ouderen hebben andere eisen dan jongeren
Healthy Ageing en de gebouwde omgeving Als de Nederlandse maatschappij van mening is dat ouderen langer moeten doorwerken en langer voor zichzelf moeten zorgen, dan dienen we er in de gebouwde omgeving, en met name in het huisvestingsproces, rekening mee te houden dat ouderen andere eisen hebben inzake gezondheid dan jongeren. In de wet- en regelgeving en in de normen en richtlijnen wordt met ouderen echter niet expliciet rekening gehouden, met als gevolg dat in de huidige situatie de huisvesting voor ouderen vaker een handicap is dan een comfortabele, inspirerende of veilige omgeving, oftewel een gezonde omgeving. Tekst: Paul Roelofsen (TU Delft/Grontmij Nederland B.V.)
32
huisvesting gezondheid
De kansarme en niet-vitale ouderen hebben de meeste problemen van de vier groepen in economisch, gezondheids- en sociaal perspectief: zij zijn cognitief beperkter, eenzamer en hebben meer behoefte aan hulp en zorg. De invloed van de fysische (werk)omgeving is op niet-vitale ouderen groter dan op vitale ouderen. Kansrijke ouderen hebben meer mogelijkheden in de keus/het beïnvloeden van hun fysische (werk) omgeving dan kansarme ouderen. Vooral de vitale ouderen hebben de maatschappij veel te bieden aan (niet meer gebruikte) ken-
Vooral vitale ouderen hebben de maatschappij veel te bieden aan kennis nis. Het is in ieder geval in ieders voordeel als de groep vitale ouderen groter is dan de groep niet-vitale ouderen. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat een groter deel van de 65-plussers ten opzichte van dertig jaar geleden (1981) gezond is, maar dat zij ook langer doorleven met chronische ziekten.
Bouwen voor gezondheid
Als het gaat over ouderen, is een algemene indeling te maken op basis van een economische en een gezondheidsdimensie, waardoor vier groepen ontstaan die verschillen in zelfredzaamheid en kwetsbaarheid. Die indeling is weergegeven in tabel 1. De vitaliteit bepaalt in welke mate burgers inzetbaar zijn om een bijdrage te leveren aan de ambities van de maatschappij. Volgens het Nederlands Kenniscentrum Vitaliteitsmanagement wordt de vitaliteit van een persoon bepaald door de mate van aanwezigheid van factoren die zijn onder te verdelen in vier categorieën, zoals weergegeven in tabel 2.
Oudere mensen kennen een lagere tolerantie voor oncomfortabele situaties dan jonge mensen. De gebouwde omgeving is dan ook sterk van invloed op het werk-, leer-, ziekte-, zorg- en genezingsproces, de ondersteuning van ouderen en het reduceren van fouten, ongelukken, ongemak en – het gevoel van – onveiligheid. De gebouwde omgeving is met slimme technologie zo in te richten dat mensen geïnspireerd worden, actiever worden, beter leren en minder snel ziek en onzeker worden en sneller genezen, sneller hulp ontvangen, minder snel het slachtoffer worden van ongelukken en beter worden gefaciliteerd in hun activiteiten. Kortom: bouwen voor gezondheid betekent naast levensgeluk en welzijn ook veiligheid en zelfredzaamheid. Gebouwgebonden techniek De geschiedenis heeft uitgewezen dat met de gebouwde omgeving, en met name met de gebouwgebonden techniek, ziekten zijn terug te dringen en het welbevinden is te vergroten,
Facility Management Magazine | Guide 2013 | 33
dimensie
gezondheid Kenmerk
Niet-vitaal
Vitaal
Amper zelfredzaam Kansarm
Weinig reservecapaciteit
Zelfredzaam in gezondheidsperspectief
Zeer kwetsbaar
economie Kansrijk
Zeer zelfredzaam
Zelfredzaam in economisch
Veel reservecapaciteit
perspectief
Niet kwetsbaar
Tabel 1. Algemene indeling ouderen naar zelfredzaamheid en gezondheid.
vitaliteit Inspiratie
Fysiek (gezonde leefgewoonten)
Motivatie
Bewegen
Doelen stellen
Roken
Zingeving
Alcoholgebruik
Balans werk en privé
Gezonde voeding Ontspanning
Sociaal Emotioneel
Mentaal
Leiderschap
Aandacht controle
Samenwerken
Spanningsregulatie
Conflicthantering
Emotie controle
Assertiviteit
Gedachte controle
Overtuigingskracht
Concentratie
Inzicht in behoeften van anderen
Zelfvertrouwen Omgaan met tegenslagen Blijvend leren/zelfreflectie
Tabel 2. Vitaliteitsfactoren.
waardoor bijvoorbeeld in de twintigste eeuw de kindersterfte drastisch is verminderd. Naast verbeterde voeding droegen bijvoorbeeld de aanvoer van veilig drinkwater, gesloten systemen om het rioolwater af te voeren en verbeteringen op (steden)bouwfysisch gebied (bijvoorbeeld meer daglicht en ventilatie) hieraan bij. Hoewel gebouwgebonden techniek ons tegen ziekten als cholera en tyfus beschermt, zijn er nieuwe gevaren opgedoken, in de vorm van veteranenziekte, legionellagriep, SARS (severe acute respiratory syndrome), vogelgriep en de dreiging van biologische oorlogsvoering. Het is een trend waarbij het de vraag is in hoeverre de gebouwgebonden techniek hierin een beschermende rol kan spelen.
