HAVO
ieder z’n vak
2014-2015
het Vlietland College LEIDEN
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord Nederlands Engels Culturele kunstzinnige vorming Lichamelijke opvoeding Godsdienst/levensbeschouwing Maatschappijleer Oriëntatie op vervolgonderwijs Kunst – beeldende vorming Kunst – drama Frans Duits Geschiedenis Aardrijkskunde Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Economie Management en Organisatie Informatica
2 3 4 5 6 7 9 11 11 14 17 17 18 19 21 23 26 28 29 30 32
1
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
WOORDEN AAN HET BEGIN, OOK WEL VOORWOORD GENOEMD Het volgend schooljaar stappen jullie de wereld binnen die 2efase heet. Een wereld die er anders uitziet dan het derde leerjaar. Met behulp van de methode MC en de HACO-Quests hebben jullie een beeld gekregen van hoe de 2e fase in elkaar zit bv. de profielen, studiehuis, studiebelastinguren (sbu’s). Maar ook de inhoud van de vakken zal er anders uitzien in de bovenbouw HAVO en er zijn vakken die je nog nooit gehad hebt b.v. management & organisatie en ckv. Daarom hebben collega’s geprobeerd zo begrijpelijk mogelijk te omschrijven wat jullie te wachten staat wanneer je volgend jaar die vakken gaat volgen. De decanen wensen jullie (en u) veel leesgenot en naar wij hopen ook enige voorpret. Spannend is het immers allemaal wel.
W.A.G.M. van Rooijen, decaan HAVO, kamer 111,
[email protected].
2
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
kennis van literaire begrippen en toepassing daarvan plus overzicht van de literatuurgeschiedenis
Nederlands Inleiding Het vak Nederlands is opgenomen in het gemeenschappelijk deel van alle profielen. Het vak heeft een belasting van 400 sbu in de HAVO-afdeling. Het vak is belangrijk omdat vele van de vaardigheden, aangeleerd bij Nederlands, toegepast kunnen en moeten worden bij de andere vakken. Lees-, spreek- en schrijfvaardigheid zijn de pijlers van het vak. De argumentatieve vaardigheden vormen een onderdeel van bovengenoemde vaardigheden. Daarnaast is letterkunde een belangrijk onderdeel: het lezen en beoordelen van literatuur en het analyseren van poëzie. Literatuurgeschiedenis maakt ook deel uit van het vakonderdeel letterkunde.
Toetsing A leesvaardigheid in het centraal examen; de toets bestaat uit een tekst met vragen en een samenvattingsopdracht; B spreekvaardigheid in het schoolexamen; de toets bestaat uit: een betogende voordracht en deelname aan een discussie of debat; C schrijfvaardigheid in het schoolexamen; de toets bestaat uit een gedocumenteerde schrijfopdracht. D argumentatieve vaardigheden In het schoolexamen; de toets bestaat uit een tekst met vragen en een onderdeel samenvatten. In het centraal examen; als onderdeel van leesvaardigheid E literatuur In het schoolexamen; de toets bestaat uit een mondeling en schriftelijk deel. Er moeten minimaal 10 titels- waarvan minstens 2 van vóór 1880 - gelezen worden. Daarnaast moet de boekenlijst aan een aantal andere eisen voldoen. De kennis over de gelezen boeken wordt getoetst in het mondeling. De onderdelen poëzie-analyse en literatuurgeschiedenis worden schriftelijk getoetst. Naast deze toetsen wordt er in de voorexamenklas een aantal voortgangstoetsen gegeven, waarvan de cijfers meetellen voor het (overgangs)rapport. Ook cijfers voor schrijfopdrachten, spreekvaardigheidstoetsen en letterkundige opdrachten kunnen meetellen voor het (overgangs)rapport.
Methoden Voor taalvaardigheid (spreken, lezen en schrijven) wordt de methode Nieuw Nederlands van uitgeverij Noordhoff gebruikt. Voor literatuur gebruiken we de Syllabus letterkunde. Inhoud Het vak kent vijf domeinen: A leesvaardigheid het analyseren, interpreteren, beoordelen en samenvatten van een zakelijke tekst; B spreekvaardigheid het houden en beoordelen van een discussie, debat of voordracht; C schrijfvaardigheid het verzamelen, verwerken en verstrekken van informatie; D argumentatieve vaardigheden onderdeel van bovenstaande drie vaardigheden, vooral bij analyse, beoordeling en opbouwen van een betoog E literatuur
Contacturen Leerjaar Contacturen per week
3
4 4
5 3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Aan de hand van werkwijzers en aanwijzingen in de methoden zal de leerling de stof moeten verwerken. Per leerjaar zullen voor het onderdeel literatuur minstens 5 boeken gelezen moeten worden. Daarover moet een verwerkingsopdracht gemaakt worden. Aan het einde van havo 4 wordt de kennis over de boeken getoetst in een examentoets.
Wat heb je aan het vak Engels? Engels is steeds belangrijker in het dagelijks leven in Nederland. Dit wordt duidelijk als je stilstaat bij de rol van de Engelse taal in het onderwijs, in het bedrijfsleven en in de vele (familie)banden met mensen in landen als Australië, Amerika en Canada. Buiten de landen waar Engels gesproken wordt, worden nergens zoveel Engelstalige boeken verkocht als in Nederland. Voor veel Nederlanders is het Engels bijna een tweede taal. Na hun middelbare schoolopleiding gaan veel leerlingen naar vervolgopleidingen waar zij de opgedane kennis en vaardigheden voor het vak Engels opnieuw in praktijk zullen moeten brengen. Sterker nog, een aantal HBO-opleidingen worden volledig in het Engels gegeven. Ook voor een groot aantal beroepen is een goede vaardigheid in het lezen, schrijven en spreken van het Engels een vereiste. Je ‘fluency’ moet van een behoorlijk niveau zijn! Er wordt verwacht dat je aan het begin van de 2e fase beschikt over een ruime woordenschat, een behoorlijke beheersing van de grammatica en voldoende spreek-, lees-, luister- en schrijfvaardigheid. De studiebelasting voor het vak Engels bedraagt 360 uur. In 4 HAVO heb je 4 contacturen, en in 5 HAVO 3 contacturen per week.
Wat wordt van de leerling verwacht? Van de leerling wordt verwacht, dat hij zijn algemene ontwikkeling op peil probeert te brengen of te houden. Het lezen van de krant, het volgen van een discussie met een maatschappelijk actueel onderwerp, dit alles moet voor hem geen probleem opleveren. Daarnaast moet hij een eigen smaak voor literatuur ontwikkelen. Voor veel onderdelen van zijn studie is hij zelf verantwoordelijk. De leerling moet dus kunnen plannen en zijn werkzaamheden kunnen overzien. Relatie met de onderbouw In de onderbouw heeft de leerling ervaring opgedaan in de verschillende vaardigheden. Zo is de leerling met een deel van de literaire begrippen (bijvoorbeeld fictie en non-fictie) al bekend. Ook een aantal begrippen uit het onderdeel leesvaardigheid (zakelijke teksten) is in de onderbouw behandeld en getoetst. Daarnaast zijn veel begrippen uit de stilistiek aangeleerd. Aan spelling en grammatica wordt in de bovenbouw minder lestijd besteed.
Je gebruikt voor Engels in 4 en 5 HAVO de methode Of Course Nieuwe druk van Uitgeverij Malmberg. Bij de methode hoort ook het zogenaamde E-pack. "op eigen kosten (vrijwillig) aan te schaffen" voor zelfstudie. Daarmee kun je online Engels leren, zowel op school als thuis.
Engels
De leerstof De leerstof bestaat uit een aantal onderdelen die je bij het schoolexamen allemaal op een rijtje ziet. Er wordt van je verwacht dat je gebruik maakt van de computer bij een aantal
Engels in de profielen Engels is een verplicht vak in het algemeen (gemeenschappelijk) deel van de profielen.
4
3
Ieder zijn vak
-
onderdelen. Je kunt dat doen door dingen op te zoeken op het internet of door een brief te mailen. Je moet ook uitzoeken welke rol Engels speelt bij verdere studie en beroepen waaruit je kunt kiezen. Dit onderdeel heet Oriëntatie op Studie en Beroep.
HAVO
-
2014 – 2015
Van jou wordt verwacht dat je tijdens de contacturen aanwezig bent, aantekeningen maakt, actief in de les meedoet enz. Daarnaast wordt er van je verwacht dat je de leerstof, zoals die in de werkwijzers is vastgelegd, naar behoren uitvoert en dat je je houdt aan de inleverdata van opdrachten zoals bijvoorbeeld het schrijven van brief.
Voortgangstoetsen Tijdens het gehele schooljaar worden in 4 HAVO voortgangstoetsen (vt’s) afgenomen (o.a. 3 literaire werken) en de vaardigheden voor de eindtoetsen getraind.
In de basisvorming (de term geeft het al aan) heb je de basis gelegd voor het vak Engels in de bovenbouw. Je hebt voldoende vaardigheden aangeleerd, voldoende grammatica bestudeerd en een voldoende woordenschat opgebouwd om in 4 en 5 HAVO met succes het vak Engels te kunnen volgen. In de basisvorming heb je ook geleerd om zelfstandig te werken. Dat hoeft daarom in de 4 en 5 HAVO geen problemen te geven.
Het schoolexamen Het schoolexamen omvat vier onderdelen: - Luistervaardigheid - Gespreksvaardigheid (voertaal Engels) - Literatuur (voertaal Nederlands) - Schrijfvaardigheid Elk van deze onderdelen telt voor 25% van het schoolexamen.
Culturele en kunstzinnige vorming (CKV)
Het Centraal Schriftelijk Examen Het Centraal Schriftelijk Examen bestaat uit een leesvaardigheidtoets. Het eindcijfer voor Engels is het gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het centraal schriftelijk examen. Tijdens de contacturen krijg je instructie over het werk dat je moet doen en de manier waarop je dit werk moet aanpakken. Ook worden er dingen gezamenlijk besproken en kun je vragen stellen over je werk. Je zult daarna de leerstof zelfstandig moeten verwerken en oefenen.
Inleiding Dit is een verplicht vak; het zit dus in het algemene deel. De bedoeling van het vak is je een weg te wijzen op het culturele pad, je te laten kennismaken met de verschillende kunstdisciplines (drama, dans, beeldende vormgeving, fotografie, architectuur, film, muziek). Het is vooral een ervaringsvak; we beginnen met je "culturele uitgangspositie" en proberen je een stapje verder te brengen.
Profielwerkstuk Als Engels bij het profielwerkstuk betrokken is (alleen als je het profiel Cultuur en Maatschappij hebt) omvat het profielwerkstuk een zelfstandige werkopdracht. Je opdracht moet dan een taalkundig- of literair onderwerp betreffen.
Studielast Dit vak telt 120 sbu; er zijn 2 contacturen in 4 HAVO. Methode Modules over de verschillende disciplines worden in de les uitgereikt.
5
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Inhoud Er zijn vier onderdelen: 1. Deelnemen aan 6 culturele activiteiten, in principe buiten school. Bv. een bezoek aan een tentoonstelling, een (culturele) film, een concert, een dansvoorstelling, een toneelstuk, het maken van een architectuurwandeling. Deze activiteiten moeten enige kwaliteit hebben; daarom overleg je hierover met je CKV-docent. Soms wordt door de school een activiteit georganiseerd. 2. Aan de hand van de modules leer je kunst bekijken en herkennen. Je ontdekt dat kunst onlosmakelijk met cultuur verbonden is en dat veel kunstuitingen je iets vertellen over de tijd waarin ze gemaakt zijn. Hierbij leer je bepaalde, voor die kunstuiting gangbare, begrippen gebruiken. Je leert, hoe bepaalde culturen elkaar beïnvloeden. Je kunt vorm, inhoud, functie, historische achtergronden aangeven bij verschillende kunstuitingen. 3. Bij de modules maak je praktische opdrachten, alleen of met een ander, bv. een fotoreportage, een schrijfopdracht, een rolbiografie en scène voor soapsterren, een kunstwerk bij jouw favoriete discipline. 4. Verslagen en resultaten van 1,2 en 3 komen in het z.g. kunstdossier, waarover je voortgangsgesprekken en tenslotte een afsluitend gesprek voert met je CKV-docent, waarbij je je keuzes kunt motiveren, de specifieke begrippen kunt hanteren, de historische achtergronden kent etc. Dit alles moet naar behoren zijn uitgevoerd en geldt als schoolexamen met als beoordeling voldoende of goed.
