Heid Cat zondag 33b en 34a (vr en antw 91 en 92) De wet Gods 1 hoe niet bedoeld 2 hoe wel bedoeld 3 waartoe bedoeld Gemeente, God dienen, daar gaat het over in de catechismus sinds zondag 32. En we hebben gezien dat er twee woorden zijn die daar alles mee te maken hebben: ten eerste het woord dankbaarheid. God dienen is Hem dienen niet om zalig te worden, maar omdat ik zalig gemaakt ben. Niet om te verdienen maar omdat Hij alles verdiend heeft. En ten tweede hoorden we vorige week het woord bekering. God dienen is tegen je oude natuur ingaan. Is een strijd tussen Geest en vlees, oude mens en nieuwe mens. De oude mens die geen eigenaar meer is van je levenshuis, maar wel bewoner. Vanavond komt er een derde woord bij. Dat is het woord: wet. De wet van God. God dienen heeft alles te maken met de wet van God. In het dienen van God kan alleen de wet de enige norm zijn. En niet, zegt antwoord 91 ons goeddunken of een menselijke inzetting. Dus niet voordeel of het ontlopen van nadeel, ook niet mij gevoel of gemak, ook niet mijn inzicht en begrip, maar alleen Gods wet. Om een paar voorbeelden te noemen, voor een deel uit de nieuwjaarsmorgen preek: Je hebt al lang verkering en bent echt zeker van elkaar, wat is erop tegen om al geslachtsgemeenschap te hebben? Alleen Gods wet geeft de doorslag. Je huwelijk is moeizaam en slecht, en je krijgt aardig contact met een derde. Toch heel begrijpelijk en logisch dat je daar behoefte aan hebt. Alleen Gods wet geeft de doorslag. Je hebt het niet breed en wilt je gezin goed verzorgen en krijgt iets aangeboden in het grijze circuit. Daar kun je veel mee doen. Alleen Gods wet geeft de doorslag Je zit voor je eten in een rumoerige zaal waar ze op je letten en je denkt: ik kan toch ook in mijn hart bidden. Dan ontloop ik een hoop narigheid. En God ziet toch wel in mijn hart. Alleen Gods wet geeft de doorslag. God dienen kan nooit tegen Zijn wet ingaan. Gods wet is de enige norm voor het dienen van God. Daarom horen we elke zondag de 10 geboden. Hebben ze een vaste plaats in de erediensten elke zondagmorgen. Alleen, je kunt je afvragen: doet ons dat zoveel? Als we die lezen of horen, aanhoren? Schrik je soms niet als het orgel inzet want je gedachten waren heel ver afgedwaald? En als we na de wet Psalm 51 zingen: ik gevoel de
grootheid van mijn kwaad mijn zonde zie ik mij steeds voor ogen zweven, ervaren we dat dan ook? Of als we Psalm 119 zingen:kom mij te hulp mijn ziel die U verbeidt, verwacht heeft Uw bevel met lust en liefde ontvangen, beleven we dat dan ook? Of zingen we die Psalm na de wet vaak gedachteloos, onaangedaan? 1 hoe niet bedoeld: Ja, dat komt omdat die 10 geboden zo bekend zijn. Je hoort er niks nieuws in en je weet al van tevoren wat er komt. Nou, dat kan meespelen, maar dat is toch niet het diepste punt, lijkt me gemeente. Het diepere punt hierbij is dat wij zo geneigd de 10 geboden totaal verkeerd op te vatten. Dat zou wel eens heel veel te maken kunnen hebben dat wij met de wet al gauw omgaan zoals de farizeeen en schriftgeleerden dat deden. En daarover heeft Jezus het in Mattheus 5 vers 20. Hoe deden die dat dan? Hoe vatten die de wet op? Heel secuur in bepaald opzicht. Heel secuur in uit te rafelen waar precies de grens ligt, wat er nog net wel en nog net niet onder valt. Jezus neemt eerst het 6e gebod als voorbeeld:Gij zult niet doodslaan. En daarvan zeiden de Farizeen en Schriftgeleeden: dat betekent: wie doodt die zal strafbaar zijn door het gericht. Wat is precies doodslaan, wat is dood door schuld wat is moord en waar ligt precies de grens daartussen allemaal? En zo kun je ook de andere geboden langsgaan. Gedenkt de sabbatdag. Wat valt daar precies wel of niet onder? Wat mag niet op zondag? Wat valt er allemaal onder werken? Waar ligt de grens tussen ontspanning en inspanning precies? En als het gaat over Gods Naam ijdel gebruiken: welke woorden zijn nog net geoorloofd en wat is toch