Helden op sokkels | 1
Helden op sokkels
2 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 3
INHOUD Voorwoord
HELDEN OP SOKKELS Frans Anneessens, schudden voor gebruik
Hodja, de Turkse Tijl Sint-Rochus: luis in de pels De sokkelbouwers van Victor Horta Manneke Pis: van symbool tot icoon
4
7 13 17 4 4
HELDEN ZONDER SOKKELS François, voor de glimlach
4
4
En waarom niet koning Willem I
SOKKELS
4
BRUSSELSE HELDENWANDELING
4
Bronnen en Colofon
4
4 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 5
Voorwoord Over de bompa's en oma's van elk van ons; niets dan goeds. Maar, over onze eigen papa en mama hebben we toch wel enkele bedenkingen. Hoe nabijer en hoe dagelijkser de ervaring, hoe moeilijker de idealisering. Dit mechanisme ontdekken we pas nadat we zelf als ouder van onze sokkel donderen, of nadat we als bompa of oma op een verhoogje worden getild. Vedettencultus en heldendom is blijkbaar makkelijker weggelegd voor hen die beperkt gekend zijn, of waarbij de afstand tot de feiten zodanig groot wordt dat vertekening nog weinig weerstand oproept. Velen menen een spoor na te laten door de geschiedenis van het verleden te corrigeren. Weinigen zijn bekwaam om geschiedenis te schrijven door aan de toekomst te bouwen. Geschiedenis vertelt veel; is het niet over wat er gebeurd is, dan toch minstens over wat we er zo graag van maken.
Helden op sokkels
6 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 7
FRANS ANNEESSENS:
schudden voor gebruik
1830. Het stof van de Belgische Revolutie was nog niet gaan liggen of twee aristocraten, de graven Henri de Mérode-Westerloo en Amédée de Beauffort, vatten het idee op om in een zijkapel van de Brusselse Kapellekerk een gedenksteen in zwarte marmer te laten aanbrengen ter ere van een man die ruim 100 jaar voordien - op 19 september 1719 - werd onthoofd op de Grote Markt: Frans Anneessens (of François zoals ze hem vermoedelijk noemden). Anneessens was schaliedekker, deken (een soort syndicale vertegenwoordiger avant la lettre) van de gilde van de Vier Gekroonden en belangenbehartiger van de privileges van de Brusselse gildekamers. Het zwarte marmeren tablet is voorzien van een witmarmeren medaillon met de beeltenis van deze Brusselse deken. Boven het medaillon verwijzen een guirlande van eikenbladeren en een bronzen laurierkrans naar de bijna mythische status van deze uit de nevelen van de tijd teruggeroepen martelaar. Het opschrift in het Latijn begint met een vers uit Psalm 111: “In memoria aeterna justus” of vrij vertaald: “Ter eeuwige gedachtenis van de rechtvaardige”. Amédée de Beauffort was niet de eerste beste: hij vervulde een belangrijke rol in de kersverse Belgische staat als eerste directeur van het Museum voor Schone Kunsten in Brussel én als voorzitter van de pas opgerichte Commissie voor Monumenten & Landschappen. Hij kon dus de kunst en monumenten kiezen die pasten bij deze prille natie zonder verleden en geheugen... Zijn collega-aristocraat, Henri de Mérode-Westerloo, kwam uit een familie die na de Belgische Revolutie een aura van heldendom om zich had: zijn jongere broer Félix de
8 | Helden op sokkels
Mérode was immers op 24 oktober 1830 bij gevechten in Berchem zwaar gewond geraakt. Hij werd nog met spoed naar Mechelen overgebracht waar een been geamputeerd werd, maar hij overleed uiteindelijk aan zijn verwondingen. In de Sint-Goedelekathedraal bevindt zich vandaag nog een indrukwekkende graftombe van deze de Mérode, tragisch afgebeeld op het moment dat het bloed onstelpbaar uit zijn been gutst... Wat heeft beide superkatholieke aristocraten bezield om een man als Frans Anneessens met een dergelijk eerbetoon van onder het stof te halen? Vermoedelijk geeft de inscriptie van de grafsteen die ze lieten maken een antwoord want "met een rotsvast geloof in Christus onderging [Anneessens] onverstoord de ultieme straf". Anneessens had tijdens zijn proces tegen zijn rechters uitgeroepen: "Jullie hebben het recht om mij te vervolgen, maar op een dag zullen jullie zelf voor het hemelse tribunaal moeten verschijnen en we zullen dan zien of jullie mij terecht hebben veroordeeld". Vervolgens wees hij naar het crucifix dat hij tussen zijn handen hield en riep op een bijna messianistische manier uit: "Ziedaar het beeld van mijn rechter en van alle rechters op aarde. Heer, vergeef me zoals ik hen vergeef, dat is het enige wat ik kan zeggen". Vervolgens werd hij naar de Grote Markt geëscorteerd waar hij op het schavot werd onthoofd, op identiek dezelfde plek waar in 1568 Egmont en Hoorne waren terechtgesteld. Het hoeft geen betoog dat de figuur van Anneessens naadloos paste in de katholieke, antiprotestantse ideologie die het jonge België boven de doopvont had gehouden: Anneessens was een integer en vroom man die in de laatste momenten van zijn leven alleen voor God verantwoording wilde afleggen. Was het niet Anneessens die er bij de Oostenrijkse markies De Prié op had gewezen dat de nieuwe belastingen ingingen tegen wat de katholieke aartshertogen Albrecht en Isabella een eeuw vroeger hadden gedecreteerd? Had Anneessens zijn laatste nacht in de Steenpoortgevangenis niet doorgebracht
Helden op sokkels | 9
met pater Janssens, jezuïet en biechtvader? Hield Anneessens tijdens zijn laatste rit op de kar geen crucifix in de vastgebonden handen? Allemaal elementen die in de ogen van onze twee aristocraten van Anneessens niet alleen een Belgisch patriot maakten, maar vooral een diepgelovig christelijk-vroom man die, voor een corrupte en dictatoriale markies, niet snel genoeg terechtgesteld kon worden... Het zou niet bij dit ene eerbetoon blijven want twintig jaar later, op 17 juni 1851, besloot het schepencollege van Brussel om in de Bloemenhofwijk een nieuwe straat naar Anneessens te noemen. En in 1889 besloot het liberale gemeentebestuur om het Joseph Lebeauplein om te dopen tot Anneessensplein en het plein te bekronen met een groot standbeeld ter ere van deze "liberale" verzetsheld avant la lettre. Want was deze man niet juist terechtgesteld omdat hij zich verzette tegen de onrechtmatige inning van zware belastingen? Bovendien kon hun Anneessens ook dienstdoen als antiklerikale figuur die was opgekomen tegen de Oostenrijks-katholieke dwingelandij. Op 18 augustus, bij de inhuldiging van het standbeeld werd de figuur van Anneessens dan ook heel uitdrukkelijk in de bloemetjes gezet door de liberale partij van burgervader Charles Buls. De beeldhouwer, Thomas Vinçotte, had Anneessens afgebeeld op het moment dat hij op het schavot stond: in zijn boetekleed, de handen met een ruwe koord geboeid, het gezicht sereen naar het denkbeeldige volk dat op de Grote Markt was samengetroept (en dat zou vechten voor de druppels bloed onder het schavot...), maar van een crucifix in zijn bijna zeventigjarige handen kon in deze liberale context natuurlijk geen sprake zijn! Zelfs de pas opgerichte Werkliedenpartij wilde niet achterblijven bij de huldiging van deze patriot. Ook zij waren aanwezig bij de inhuldiging die het liberale stadsbestuur had georganiseerd, maar de rode vlaggen en de socialistische strijdliederen hadden ze achterwege gelaten. Ook de B.W.P. had nood aan
10 | Helden op sokkels
een held, een figuur die deze jonge partij kon helpen zich in te schrijven in het jonge Belgische patriottische discours. Enkele weken na de officiële inhuldiging, op 21 september 1889, deden de socialisten het nog eens over en organiseerde de Brusselse federatie zijn eigen herdenking van Frans Anneessens op hetzelfde plein. Deze keer mochten de rode vaandels wel wapperen. De socialistische voorman Jean Volders hield er bij die gelegenheid een vlammende speech waarin hij de katholieke partij verweet zich ten aanzien van buitenlandse mogendheden slaafs en volgzaam te gedragen, net zoals de rechters van Anneessens in 1719! Was Anneessens niet opgekomen voor de bescherming van de kleine man die kreunde onder de onrechtvaardige belastingen? Was Anneessens geen man voor wie het Brusselse volk een groot ontzag koesterde? Anneessens was blijkbaar net voldoende ideologisch vaag, dat hij gerecupereerd kon worden door zowel conservatief katholieke aristocraten als door liberale doctrinairen en radicale socialisten.Anneessens was immers niets van dit alles, juist omdat hij leefde in een tijd dat deze ideologieën nog niet bestonden. Toch was hij als patriot herkenbaar want Anneessens was een held met een hoog knuffelgehalte voor de meeste tegengestelde facties die slechts één element gemeenschappelijk hadden: Belgisch patriottisme. Op die manier behoort Frans Anneessens tot de passe-partouthelden uit het Belgische pantheon: bruikbaar voor de meest uiteenlopende partijen. En vandaag? Zijn er nu nog belangengroepen die zich beroepen op Anneessens' nalatenschap? Het antwoord is eerder negatief: het moet al heel lang geleden zijn dat iemand nog eens plechtig een krans neerlegde aan de sokkel van deze eenzame man. Jarenlang hing een kapotte binnenband rond de frêle schouders van ‘s mans standbeeld: Anneessens gedegradeerd tot armtierige fietsenmaker? Toch bevat het verhaal van deze wat vergeten held genoeg stof om onze moderne tijd
Helden op sokkels | 11
aan te spreken. Hij zou bijvoorbeeld symbool kunnen staan voor gerechtelijke dwalingen of een subjectief justitieapparaat. Hij zou kunnen worden hergebruikt als propagandamiddel tegen de doodstraf. En is er geen gelijkenis tussen de “privileges” waarvoor hij streed en onze sociale zekerheid die vandaag door een globale en meedogenloze markt in gevaar wordt gebracht? Er zijn voldoende elementen uit het verhaal van Anneessens die een groot publiek zouden kunnen aanspreken. De oude schaliedekker wacht misschien gewoon zijn tijd af tot een of andere groep hem herontdekt en de elementen uit zijn verhaal nog eens door elkaar schudt voor een nieuwe ideologische recuperatie. Standbeelden hebben doorgaans veel geduld.
12 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 13
HODJA,
de Turkse Tijl
Op het kruispunt van de Schaarbeekse Gallaitstraat en de Rubensstraat prijkt een opvallend standbeeld. Een man, gekleed in Oosterse gewaden en met op zijn hoofd iets dat op een pompoen lijkt. Hij glimlacht omdat zijn ezel zo stom was om zich achterstevoren onder hem op te stellen. Maar hij glimlacht ook omdat hij in deze ezelsgemeente beland is. Het verhaal gaat zo. 2002: de Turkse restaurantstraat Haachtsesteenweg in Schaarbeek is herschapen in één grote modderpoel. De wegenwerken duren al veel te lang. Als er eindelijk asfalt in zicht komt, groeit bij de handelaarsvereniging het idee om het einde van de werken te vieren met een Atatürk-standbeeld. Een logische keuze: Atatürk katapulteerde Turkije immers de moderniteit in. Maar... we zitten hier wel in Schaarbeek, en dus met hopen nationaliteiten. Enkelen daarvan zien Atatürk eerder als een agressor. Men zegt dat vanuit de cultuurfederatie uit de Josaphatstraat het voorstel kwam om toch liever Nasreddin Hodja te kiezen als onderwerp voor het beeld. Nasreddin Hodja is een bekend figuur uit de Middeleeuwen. Sommigen noemen hem een oosterse Tijl Uilenspiegel. In de oriënt, over landsgrenzen heen, groeiden miljoenen mensen op met zijn grappige verhalen. Nasreddin Hodja groeide de laatste jaren uit tot held voor West-Europese Turken op zoek naar identiteit en toekomst, schipperend tussen militaristisch modernisme à la Atatürk en de groeiende druk vanuit islamistische sekten. Hodja was een gelovig mens, een religieuze leider zelfs, maar dan één met beide voeten op de grond. Hij zette de
14 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 15
mensen aan tot nadenken. Zijn motto lijkt wel: geloof niet alles wat men u vertelt, word zelfstandig!