Contacturen Tijdens de contacturen worden lesmodules gegeven waarin iedere keer een andere kunstdiscipline wordt belicht, ook aan de praktische opdrachten wordt in de lessen gewerkt. Daarnaast maak je thuis de verslagen van jouw persoonlijke culturele activiteiten en enkele huiswerkopdrachten. Ook bezoek je met je klas een museum of galerie. Je CKV-docent adviseert je bij je keuze voor de culturele activiteiten en bespreekt je vorderingen met je. Wat wordt van de leerling verwacht Van jou wordt verwacht dat je openstaat voor de verschillende kunstuitingen en dat je zelf individueel of in een klein groepje initiatieven ontplooit om een toneelvoorstelling, een tentoonstelling etc. te bezoeken. Vanzelfsprekend helpen de docenten je op weg, maar eigen initiatief met argumenten onderbouwd, en reflectie daarop zijn belangrijk. Relatie met de basisvorming Het begrippenapparaat, de manier een schilderij te bekijken, hoe een muziekstuk te beluisteren, dat alles is voor een deel al aangeleerd in de onderbouw en zal bij CKV verder uitgebouwd worden.
Lichamelijke opvoeding Inleiding In de 2e fase zit het vak lichamelijke opvoeding (LO ) in het gemeenschappelijke deel van alle vier de profielen. LO is een verplicht vak voor alle leerlingen en is onderdeel van het schoolexamen.
6
3
Ieder zijn vak
-
Doelstelling In de basisvorming ging het erom jullie kennis te laten maken met veel verschillende manieren van bewegen. Het ervaren en kennismaken met allerlei sportactiviteiten was in de basisvorming het belangrijkste. Bij LO in de bovenbouw wordt deze leerlijn voortgezet en verder uitgebouwd met nieuwe en andere sportactiviteiten.
5
Uren per week
2
1
Inhoud a. Overzicht van de lesstof De verplichte eindtermen zijn verdeeld over vijf bewegingsonderdelen, domeinen genaamd, te weten: Domein A: algemene doelstellingen Domein B: bewegen verbeteren Hierin zijn spel en de keuzeactiviteiten verplicht. Uit de activiteiten atletiek, bewegen en muziek, turnen en zelfverdediging moet je er twee verplicht kiezen Domein C: bewegen en regelen. Verplicht onderdeel Domein D: bewegen en gezondheid. Verplicht onderdeel Domein E: bewegen en samenleven. Verplicht onderdeel Keuzemogelijkheden De meeste eindtermen zijn verplicht en daar moet iedereen aan voldoen. Uit sommige onderdelen kun je zelf kiezen. Je moet van de vier onderdelen: atletiek, turnen, bewegen op muziek en zelfverdediging er verplicht twee kiezen. Alle onderdelen die jij voldoende hebt afgesloten worden afgetekend door de docent LO.
Methode Bij LO gebruiken we met behulp van de E.L.O. de volgende vier leerling katernen :
2014 – 2015
Reader “Ik regel het zelf wel” - onderlinge instructie; - leren scheidsrechteren; - organiseren van een toernooi.
Studielast HAVO (gemeenschappelijk deel) 4
-
Reader “Bewegen en Gezondheid”
Vaardigheden en kennis De vaardigheden hebben zowel betrekking op het bewegen, als op de omgang en het kunnen uitvoeren van andere taken, zoals trainer, organisator, scheidsrechter en coach. In de onderbouw hebben we daar al een begin mee gemaakt. Allemaal nog heel eenvoudig en kleinschalig. Ook is er wat aandacht besteed aan theorie, denk maar aan het ‘FAIR PLAY’. In de bovenbouw wordt deze lijn voortgezet, alleen wordt er van je verwacht dat je op een hoger niveau kunt presteren en aan de verplichte eindtermen kunt voldoen.
Leerjaar
HAVO
“Zelf beter leren spelen” - volleybal en basketbal; - spelen en spel analyseren; - trainingsvormen kiezen, uitwerken en uitvoeren. “Bewegen en samenleving“ - sportoriëntatie en keuze; - sportkeuze test (welke sport past bij mij); - achtergrondinformatie over keuzes bij sportactiviteiten; - eindopdracht: “Mijn sportadvies”.
b. Het schoolexamen Voor LO zal het wat betreft de afsluiting gaan om handelingsdelen. De inhoud van de handelingsdelen bestaat o.a. uit regelopdrachten, bewegingstoetsen + theoretische opdrachten. De normen waaraan je moet voldoen zijn omschreven in z.g. eindtermen. Of je aan de eindtermen voldoet, beoordeelt de examinator, de leraar l.o. Je moet de eindtermen naar behoren afsluiten en je
7
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
kan als beoordeling: voldoende of goed krijgen. Als je LO niet ‘naar behoren’ afsluit moet de opdracht opnieuw gedaan worden in de vorm van een herkansing. Bij voldoende kan het examendossier afgesloten worden. Je moet jouw examendossier voldoende hebben afgesloten om het centraal examen af te kunnen sluiten.
mate ook door het Jodendom en Humanisme. In de laatste jaren speelt de Islam een steeds grotere rol in onze samenleving. Bovendien hoor je dagelijks in het nieuws hoe religie de actuele gebeurtenissen beïnvloedt. De bedoeling van deze lessen is dat je kennis opdoet over en begrip krijgt voor mensen met een ander geloof en een andere levenswijze dan jij zelf. Tevens is het de bedoeling dat je leert discussiëren over levensbeschouwelijke onderwerpen en dat je je eigen levensbeschouwing kritisch bekijkt en goed onderbouwt.
Het examendossier De vorderingen van de leerlingen worden door de docent LO bijgehouden. Contacturen Alle uren zijn verplichte contacturen. Dit komt omdat sporten zonder toezicht van een leraar bij de wet verboden is i.v.m. veiligheid. Toch zullen er momenten van zelfstudie nodig zijn om aan de eindtermen te kunnen voldoen. Denk o.a. maar aan “Bewegen en samenleving”.
Studielast Het vak wordt alleen gegeven in het vierde leerjaar in het gemeenschappelijk deel van alle vier de profielen. Het omvat 40 sbu’s en telt mee in het combinatiecijfer. Dit betekent dat het op je eindlijst staat (het combinatiecijfer is het gemiddelde van de vakken: GL, MA en je Profielwerkstuk, waarbij je voor ieder onderdeel minimaal een 4 moet halen). Het vak heeft één contactuur per week, dat betekent dat je een deel van het werk voor dit vak tijdens de lessen op school moet maken en een deel thuis.
Wat wordt er van de leerling verwacht? Misschien klinkt het tegenstrijdig, het gaat om zelfstandig werken maar de docent moet er verplicht bij aanwezig zijn. Het gaat daarbij om actieve participatie. Inzet en werkhouding zijn hier de kernbegrippen.
Inhoud, methode en toetsing Het bovenbouwboek ‘Perspectief’ bestaat uit zes levensbeschouwelijke thema’s waarvan we de eerste drie zullen behandelen. Daarnaast wordt er informatie gegeven over zes levensbeschouwelijke stromingen (de vijf wereldgodsdiensten en het humanisme). Daarvan zullen in de vierde klas Christendom, Islam en Jodendom behandeld worden. De stof zal als volgt getoetst worden: je krijgt drie toetsen over de drie godsdiensten die je dit jaar bestudeert. Daarnaast verdiep jij je samen met een groepje verder in één godsdienst of één van de levensbeschouwelijke thema’s die we behandelen en daarover geven jullie gedurende het jaar een presentatie. Ook
“ Bewegen kleurt het schoolse leven”
Godsdienst/levensbeschouwing Inleiding Het vak godsdienst/ levensbeschouwing gaat over wat mensen belangrijk vinden in het leven en waarom. De Nederlandse cultuur is in het verleden sterk beïnvloed door het Christendom. Denk bijvoorbeeld maar aan je vrije dagen. En in mindere
8
3
Ieder zijn vak
-
maak je een beeldende opdracht over jouw wereldbeeld. Tenslotte schrijf je aan het eind van het jaar een vervolg op het Egodocument uit de derde klas; een Levensvisiedocument. Dit cijfer gemiddeld met je deelnamecijfer voor de klassengesprekken en discussies volgend op de presentaties- vormt je zesde cijfer voor het vak. Het gemiddelde van deze zes cijfers vormt je GL cijfer dat meetelt in het combinatiecijfer.
HAVO
-
2014 – 2015
Maatschappijleer
Wat wordt er van je verwacht? Er wordt van je verwacht dat jij je verdiept in verschillende godsdiensten; in wat ze betekenen voor hun aanhangers en welke invloed ze hebben op het maatschappelijk leven. Tevens wordt er van je verwacht dat je bereid bent om levensbeschouwelijke standpunten te onderzoeken, ook al denk je er zelf anders over. Tenslotte wordt er van je verwacht dat je meedenkt en meedoet wanneer er in de klas over deze zaken wordt gediscussieerd. Het spreekt vanzelf dat je andermans mening respecteert en dat anderen jouw mening respecteren.
In de lessen maatschappijleer onderzoek je hoe onze samenleving werkt. Vragen en onderwerpen die belangrijk zijn bij maatschappijleer hebben te maken met jezelf en de omgeving waarin je leeft. Onze samenleving bestaat uit heel veel individuen. Jij bent een eigen persoon met een eigen smaak en voorkeuren. Toch moeten mensen ook samenwerken, anders wordt het een chaos. Grote problemen zijn makkelijker op te lossen als iedereen meewerkt. Er is veel georganiseerd in onze samenleving. Iedere dag rijden de bussen op dezelfde tijdstippen en de winkels liggen vol met boodschappen. Dat is bijzonder, want dat betekent dat wij afspraken met elkaar maken waar iedereen zich aan houdt. Toch is dat gek: waarom stoppen mensen (meestal) voor een rood stoplicht? Waarom is er eigenlijk niet veel méér criminaliteit? En als wij zo goed afspraken kunnen maken, waarom zijn er dan nog oorlogen en armoede?
Relatie met de basisvorming In de basisvorming heb je kennis gemaakt met wat een godsdienst of levensbeschouwing voor de aanhangers betekent. Je hebt al iets geleerd over de wereldgodsdiensten, hun kerninhoud, rituelen en feesten. Tevens is er aandacht besteed aan enkele thema's en hoe verschillende levensbeschouwingen daarmee omgaan. Nu, in de tweede fase, is het tijd om je kennis te verdiepen en zelf op zoek te gaan naar wat een levensbeschouwing werkelijk voor jezelf, maar ook voor anderen, betekent en hoe deze van invloed is op de samenleving en hoe dat bepalend kan zijn voor de morele keuzes die jij en anderen maken.
Je gaat leren dat er tal van problemen bestaan die niet opgelost kunnen worden. We moeten leren leven met sommige problemen. Denk aan de files! Niemand kan ze oplossen en iedere dag staan mensen uren in de file. Hoe komt het dat sommige problemen niet op te lossen zijn? Dat heeft onder andere te maken met het feit dat mensen verschillende waarden en belangen hebben. Maar over veel zaken zijn we het wèl eens. Sommige dingen vinden we allemaal gek of vinden we niet ´horen´, terwijl er over andere zaken wel veel discussies zijn. Vaak is dat goed, want in een goed debat luistert men naar elkaar en soms verandert men zelfs van standpunt om toch samen te kunnen werken.
9
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Het is belangrijk dat je begrijpt hoe onze samenleving in elkaar zit en werkt. Het vak maatschappijleer kan jou hierbij helpen. De gebeurtenissen op het nieuws komen zelden zomaar uit de lucht vallen. Er zijn processen voorafgaand aan die gebeurtenis en deze processen worden door verschillende mensen met verschillende waarden en belangen in gang gezet. Je gaat leren om verbanden met elkaar te leggen zodat actualiteiten inzichtelijker worden.
De onderwerpen die we behandelen en de tijdsindeling staan in het PTA. We spelen in op de actualiteiten en er is ruimte om bezig te zijn met onderwerpen waar je eigen belangstelling naar uitgaat. Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met de volgende onderdelen: 1. toetsen met gesloten en open vragen 2. actualiteiten 3. praktische opdracht over een maatschappelijk vraagstuk Voor de weging van de onderdelen van het examendossier kan je het PTA raadplegen.
Sommige mensen hebben meer invloed op gebeurtenissen, omdat ze beslissingen nemen. Denk bijvoorbeeld aan politici. Of aan mensen die belangrijke functies hebben. Deze mensen gaan we tijdens de maatschappijleerlessen bespreken. Het is interessant om te kijken waarom deze belangrijke mensen handelen zoals ze handelen. Tegelijkertijd is iedereen belangrijk, want we leven in een democratie waarin de burgers (jij en ik) het laatste woord hebben.
