Het gesproken woord geldt
Speech VNG-voorzitter Jorritsma Rob, 25 november 2013
Hartelijk dank aan de Raad voor het Openbaar Bestuur voor dit advies over de relatie tussen decentrale overheden en Europa. Dames en heren, ”Met Europa verbonden” is een belangrijk advies, want de invloed van Europa op het binnenlands bestuur is de afgelopen jaren steeds groter geworden.
Die invloed manifesteert zich op verschillende manieren. Enerzijds beïnvloedt Europa de Nederlandse wetgeving die decentrale overheden uitvoeren, zoals milieuregels. Anderzijds beïnvloedt Europa de decentrale autonomie ook rechtstreeks, zoals door staatssteunregels.
Europa kent obstakels en kansen. Eerst de obstakels. Decentrale overheden ervaren in toenemende mate dat ze rekening moeten houden met Europese regels. Dit geldt bijvoorbeeld voor de manier waarop zij hun inkoopprocessen, publieke dienstverlening en gebiedsontwikkeling inrichten.
Maar Europa biedt ook kansen. De vorige sprekers hebben in hun bijdragen de voordelen van Europa duidelijk laten zien. Europese subsidieprogramma‟s kunnen helpen om gemeentelijke en provinciale projecten uit te voeren. Velen van u kennen de voorbeelden van prachtige projecten die met Europese bijdragen zijn uitgevoerd. Vaak
gaat het om meer dan subsidies en worden er ook belangrijke contacten gelegd en nuttige kennis uitgewisseld.
We leven in een tijd van mondialisering, waarin burgers en bedrijven in toenemende mate internationaal communiceren, reizen en zakendoen. Zestig jaar Europese samenwerking heeft dit gestimuleerd. Ook gemeenten en provincies merken dat. Ondanks dat of misschien juist doordat zij een autonome bestuurslaag vormen met een eigen rol en verantwoordelijkheid. De Europese invloed op decentrale overheden is divers en niet makkelijk in een kader te vangen. Het advies laat dit goed zien.Het is daarom goed om volgend jaar bij de formatie van nieuwe colleges en het opstellen van nieuwe collegeprogramma‟s aandacht te besteden aan de realiteit van Europa in al zijn verschijningsvormen.
Niet alleen in gemeenten zijn er volgend jaar verkiezingen, maar ook in Europa. In het voorjaar kiezen we voor het Europees Parlement, in het najaar treedt een nieuwe Europese Commissie aan.
Tevens begint volgend jaar de nieuwe Europese programmaperiode,die kansen biedt voor decentrale overheden om te kijken naar Europese financiering voor nieuwe investeringen op lokaal en regionaal niveau. De VNG zal ter ondersteuning van haar leden begin volgend jaar een nieuwe EU-subsidiewijzer presenteren. 2014 is daarom een bijzonder Europees jaar met volop nieuwe kansen voor decentrale overheden.
Dames en heren,
De invloed van Europa op decentrale overheden is te breed om door mij behandeld te worden. Als voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wil ik mij richten op een belangrijk deelaspect uit dit rapport dat ook heel actueel is: de invloed van Europa op de binnenlands bestuurlijke verhoudingen.
De afgelopen jaren worden gekenmerkt door twee ogenschijnlijk tegengestelde trends. Een toenemende Europeanisering enerzijds en een toenemende decentralisatie van het Nederlandse beleid anderzijds.
Decentrale overheden hebben met beide trends te maken. Gemeenten en provincies krijgen er meer taken bij, en de kans neemt toe dat deze taken Europese aspecten hebben. Dit heeft allerlei gevolgen voor de decentrale autonomie, de decentrale financiën, de verhoudingen met het rijk, maar ook de verhoudingen met Brussel.
Deze trends voltrekken zich in een grondwettelijk stelsel dat uitgaat van drie bestuursniveaus. Dit stelsel bood en biedt het raamwerk voor de bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen rijk, provincies en gemeenten. Als speler in de Nederlandse polder heeft de VNG al honderd jaar een belangrijke rol.
Maar er is natuurlijk een vierde bestuursniveau: de Europese Unie. De opkomst van Europa heeft gezorgd dat veel beleid van decentrale overheden wordt onderhandeld en bepaald in Brussel. Europa is voor decentrale overheden binnenland geworden, de Haagse arena is uitgebreid met de Brusselse arena.
Dit heeft gevolgen voor het overlegmodel zoals wij dat kennen. In Nederland betekent decentralisatie de overdracht van beleid van de ene naar de andere bestuurslaag. Afspraken gaan over de hoeveelheid autonomie die de decentrale bestuurslaag daarbij krijgt en over de financiële compensatie. Daarbij hebben rijk en decentrale overheden vaak tegengestelde belangen.
In Brussel gaat het over de overdracht van bevoegdheden en beleidsruimte van Nederland aan Europa. Veelal beïnvloedt dit Nederlandse bestuurlijke en financiële afspraken. Hier hebben decentrale overheden dus juist een gedeeld belang bij goede afspraken.
Het Rijk en decentrale overheden moeten daarom samen optrekken in Brussel. Dit begint al in de vele ambtelijke overleggen waar de richting en invulling wordt gegeven aan beleidsdiscussies.