Turken is het duidelijk: zijn enige echte graftombe ligt in het Turkse Aksehir, zo'n 100 km van Emirdag.
Er volgden jarenlange discussies binnen en tussen de Turkse gemeenschappen en het lokale establishment, maar in 2005 viel de beslissing: Nasreddin komt! De Schaarbekenaren moesten hem niet eens zelf betalen, want de Turkse staat deed het beeld cadeau.
Nog geen twee eeuwen geleden waren de Nasreddin-verhalen gevarieerder dan vandaag. Er zijn groteske verhalen bekend, verhalen die de spot drijven met de overheden, erotische verhalen, en men praat zelfs van homoseksueel getinte godsdienstkritiek... In de 19de eeuw werden de verhalen voor het eerst gedrukt en uitgegeven. Toen sneuvelden alle minder brave verhalen. Als Turken vandaag Nasreddin associëren met hun kindertijd, kennen ze enkel nog de gezuiverde versie, waarin de held de spot drijft met zijn medemensen, maar niet met het gezag of met de publieke moraal.
Maar waar mocht het beeld komen? De meest onmogelijke argumenten werden uit de kast gehaald. Het Koninginneplein mocht niet omdat het katholieke kerkgebouw beschermd is. Het Liedtsplein kon niet omdat de ondergrond er onvoldoende stabiel is. Het Meiserplein was niet geschikt omdat er veel te veel verkeer is, en de kavel op de hoek van de Haachtsesteenweg met de L'Olivierstraat was er te weinig plaats voor het oeuvre dat in Istanbul al in de maak was. Daarom glimlacht Nasreddin vandaag op een ietwat rare plek; de hoek van de Gallait- en Rubensstraat. Drie weken voor de gemeenteverkiezingen van 2006 was het zo ver: de gemeentelijke notabelen huldigden het standbeeld in, in aanwezigheid van de Turkse consul. Iedereen blij. Iedereen tevreden. Zo lijkt het toch. Maar het kon wel eens gebeuren dat Nasreddin aan de voet van zijn standbeeld Schaarbeekse politici hoorde ruziën over wie van hen nu echt dat idee had. En Nasreddin glimlacht, al eeuwenlang. Op dit ogenblik heeft Nasreddin Hodja als 'held' al een héél bewogen ontwikkeling achter de rug. Tot in Centraal-Azie zijn zijn verhalen gekend. Waar hij precies geleefd heeft, is niet geweten. In verschillende landen, van Algerije tot Kazachstan, zijn er Hodja-graftombes en -heiligdommen. Maar voor de
Honderd jaar geleden was het graf van Hodja in Aksehir nog overladen met kleine tekstbandjes waarop men Nasreddin om hulp smeekte: om regen, om geluk voor het huwelijk…. Atatürks nieuwe Turkije verbood echter dergelijke uitingen van volksgeloof, een moderne maatschappij onwaardig. Het was in Turkije zelfs gedurende 20 jaar verboden om graven van beroemdheden te benaderen! Nadien bleef er nog nauwelijks iemand over die vertrouwd was met de oude rites.Vragen van buitenstaanders werden zelfs als beledigend ervaren. In 1959 werd het graf van Nasreddin plots herontdekt, maar dan van elke religieuze dimensie ontdaan. Intussen vindt er jaarlijks het Nasreddin Hodja-cultuurfestival plaats en de locatie groeide uit tot een toeristische topbestemming.Van daar was het maar een kleine stap naar een Nasreddin-festival van Europese Turken in Rotterdam in 2005 en naar ons Schaarbeeks standbeeld in 2006. In de ezelsgemeente ging Nasreddin ondertussen een nieuw
16 | Helden op sokkels
leven leiden. In de Brabantstraat vergezelt hij de Sint. Alfabetiseringsklassen gebruiken zijn verhalen. Voorlees- en knutselactiviteiten voor kinderen staan in het teken van Nasreddin. Ergens onderweg is de ezel wel zijn staart verloren. Had Istambul bij de materiaalkeuze misschien niet genoeg rekening gehouden met het Belgische weer? Nasreddin is overigens niet alleen. Ruim 600.000 Brusselaars zijn van buitenlandse afkomst. Opdat iedereen zich in Brussel thuis en geïntegreerd zou kunnen voelen, krijgt elke migrantengroep wel ergens de gelegenheid om een standbeeld neer te zetten: Peter Pan, Don Quichote, Alexander Sergejewitsj Poesjkin, Alexander de Grote, Fernando Pessoa, Todor Angelov, Gjergj Kastriot Skanderbeg,Yittzak Rabin, Béla Bartók, Francisco Ferrer, Paul Claudel, Simon Bolivar, Jan Palach, Francisco de Paula Santander, de Armeense genocide, de Berlijnse muur,... Britten, Spanjaarden, Russen, Grieken, Portugezen, Bulgaren, Albanezen, Israëli, Venezolanen, Hongaren, Catalanen, Fransen, Tsjechen, Columbianen en Duitsers hebben hier allemaal een held. Aan het einde van uw ontdekkingstocht mag u eens terugkomen naar de Gallaitstraat. Wedden dat Nasreddin er nog steeds zit te glimlachen.
Helden op sokkels | 17
SINT-ROCHUS:
luis in de pels
In de Middeleeuwen was medische zorg heel beperkt.Voor gezondheid en zieleheil werden devotie en geloof misschien zelfs belangrijker geacht. Het aanbidden van God en de verering van sinten en relikwieën behoorden tot de dagelijkse taken. Tandpijn, hoofdpijn, puisten, maar ook psychische aandoeningen, besmettelijke ziektes... voor elke kwaal had de volksdevotie haar uitverkoren vertegenwoordiger. Als niets meer hielp, waren er nog de heiligen die je een stapje dichter bij de hemel brachten. Broederschappen ondersteunden de vroomheid en heiligenverering. Kloosters, abdijen en kerken waren voorportalen tot de hemel en bij dergelijke functies hoorden natuurlijk ook de financiële voordelen. Heiligenverering is veel ouder dan het Christendom en ontstond vanuit een welomschreven behoefte. Rond 500 voor Christus evolueerde het Judaïsme steeds meer naar monotheïsme. Hierdoor werd de afstand tussen God en de mens groter. De gewone mens kreeg de toenemende behoefte om het onverklaarbare dat hij/zij in het leven ondervond op een of andere wijze te personifiëren. Binnen de Babylonische en Perzische geloofssystemen ontwikkelden zich uitgebreide engelenvereringen, waarbij God werd geassisteerd door een steeds verder uitgewerkt systeem van hemelse functionarissen. Het Jodendom kende bovendien zeven aartsengelen. Vanaf de derde eeuw ging het Christendom op dit spoor door en integreerde het de maatschappelijk rol van uiteenlopende heidense goden onder de vorm van heiligen. Het onderscheid met engelen was vrij eenvoudig. Engelen werden steeds afgebeeld met
18 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 19
vleugeltjes want zij waren nooit mens geweest.Vandaar het verschil tussen Sint-Joris-met-de-draak (zonder vleugeltjes) en aartsengel Michael-met-de-draak (met vleugeltjes). Trouwens, ook de duivel heeft vleugeltjes, want dat is een 'gevallen aartsengel'. Iedere heilige had zo zijn specialiteit, en die lag meestal in het verlengde van de ondergane martelingen of van hun sterven. Een heilige die onthoofd was, kon hoofdpijn wegnemen; een heilige die gestorven was door wurging, kon aanroepen worden tegen keelpijn; een heilige wiens ogen waren uitgestoken, kon soelaas bieden bij een oogziekte. En dan waren er nog patroonheiligen, beschermheiligen, noodheiligen, geneesheiligen enz... Soms was de naam van de heilige al voldoende om een specifieke ziekte te genezen. Sint-Rochus was de specialist tegen de pest en besmettelijke ziekten, zweren, schurft en puisten. Maar een heilige of een held? Alhoewel hij al eeuwen als heilige wordt vereerd, is hij nog altijd niet officieel heilig verklaard. De legende vertelt dat hij als wees alles aan de armen gaf en dat hij op zijn pelgrimstocht naar Rome onderweg pestlijders hielp, tot hij zelf door de ziekte getroffen werd, maar genezen werd door een engel. De werkelijkheid zag er waarschijnlijk lichtjes anders uitH. Hij werd rond 1346 geboren in het Zuid-Franse Montpellier en heette Orphelin Roch de La Croix. Hij was zoon van welgestelde ouders en studeerde geneeskunde. Onderweg naar Rome gaf hij zijn rijkdom weg. Als geneesheer zou hij charisma hebben uitgestraald. Dit alles levert hem alvast de titel ‘Held’ op. Bij zijn terugkeer in zijn geboortestad werd hij op verdenking van spionage gevangen genomen. Hij stierf rond 1376 in een kerker. Heiligen sterven immers een marteldood. Zijn naam vond reeds in diezelfde eeuw de weg naar het kerkmissaal. Tot
20 | Helden op sokkels
in de 19de eeuw was hij uiterst populair, wegens de pest die tot dan in Europa vele doden veroorzaakte. Een doorsnee middeleeuwer kon niet lezen. Beelden van heiligen dienden dus op een nogal expliciete manier te illustreren waarover het ging. Daarom wordt Sint-Rochus meestal afgebeeld in pelgrimsoutfit, terwijl hij met zijn hand zijn kledingstuk optrekt en met zijn vinger wijst naar een wonde op zijn dij. Dat het hier wel degelijk over een pestplek gaat, wordt op zijn beurt geïllustreerd door het feit dat aan zijn voet een lieve, kleine hond zit. Zo'n hond noemden ze een 'pesthond'. Pest is een overdraagbare ziekte, maar honden kregen de pest niet. Pesthonden likten de pestwonden zuiver en brachten de pestlijders hun dagelijks brood. Waar komen wij deze Sint-Rochus in Brussel tegen? Overal waar pestlijders en miserie te vinden waren, dus in de arme volksbuurten in de benedenstad, de plaatsen waar de Zenne geregeld buiten haar oevers trad. Trouwens, in de 14de eeuw kwam de pest ook de stad binnen via deze waterweg. Eerst en vooral was er de Sint-Rochuswijk aan voet van de Coudenberg, even hoger dan de Putterij. In de 15de eeuw stond deze buurt bekend als de Jodenwijk van Brussel, met o.a. de Sint-Rochusstraat. Einde 19de eeuw had ze een trieste reputatie met kroegen van bedenkelijk allooi en stegen met meisjes van lichte zeden. In 1883 werd beslist deze 'onhygiënische lepra', zoals het gemeenterapport de buurt bestempelde, te slopen en er een ‘Mont des Arts’ aan te leggen met publieke tuinen, concertzalen, expositie- en theaterruimte.Veel discussies vertraagden de afbraak. Pas in het vooruitzicht van de wereldtentoonstelling van 1910 gaf koning Leopold II de opdracht de sloopwerken te starten. Hij kwam zelf de afbraak
Helden op sokkels | 21
inspecteren. Links en rechts van de hoofdingang van het huidige Centraal Station stellen bas-reliëfs het gesloopte stadsdeel voor, zij het dat deze niet bedoeld waren als een eerbetoon aan de verdwenen buurten maar om aan latere generaties te tonen hoe rommelig en onhygiënisch ze wel waren. In de buurten rond de Vlaamsesteenweg vinden we niet minder dan drie Sint-Rochusbeelden. Dit moet dus wel een erg verpauperde buurt geweest zijn. Op een ets van rond 1890 naar een tekening van Constantin Meunier zien we een SintRochuskapel in de Zeehondstraat, waar een buurtbewoonster een kaars komt branden. In armoedige buurten vormden deze kaarsen bij kapelletjes tot het begin van de 20ste eeuw 's nachts dikwijls het enige licht in de straat. Even verder, in het Land van Luikstraatje, bevond zich een gelijkaardige kapel,
22 | Helden op sokkels
maar die werd in de jaren 1980 verhuisd naar de hoek met de Vismarkt. De mooiste afbeelding van Sint-Rochus hoort bij de toegangspoort van de Ooievaarssteeg in de Papenvest. Poort en beeld dateren uit 1760. Dat Sint-Rochus echter geen monopolie had, illustreert een mooi Madonna-beeldje uit 1680 tegen een gevel aan de Hooikaai, met daaronder het opschrift: 'Maria, bescherm ons tegen pest, schipbreuk en scheurbuik'. Het waren harde tijden. Tot een stuk in de 19de eeuw bleef de heiligenaanbidding voor enig soelaas zorgen in onze geïndustrialiseerde maatschappij. In de Noordwijk, een van de allereerste parochies buiten de middeleeuwse stadsomwalling, kwam in 1859 een buurtkerk gewijd aan Sint-Rochus. In 1973 werd de neogotische kerk en de omgevende bebouwing gesloopt in het kader van zogenaamde 'Manhattan'-plan, een futuristisch kantoorgebied. De parochie vond in een leegstaande hangar een dak boven het hoofd. Ook in de werking lieten arbeiderspastoraal en bevrijdingstheologie hun sporen na. Priesters werden woordvoerders van de problemen van het volk, en dat waren Afrikanen, asielzoekers en mensen zonder papier. Sint-Rochus evolueerde dus van hemelse functionaris en assistent van God tot confronterende luis in de maatschappelijke pels,... of was dat misschien toch al zijn oorspronkelijk oogmerk tijdens zijn tocht van Montpellier naar Rome?