Studielast Er zijn 2 lessen per week gedurende het vierde schooljaar. In totaal omvat maatschappijleer een studielast van 120 uur. Buiten de contacturen ben je dus ook nog een aantal uren met maatschappijleer bezig. Het kan zijn dat je met huiswerk of met een praktische opdracht bezig bent, een debat moet voorbereiden of dat je op bezoek gaat naar bijvoorbeeld een rechtbank of een belangenorganisatie.
Methode Het boek waaruit we de theorie leren zijn voor HAVO en VWO Seneca. Er zijn opdrachten die je alleen of samen doet. De methode biedt voldoende mogelijkheden om zelfstandig met de stof bezig te zijn. Daarnaast krijg je ook aantekeningen van de docent. Daarbij maken we gebruik van sociale wetenschappen zoals recht, economie, sociologie en de recente geschiedenis. Maatschappijleer levert een wezenlijke bijdrage aan de politieke scholing en burgerschapsvorming van leerlingen. Inhoud De onderwerpen worden gekozen uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Rechtsstaat Domein C Parlementaire democratie Domein D Verzorgingsstaat Domein E Pluriforme samenleving.
Wat wordt er van de leerling verwacht? Er wordt van je verwacht dat je belangstelling toont voor maatschappelijke vraagstukken. Dat kan bijvoorbeeld door regelmatig de actualiteiten te volgen. Ook is het belangrijk dat je zelfstandig leert werken. Uiteraard zullen de docent en de methode je daarbij ondersteunen. Een kritische houding en vragen stellen over de samenleving, een mening vormen en die kunnen onderbouwen met kennis zijn kernvaardigheden voor het vak maatschappijleer.
10
3
Ieder zijn vak
-
Oriëntatie op vervolgonderwijs (ovo)
HAVO
-
2014 – 2015
activiteiten, waaraan je in het verband met OVO moet/kunt deelnemen. Je kunt hen ook als deskundige raadplegen. Jouw mentor begeleidt je bij het stappenplan. Met hem spreek je een tijdpad af en hoe je verslag doet van jouw activiteiten. Als dat goed gaat, “vinkt” hij het resultaat “af”. Geslaagd ben je overigens pas echt als je een opleiding hebt gevonden, waarin je je happy voelt, succes hebt op de weg van het zoeken naar brood en boter.
In de basisvorming heb je je bezig gehouden met “leren kiezen”, de betekenis van de vakken in/voor studie, beroep en samenleving, het kiezen van een profiel, het invullen van de vrije ruimte. OVO in de tweede fase vormt daarop het vervolg. Er is een stappenplan ontwikkeld. Elke stap brengt je dichter bij de keuze van een bij jouw interessen en capaciteiten passende vervolgopleiding en/of plaats op de arbeidsmarkt. Bij elke stap horen activiteiten, die je in een verslag moet vastleggen, onderdelen van het zgn. toekomstdossier.
Kunst beeldende vormgeving
Bij voorbeeld: - je zoekt uit, welke opleidingen mogelijk zijn met het door jou gekozen profiel, profielkeuzevak en de invulling van de vrije ruimte; - je verzamelt over die opleidingen informatie; - daaruit maak je een keuze van voor jou interessante opleidingen bij het HBO of MBO; - je bezoekt open dagen e.d. om beter geïnformeerd te worden, praat met oud-leerlingen, studenten, studievoorlichters; - op grond daarvan spits je jouw keuze verder toe: je neemt deel aan meeloopdagen, snuffelstages; - als dat goed verloopt zou je uiteindelijk op één specifieke opleiding je keuze kunnen laten vallen. Op basis daarvan kan je deelnemen aan “proefstuderen”. Nodig dus informatie, het ontwikkelen van zelfkennis en voortdurend je bezinnen. De decanen beschikken over een veelvoud aan informatiemateriaal. Zij zorgen ook in samenwerking met universiteiten en hogescholen voor (een lijst van)
11
leerjaar contacturen theorie Kunst Algemeen (per week) contacturen praktijk Kunst Beeldende vormgeving (per week)
4
5
2
1,5
2
2
‘Goede kunstenaars beelden niet alleen het lichaam uit, maar ook de ziel’ Socrates Het vak Kunst Beeldende vormgeving, richt zich op de ontwikkeling van het beeldend vormgeven waarbij zowel de vlakke als ruimtelijke vormgeving aan bod komt. Naast de ontwikkeling van de praktische beeldende kwaliteiten heeft het vak ook een theoretische component genaamd Kunst Algemeen; je bestudeert hier de westerse kunst- en cultuurgeschiedenis. Kunst Beeldende Vormgeving is een profielkeuzevak in het profiel Maatschappij en kan zowel in Cultuur & Maatschappij als in Economie & Maatschappij gekozen worden. Wanneer het rooster het toelaat is het vak ook in de Natuurprofielen te kiezen in de vrije
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
ruimte. Het vak sluit je af met een landelijk Centraal examen.
Je maakt kennis met de verschillende materialen en technieken. Je werkt natuurlijk met inkt, ecoline, acrylen plakkaatverf, potlood en stift. Maar alles is mogelijk ook gips, klei, metaal en hout zijn passende materialen. Voor modeopdrachten is er zelfs een naaimachine en een paspop ter beschikking. - Presenteren en beschouwen: je leert je werk zo te presenteren dat de beschouwer inzicht krijgt in je werkproces. Dus je kunt niet alleen je werk tentoonstellen maar je kunt ook bij de presentatie verhaal doen van je keuzes en motivatie. Dit leer je door na elke opdracht het werk te reflecteren en ook het werk van anderen te bekijken. We sluiten het examenjaar af met een tentoonstelling die een week door belangstellende te bezoeken zal zijn. - Theorie: De functie van kunst, overal om ons heen vinden we kunst om te worden bekeken, bewonderd, bestudeerd en besproken. We beleven er plezier aan, vinden het prachtig, afschuwelijk of raar, zonder ook maar iets over hun vorige bestaan te weten. Soms is het helemaal niet mooi, simpelweg omdat het niet met dat doel gemaakt is. Daarom kan het nog wel indrukwekkend zijn. In de les leren we waarom kunst wordt gemaakt. Daarnaast natuurlijk kennis over de beeldende middelen: je leert door zowel zelf te oefenen als aan de hand van een reader de verschillende beeldende middelen te herkennen en toe te passen.
Wie kiest kunst? Leerlingen die dit vak kiezen hebben belangstelling voor kunst en cultuur en beschikken over gevoel voor vormgeving. Creativiteit en inventiviteit zijn noodzakelijk naast doorzettingsvermogen. Leerlingen krijgen in de 3e klas advies van de vakdocent of ze wel dan niet het vak Beeldende vormgeving moeten kiezen. KUNST BEELDENDE VORMGEVING De hedendaagse beeldende kunst is steeds meer het communiceren van een idee. De middelen die je daarvoor kunt gebruiken zijn film, fotografie, schilderkunst, ruimtelijk werk, mode of zelfs een performance. Er wordt in de les vooral praktisch gewerkt, zowel twee dimensionaal als drie dimensionaal. In de eerste helft van het jaar worden de beeldende middelen uitgediept, met andere woorden op welke manier bereik ik het beoogde effect. Later wordt de beeldende vormentaal verder uitgebreid door te experimenteren met verschillende uitgangspunten. - Werkproces: je leert dat er een goed concept aan de basis van je werk hoort te staan, waarom wil ik iets maken en hoe communiceer ik mijn idee. Door brainstormen, onderzoek, vormstudie, schetsen, collages maken, aan de hand van gestructureerde probleemstellingen leer je doelgericht te werken. - Vormgeven: vormen, kleuren, lijnen ze spreken allemaal hun eigen taal. Het is de kunst de principes goed te combineren. Je leert de werking van deze middelen toepassen en herkennen door op onderzoek uit te gaan aan de hand van opdrachten. Zowel de autonome als toegepaste kunst komen aan bod. - Materiaal onderzoek: elk materiaal heeft z’n eigen zeggingskracht.
KUNST ALGEMEEN Bij het theoretische deel Kunst Algemeen ga je verbanden ontdekken tussen ontwikkelingen in de maatschappij en ontwikkelingen in de kunst. Je leert ook verbanden te leggen tussen verschillende kunstdisciplines (beeldende kunst, drama, muziek en dans) èn tussen verschillende kunststromingen.
12
3
Ieder zijn vak
-
Je zal dus een heleboel kunstwerken, kunstenaars en kunststromingen tegenkomen. Kunst Algemeen bestaat uit vaardigheden, invalshoeken voor reflectie en specifieke onderwerpen zoals Hofcultuur in de 16e en 17e eeuw, Romantiek & Realisme in de 19e eeuw en Massacultuur na 1950. Invalshoeken voor reflectie Je kan op verschillende manieren naar kunst kijken. Hiervoor gebruiken we bij Kunst Algemeen vijf verschillende invalshoeken. Je kunt bijvoorbeeld onderzoeken hoe westerse en nietwesterse kunst en cultuur elkaar beïnvloeden. Of hoe kunst en wetenschap/techniek op elkaar inwerken. Of welke religieuze en/of levensbeschouwelijke uitgangspunten je in kunst kunt ontdekken. Dit kan je doen met kunst uit bijvoorbeeld de Renaissance maar ook met kunst van nu. Bij kunst Algemeen komen verschillende periodes uit de kunst- en cultuurgeschiedenis aan bod. Twee daarvan staan vast: ‘de cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw’ en ‘de massacultuur vanaf 1950’. De laatste 100 jaar dus. Er zijn nog vier andere periodes, waarvan je er één gaat behandelen. Je komt veel te weten over de geschiedenis van het theater, van de muziek, van de beeldende kunst en van de dans. Maar ook mode, fotografie, architectuur, popmuziek, videoclips etc. worden behandeld. Theoretisch bestudeer je dus de ontwikkeling van de kunst: als je naar kunst kijkt kun je daar meer in zien wanneer je bekend bent met de visies, doelen, tijd, plaats, functie, kunstopvattingen, normen en waarden en de historische ontwikkeling van de kunstenaars en vormgevers. Je verdiept je bij kunst algemeen in de geschiedenis.
HAVO
-
2014 – 2015
Mogelijke beroepen ‘Kennis brengt je van A naar B, je verbeelding brengt je overal’ Albert Einstein Welke richting je ook op gaat er is in de toekomst veel vraag naar creatieve mensen met een groot probleemoplossend vermogen. In dat opzicht is het een pre wanneer je dat talent op de middelbare school ontwikkeld hebt. Een opsomming van de beroepen waarmee je met Beeldende Vormgeving in je voordeel bent: fotograaf, kunstschilder, modeontwerper, typograaf, binnenhuisarchitect, leerkracht/docent, lichttechnicus, websitedesigner, decorateur, decorontwerper, stylist, dtper, reclamemaker, filmer, editor, meubelontwerper, industrieel ontwerper, kok, organisator, restaurateur, kunsthistoricus, conservator, communicatie medewerker, de media en entertainment wereld .. ..etc. Het examen Kunst sluit je af met zowel een School Examen als een Centraal Examen. Beiden bepalen 50% van je eindcijfer. Het schoolexamen wordt beschreven in je PTA en bestaat o.a. uit: – Praktische opdrachten, zoals je ideevorming in je dummy, je materiaal onderzoek, het plannen en onderzoeken, je beeldend werk, je presentatie en natuurlijk de eindtentoonstelling voor ouders en belangstellende. – Examentoetsen om je kennis van begrippen en theorie te toetsen (ook deze kunnen praktisch zijn). Studielast Je krijgt verdeeld over de beide examenjarenjaren 4 uur (dus 2 uur per jaar) Beeldende Vormgeving en 3 uur (dus 1,5 uur per jaar) Kunst Algemeen. Natuurlijk heb je meer sbu’s. Voor de HAVO Beeldende Vormgeving gaat het om 200 sbu’s (100 uur per jaar). Met andere woorden; per week volg je de 13
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
lesuren, maar daarbuiten besteed je ook tijd en aandacht aan de opdrachten die voortvloeien uit de lessen.
Je krijgt voor kunst les van twee verschillende docenten. De docent die kunst algemeen geeft is een andere docent dan de docent die beeldende vormgeving of drama geeft.
KUNST DRAMA
DRAMA Drama is een echt praktijkvak; doen, ervaren, beleven, (toneel)spelen. Je bent je eigen gereedschap en begrijpt dat een actieve opstelling en gezonde belangstelling, inzet en motivatie de belangrijkste middelen zijn waarmee jij de einddoelen voor drama kunt bereiken. Je ontwikkelt je spelkwaliteiten en vaardigheden door in de lessen te oefenen, te spelen, te reflecteren en te presenteren. Je werkt zowel individueel als in samenwerking met anderen.
