat ze geen rekening houdt met het vaak volatiele verloop van de energie- en voedingsprijzen – bedroeg nog 1%. In België kwamen deze cijfers uit op respectievelijk 0,9% en 1,8%. In bepaalde landen zoals Griekenland, Spanje en Portugal was de kerninflatie echter wel nagenoeg gelijk aan 0% (of zelfs negatief). Dit is een gevolg van het zware, maar noodzakelijke herstelbeleid (i.e. sanering van de overheidsfinanciën, versterking van de concurrentiekracht,…) dat in deze landen wordt gevoerd. Voor de Europese Centrale Bank komt het er nu op aan om deze ontwikkelingen zeer nauwgezet te blijven opvolgen. Een verhoging van haar beleidsrente is zeker niet aan de orde. Een verdere verlaging kan daarentegen helpen. Daarnaast moet ze ervoor zorgen dat haar soepele rentebeleid zich ook in alle lidstaten vertaalt in lagere rentevoeten voor gezinnen en ondernemingen. Dit is enkel mogelijk als de inspanningen om het Europese bankensysteem – en dan zeker in de huidige probleemlanden – terug gezond te maken, worden voortgezet. Anderzijds kunnen de oplossingen ook niet enkel van de Europese Centrale Bank komen. Ook de lidstaten zullen hun structurele hervormingen moeten voortzetten, zodat het groeipotentieel van de economie wordt opgekrikt.
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
6
tegenover 12,3% in Duitsland, 17,2% in Frankrijk, 17,7% in Nederland en 14,9% voor het gemiddelde van de eurozone (grafiek 3).
Investeringen blijven ondermaats Een tweede aandachtspunt is het lage niveau van de investeringen. Ook zij bevinden zich bijvoorbeeld nog steeds zo’n 10% onder het hoogtepunt van vóór de crisis, ook al is er sinds het tweede kwartaal van 2013 wel opnieuw een lichte stijging merkbaar. Volgens de sectorfederaties zal deze licht stijgende trend zich in de komende zes maanden voortzetten (grafiek 4). Zo’n 28% meent dat de investeringen in hun sector zullen stijgen, terwijl 56% uitgaat van een stabilisering. Rationalisering (d.w.z. kostenverlagingen en efficiëntieverbeteringen) blijft de voornaamste reden om te investeren gevolgd door innovatie, uitbreiding en vervanging. Het nog steeds relatief geringe belang van uitbreidingsinvesteringen kan onder andere verklaard worden door de bezettingsgraad van het productievermogen, die zich op een relatief laag niveau blijft bevinden. Vandaag noteert deze bijvoorbeeld op 79,1%, wat ongeveer overeenkomt met het langetermijngemiddelde.
Arbeidsmarkt houdt stand Wanneer we naar de tewerkstelling kijken, dan zien we dat deze, na een krimp te hebben gekend gedurende de eerste helft van 2013, in de tweede helft van 2013 terug opwaarts gericht was. Eind 2013 bevond de tewerkstelling zich zelfs terug zo’n 2% boven het hoogtepunt vlak vóór het uitbreken van de crisis. Voor de komende zes maanden zijn de federaties evenwel minder optimistisch gestemd (grafiek 5). Zo denkt bijvoorbeeld slechts 10% dat de tewerkstelling in hun sector in de komende zes maanden zal toenemen. Het feit dat de uitzendsector hierbij is, is evenwel een goed teken, omdat deze meestal als een voorlopende indicator voor het verdere verloop op de arbeidsmarkt wordt gezien. Zo’n 42% van de federaties gaat daarentegen uit van een stabilisering en zelfs 48% meent dat de tewerkstelling in hun sector in de komende zes maanden (verder) zal afnemen. In deze laatste groep bevinden zich verschillende industriële sectoren evenals de bouwsector.