Helden op sokkels | 23
DE SOKKELBOUWERS VAN
Victor Horta
Op het einde van de 19de eeuw ontstaan in heel Europa, van León tot Riga en van Glasgow tot Boedapest een reeks aan elkaar verwante architectuurstijlen. Naargelang het land waar de stijl zich ontwikkelt, krijgt hij de naam art nouveau (België en Frankrijk), Jugendstil (Duitsland), Wiener Secession (Oostenrijk), Liberty (Italië), Modernismo (Spanje) of Glasgow style of Arts & Crafts Movement (Groot-Britannië). Deze ontwikkeling is het gevolg van de industriële revolutie en een exponent van de toegenomen welvaart. Het Brusselse oeuvre van Victor Horta neemt daarbij een sleutelpositie in. Tijdens zijn hele architectuurcarrière realiseert hij een vijftigtal gebouwen voor zowel private als openbare opdrachtgevers. Maar vooral de 35 woningen, ateliers, winkelpanden en bedrijfsgebouwen die hij creëerde tussen 1890 en 1905 vormen een opmerkelijke reeks. De woningen Tassel, Aubecq, Van Eetvelde en Solvay en het Socialistische Volkshuis zijn stuk voor stuk unieke realisaties. Op het eerste gezicht valt vooral de lyrische overdaad op. In werkelijkheid werden ze volledig ontworpen als verlengstuk van de levensstijl van de opdrachtgever. Inwendige ruimtelijke organisatie en communicatie staan centraal, met als meest opvallende symbool: de plaats en de rol van de trap en van het daglicht in het centrum van de rijwoning. Daarmee kan Horta beschouwd worden als een scharnierfiguur tussen de 19de-eeuwse historiserende, decoratieve architectuur en de moderne, 20ste-eeuwse functioneel-ruimtelijke ontwerpen.
24 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 25
De Eerste Wereldoorlog zet een definitief punt achter de periode van onbeperkte rijkdom voor de elite. De nadruk in de architectuur verschuift naar rationalisme en functionalisme. Als de generatie van Horta's opdrachtgevers het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt, veranderen ook de eigenaars van deze stadskastelen. Hun verbouwingen zijn geïnspireerd door modernistische ideeën. Art nouveau was toen helemaal uit. Na de Tweede Wereldoorlog is art nouveau niet meer aangepast aan de gangbare normen en wordt het als decadent beschouwd. Bovendien blijken heel wat art-nouveauparels op vrij grote percelen of op cruciale posities te staan die zeer gegeerd waren door immobiliëngroepen. In heel Europa eist de sloophamer zijn deel. Tussen 1950 en 1975 worden vele Hortarealisaties gesloopt. Protestbewegingen zijn niet opgewassen tegen de heersende tendens tot afbraak en de geesten niet rijp om wat hooguit 60 jaar oud was reeds als waardevol te beschouwen. De Commissie voor Monumenten en Landschappen weigert in 1949 het Aubecqhuis als monument te beschermen, met als argument dat het nog geen 100 jaar oud is. Als de familie Solvay het huis van Armand Solvay aan de Louizalaan als schenking aanbiedt aan de Belgische Staat, wordt dat geweigerd.Wanneer de familie Wittamer er in 1957 eigenaar van wordt, redt ze het daarmee uit de handen van een bouwpromotor. De wereld kan het wezenskenmerk van de art nouveau nog niet erkennen: de synthese van alle kunsten. Afbreken en opnieuw bouwen is gemakkelijker en vooral goedkoper. Hoe omgaan met het Brusselse art-nouveau-erfgoed? In 1970 ontbreekt historisch onderzoek. Archieven lijken verdwenen. De ambachtelijke werkwijze is verleerd en de vaklui zijn uitgestorven. De materiaalkeuze zorgt voor raadsels. Zelfs in de
26 | Helden op sokkels
architectuuropleidingen worden historische vakken geschrapt ten voordele van 'vrije, originele en eigentijdse creatie'. Vele jonge architecten weten niets meer over de Gulden Snede. Art-nouveau-architecten zoals Gustave Strauven, Henri Van de Velde of Paul Hankar zijn voor hen grote onbekenden. Restauratie is bijgevolg ook intellectueel veeleisend. De geschiedenis van de ommekeer kan worden opgehangen aan enkele figuren: Jean Delhaye, Jos Vandenbreeden en Barbara Van der Wee, maar ook aan de conservator van het Hortamuseum, Françoise Aubry. Ze tillen de 19de-eeuwse architectuur in het algemeen en de herwaardering van art nouveau en de appreciatie voor Victor Horta in het bijzonder opnieuw op een sokkel. "Horta is tegelijkertijd rebellie en orde” Jean Delhaye (1908-1993) Jean Delhaye had zijn appreciatie voor Horta uit de eerste hand. Als jong architect werkte hij een tijdje in het atelier van Horta. Na het overlijden van Horta in 1947 ontwierp hij de graftombe voor de familie van zijn vroegere patron. Delhaye was echter ook een kroongetuige van de sloop in de periode 1950-1975. Meer zelfs; in zijn beginjaren was hij er deelgenoot van. In 1938 kocht hij de art-nouveauwoning Van Eetvelde aan de Palmerstonlaan om er een appartementsgebouw neer te poten. Nochtans was het één van Horta's pareltjes, gebouwd voor de toenmalige secretaris-generaal van Congo-Vrijstaat. Uiteindelijk besliste hij in 1958 om het hoekhuis te verbouwen en er zijn familiewoning en bureau in te richten.
Helden op sokkels | 27
28 | Helden op sokkels
In de periode 1938-1958 veranderde er dus blijkbaar iets tussen de oren van Delhaye. In 1949 manifesteerde hij zich een eerste keer als verdediger van Horta's patrimonium. Hij las in de Louizalaan, ter hoogte van het huis nr. 520, de affiche met “Sur cet emplacement se réalise un immeuble de classe” op het perceel van de woning Aubecq, een van de meest volledige realisaties van Victor Horta. De afbraak in 1953 kon hij niet tegenhouden. Hij bekwam alleen dat alle gevelonderdelen werden genummerd en opgeslagen. Stenen verdwenen. De voordeur werd gestolen. Enkel en alleen voor het voortdurend transporteren van die stenen van de ene opslagplaats naar het andere depot werd meer dan 200.000 euro uitgegeven. Vanaf dat moment startte de zoektocht van Delhaye naar documentatie en archiefstukken over Horta's patrimonium. Dit is de allereerste poging, het unieke 'Eerste-sokkel-moment', waarmee iemand Victor Horta op een voetstuk probeert te hijsen. Misschien was dit studiewerk Jean Delhayes meest betekenisvolle inbreng. Hij kon een belangrijk deel van het archief van Victor Horta recupereren bij diens weduwe. Vandaag is dit ondergebracht in de 'Stichting Jean & René Delhaye' in het Hortamuseum. Het tweede sokkel-moment deed zich voor in 1965 met de sloop van Horta’s Volkshuis. In dit architecturaal pareltje waren de statuten en de hele werking van de socialistische beweging vertaald in structuren, ruimten, functies en relaties. Tegen de sloop loeide het internationale protest, maar in Brussel en België bleef het ongemakkelijk stil. Opnieuw stuitte Delaye op een muur van onbegrip. Opnieuw werd enkel een troostprijs toegekend: de nummering en demontering van de ijzeren structuur en de afvoer naar een depot in Tervuren. Alles belandde op een weide bij het Poelbos in Jette, waar het roestte
Helden op sokkels | 29
tot het boeltje einde de jaren 1980 verkocht werd aan een oud-ijzerhandelaar. Wat nog restte werd uiteindelijk federaal geregionaliseerd. Vlaanderen kreeg enkele spanten. Vandaag versieren ze het schreeuwerige interieur van 'Le Grand Café Horta' in Antwerpen. Jean Delhaye zag maar één mogelijkheid om gebouwen te redden: zelf kopen of de overheid doen aankopen, en vervolgens restaureren. In 1957 had hij een poot tussen de deur wanneer de tweede vleugel van het Van Eetveldehuis wordt gekocht door Figaz. Een jaar later kocht hij de art-nouveauwoning Deprez-Van de Velde uit 1895. In 1961 overtuigde hij het gemeentebestuur van Sint-Gillis om de eigen woning en het atelier van Victor Horta aan te kopen en in te richten als Hortamuseum. Sinds 1971 groeide dit museum onder zorgzame ijver van conservatrice Francoise Aubry uit tot een plek in België waar de bezoeker de kwaliteit van de verguisde architectuurstijl kan leren kennen. In 1985 kocht en restaureerde Jean Delhaye de woning Tassel. In 1989 werd een van Horta's kroonjuwelen, de woning Hallet, voor 140 miljoen frank verkocht, een bewijs van de vernieuwde belangstelling voor dit type erfgoed. Delhaye bekwam de bescherming van 12 gebouwen die door Victor Horta werden ontworpen. In datzelfde jaar kreeg hij de titel 'Architect van het jaar'. Enkele maanden later was hij getuige van de laatste stappen in de restauratie van Les Magasins Waucquez tot Museum van het Stripverhaal. Met dit alles zette Jean Delhaye niet alleen de verguisde architect Victor Horta op een sokkel. Hij bracht het art-nouveaupatrimonium onder de belangstelling van architecten en sympathisanten. Niet alleen pleitte hij voor behoud en restauratie, hij zocht ook gepassioneerde investeerders en vond gepaste functies die de gebouwen een tweede leven gaven. Een baan-
30 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 31
brekende werkwijze voor die tijd. Daarom kan Jean Delhaye beschouwd worden als de gangmaker van de hernieuwde appreciatie.Voor hem was er maar één art-nouveau-architect en dat was Horta. “De appreciatie voor het werk van Horta is relatief jong” Jos Vandenbreeden Jean Delhaye, geboren in 1908, was dus een man van de generatie tussen de twee wereldoorlogen. Jos Vandenbreeden zag het levenslicht net na de Tweede Wereldoorlog - in 1947, het jaar dat Hortta stierf - en groeide op ten tijde van Expo 58 en de Golden Sixties, een periode waarin 'toekomst' en 'technische mogelijkheden' voorop stonden. In de Brusselse binnenstad bedreigde de zogenaamde 'Bruxellisation' alle buurten die ouder waren dan 50 jaar, toevallig dus ouder dan Jean Delhaye. Als twintiger hoorde Jos Vandenbreeden bij het groepje geëngageerde jongeren rond de Sint-Rochusparochie dat zich verzette tegen de afbraak en de brutale bevolkingsuitdrijving in de Noordwijk. Daar waar Jean Delhaye lange tijd alleen stond, golfde Jos Vandenbreeden als 'Mei 68-er' mee op de toenmalige stroom van de aanstormende, kritische, protesterende jongerenbeweging, maar dan op het vlak van het 19de- en 20ste-eeuws erfgoed, waar alles nog te bewijzen was. 'Kennis is macht'. Met dat devies in het achterhoofd richtte Jos Vandenbreeden, samen met Alfons Hoppenbrouwers in datzelfde jaar 1968, de vzw 'Sint-Lukasarchief' op. Het archief stimuleerde wetenschappelijk onderzoek, organiseerde tentoonstellingen, gaf talloze publicaties uit over stedenbouw,