HAVO leerjaar contacturen drama per week contacturen kunst algemeen per week
4 2
5 2
2
1,5
“Drama is doen alsof terwijl je doet alsof je niet alsof doet………………” “Drama is de kunst van het spelen; het spelen van de verbeelde werkelijkheid…”
Praktijk Spelen: je leert je lichaam (mimiek, gebaren, houding) en stem (expressie, timing, intonatie en articulatie) te gebruiken. Je leert spelgegevens van elkaar te onderscheiden en met elkaar te combineren. Spelgegevens zijn; rol (wie), actie/verhaal (wat), ruimte/ plaats (waar), tijd (wanneer) en motief (waarom). Op die manier leer je doelgericht te werken; zodat je weet wie of wat je speelt, maar ook waarom. Vormgeven; Je leert rollen opbouwen, je in te leven in situaties en personen, scènes uit te werken en vorm te geven (vanuit een vaste toneeltekst, improvisaties, een verhaal, een thema, situaties, ervaringen etc.) en materiële vormgevingsmiddelen te gebruiken (rekwisieten, decor, kostuum, grime, licht en geluid). Ook leer je maatschappelijke-, alledaagseen actuele onderwerpen vorm te geven in spel Presenteren; je kunt de vaardigheden die je hebt opgebouwd bij het spelen en vormgeven functioneel toepassen in een optreden voor elkaar en voor publiek. Je weet daarbij de theatrale
Kunst drama is een combinatie vak van Kunst Algemeen en de kunst variant Drama. Bij Kunst Algemeen bestudeer je de westerse kunst- en cultuurgeschiedenis. Een belangrijk onderdeel van je theoretische kennis om een kunstdiscipline (maakt niet uit welke specifieke discipline) beter te kunnen begrijpen, waarderen en volgen. Op het VLC kan je kiezen uit de kunstdisciplines Beeldende Vormgeving en Drama. Kunst Drama is een profielkeuzevak in het profiel Maatschappij en kan zowel in Cultuur & Maatschappij als in Economie & Maatschappij gekozen worden. Wanneer het rooster het toelaat is het vak ook in de Natuurprofielen te kiezen in de vrije ruimte. Het vak sluit je af met een landelijk Centraal examen. Wie kiest kunst? Leerlingen die dit vak kiezen hebben belangstelling voor kunst en cultuur en beschikken over gevoel voor vormgeving. Creativiteit en inventiviteit zijn noodzakelijk naast doorzettingsvermogen. 14
3
Ieder zijn vak
middelen toe te passen; non-verbale en verbale uitingsvormen, spelgegevens, ensceneringtechnieken en materiële vormgevingsmiddelen. Je leert op te treden samen met anderen en solo. Beschouwen: je leert te reflecteren op het spel van jezelf en van je medeleerlingen. Je leert je werkproces, de keuzes die je maakt en je motivatie voor presentaties toe te lichten. Je leert bovendien hoe je bij een voorstelling van professionele theatermakers aan kunt geven op welke manier theatrale middelen zijn gebruikt en je kunt de onderlinge samenhang tussen deze middelen aangeven op inhoud, vorm en functie. Je bezoekt per schooljaar minstens twee toneelvoorstellingen en maakt een kijkverslag.
HAVO
-
2014 – 2015
Toneel en televisie/film; je leert de dramatische aspecten te benoemen van de verschillen tussen acteren voor televisie/film en toneel Als informatiebron gebruiken we een werkboek ( met informatie, opdrachten, begrippen etc.).
Het schoolexamen Drama sluit je af met een schoolexamen. Het schoolexamen wordt beschreven in je PTA en bestaat o.a. uit: praktische opdrachten zoals het bijhouden van een dramadossier (lesverslagen, reflectie, analyse-, onderzoeks- en schrijfopdrachten). Het maken van een voorbereidingsplan of een rolbiografie voor een presentatie en natuurlijk de presentaties in de les en toneelpresentaties voor publiek. Examentoetsen om je kennis van begrippen en theorie te toetsen Bezoeken en beschouwen van toneelvoorstellingen (kijkverslagen) Je cijfer wordt opgebouwd in de twee jaren dat je drama hebt (H4/H5). De praktische opdrachten (o.a. de presentaties) tellen het zwaarste mee. Je eindcijfer voor het schoolexamen drama is 50% van je eindcijfer kunst.
Theorie De functie en geschiedenis van theater: er wordt aandacht besteed aan de betekenis en de achtergronden van drama en theater. Je krijgt informatie over belangrijke speelstijlen en theatermakers uit de theatergeschiedenis van het Griekse theater tot het hedendaagse westerse theater. Je kunt in hoofdlijnen aangeven wat de invloed van deze theatermakers in de theatergeschiedenis is geweest (o.a. Aristoteles, Goldoni, Molière, Shakespeare, Stanislavski, Brecht). Kennis over de theatrale middelen; je leert de verschillende theatrale middelen die in een voorstelling een rol spelen te herkennen en toe te passen. Zoals rolopbouw, tekstbehandeling, stemexpressie, fysiek spel, ruimteregie en materiële vormgevingsmiddelen (grime, kostuum, belichting, geluid, decor, rekwisieten). Je leert de onderlinge samenhang te benoemen van de belangrijkste begrippen en middelen.
KUNST ALGEMEEN Bij het theoretische deel Kunst Algemeen ga je verbanden ontdekken tussen ontwikkelingen in de maatschappij en ontwikkelingen in de kunst. Je leert ook verbanden te leggen tussen verschillende kunstdisciplines (beeldende kunst, drama, muziek en dans) èn tussen verschillende kunststromingen. Je zal dus een heleboel kunstwerken, kunstenaars en kunststromingen tegenkomen. Kunst Algemeen bestaat uit vaardigheden, invalshoeken voor reflectie en specifieke onderwerpen zoals Hofcultuur in de 16e en 17e eeuw, Romantiek & Realisme in de 19e eeuw en Massacultuur na 1950.
15
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Invalshoeken voor reflectie Je kan op verschillende manieren naar kunst kijken. Hiervoor gebruiken we bij Kunst Algemeen vijf verschillende invalshoeken. Je kunt bijvoorbeeld onderzoeken hoe westerse en nietwesterse kunst en cultuur elkaar beïnvloeden. Of hoe kunst en wetenschap/techniek op elkaar inwerken. Of welke religieuze en/of levensbeschouwelijke uitgangspunten je in kunst kunt ontdekken. Dit kan je doen met kunst uit bijvoorbeeld de Renaissance maar ook met kunst van nu. Bij kunst Algemeen komen verschillende periodes uit de kunst- en cultuurgeschiedenis aan bod. Twee daarvan staan vast: ‘de cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw’ en ‘de massacultuur vanaf 1950’. De laatste 100 jaar dus. Er zijn nog vier andere periodes, waarvan je er één gaat behandelen. Je komt veel te weten over de geschiedenis van het theater, van de muziek, van de beeldende kunst en van de dans. Maar ook mode, fotografie, architectuur, popmuziek, videoclips etc. worden behandeld. Theoretisch bestudeer je dus de ontwikkeling van de kunst: als je naar kunst kijkt kun je daar meer in zien wanneer je bekend bent met de visies, doelen, tijd, plaats, functie, kunstopvattingen, normen en waarden en de historische ontwikkeling van de kunstenaars en vormgevers. Je verdiept je bij kunst algemeen in de geschiedenis.
de lessen om. Met andere woorden; per week volg je twee lesuren drama en 3 uur (dus 1,5 uur per jaar) Kunst Algemeen, maar daarbuiten besteed je veel tijd en aandacht aan de (praktische) opdrachten die voortvloeien uit de lessen. Voor de HAVO gaat het om 200 sbu’s (100 uur per jaar).
Het centraal schriftelijk eindexamen Kunst Algemeen sluit je af met een centraal schriftelijk eindexamen. Het cijfer van dit examen bepaalt 50 % van je eindcijfer Kunst. De andere 50% wordt ingevuld door het schoolexamencijfer, dat tot stand komt bij het vak Drama zoals hierboven beschreven. Studielast Je krijgt beide leerjaren 2 uur per week drama en natuurlijk heb je sbu’s buiten
Uit een Drama Dossier: “Bij het oefenen hebben we elkaar verbeterd op het gebruik van emoties en uitspraak en ook hebben we bepaald hoe we gingen zitten en zouden bewegen. Toen we het voor moesten spelen vergaten we een stuk van de tekst. Na de tips en verbeteringen hebben we het nog een keer over gedaan. Degenen die keken vonden onze houding goed, de mimiek was prima en ons stemgebruik helder en
Mogelijke beroepen ‘Kennis brengt je van A naar B, je verbeelding brengt je overal’ - Albert Einstein Welke richting je ook op gaat er is in de toekomst veel vraag naar creatieve mensen met een groot probleemoplossend vermogen. In dat opzicht is het een pre wanneer je dat talent op de middelbare school ontwikkeld hebt. Drama is communiceren, verbeelden, presenteren. Dat betekent dat je met het volgen van het vak drama bij veel studies en/of beroepen in het voordeel bent; cultureel maatschappelijke vorming, sociaal pedagogisch werker, medewerker cultuureducatie, docent (drama), PABO, Hogeschool voor de Kunsten (theatermaker, docent drama), (amateur)theatergroepen, stylist, vormgever, media- en entertainmentmanagement, HBO communicatie, HBO productie podiumkunsten, HBO Interfaculteit voor kunst en economie, reclamemaker, filmer, editor, etc. Bovendien heb je heel veel aan drama bij een studie/beroep/vak waarbij je veel moet presenteren.
16
3
Ieder zijn vak
-
verstaanbaar. Het is ook grappig om te horen dat bepaalde bewegingen heel goed waren terwijl je dat niet hebt gepland of voorbereid. Je doet sommige dingen dus gewoon goed uit jezelf en voor andere dingen is het goed om naar elkaar te kijken en commentaar te geven. Het gaat dan vaak echt beter.”
HAVO
-
2014 – 2015
Het examen in HAVO 5 bestaat uit een schoolexamen en een centraal examen. Het schoolexamen bestaat uit drie toetsen in de vijfde klas: briefschrijven, kijk- en luistertoets, literatuur en spreekvaardigheid Het gemiddelde cijfer van deze vier toetsen telt voor 50 % mee in je eindcijfer. Het centraal examen aan het eind van HAVO-5 toetst tekstbegrip.
Frans In HAVO-4 krijg je voor Frans drie lesuren per week en in HAVO-5 vier uur per week. Af en toe moet je zelfstandig aan opdrachten werken.
Duits Als je in HAVO-4 een maatschappij-profiel kiest, kun je Duits als profielvak, profielkeuzevak of als keuze-examenvak kiezen. Dat Duits als vreemde taal naast Engels op de arbeidsmarkt belangrijk is en bovendien aan populariteit toeneemt kun je regelmatig in de Nederlandse kranten lezen. Het vak is een voortzetting van datgene, wat je in de onderbouw al geleerd hebt. Het verschil is, dat je meer praktisch aan de slag gaat. In de onderbouw verworven basiskennis ga je nu toepassen bij alle vaardigheden van de taal. Dat wil zeggen, we lezen, spreken, luisteren en schrijven. Uiteraard blijf je nog woordjes leren, want uitgebreide woordenschat is belangrijk voor je tekstbegrip. De grammatica heb je voor het grootste deel al in de onderbouw gehad, maar herhaling zal ervoor zorgen dat je daar nog zekerder in wordt. We werken voornamelijk met de methode Na, klar!’ – die ken je al uit de onderbouw. Maar daarnaast gaan we ook met examenmateriaal aan de slag om je op het examen voor te bereiden. We lezen en bespreken literaire boeken en
We werken met de methoden “Grandes Lignes”. Deze bestaat vier katernen en een naslagwerk waarin je o.a. een overzicht van de belangrijkste grammatica regels vindt. Er wordt met enige regelmaat met internet gewerkt. Je krijgt ook videolessen met opdrachten. Je oefent in HAVO-4 met examenteksten, luistertoetsen en schrijfopdrachten. Over de behandelde stof krijg je voortgangstoetsen en je krijgt regelmatig schriftelijke overhoringen. Ook wordt regelmatig jouw voortgang in tekstbegrip en luistervaardigheid getoetst. Voor al die toetsten en so’s krijg je cijfers. Daarnaast doe je in HAVO-4 een leesproject. In de 5e klas HAVO werk je op dezelfde manier aan de verschillende vaardigheden. In HAVO 5 komen de gelezen boeken en/of verhalen op het mondeling schoolexamen ter sprake.