De Nederlandse polder wordt doorgetrokken naar de Brusselse arena, via de uitwisseling van informatie en netwerken en via samenwerking in de lobby.
Hoe we dat doen, daar hebben we afspraken over gemaakt. Daarom is begin 2013 de code interbestuurlijke verhoudingen aangevuld met afspraken over Europa. Samenwerking tussen rijk en decentrale overheden in alle fasen van het beleidsproces staat hierin centraal. Niet alleen gedurende de onderhandelingen in Brussel, maar ook in de nationale beleidsvoorbereiding en implementatie trekken we samen op.
Dames en heren,
Er is de afgelopen jaren veel gebeurd en veel bereikt. Europa vindt brede erkenning en in de polder wordt steeds beter samengewerkt. De verkenning van het ROB beschrijft dit goed. Is er dan helemaal niets meer te wensen?
Toch wel. Decentralisatie en Europeanisering zijn geenszins klaar en stellen de decentrale overheden voor nieuwe uitdagingen.
De eerste uitdaging zijn verdergaande afspraken over de bestuurlijke verhoudingen.
Decentralisatie betekent dat beleidsverantwoordelijkheid verschuift, maar ook dat expertise nationaal verdwijnt. Zo is het meeste natuurbeleid van oorsprong Europees, maar zijn in Nederland provincies in toenemende mate verantwoordelijk. Toch voeren niet de provincies, maar het rijk de onderhandelingen in Brussel.
Op dergelijke terreinen kan de noodzaak ontstaan dat decentrale overheden niet alleen in Den Haag, maar ook in Brussel nauwer betrokken worden bij de onderhandelingen. We moeten kijken of de code interbestuurlijke verhoudingen dan genoeg basis biedt, of dat er aanvullende afspraken moeten worden gemaakt.
De tweede uitdaging is de vraag wat Europa wel en niet zou moeten doen. Hierover is momenteel een actueel debat. Een debat wat we in decentraal Nederland al kennen. Onze lijn is al jaren duidelijk: decentraal wat kan, centraal wat moet. In Europa spreekt men over de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Het kabinet heeft zich voorgenomen om subsidiariteit en proportionaliteit prominenter op de Europese agenda te krijgen. Er is een lijst opgesteld met onderwerpen waarbij Europa zich terughoudender zou moeten opstellen en meer ruimte aan lidstaten zou moeten laten.
Een blik op de lijst en het aansluitende debat hierover in de Kamer laat zien dat veel onderwerpen ook voor decentrale overheden relevant zijn. In de toekomst blijft een goede check op de subsidiariteit en proportionaliteit van EU-beleid heel belangrijk. Decentralisatie verhoudt zich immers niet met gedetailleerde EU-regelgeving.
Het gaat in deze discussie echter niet alleen om minder Europa. Voor decentrale overheden gaat het ook om „een ander Europa‟.
Decentralisatie betekent voor veel domeinen een andere aanpak van beleid. Het gaat dan om een verandering van verticale gezagsverhoudingen naar horizontale samenwerking. Daarbij staan maatschappelijk initiatief en de kracht van de samenleving centraal. Dit vergt een andere rol van de overheid. Niet alleen van de decentrale overheid en het rijk, maar ook van het Europese bestuursniveau.
De stedelijke agenda wordt steeds belangrijker in Brussel. De terugtrekkende overheid en de opkomst van het nieuwe burgerschap zijn ontwikkelingen die ook op Europees niveau zijn weerslag zullen hebben. De vraag is hoe Europa kan inspelen op de veranderingen in de maatschappij en de positie van de steden hierin? Hoe krijgt dat andere Europa vorm?
Meer aandacht voor de stedelijke dimensie is één voorwaarde om op de veranderingen in te spelen. Tevens dient Europa de steden een andere rol in het hele beleidsvormingsproces te geven. Niet alleen is het multilevel governance-principe van groot belang, maar dit principe dient ook aangepast te worden aan de nieuwe omstandigheden. Het is tijd voor een nieuwe governance, waarbij de betrokkenheid van steden in het Europese beleidsproces versterkt wordt. Bas Verkerk, de burgemeester van Delft, zal komend jaar over de Europese stedelijke agenda in het Comité van de Regio‟s een advies opstellen. Een voorbeeld van hoe we vanuit decentraal Nederland in Brussel actief zijn en het Europese beleid proberen te beïnvloeden.
Dames en heren.
Het denken over Europa staat niet stil. De komende jaren zal het debat verder gevoerd worden. Het Nederlands EU-voorzitterschap in 2016 biedt volgens het ROB een mooie gelegenheid om daarbij het initiatief te nemen. Ik kan het daar alleen maar volledig mee eens zijn!
Ik zal als VNG voorzitter hieraan bijdragen in Nederland. Bovendien hoop ik vanaf volgende maand een stevige inbreng te leveren in het Europese debat in de Brusselse arena, als voorzitter van de Europese koepel van steden en regio‟s CEMR .
Er is genoeg te doen en er zijn genoeg kansen. We zullen als decentrale overheden samen met het rijk en andere partners de uitdagingen aangaan om op een goede manier “Met Europa verbonden” te zijn.
Dank u wel.