echt net een bastaardvloek? En als het gaat over eren van je vader en moeder en allen die over je gesteld zijn, zoals een leraar bijv.:wat mag je precies nog net wel en wat net niet tegen de leraar of over de leraar zeggen? Dat kun je helemaal in kaart proberen te brengen. Bij elk gebod. Wat mag ik allemaal niet doen. En dan is daar natuurlijk een heel verschil in mogelijk: wat de één vindt kunnen vindt de ander over grens. Dat was toen ook zo:je had verschillende scholen onder de schriftgeleerden. De school richting van rabbi Hillel of van rabbi Johanan. De een soepel, de ander veel strenger. Maar in elk geval:dan let je vooral op wat je dóét. Op wat voor mensenogen zichtbaar is aan je levenswandel. En dan vooral op wat je niet mag en wat je toch gedaan zou hebben. Wat niet door de beugel kan. En je kunt dan als het ware afturven hoevaak je het toch gedaan hebt. Hoeveel keer je gezondigd hebt. Gevloekt, gestolen, doodgeslagen, gelogen. Dan kom je misschien
soms tot 5 keer per week, soms tot twee keer, soms tot 1 keer, soms denk je: misschien wel helemaal niks vandaag. Dan zijn er best weken waar je een goed gevoel van overhoudt. En je kunt er een ladder van maken van de geboden die je wel gehouden hebt. Deze week niet gevloekt, niet doodgeslagen, niet gestolen. Je komt aardig wat treden hoog. Hoger dan menig ander die er maar op los leeft. Dan zegt Jezus:wie zo met de wet omgaat:als uw gerechtigheid niet meer overvloedig is dan die van de Farizeen en Schriftgeleerden zult gij het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Als dat je gerechtigheid, je dienst aan God is, dan kom je niet eens in Mijn rijk. Dan ben en blijf je erbuiten. Dan kom je aan het eind van je leven met een goed gevoel aan de hemelpoort, maar God is het daar niet mee eens: buiten! Of je dan op een strenge of wat minder strenge manier het hebt opgevat doet er niet toe: alleen maar gerechtigheid van Farizeen en schriftgeleerden en daarmee kom je er niet in. Nooit. 2 hoe wel bedoeld: Hoe dan wel met de wet omgaan? In Mattheus 5 zegt Jezus steeds: Doch Ik zeg u…. De Farizeen hebben het woord van de 10 geboden zo opgevat en uitgelegd, maar Ik zeg u dat de ware Goddelijke bedoeling een heel andere is. En dat heeft de catechismus goed opgediept uit de Schrift. Dan kom je tot 4 principes van uitleg van de 10 geboden. Die de zondagen 34 tot 44 heenlopen als rode draden. Daar mogen we één ding aan vooraf laten gaan. En dat is dit: God heeft met Zijn wet goede bedoelingen. Ook met Zijn wet. Want boven de wet staat: Ik ben de HEERE uw God, die u uit Egypte heb uitgeleid. De God van het verbond, Die u omringt met Mijn trouw en woorden. Dat voorop: God bedoelt het goed. Heeft ons behoud op het oog. Vanuit het verbond spreekt Hij tot ons. Dan zou je de wet kunnen vergelijken met een gordijn. Een in elkaar gefrommeld gordijn. Dan zie je er niet veel van. Als het in elkaar gefrommeld is kun je het patroon niet goed zien. Bovendien hebben wij slechte ogen. Zien wij heel slecht, verduisterd als ons verstand is. Nu vouwt de catechismus dat gordijn open, zodat we in alle plooien kunnen zien. Dus het gordijn is beter te zien én we bidden om licht in onze ogen zodat we beter en scherper zien. En wat er dan gebeurt….. Het eerste principe dan: de zonde is een boom. Een giftige boom. Die heeft vruchten, bittere, giftige vruchten. Maar ook tak waar die vrucht uitkomt. En die tak komt uit de stam en de stam heeft wortels onder de grond. Kijk, als het gebod een zonde noemt, dan noemt het de vrucht: de daad. Maar die komt uit de tak van plannen en voornemens. Die tak komt uit de stam van opwellingen en gedachten. En die stam komt uit een