17
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
krantenartikelen over het land van de oosterburen. Door het kijken naar Duitse films en documentaires leer je ook goed luisteren. Uiteraard praten we in het Duits in de les. Dat ben je uit de onderbouw al enigszins gewend, maar in de bovenbouw is de doeltaal ook écht de voertaal. Naast de lessen zullen we er ook voor zorgen dat je écht contact met de taal maakt. Voor de kerstvakantie gaan we een dagje naar Keulen waar we de Dom gaan beklimmen en lekkernijen op de kerstmarkt proeven. In april vindt de jaarlijkse werkweek plaats en die kun je in Berlijn doorbrengen, waar je al het in de les geleerde goed in praktijk kunt brengen. Je woont daar bij een Duits gezin en je zult merken hoe makkelijk je dan kunt communiceren. In HAVO 5 wordt het vak afgerond met 3 schoolexamens (luistervaardigheid, spreekvaardigheid, schrijfvaardigheid) en een centraal schriftelijk examen (tekstbegrip). Na vier jaar goed gewerkt te hebben voor het vak Duits, zal je dat geen problemen opleveren en zal je aan het eind van je schoolcarrière kunnen zeggen: “Deutsch macht Spaß, na klar!”.
vervolgopleiding dan ook en dat een vergrote algemene ontwikkeling je zal helpen in je latere loopbaan. Het vak geschiedenis en staatsinrichting komen we tegen in de profielen Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij. De totale studielast bedraagt 320 sbu. Zowel in HAVO-4 als HAVO-5 zijn er drie contacturen. Het examenprogramma is verdeeld over de volgende domeinen: Domein A Historisch besef Domein B Oriëntatiekennis Domein C Thema's Domein D Oriëntatie op studie en beroep. Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Bij het schoolexamen komen alle domeinen aan bod. De volgende tijdvakken worden in de bovenbouw behandeld: - tijdvak 1: van jagers en boeren (- 3000 voor Christus) / Prehistorie; - tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 v. C.-500 n. C.) / Oudheid; - tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000) / vroege Middeleeuwen; - tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000-1500) / hoge en late Middeleeuwen; - tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) / e Renaissancetijd / 16 eeuw; - tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten e (1600-1700) / Gouden Eeuw / 17 eeuw; - tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) / eeuw van de Verlichting/ e 18 eeuw; - tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / e industrialisatietijd / 19 eeuw; - tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen e (1900-1950) / eerste helft 20 eeuw;
Geschiedenis Het vak geschiedenis geeft ons inziens kennis over en inzicht in het verleden zodat je de wereld om je heen beter leert begrijpen. Het ontwikkelt je vermogen om te oordelen. Het zorgt voor algemene ontwikkeling. Daarnaast ontwikkel je ook allerlei vaardigheden waaronder moderne informatieverwerking, logisch redeneren, onderscheiden van hoofd- en bijzaken en werken met bronnen. Als je geschiedenis (in je profiel) hebt dan mag je verwachten, dat je een veelzijdige kijk krijgt op de wereld om je heen, dat je een goede voorbereiding krijgt op welke
18
3
Ieder zijn vak
-
- tijdvak 10: tijd van televisie en computer e (vanaf 1950) / tweede helft 20 eeuw. Het zijn onderwerpen uit de hele geschiedenis en de invulling van die onderwerpen wordt vooral bepaald door de hoofdstukken van de lesmethode.
HAVO
-
2014 – 2015
In HAVO-4 worden naast examentoetsen ook nog voortgangstoetsen gemaakt. Deze tellen mee voor de overgang, niet voor het schoolexamen. Van jullie wordt voor het vak geschiedenis en staatsinrichting het volgende verwacht: er wordt een groot beroep gedaan op zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid. Ook moeten jullie je werkzaamheden goed kunnen plannen. Interesse in het verleden, heden en de wereld om ons heen maakt het omgaan met de stof eenvoudiger. Uiteraard wordt in het programma voortgebouwd op kennis, inzicht en vaardigheden die in de onderbouw verkregen zijn.
In de vierde klas zal aandacht worden besteed aan de oriëntatiekennis en een historisch thema. In de vijfde klas zal de rest van de oriëntatiekennis met een verplichte verdieping aan bod komen. Deze verdiepingsstof kan elk jaar anders zijn. Daarnaast worden er nog twee historische thema’s behandeld. De oriëntatiekennis met de verplicht verdieping wordt via het centraal schriftelijk examen getoetst. De oriëntatiekennis, het thema Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie en twee andere historische thema’s worden in het schoolexamen getoetst.
Aardrijkskunde Aardrijkskunde is het vak dat je het beste helpt om de wereld om je heen te verklaren. Die wereld kan dichtbij zijn zoals je eigen wijk, maar ook ver weg zoals NoordAmerika. In de aardrijkskunde kijk je naar de natuurlijke kant van de aarde zoals het klimaat, de bodem, gebergtevorming, aardbevingen, flora en fauna enz. En je kijkt naar de menselijke kant. Die menselijke kant gaat in op migratie, bevolkingsontwikkeling, de economie, politieke processen enz. Je zult hebben gemerkt dat er bij aardrijkskunde ook vaak economische, biologische, natuurkundige en maatschappijleeronderwerpen aan bod komen. Dat is ook logisch omdat de natuurlijke omstandigheden voor een deel verklaren wat de mens met zijn omgeving kan doen.
Met behulp van de lesstof moeten jullie je een aantal vakgerichte vaardigheden en benaderingswijzen eigen maken b.v. het kunnen toepassen van ‘bron en vraagstelling’ of ‘oorzaken en gevolgen’ kunnen herkennen. Daarnaast zijn er informatievaardigheden: hoe moet je informatie verzamelen? Hoe moet je de verzamelde informatie overbrengen aan anderen? Hierbij moet je gebruik maken van Informatie en Communicatie Technologie (ICT). Ook komen er onderzoeksvaardigheden aan bod: een historisch onderzoekje kunnen verrichten. Het schoolexamen bestaat uit een examendossier, dat gevuld moet worden met examentoetsen gemaakt in HAVO-4 en HAVO-5. Het centraal schriftelijk examen omvat de oriëntatiekennis met een verplichte verdieping.
Aardrijkskunde is een verzamelnaam voor een groot aantal verschillende soorten
19
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
studieonderwerpen. Op de middelbare school krijg je bij aardrijkskunde van al die onderwerpen een deel te zien en te doen. Na de middelbare school is het niet mogelijk om aardrijkskunde als vak te gaan studeren omdat het zo’n groot aantal verschillende soorten studieonderwerpen omvat. Wel komen veel van die onderwerpen in andere studies aan bod en is aardrijkskunde verplicht of een aanbeveling bij een vervolgopleiding in het HBO en de Universiteit.
Middellandse Zeegebied. Hierbij kijken we ook naar het ontstaan van het gebied en naar het klimaat met onder andere de moesson, maar ook naar het vulkanisme en welke gevolgen dat heeft voor de economie en de mensen. Verder kijken we naar de indeling van het regenwoud, hoe de bevolking is samengesteld, wat de oorzaken van de armoede zijn en hoe het land zich cultureel, economisch en politiek ontwikkelt. Ook migratie komt aan bod. Systeem aarde In dit onderwerp komen de natuurlijke processen op aarde nog een keer samen. Dus de geologische (platentektoniek met vulkanisme, aardbevingen enz.) en geomorfologische processen (verwering, erosie enz) en de klimatologische processen. Je zult zien dat die processen heel veel met elkaar te maken hebben en dat je hiermee veel verschillen in de wereld vrij goed kunt verklaren. Ook tornado’s, tsunami’s, orkanen en de geschiedenis van de aarde mogen niet ontbreken.
Delen van aardrijkskunde komen aan bod bij de volgende soorten vervolgopleidingen: Hulpverlening, verkeer- en transportsector, vastgoed, ruimtelijke ordening, binnen- en buitenlands bestuur, de reiswereld en het toerisme, journalistiek, (internationale) handel, klimatologie, meteorologie, bodemonderzoek, weg- en waterbouw, delfstoffenwinning, energie, landbouw, milieukunde, waterbeheer, crisismanagement en nog veel meer.
Wonen in Nederland Houden we nog wel droge voeten in de komende jaren en wat zijn de verdere gevolgen van de klimaatverandering in West-Europa. En is er wel sprake van klimaatverandering en wat verandert er dan? En wat moeten we daar tegen doen? Kortom, belangrijke vragen voor een inwoner van een land dat grotendeels onder de zeespiegel ligt en waar veel rivieren doorheen stromen. Verder kijken we naar de opbouw van onze steden, welke problemen die steden hebben en wat we daaraan kunnen doen. Kortom, de onderwerpen die bijna dagelijks in het nieuws zijn.
Om je daar goed op voor te bereiden behandelen we in de bovenbouw de volgende onderwerpen: Landbouw in Europa Hierbij komen de verschillende Europese landschappen aan bod en kijken we hoe die zijn ontstaan en waar de mogelijkheden voor de landbouw het beste zijn. Dat is belangrijk om te onderzoeken omdat er in bepaalde delen van de wereld voedseltekorten ontstaan. Verder kijken we hoe de Alpen en het Middellandse Zeegebied zijn ontstaan, welke klimaten hier zijn en hoe die ontstaan en welke milieuproblemen het gebied bedreigen.
Arm en rijk In dit onderwerp kijken we naar de oorzaken van armoede en rijkdom in bepaalde gebieden.
Indonesië Een heel andere regio dan het 20
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Geen wiskunde. Kan alleen als je het profiel CM hebt. Ongeveer 5% kiest geen wiskunde.
Hoe ontwikkelen gebieden zich? En hoe zit dat dan in grensgebieden tussen rijke en arme landen zoals Mexico en de Verenigde Staten? Verder is er veel aandacht voor economische factoren, globalisering, migratie en kijken we apart nog naar Egypte, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en India.
De profielen en de wiskunde keuze:
Zoals je ziet komen veel onderwerpen uit de onderbouw ook in de bovenbouw weer terug en dat maakt de overgang van klas 3 naar 4 wat makkelijker.
Naast de lesboeken werken we ook met de elektronische leeromgeving, Google Earth en moet je in de vierde klas, net als bij veel andere vakken, een praktische opdracht (po) maken. Dat is een groot werkstuk. Topografie doen we niet veel meer, maar komt nog wel een paar keer terug.
Profiel CM: je bent niet verplicht wiskunde te kiezen, velen doen het toch en kiezen dan wiskunde A, vooral omdat Wiskunde A als minder moeilijk wordt gezien. Profiel EM: De meerderheid kiest wiskunde A, de anderen kiezen wiskunde B. Profiel NG: Wiskunde A en wiskunde B worden ongeveer evenveel gekozen. Profiel NT: Wiskunde B verplicht.
Extra mogelijkheid: wiskunde D Als extra verdieping kun je wiskunde D kiezen. Dat kan alleen als je ook wiskunde B hebt. Wiskunde D bevat naast onderdelen als tellen en kansen uit wiskunde A ook moeilijkere wiskundeonderwerpen die bij wiskunde B niet aan bod komen. Het is niet zeker of je keuze gehonoreerd kan worden, er zijn meestal te weinig mensen die het kiezen. Pas wanneer 12 leerlingen voor wiskunde D kiezen kan het worden gegeven.
Wiskunde Voor het vak wiskunde zijn er op de Havo 4 drie mogelijkheden: Wiskunde A: vooral bedoeld voor leerlingen die geen technische studie zullen gaan volgen. De behandelde stof is vooral statistiek en begrip van grafieken en formules. Ongeveer 70% kiest Wiskunde A Wiskunde B: vooral bedoeld voor leerlingen die een meer technische kant op willen of voor leerlingen die bij economische vakken stevig willen rekenen. Bij wiskunde B werk je veel met formules, functies en de sinus, cosinus en tangens. Je gaat met wiskunde B dieper dan met wiskunde A. Als je wiskunde B kiest moet je goed zijn in wiskunde en er zin in hebben. Ongeveer 25% kiest wiskunde B
De inhoud van wiskunde Zowel voor A als B geldt dat er vanaf komend schooljaar jullie worden voorbereid op een vernieuwd examenprogramma. Wiskunde A: Bevat vooral stof die nodig en zinvol is als je een studie in de richting economie, gezondheid of milieu gaat doen. De volgende onderwerpen komen aan de orde: 1 Statistiek, krijgt veel meer aandacht in het nieuwe programma: Statistische verwerking Tabellen, grafieken, gemiddelde Systematisch tellen Vraagstelling en redeneren
21
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Normale verdeling 2 Kansrekening: vervalt 3 Omgang met functies en formules. Dit krijgt meer aandacht in het nieuwe programma. Lineaire functies: helemaal begrijpen en mee kunnen werken. Exponentiële verbanden: begrijpen en goed mee kunnen werken. Allerlei formules waarmee gewerkt wordt, het gebruik van de grafische rekenmachine is noodzakelijk. Formules herleiden
wiskunde B. Bij wiskunde B wordt er dieper op ingegaan en zie je meer analyse. Welke wiskunde kies je: wiskunde A of wiskunde B: In een CM profiel. Als je dit profiel kiest is wiskunde niet verplicht. Als je denkt dat je wel wat kunt op wiskundig gebied, en de cijfers laten het ook zien, dan kan het verstandig zijn om wiskunde A in je vrije deel te kiezen. Het draagt zeker bij aan het analytisch (logisch) denken en de kans is groot dat je er in de vervolgstudie veel aan hebt. In een EM-profiel. Je moet een wiskunde kiezen en wiskunde A ligt voor de hand. Het vak heeft zeker zijn toepassing. In Havo 4 en 5 pas je het al toe bij economie, maar ook later tijdens de vervolgopleiding heb je er veel aan. Je kunt ook wiskunde B kiezen. Dat heeft vooral zin als je straks een zware economische opleiding kiest én als je behoorlijk goed bent in wiskunde. Een voorwaarde is wel dat je geen hekel aan wiskunde hebt. In een NG-profiel. Wiskunde B ligt voor de hand, helemaal als je toch een wat meer exacte opleiding wilt gaan doen. Je moet wel behoorlijk goed zijn in wiskunde en er een zeker plezier aan beleven, maar dan is het ook leuk om te doen. Wiskunde B is niet verplicht. Vaak wordt het NG-profiel gekozen voor een minder exacte opleiding als verpleegkunde en dan is wiskunde A voldoende. Als je al moeite met wiskunde hebt, is het verstandig wiskunde A te kiezen. In een NT-profiel. Wiskunde B is met het NT-profiel verplicht. Met dit profiel kies je later zeer waarschijnlijk voor een exacte opleiding en dan is het zeer nuttig om wiskunde B gehad te hebben. Zoals eerder aangegeven, je moet behoorlijk goed zijn in wiskunde en er een zeker plezier aan beleven om met wiskunde bezig te zijn.
