Herfsteditie • 2008
••
laat je niet pakken nodig deken In de herfst vliegen de wilde ganzen naar warmere landen. Onderweg rusten ze vaak uit op een akker of in een wei en eten wat. Maar de ganzen hebben niet in de gaten dat aan de rand van het stuk land de vos in zijn hol slaapt. De kinderen zijn de ganzen en één speler is de vos. Aan het eind van de speelzaal slaapt de vos (onder de deken) in zijn hol. Maar als die domme ganzen lucht krijgen van de vos, gaan ze hem plagen. De kinderen komen steeds dichter bij de vos en roepen: 'Vos, wakker worden!' Opeens gooit de vos zijn deken af en holt achter de vluchtende ganzen aan. Aan het eind van de speelruimte is een lijn en als het de ganzen lukt hier achter te komen, mag de vos hen niet meer aantikken. Wie het eerst aangetikt wordt moet de volgende ronde vos zijn.
Spinnenjacht
•
vang de vlieg nodig bal van schuimrubber aan touw of elastiek Ook spinnen horen bij de herfst. En spinnen eten vliegen. De kinderen staan in een kring. Zij zijn de spinnenkinderen. In het midden staat de moederspin met de bal. Deze bal is een vlieg.
Sla de ballon
Heksenbos
••
niet met je handen Een spel dat met vijf tot zes personen gespeeld kan worden. nodig sterk, niet te dik touw; voor iedere speler een ceintuur; 1 ballon; oude tennisbal Iedere speler draagt een ceintuur en hier wordt aan de voorzijde een stuk touw van ongeveer twee meter vastgemaakt. De uiteinden van die touwen worden in het midden samengeknoopt. Alle spelers zitten nu met hun samengebonden touwen aan elkaar vast. Aan een kort stuk touw wordt de oude tennisbal bevestigd. Het touw met de bal wordt vastgemaakt aan het knooppunt waar de touwen van de spelers samenkomen. De tennisbal moet als de touwen strak staan zo'n tien centimeter boven de grond zweven. De spelers vormen dus een kring en in het midden ligt de opgeblazen ballon. Op een teken van de leiding moeten de spelers bewegend met hun middel, via de strakke touwen, proberen met de zwevende tennisbal de ballon buiten hun kring te slaan. De touwen mogen niet met de handen aangeraakt worden. Oefenen vooraf kan geen kwaad, maar samenwerken is belangrijker. variatie Jongere kinderen kunnen dit spel ook met zijn tweeën spelen. In plaats van de touwen kan in dat geval met een stok, waaraan het touw met de tennisbal hangt, gespeeld worden.
tiener
•
wat waaien die takken De kinderen vormen twee groepen. Eén groep spelers is heks; de andere groep spelers gaat voor boom spelen. Want er is iets geks gebeurd. De heksen moeten op reis naar de andere kant van het bos. Ze dachten natuurlijk met hun heksenbezem over de bomen te kunnen vliegen, maar bij het uitspreken van de toverspreuken ging er iets mis. Want nu zijn de heksen zelf zo stijf als een bezemsteel. Alleen hun voeten en de stijve benen bewegen als ze op pad gaan door het bos. De andere spelers staan door het lokaal verspreid (niet te ver van elkaar) en zij zijn de bomen. Maar juist als de heksen aan hun tocht beginnen, steekt er een storm op. De boomspelers mogen met hun bovenlijf en armen heen en weer bewegen, maar hun voeten moeten als wortels in de grond blijven staan. Hoe komen die stijve heksen, die alleen hun voeten mogen bewegen, nu aan de andere kant van het bos als die bomen zo met hun kruinen en takken heen en weer gaan? Wordt een heks aangeraakt, dan moet die terug naar het begin van het bos. Na het eerste spel worden de rollen omgedraaid en veranderen de bomen in heksen en de heksen in bomen.
Wat glinstert daar? zoek de munt • nodig een blinkend muntstuk; zaklampen voor alle spelers De kinderen staan met hun gedoofde zaklampen kriskras door het vertrek opgesteld. Een speler met de munt staat in het midden. Dan gaan opeens de lichten uit en moet het heel stil worden. Want de speler in het midden gooit zijn munt weg en de andere spelers moeten goed luisteren waar dat muntstuk terechtkomt. Zodra de middenspeler 'Ja!' roept mogen de zaklampen aan en moeten de andere spelers proberen om met hun lichtstraal de munt op te sporen. Wie de munt vindt mag de volgende ronde de middenspeler zijn.
Redactie Fabiënne Houben, Sandra Stultiens, Gé Jenniskens, Leo Janissen en Léon Hoenen Tekenwerk BertvanderMeij Vormgeving Creatieve Communicatie O’Berg Druk Bongers Media Productie Kelpen
•
wat hoort bij elkaar? nodig groot doek; voorwerpen die bij elkaar horen; eventueel blinddoek Het doek wordt op de vloer uitgespreid en onder het doek worden bij elkaar horende voorwerpen of dingen verstopt. Bijvoorbeeld een kopje en schoteltje, een eierdop en een gekookt ei, een dennenappel en stuk tak, een pannetje en een deksel, een voetbal en een voetbalschoen, een slijper en een potlood of een doosje lucifers en een kaars. De kinderen komen om beurten het vertrek binnen en zoeken tastend naar combinaties van de voorwerpen onder het doek. Ze moeten dus van de bovenkant het doek betasten en mogen er niet onder kijken. Wie de meeste combinaties weet te raden wordt natuurlijk winnaar. variatie Kleuters mogen bij dit tastspel onder het doek voelen en krijgen eventueel een blinddoek voor gebonden.
•
De SamenSpelenKrant is een vervolg op het SamenSpelenBoek en voor vrijwilligers van Jong Nederland Limburg de opvolger van het magazine Idee/Ratel. Dit ‘nul-nummer’ is een ‘pilot-exemplaar’ en wordt verspreid in een oplage van 5000 exemplaren. Jong Nederland Limburg wil deze krant 4 keer per jaar laten verschijnen en daarmee een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het ‘spelen’ met ‘georganiseerde’ kinder- en tienergroepen. Kijk voor informatie over abonnementen en het SamenSpelenBoek op www.jongnederlandlimburg.nl
De moederspin gooit om beurten met de vlieg in de richting van een spinnenkind. Welke spin weet de meeste vliegen te vangen?
Zoek de combinatie
kind
Vangen of pakken
••
onthoud je nummer nodig bal De kinderen staan in een grote kring. Elke speler krijgt een nummer en moet dat onthouden. Eén speler met de bal staat midden in de kring en roept drie willekeurige nummers. Hierop gooit de middenspeler de bal hoog in de lucht en moeten de spelers van de afgeroepen nummers deze proberen te vangen of op de grond te pakken. Wie de bal te pakken krijgt mag vervolgens midden in de kring. variatie Is nummers onthouden te moeilijk voor de kleuters, dan kunnen ze elkaars voornamen afroepen.
Uitgave Jong Nederland Limburg Marijkelaan 11a, 6074 AP Melick telefoon 0475 52 00 20 fax 52 00 70 www.jongnederlandlimburg.nl
SamenSpelenKrant 00
Slapende vos
• jonge kind •
• jonge kind •
kind
•
tiener
spel actief
Rappe eekhoorntjes
•
breng de noten naar het hol nodig bank; emmer; kleine ballen Herfst is de tijd dat de eekhoorntjes hun nootjes voor de winter verzamelen. De kinderen gaan deze behendige beestjes naspelen. Afhankelijk van de grootte van de groep worden één of meerdere banken klaar gezet. Plaats achter iedere bank een emmer; dit is het holletje van de eekhoorn. Vervolgens krijgen de spelers een bal. Deze bal is een noot en al rollend over de bank, moeten de eekhoorntjes proberen de bal in de emmer te krijgen. Rolt de bal echter opzij van de bank op de grond, dan moet de speler stoppen en achter in de rij aansluiten. Alle spelers mogen drie keer proberen hun noot in het holletje te krijgen.
Mik binnen de kring
••
tegen de stam mag ook nodig eikels of kleine dennenappels Trek rond de stam van een boom met een stok een cirkel op de grond. De kinderen hebben per persoon tien eikels of kleine dennenappels verzameld. Van een afstand van 5 meter moeten ze proberen zoveel mogelijk eikels binnen de cirkel te mikken. Bij oudere kinderen de afstand groter maken. Via de stam van de boom in de cirkel gooien mag ook.
Kleiner en kleiner
••
pas op, niet bewegen nodig krijt of schilderstape De leiding verdeelt de kinderen in twee groepen. Afhankelijk van de grootte van de groep wordt op de vloer met krijt of schilderstape een cirkel aangebracht. Eén groep moet vervolgens in die cirkel plaatsnemen. Terwijl de andere groep langzaam tot tien telt, mogen de spelers in de cirkel niet bewegen. Hierna wordt een kleinere cirkel gemaakt en ook hierin moeten de spelers tien tellen roerloos blijven staan. De cirkels worden kleiner en kleiner en de spelers staan op het laatst als haringen in een ton op elkaar gepakt. Hoe lang gaat dit goed? Bij de volgende ronde is de andere groep aan de beurt. De groep die in de meeste cirkels roerloos op elkaar gepropt stil kan blijven staan, wordt dus kampioen.
Zeg het met gebaren
•
oei, best moeilijk nodig lijst met De spelleiding wijst één speler aan die voor de groep gaat staan. Hij krijgt een lijstje met vragen, die aan de andere spelers gesteld worden. De antwoorden mogen alleen met gebaren en mimiek uitgedrukt worden.Voorbeelden van vragen kunnen zijn: • Welk is jouw favoriete muziekinstrument? • Wat neem je zeker mee op vakantie? • Wat is jouw lievelingseten? • Wat is jouw grootste hobby? • Welke is jouw favoriete sport? • Wat wil je later worden? • Wat eet je lievelingsdier? • Hoe eet je je lievelingsfruit? • Hoe melk je een koe? • Wat doe je in je vrije tijd?
