Informatiewijzer staatssteun voor decentrale overheden
Colofon Deze publicatie is opgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Kenniscentrum Europa decentraal. Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kunnen de auteurs noch de rechthebbenden enige aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele (druk-) fouten en/of onvolledigheden. Exemplaren van deze publicatie zijn door decentrale overheden en belangstellenden gratis te bestellen bij: Kenniscentrum Europa decentraal Prins Mauritsplein 28b 2582 ND Den Haag T: (070) 3381090 F: (070) 3381099 E:
[email protected] Deze publicatie wordt ook aangeboden via de volgende websites: www.minbzk.nl/staatssteun www.europadecentraal.nl Aan deze uitgave werkten mee:
Kenniscentrum Europa decentraal Jochem Berns Ilze Jozepa Robert-Jan van Lotringen Emile Perton
Ministerie van BZK Lieneke Goris Ronald Koch Peter Reimer Met dank aan de leden van de klankbordgroep van het Interdepartementaal Staatssteun Overleg.
Februari 2004
Inhoud
Voorwoord
5
Inleiding
7
Deel 1 1
Staatssteun
Wat is staatssteun en hoe zien de regels er uit? 1.1 Waarom toezicht? 1.2 Wat is staatssteun? 1.3 Uitzonderingen op het steunverbod
Deel 2
11 11 11 14
Handvatten voor beleid
Inleiding
19
2 Steun die geen staatssteun is 2.1 Inleiding 2.2 De minimis-steun 2.3 Transacties met grond en gebouwen 2.4 Diensten van algemeen (economisch) belang 2.5 Directe belastingen op ondernemingen 2.6 Risicokapitaal 2.7 Overheidsgaranties
23 23 23 24 25 27 28 29
3
31 31 31 33 34 35 37 38
Horizontale doelstellingen 3.1 Inleiding 3.2 Vrijstelling kleine en middelgrote ondernemingen 3.3 Vrijstelling voor opleidingssteun 3.4 Vrijstelling voor werkgelegenheidssteun 3.5 Milieu 3.6 Redding en herstructurering van ondernemingen 3.7 Onderzoek en ontwikkeling
4 Regionale doelstellingen 4.1 Regionale steungebieden in Nederland 4.2 Regionale en multisectorale steun
41 41 42
5
45 45 45 47 49 50
Sectoriële doelstellingen 5.1 Inleiding 5.2 Openbare omroepen 5.3 Landbouw 5.4 Visserij 5.5 Vervoer
Deel 3
Procedurele aspecten en toezicht
6 De procedures 6.1 Inleiding 6.2 De ideefase van een nieuwe steunmaatregel 6.3 Staatssteunregels als kader voor het ontwerpen van een steunmaatregel 6.4 De aanmeldingsprocedure (de voorlopige procedure) 6.5 De formele onderzoeksprocedure 6.6 Steun onrechtmatig verleend 6.7 Terugvordering van onverenigbare steun 6.8 Het Europese Hof van Justitie 7
Jaarverslagen en rapporten 7.1 Inleiding 7.2 Jaarverslagen door de lidstaten 7.3 Rapportage door de Europese Commissie
Checklist Register Begrippen Informatie Adressen Noten Colofon
55 55 55 55 56 58 59 60 60 63 63 63 64 65 67 69 71 73 75 77
Voorwoord De overheid in Nederland, zowel lokaal, regionaal als nationaal, maakt niet alleen regels en wetten. Er wordt ook geld beschikbaar gesteld voor allerlei projecten. Vroeger was dat uitsluitend een kwestie van eigen afweging, maar met de introductie van de Europese gemeenschappelijke markt kwamen er beperkingen aan wat de overheid mag doen. Wat de overheid in beginsel niet mag, is de werking van de interne markt verstoren. Dat lijkt een eenvoudige regel maar is het niet. Er zijn zaken waarbij het heel voor de hand liggend lijkt, dat een overheid een initiatief ondersteunt dat lokaal van groot belang is of waaraan de inwoners emotioneel erg gebonden zijn. Toch bestaat de mogelijkheid dat zoiets, ook als er grote publieke en politieke steun bestaat, in strijd is met de Europese staatssteunregels. Een voorbeeld is steun aan een voetbalclub of speciale steun voor etnische ondernemers. De Europese regelgeving sluit niet alles uit, maar is wel heel strikt en kan gepaard gaan met sancties. Daarom is het zaak goed geïnformeerd te zijn over wat kan en wat niet kan. Dat is het doel van deze informatiewijzer, een gezamenlijk product van het Kenniscentrum Europa decentraal en mijn ministerie. Ik beveel u deze informatie van harte aan.