Wiskunde A wordt gegeven in 3 lesuren in de 4e klas en 3 lesuren in de 5e klas. Wiskunde B Bevat vooral stof die nuttig is als je een technische studie gaat doen, bijvoorbeeld bouwkunde, elektrotechniek of civiele techniek. Ook als je een zware economische richting wilt doen is wiskunde B erg nuttig. Vaak kiezen leerlingen voor wiskunde B omdat ze het leuk vinden en er goed in zijn. De volgende onderwerpen: 1 Analyse van functies Formules en grafieken Vergelijkingen oplossen Exponenten en logaritmen Allerlei functies als lineaire, machtsfuncties, exponentiële, logaritmische en goniometrische. Functies bewerken, zoals differentiëren, een mooie en zinvolle techniek 2 Afstanden en hoeken, cirkels. erken met sinus, cosinus en tangens. Ruimtemeetkunde vervalt. Wiskunde B wordt gegeven in 3 lesuren in HAVO-4 én 4 lesuren in HAVO-5 Er is niet veel overlap tussen wiskunde A en B. De analyse die bij wiskunde A voorkomt zit ook in het programma van
22
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
De methode Voor wiskunde gebruiken we nu de methode Getal en Ruimte. Deze methode gebruiken we al jaren en bevalt ons goed. Ook in de onderbouw gebruiken we deze methode, zodat de vormgeving, de manier van uitleg en de vraagstelling in de bovenbouw goed aansluiten bij de onderbouw. Voor het komende schooljaar moeten we nog beslissen welke methode we gaan gebruiken.
Natuurkunde
De grafische rekenmachine Elke leerling die in HAVO 4 en 5 wiskunde heeft, moet een grafische rekenmachine (GR) aanschaffen. De GR wordt regelmatig gebruikt en is onmisbaar. Wij gebruiken op school de Texas Instruments TI 83 of 84. Het is geen bezwaar om tweedehands een rekenmachine aan te schaffen.
Wat heb je er aan als je natuurkunde kiest? Natuurkunde is vereist voor een aantal vervolgopleidingen op het mbo, aan de hogeschool (hbo) of aan de (technische) universiteit. De vaardigheden die je leert zijn overal inzetbaar. Het analyseren van een probleem, hoofd- en bijzaken onderscheiden en vervolgens oplossingen aandragen zijn vaardigheden die je op elk vakgebied van pas komen. Je ziet mensen met deze opleiding ook op andere vakgebieden actief (politiek, management, onderwijs).
Inleiding Wanneer krijg je in de tweede fase met natuurkunde te maken? In het profiel Natuur & Techniek is het een verplicht vak. In het profiel Natuur & Gezondheid is het een keuzevak.
In hoeverre word je in klas HAVO-3 voorbereid op A of B? Met je docent kun je bespreken welke wiskunde het beste bij jou zou passen. De docent zal ook voorlichting geven over de verschillende soorten wiskunde tijdens de wiskundelessen. Kijkend naar de 3 havo-delen zou je de volgende indeling kunnen maken: 3 havo deel 1&2 H1 Lineaire problemen H2 Gelijkvormigheid H3 Kwadratische problemen H4 Aanzichten en hellingen H5 Statistiek en procenten H6 Kwadratische vergelijkingen H7 Goniometrie H8 Allerlei verbanden H9 Statistiek
Wanneer kun je het vak kiezen? 1. Wie natuurkunde kiest zal voor dit vak voldoende aanleg moeten hebben. Er is een minimum cijfer voor wiskunde én natuurkunde vereist (zie studiegids) 2. Op wiskundig gebied wordt van je verwacht dat je goed en snel met formules kunt werken en vlot tamelijk eenvoudige vergelijkingen kunt oplossen. 3. Zonder een goede werkhouding kun je het wel schudden. Dat moet je niet onderschatten! 4. Heb je ook nog aardig wat interesse dan is dat een grote stimulans.
bereidt voornamelijk voor op A en B wis B §1 en 2 op A en B, rest op wis B wis B
Wat is een goede werkhouding? 1. Werk regelmatig dus houd je aan de studiewijzer. 2. Bestudeer de stof goed voordat je aan de toepassingen begint. Stel je daarna vragen zoals: waar gaat het over, wat zijn de hoofdzaken, wat heeft het te maken met eerder bestudeerde stof. Maak een
wis A wis B wis B A en B wis A
23
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
samenvatting waarbij je een onderscheid maakt tussen wat je moet kénnen en kúnnen. 3. Als je iets niet begrijpt vraag dan hulp. Hulp betekent dat iemand nagaat waarom je vastloopt; je krijgt een advies voor een Systematische Probleem Aanpak (SPA). Als iemand alleen maar voorzegt wat je moet doen dan is dat geen hulp! 4. Leerstof die je niet beheerst uit eerdere hoofdstukken (of eerdere leerjaren) moet je zélf bijwerken!
inleveren, zelftoets maken, practicum opdracht uitvoeren en inleveren. Je bent zelf verantwoordelijk voor het leerproces. Jij moet de stof goed bestuderen en voor jezelf nagaan wat je wel en niet snapt. Als je iets niet begrijpt vraag je tijdig hulp aan de docent. Deze zal alleen klassikaal iets uitleggen als er een nieuw onderwerp aan de orde is en de nadruk leggen op die onderdelen waar veel leerlingen moeite mee blijken te hebben. Daarna moet je zelf nog het boek bestuderen. Wel zal de docent telkens (soms pas nadat een onderwerp is afgerond) de grote lijn in het verhaal aangeven.
Methode De methode die we gebruiken heet NOVA van uitgeverij Malmberg. We gebruiken: -Een leeropdrachtenboek met theorie en opgaven. -Een studiewijzer waar in staat wat je per les moet doen. -Een uitwerkingenboek op de website. -Oefentoetsen met uitwerkingen om na te gaan of je de stof beheerst. Door af en toe een s.o. te geven krijg jij en de docent een indruk van je vorderingen. Voordat het proefwerk komt. Bovendien is het een stimulans om je aan de planning te houden.
Relatie met de onderbouw Er is een aantal belangrijke verschillen tussen natuurkunde in de onderbouw en in de bovenbouw. 1. Er wordt dieper op de onderwerpen ingegaan. Bovendien wordt er heel veel wiskundig gewerkt, dus met grafieken en formules. We gaan er vanuit dat je enkele vaardigheden al goed beheerst, zoals onder andere: a. opdracht goed lezen en bedenken wat er gevraagd wordt b. eenheden omrekenen c. met grafieken werken 2. Het tempo ligt veel hoger dan je gewend bent in de onderbouw. 3. Het is een doorgaand leerproces: Elk volgend onderwerp bouwt voort op je kennis van de voorgaande onderwerpen. 4. De nadruk ligt sterk op toepassingen en vaardigheden, inzicht en overzicht en minder op kennis. Maar zonder die kennis kun je het wel vergeten
De werkwijze Je hebt een apart opgavenschrift/map nodig en een apart aantekeningenschrift. De reden hiervoor is dat je al je aantekeningen van de vorige leerjaren altijd bij je moet hebben. Je bouwt immers op eerder verworven kennis en vaardigheden! Bovendien heb je zo in de examenklas alle aantekeningen en samenvattingen mooi bij elkaar voor de voorbereidingen op je examen. In een studiewijzer staat wat je per les moet gebeuren: Uitleg door de docent, stof bestuderen, opgaven maken en nakijken, theoretische opdracht maken en
Het practicum Dit bestaat uit kortdurende proeven van één of twee lessen. Deze dienen als voorbereiding op de praktische opdrachten en eventueel een profielwerkstuk. De computer wordt gebruikt om metingen te verrichten en om de gegevens te verwerken tot een grafiek.
24
3
Ieder zijn vak
-
Inhoud van het vak en toetsing
HAVO
-
2014 – 2015
Domein C: Beweging en energie Subdomeinen: 1. Kracht en beweging. 2. Energieomzettingen.
Studielast en contacturen De totale studielast is 400 sbu (194 in de vierde klas + 207 in de vijfde klas) In HAVO-4: 3 contacturen In HAVO-5: 4 contacturen
Domein D: Materialen Subdomeinen: 1. Eigenschappen van stoffen en materialen. 2. Functionele materialen.
De leerstof De stof is verdeeld over vijf domeinen, A t/m I. Elk domein is weer verdeeld in een aantal subdomeinen. Niet alle stof wordt op het centraal examen getoetst. De stof die wel getoetst wordt is cursief weergegeven. Er zijn vier keuze subdomeinen waaruit er twee gekozen moeten worden (met * aangegeven). Een volledig overzicht is te vinden op: http://www.betanova.nl/downloads/syllabi/ natuurkunde_havo_2015.pdf/
Domein E: Aarde en heelal Subdomeinen: 1. Zonnestelsel en heelal. 2. Aarde en klimaat.* Domein F: Menselijk lichaam* Domein G: Meten en regelen Subdomeinen: 1. Gebruik van elektriciteit. 2. Technische automatisering.*
Domein A1: Vaardigheden Subdomeinen: 1. Informatievaardigheden. 2. Communiceren. 3. Reflecteren op leren. 4. Studie en beroep. 5. Onderzoeken. 6. Ontwerpen. 7. Modelvorming. 8. Natuurwetenschappelijk instrumentarium. 9. Waarderen en oordelen. 10. Kennisontwikkeling en -toepassing. 11. Technisch-instrumentele vaardigheden. 12. Reken/wiskundige vaardigheden. 13. Vaktaal. 14. Vakspecifiek gebruik van de computer. 15. Kwantificeren en interpreteren.
Domein H: Natuurkunde en technologie Domein I: Onderzoek en ontwerp Subdomeinen: 1. Experiment 2. Modelstudie 3. Ontwerp Toetsing in de vierde klas: 1. Voortgangstoetsen over een kleine hoeveelheid stof, bijvoorbeeld één hoofdstuk. 2. Practicum. 3. Twee examentoetsen over een grote hoeveelheid stof, bijvoorbeeld drie hoofdstukken. Het schoolexamen bestaat uit: 1. Examentoetsen (deels in de vierde en deels in de vijfde klas afgenomen) 2. Een praktische opdracht, dat is een zelfstandig opgezet en uitgevoerd onderzoek. 3. Eventueel een profielwerkstuk.
Domein B: Beeld- en geluidstechniek Subdomeinen: 1. Informatieoverdracht. 2. Medische beeldvorming. 3. Optica.*
25
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Weging van de onderdelen van het schoolexamen: Het schoolexamencijfer komt tot stand door een gewogen gemiddelde van de cijfers voor de onderdelen c1, c2 en c3. Voor de weging wordt verwezen naar het PTA.
methode bevat een samenvatting en een voorbeeld- proefwerk. - Een uitwerkingsboekje Hierin worden de antwoorden van de opgaven uit het boek besproken zodat jezelf de opgaven kan nakijken. In het uitwerkingsboekje staan tips wanneer je niet uit een opgave komt. Deze gerichte tips helpen je dan bij het vinden van een antwoord.