Grijp de dief
••
wees op je hoede nodig 5 stoelen; mobiele telefoon Het is druk in het warenhuis. De kinderen lopen allemaal door elkaar heen in de grote speelruimte.Voor en achter in het vertrek staan twee stoelen, met een tussenruimte van anderhalve meter, met de leuningen naar elkaar toe. Dit zijn de toegangsdeuren van het warenhuis. Alle spelers op twee na krijgen een kaartje waarop 'klant' staat. Eén speler krijgt een kaartje met de tekst 'dief' en één speler een kaartje waarop 'politie' staat geschreven. De spelers moeten hun kaartjes lezen en aan de spelleiding terug geven. Ze mogen niet verklappen wat op hun kaartje staat. In het midden van het vertrek staat een stoel waarop de mobiele telefoon ligt.Terwijl iedereen druk door elkaar loopt, grist de dief opeens de telefoon weg en holt naar een van de deuren. De politie zet onmiddellijk de achtervolging in. Alle andere klanten moeten stijf van schrik op hun plaats blijven staan. Lukt het de politie om de dief te pakken voordat deze door de deur verdwijnt? Voor het volgende spel worden de kaartjes opnieuw uitgedeeld.
Help de robot
•
links, rechts, links, rechts nodig 2 kartonnen dozen; viltstift; 4 stoelen; schilderstape Teken met de viltstift op de dozen de ogen, neus en mond van een robot. De kinderen vormen twee teams. Met de tape wordt voor ieder team een startlijn aangebracht.Tien meter achter iedere startlijn staat een stoel en weer tien meter verder nog een stoel. De eerste twee spelers van iedere groep komen aan de startlijn. Eén speler is de robot en krijgt de doos over zijn hoofd. De andere speler is zijn hulpje. Na het beginsignaal gaan de robotten op weg naar de eerste stoel die ze aan de linkerkant moeten passeren. De hulp moet achter de robot aanlopen en met tikken op de schouder aangeven of die links of rechts moet aanhouden. Bij de tweede stoel moet de robot om de stoel heen lopen (meerdere tikken op dezelfde schouder betekent met een bocht terug lopen) en terug naar de eerste stoel, die nu aan de rechterkant gepasseerd moet worden. Welke robot is als eerste bij de startlijn terug? Hierna kunnen de volgende tweetallen van start gaan.
Roeken en raven
••
welke zijn de rapste? nodig krijt of schilderstape Trek met krijt of schilderstape twee lijnen met een tussenruimte van twee meter.Tien meter aan weerszijden van deze lijnen komen de eindlijnen. De kinderen worden in twee groepen verdeeld, de roeken en de raven. De teams nemen ieder aan de buitenkant van de middenlijnen plaats. De spelleider roept willekeurig 'roeken!' en 'raven!' door elkaar. Bij 'roeken' moeten de spelers van deze groep proberen de spelers van de andere groep aan te tikken voordat ze veilig achter de eindlijn zijn. Bij 'raven' dus omgekeerd. De snelste vogels blijven over. Bij de tweede ronde moeten de roeken en raven vóór ieder commando op hun knieën gaan zitten, opspringen, weghollen of aanvallen. Bij de derde ronde zitten ze op hun bibs en bij de laatste ronde moeten ze zelfs plat op de vloer gaan liggen. Zorg dat je snel op de been bent.
Cirkeltrefbal
•
spring-in-'t-veld nodig krijt of schilderstape; bal Trek met krijt of schilderstape een grote cirkel op de vloer. Alle spelers op één na, staan in de cirkel. Die ene speler neemt de bal en probeert de spelers in de cirkel af te gooien. Wordt iemand in de cirkel geraakt, dan moet hij buiten de cirkel en moet de speler met de bal gaan assisteren met afgooien. Dit gaat net zo lang door, tot zich niemand meer in de cirkel bevindt. Een spring-in-'tveld is bij dit spel in het voordeel.
Wat is afval?
•
geef je ogen de kost nodig pennen; papier; plastic tassen De kinderen vormen groepjes van drie personen. Ieder groepje krijgt een vel papier en schrijft hierop aan de linkerzijde van boven naar beneden alle letters van het alfabet. Vervolgens krijgt iedere groep een plastic boodschappentas en de opdracht om binnen een half uur zoveel mogelijk verschillende soorten afval te verzamelen. Dat kunnen blikjes, verpakkingen, karton of papier zijn, maar ook schillen van aardappels, appels of sinaasappels. Het afval moet op de alfabetlijst genoteerd worden. Het team dat binnen een half uur de meeste soorten afval weet te verzamelen, is winnaar.
Smokkelaars op pad
••
om gouden en zilveren ballen nodig tennisballen; 4 emmers; lint; zilverpapier; goudpapier Kies een langwerpig, niet te groot stuk bos en vorm drie groepen spelers. Bij oudere kinderen kies je een groter perceel. Twee groepen smokkelaars en een groep met vangers. De spelers van de ene groep smokkelaars krijgen alle tennisballen die met goudpapier omwikkeld zijn en de andere spelers krijgen ballen die in zilverpapier zijn gedraaid. Aan twee kanten van het bos staat een emmer. De groep met de gouden ballen moet proberen om hun ballen in de emmer aan de overzijde te krijgen. En de groep met de zilveren ballen moet naar de emmer aan de andere kant. In het midden van het bos is een strook van vijf meter breed afgezet met lint, waarin zich de vangers bevinden. Hier staan ook twee emmers voor de ballen die de vangers weten te bemachtigen. De smokkelaars moeten door het afgezette gebied heen. Worden ze hier door een van de vangers getikt, dan moeten ze hun bal afgeven. Wie heeft na afloop van het spel de meeste gouden en zilveren ballen? De vangers of de smokkelaars?
Snelheid en vangen
•
punt als tegenpartij mist nodig bal; stevig touw Afhankelijk van het aantal spelers wordt een lang en smal speelveld uitgezet. Trek aan weerszijden van de denkbeeldige middenlijn op zo'n vijf meter afstand tussenlijnen, waar de spelers niet in mogen komen. De kinderen vormen twee teams, die verspreid op hun speelhelft moeten gaan staan. Ze mogen niet van hun plaats. De spelleider gooit de eerste bal in het veld. Telkens als de bal wordt opgevangen door een speler, mag deze drie stappen naar voren doen en de bal naar de tegenpartij gooien. Deze regel geldt het hele spel door. Wordt de bal echter niet gevangen, dan moet de bal worden terug gegooid naar de tegenpartij die hiermee één punt verdient. Een kwestie van snel vangen dus. variatie Om te voorkomen dat veel 'lage worpen' het spel te moeilijk maken, kan in het midden een touw gespannen worden waar de spelers overheen moeten gooien.
Sprekende voeten
•
verboden te praten nodig De kinderen zitten in een kring op de vloer. Iedere speler moet zijn rechtervoet over de linkervoet van de buurman plaatsen; de zool moet daarbij vlak de vloer raken. De spelleider wijst nu één speler aan die moet beginnen. Eén klopje met die rechtervoet van een speler op de vloer betekent dat de rechterbuurman verder moet gaan; twee klopjes met de rechtervoet betekent dat de linkerbuurman verder moet gaan; drie klopjes betekent
• jonge kind •
Wie kan goed mikken?
•
pingpongballetjes gooien nodig 3 pingpongballetjes; 5 eierdozen; 50 witte ronde stickers; viltstift Met een balletje op nummers gooien is een geliefd spel voor kinderen. Knip of snij de bodems van vijf eierdozen en plaats die in de lengte achter elkaar. De cijfers van 1 tot en met 50 kunnen op de stickers geschreven worden en in de putjes geplakt. De hoogste punten achteraan. Trek op twee meter afstand de werplijn. Om beurten gooien de spelers ieder drie pingpongballetjes.
Balcapriolen
•
zigzag-, kruis- en boogballen nodig 2 ballen De kinderen vormen twee teams. Met een tussenruimte van twee meter staan ze in twee rijen met het gezicht naar elkaar toe. Iedere speler moet een speler van het andere team recht tegenover zich hebben. Gestart wordt met één bal. De eerste speler in een rij gooit deze bal naar de speler aan de overkant. Deze speler gooit de bal naar de nummer twee in de rij tegenover hem. En zo verder. Aan het eind van de rij gekomen moet de bal op dezelfde wijze terug gegooid worden. Hierna gooit de eerste speler de bal schuin naar de tweede speler in de rij tegenover zich en die weer schuin naar de nummer drie in de rij aan de overkant. Telkens wordt nu dus één speler overgeslagen. Op dezelfde zigzagwijze moet de bal terug gegooid worden. Hierna wordt dezelfde zigzagmethode van gooien gebruikt, maar nu met twee ballen gelijktijdig. Hierdoor ontstaan telkens kruisballen met dus grote kans dat de ballen tegen elkaar botsen. variatie De zigzag- en kruisballen kunnen ook gegooid worden als boogbal. Dus met een sierlijke boog door de lucht moet een bal precies in de handen van de andere speler terechtkomen.
Ga op geluiden af
••
verzamel de tien kleuren nodig zaklampen; dekens; papier; viltstiften Een typisch buitenspel voor een donkere avond in het najaar. Van de kinderen krijgen tien spelers een kaartje met de naam van een dier dat ze moeten nabootsen. Bijvoorbeeld een uil, een koekoek, een houtduif, een kraai, een wolf, een hond, een kat; een koe; een kikker of een schaap. Ook hebben deze tien spelers allen een deken bij zich en ieder een andere kleur viltstift. Zodra ze zich in een bepaald stuk bos verstopt hebben onder hun deken, wachten ze op het beginsignaal. De overige kinderen vormen tweetallen en gaan met een zaklamp en een blanco vel papier op zoek naar de verborgen spelers. Om beurten moeten de verstopte spelers met een tussentijd van een minuut, het afgesproken dierengeluid laten horen. Daarvoor moeten ze hun hoofd even onder hun deken uitsteken, om het geluid goed door het donkere bos te laten klinken. De tweetallen die op de dierengeluiden afgaan, krijgen bij ontdekking van de verstopte personen telkens met de viltstift een bolletje op hun papier geplaatst. Na een half uur als het eindsignaal klinkt, worden de bolletjes in verschillende kleuren opgeteld.