Grafiek 4 - Investeringen in de komende 6 maanden 60%
P 50% G M
40%
En Ch
30%
ICT
V
I
T
TSS
Ha
S
Ce
Ah
Prod
20%
10%
Ho 0%
Daling
Bo
Mat
Stabiel
Stijging
Ah: autohandel; Bo: bouw; Ce: cement; Ch: chemie; En: energie; G: grafisch; Ha: handel; Ho: hout; I: interim; ICT: ict; K: kleding; M: milieubeheer; Mat: materials technology; P: papierfabrikanten; Prod: production technology & mechatronics; S: staal; T: textiel; TSS: transport solution systems; V: voeding
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
7
Grafiek 5 - Werkgelegenheid in de komende 6 maanden 50% 45%
TSS
40%
S
T
35%
Prod
M
P
En
Mat
Ch
30% 25% 20%
K
Ho
G
V
Ce
Ha
ICT
Bo
Ah
I
Daling
Stabiel
Stijging
15% 10% 5% 0%
Ah: autohandel; Bo: bouw; Ce: cement; Ch: chemie; En: energie; G: grafisch; Ha: handel; Ho: hout; I: interim; ICT: ict; K: kleding; M: milieubeheer; Mat: materials technology; P: papierfabrikanten; Prod: production technology & mechatronics; S: staal; T: textiel; TSS: transport solution systems; V: voeding
Nagenoeg alle netto-jobcreatie in de niet-marktsector
de afgelopen vijf jaar niet in de marktsector, maar wel in de niet-marktsector (bv. gezondheidszorg, dienstencheques, publieke administratie en onderwijs,…) plaatsvond (grafiek 6). In de marktdiensten kwamen er over deze periode netto wel jobs bij, maar deze waren niet voldoende om het verlies aan jobs in de industrie (-11,7% sinds het derde kwartaal van 2008), en gedurende de afgelopen twee jaar ook in de bouwsector, te compenseren.
Op het eerste gezicht lijkt er dus een spanningsveld te bestaan tussen, enerzijds, de vaststelling dat de arbeidsmarkt de crisis goed heeft weerstaan en, anderzijds, de relatief pessimistische inschatting van de federaties over de tewerkstelling in hun sector. De verklaring hiervoor is evenwel dat nagenoeg alle netto-jobcreatie gedurende
Grafiek 6 - Tewerkstelling (2008-III = 100; Bron: NBB) 110
105
100
95
90
Marktsector
Marktdiensten
-IV
-II I
13
13 20
20
-I
-II
13
13 20
-IV
12
20
20
20
12
-II I
-II
-I
12 20
-IV
12
20
-II I
11 20
20
11
-II
-I
11 20
-IV
11
20
-II I
10
10 20
Bouw
20
-I
-II
10
10 20
-IV
09
Industrie
20
20
-II 20
09
-II I
-I
09
09
20
20
-II I 08
08 20
20
-IV
85
Niet-marktsector
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
8
Het is duidelijk dat dit niet houdbaar is. De jobs in de niet-marktsector moeten immers volledig of gedeeltelijk gefinancierd worden door de overheid. Als we echt meer mensen aan het werk willen krijgen, dan zullen er dus ook in de marktsector netto meer jobs moeten bijkomen.
De deindustrialisatie voltrekt zich bij ons sterker dan in andere landen
Balans: er bestaan verschillende structurele uitdagingen Algemeen kunnen we dus besluiten dat de Belgische economie het zeker niet slecht heeft gedaan tijdens de crisis: zowel onze welvaart als de tewerkstelling hielden vaak beter stand dan in andere Europese landen. We zien ook dat we sinds de tweede helft van 2013 het economisch herstel hebben ingezet. De verwachting is dat dit zich in de komende maanden zal voortzetten, ook al leert de ervaring wel dat dit hoogstwaarschijnlijk met horten en stoten zal gepaard gaan. Anderzijds zijn er ook tal van knipperlichten die branden. Zo is er wel een herstel, maar ligt ons groeipotentieel veel te laag. Dit is o.a. te wijten aan onze concurrentiekracht die in de afgelopen jaren is verslechterd. Ook de de-industrialisatie voltrekt zich bij ons sterker dan in andere landen zoals Duitsland of Nederland. De investeringen lijken, na meer dan vijf jaar crisis, ook maar niet toe te nemen. En nagenoeg de volledige nettojobcreatie vindt plaats in de niet-marktsector i.p.v. in de marktsector.