32 | Helden op sokkels
architectuur en bouwkundig erfgoed van de 19de en 20ste eeuw, bouwde in de achterkamers van een aftands gebouw in de Schaarbeekse Rogierstraat een indrukwekkend architectuurarchief op en voerde acties en sensibiliseringscampagnes voor bedreigde gebouwen. Het Sint-Lukasarchief werd vooral bekend naar aanleiding van de tentoonstelling 'Brussel, breken, bouwen' en de uitgave van de allereerste urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van Brussel-Hoofdstad in 1979. In 1969 wekte een uiteenzetting van Herman Hertzberger zijn interesse voor Victor Horta en voor de art nouveau. Voor zijn eindejaarsthesis koos Jos Vandenbreeden voor een Hortastudie, hierbij gestimuleerd door Hoppenbrouwers. Het onderzoek en het verzamelde Horta-archief van Jean Delhaye speelde daarbij een doorslaggevend rol en verleende inzicht in de principes die Horta hanteerde. Nadien groeide Vandenbreeden uit tot dé grote deskundige van het werk van Horta. 1969 is bijgevolg het derde 'cruciale' moment, het 'derdesokkel-moment', waarbij iemand Victor Horta op een verhoog probeert te hijsen. 16 jaar na het eerste sokkelmoment van Jean Delhaye. Jos Vandenbreeden startte in 1970 als assistent bij de opleiding Architectuur van het Sint-Lukas Hoger Architectuurinstituut in Schaarbeek, specifiek voor de uitbouw van het Sint-Lukasarchief. Sint-Lukas was toentertijd een broeihaard van maatschappelijk engagement, middenin een buurt waar de verpaupering toesloeg en hand in hand ging met 'bewuste verkrotting'. Zijn strijd voor Horta en voor de art nouveau kwamen daardoor in een veel ruimere context van ijver voor erkenning van kwaliteitsarchitectuur te staan, ongeacht de tijd waarin deze ontstaat. Jos Vandenbreeden kan bijzonder be-
Helden op sokkels | 33
geesterend praten over Horta en art nouveau, maar hij zit niet opgesloten in dat ene architectuurstijlwereldje. Hij is evengoed een groot pleitbezorger van eigentijdse vormgeving. Met Jos Vandenbreeden, maar ook met Jan Apers, Linda Van Santfoort en Jan Bruggemans, gingen alle inspanningen van het Archief om historische panden te redden ook gepaard met een systematische publiekscampagne. Huizen redden en mensen sensibiliseren. Of dat nu ging om zijn restauratie van het Solvayhuis, het voormalige Sluishuis op de Zenne, het Brouwershuis op de Grote Markt, het voormalige Aartsbisschoppelijk Convent in Mechelen of de Basiliek van Koekelberg. Vandenbreedens grootste trots is de redding van het Flageyomroepgebouw, een art-decogebouw uit 1938 van architect Joseph Diongre. Hij slaagde erin om het verlaten omroepgebouw in 1998 bij de World Monuments Fund in New York te doen opnemen als één van de 100 meest bedreigde sites ter wereld, in het eerbiedwaardige gezelschap van de oude Afghaanse stad Herat en het Italiaanse Pompeii. De emblematische affiche van het Flageygebouw als zinkende pakketboot zorgde toen voor de maatschappelijk déclic om dit prachtige gebouw te restaureren en als cultuurcentrum uit te bouwen. “Monumentenzorg maakt deel uit van onze hedendaagse leefomgeving." Barbara Van der Wee Ook Barbara Van der Wee is architecte. Ze behaalde haar diploma in 1980 aan het Sint-Lukas Hoger Architectuurinstituut in Schaarbeek. Babs was te jong om de eigenlijke 'Bruxellisation' meegemaakt te kunnen hebben, maar in haar studenten-
34 | Helden op sokkels
jaren einde jaren 1970 werd ze wel geconfronteerd met de gevolgen ervan. Als studente gidste ze trouwens in 1979 de tentoonstelling 'Brussel, Breken, Bouwen'. Meteen werd ze vertrouwd met de reeds afgelegde weg van twee generaties pleitbezorgers voor haar. Die leerschool deed haar nadenken over de bewoonbaarheid van de stad. Tijdens haar architectuurstage kwam ze terecht bij Alfons Hoppenbrouwers. Ze maakte er kennis met de ambitie om iets te doen met het belang van de kennis van historisch erfgoed als bron van het hedendaagse ontwerp. Ze spitte deze uitdaging verder uit aan het Raymond Lemaire International Centre for Conservation in Leuven. Als onderwerp voor haar eindwerk koos ze de woning Van Eetvelde van Horta. Ze moest dus geen inspanning meer leveren om Horta op een sokkel te plaatsen. Voor haar stond hij er lang bovenop. Ze bouwde voort op de intellectuele (r)evolutie teweeggebracht door Delhaye en Vandenbreeden. In 1988 kreeg ze in haar architectuurpraktijk de opdracht voor de restauratie van de woning Van Eetvelde. Ze deed dit samen met de toen 80-jarige Jean Delhaye. Wat een overdracht van inzichten. Bij deze restauratie golden twee pijlers: de terugkeer naar authenticiteit van het oorspronkelijke ontwerp en de verzoening met de vereisten van het moderne leven. Vandaag is ze uitgegroeid tot een van de voornaamste Brusselse restauratrices van het Horta-oeuvre. De lijst van haar realisaties is indrukwekkend. Onder haar hoede werden zowel openbare als private opdrachten (zoals Winssinger) tot een goed einde gebracht. Twee restauraties zijn tekenend voor haar inzicht en aanpak.
Helden op sokkels | 35
In 2002 startte ze een groots project: de restauratie van Horta’s Paleis voor Schone Kunsten. Na 75 jaar gebruik was de Bozar zowel inhoudelijk, organisatorisch als ruimtelijk vastgeroest en waren de oorspronkelijke karakteristieken van dit gebouw verdwenen. Horta was er nochtans in geslaagd om op een bijzonder kleine bouwoppervlakte een diversiteit aan functies en zalen te combineren, en dat in samenspel met een doorgedreven interne bereikbaarheid en toegankelijkheid. Door ongepaste verbouwingen was dit verloren gegaan. De nieuwe directeur-generaal van Bozar, Paul Dujardin, startte met een artistiek programma dat hand-in-hand ging met de renovatie en het herstel van het gebouw. Waar het kon, werd teruggekeerd naar de oorspronkelijke functies. Twee voorbeelden zijn de Bozar-bookshop en de Horta-brasserie waarmee de leefbaarheid in de buurt wordt opgekrikt. Voor deze restauratie kreeg Barbara Van der Wee de Vlaamse Prijs Cultureel Erfgoed. Veel beperkter, maar bijzonder tekenend voor haar aanpak, was haar restauratie van de Kleutertuin in de Sint-Ghislainstraat in de Marollen. Dit gebouw deed sinds zijn inhuldiging onafgebroken dienst als schoolgebouw. Het stond dus bijna nooit leeg, het werd nooit bedreigd, ook verbouwingen bleven beperkt. De functie, de sfeer en het karakter van het gebouw kwamen vrij ongeschonden uit de naoorlogse periode. Dit kan als een zegen worden beschouwd. De restauratie door Barbara Van der Wee is minstens even opmerkelijk als Horta's realisatie. Rond een binnenspeelplaats met zenitale lichtkoepel zijn vier klassen geschikt. Het basisprincipe van deze architectuur ligt in de centraliserende rol van de overdekte speelplaats, een rol die wordt beklemtoond door de lichtkoepel. De kern van de school baadt in het licht.
36 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 37
Barbara Van der Wee trok dit basisprincipe door in een gedurfde ingreep. De vloer van de binnenspeelplaats werd, over een oppervlakte die identiek is met de lichtkoepel, uitgebroken en vervangen door een metalen draagstructuur met glasplaten. Deze zorgt voor de doorstroming van het natuurlijke licht tot in de kelderruimte die zo kan gebruikt worden als rust- en slaapvertrek van de kleinste kleuters. Barbara Van der Wee volgt dus niet slaafs het restauratieprincipe, maar overstijgt het oorspronkelijk plan van Horta en hanteert bij de nieuwe invulling dezelfde principes. De nieuwe invulling is zo vanzelfsprekend dat ze er altijd lijkt geweest te zijn. Dit is, ook letterlijk, een schoolvoorbeeld van hedendaagse restauratie. Op zijn sokkel In 2005 organiseerden enkele Belgische TV-zenders de wedstrijd 'De Grootste Belg'. In de Vlaamse versie eindigde Victor Horta als 15de; in de Franstalige als 16de. Bram Borloo
38 | Paria Helden op sokkels
Helden op sokkels | 39
MANNEKE PIS:
van symbool naar icoon
Verdient hét Brusselse symbool bij uitstek eigenlijk wel een plaats in het pantheon der Brusselse helden? Wat is er zo heldhaftig aan schaamteloos urineren in het openbaar? Geeft Manneke Pis op een of andere manier uiting aan moed, onbaatzuchtigheid en/of doodsverachting zoals we van een echte held mogen verwachten? Is zijn gebaar niet eerder een uiting van een gebrek aan discipline? En moet de aankleding van deze onbeschofte mininudist daarom niet eerder regel dan uitzondering zijn? Wie al eens een uurtje bij de “oudste burger van de stad” heeft postgevat en de reacties van het massatoerisme bestudeerd, ontdekt al vlug dat van Manneke Pis heel veel kan worden gezegd maar dat hij zelden onverschillig laat. Bij velen roept zijn verschijning kreten van teleurstelling op die meestal te maken hebben met de grootte van het beeldje (of mogelijk slechts een lichaamsdeel ervan). Andere giechelen hun plaatsvervangende schaamte weg en vinden het enig dat er een plaats is op de wereld waar dit soort van onbeschaamd gedrag een hele (toeristen)cultus genereert… Maar laten we eerst even teruggaan in de tijd en proberen te achterhalen uit welke historische context dit beeldje eigenlijk is gegroeid. Dit renaissancistische symbool van vruchtbaarheid, deze “putto pisciatore” of “pissende engeltje” verschijnt in de 15de eeuw in een complexe culturele context waarbij een heel ambivalente semantiek heel wat interpretaties mogelijk maakt. We zetten er twee naast elkaar die uiteindelijk niet zo erg veel van elkaar verschillen.