Zoek combinaties?
•
Jan Klaassen en … nodig voorwerpen waartussen een verband bestaat De kinderen hebben allemaal van huis uit voorwerpen meegebracht, waartussen een verband moet bestaan. Bijvoorbeeld: een tennisracket en een tennisbal, een kopje en een schoteltje, een potloodslijper en een potlood, pen en papier, mes en vork, hark en schoffel, vogelkooi en vogelzaad, Bert- en Ernie-poppen, een fritessnijder en een aardappel, een voetbal en een voetbalschoen, tandborstel en tandpasta, pet en das in dezelfde kleur, fietsenpomp en fietsenband, een kamer-
plant en een gietertje of een kaars en lucifers. De kinderen vormen twee groepen. De ene groep verstopt de voorwerpen in het lokaal of rond het gebouw en de andere groep moet zoeken. Na een half uur of drie kwartier worden de rollen omgedraaid en moeten de zoekers de voorwerpen verstoppen. Wie van de groepen heeft binnen de gestelde tijd de meeste combinaties gevonden?
Laat maar knallen
•
steeds moeilijker nodig 8 pionnen; plastic zakjes; 2 zitbanken zonder leuningen; 2 emmers; 2 hoepels De kinderen vormen twee teams. De spelers van de twee groepen stellen zich achter elkaar op. Op vijf meter afstand staan de banken in de lengte van de rijen. Dertig meter verder staan de emmers en achter de emmers liggen de plastic zakjes. Op een signaal rennen de eerste spelers van beide rijen naar de banken, hollen over de zittingen naar de emmers. Ze nemen beide een plastic zakje, blazen dat op en laten het knallen. Hierna wordt het kapot geblazen zakje in de emmer gegooid en hollen de spelers terug om de nummers twee aan te tikken, die vervolgens op pad gaan. Welk team is het snelste? Bij de tweede ronde ligt achter de bank een hoepel, waar de spelers op de heen- en terugweg door heen moet kruipen. De derde ronde is wel de moeilijkste, want nu moeten de spelers over de bank, dóór de hoepel en slalommen tussen de vier pionnen die dan tussen de hoepel en de emmer staan opgesteld.
Klem de ballonnen
••
hoe lang gaat dit goed? nodig ballonnen Een grappig spel voor aan het eind van een spellenmiddag. Want alle kinderen moeten een ballon zo dik mogelijk opblazen en dichtknopen. Nu gaan alle deelnemers vlak achter elkaar in een cirkel lopen en tussen de spelers worden de ballonnen geklemd. Die ballonnen mogen onder het lopen dus niet met de handen aangeraakt worden, want de handen leg je tijdens het lopen op de schouders van je voorganger. Het is dus zaak om allemaal in hetzelfde tempo te lopen, anders floept die ballon op de grond. Hoe lang gaat dit goed?
Speel emoties
•
verplaats je in situaties De tieners gaan bedreigende situaties naspelen en bootsen de daarbij behorende emoties na. De bedoeling is dat de spelers zich door middel van dit spel gemakkelijker kunnen verplaatsen in de gevoelens en gedachten van een ander en daarbij te letten op de lichaamstaal. Een vrijwilliger gaat midden in de kring spelers staan. De overige spelers bespreken vooraf hoe en waarvan ze de vrijwilliger gaan beschuldigen. Er moet voor gewaakt worden dat er geen discriminerende aantijgingen gemaakt worden, die quasi bij het spel horen. Stel dat de persoon in het midden van dierenmishandeling wordt beschuldigd. De spelers uit de kring komen met gebalde vuisten, gesperde ogen en 'Gemene dierenbeul!' roepend steeds dichterbij. De speler in de kring moet hierop met toenemend gespeelde angst reageren, door in elkaar te duiken, angstig te kijken of zijn armen over het hoofd te leggen, terwijl hij op de hurken zakt. In de groep bespreken de tieners hierna de reacties. Speelde de vrijwilliger de rol goed? Had in de groep van bedreigers niet iemand de persoon in het midden in bescherming moeten nemen? Onderwerpen als winkeldiefstal, een verkeersovertreding, criminaliteit of een medische misser kunnen nagespeeld en besproken worden.
•
Als een stormram
•
tiener
een, twee…hop! nodig matras De tieners staan in twee rijen met het gezicht naar elkaar toe gekeerd. De spelers nemen de handen van de spelers aan de overzijde boven de polsen stevig vast. Een speler die als stormram fungeert, neemt een aanloop en wordt opgevangen door de rij armen. Onder het roepen van 'Een, twee…hop!' wordt de stormram van voren naar achter over de rij armen vooruit 'gewipt'. De spelers aan het begin kunnen, zodra de stormram voorbij is, naar achteren hollen en daar opnieuw aansluiten bij de rij. Helemaal aan het eind van de stormbaan ligt een matras op de vloer waar de 'stormram' veilig op kan landen. Let op dat het spel niet te wild wordt en veiligheidsaspecten in acht worden genomen.
Dringen geblazen
••
er kan nog meer bij nodig schilderstape Baken met schilderstape een vierkant op de vloer af; bijvoorbeeld met de afmetingen van een vierkante meter. Iedereen moet proberen met zoveel mogelijk mensen binnen deze lijnen 'overeind' te blijven. Een kwestie van goed samenwerken, want er mag geen voet of hand buiten de lijnen steun zoeken. Wel is het toegestaan om met één voet binnen de lijnen te steunen en de andere voet op te trekken. Ook kunnen de tieners bij een andere speler binnen het vierkant op de rug springen. Heeft iedereen zijn plaats ingenomen, dan moeten de spelers proberen dit dertig seconden vol te houden. variatie Twee gelijke groepen gaan proberen in twee kleine vierkanten zoveel mogelijk spelers van hun groep samen te brengen. Welke groep weet het beste samen te werken?
Breek het web niet
•
een kleurrijk dradenspel nodig strengen garen in diverse kleuren; stoelen De tieners krijgen ieder een streng garen, liefst in verschillende kleuren. Hiervan moet iedereen een stevige en mooi ronde bol draaien. Vervolgens gaat iedereen zitten op in een kring geplaatste stoelen. Het uiteinde van het garen vasthoudend, rolt een speler de bol over de vloer naar een andere willekeurige speler. Deze moet de draad beetpakken en de bol verder rollen. Op deze manier kunnen dus meerdere bollen tegelijk binnen de kring heen en weer rollen. Op den duur ontstaat op deze manier een kleurrijk web van draden. De spelers moeten vervolgens dat web van draden strak houden en naar buiten gaan. Eerst bijvoorbeeld nog een hindernis van stoelen en tafels bij de uitgang nemen. Dan met het web over een drukke winkelpromenade, over een parkeerplaats met auto's of door een bos. Wel alert zijn op gevaarlijke situaties in verband met het verkeer. Hoe lang blijft het kleurrijke web intact?
spel actief
dat de tweede speler aan de rechterzijde moet verder gaan en vier klopjes met de voet houdt in dat de tweede speler aan linkerkant het moet overnemen. De tikkende voeten spreken dus duidelijke taal. De monden mogen alleen open gaan om te lachen.
kind
• jonge kind •
kind
creatief actief
Stemmige herfst
•
tiener
Je eigen lampion
••
versier de de ruimte nodig herfstbladeren; niet te dun papier in de kleuren bruin en rood; potlood; prikpen; prikmatje; doorzichtige kleurfolie rood en donkerblauw; knutsellijm; schaar; touw; nietapparaat Ga met de kinderen naar buiten en zoek mooie herfstbladeren die nog niet volkomen dor zijn. Terug binnen worden de bladeren op gekleurd papier gelegd en de omtrek met een potlood nagetrokken. Vervolgens wordt de bladvorm met de prikpen op het matje uitgeprikt. Aan de achterzijde van het papier met de uitgeprikte bladvorm wordt met de knutsellijm de gekleurde folie geplakt. Vervolgens dit 'bladvenster' mooi vierkant uitknippen en samen met de eerder uitgeprikte herfstbladeren aan een touw nieten, dat door de ruimte is gespannen. Wanneer het licht door de folie schijnt ontstaat in de ruimte een gezellige herfststemming.
Zwevende kruisspinnen
•
kijken de ogen je aan? nodig luciferdoosjes; zwartglanzend papier; vlechtrepen van zwart papier; zilverpapier; schaar; knutsellijm; dunne nylondraad Spinnen en spinnenwebben horen bij de herfst. De kinderen gaan kruisspinnen knutselen die bewegend aan het plafond hangen. En als het licht op de zilverige ogen weerkaatst, is het alsof de spinnen je aankijken. De lege luciferdoosjes worden met het zwarte papier beplakt. Twee smalle stroken zilverpapier worden kruisgewijs op de bovenzijde van het doosje geplakt; dit is de rug van de kruisspin. Twee rondjes zilverpapier en kleinere rondjes zwart papier vormen de ogen en pupillen, terwijl een ovaal geknipt stukje zilverpapier de spinnenmond wordt. Vier doormidden geknipte vlechtrepen worden de acht poten; de stroken worden gevouwen tot harmonicaplooi en vóór, achter en opzij van het lijf vastgeplakt. Nu een stuk nylondraad door gaatjes in het midden van de boven- en onderzijde van het spinnenlijf en ze kunnen worden ophangen. Als je er onderdoor loopt of de deuren staan open, zullen de kruisspinnen aan hun draadjes bewegen.