34
Domotica Het devies dient te zijn: ‘Van zinloos innoveren naar zinvol integreren’, aldus Mohammadi (2010), opdat domotica voor een doorbraak zal kunnen zorgen. Domotica omvat alle apparaten en infrastructuren in en rond woningen die elektronische informatie gebruiken voor het meten, programmeren en sturen van functies ten behoeve van bewoners en dienstverleners. Domotica is echter nog vaak te kenschetsen als een mismatch tussen technologie en de behoeften van de doelgroep; door de aanbodgerichte aanpak was er meer sprake van ‘variëren’ dan van ‘innoveren’. Voor verdere ontwikkeling en een doorbraak van domotica dienen niet alleen de functionaliteiten beter te worden afgestemd
huisvesting gezondheid
op de werkelijke behoeften van ouderen, maar dienen ook de mogelijkheden en toegevoegde waarde van domotica duidelijker te worden aangetoond. Nu is de ‘state of the art’ van domotica bijvoorbeeld af te leiden uit het aantal aanwezige afstandsbedieningen in een woning. In het onderzoek van Mohammadi wordt geconcludeerd dat domotica moet voldoen aan behoeften met betrekking tot het welbevinden, autonomie, verbondenheid en zich thuis voelen, veiligheid en zekerheid. Bij ouderen gaat het bijvoorbeeld om het geheel van wonen en niet om de toepassingen: de oudere koopt geen domotica, maar wenst woongemak en wooncomfort. Enkele interessante stellingen uit het onderzoek van Mohammadi luiden: -- Domotica moet niet gaan over ‘de slimme woning’, maar over ‘slim’ wonen. Domotica kan alles in de woning automatiseren, behalve het leven zelf. -- Als de overheid en de bouwwereld niet slagvaardig inspelen op de komende behoefte aan voldoende geschikte woningen voor zelfstandig wonende senioren, zal het extramuraliseringsbeleid tot mislukken gedoemd zijn; een staatssecretaris voor ouderenbeleid in het nieuwe kabinet is dan ook geen overbodige luxe. -- De vraag naar domotica is nu omgekeerd evenredig aan het aanbod. De overheid dient zich terughoudend op te stellen met betrekking tot het stimuleren van te vroegtijdige implementatie en dient speciaal ruimte en steun te geven aan ontwikkelingsprojecten,
omdat de ontwikkeling van domotica – als geheel – zich momenteel nog in een transferfase bevindt en de implementatiefase nog moet plaatsvinden. Duurzame ontwikkelingen De omslag naar duurzame energie is wereldwijd versneld na de kernramp van Fukushima. Verschillende regeringen, waaronder bijvoorbeeld die van Japan en Duitsland, hebben besloten kernenergie helemaal af te schaffen. Waar
Domotica moet niet gaan over ‘de slimme woning’, maar over ‘slim’ wonen duurzaam bouwen voorheen nog werd gezien als een alternatieve cultuur, is er nu een algeheel kwaliteitsbewustzijn ontstaan dat wordt ondersteund door onderzoek, de wetenschap en het onderwijs, met als doel de gezondheid van mens en dier en de reductie van hulpbronnen. Er zijn op dit moment talloze universiteiten en faculteiten die zich met deze aspecten bezighouden. Duurzaamheid heeft het imago van een alternatieve cultuur achter zich gelaten en biedt de mogelijkheid voor carrières op de lange termijn. Dat is tevens de achtergrond waartegen de energietransitie in Europa vorm zal krijgen. De verandering heeft zich reeds goed ontwikkeld,
Facility Management Magazine | Guide 2013 | 35
De foto’s in dit artikel zijn van het Elisabeth Centrum in Breda.
ook als antwoord op de vroege milieubeweging die dat ook steeds als innovatie heeft gebruikt. Beperking energieverbruik Door de drang naar beperking van het energieverbruik is het minimale voorgeschreven ventilatievoud van gebouwen steeds minder gebaseerd op de laatste inzichten inzake gezondheid. Samen met de reductie van de infiltratie van buitenlucht door de buitenhuid van een gebouw heeft dit geleid tot een vergroting van de prevalentie van allergische aandoeningen. Dit houdt in dat een op gezondheid gestoelde verbetering van ventilatiesystemen kan bijdragen aan het terugdringen van chronische aandoeningen als astma, chronische bronchitis en longemfyseem, longkanker en hart- en vaatziekten. Vergrijzing en ontgroening Het grotere aandeel ouderen in onze maatschappij stelt andere eisen aan de gebouwde omgeving: behoud van autonomie en welbevinden. Persoonsalarmering en videotelefonie zijn aan het palet van gebouwinstallaties toegevoegd om tegemoet te komen aan de
36
volledige definitie van ‘gezondheid’ conform de Wereldgezondheidsorganisatie: ‘Health is a state of complete physical, mental and social wellbeing and not merely the absence of disease or infirmity.’ Maas (2009) heeft onderzocht dat er een sterke relatie bestaat tussen groen en gezondheid. Dit is met name het geval bij kinderen, ouderen en mensen met een lagere sociaaleconomische status. Bij dit aspect ligt het voor de hand om te denken aan een sterkere uitbreiding van groen in de maatschappij in combinatie met slimme technologie ter vitalisering van ouderen (bijvoorbeeld Vitaliteitstuinen, het TimePointsysteem in het Màximapark te Leidsche Rijn).