40 | Helden op sokkels
De urine die het mannetje met onverminderende kracht naar buiten spuit kan in een eerste interpretatie gelden als een substituut voor sperma. Op die manier vormt Manneke Pis een prachtig vruchtbaarheidssymbool en staat zijn schaamteloze gebaar voor een zekere levenslust zoals we die bijvoorbeeld ook terugvinden in de figuur van Pallieter van Felix Timmermans. Was het Pallieter niet die al plassend zijn naam in de sneeuw probeert te schrijven? Manneke Pis als een epicuristische kleine-boodschapper die ons herinnert aan een soort van paradijselijke staat van onschuld waarbij de mens nog in harmonie leefde met de natuur en zich (nog) niet moest storen aan wetten en regeltjes? Kortom: een petit bon sauvage avant la lettre. Anderzijds kan het kleine mannetje ook een christelijk-religieuze betekenis krijgen waarbij het klaterende water dezelfde louterende werking vervult als het water dat de priester bij het doopsel gebruikt om een pasgeborene officieel te laten deelnemen aan de gemeenschap der gelovigen. Net zoals voor het Tweede Vaticaans concilie de pastoor met zijn aspergillum of wijwaterkwast de verzamelde gelovigen tijdens de eucharistieviering besprenkelt met het gewijde water, zo kan ook het water dat rijkelijk uit het mannetje vloeit een verwijzing zijn naar een spiritueel reinigingsritueel. Het enige verschil is dat vandaag geen gelovigen maar de hele toeristische wereldgemeenschap op deze manier ongewild en ongevraagd zijn zegen krijgt. Gaan we te ver door te stellen dat Manneke Pis ooit een christelijk engeltje-zonder-vleugels was met een verborgen heilsboodschap: jullie zijn allemaal kindjes van God en jullie krijgen hierbij mijn zegen? In Gregoriaanse teksten lezen we immers ook: “Besprenkel mij met hysop [een geneeskrachtig gewas], en ik zal reingewassen zijn”. De evangelische uitspraak (Mt, 8:8) “Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt maar
Helden op sokkels | 41
spreek en ik zal gezond worden” vormt het schalkse mannetje op die manier om tot het wat oneerbiedige “Pis en ik zal genezen”. Het is pas in de loop van de 19de eeuw dat deze heidenschristelijke interpretaties plaats maken voor een minder spirituele maar des te meer politiek-culturele inhoud. Manneke Pis heeft lak aan fatsoen en spot met de regels die autoriteiten ons willen opleggen. Manneke Pis dus als exponent bij uitstek van de Brusselse zwans waarbij niemand ontsnapt aan spot. Het beeldje staat daarom niet voor niks in de benedenstad, ver van alles wat te maken heeft met aanzien en macht, maar des te dichter bij het volk en zijn onverholen misprijzen voor regeltjes en reglementen. In de loop van de 20ste eeuw verglijdt de status van Manneke Pis meer en meer naar een soort marketingobject met bijna universele herkenbaarheid maar ook met een uitgesproken politieke boodschap. Een van de strafste voorbeelden van hoe het beeldje politiek wordt misbruikt is een oude postkaart uit de jaren 1930 waarbij een burgerdame na grondig geslachtsonderzoek constateert dat Manneke Pis zeker geen Jood is: Manneke Pis werd dus ook ingezet in een verderfelijke antisemitische campagne. Ook de Vlaamse Beweging spande het mannetje ooit voor eigen kar door een grote affiche te laten maken met boven de beeltenis van Manneke Pis deze boodschap, bedoeld voor de eentalig-Franstalige Brusselaars: “Zijn naam kunnen ze niet verfransen!”. Manneke Pis op de bres voor het oorspronkelijk Vlaamse i.c. Nederlandstalige karakter van Brussel? De laatste tijd echter wordt de plassende peuter met waterhoofd vaker vestimentair geaccapareerd door een of andere
42 | Helden op sokkels
humanitaire of goedbedoelende organisatie: Manneke Pis als boodschapper en symbool in de strijd tegen bijvoorbeeld aids (op wereldaidsdag draagt hij een rood Aidslint op de naakte borst), homofobie (“Manneke Pis in regenboogkleuren” mei 2011), … De Brusselse zwans en spot blijven hier dan toch volledig achterwege want het betreft immers zeer serieuze maatschappelijke kwesties die onze volle aandacht vragen. Manneke Pis vervult zijn rol als woordvoerder van een organisatie zoals bijvoorbeeld Amnesty International die het ene jaar aandacht vraagt voor de erbarmelijke situatie van politieke gevangenen en het andere jaar voor de uitzichtloze situatie van kindsoldaten. Wat opvalt is wel dat de kwesties waarvoor ons manneke aandacht vraagt in onze maatschappij toch kunnen rekenen op een zekere consensus. Het eerste protest, de eerste manifestatie tegen een zaak waarvoor Manneke Pis wordt ingezet, moet nog worden georganiseerd. Krijgt ons Manneke Pis door zijn groot passe-partoutgehalte en zijn capaciteit om ondanks zijn frêle schoudertjes toch grootse maatschappelijke kwesties onder de aandacht te brengen een zekere heldenstatus? In zijn ongeklede versie blijft hij toch vooral een icoon van het hedendaagse massatoerisme. Mensen van over heel de wereld willen met hem op de foto, niet zozeer omdat ze in hem een strijder zien voor een of andere goede zaak, maar als bewijs, als souvenir voor hun kortstondige passage in de hoofdstad van Europa: “Kijk, ik sta naast Manneke Pis. Ik ben er geweest.” En op die manier komt Manneke Pis, ondanks zijn kleine gestalte, op dezelfde hoogte als de Eiffeltoren, de toren van Pisa, de Londense Big Ben en het New Yorkse Vrijheidsstandbeeld. Toch niet slecht voor een klein mannetje van een halve meter groot …
Helden op sokkels | 43
Helden zonder sokkels
44 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 45
FRANOIS,
en telkens weer anders, zodat elke wagen op de rijstrook belandde waar hij ook hoorde.
Weinigen herinneren het zich nog. Hij is nochtans op TV geweest; in een programma van Jan Van Rompaey. Maar, daarbuiten? Alleen diegenen die er vaak passeerden, waren er getuige van.
Geen chauffeur liet hij onberoerd. Elk dreigend conflict wist hij weer meteen te ontzenuwen. Bij hem in de file staan, was een genot. Je zou het ervoor doen. Nee, ik vertrek niet wat vroeger, want dan sta ik bij de Belliardstraat niet in de file, en ik wil François zo graag nog eens meemaken.
voor de glimlach
Begin de jaren 1980; op 'Art-Belliard', het kruispunt van de Kleine Ring en de Belliardstraat, meer bepaald tijdens het piekuur 's avonds. Dat was 'zijn' piekuur. Auto's schoven van alle kanten aan, of beter gezegd, stonden stil. En daar stond hij dan. François Rowies, of, 'Lange Susse' of 'De lange selder'. ' Le woudt (flic) le plus sympa'. Politie-agent, 50 jaar, iets te zwaar voor zijn lengte. Groeide op in de Marollen. Liep school in de Rollebeekstraat. Speelde met de meisjes op de Grote Zavel. Nen braave ket. Was ook heel goed in Balle Pelote (een Brussels kaatsspel), lid van de ploeg van de Zavel en speelde een paar keer kampioen. Bij de politie van Brussel hoorde hij bij de 'motards'. Maar eigenlijk was hij het liefst van al verkeersagent. Op Art-Belliard regelde Lange Susse het verkeer. Dat was 'zijn' kruispunt. En hoe hij dat deed! Hij leek wel een theaterman of een dirigent, een toreador, een danser, een asfalttorero, hij had ook iets van een herder met schapen. Het hele kruispunt was zijn scène. De straten waren zijn zaal. Chauffeurs in hun auto's waren zijn toeschouwers in hun zetels. Hij liep voortdurend heen en weer. Verzocht de aankomende, twijfelende bestuurster met een diepe buiging, alsof hij haar ten dans vroeg, om alsjeblief, ja, graag, nog even iets meer aan te sluiten. Ja, prima. Dank u. Kus. En hop naar de volgende. Allez jong, in slaap gevallen? En altijd opnieuw
Midden de jaren 1980 was de zware CO-concentratie op een aantal kruispunten voor de politie van Brussel de reden om de diensten gevarieerder te regelen. Vanaf toen mocht Lange Susse op zijn kruispunt nog maximaal 45 minuten aan een stuk het verkeer regelen. Hij riskeerde er wel voortdurend zijn leven. Hij werd meermaals aangereden en na een ultieme aanrijding is hij ermee gestopt. Nog wat later ging François op pensioen. Hij stierf op 10 oktober 2008. Lange Susse was eigenlijk het type moderne held dat zijn leven op het spel zette voor een hoger belang: verkeersveiligheid en vlotte doorstroming. Voor zo iemand moeten ze toch een standbeeld maken, en dan nog liefst midden op dat kruispunt. Niet te hoog; zo op het niveau van alle auto's; in brons, met een pose die het midden houdt tussen verleiden en halfgemeend foeteren. En met het opschrift: 'Lange Susse:Voor de glimlach'.
46 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 47
EN WAAROM NIET KONING WILLEM I In heel Brussel vind je van koning Willem I geen enkel standbeeld, zelfs geen straatnaam. Nochtans speelde deze man voor Brussel en België een belangrijke rol. Hij werd in 1815, na de val van Napoleon, uitgeroepen tot koning der Nederlanden. Voor Brussel startte een stabiele en betekenisvolle periode. Er werd opnieuw gepland en gebouwd, in tegenstelling tot de 25 jaar onder Napoleon. Je zou van Willem I in de hoofdstad toch wel een 'Lieu de mémoire' mogen verwachten. Willem I gaf aan de Zuidelijke Nederlanden, want zo heette België toen, de financiële ruggengraat die deze jonge industriestaat nodig had. Een reeks gezaghebbende Brusselse handelshuizen legden hem in 1822 het project voor van de oprichting van een Brusselse bank. De koning zag daarin een mogelijkheid om in de hoofdstad heel wat initiatieven financieel mogelijk te maken. Hij bracht er een reeks eigen bezittingen in onder, waaronder 28.000 ha bos waarvan zowat een derde gelegen in het Zoniënwoud. Die bossen zouden grotendeels verkocht en gerooid worden om het initiatief te financieren. De wat lachwekkende naam 'Algemene Nederlandsche Maatschappij ter begunstiging van de Volksvlijt' zegt ons natuurlijk niets, maar deze instelling was de voorloper van onze Nationale Bank, evolueerde later tot Société Générale die aan de basis lag van de financiering van menig industrieel project en die we vandaag kennen als 'BNP Paribas Fortis'. In het denken van Willem I vormde de ontginning en het transport van steenkool en ijzererts een cruciaal element voor de
48 | Helden op sokkels
industrialisatie van de Zuidelijke Nederlanden. In 1817 steunde hij William, John en James Cockerill bij de bouw van een grote stoommachinefabriek in Seraing. Hij liet Jean-Baptiste Vifquain, ingenieur van Waterstaat, aan de slag gaan met een oude Franse studie om het Kanaal van Willebroek te verlengen van Brussel naar Charleroi. Een voor die tijd gewaagd plan, want om het hoogteverschil tussen de Zennevallei en de steenkoolmijnen te overbruggen, dienden er 52 sluizen gebouwd te worden. Willem I slaagde erin het dossier vlot te trekken. De eerste spadesteek werd uitgevoerd in 1829, maar nauwelijks een jaar later verdween Willem I met de noorderzon. Misschien zat hij dan wel in zijn Paleis Soestdijk te kniezen, maar koude voetjes had hij niet, want na de oorlog en na de opening van de Westerschelde verzekerde de nieuwe waterweg ook de aanvoer van goedkope steenkool tot in Den Haag. Ook stedenbouwkundig liet Willem I sporen na. Bij de aanvang van zijn regeerperiode was Brussel niet veel meer dan een in slaap gedommeld, middeleeuws stadje. Einde 18de eeuw waren de stadspoorten afgebroken. Napoleon had de opdracht gegeven om ook de wallen te slopen, maar dat was maar gedeeltelijk uitgevoerd. In de grachten graasden koeien en schapen en oefende de Gilde van de Kruisboogschutters op de liggende wip. Einde 1818 organiseerde het Regentschap een architectuurwedstrijd. De opdracht luidde: 'Het nivelleren van de omwallingen en aanleg van lanen met kunstwerken zoals bruggen, poorten, hekkens, gemeenschappelijke belastingskantoren, wachtlokalen, etc.'. Het winnende project was ondertekend door diezelfde Jean-Baptiste Vifquain. De werken namen een aanvang in 1819 en duurden tot 1842. Op de plaats van de stadswallen kwam een brede boomrijke ringlaan en een 2,5 meter hoog hek dat op regelmatige afstanden onderbroken
Helden op sokkels | 49