Grappige bolspinnen
•
alsof ze zo weglopen nodig piepschuim balletjes; zwarte en witte plakkaatverf; zwarte pijpenvegers De bolspin is een fantasieproduct. De kinderen verven eerst de piepschuim balletjes zwart. Zodra de verf droog is kunnen van witte verf twee ovaalvormige (in staande vorm) ogen op ieder balletje geschilderd worden. Naderhand iets onder het midden van ieder oog, in de vorm van een dikke punt, de pupillen aanbrengen. Knip vier pijpenragers doormidden voor de pootjes. Die worden in het midden rechthoekig gebogen. Het uiteinde van de pootjes een klein beetje naar buiten buigen. De andere kant wordt in de piepschuim gestoken, aan iedere zijde vier. De bolspin is gereed en je zou zweren dat ze dadelijk wegloopt.
Spookgestalten
••
in allerlei modellen nodig papieren zakdoekjes Kleuters scheuren graag. Van papieren zakdoekjes kunnen ze spookgestalten in allerlei vormen maken. Eerst de omtrek. Omdat papieren zakdoekjes rafelig zijn, krijgt die omtrek iets 'wazigs', zeker tegen een donkere achtergrond. Het scheuren dient voorzichtig te gebeuren. De spoken kunnen met gespreide armen, met opgestoken armen of zonder armen gemodelleerd worden. Mond en ogen zijn heel precies werk, dat de leiding even zal moeten voordoen. Laat zien hoe een spook met open mond kan schreeuwen, met vertrokken mond angst uitstralen en omlaag getrokken of opwaartse mondhoeken boos of vrolijk kan kijken. Op een zwart papier geplakt komen de witte spoken het best tot hun recht.
Een vrolijke herfstslinger
•
sfeerlicht in het donker nodig ballonnen; behangplak; gekleurd transparant papier; ronde kom; zwart crêpepapier; schaar; knutsellijm; naald; lampionlichtje op batterij; nylondraad; korte stok Blaas de ballon op en leg een knoop in de hals. Plaats de ballon in de ronde kom en de kinderen bestrijken die met het plaksel. Plak hierop stukken transparant papier. Op deze manier drie lagen over elkaar plakken, waarbij de hals van de ballon aan de bovenkant vrij blijft. Hierna moet het papier drogen. Eenmaal droog knip je uit het zwarte crêpepapier kleine vierkante stukjes. Deze verfrommel je tot propjes. Met de lijm breng je op de beplakte ballon van deze propjes een afbeelding aan. Bijvoorbeeld een molen, een gezicht of een boom. Daarna wordt met een naald de ballon lek gestoken en de lege ballon uit het omhulsel gehaald. Voorzichtig gaatjes prikken of boren links en rechts van het gat. Hierdoor wordt de nylondraad gestoken, die dan aan een stokje wordt bevestigd. Vanwege de brandveiligheid met een hangend lichtje op batterij van binnenuit de ballon verlichten. Is dat niet gezellig, je eigen verlichte lampion?
Kleuren en figuren
•
wat kun je met kammen? nodig wit of gekleurd tekenpapier; behangplaksel; vingerverf; 3 plastic bakjes; 3 eetlepels; 3 kammen, van fijn tot grof Voor deze kunstzinnige activiteit starten de kinderen met het volgens aanwijzingen op de verpakking aanmaken van behangplaksel. In drie bakjes wordt vervolgens enkele lepels met plaksel gedaan. Hierna komen in ieder bakje dezelfde hoeveelheden verschillende kleuren vingerverf. Met de lepels hierna de kleuren en de plaksel door elkaar roeren en vervolgens wordt met de lepel van deze kleurenplaksel op witte of gekleurde vellen tekenpapier een kleine hoeveelheid (of naar keuze meerdere kleuren van deze mix) aangebracht. Tot slot vormen de kinderen met een kam naar keuze van de kleurenplak figuren op het papier. Goed laten drogen en bekijk dan het mooie effect.
Schilderij van bladeren
••
knippen en sjabloneren nodig herfstbladeren in verschillende vormen; stevig papier; tekenpapier; potlood; schaar; waskrijt; kleurpotloden; draad; wasknijpers De kinderen zoeken ieder apart een aantal verschillende herfstbladeren. Deze moeten niet te dor zijn. De bladeren plat drukken op het papier en de omtrek met het potlood natekenen. Zorg dat er voldoende onderlinge afstand is tussen de bladeren. Hierna de bladeren uitknippen. Bewaar zowel het herfstblad, de uitgeknipte papieren bladen als de sjablonen. Nu de sjablonen op het tekenpapier leggen en de ondergrond met waskrijt, of verschillende kleuren per blad, inkleuren. De uitgeknipte bladeren kunnen de kinderen met kleurpotloden van herfsttinten voorzien. Tot slot kunnen het echte herfstblad, het met waskrijt gesjabloneerde blad en het met kleurpotloden gekleurde blad, met wasknijpers aan draden door de ruimte gehangen worden. Wat een gezellige herfstsfeer.
•
vrouwtje, mannetje of vogel nodig herfstbladeren in allerlei soorten en maten; oude kranten; dik papier in diverse kleuren, bij voorkeur op A4-formaat; scharen; hobbylijm De kinderen zoeken vooraf naar zoveel mogelijk verschillende herfstbladeren. Deze worden tussen oude kranten te drogen gelegd. Omdat de bladeren later geplakt worden, dienen ze goed vlak te zijn. Een oud tapijt (of misschien een omgekeerde tafel) over de kranten met de bladeren geeft het beste resultaat. Bij de volgende bijeenkomst kunnen de kinderen aan de slag. Ze krijgen allen twee vellen papier: één dient als achtergrond en één als passe-partout; zelf uitsnijden of met hulp van de leiding. De kinderen kunnen zelf een kleurencombinatie uitzoeken. Als de passe-partout op de achtergrond is geplakt, kan met de diverse modellen grote en kleine bladeren figuren in het schilderijtje geplakt worden. Bijvoorbeeld een vrouwtje, een mannetje of een vogel.
Rood met witte stippen
•
onder een grote paddenstoel nodig tuinparasol met voet; rood en wit crêpepapier; doorzichtig plakband; dun touw; nietapparaat Klap de parasol uit en bespan de bovenzijde met stroken rood crêpepapier die aan elkaar worden geplakt. De kinderen knippen tien tot twaalf kleine rondjes van wit crêpepapier met een doorsnee van 15 cm. Eén rondje wordt op de parasoldop geplakt en de rest verspreid over de parasol. Knoop aan twee of vier baleinen stukken touw vast en plaats de versierde paddenstoel in de voet van de parasol. De parasolstok en voet kunnen eveneens met wit crêpepapier beplakt worden. Vanaf de paddenstoel de touwen op twee of vier plaatsen in het vertrek vastmaken. Aan deze touwen kunnen de kinderen herfstbladeren of uit papier geknipte en geverfde bladeren met nietjes bevestigen. Een herfstig middelpunt in de ruimte.
Expositie over herfst
Bladeren en najaar
••
lachende eikels en bladeren nodig dun karton; viltstiften; scharen; dun touw; nietapparaat De leiding heeft voorbeelden van een eikel in een dop en een herfstblad klaar liggen voor de kinderen. Het is de bedoeling om op de omgekeerde eikel met dop (hoedje) een gezicht te tekenen. De kinderen ontvangen allen een stuk karton en tekenen hierop twee keer de eikel na met een lachende mond en ogen. Datzelfde gebeurt met de bladeren. Hierna uitknippen en kleuren. Tenslotte worden alle werkstukken aan een touw vastgeniet en je hebt een vrolijke herfstslinger.
••
donker, regen en kou nodig tafels; paraplu; laarzen; regenkleding Om de herfst in het speellokaal nog meer te benadrukken, kan er ook een complete herfsthoek gemaakt worden. Ga met de kinderen de bossen in en verzamel allerlei herfstmateriaal, zoals eikels, doppen van eikels, kastanjes, kastanjebolsters, beukennootje, dennenappels, mos, herfstbladeren of zwammen op een stuk boomschors. Pluk geen paddenstoelen in het bos, koop liever een bakje champignons in een winkel. Terug in het speellokaal laat de leiding de kinderen vertellen over de herfst. Stel vragen over het weer. Hebben regen, vroeg donker en kou iets met de herfst te maken? Vervolgens wordt van het materiaal uit het bos en van de champignons een mooie najaarsexpositie gemaakt op de tafels. De in het mos gestoken champignons, de open geklapte paraplu, de laarzen, de regenkleding en de werkstukjes van de vorige activiteit zorgen voor een sprekend beeld van het natte jaargetijde.
Thema herfst
•
praten en rollenspel De kinderen gaan door middel van een rollenspel bomen naspelen. Vragen die ze moeten beantwoorden kunnen zijn: • Wat gebeurt er met de bladeren van de meeste bomen in de herfst? • In de zomer zijn de meeste bladeren groen; welke kleur hebben ze in de herfst?
• jonge kind •
Korte herfstgedichtjes
•
probeer eens een haiku nodig gelinieerd papier; pennen De leiding praat over de mogelijkheid om de herfst ook in gedichtjes tot leven te brengen. Bijvoorbeeld in de vorm van haiku's; een versvorm die van oorsprong uit Japan afkomstig is. Bij die haiku's staat de natuur meestal centraal. Het gedicht bestaat uit drie rijmloze regels, met achtereenvolgens 5, 7 en 5 lettergrepen. Bijvoorbeeld: De herfst is al koud Bui-ten waait de har-de wind Bin-nen is het warm Samen met de kinderen een eenvoudig boekje met haiku's samenstellen geeft hen het gevoel dichters in de dop te zijn.
Herfst in beeld
•
kunstenaars op locatie nodig schetsboeken; potloden; viltstiften Laat eens een kunstenaar of amateur-kunstenaar komen vertellen hoe je de herfst in een tekening kunt vastleggen. Hierna gaan de kinderen met de kunstenaar naar het park, naar een straat met verkleurde najaarsbomen of naar een plein met een grote boom. Hier laat de kunstenaar zien hoe ruwweg een schets van de locatie ontstaat. Natuurlijk willen de kinderen dit nadoen. Deel de schetsvellen en potloden uit, eventueel stukken stevig karton als ondergrond. Zijn de ruwe schetsen gereed, dan gaat het gezelschap naar de ruimte waar de kunstenaar laat zien hoe de tekeningen kunnen worden ingekleurd. De artiesten in de dop voltooien dan hun eerste echte kunstwerk.