Johan Remkes Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
5
Inleiding Het totstandbrengen van een gemeenschappelijke markt is een van de essentiële doelen van het EG-Verdrag. Vrije mededinging in een open markteconomie wordt daarbij zo belangrijk geacht, dat het in feite tot een Europees grondrecht is verheven. Dat grondrecht wordt beschermd. De Europese Commissie ziet er op toe dat lidstaten en particulieren de vrije markt niet verstoren. Het bevoordelen van nationale ondernemingen door middel van staatssteun kan de concurrentie op de interne markt vervalsen. Staatssteun is dichterbij dan menige decentrale overheid denkt. Financiële transacties van gemeenten, provincies of waterschappen met ondernemingen kunnen al snel staatssteunelementen bevatten. Voorbeelden zijn grondverkoop onder de marktprijs, reddingssteun aan een voetbalclub, of het meegeven van een ‘bruidsschat’ bij een privatisering. In voorgaande gevallen kunt u al snel te maken hebben met volgens het EG-Verdrag verboden staatssteun. Daarom is het in beginsel verplicht om een steunmaatregel vooraf bij de Europese Commissie ter toetsing voor te leggen. Als de steunmaatregel niet gemeld wordt maar op een of andere manier achteraf ter kennis van de Commissie komt, kan zij een onderzoek starten dat kan eindigen in een beschikking tot terugvordering van de steun. Bij niet-nakoming van de terugvorderingsbeschikking kan de Commissie de lidstaat voor het Hof van Justitie dagen, wat uiteindelijk tot een boete of een dwangsom kan leiden. Met alle gevolgen van dien, bijvoorbeeld voor de vertrouwensrelatie tussen de decentrale overheid en de betreffende onderneming. In deze informatiewijzer wordt in de eerste plaats uitleg gegeven over wat onder staatssteun verstaan wordt. Uitgangspunt van het EG-Verdrag is dat elke steunmaatregel die aan de staatssteuncriteria voldoet aan de Europese Commissie gemeld moet worden. Op dit uitgangspunt bestaat een aantal uitzonderingen. Als een steunmaatregel niet onder een uitzondering gebracht kan worden en de steunmaatregel derhalve gemeld moet worden, is de vervolgvraag of de steunmaatregel goedgekeurd kan worden. De informatiewijzer probeert een antwoord op deze vraag te geven. Hierbij geldt steeds dat de Commissie als enige bevoegd is het finale antwoord te geven. Dat doet zij in de vorm van een beschikking. Deze informatiewijzer is in de eerste plaats bedoeld voor medewerkers en bestuurders van gemeenten, provincies en waterschappen.1 Hij geeft in vogelvlucht weer wat staatssteun (voor decentrale overheden) inhoudt. Omdat de staatssteunregels voor elke overheid dezelfde zijn, is de informatiewijzer ook bruikbaar voor medewerkers van de rijksoverheid. Enkele ministeries geven echter ook een eigen handleiding uit met meer op hun beleidsterrein toegespitste informatie. Om de leesbaarheid te vergroten zijn een checklist en een woordenlijst opgenomen. Wie dieper in de materie wil duiken, vindt in de bijlage ‘Informatie’ een beknopte literatuurlijst. Uitgebreide en actuele informatie vindt u tevens in het ‘dossier staatssteun’ op de website van Europa decentraal, Kenniscentrum Europees recht en Beleid voor decentrale overheden (www.europadecentraal.nl), en op de website van het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK (www.minbzk.nl/staatssteun). De informatiewijzer is gebaseerd op de regelgeving tot februari 2004. Hoewel de hoofdlijnen naar verwachting de komende tijd gelijk blijven, is het toch goed rekening te
7
houden met wijzigingen nadien. Ook hiervoor kunt u terecht op de website van Europa decentraal.
Leeswijzer Hoe is de informatiewijzer opgebouwd? Wat onder staatssteun wordt verstaan en het toezicht van de Commissie op de naleving van de staatssteunregels, leest u in deel 1. Daar komt artikel 87 van het EG-Verdrag uitgebreid aan bod. Hierin staat dat een steunmaatregel (verboden) staatssteun is als het aan een aantal criteria voldoet. Dit deel besluit met enkele uitzonderingen op het steunverbod. Deel 2, hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene kaders. Handelt een decentrale overheid binnen deze kaders, dan is er vaak geen sprake van staatssteun. Het daaropvolgende hoofdstuk gaat in op steun aan ‘horizontale doelstellingen’. Dit is steun die niet gericht is op een specifieke sector of regio. Hoofdstuk 4 behandelt steun aan ‘regionale doelstellingen’. In hoofdstuk 5 wordt ten slotte de laatste categorie steun behandeld: steun aan ‘sectoriële doelstellingen’. Het betreft hier het beleid van de Commissie met betrekking tot steun in sectoren als landbouw, visserij, vervoer en openbare omroepen. De eerste 5 hoofdstukken (deel 1 en 2 van de informatiewijzer) geven richting bij het ontwerpen van een steunmaatregel. Het is goed daarbij ook deel 3, hoofdstuk 6 te raadplegen. Dit beschrijft de te volgen procedures van het ontwerp tot en met de periode na verlening van de steun. Het slothoofdstuk gaat in op de rapportage van de verleende steun door de lidstaten en de verslaglegging door de Commissie.
8
Deel 1 Staatssteun
1
Wat is staatssteun en hoe zien de regels er uit?