werd door octrooipaviljoenen, zoals je die nog kan zien aan de Anderlechtse- en de Ninoofsepoort. Dit geheel kennen we vandaag als 'De Kleine Ring'. Deze stedenbouwkundige ingreep is de eerste en meest betekenisvolle stap in de 19de-eeuwse modernisering van Brussel. Aan de noordoostelijke kant van Brussel kwam deze ringlaan ietsje verder van de vroegere stadswal te liggen. De gewonnen zone werd door diezelfde Vifquain verkaveld met een grondplan dat opgebouwd was vanuit een ruim, cirkelvormig plein. Ten tijde van de Hollanders heette dat het 'Oranjeplein'. Deze Oranjewijk kan beschouwd worden als het allereerste uitbreidingsgebied van Brussel. Vandaag kennen we het als het Barrikadenplein. De binnenstad telde heel wat troosteloze buurten. Dit hield verband met de onteigeningen en verbeurdverklaringen van kerken, kloosters en andere religieuze bezittingen ten tijde van de Oostenrijkers en onder Napoleon. Willem I liet op de moestuinen en de boomgaard van de Begijnhofwijk door architect H.L.F Partoes een nieuwe stadswijk bouwen. Loop even langs het Grootgodshuisplein en wandel langs een rechthoekig, gestructureerd geheel van sobere, witgepleisterde gevels. Geen enkel detail verraadt de overgang, het begin of het einde van een woning. De hele vormgeving lijkt erop gericht om enkel het geheel te dienen. Dit soort classicistische architectuur herken je ook op het Barrikadenplein. Het is kenmerkend voor het denken van Willem I: het Verlicht Despotisme. 'Verlicht' in denken en 'Despotisch' in uitvoering, waarbij individuele profileringsdrang ondergeschikt dient te blijven aan het maatschappelijke doel. Ook in de residentiële bovenstad was Willem I architecturaal actief. In de as van de Warande, aan de rand van het park
50 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 51
stonden twee 18de-eeuwse residenties. Het ene was ooit de woning geweest van de gevolmachtigde minister van het Oostenrijks Keizerrijk; het andere was de ambtswoning van de Oostenrijkse militaire bevelhebber in de Nederlanden. Vanaf 1816 plande de koning de samenvoeging ervan tot een breed Koninklijk Paleis. De paleisgevel was weer een voorbeeld van strenge, sobere, classicistische architectuur en viel niet zo in de smaak van de eerder Bourgondische Brabanders en Brusselaars. Het interieur was andere koek. Vooral de Empirezaal werd geroemd. Willem I kon pas vanaf 1829 zijn paleis betrekken, maar voor niet lang, want in 1830 moest hij al vertrekken, zonder paleis en zonder meubilair. Met dit bouwwerk legde Willem I de basis voor het Koninklijk Paleis van Brussel dat 75 jaar later door koning Leopold II op een nogal pompeuze manier een upgrade kreeg. Zoonlief, prins Willem van Oranje, kreeg van papa Willem ook een optrekje. Het werd vanaf 1823 gebouwd langs het Warandepark. Na de splitsing van de Nederlanden deed het gebouw tijdelijk dienst als Museum voor Schone Kunsten. Het werd ook aangeboden aan kroonprins Leopold (de latere koning Leopold II), maar diens aanpassingswerken werden afgewezen. Sinds 1876 kennen we het gebouw als het Paleis der Academiën. Het is een van de mooiste en gaafst gebleven Brusselse paleizen uit het begin van de 19de-eeuw. Voor de volledigheid vermelden we nog twee bouwprojecten waar Willem I een vinger in de pap had: de Kruidtuin en de Muntschouwburg. Oh, ongenadig lot! Uitgerekend in die Muntschouwburg was de opvoering van 'de Stomme van Portici' de lont aan het kruitvat van de Belgische Revolutie. En, tenslotte, de spraakmakende taalpolitiek van Willem I. Stel
Opu even een winterse dag,Frans toenindagen mooi eeuw konden voor dat het de 18denog en 19de in heel zijn, reisden Ann en Tinka naar Brussel. Ze volgden een cursus ‘Wereldverbetering’ aan de Hogeschool
Europa de voertaal was van de haute bourgeoisie, noblesse en diplomatie, tot in Moskou toe. In onze streken werd het Vlaams geassocieerd met 'achterstelling'. Net voor Willem I koning werd van de Nederlanden, had Napoleon trouwens de overheidsadministratie van de Zuidelijke Nederlanden volledig verfranst. Desondanks besliste Willem I in 1819 het Nederlands in te voeren als officiële ambtelijke taal. Bovendien liet hij Nederlandstalige scholen oprichten en bracht hij de Vlaamse bevolking voor het eerst in contact met een 'standaard-Nederlands'. Vanaf 1823 werd in het tweetalige Brabant het Nederlands de enige officiële taal. In de zuidelijke Franstalige provincies streefde Willem I naar een algemene tweetaligheid. Het is wat kort door de bocht, maar het klinkt wel goed: zonder Willem I zat de kans erin dat dit Helden-boekje in het Frans zou geschreven zijn. Kommersbonte en Ivoor moesten Dezevan taalpolitiek van Willem werdhun dooreindwerk de Franstalige bur-ze
op zoek gaan naar het echte Brussel. Als ze dat gevonden hadden, konden ze gediplomeerd beginnen met
52 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 53
Sokkels
gerij en de Katholieke Kerk aanzien als 'het Trojaanse Paard van het Protestantisme'. Dit verzet zou het startsein betekenen van de oppositie tegen de Nederlanders, wat uiteindelijk leidde tot de oprichting van België, waarbij de Vlaamse ontvoogdingsstrijd helemaal opnieuw kon beginnen. Na de oprichting van België ruimden Brusselse straat- en pleinnamen de plaats voor symbolen van het nieuwe heldendom. Willem werd Leopold, Oranje werd Barrikaden en Algemene Maatschappij werd Société Générale. Zelfs de inhuldigingsplaat van het Pacheco werd vervangen door een plaat van een ander hospice waar Leopold I het lintje doorknipte. Ook de herdenkingsplaat van de inhuldiging in Brussel van de allereerste gasfabriek op het Europese vasteland vermeldt niet meer dat Willem I aanwezig was bij de opening. Meteen weten we waarom Willem nooit tot held gepromoveerd raakte: een zaak van nationaal belang met communautaire kantjes.
In het Warandepark, kant Koningsstraat en rechtover het Errerahuis, stond wat verscholen tussen de struiken een standbeeld van een leeuw. Niet groot. Het beest was nauwelijks één meter lang. Ook niet hoog. De sokkel reikte tot aan mijn navel. Zijn rechter voorpoot rustte op een kanonbal. Ik heb het doorgaans niet zo voor leeuwen. Ze zijn gevaarlijk. Maar deze leeuw lachtte mij toe. Anderzijds leek hij ook tandpijn te hebben. Of was hij gewoon heel oud en smeekte hij om een aai over zijn kop, zoals een kat? De leeuw was ook een stuk kwijt. Zijn staart. De tand des tijds maakte hem grauw. Hij stond op een sokkeltje dat het zijne niet was, want hij pastte er ternauwernood op. Meer zelfs. Hij, waarvan er nu nog enkel dat aftands sokkeltje rest, zou een kopie geweest zijn van een andere leeuw. Die staat in het museum van de stad Brussel. Die leeuw moet dus wel heel bijzonder zijn. Google leert me dat het beest dateert uit de 18de eeuw en de tuin sierde van het kasteel van Karel van Lotharingen in Tervuren. Die leeuw had daar een broertje. Een hond. Die staat vandaag ook in het Warandepark, maar aan de kant van de Hertogstraat.
54 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 55
Die leeuw sprak me aan. Telkens ik door het Warandepark fietste, wilde ik, al was het maar even, langs hem heen. Zomaar eens gaan kijken. Als ik hem een duwtje gaf, lag hij eraf. Maar, als ik mijn hand uitstak, beet hij misschien. Gek hoe een brok steen, en dan nog een versleten kopie, mij zo aansprak. Ik heb dat niet met al die andere beelden in het park. Of toch. Jawel. Het 'Meisje met de schelp'. Treffend. Google schrijft dat het van dezelfde kunstenaar is, maar wel zes jaar jonger. Ze lacht ook, maar heeft geen tandpijn. Mooi. En sierlijk. Ze reikt naar voor, met haar schelp, alsof ze mij uitnodigt om te drinken. Het haakje is nog te zien, maar het bronzen drinkbekertje is verdwenen. Dat beeld heeft ook ongeveer mijn grootte. Zomaar grijpbaar. Ik ben niet de enige. Het is duidelijk te zien van welke plekken de mensen niet kunnen afblijven. Die blinken. Het beeld is immers van brons. In de onmiddellijke omgeving staan in het verlengde van elke vijverhoek nog 8 beelden. 'Hermen'. Ook zij zijn even groot als ik. Als ik die beelden zie, ben ik geneigd om, excuus, hun neus af te bijten of op hun tenen te stampen. Beeld u in. Kwaad worden op een beeld. Die leeuw kon bijten en die wilde ik strelen. Dit zijn mannen en ik wil stampen op hun tenen. Volgens Google gaat het om afbeeldingen van strijders. Ik ben niet de enige die wil bijten. Sommige neuzen en tenen liggen er al af. De beelden zijn ook ouder. Dus zijn er hier al veel meer kwade mannen voorbijgekomen. Met alle andere beelden in het Warandepark heb ik helemaal niks. Ik ken ze niet bij naam. Ik ga ze ook nooit opzoeken. Ze interesseren me niet. Ik weet enkel dat ze allemaal hoger, veel hoger zijn.Vooral hun sokkels. Opkijken dus.
56 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 57
Even verder op het Troonplein het paard met Leopold II, en voor de Albertina het paard met Albert I. Google stelt dat de poten van standbeeldpaarden iets vertellen over oorlog. Poten op de grond wil zeggen: geen oorlog. Een poot omhoog wilt zeggen: oorlog.Twee poten omhoog zou willen zeggen: gesneuveld. Google zegt niets over meer poten in de lucht. In Praag staat, of beter gezegd, hangt, een standbeeld met een paard ondersteboven. Spontaan heb ik het voor Albert. Alsof ik wat compassie heb met die man omdat hij enkel gekend is met een helm op zijn hoofd. Maar voor de Albertina zit Albert op zijn paard hemelhoog; een sokkel om 'U' tegen te zeggen. Een geluk dat er skat-
58 | Paria Helden op sokkels
ers op de trappen rondhangen. Dat maakt het opnieuw wat menselijk. Maar die kijken de andere kant op. Op het Troonplein daarentegen staat Leopolds paard op een soort uitwaaierende reuzentafel. Als ik me rek, kan ik tot bij de poten. Bijna hoor ik het paard briesen, zie ik zijn oren wapperen, zijn staart waaieren en de warme adem uit zijn neusgaten dampen. Ik kan het paard strelen. Leopold zelf niet. Stokstijf. Ze zijn ook van brons. Die koning staat voor mij heel ver weg, maar dat beeld staat me wel nabij. Spijtig van dat gazon er rond. Niemand komt erbij. Ook minister Rogier op het Vrijheidsplein staat geïsoleerd, op een sokkel midden in een vierkant gazon. De lage, sierlijke, gietijzeren gazonaflijning was compleet verroest en hebben ze enkele jaren geleden verwijderd. Het plakkaatje 'verboden op het gras te komen' ook, want er is toch niemand die dat doet. Bij Vesalius op het Barricadenplein is het nog straffer. Op het ruime, statige, ronde plein lijkt de groenbronzen wetenschapper met zijn ruime en lange cape op die hoge sokkel wel de as van een fietswiel, waarvan de spaken vervangen zijn door een vlak gazon, de velg een haag is en de fietsband het strookje is waar de toeschouwers mogen lopen. Bij minister Frère-Orban op het gelijknamige plein in de Leopoldwijk staat het hek nog. Die man had blijkbaar iets met een leeuw en een gebroken ketting. Bij John Cockerill op het Luxemburgplein valt het iets minder op. Hij staat ook centraal, maar omwille van de drukte van het auto- en busverkeer, en de café-terrassen die aandacht trekken, staat hij er een beetje verweesd bij. Nochtans staat hij niet alleen. Op zijn sokkel staat het opschrift 'Le père des ouvriers' en dat moest blijkbaar geïllustreerd worden door vier bronzen arbeiders: een smid, een mijnwerker, een monteur en een staalarbeider. Naar het schijnt, vormden deze vier in die tijd de allereerste standbeeldafbeeldingen van 'de werkenden
Helden op sokkels | 59
60 | Paria Helden op sokkels
mens' en vond de omwonende bourgeoisie dat beneden alles. Het standbeeld 'Paard aan de drinkplaats' op de Ambiorixsquare is een ander paar mouwen. Constantin Meunier brengt bij de toeschouwer veel teweeg. Die drinkplaats is er helemaal niet, maar alles in paard en ruiter beweegt in de richting van wat niet te zien is. Dat beeld wil ik niet betasten maar wel naar blijven kijken. Honderd meter lager staat 'Het zotte lied' van Jef Lambeaux. Waar Meunier verfijning en finesse toont, levert Lambeaux overweldigende emotie. Een wat zwaar uitgevallen naakte 'nimf' - ha, eindelijk een vrouw - verleidt een man met bokkenpoten,... of is het omgekeerd. Jarenlang stak er een chic in de kont van die mevrouw. Dat was pas grappig. Ook bij het monument van de Belgisch Congopioniers in Congo in het Jubelpark worden vrouwen gebruikt, maar waar eindigt hier de sokkel en waar begint het beeld? Bovenaan staat een naakte blanke vrouw. Ze kijkt neer op en brengt de westerse cultuur tot bij de zwart-Afrikaanse. Een uitgeklede vrouw op een sokkel? Daar gaat meestal een of andere symboliek achter schuil. Het opschrift links onderaan verklaart: 'De Belgische militaire heldenmoed verdelgt den Arabische slavendrijver', maar het voorlaatste woord is weggekapt. De uitgeklede-vrouwen-symboliek vind ik op zijn top als deze dames in hun armen een of ander industrieel gadget omsluiten. Boven de ingang van het voormalige Brusselse Zuidstation torsten vier vrouwen elk het gewicht van stoomlocomotieven, watervallen, postdistributiediensten en wereldbollen. De grappigste afbeelding vind ik die op de dakgoot van het Metropolehotel langs het De Brouckèreplein. Om haar hoofd draagt ze een soort lauwerenkrans met daarop een reeks gloeilampen. Haar naam? l'Electricité'.