'Ikzelf in de regen'
••
hoe laat je wind zien? nodig schetsboeken; potloden; kleurstiften Bij herfst horen wind en regen. De kinderen gaan met tekenpapier, potloden en kleurstiften aan de slag om zichzelf in hun eigen straat te tekenen, terwijl ze door de regen lopen. Misschien met laarzen, regencape of paraplu. Hoe teken je regen en laat je zien dat er een (stevige) wind waait? In ieder geval kunnen de kinderen naderhand thuis hun tekening laten zien met de woorden: 'Kijk, dat ben ikzelf in de regen.'
Herfstmobile
•
draaien en bewegen maar nodig touw; draad; voorwerpen uit een herfstbos Met takken, bladeren, eikels, kastanjes, mos en kleine dennenappels kunnen de kinderen een mooie herfstmobile maken. Om te beginnen moeten ze een middelgrote tak zoeken. Deze tak wordt aan twee zijden met touw opgehangen. Aan deze tak kan de herfstmobile ronddraaien. Met draad en takjes wordt de mobile 'opgebouwd'. Het is altijd een kwestie van evenwicht zoeken tussen de verschillende voorwerpen die je gebruikt. Een middelgrote dennenappel, eventueel opgevuld met mos, aan één kant van de tak, vraagt natuurlijk om een gelijksoortig tegengewicht. Dat kan in de vorm van een 'hulpmobile' zijn, waar-
aan bladeren en meerdere kleine voorwerpen hangen. Hoe meer 'hulpmobiles' je kunt ophangen, des te langer en fraaier wordt je herfstmobile. Zeker als je mobile gaat draaien en bewegen.
Cadeaukaart
•
een mooi aandenken nodig stevig papier of dun karton; schaar; waskrijtjes; papier; bladeren; lijm; lint De kinderen zoeken buiten naar een blad met mooie nerven. Dit blad wordt onder een vel papier gelegd, met de nerven naar boven. Vervolgens met een waskrijtje over het papier wrijven, zodat er een gekleurde afdruk van het blad verschijnt. Knip dit uit, knoop het lint in een mooie strik om het steeltje van het blad. Uit het stevige papier of dunne karton wordt een vierkant op briefkaartformaat geknipt. Hierop wordt het uitgeknipte blad met strik met de lijm vastgeplakt. Een mooie kaart om aan een cadeau te hangen of als kaart met de groeten of een wens in enveloppe naar een bekende te versturen.
Tijdcapsules
••
voorwerpen van deze tijd nodig weckglas met deksel, metalen beugel en rubberen ring; allerlei voorwerpen van deze tijd De kinderen gaan thuis of bij familie op zoek naar typische voorwerpen van deze tijd. Bijvoorbeeld: een krantenknipsel, een reclamefolder, een postzegel, een DVD, muntgeld of een kassabon. Vorm groepen en iedere groep krijgt een weckglas. Schrijf per groep iets over de materialen die je verzameld hebt, je woonplaats, de datum en het jaar waarin dit historisch gebeuren plaatsvindt. Stop dit briefje met de materialen van de groep in het weckglas. De groepen sluiten de weckglazen en graven dan hun 'tijdcapsules' op een speciale plaats in de grond voor toekomstige generaties. Wat zullen de mensen over ongeveer 500 jaar grote ogen opzetten als ze deze glazen pot met inhoud vinden.
Je eigen voetbalveld
••
knots niet met je hoofd nodig grote doos; schaar; plakkaatverf; viltstiften; rietjes; pingpongballetjes Groepjes van vier kinderen gaan aan de slag om van een grote doos een voetbalveld te maken. De bodem van de doos moet glad zijn en de opstaande randen ongeveer 10 centimeter hoog. Aan de twee korte zijden wordt in de rand een doel uitgeknipt. Het veld kan met groene plakkaatverf van 'gras' worden voorzien en met witte verf worden de middencirkel en eventuele andere strepen aangebracht. Met de kleurstiften kunnen op de zijwanden tribunes en reclameborden worden aangebracht. Twee tweetallen, met voor elke speler een rietje, gaan tegen elkaar spelen. Het pingpongballetje op de middenstip is de bal. Spelen maar! Let wel op dat je niet met je hoofden tegen elkaar botst.
Bladerlijst
•
best origineel nodig grote gedroogde bladeren; schaar; tekenpapier; lijm; draad; dun touw; witte pen; stuk tak; een of meerdere foto's van personen De bladeren worden vooraf gedroogd. Dit kan het beste tussen onbedrukt krantenpapier waarop iets zwaars is gelegd;
of tussen de pagina's van een oud, dik telefoonboek. De kinderen gaan nu aan de slag. Met een schaar wordt midden in het gedroogde blad een vierkant geknipt, iets kleiner dan de foto. Met lijm wordt de foto aan de achterzijde van het blad geplakt en vervolgens wordt het blad met de foto op het papier geplakt. Zodra de lijm droog is kan het papier rond de omtrek van het blad uitgeknipt worden. Met de witte pen kun je de naam van de gefotografeerde persoon op het blad schrijven. De tak wordt met touw opgehangen en met draad kan het blad met de foto in het midden van de tak worden bevestigd. Zijn er meerdere bladeren met foto's, bijvoorbeeld van een familie, dan de foto's verdelen over de tak. En zeg nou eens eerlijk, foto's in een bladerlijst, dat zie je toch niet iedere dag.
Halloween
•
tiener
•
niet schrikken nodig pompoen; mesje; klei; kaars; lucifers inleiding Halloween is van oorsprong een Keltisch feest dat op 31 oktober (de dag voor Allerheiligen) gevierd werd. Het gebruik is te vergelijken met het SintMaartensfeest in ons land. Vanuit Engeland is Halloween naar Amerika overgewaaid en het wordt daar in brede kringen van de bevolking gevierd. Bekend zijn vooral de uitgeholde pompoenen met een lichtje er in. In Amerika zie je deze vaak 's avonds spookachtig in het donker naast de deur van een huis branden. uitleg activiteit Snijd aan de bovenzijde van de pompoen met een scherp mes rond de steel een opening. De kinderen gaan vervolgens vanuit deze opening de pompoen uithollen. Twee ogen en een mond (en eventueel een neus) uitsnijden. Op de bodem komt een handvol klei. Hierin een kaars plaatsen en deze aansteken. Het licht in de holle pompoen komt het beste tot zijn recht in een donkere omgeving.
Glasmozaïek
••
een kunstzinnig ontwerp nodig oude autoruiten (sloop); stukken spaanplaat; hardboard of glas; tube lijm; voegmiddel; oude lap stof; hamer De autoruit in de lap stof wikkelen en met de hamer tot stukjes versplinteren. Op een stuk spaanplaat, hardboard of glas, worden de stukjes glas, al dan niet volgens een vooraf aangebracht ontwerp, door de kinderen gerangschikt. De stukjes glas van een autoruit zijn over het algemeen niet echt scherp. Toch is voorzichtigheid op zijn plaats. Vervolgens worden de glasstukjes met veel lijm vastgezet. Bij een niet doorzichtige ondergrond kan voegmiddel als alabastine, gips of cement gebruikt worden. Bij een glazen ondergrond kan gekozen worden voor een transparante kit. Bij het aandrogen het overtollige voegmiddel verwijderen en voorzichtig met een doekje schoonvegen. Wanneer de voegen helemaal zijn uitgehard kunnen met water en een doekje de restanten of cementsluiter verwijderd worden. Het mooiste resultaat wordt natuurlijk verkregen als ook gebruik kan worden gemaakt van een oude autoruit van getint glas.
Wonderlijke zaken
•
luchtdruk van twee kanten nodig glas; water; bierviltje; krant; lat van 50 cm. lang; hamer De lucht oefent een grote druk uit op alles wat zich om ons heen bevindt. Twee experimenten maken dit duidelijk. Vul een glas tot aan de rand met water, leg er een bierviltje op en draai het glas snel om. Omdat de luchtdruk door het water in het glas is weggevallen,
kleeft het viltje als het ware aan het glas met water. Voor de tweede proef leg je een lat van 50 cm. lang zodanig op de rand van de tafel, dat er 5 cm. buiten het tafelblad steekt. Neem twee dubbelgevouwen kranten (groot formaat en niet te dun) en leg die over de lat. Strijk het papier goed glad. Neem nu de hamer en sla op het uitstekende eind van de lat. Je verwacht misschien dat door de slag van de hamer de krant omhoog vliegt, maar dat is niet het geval. De lat zal door de druk van de lucht op de krant nog eerder afbreken.
creatief actief
• In de zomer is het vaak warm; hoe is het in de herfst? • In de zomer zitten er vaak vogels op de takken van de bomen; in de herfst gaan sommige vogels weg. Waarheen? • Wat doen de eekhoorntjes in de herfst? • Wat gebeurt er met kastanjes en noten in de herfst? • Waaraan kun je zien hoe oud een boom is? • Er staan bomen in de stad en bomen in het dorp. Waar zou jij het liefste als boom staan? • Is het goed als er veel bomen zijn? Waarvoor? • Hout komt van bomen. Overal om je heen zie je hout. Weet jij van welke bomen het hout voor lucifers, voor hardhouten kozijnen of voor tenen manden afkomstig is?
kind
• kleuter •
jonge kind
•
tiener
natuur actief
Maak een herfstboom
••
kijken en uitvoeren nodig boomstam met takken; bladeren; eikels; hoedjes van eikels; dennen- of sparrenkegels; kastanjes; kastanjebolsters; mos; gras; punaises; spijkertjes; hamer; karton; touw; schaar en viltstiften De kinderen gaan naar het bos en verzamelen allerlei materialen, zoals takken, bladeren; eikels; napjes van eikels; dennen- of sparrenkegels; kastanjes; kastanjebolsters; mos en gras. Terug in het lokaal staat of hangt er een boomstam met takken. Afhankelijk van de grootte van de groep, kunnen er ook meerdere boomstammen zijn. Op tafels worden de spullen uit het bos verdeeld. Op een tafel liggen het karton, de scharen en de viltstiften. Hiervan worden paddenstoelen gemaakt, die met het gras en het mos een plaats krijgen rond de boomstam. De leiding assisteert bij het bevestigen van de bladeren met punaises aan de takken. In eikels, kastanjes, dennen- en sparrenkegels wordt eerst een spijkertje getikt, alvorens ze met een touwtje aan de takken worden opgehangen.