wortelstelsel van begeerten en verlangens. En dat valt er allemaal onder. Van de vrucht terug naar de wortel. Het 6e gebod: antwoord 106 God verbiedende de doodslag, de vrucht, leert ons dat Hij de wortel ervan zoals nijd, haat, toorn, wraakgierigheid ook haat. Het 7e gebod antwoord 109: God verbiedt echtbreken, de daad, de vrucht, maar daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten en lusten. Het 8e gebod: antwoord 110 het einde. Niet stelen. De daad, vrucht. Daarenboven verbiedt God alle gierigheid, hebzucht, en misbruik en verkwisting van Zijn gaven. Het 10e gebod: niet begeren. Antwoord 113: dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod nimmermeer kome. Heere, ontvouw het gordijn van Uw wet en open mijn ogen dat ik zie…. Het tweede principe is de omslag. Als God iets verbiedt wat verkeerd is, dan gebiedt Hij iets wat goed is. Het 1e gebod, geen andere goden, maar wat gebiedt God dan? Antw 94 2e deel: dat ik de ware God ken, Hem alleen vertrouw, onderwerp, alle goeds verwacht, liefheb, vrees en eer. Het 3e gebod, niet ijdel gebruiken van Gods Naam, antw 99b: dat ik de Naam Gods gebruik met vreze en eerbied, Hem recht aanroep en belijd en prijs. Het 6e gebod, niet doodslaan, antw 107b dat wij onze naaste liefhebben, alle zachtmoedigheid, barmhartigheid,vriendelijkheid bewijs en zijn schade afwenden en onze vijanden goed doen. Het 8e gebod, niet stelen, antw 111: dat ik het nut van mijn naaste bevordere, de armen zal mogen helpen. Het 9e gebod, geen vals getuigenis, 112b dat ik de waarheid liefheb, oprecht spreek en belijdt, zijn eer en goed gerucht zal bevorderen Het 10 gebod, niet begeren, 113b dat wij wel begeren, lust hebben tot alle gerechtigheid. Het derde principe: het gaat bij alle geboden om het innerlijk. God ziet waar het uit opkomt en waar het toe bedoeld is. Dat zegt antwoord 91: goede werken die zijn naar Gods wet, maar ook uit geloof en tot Gods eer. God ziet en vraagt altijd: waarom doe je dat? Uit liefde, uit dankbaarheid. En waartoe doe je dat? Tot Mijn eer alleen, om Mij te eren of te laten eren? In mensenoog is 100 euro aan de zending geven het beste van het beste, maar waarom en waartoe doe je dat? Heere, ontvouw het gordijn van Uw wet en open mijn ogen dat ik zie….
Het vierde principe is dat God altijd in alle opzichten het volmaakte eist. Van dat zondige mag niets nooit in mijn hart en daden zijn. Antw 94, dat ik niet in het allerminste tegen Zijn wil doe. Antw 113 dat de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods nimmermeer kome. En wat God wel gebiedt dat moet altijd vol zijn. Antw 113: dat wij te allen tijd tot alle gerechtigheid lust hebben. En motief en bedoeling moeten vol en zuiver zijn. Uit volle, brandende pure liefde en alleen en volkomen tot Zijn eer zonde eniger bijbedoeling of beperking. Heere, ontvouw het gordijn van Uw wet en open mijn ogen dat ik zie…. Als God dat gordijn en je ogen opent, enigszins opent, dan is dat gordijn een spiegel, een spiegel waarin mezelf zie misvormd door duizend zonden. Is er eigenlijk wel iets wat ik doe of denk wat niet zondig is? Waar zit geen zonde in? Ik heb een zondige aard die krioelt van alle zonden. Waar nooit iets uit voortkomt wat God behagen kan, want overal zit zonde aan, in, doorheen. Wie is er dan nog hoogmoedig tegenover God? De ladder stort in, alle treden brokkelen af. En ik kom geen centimeter boven de grond uit. Alles wat ik als trede dacht te gebruiken breekt ook weer stuk en doormidden. Of niet? Of zijn we nog blind? Dan kun je zelfs zeggen dat je gelooft, maar het is inbeelding…. Ja, maar als het zo met zien en opvatten en zo gaat zien, dan word je toch wanhopig, moedeloos? Het is en wordt nooit wat het wezen moet. Je kan er net zo goed mee ophouden om te proberen. Of je kan die stok van de wet maar beter ontlopen en niet mee inlaten en niet naar luisteren, want het bederft je levensgeluk en levensplezier. Maar gemeente, let erop waar we mee begonnen: Voorop: God bedoelt het goed God heeft ons behoud, onze zaligheid op het oog, ook met Zijn wet. 3 waartoe bedoeld: Als we goed de catechismus lezen, dan zien we dat de wet daarin twee keer ter sprake komt. Aan het begin