Helden op sokkels | 61
62 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 63
Overal loop ik erlangs, maar op één plaats echter zit ik er middenin. Op de Kleine Zavel voel ik me vanop een van de comfortabele eiken zitbanken omringd door misschien wel zestig beelden.Wetenschappers, kunstenaars, politici maar ook ambachten, geschaard rond Egmont en Hoorn, door Spanje onthoofd op de Grote Markt. Soms kan ik ook naast een standbeeld gaan zitten. Charles Buls, op de rand van die fonteinbank op het Agoraplein. Hij leest een boek. Lof der zotheid.Tegen zijn been leunt zijn hond. Hij draagt een enorme snor. Ook kinderen kunnen niet van de staart en die snor blijven. Die zijn geel en glimmen. Zijn knie ook. Daar gaan ze opzitten. Paardje rijden. Een bronzen Buls als één van ons. Of het Zinneke; die hond op een trottoirhoek in de Kartuizersstraat. Het is een manneke. Hij staat te pissen tegen een verkeerspaal. Kinderen gaan erop rijden. Ze kunnen ook weer niet van zijn staart blijven. Dat kan je zien. Het beest is van brons. Spijtig dat Manneke Pis achter een traliehek zo hoog op een sokkel staat. Hij is ook van brons. Wat zou er blinken als hij toegankelijk was. Of een standbeeld van ijskreem. Of een afbeelding met puzzelstukken die de passanten telkens weer kunnen wisselen. Dat zou misschien nog wel iets worden.
64 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 65
DE BRUSSELSE HELDENWANDELING
Deze wandeling start bij de hoofdingang van het Centraal Station (1).
Gezagsdragers laten graag een spoor na. Ze zien dat als daad van heldenmoed. Koning Leopold II koos voor ruimtelijke ingrepen in Brussel. De wijken waarop het huidige Centraal Station werd aangelegd, heetten ‘Putterij’ en ‘Sint-Rochus’ en hadden een trieste reputatie van bedenkelijke kroegen met meisjes van lichte zeden. In 1883 werd beslist ze te slopen en een boulevard aan te leggen met publieke tuinen, concertzalen, expositie- en theaterruimte. Leopold kwam zelf de afbraak inspecteren. Links en rechts van de hoofdingang van het huidige Centraal station houden bas-reliëfs de herinnering aan deze wijken levendig. Met de ogen van vandaag lijkt het een soort eerbetoon aan het verleden. Destijds waren ze echter bedoeld om aan te tonen hoe rommelig en onhygiënisch die vroegere wijken wel waren. Aan de overzijde van het stationsplein staat een hotel. Rechts van dat gebouw begint een hek. Volg langs dit hek het trottoir en wandel bij de tweede doorgang links de trap naar beneden (2).
66 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 67
Ruim 600.000 Brusselaars zijn van buitenlandse afkomst. Opdat iedereen zich in Brussel thuis zou voelen, krijgt elke migrantengroep sinds enkele jaren de gelegenheid om ergens een standbeeld neer te zetten. Het verhoogde platform met Don Quichote en Sancho Panza, held en antiheld, is daar een mooi voorbeeld van Maar er was meer aan de hand. Na het verdwijnen van het Franco-regime deed Spanje veel moeite om lid te worden van de toenmalige Europese Gemeenschap (nu Europese Unie). Omdat België het daarin steunde, kreeg ons land twee wederdiensten. De eerste was dit Don Quichote-standbeeld. Het tweede was een massale overbrenging van Spaanse kunstwerken voor de Europalia-Spanje-tentoonstellingen in België, waaronder schilderijen waarvoor absoluut verbod gold ze ooit nog te vervoeren. Even verder staat op manshoogte het beeld van de Hongaarse componist Béla Bartók (3). Loop achter Bartók tot bij de fontein op het bomenrijke plein (4).
Charles Buls was burgemeester van Brussel van 1881 tot 1899. Hij bouwde niet alleen een sterk scholennet uit, maar hij verzette zich met hand en tand tegen de grootschalige slopingsijver van Leopold II. Na zijn ontslag wijdde Buls zich aan de inventarisatie van het Brusselse architecturale erfgoed. Zijn bronzen standbeeld staat niet op een sokkel zoals bij een heerser, maar zit hier tussen ons. Trouwens, beelden die aanspreken gaan op bepaalde plaatsen blinken. Wandel het pleintje bergafwaarts af en loop links langs de Heuvelstraat tot op het midden van de Grote Markt (5).
68 | Helden op sokkels
Op de toren van het stadhuis staat Sint-Michiel. Hij doodt met zijn zwaard de draak aan zijn voeten. Daarin lijkt hij sterk op een andere drakendoder, Sint-Joris. De eerste is aartsengel. In het Christendom betekent dit dat hij als boodschapper van God naar de aarde werd gestuurd. Daarom staat hij afgebeeld met vleugeltjes. De tweede, Sint-Joris, wordt nooit afgebeeld met vleugels. Hij is immers maar een gewone heilige. In het Christendom betekent dit dat hij als mens zijn leven ten dienste stelde van God. Het is kenmerkend voor de meeste monotheïstische godsdiensten dat zij hun God laten omringen door een hele rits hemelse functionarissen. Ze moesten voor de gewone mens de afstand tot God overbruggen en het onverklaarbare op een of andere wijze personifiëren. Heiligen en aartsengelen dienden dus als helden en toonden ons de weg naar de hemel. Op de stadhuistoren maken de vleugels van Sint-Michiel hem echter ook geschikt als windwijzer. Loop links van het stadhuis de Karel Bulsstraat in. Voorbij het Hotel Amigo steek je de drukkere Lombardstraat over. Loop door tot bij het volgende kruispunt (6).
Wat is er zo heldhaftig aan schaamteloos plassen in het openbaar? Er zijn heel wat verklaringen voor dit 15de-eeuwse verschijnsel. Vermoedelijk gaat het om een vruchtbaarheidssymbool. Sinds de 20ste eeuw wordt de plassende peuter steeds meer vestimentair geaccapareerd door uiteenlopende organisaties: als drager van de goede boodschap of symbool in de strijd tegen aids of voor Amnesty International of tegen kindsoldaten. Manneke Pis dus als volleerd woordvoerder over grootse maartschappelijke kwesties. In zijn meest naakte vorm is Manneke Pis toch vooral een toeristische attractie, waarmee deze held op dezelfde hoogte
Helden op sokkels | 69
70 | Helden op sokkels
komt als de Eiffeltoren, de Scheve Toren van Pisa, The Big Ben of het Vrijheidsbeeld. Wandel rechts van Manneke Pis de Eikstraat omhoog. Sla net voor het pleintje rechts de Villersstraat in, loop langs een restant van de oude stadswal en wandel bij de Dinantstraat rechts tot op het Dinantpleintje (7).
Straat- en pleinnamen verwijzen dikwijls naar figuren die tijdens hun leven een of andere bijzondere prestatie leverden. Sommigen vallen echter na verloop van tijd in ongenade. Dit verging ook Maximiliaan-Emmanuel van Beieren, gouverneur in de Nederlanden van het Oostenrijks-Hongaars Keizerrijk en bijzonder begaan met de wederopbouw van Brussel na de bombardementen van 1695. Dit pleintje werd onder zijn bewind aangelegd en naar hem genoemd. Na de Eerste Wereldoorlog viel echter alles wat een Duitse naam droeg in ongenade. Het Beierenplein moest eraan geloven. De naam werd vervangen door het symbool van Duitse vernieling: Dinant. Zo vind je op een Brusselse plattegrond ook andere straatnamen uit die tijd, zoals Ieper, Diksmuide, Passendaele, Houthulstbos of IJzer. Loop de Cellebroersstraat op. Bij het kruispunt kies je links de middenberm van de Keizerslaan. Vijftig meter verder merk je rechts opnieuw een restant van de stadswal (8).
In het torentje van deze stadswal werd Frans Anneessens, schaliedekker en deken van de gilde van de Vier Gekroonden, in 1719 een nacht opgesloten voor hij op de Grote Markt werd onthoofd. Anneessens was toen één van de zovele Brus-
Helden op sokkels | 71
selaars die de oude machtspositie van de gilden wilden verdedigen tegen de toenemende economische en politieke veranderingen. Pas 110 jaar later, vanaf 1830, wordt dit epos plots vanonder het stof gehaald. Anneessens kreeg een gedenkplaat in de Kapellekerk. Twintig jaar later werd een straat naar hem genoemd en in 1889 werd besloten om het Lebeauplein om te dopen tot Anneessensplein en het plein te bekronen met een groot Anneessens-standbeeld. Verscheidene maatschappelijke groepen wilden Anneessens plots voor hun politieke kar spannen. De eersten waren super-katholieke aristocraten die hun eigen overtuiging wilden onderstrepen door te stellen dat Anneessens zijn ultieme straf ongestoord onderging vanuit een rotsvast geloof in Christus. Twintig jaar later werd hij gerecupereerd als ‘liberale verzetsheld avant la lettre’; want was deze man niet juist terechtgesteld omdat hij opkwam tegen een onrechtmatige inning van zware belastingen? Enkele weken later wapperden aan de voet van het standbeeld de rode vaandels van de opkomende Belgische Werkliedenpartij en werden vlammende speeches gehouden. Was Anneessens immers niet opgekomen voor de bescherming van de kleine man? Op die manier werd Frans Anneessens een Belgische ‘passe-partout’-held. Volg het trottoir naast de stadswal in de richting vanwaar je kwam. Ter hoogte van het kruispunt kies je de schuin-links-vertrekkende Hoogstraat. Sla ter hoogte van de Kapellekerk links de Stevensstraat in en wandel er bergop tot bij de ronde verbreding: het Emile Vanderveldeplein (9).