Ik voel, ik voel…
•
wat heb ik in mijn handen? nodig laken; bladeren; eikels; napjes van eikels; dennen- of sparrenkegels; kastanjes; kastanjebolster; mos; gras De kinderen hebben in het bos voorwerpen verzameld die met de herfst te maken hebben. Terug in de lokaal wordt een laken over de vloer uitgespreid en de kinderen gaan met hun benen onder het laken in een kring op hun bibs zitten. De spelleider geeft onder het laken telkens een voorwerp uit het bos door.
De kinderen moeten dit voorwerp betasten en dan doorgeven. Het laatste kind moet het voorwerp onder de deken in de handen houden. Na iedere ronde moeten de kinderen raden welk voorwerp ze in hun handen hadden.
Ik zie, ik zie…
•
test je geheugen nodig theedoek; spulletjes uit het bos Op de vloer liggen acht voorwerpen uit het bos. De kinderen vormen groepjes van vier personen. Ieder groepje mag vijftien tellen naar de spullen uit het bos kijken en dan gaat de doek er over heen. Nu moeten ze raden wat zich onder de doek bevindt. Afhankelijk van de leeftijd of de groepsamenstelling, kan het aantal voorwerpen uitgebreid of ingeperkt worden.
Appelproeverij
•
welke appelsoort wint? nodig diverse soorten appels; papier; viltstift; getekende afbeeldingen van lachende gezichten, neutrale gezichten en van huilgezichten Appels horen bij de herfst. Met de kinderen een uitstapje maken naar een appelboer in de buurt is leuk en leerzaam. Misschien wil de appelboer iets vertellen over de verschillende soorten appels. Koop van ieder soort een aantal appels. De appels worden naast elkaar op een tafel geplaatst en met viltstift worden op stukjes papier de namen opgeschreven en bij de appels geplaatst. De kinderen krijgen de afbeeldingen van de lachende gezichten, de neutrale gezichten en van de huilgezichten. Vervolgens begint de proeverij. Alle kinderen krijgen een stukje van iedere appel en moeten met een keuze uit hun kaartjes, aangeven hoe de smaak van de appel hen bevalt. Welke appelsoort scoort de meeste lachende gezichten?
Heksenjacht
••
zoek ze alle vijf nodig kaarten; potlood; 5 gummen; groene limonadesiroop; knapperbolletjes voor in de soep; straatbezem De kinderen gaan op de heksentoer. Vooraf worden ze in stemming gebracht door bijvoorbeeld een heksenverhaal voor te lezen. Dan gaan ze op pad, want in de wijk of rond het gebouw hebben zich vijf heksen verstopt. Die figuren zijn herkenbaar aan een kartonnetje met een symbool, dat ze met een touwtje om hun hals dragen. De kinderen gaan in groepjes op pad om de heksen te zoeken. Iedere groep krijgt een kaart mee waarop met potlood de vijf symbolen van de heksen zijn getekend: zoals een heksenbezem, een puntmuts, een spin, een toverstok en een zwarte kat. Ontdekt een groep kinderen een heks, dan moeten ze eerst een opdracht uitvoeren: bijvoorbeeld vliegen op de bezemsteel, heksensoep maken van groene limonadesiroop en knapperbolletjes, samen een bekende melodie miauwen, met een toverstok de heks betoveren zodat ze stokstijf staat of allemaal een toverspreuk bedenken. Telkens als een opdracht is uitgevoerd moet de heks met haar gum het symbooltje dat om haar hals hangt, op de kaart van de groep uitgummen. De kinderen moeten dus zorgen dat ze met een blanco kaart weer op het startpunt aankomen.
Een bak vol leven
••
wat doet de regenworm? nodig oude sok; twee knopen; naald en draad; glazen bak of weckglazen; verschillende soorten zand; bladeren De leiding zoekt eerst op internet informatie op over regenwormen. Op de sok worden twee knopen als ogen genaaid. Deze handpop vertelt met behulp van een leider aan de kinderen over het leven en het nut van regenwormen. Zoals het vruchtbaar maken van de bodem en het opruimen van natuurafval. In de glazen bak of de glazen potten komen in lagen verschillende soorten zand; zoals geel zand, bruin zand en donkerbruin of zwart zand. Dit zand moet vochtig zijn en niet te nat. Vervolgens gaan de kinderen er op uit om regenwormen te vangen. Dat kan door op de grond te stampen of met een spa in de grond te steken, trillende bewegingen te maken en de spa eruit te trekken. Ook worden er afgevallen bladeren verzameld. De bladeren komen boven op de lagen zand en tot slot gaan de regenwormen in de bak of het glas. De wormen gebruiken de bladeren als voedsel. Na een week kunnen de kinderen bekijken hoe de regenwormen de grond door elkaar hebben gewoeld, gangetjes gemaakt en bladeren 'gecomposteerd'.
Natuurdoosje
•
herfstbladeren geven kleur nodig kleine schoenendozen; stevig plakband; bruin pakpapier; behangplaksel; kwasten; verschillende soorten bladeren De behangplaksel wordt aangemaakt. Met de plakband wordt het gesloten deksel eerst aan één kant op de doos bevestigd; hierna het deksel helemaal open klappen en ook plak-
band aan de binnenzijde bevestigen. De buitenzijde van de doos en het deksel kunnen vervolgens met het papier bedekt worden. Tot slot wordt de hele buitenzijde met allerlei soorten en kleuren herfstbladeren beplakt. Je natuurdoosje is klaar.
Modderschilderij
••
heel bijzonder nodig ongebleekt katoen; borduurringen; penselen; kommen; modder of klei In Ivoorkust maken de bewoners van de Senufostam kunstzinnige textielafbeeldingen van modder. Ze spannen de textiel strak over een plank en gaan aan de slag. De kinderen kunnen beginnen met ongebleekt katoen dat op een borduurring gespannen is. In een kom de donkere modder, eventueel vermengd met klei, met wat water door elkaar roeren. Het moddermengsel moet zo dun zijn dat je het met een penseel kunt schilderen op het katoen. Het schilderijtje laten drogen in de borduurring. Het schilderijtje kan in de borduurring opgehangen worden.
Combineer met herfst
•
En heks en wind? nodig vellen papier; potloden Omdat het najaar is, gaan de kinderen zoveel mogelijk woorden bedenken die bij het thema 'herfst' horen. Bij elke letter van het alfabet één of meerdere woorden. Print het alfabet van boven naar beneden aan de linkerkant van een A-4 papier en kopieer dit even vaak als er spelers zijn. Voorbeelden kunnen zijn: A=appelen; B=bladeren of beukennootjes of C=champignons. Maar ook K=kastanjes of W=wind passen in deze herfstwoordencombinatie. Na tien minuten naar themawoorden zoeken moeten de kinderen stoppen. Wie weet de meeste combinaties? Er mag best een beetje ruimte zijn voor fantasie, daarom mogen H=heks of W=wind goedgekeurd worden.
Herfstzoektocht
•
planten, dieren of dingen nodig 2 schrijfblokjes; 2 balpennen Een speurtocht in herfstsfeer. De tocht kan door woonwijken, een park of een bos voeren. Misschien met goedvinden van de filiaalchef zelfs door een supermarkt. Op alfabetische volgorde schrijven de kinderen alles op wat ze tegen komen wat met de herfst te maken heeft. Stel twee groepen samen die afzonderlijk de tocht lopen. Iedere groep krijgt een blocnote en een pen. Op hun blocnote noteren ze de letters van het alfabet. Onderweg zoeken de deelnemers aan de hand van een letter uit het alfabet zoveel mogelijk namen van dingen, planten of dieren, die rechtstreeks of zijdelings op de herfst betrekking hebben. Denk aan een paraplu of laarzen in een etalage of druiven en walnoten in de supermarkt. In welke groep zitten de beste speurders?
Mooie bladeren
•
een houdbaar herfststukje nodig bladeren; lijm; bakpapier Bladeren blijven langer mooi als ze met een laagje lijm worden bestreken. De leiding moet hierbij de kinderen assisteren, want de ingestreken bladeren moeten vervolgens op een vel bakpapier 15 seconden in de magnetron op de maximale stand. Hierbij het bakpapier goed in de gaten houden in verband met verbranden. Als de lijm droog is gaan de bladeren nog enkele seconden zonder papier terug in de magnetron tot de lijm hard is. De bladeren hierna omkeren en de andere kant met lijm instrijken en op dezelfde wijze drogen. De bladeren die op deze wijze behandeld zijn blijven maanden mooi en goed houdbaar en zijn geschikt voor allerlei herfststukjes.
Spits je oren
••
hoor jij iets knisperen? nodig hark; droge herfstbladeren; blinddoek Zoek een herfstdag uit waarop het niet te hard waait of speel het luisterspel in de binnenruimte. De kinderen harken droge herfstbladeren bij elkaar op een grote hoop. De doorsnede van de bladerhoop moet zo'n vier meter zijn. Vorm twee partijen. Eén speler van een partij krijgt een blinddoek voor en staat in het midden van die bladerhoop. Een speler van de tegenpartij moet
• kleuter •
Gepofte kastanjes
•
ze ruiken en smaken heerlijk nodig tamme kastanjes; gietijzeren pan met dikke bodem en deksel; aardappelmesje; boter Een typische herfstactiviteit is kastanjes poffen. Maak met het mesje een kruisvormige inkeping in de platte kant van de bruine kastanjeschil. Laat wat boter in de pan smelten, doe de kastanjes er in en plaats het deksel op de pan. Op een lage vlam 25 tot 30 minuten (controleer af en toe) laten poffen. Smullen maar!