Het centraal examen: - Het centraal examen heeft betrekking op een deel van de aangeven (sub)domeinen. Het betreft de domeinen A, B1, B2, C1, C2, D1, G2 en H. De subdomeinen zijn hierboven cursief weergegeven. - Het centraal examen duurt 3 uur.
Toetsing In 4 HAVO worden je kennis en vaardigheden getoetst tijdens 6 voortgangstoetsen. De toetsen gaan over één tot twee hoofdstukken. Ook worden de eerder getoetste hoofdstukken en de derde klas stof als bekend beschouwd.
Scheikunde Inleiding Scheikunde als gekozen vak zit zowel in het profiel Natuur en Gezondheid (N&G) als in het profiel Natuur en Techniek (N&T). Maatschappelijk kunnen we niet meer zonder chemische kennis. Aan de hand van de maatschappelijk relevante onderwerpen wordt de stof behandeld. Thema’s zijn onder andere Groene Chemie, Brandstoffen en Chemie van het Leven. In de tweede fase wordt veel aandacht besteed aan vaardigheden. Deze vaardigheden zijn voor natuurkunde, scheikunde en biologie hetzelfde.
Het schoolexamen Het schoolexamen bestaat uit: 1. Schriftelijke toetsen 2. Een praktische opdracht Ad 1. Schriftelijke toetsen. In vier en in vijf HAVO worden totaal vijf schriftelijke toetsen, twee in klas 4 en drie in klas 5 afgenomen. Een toets zal over meerdere hoofdstukken gaan. In het plan van toetsing en afsluiting (PTA) wordt nauwkeurig de stofomschrijving gegeven. Ad 2. Praktische opdracht. In de vijfde klas moet een leerling een praktische opdracht uitvoeren. In de vierde klas worden een aantal proef praktische opdrachten gedaan. In HAVO-5 worden de praktische opdrachten in tweetallen uitgevoerd.
De methode De methode die wij gebruiken is Chemie van de uitgever Wolters- Noordhoff. Klas Contacturen HAVO-4 3 HAVO-5 3 Naast het leerboek (met theorie, practica en opgaven) maken we nog gebruik van:
Contacturen Tijdens een contactuur geeft de docent(e) uitleg over de stof. Je zal dus moeten plannen: en je af moeten vragen hoe je een hoofdstuk in kleinere delen verdeeld. Je moet zorgen dat je binnen de gestelde tijd goed voorbereid bent voor de toetsen.
- Studiewijzers Hierin staat per hoofdstuk wat er van je verwacht wordt. Elk hoofdstuk van de
26
3
Ieder zijn vak
-
Uiteraard zal je docent(e) je daarbij helpen, zeker in het begin. Maar op den duur zal je steeds zelfstandiger moeten kunnen werken. Je docent(e) geeft aan het eind van elk hoofdstuk de grote lijn van de theorie weer. Je bent zelf verantwoordelijk voor je leerproces. Je zult dus zelf de stof moeten bestuderen en voor je zelf na moeten gaan wat je wel en wat je niet begrijpt en waar de knelpunten zaten van een toets en wat je gaat doen om jouw aanpak te verbeteren.
-
-
Wat wordt van de leerling verwacht? Er zijn vier belangrijke verschillen tussen natuurwetenschappen in de onderbouw en scheikunde in de bovenbouw: Er wordt dieper op de onderwerpen ingegaan. “Ik snap het wel een beetje” is dus niet voldoende. Je zult nauwgezet moeten nagaan of je het onderwerp geheel beheerst. Het tempo ligt een stuk hoger dan je in de onderbouw gewend bent. Je zult zelf moeten plannen en je moet er voor zorgen dat je het tempo bijhoudt en je moet zelfstandig kunnen werken. Het aantal contacturen is onvoldoende om bij te kunnen blijven: je moet thuis en/of op school behoorlijk wat werk verrichten. Globaal kan je er rekening mee houden dat 1 contactuur staat voor 1½ - 2 uur studietijd!
HAVO
-
2014 – 2015
Alle opgaven uit je boek maken en deze kritisch nakijken (dus niet te snel tevreden zijn als jouw antwoord verschilt met die van het antwoordenboek). Hulp vragen als je er niet uitkomt: geef aan wat je niet snapt. Accepteer dat je docent(e) geen pasklaar antwoord geeft, maar dat hij/zij met je probeert na te gaan waar je probleem ligt en hoe je dat probleem zelf op kan lossen. Ook buiten de contacturen moet je aan scheikunde werken (immers één contactuur betekent 1½ - 2 studie-uren) Je moet willen leren van je fouten, dus steeds kijken waarom iets goed en waarom iets minder goed ging en vraag je af hoe jij het de volgende keer gaat aanpakken.
Relatie met de basisvorming Bij scheikunde in de basisvorming heb je aan een aantal scheikundige onderwerpen “geroken”. In de derde klas staat de rol van de chemie in de samenleving centraal. Er wordt duidelijk gemaakt welke behoeften een rol spelen bij het ontwikkelen van nieuwe producten, welke rol mensen daarin spelen en wat die mensen doen. Chemische theorieën wordt behandeld, als die geschikt zijn om bepaalde processen te verbeteren. In de 2e fase gaan we echter veel meer in op de theoretische kanten van de scheikunde. Het bezwaar hiervan is wel dat de relevantie naar de dagelijkse praktijk moeilijk te herkennen is. Scheikunde in de 2e fase wordt dus wel een stuk abstracter dan je in de derde klas gewend bent. Daarom wordt er in de 2e fase van je verwacht dat je de wil hebt om de stof te leren begrijpen en dat je het doorzettingsvermogen hebt om de moeilijke theorie je toch eigen te maken. Een kritische blik op jezelf is noodzakelijk. Het is belangrijk dat je de toets of, theoretische opdracht of opgave uit het boek goed bekijkt en je afvraagt
Wanneer kan je het profiel N&G of N&T kiezen? Als eerste geldt natuurlijk dat je voldoende aanleg voor de profielvakken (wi, na, sk en eventueel bi) moet hebben. Onmisbaar is een goede werkhouding. Onder een goede werkhouding verstaan we: - Een goede planning kunnen maken waar jij je ook aan moet houden. - De stof kritisch bestuderen (niet te snel denken dat je het wel snapt of wel kent). 27
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
hoe het komt dat je een fout gemaakt hebt en hoe de fout voorkomen had kunnen worden.
Dat betekent dat je in HAVO 4 per week 3 lessen volgt. In HAVO 5 zijn dit er 4 per week. Bij één contactlesuur moet dan 30 minuten ‘huiswerk’ worden gerekend. Deze laatste hoeveelheid tijd kan natuurlijk minder worden bij het aandachtig en vlot werken in de les.
Biologie
Methode We gebruiken de methode Nectar. Het boek werkt veel met bronnen en korte stukjes tekst met veel informatie. Naast het boek moet je ook goed opletten in de les om je voor te kunnen bereiden op de toetsen. Je zult daarnaast een aantal practica doen en werken met het biologisch tabellenboek binas. Je zult actief moeten studeren wil je slagen voor biologie.
Inleiding Biologie is de leer van het leven, dit leerde je al in de basisvorming. Leven, dat is je eigen leven en dat van anderen, je gezondheid, je voedsel, de natuur, het milieu. Er gaat geen dag voorbij of je kunt in de kranten lezen over nieuwe biologische ontwikkelingen, zoals klonen, genetische manipulatie, nieuwe medische technieken en biotechnologie. Ook de televisie, de radio en het internet besteden hieraan veel aandacht. Het profiel Natuur en Gezondheid is de vooropleiding voor beroepen die met leven en dus biologie te maken hebben. Wil je gaan werken in de verzorging, of iets met psychologie gaan doen, wil je werken als fysiotherapeut, ergotherapeut, diëtiste, bij een laboratorium, in de voedselindustrie of de landbouw en nog meerdere richtingen, dan is N&G de juiste keuze. Biologie is uiteraard een verplicht vak in dit profiel. Je kunt biologie ook kiezen in het vrije deel van de andere profielen. Bij het profiel N&T kan dat zeker goed gaan omdat je dan ook scheikunde en natuurkunde in je pakket hebt. Bij de profielen C&M en E&M heb je geen ondersteuning van scheikunde en natuurkunde. De keuze kan wel, maar dan zal je sommige onderdelen wat lastiger vinden. Het is zeker te doen!
Inhoud In het vak biologie leer je over: Voortplanting en erfelijkheid Hierbij komen de voortplanting en ontwikkeling van de mens en de overerving van eigenschappen uitgebreid aan de orde. Ook wordt ingegaan op de rol van DNA. Stofwisseling Welke processen spelen zich af in alle organismen en welke betekenis hebben ze? Hierbij is er veel aandacht voor wat er in een mens gebeurt. Stabiliteit en verandering Wat is natuurlijk evenwicht, gaat de mens goed om met natuur en milieu, hoe wordt gedrag veroorzaakt, hoe wordt alles in het lichaam goed geregeld en hoe wordt beschermd tegen ziektes? Factoren in ecosystemen Hoe leven organismen samen, welke invloed heeft het milieu, waarin verschillen organismen en waarin zijn ze juist hetzelfde?
Studielast De studielast is 400 studiebelastingsuren (sbu’s) verdeeld over HAVO 4 en 5.
28
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Economie – geen
Vaardigheden Er zijn biologische systemen (bijvoorbeeld kringlopen) die je moet kunnen begrijpen. Ook moet je de natuurwetenschappelijke werkwijze doorzien en kunnen hanteren. We doen veel practica, soms met de microscoop.
nieuw vak of toch wel? In de 3e klas heb je al een aardig beeld kunnen krijgen van het vak economie. In de Tweede Fase is het vak economie een profielvak bij het profiel E&M en een keuzevak bij de andere profielen. Het vak economie in de Tweede Fase biedt een verdere uitbreiding en verdieping en houdt zich vooral bezig met de economie van een land. In havo 4 en havo 5 volg je 4 uur in de week economie. In het VWO volg je 3 uur in de 4e klas, 3 uur in de 5e klas en 3 uur in de 6e klas.
Het examendossier Schoolexamen Zowel in HAVO-4 als HAVO-5 worden examentoetsen (et´s) afgenomen. Dit zijn theoretische toetsen. Zij bepalen samen 80% van het schoolexamen-cijfer biologie. De vijf toetsen, waarvan er twee worden afgenomen in HAVO 4 en drie in HAVO 5, tellen allemaal even zwaar mee. Ook worden er in HAVO-4 en HAVO-5 practicum opdrachten (po) gedaan die mee tellen voor het schoolexamen. Deze vormen je po-cijfer, 20 % van je schoolexamencijfer.
Onderwerpen Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op de wijze waarop prijzen tot stand komen, de rol van de overheid in de economie komt aan bod en de betekenis van de banken in het economisch leven wordt in beeld gebracht. Wanneer economen prijzen zien stijgen, dan willen ze precies weten hoe dat komt. Ze gaan op onderzoek uit en ontdekken dat de huizen duurder zijn geworden omdat steeds meer mensen een huis willen kopen. De grote vraag naar huizen trekt de prijs omhoog. Het is net zoiets als op een veiling waar een schilderij van Rembrandt wordt aangeboden. Als er veel liefhebbers voor zijn, zullen zij tegen elkaar gaan opbieden waardoor de prijs van het schilderij steeds hoger wordt. Economen zijn niet snel tevreden. Als ze erachter zijn gekomen dat de huizen duurder zijn geworden door de grote vraag naar huizen dan willen ze ook nog weten waardoor die grote vraag dan is ontstaan. Na wat onderzoek komen zij erachter dat de grote vraag naar huizen, onder meer te maken heeft met veranderingen in de rentepercentages bij de banken. Een ander belangrijk onderwerp is de ontwikkeling van de werkgelegenheid.
Centraal examen Alle leerstof wordt ook getoetst in het centraal examen. Elk jaar vallen daarbij een aantal onderwerpen af en deze hoor je natuurlijk van tevoren. Contacturen Alle onderwerpen worden klassikaal uitgelegd en je mag altijd vragen stellen. Met de boeken kun je heel goed zelfstandig werken. Opdrachten worden natuurlijk ook besproken, zodat je je eigen werk kan controleren. In de contacturen worden ook practica gedaan. Wat wordt er van jou verwacht? Enthousiasme, stevig doorwerken, nieuwsgierigheid, verbazing, samenwerking, kritisch zijn, hulp vragen. Als je al deze eigenschappen zou hebben, dan zou je de ideale leerling zijn. Een paar eigenschappen zijn al voldoende om biologie te kunnen volgen.