Takenpakketten (gebouwgebonden) techniek Tegenwoordig heeft gezondheidsbevorderende (gebouwgebonden) techniek vier verschillende taken: -- het verminderen van infectierisico’s; -- het voorkomen van chronische aandoeningen; -- het ondersteunen van het welbevinden; -- de reductie van hulpbronnen.
huisvesting gezondheid Hierbij zijn de activiteiten binnen de (gebouwgebonden) techniek niet meer ingedeeld naar de aard van het te installeren materiaal, maar naar de functie die wordt nagestreefd.
Conclusie en advies Voornoemde takenpakketten vragen om nieuwe uitgangspunten voor de (gebouwgebonden) techniek, met als doel het beperken van nieuwe gezondheidsrisico’s, het verhogen van het welbevinden en de reductie van hulpbronnen in een vergrijzende en ontgroenende maatschappij. Dit zijn uitdagingen die elk technisch en economisch haalbaar zijn. De genoemde kansen zijn echter alleen te benutten door meer persoonsgerichte uitgangspunten te hanteren. Dit vraagt om een grotere integratie van kennis inzake de (gebouwgebonden) techniek en de gezondheid. Installatie-ingenieurs hebben dus kennis van biologie, chemie, fysica, epidemiologie en psychologie nodig om te kunnen voldoen aan de nieuwe uitdagingen. Voor het beoordelen van energiebesparende maatregelen zijn zowel de implicaties voor het milieu als die voor de volksgezondheid van belang. Binnenlucht is bijvoorbeeld evenals drinkwater een voedselproduct. Prestatie-eisen welbevinden Bouwen met meer zorg voor gezondheid reduceert de kans op ziekte en – het gevoel van – onveiligheid, stimuleert de fysieke en mentale activiteit en biedt ondersteuning bij de dagelijkse werk- en levensverrichtingen. Het vergroot de mogelijkheid van zelfzorg en mantelzorg en de kwaliteit van professionele zorg. Bekeken vanuit dit perspectief zijn de juiste prestatieeisen inzake het welbevinden voor ouderen evident en dienen de normen en richtlijnen hier met spoed op te worden aangepast.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid Bij de overstap naar levensloopbestendig bouwen en incidentgedreven werken is het van belang dat de techniek betrouwbaar is. Daarnaast blijkt het een voorwaarde dat de nieuwe toepassingen makkelijk zijn aan te leren en eenvoudig en intuïtief werken. Pas als het vertrouwen er is en technische voorzieningen
Bouwen met meer zorg voor gezondheid reduceert de kans op ziekte en onveiligheid in de praktijk goed blijken te werken, kunnen mensen het efficiëntst worden ingezet. Voor de opdrachtgever is er een duidelijke rol weggelegd: het goed formuleren van een Programma van Eisen en het vroegtijdig betrekken van een installatieadviseur in de initiatieffase zorgen ervoor dat tijdig afwegingen kunnen worden gemaakt en keuzes integraal in het ontwerpproces kunnen worden meegenomen. Daarnaast zouden opdrachtgevers zich moeten organiseren om in afstemming het formaliseren van technische eisen in het veld te bewerkstelligen. De rol van de installatieadviseur is vooral helpen om de juiste keuzes te maken en zorgen dat zaken op elkaar aansluiten, betrouwbaar zijn en niet onnodig kostbaar zijn. In de dagelijkse praktijk mag men dan vergeten hoe vernuftig het technische systeem eigenlijk in elkaar zit, omdat het zo eenvoudig, intuïtief en bijna onzichtbaar werkt, in het realiseren hiervan is een gezamenlijke verantwoordelijkheid te zien.
in het kort Ouderen stellen andere eisen aan gezondheid dan jongeren. Hiermee stellen ze ook andere eisen aan de gebouwde omgeving. Persoonsgerichte uitgangspunten zijn hiervoor nodig. Bouwen met meer zorg voor gezondheid reduceert de kans op ziekte en – het gevoel van – onveiligheid, stimuleert de fysieke en mentale activiteit en biedt ondersteuning bij het dagelijkse werk- en levensverrichtingen.
Meer op fmm.nl De literatuurlijst bij dit artikel kunt u terugvinden in de FMM Bibliotheek. > www.fmm.nl/guide2013
Facility Management Magazine | Guide 2013 | 37