Bladeren blazen
••
haal maar eens diep adem nodig 4 stokken van 1 meter lengte; 2 grote droge herfstbladeren; stopwatch; papier; pen Zet twee banen uit van 5 meter lengte. Bij de start en de finish liggen stokken. De twee groepen houden een wedstrijd in bladeren blazen. De eerste spelers van iedere groep stellen zich op bij de voorste stokken. Op handen en voeten nemen ze plaats achter de stok. Voor elk van hen ligt een groot herfstblad. Zonder het blad met de handen aan te raken, moeten ze proberen in een zo kort mogelijk tijd het blad over de eindstok vijf meter verder te blazen. De speeltijden op de stopwatch worden genoteerd en later opgeteld. Welke groep heeft de sterkste adem?
Kastanjerups
•
wat een grappig dier nodig kastanjes; stevige ijzerdraad; tangetje; satéprikkers; priem; jeneverbessen; sneldrogende lijm Voor een kastanjerups heb je een stukje ijzerdraad van ongeveer 1,2 mm dik en 18 cm lang nodig. De kinderen buigen met een tangetje één uiteinde van de draad tot een lus. Met de priem wordt door de kastanjes, die niet te oud mogen zijn, een gaatje geboord. Rijg de kastanjes (7 of 8 stuks) aan de draad en buig het uitstekende stuk draad stevig om de laatste kastanje. De pootjes van satéprikkers worden om de andere kastanje aan weerszijden schuin in de kastanje gestoken; eventueel kun je de pootgaatjes met de priem even vóórprikken. Twee jeneverbessen worden op de bovenzijde van voorste kastanje gelijmd; dit zijn de ogen. De kastanjerups is klaar. Is dat geen grappig dier?
Egel in de herfst
•
klaar voor de winterslaap nodig ei van piepschuim (plusminus 15 cm hoog); veenmos; stevige draad; stukjes van wilgentenen; jeneverbessen; spelden met fijne kop In de herfst maakt de egel zich gereed voor de winterslaap. Dat doet hij ondermeer door het opslaan van een flinke vetvoorraad. De kinderen starten met het ei. Als dit geen half ei is, dan moet dit in de lengte doorgesneden worden. Indien hol, deze holte opvullen met gedroogd veenmos. De buitenzijde van het halve ei ook met veenmos bekleden
en dit telkens vastzetten door het ei met de draad te omwikkelen. Net zo lang tot de hele buitenzijde, op 3 cm aan de spitse kant na, omwikkeld is. Met naaldjes die door de jeneverbessen gestoken worden, kunnen de ogen en de neus van de egel aangebracht worden op de onbedekte spitse kant van het ei. Van dunne wilgentenen worden stukken van 10 cm geknipt. Dit zijn de stekels die vanaf het kopje schuin naar achteren in het egellijf gestoken worden. De egel kan nu op zoek gaan naar voedsel om zijn winterslaap te overbruggen.
Ratatouille: smullen maar
••
met typische herfstingrediënten nodig 4 kleine pompoenen; 4 rode paprika's; 400 gr bospaddenstoelen; 1 dl olijfolie; 3 aubergines; 1 grote ui; 3 peren, teentjes knoflook; takje tijm; zout; peterselie; peper; wokpan of gewone pan Ratatouille is de benaming van een oud recept, waarvan de meeste groenten vroeger vooral in de herfst voorhanden waren. De tieners gaan aan de slag als onze voorouders om dit smakelijke gerecht te bereiden en natuurlijk samen op te eten. Pel en snipper de ui en snijd de aubergines, tomaten, peren, pompoenen en paddenstoelen in grote dobbelstenen. Snijd de paprika in stukjes. Doe de olie in de wokpan en fruit de ui zonder dat deze verkleurt. Voeg de rest van de groenten en kruiden toe, roer door elkaar en doe het deksel op de pan. Het vuur klein zetten. De ratatouille zo nu en dan omscheppen en in een uur gaar laten sudderen. Het laatste kwartier (of iets langer) het deksel van de pan en het kookvocht laten verdampen. Sommige liefhebbers eten de ratatouille koud.
Herfstreis
•
verteller neemt je mee nodig dik vloerkleed Om in herfststemming te komen is er een verteller. Deze verteller staat midden op het kleed. De kinderen gaan kriskras op hun rug op het vloerkleed liggen en sluiten hun ogen. De verteller laat weten dat ze in een warm huis op de vloer liggen. Boven hun hoofden is een glazen dak. Kijk wat vliegt daar door de lucht voorbij? Dat zijn de vogels die naar het zuiden vertrekken. Het wordt nu 's avonds vroeger donker en het wordt kouder. De bladeren aan de bomen en struiken verkleuren en als het waait vliegen de bruine bladeren door de lucht. De wind schudt aan de kale boomtakken en donkere wolken jagen langs de hemel. Er klinken tikken op het glazen dak, dat is de regen. Op straat lopen nu alle mensen met een paraplu en fietsers hebben regenpakken aan. Het regenwater ligt in plassen op de straat en als de auto's voorbij rijden spuit het water hoog op. De verteller vraagt tot slot op welke data de feesten van Sint-Maarten, Sint-Nicolaas en kerstmis gevierd worden. De kinderen openen hun ogen en vertellen wat er allemaal bij deze feesten hoort. Welke liedjes kennen ze en welke gebruiken horen bij deze feesten?
Laat het regenen
•
tiener
••
je eigen regenbuitje nodig dubbele pan of twee in elkaar passende pannen; ijsblokjes De kinderen koken water in het onderste gedeelte van de dubbele pan. Heb je geen dubbele pan, neem dan twee in elkaar passende pannen en plaats een blikje in de onderste pan. In de bovenste pan doe je koud water met een handvol ijsblokjes. Door de stoom van het kokende water stijgt het water op naar het koude bodemoppervlak van de bovenste pan en hier verzamelen zich druppels. Deze worden zwaarder en zwaarder tot ze als druppels naar beneden vallen. Je hebt nu je eigen mini regenbui. Deze reactie is te vergelijken met het water dat door de zon verwarmd wordt. Het water verdampt en stijgt op als waterdamp. Opstijgend koelt de waterdamp af en verzamelt zich als druppeltjes. Worden ze zwaar genoeg dan vallen die druppels op aarde terug als regen.
Meten is weten
••
motregen of plensbui? nodig meetlat; stuk karton De meeste tieners kennen wel het verschil tussen motregen en een plensbui. Toch kun je dit ook aan de hand van metingen vaststellen. Ga met een stuk karton naar buiten als het regent. Dan ga je binnen de grootte van de regendruppels op het karton meten. De doorsnee van de druppels varieert meestal van 0.25 tot 1 cm. Bij fijne druppels, kleiner dan 0,5 cm spreken wij meestal van motregen. De wolken waar deze regen uitvalt zijn meestal niet dikker dan 2 kilometer. Bij een plensbui vallen de druppels meestal uit dikke (donkere) wolken die soms wel 15 kilometer of meer dik zijn.
Maak een regenboog
••
van rood tot violet nodig glas met water; vel wit papier Je hebt wel eens een regenboog aan de hemel gezien: een mooie cirkelboog met alle kleuren van het spectrum in banen. Van rood boven tot violet onder. De regenboog ontstaat door de breking van zonnestralen in neervallende waterdruppels. Vaak na onweer. Het witte licht dat wij zien wordt in feite door al deze kleuren van de regenboog gevormd. Op een zonnige dag plaatsen de tieners een glas met water in de vensterbank. Zorg dat de zon vol op het glas schijnt. Leg nu het vel wit papier op de vloer waar de zonnestralen door het glas op schijnen, dan zie je de kleuren van de regenboog verschijnen.
Hoe werkt elektriciteit? Je eigen barometer
•
welk weer krijgen we? nodig schaaltje; lege plastic fles van frisdrank; papier; plakband; pen Het weer voorspellen is altijd een grote wens van onze voorouders geweest. De tieners gaan aan de slag met het vervaardigen van een eigen barometer. Vul het schaaltje voor iets meer dan de helft en de fles voor driekwart met water. Met de duim op de opening van de fles drukken en deze snel omkeren en in het schaaltje met water plaatsen. Van het papier een strook knippen en deze in de lengte op de fles plakken. Met de pen het waterpeil aangeven en verder nog streepjes boven en onder het waterpeil. Omdat het water niet uit de fles kan lopen, zal de luchtdruk het waterpeil bepalen. Daalt de luchtdruk, dan daalt ook het water in de fles en kun je warm en vochtig weer verwachten. Stijgt het waterpeil door een toename van de luchtdruk, dan wordt het koeler en droger weer. Na verloop van tijd zal er natuurlijk wel wat water in het schaaltje verdampen.