in zondag 2 tot en met 4. In het deel over de ellende. En in zondag 34 tot 34 in het deel over de dankbaarheid. Dus God heeft twee goede bedoelingen met Zijn wet. Zo komen we dat ook in de Bijbel tegen. De wet is tuchtmeester tot Christus. Naar Christus toe. De wet staat in het kader verbond-wet-Evangelie. Vanuit het verbond gericht op het Evangelie, op Christus Als tuchtmeester. Dat was in de oudheid een slaaf, de tuchtmeester. Die voor de kinderen moest zorgen. Die de kinderen bijvoorbeeld ook naar school moest zien te krijgen. Nou, die kinderen wilden toen ook wel eens niet. Dan kwam die slaaf en dreef ze ernaar toe. En gaf ze een flinke tik. Net
zolang tot ze de school ingingen. Tuchtmeester. Die ons naar Christus drijft. En de wet drijft ons op. Met de toorn/misnoegen van God achter ons aan. En de wet geeft ons een tik: daar gezondigd, en daar, en daar, en toen en toen, en overal en altijd. Totdat een mens ziet buiten Christus ben ik verloren, blijf ik verloren. En vlucht naar Christus. Daarheen, naar Hem wil de wet ons hebben. Eens zie je dat voor het eerst. Buiten Christus verloren, enkel zonde. Psalm 51 ga je zingen na de wet: mijn zonde zie ik mij steeds voor ogen zweven. En dan steeds meer en meer. Hoe verloren ben ik toch buiten Hem! En wat is Jezus veel waard! Dat besef komt en blijft. De verwondering over Hem. Dat Hij ons verlost heeft van de vloek der wet Zelf een vloek geworden zijnde. Zijn bloed is zo veel waard: daar kun je al je zonden instorten. Die zondestortplaats is nooit vol. Altijd kunnen daar alle zonden weer bij en in wegvallen. In vergelijking met de oceaan van Zijn bloed, zijn mijn zonden huisafval. Ik hoef niet bang te zijn dat het niet meer in de oceaan erbij past. Ze kunnen er altijd weer in. Hoeveel heeft God mij niet vergeven? En de tweede bedoeling kun je vatten met het woord gids. De wet is een gids. Gids, leidsman vanuit Christus.De orde is: verbond-wetEvangelie-wet. Zondag 34-44. Een gids die de weg wijst naar de top van de bergen met het prachtigste uitzicht. Maar, wat merk ik, die gids loopt veel te hard voor mij. Ik kan hem op geen stukken na bijhouden. Hij is zo ver voor me uit. Psalm 119 ga je zingen: kom mij te hulp, och dat er kracht en leven in mij reez’. Help me, Heere om die gids te kunne volgen en bijhouden. Want het is wel goed. Hoe dichter bij die gids hoe dichter bij Uw gunst. Hoe meer van Gods aangezicht je mag ontvangen en genieten. Hoe meer licht en uitzicht je ontvangt. Hoe dichter je bij de zonnestralen komt. Hoe warmer het wordt geestelijk gezien. Kijk goed opvatten: kind is kind. Dat staat niet op het spel. In Christus niet meer onder de wet en aangenomen tot kind. Maar: dan maakt het nog een heel verschil hoe vader is. Heel verschil of vader boos is, daarmee wil hij je niet laten schrappen als kind bij de burgerlijke stand, maar boosheid van vader is niet fijn. Of dat vader vriendelijk is en kijkt. Hoe dichter achter de gids, hoe vriendelijker God de Vader kijkt. Hoe meer gunst van Zijn Aangezicht, hoe meer uitzicht op de heerlijkheid. Daar is dus de wet voor! Tuchtmeester en Gids. Kijk, als dat gordijn dichtvalt, als je ogen dichtgaan, dan word de waarde van Christus minder en de verwondering en de wederliefde, dan wordt zalig worden steeds gewoner en vanzelfsprekender, en verloren gaan zo vreemd, hoe kan God dat nou doen…. En dan komt er steeds meer
zelfvoldaanheid, en gezapigheid, de vaart gaat eruit, het verlangen naar meer, de afhankelijkheid ebt weg…. Verbond-wet-Evangelie-wet. Wij probeerden de wet te verstaan zoals hij bedoelt is. Weet u wat dan zo mooi is en wordt? Hoe Kohlbrugge de wet hoorde. Gij zult, gij zult niet. Die hoorde daar beloften in. gij zult gij zult niet eens komt het zover dan zult gij niet stelen, niet doodslaan, niet echtbreken, dan zult gij eeuwig de sabbat houden, dan zult gij nooit meer iets kwaads begeren. Dat klonk hem als muziek in de oren. Amen