29
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
M&O
De werkloosheid in Nederland is de afgelopen jaar flink gestegen zoals je misschien in de krant gelezen hebt. Eén van de oorzaken is de economische crisis. Economen vragen zich ook af hoe het komt dat de vraag naar Nederlandse producten stijgt of daalt. Dat heeft o.a. te maken met de verkoopprijzen voor de producten, maar bijvoorbeeld ook met de wisselkoers van de euro. De meeste ondernemingen willen het liefst veel winst maken. Om dat voor elkaar te krijgen kunnen ze meestal beter een lagere dan een hogere verkoopprijs voor hun producten vragen. De verkoopprijzen van Nederlandse producten zijn niet zoveel gestegen omdat de lonen van de werknemers in Nederland maar heel weinig omhoog zijn gegaan. In het buitenland, waar veel concurrenten van Nederlandse bedrijven zitten, zijn de lonen veel meer gestegen dan in Nederland. Door die kleinere loonstijging zijn Nederlandse producten minder in prijs gestegen.
een nieuw vak Management & Organisatie (M&O) komt als apart vak niet voor in de onderbouw maar is daar vaak een onderdeel van het vak economie. In de 2e fase kun je M&O kiezen in het profiel Economie en Maatschappij als profielvak of in de vrije ruimte bij alle profielen. Op het HAVO is de studielast 320 uur. Zoveel uren heeft een gemiddelde leerling nodig om het eindexamen te halen. In HAVO-4 en in HAVO-5 heb je 3 uur in de week M&O. Het vak M&O Bij M&O leer je om (bedrijfs) economische vraagstukken te bekijken vanuit het standpunt van bijvoorbeeld de leiding van het bedrijf, het personeel, de vermogensverschaffers (zoals aandeelhouders of banken), omwonenden en andere belanghebbenden. Bijna iedereen komt later wel in situaties terecht waarin van hen verstand van zaken wordt verlangd op het gebied van management en organisatie.
Interesse Als je nieuwsgierig bent hoe de economie van een land zich ontwikkelt en je vindt de onderwerpen die hierboven genoemd staan interessant dan is het vak Economie iets voor jou!
Het verschil tussen M&O en economie Het vak economie houdt zich vooral bezig met de economie van het hele land. Economie gaat bijvoorbeeld in op de oorzaken van werkloosheid, het voorkomen van inflatie of de factoren die invloed hebben op de aandeelkoersen. Ook gaat het over inkomsten en uitgaven van de overheid. M&O houdt zich vooral bezig met wat er binnen organisaties/ondernemingen gebeurt. M&O is minder theoretisch dan economie. Vaak wordt bij M&O met getallen gewerkt en soms is een wiskundige aanpak nodig.
Vaardigheden Het is belangrijk dat je goed begrijpend kunt lezen, want je krijgt veel tekst te lezen. Ook moet je goed zelfstandig kunnen werken, want in de Tweede Fase wordt op dit gebied, ook voor economie, veel geëist. Daarnaast is het noodzakelijk dat je kunt rekenen en gevoel hebt voor getallen. Er wordt vaak gewerkt met procenten, met indexcijfers en met grafieken en tabellen. Heb je al deze vaardigheden in huis en je hebt een voldoende voor wiskunde op je eindrapport dan kan je het vak Economie met een gerust hart kiezen.
Hoe ziet het vak management & organisatie er uit? Welke onderwerpen komen aan de orde? Je leert een begroting te maken,
30
3
Ieder zijn vak
-
verschillende manieren van geld lenen, financiële overzichten van verenigingen en bedrijven begrijpen, het berekenen van de kosten van een periode en de nettowinst. Je komt theorie tegen die je kunt leren, dingen die je moet begrijpen, veel sommen en nog allerlei andere zaken. Is het moeilijk? Je kunt een voldoende halen voor dit vak als je veel tijd stopt in het oefenen. M&O is een DOE-vak! Wel moet je goed zijn in begrijpend lezen, want je krijgt veel teksten waaruit je gegevens moet halen. Goed kunnen lezen is dus heel belangrijk. Wat kun je later doen met M&O? Misschien ben je al lid van een vereniging. Dan heb je misschien wel eens een ledenvergadering bijgewoond. Op zo'n vergadering wordt er van alles over de vereniging besproken. Later kan je als werknemer of als manager in allerlei vergaderingen terechtkomen: personeelsvergaderingen, aandeelhoudersvergaderingen, vergaderingen van de Ondernemingsraad van een bedrijf of de medezeggenschapsraad van een school. In dit soort vergaderingen worden de plannen van het bestuur of de directie besproken en ook financiële zaken als de begroting. Als je een eigen onderneming start is het een groot voordeel dat je de financiële kant van je bedrijf ook kunt begrijpen. Als je na het HAVO of het VWO een economische studie wilt gaan volgen is kennis van M&O een groot voordeel.
31
HAVO
-
2014 – 2015
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
INFORMATICA Het vak informatica is iets heel anders dan het vak informatiekunde dat je in de brugklas hebt gehad. Dat is belangrijk om te weten, als je informatica als keuzevak in je profiel wilt opnemen. Mensenwerk Informatica is mensenwerk. Niet de machines en de computerprogramma’s zijn het belangrijkste, maar de mensen. Mensen maken steeds meer gebruik van computers voor het verkrijgen en bewerken van informatie. Daardoor ontstaat de indruk dat de computer het belangrijkste onderdeel bij het vak informatica zou zijn. Dat is niet juist, maar belangrijk is hij natuurlijk wel. Je maakt bij informatica onder meer kennis met de vragen die mensen kunnen stellen bij het gebruik van informatie. Belangrijk is daarbij wel de manier waarop machines met deze informatie omgaan en hoe ze informatie kunnen verwerken. Bij het vak informatica gaat het dus in de eerste plaats om de manier waarop mensen met informatie omgaan. Daarnaast gaat het om het gebruik van machines voor het verwerken van informatie. Het boek Voor het boek geldt dat de auteurs werken op universiteiten, hogescholen (hbo), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of in het voortgezet onderwijs. De auteurs weten daarom welke beginkennis nieuwe studenten bij hen nodig hebben. Dus als je het vak informatica hebt gevolgd, heb je een goed beginniveau om aan de onderdelen informatica in verschillende studies te beginnen. De titels van de modules van de methode die wij gebruiken, laten zien dat je nogal wat over theoretische zaken moet lezen en leren, zaken waarin een computerhobbyist pur sang waarschijnlijk niet zo in geïnteresseerd is. Titels: 1. Informatica; inleiding, het belang van informatie, de andere kant van ICT 2. Hardware; geschiedenis en soorten, opbouw en werking, randapparatuur 3. Software; systeem- en applicatiesoftware 4. Programmeren; programmeertalen, PSD’s maken, imperatief programmeren 5. Datacommunicatie en netwerken; toepassingen en technische aspecten 6. Projectmanagement; de kern en organisatievormen, systeemontwikkeling 7. Schematechnieken en databases; DFD’s, UML, ERD’s, relationele databases en SQL Belangrijk in het vak is dus kennis van hardware, software, programmeren (met mate), datacommunicatie en netwerken, het modelleren van gegevens (-stromen) om daarmee een (eenvoudig) informatiesysteem te ontwerpen m.b.v. de projectmethode in een systeemontwikkeltraject. Dit is een voornamelijk theoretische bezigheid. 32
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
De boeken laten je gelukkig wel zoveel mogelijk met de computer werken, hoewel er ook nogal wat lessen zullen zijn waarin de computer echt buiten beeld blijft, misschien wel meer dan je lief is. We gebruiken waar mogelijk het internet en besturings- en toepassingsprogramma’s. Onthoud daarbij wel dat niet het gebruik van of het spelen met zo’n programma het doel is, maar hetgeen zo’n programma doet en wat het wel of niet kan betekenen voor de gebruikers. De exameneisen Van de exameneisen, verdeeld in domeinen en eindtermen (er zijn er 53), volgt hier een opsomming van de belangrijkste.
A Informatica in perspectief Wetenschap en technologie - Informatica bestrijkt de basisprincipes en toepassingen van methoden, technieken en technische hulpmiddelen inzake gegevensverwerking en communicatie Maatschappij - de kandidaat kent voorbeelden van informatisering en veranderingen door ICT, economische- en productiegevolgen van ICT Oriëntatie op studie en beroep Individu - de kandidaat kan de examenstof toepassen in groepen die werken aan projectopdrachten - hij kan bij het beoordelen van ethische normen van het gebruik van ICT privacyaspecten herkennen en aangeven hoe deze aspecten te beschermen.
B Basisbegrippen en vaardigheden Gegevens en informatie - gegevensverwerkende systemen ontwerpen, d.w.z. een informatievraag analyseren, uit gegevens informatie verwerven en presenteren - communicatie: zender/boodschap/ontvanger, m.b.t. communicatie protocol, telecommunicatie voor het verwerven van informatie - gegevensrepresentatie ( in een computer) - voorbeelden kunnen geven van gecodeerde gegevens in een computer. Hardware - de werking van een computer, de essentiële functies van een computer, het beschrijven van de randapparatuur en aangeven waarvoor deze is in te zetten.
33
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Software - programma’s als gestructureerde oplossing van een informatievraag - programmeren en de principes hiervan. - de toepassingen van software, welke programma’s in welke situatie. - de organisatie van een automatiseringstraject. C Systemen en hun structurering Systeemtheorie - het herkennen en beschrijven van systemen en hun kenmerken kunnen noemen (hiërarchisch, open/gesloten, deterministisch, bestuurd) Computersystemen - communicatie in netwerken (topologie benoemen, lagen onderscheiden en functies beschrijven) - besturingssystemen Systemen in de praktijk - kenmerken benoemen van besturingssystemen, processoren, randapparatuur, programmatuur, systeemontwikkeling, en van realtime-, kennis-, simulatie- en embedded systemen voorbeelden kunnen benoemen en classificeren Informatiesystemen - een systeemontwikkeltraject beschrijven en voorbeelden van de fasering geven - informatie-analyse (informatiestroom) beschrijven, structuurmodel hiervan afleiden, kunnen lezen, afleiden of aan een gewijzigde informatievraag wordt voldaan - relationele databases, benoemen, beschrijven, in een vraagtaal een informatiebehoefte kunnen formuleren - databasemanagementsystemen, beschrijven, benoemen, gebruiken - interactie mens-machine - systeemontwikkeltraject, aan de hand van een eenvoudig voorbeeld Nieuwe ontwikkelingen D Toepassingen in samenhang systeemontwikkeling en projectmanagement - in een groep een projectopdracht uitvoeren waarin een ontwikkeltraject doorlopen wordt (facultatief) - een projectopdracht uivoeren waarbij naar aanleiding van een informatievraag een eenvoudig systeem ontwikkeld wordt (facultatief) maatschappelijke aspecten - het eigen ontwikkelde systeem toetsen met een kritische houding t.a.v. het functioneren van ICT in organisaties Algemene opmerking: De veranderingen op dit vakgebied gaan snel, dus de stof ligt niet voor jaren vast. 34
3
Ieder zijn vak
-
HAVO
-
2014 – 2015
Practicum De basis van het vak informatica is het boek en de theorie die daarin wordt aangeboden. Deze theorie kun je – beter gezegd: dit moet zelfs - in de praktijk bekijken en oefenen. Ook toevoegingen, verdieping van de stof, actuele ontwikkelingen en projecten zullen we, onder andere via de website van de uitgever, bestuderen. Dat gaat met onder meer de volgende programma’s: de programma’s van MS Office zoals Word, Excel, Access en PowerPoint en het ingebouwde Visual Basic for Applications Een browser voor het gebruik van het World Wide Web, e-mail, Nieuwsgroepen en dergelijke programmeren in Visual Basic, (X)HTML en eventueel in Java diverse toepassingsprogramma’s wat zich eventueel verder nog aandient
Aantal studielasturen en examen De omvang van het vak is voor het HAVO 320 sbu Het aantal contacturen is in de 4e klas drie uur en in de 5e klas twee uur. Het schoolexamen, waarin alle eindtermen uit alle domeinen voorkomen, bestaat uit een examendossier met de volgende onderdelen: a Theorietoetsen 50% b Praktische opdrachten 50%, denk aan: afnemen interview, uitvoeren informatieanalyse, gegevens van netwerk/internet opvragen, bewerken en presenteren van gegevens met toepassingsprogrammatuur, het maken, uitwerken en testen van een programma, het bouwen van een website, het beoordelen van een systeemontwikkeltraject, onderzoek naar systemen in de praktijk, beveiligen van gegevens in een DBMS; en de presentatie van dit alles in een verslag of mondeling. c Project (vervalt voorlopig) Doorlopen van een systeemontwikkeltraject in een groep, dus een grotere praktische opdracht. d Handelingsdeel (vervalt voorlopig)
35