•
zet het op papier nodig Batterij; drie draadjes met aan beide zijden krokodillenbekjes; lampje; papier; pen; potlood; ketting; paperclip; gum; aluminiumfolie; kom met water; zout Welke materialen elektriciteit geleiden en welke niet, kunnen de tieners aan de hand van eenvoudige proeven zelf vaststellen. Een draad loopt van de batterij naar het lampje. De tweede draad wordt aan de andere zijde van de batterij bevestigd en de derde draad aan het lampje. Tussen de laatste twee draadjes kun je de proeven uitvoeren. Plaats achtereenvolgens een paperclip, een gum, een potlood, een pen of een ketting tussen deze draadjes en kijk wanneer het lampje brandt. In dat geval betekent het dat het materiaal een goede geleiding heeft. Je kunt deze materialen op papier noteren en zelf uitbreiden. Ook vloeistoffen laten stroom door. Voor elektriciteit betekent water over het algemeen gevaar. Zout in een glas water kan als geleider dienen en zelfs een lampje feller of minder fel laten branden. Bekijk eens wat er gebeurt als je velletjes aluminiumfolie tussen de twee uiteinden van de draadjes contact laat maken. En wat gebeurt er als je deze velletjes steeds dieper in de kom met zoutwater laat zakken? Je proeven op papier zetten betekent dat je ze later altijd nog eens terug kunt lezen.
natuur actief
proberen de speler in het midden aan te tikken. Dat kan bijvoorbeeld door heel voorzichtig dichterbij te lopen door de bladeren. Hoort de middenspeler aan het geknisper van de bladeren van welke kant de tikker nadert, dan moet hij hem proberen aan te wijzen. Globaal tellen bij dit spel vier richtingen: voor, achter en beide zijkanten. De andere spelers moeten tijdens dit spel muistil zijn, anders verstoren zij de concentratie. Welke partij heeft de beste luisteraars?
jonge kind
Thema sinterklaas
thema actief
Open haard
Versier de schoen
•
knus middelpunt nodig groot aantal kleine dozen; stevig karton of koker; pakpapier; lijm; plakband; verf; verfschorten; kwasten; rood of oranje crêpepapier; takken; lichtje of zaklamp Maak een eigen open haard die in de decembermaand een plaats krijgt in het speellokaal. In de Sinterklaastijd kunnen bij deze haard schoenen gezet worden en tekeningen voor Sint en Piet opgehangen. In de aanloop naar kerstmis kan een versierde boom sfeer brengen. De kinderen gaan van kleine dozen of schoendozen de bouwstenen voor de open haard maken. De dozen worden in papier gepakt en door de kinderen geverfd in de kleur van bakstenen. Bouw hiervan een open haard. Eventueel kan van een stuk stevig karton een kokervormige schoorsteen op de open haard geplaatst worden. In de open haard komt een lichtje of zaklamp onder rood of oranje crêpepapier, met daar overheen wat takken. Als de grote lichten doven vormt de sfeervolle open haard een knus middelpunt in het clublokaal.
Pietengym
•
gooien met pittenzakjes nodig pittenzakjes; hoepels De kinderen krijgen ieder een pittenzakje en gaan hiermee oefenen als hulppiet. Eerst worden de zakjes omhoog gegooid en opgevangen. Daarna gooien de kleine pieten de zakjes naar elkaar over. Vervolgens moeten de zakjes door een hoepel naar elkaar toe gegooid worden; de hoepel wordt dan door een andere minior in de hoogte gehouden.
Let op het tikken
• jonge kind •
•
op zoek naar de cadeautjes nodig twee wekkers met opdraaimechanisme; cadeautjes In de ruimte worden twee cadeautjes verstopt. Bij de surprises worden tikkende wekkers geplaatst. De kinderen gaan op zoek naar de verborgen cadeautjes en de wekkers. Tijdens het zoeken moeten ze op het tikgeluid afgaan. De twee kinderen die bij de eerste ronde een cadeautje gevonden hebben, mogen dit houden. Bij de volgende ronde mogen deze kinderen niet mee zoeken.
•
o kom er eens kijken… nodig schoenen; verf; kwasten; dik papier; perforator; schaar; stift; hooi; winterwortels; plakkertjes; oude kranten; verfschorten of oude overhemden; dun touw De kinderen brengen ieder een oude schoen van huis mee. Schrijf op plakkertjes de namen van de kinderen en plak deze onder de zool. Leg oude kranten op de tafels, zet de verf gereed en trek de kinderen de verfschorten of oude overhemden aan. Met de kwasten kunnen de kinderen nu de schoenen gaan verven. Terwijl de verf droogt mogen de kinderen langwerpige stukjes stevig papier uitknippen en van een perforatiegaatje voorzien. Hierop wordt met een stift de voornaam geschreven. Het kaartje kan aan een schoenveter bevestigd worden of met een stukje touw rond de klittenbandsluiting. Deze naamkaartjes zijn uiteraard voor Sint en Piet bedoeld. Vervolgens stoppen de kinderen hooi en een dikke winterwortel in de schoen. Natuurlijk worden tijdens deze activiteit uit volle borst Sinterklaasliedjes gezongen.
Cadeautjes raden
•
pepernoot of knikker? nodig stevig pakpapier of ondoorzichtige plastic; plakband Pak een aantal voorwerpen in stevig papier of in ondoorzichtig plastic. De kinderen bevoelen om beurten de pakjes en proberen te raden wat er in zit. Als iedereen aan de beurt is geweest wordt de inhoud bekend gemaakt. Gemakkelijk? Pas maar op, want dat lang ingepakt ding, is dat nou een stok of een vishengel? En dat kleine ronde pakje, zit daar een pepernoot of een knikker in?
Cadeaus passen
••
vorm een vierkant nodig groot vierkant blok piepschuim; zaag; cadeaupapier; plakband Zaag een vierkant stuk piepschuim in een aantal vierhoekige stukken van verschillend formaat. Pak deze stukken in cadeaupapier en hutsel ze door elkaar. De kinderen moeten proberen, ieder voor zich of per team, deze cadeautjes zo in elkaar te passen dat er weer een perfect vierkant ontstaat.
Het dak op
•
pas op voor de hindernissen! nodig grote pionnen; brede planken; balkje; schoorsteen en cadeaus uit een vorig spel Zet een parcours uit, waarbij de pionnen als kleine schoorstenen dienst doen. De brede planken waar aan een kant een balkje onder ligt, vormen de hellende daken op het parcours. Aan het eind van het parcours staat een grote schoorsteen. Iedere minior krijgt een klein pakje en moet hiermee zo snel mogelijk tussen de schoorstenen door en over de hellende daken, naar de eindbestemming. Het pakje moet in de grote schoorsteen gegooid worden.
Slaappiet
••
een muts, een zak en…? nodig tent; slaapzak; jute zak; muts zwarte Piet; stuk banketletter; ontbijtbord; zak pepernoten Twee weken voor pakjesavond staat er opeens een tent in het lokaal. Niemand weet wie die tent heeft opgezet. In de tent liggen een slaapzak en een zwartepietenmuts. De kinderen moeten raden wie in
kind
•
tiener
die tent geslapen heeft. Een week later bij aanvang van de groepsbijeenkomst staat die tent er nog steeds. Nu echter staat naast de slaapzak een ontbijtbord met een stuk aangebeten banketletter. En er ligt een gescheurde zak met pepernoten. Het is bijna zeker dat zwarte Piet in het clublokaal overnacht. De kinderen mogen allen een tekening maken, deze kleuren en bij de slaapzak leggen. De avond dat Sinterklaas in het clubgebouw komt is de tent weg. Sint vertelt dat zwarte Piet al een poos spoorloos is. Hebben de kinderen een vermoeden waar die Piet uithangt? Natuurlijk vertellen de kinderen van de slaapzak, de zwartepietenmuts, de banketletter en de pepernoten. Op dat moment komt iemand van de leiding binnen en deelt opgewonden mee dat er een tent in de keuken staat. Alle kinderen, met Sint voorop, gaan kijken. De tent staat vol cadeautjes. Als de kinderen stil zijn, horen ze achter de cadeautjes snurken. Sint roept zwarte Piet zijn naam en het snurken stopt. Piet komt te voorschijn en vertelt dat hij ziek is geweest en daarom in een tent van de club geslapen heeft. De kinderen helpen met de cadeautjes naar binnen brengen en het pakjesfeest kan beginnen.
Sinterklaasquiz
••
vaakst verkochte chocolade letter? nodig vragen Met een quiz over Sinterklaas en sinterklaasliedjes komen de kinderen ongetwijfeld in de juiste stemming. Twee groepen proberen de vragen te beantwoorden. Tien voorbeeldvragen: • In welk land woont Sinterklaas? (Spanje) • Welke chocoladeletter wordt het vaakst verkocht? (de letter M) • Met welk soort boot komt Sint naar Nederland? (stoomboot) • Hoe heet het officiële hoofddeksel van de Sint? (mijter) • Op welke datum is pakjesavond? (5 december) • Welk soort paard heeft de Sint? (schimmel) • Wat krijgen de kinderen die stout zijn? (roe) • Welk is het bekendste Sinterklaasliedje? (Zie ginds komt de stoomboot) • Maak de zin af van een ander bekend Sinterklaasliedje: Hoor de wind waait door de … (bomen) • Wat doe je in de schoen voor het paard van Sint? (hooi of een wortel)
Schimmelrace
••
is Sint niet te oud? nodig grote dozen; stanleymes; pakpapier; plakband; viltstift; pepernoten; kleine dozen; Sinterklaaspapier Afhankelijk van het aantal kinderen, kunnen er schoorstenen gemaakt worden. Plaats de grote dozen van gelijk formaat op hun hoge kant en snijd de bovenzijde weg met het stanleymes. Wikkel er pakpapier omheen, plak dit vast en teken er bakstenen op. Van de kleine dozen en het Sinterklaaspapier kunnen surprises gemaakt worden. Met tweetallen nemen de kinderen het nu tegen elkaar op. Eén kind dat voor paard speelt, neemt het andere kind dat als Sint fungeert op zijn rug. De cadeaus liggen allemaal op een grote stapel kriskras door elkaar. De schoorstenen staan allen op gelijke afstand hiervan. De Sinten moeten van de stapel een cadeau nemen, op de rug van het paard springen en in galop naar de schoorsteen rijden. Daar aangekomen moet de Sint, zonder van het paard af te stijgen, natuurlijk het cadeau in de schoorsteen proberen te gooien. Vervolgens terug naar de stapel pakjes en met een nieuwe surprise op weg naar de schoorsteen. Wie weet in een bepaalde tijd de meeste pakjes over te brengen?
Pakjesestafette
••
laat ze niet vallen nodig kleine dozen; plakband; Sinterklaaspapier De kinderen vormen twee groepen en gaan estafette lopen. Geen gewone estafette, maar met pakjes. Die worden gemaakt van kleine dozen en ingepakt met Sinterklaaspapier. Valt een pakje op de grond, dan moet de speler opnieuw naar de startlijn.