Aan de overzijde van deze rotonde werd in 1965, ondanks internationaal protest, het Volkshuis van architect Victor Horta gesloopt en vervangen door de ‘Blaton’-toren die er nu staat.
72 | Helden op sokkels
Helden op sokkels | 73
Deze daad stond symbool van de ‘Bruxellisation’, de vernieling van historisch erfgoed voor grootschalige vastgoedprojecten. De art-nouveau-architectuur uit het einde van de 19de eeuw was tussen de twee wereldoorlogen in ongenade gevallen en tenslotte ook - ongelooflijk maar waar - vergeten geraakt. Vanaf 1950 werden heel wat Horta-realisaties gesloopt. Jean Delhaye was de eerste om - zijn gewezen leermeester - Horta te herontdekken. Hij hees Horta voor de allereerste keer terug op een sokkel. Dan kwam Jos Vandenbreeden die er met het Sint-Lukasarchief in Schaarbeek in slaagde om patrimonium en kwaliteitsarchitectuur in het algemeen en die van Horta in het bijzonder opnieuw op het menu te krijgen. Vanaf de jaren 1980 was er Barbara Van der Wee die vele Hortagebouwen restaureerde en de logica van de meester doortrok in vernieuwende toevoegingen. Wie zijn hier de helden? Loop de Stevensstraat verder bergop. Op het Grote Zavelplein volg je het rechter trottoir tot voorbij de O.-L.-Vrouw-van-de-Zavelkerk. Steek de Regentschapsstraat over en wandel het Kleine Zavelparkje binnen (10).
De Kleine Zavel is een zalige plek. De zitbanken lijken de waterpartij en het monumentale standbeeld van de verzetshelden Egmont en Hoorn te omhelzen, maar ze zijn op hun beurt omgeven door een hele reeks beelden van notabelen en wetenschappers uit de 16de en 17de eeuw die het vrije denken en de vrije wetenschap hoog in hun vaandel droegen. Bovendien is het hele parkje ook omgeven door een zeer mooi afsluithek dat bekroond is door 49 bronzen beelden van Brusselse ambachtslieden. Je waant je in een laat-middeleeuwse wereld. In werkelijkheid kijk je naar de 19de-eeuwse liberaal-politieke Belgicistische recuperatie van de geschiedenis. Wat doet een
74 | Helden op sokkels
land zonder geschiedenis? Het maakt er één. Keer langs de andere hoekuitgang terug naar de Regentschapsstraat. Steek bij het zebrapad de drukke straat over en neem rechts. Volg de straat met de tramsporen tot voorbij het Museum voor Schone Kunsten. Op het Koningsplein draai je links af. In de pleinhoek wandel je langs het openstaande hek tot op het Museumplein. Op dit plein staat rechts een monumentaal beeld (11).
De afgebeelde persoon is Karel van Lotharingen ofte Charles de Lorraine, gouverneur van de Nederlanden in de periode 1740-1780, in opdracht van zijn schoonzus, keizerin MariaTheresia van Oostenrijk. Links van het beeld zie je het paleis dat hij voor zich liet bouwen. Straks meer over deze Charel. Loop rechts van het beeld door, sla bij het trottoir naar rechts af en loop terug tot bij het Koningsplein (12).
De Brusselaars waren het Verlicht-Despotische regime van keizerin Maria-Theresia niet zo gunstig gezind, maar die Karel Van Lotharingen viel wel mee. Hij hield van brood en spelen en de Brusselse middenstand leverde maar al te graag aan het hof. Naar aanleiding van zijn 25-jarig gouverneurschap deed Brussel hem een standbeeld op een defileerplein cadeau. Het pleinproject groeide wat boven hun hoofd en hun portemonnee en werd uiteindelijk dit Koningsplein. Met de Franse Revolutie (1789) verdween het Oostenrijkse Keizerrijk. Nog voor de Franse aankomst in Brussel in 1792 bracht de Gilde der Brouwers het standbeeld van Karel van Lotharingen in veiligheid, waarna de Fransen op het midden
Helden op sokkels | 75
76 | Helden op sokkels
van het plein een Vrijheidsboom plantten. Enkele maanden later stonden de Oostenrijkers hier terug. Boom eruit. Karel terug op zijn sokkel. Nog enkele maanden later verschenen de Fransen terug ten tonele. Ditmaal werd Karels’ standbeeld in stukken geslagen en gesmolten. We maken een sprong naar 1830. De nieuwe Belgische natie vroeg zich af wat ze met die plek in het midden van dit plein zou aanvangen? Ze gaf de opdracht om het beeld van Karel van Lotharingen opnieuw te gieten. Ondertussen had de Belgische geschiedschrijving het Oostenrijkse Keizerrijk echter al gedegradeerd tot ‘bezettingsmacht’. Voor het midden van dit plein werd gezocht naar een aanvaardbare historische held die kon gelden als compromisfiguur. Het werd Godfried van Bouillon die Jeruzalem had bekeerd en had gered uit de handen van de Arabische slavendrijvers. Beide beelden waren klaar in 1848. Godfried won het pleit. Het beeld van Karel werd in 1901 nog maar eens hergoten, maar ook dat verdween in de opslagplaatsen van Brussel om pas rond 1990 opnieuw een plaats te krijgen bij het Museumplein. Steek links de Hofberg over en volg de pleinwand. Net voor je de tramsporen zou kruisen, sla je links de Koningsstraat in. Steek bij het tweede zebrapad over en wandel langs het openstaande hek het Warandepark binnen. Draai 10 m verder naar rechts tot bij een voetstuk zonder standbeeld (13).
Op deze sokkel stond, tot onlangs, een beeld van een leeuw. Nauwelijks één meter groot. Zijn rechter voorpoot rustte op een kanonbal. De leeuw lachte je toe. Alhoewel, hij leek ook tandpijn te hebben. Of was hij gewoon heel oud en smeekte hij om een aai over zijn kop, zoals een kat? De leeuw was ook een stuk van zijn staart kwijt. Bovendien maakte de tand des
Helden op sokkels | 77
tijds hem niet alleen vuil maar ook grauw. Misschien is hij naar de carwash. Meer zelfs. Hijzelf was een kopie van een andere leeuw. Die staat vandaag in het museum van de stad Brussel. Dat beest dateert uit de 18de eeuw en versierde de tuin van het kasteel van Karel van Lotharingen in Tervuren. Daar had die leeuw een broertje. Een hond. Die staat vandaag ook in het Warandepark, maar aan de kant Hertogstraat. Helden. Helden op sokkels. Helden zonder sokkels. Sokkels zonder helden. Keer tien meter op je stappen terug en wandel de brede parkdreef rechts op tot bij de achthoekige vijver (14).
Rond de achthoekvijver staan 8 beelden. Dit soort beelden noemt men ‘Hermen’. Ze stellen strijders voor. Sommigen zijn beschadigd. Ook deze beelden komen uit de tuin van het kasteel van Karel van Lotharingen in Tervuren. Sommige neuzen en tenen lijken afgebeten en afgestampt. Even verder, richting Koninklijk Paleis (15), staat het bronzen beeld ‘Meisje met de schelp’. Het meisje glimlacht en reikt naar voor, met haar schelp, alsof ze je uitnodigt om te drinken. Het haakje is nog te zien, maar het drinkbekertje is verdwenen. Sierlijk. Het is duidelijk te zien van welke plekken de mensen niet kunnen afblijven. Deze glimmen. Wandel de parkdreef achter het meisje af tot bij de parkuitgang (16).
De bouw van het Koninklijk Paleis van Brussel wordt toegeschreven aan koning Leopold II. Eigenlijk is dat maar heel gedeeltelijk het geval. Het was vooral Willem I, koning der
78 | Helden op sokkels
Verenigde Nederlanden, die vanaf 1816 startte met de bouw ervan. In die tijd liep de hoofdas van het Warandepark immers nog door. Links en rechts van die straat stond een residentie. Willem I schafte de straat af en verenigde beide residenties tot een heus Koninklijk Paleis. Willem I deed nog veel meer voor onze Zuidelijke Nederlanden. Hij liet het kanaal naar Charleroi aanleggen, investeerde in de industrialisatie van onze gewesten, liet in Brussel de stadswallen en grachten heraanleggen tot brede ringpromenades (de huidige Kleine Ring) en startte diverse bouwprojecten zoals dat van de Kruidtuin, het Pacheco-Instituut en de Muntschouwburg, en dit alles op nauwelijks 15 jaar tijd. Dus, waarom spreken we niet van het Paleis van Willem I? En waarom vinden we in Brussel geen enkele straatnaam of standbeeld van hem? Misschien wel omwille van zijn taalpolitiek. Willem I voerde in 1819 het Nederlands in als officiële ambtelijke taal en richtte Nederlandstalige scholen op. Willem I bracht de bevolking voor het eerst in contact met ‘standaardNederlands’. Het is misschien wat kort door de bocht, maar het klinkt wel goed: zonder Willem I zat de kans erin dat dit Helden-boekje in het Frans zou geschreven zijn. Meteen weten we waarom Willem nooit tot held gepromoveerd raakte: een zaak van nationaal belang met een communautair kantje. Dit is het einde van deze Heldenwandeling.
Helden op sokkels | 79
Bronnen Manneke Pis ‘Het rode vaderland: de vergeten geschiedenis van de communautaire spanningen’, Maarten Van Ginderachter, Paperback - 2005 Hodja, de Turkse Tijl ‘Turkish Secular Muslin Identity on Display in Europe’ - Hakki Gurkas - in: ‘Muslim Societies and the Challenge of Securalization’ - Gabriele Marranci New York, etc - Springer - 2010
‘Hodja dans la cité des Ânes’ - Karim Fadoul - La Dernière Heure - 2005 Sokkels ‘Brussel: Stille getuigen’ - Jacques Demey - IBM - Lannoo - 1979 Het Broodhuis: museum van de stad Brussel De sokkelbouwers van Horta ‘Victor Horta, architectonografie’ - Alfons Hoppenbrouwers, Jos Vandenbreeden, Jan Bruggemans - Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf 1975 ‘Jaarboek Architectuur Vlaanderen 2000/2001’ - Vlaams Architectuurinstituut ‘Art nouveau in wording’ - tentoonstelling - Réseau Art Nouveau Network 2010 ‘Horta: van Art nouveau tot Modernisme’ - Françoise Aubry & Jos Vandenbreeden - Ludion - 1996 Jos Vandenbreeden, Sint-Lukasarchief, Schaarbeek Sint-Rochus ‘Van chirurgijns tot pestheiligen: ziek zijn in Brugge in de 16de en 17de eeuw’ - Post Scriptum van Post Factum - Uitgverij Ludion François, voor de glimlach De politie van de zone Brussel-Elsene Algemeen Web:Wikipedia, Irisnet Persartikels uit Knack, BDW, Le Soir, De Morgen, De Standaard 41 jaar gidswerk van Brukselbinnenstebuiten
80 | Helden op sokkels
colofon
'Helden op sokkels' is het resultaat van een samenwerking tussen de Erfgoedcel Brussel van de VGC en Brukselbinnenstebuiten vzw. Redactie: Brukselbinnenstebuiten; met Bert De Bisschop, Bie Blancke, Bram Borloo, Claudine Huyghe, Erik Nobels, Joris Sleebus, Lut Vrints, Malte Woydt, Michaël Valckeniers, Philip Van Ginderachter, Stefan Moens en Wim Kennis Vormgeving: Tonk Design – Muriel Crespin (0494/92 33 47) Fotografie en illustraties: Brukselbinnenstebuiten vzw Druk: drukkerij Verhoeven, Sint-Pieters-Leeuw Oplage: 1000 ex. Contactgegevens: VGC – Erfgoedcel Brussel Emile Jacqmainlaan 135 1000 Brussel T 02/208 02 32 E [email protected] www.erfgoedbrussel.be
Brukselbinnenstebuiten vzw Hopstraat 47 (bus 1) 1000 Brussel T 02/218 38 78 E [email protected] www.brukselbinnenstebuiten.be
Verantwoordelijke uitgever: Eric Verrept, Sainctelettesquare 17, 1000 Brussel Wettelijk depotnummer: D/2012/7025/20 met de steun van de Vlaamse overheid