III. Welke economische strategie voor de komende vijf jaar? Waar moet het over gaan? Nu de verkiezingen achter ons liggen en er een unieke opportuniteit bestaat om gedurende vijf jaar ongestoord te regeren, is het opportuun om zich af te vragen welke economische strategie er tijdens de volgende legislatuur moet worden gevolgd. Moeten de lonen en uitkeringen sterker stijgen, zodat de consumptie van de gezinnen wordt gestimuleerd? Of moet er daarentegen worden ingezet op het
versterken van onze concurrentiekracht en op het meer aantrekkelijk maken van België voor (buitenlandse) investeerders? En hoe verhoudt zich dit met de noodzaak om de begroting terug op orde te brengen? Het antwoord op deze – en andere – vragen zal bepalen of ons land in staat is om zijn groeipotentieel op te krikken of dat we daarentegen in de komende vijf jaar zullen geconfronteerd worden met een verder afkalvende groei en oplopende spanningen in onze samenleving.
Versterk de concurrentiekracht Wanneer de budgettaire middelen schaars zijn, moet er een keuze worden gemaakt met betrekking tot hoe deze zullen worden ingezet. Hier bestaan in feite twee visies over. Volgens de eerste visie moeten ze gebruikt worden om de nettolonen van de werknemers en de uitkeringen te verhogen. Dit zal, volgens deze redenering, de consumptie van de gezinnen – en dus ook de economische groei – opkrikken. Volgens de tweede visie die in deze publicatie wordt verdedigd, vormt dit echter geen duurzame strategie voor de kleine, open economie die we zijn. Hier zijn verschillende redenen voor. Ten eerste zal een belangrijk deel van de extra consumptie te wijten aan de koopkrachtverhoging weglekken naar het buitenland. Cijfers van de OESO tonen bijvoorbeeld aan dat maar liefst 40% van de consumptie van de gezinnen haar oorsprong vindt in het buitenland. Ten tweede zal ook onze concurrentiekracht niet wezenlijk verbeteren (mogelijk zelfs verder verslechteren). Nochtans hangt zeer veel van onze welvaart en van onze tewerkstelling (ongeveer 50% van de jobs in de marktsector volgens de OESO) hier van af. Het positieve effect van de koopkrachtinjectie zal dus hoogstwaarschijnlijk slechts van korte duur zijn. Hiermee zullen we er niet in slagen om een positieve spiraal op gang te brengen. Met een versterking van onze concurrentiekracht zal dit wel het geval zijn. Op korte termijn kan dit mogelijk ietwat op onze groei wegen, maar zodra de economische machine terug op gang komt, zullen er meer jobs en koopkracht bijkomen.
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
9
Economische impact
Grafiek 7 - Economische impact volgens strategische visie
t
t+1
t+2
t+3
t+4
t+5
t+6
t+7
t+8
t+9
t+10
Jaren Visie 1
En dit, in tegenstelling tot de eerste visie, op een duurzame manier (grafiek 7)!
Verminder de kosten van de overheid en de vergrijzing Verschillende maatregelen zijn nodig om de concurrentiekracht van de Belgische economie te versterken. Allereerst zijn er de maatregelen die niets hoeven te kosten. Voorbeelden zijn het hervormen van ons indexsysteem en de wet van ’96 betreffende het concurrentie vermogen, de invoering van een energienorm, het garanderen van stabiliteit op fiscaal vlak (o.a. wat betreft het behoud van de notionele interestaftrek), het verminderen van de administratieve rompslomp,… Ten tweede zullen ook de patronale bijdragen drastisch en op een lineaire manier moeten worden verlaagd. Als men vasthoudt aan het realiseren van een begrotingsoverschot tegen 2016, dan zal deze lastenverlaging vermoedelijk pas tijdens de tweede helft van de legislatuur
Visie 2
in gang kunnen worden gezet. Dit is niet wenselijk, omdat het competitiviteitsprobleem acuut is en een competitiviteitsschok nodig is om onze economische groei en de creatie van jobs naar een hoger niveau te tillen. Daarom kan men best al vanaf dag 1 de lasten op arbeid beginnen verminderen en de Europese Commissie proberen overtuigen om de resterende budgettaire inspanning over een iets langere periode uit te spreiden (met bovendien een focus op het besparen in de overheidsuitgaven en niet op het verder verhogen van de belastingen). Opdat dit laatste enige kans op slagen zou hebben, zijn er evenwel meer verregaande hervormingen in ons pensioen- en ons gezondheidszorgstelsel evenals op het niveau van de arbeidsmarkt noodzakelijk. Hiermee zullen immers de kosten van de vergrijzing op een structurele manier worden verminderd, waardoor het snel bereiken van een begrotingsoverschot iets minder urgent wordt.
Herstel zet zich door, maar groeipotentieel is te laag
I
10