1.1
Waarom toezicht? De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld om economische en sociale vooruitgang voor haar bevolking na te streven. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is een goed werkende interne markt en vrije concurrentie is daarvoor essentieel. In dit licht wordt de noodzaak voor toezicht op steunverlening door overheden duidelijk. Door staatssteun kan een lidstaat eigen ondernemingen bevoordelen ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten, wat concurrentievervalsing in de hand werkt. Het optimale voordeel van vrij handelsverkeer tussen de lidstaten wordt dan niet behaald. Het toezicht op staatssteun is gericht op het voorkomen van verstoringen van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Op basis van regels van het EG-Verdrag is de Europese Commissie bevoegd om de vorm waarin en het niveau waarop (decentrale) overheden aan organisaties steun verlenen, te controleren en zo nodig te beperken. De Commissie ziet erop toe dat een speler op de Europese markt geen voordeel krijgt dat hij niet langs de normale commerciële weg zou hebben gekregen, en waarmee hij een concurrentievoordeel heeft. De Europese Commissie ziet een voordeel aan een onderneming veel sneller dan overheden vaak denken als een (potentiële) bedreiging voor de vrije mededinging. Uit de praktijk blijkt dat onder meer de interpretatie van de Commissie en het Europees Hof van Justitie van de termen ‘voordeel’ en ‘onderneming’ verder gaat dan veel overheden vermoeden. Zo kunnen een vrijstelling van heffing voor een congrescentrum of kredietfaciliteiten voor een voetbalclub tegen niet marktconforme voorwaarden al staatssteun zijn. Dit betekent niet dat een overheid nooit steun aan een onderneming mag geven. Soms kan de overheid beleidsprioriteiten steunen zoals bestrijding van werkloosheid of stimulering van bedrijvigheid en investeringen in bepaalde sectoren of regio’s waar de marktwerking alleen onvoldoende vooruitgang biedt. Dit moet uiteraard wel gebeuren in overeenstemming met de regels voor staatssteun.
1.2
Wat is staatssteun? De staatssteunregels zijn neergelegd in de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag. Dit hoofdstuk gaat in op artikel 87, de inhoudelijke aspecten van staatssteun. Artikel 87 bestaat uit 3 leden. Lid 1 geeft met een definitie aan wat staatssteun is. In deze defenitie zijn vijf criteria besloten. Voldoet een steunmaatregel volgens de Commissie aan alle criteria, dan is er sprake van staatssteun. Staatssteun is verboden, maar dit verbod is niet absoluut en onvoorwaardelijk. Het kan voorkomen dat de Commissie een steunmaatregel op grond van de voornoemde criteria aanmerkt als staatssteun, maar verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart en daarom toestaat. Lid 2 en 3 behandelen respectievelijk steunmaatregelen die ‘verenigbaar zijn’ en ‘verenigbaar kunnen zijn’ met de gemeenschappelijke markt.
11
Artikel 88 wordt behandeld in hoofdstuk 6. Dit artikel bevat de procedurele aspecten (onder meer voor het melden) van staatssteun. Daarnaast heeft de Commissie de mogelijkheid om het bestaande beleid te verhelderen of nieuwe regels uit te vaardigen. Dit gebeurt door beschikkingen, kaderregelingen, verordeningen, richtsnoeren en mededelingen. Verder geven ook arresten van het Europees Hof van Justitie nadere uitleg over het begrip staatssteun. Wanneer is steun staatssteun in de zin van het EG-Verdrag? Artikel 87 lid 1 EG bevat het verbod op staatssteun: ‘Behoudens afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, zijn steunmaatregelen van de staten of
in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.’ Uit dit verbod kunnen vijf criteria worden afgeleid, aan de hand waarvan wordt beoordeeld of er sprake is van staatssteun. 1
Het moet gaan om een voordeel dat met staatsmiddelen bekostigd is Staatssteun is synoniem met overheidssteun. Zo wordt ook met het begrip ‘staatsmiddelen’ overheidsmiddelen bedoeld. Onder het begrip ‘staatsmiddelen’ valt dan ook niet alleen steun van de centrale overheid, maar ook van gemeenten, provincies en waterschappen. Nota bene: ook steun die niet door (de)centrale overheden, maar bijvoorbeeld door openbare bedrijven of lichamen wordt bekostigd, wordt als staatssteun beschouwd als de steunverlening uiteindelijk voor rekening van de (decentrale) overheid komt. Kortom, een onderneming via een omweg bevoordelen helpt niet om staatssteun te vermijden. Ook derving van overheidsinkomsten kan als steun worden gezien.
2
Er is sprake van een voordeel aan een onderneming dat deze onderneming niet langs normale commerciële weg zou hebben verkregen Zoals eerder aangegeven worden de termen ‘voordeel’ en ‘onderneming’ veel ruimer uitgelegd dan men in eerste instantie zou denken. De begrippen reiken verder dan alleen commerciële bedrijven gericht op winst. Voordeel Bij ‘voordeel’ wordt vaak alleen aan subsidies gedacht. Dit begrip is echter veel breder. Hieronder moet worden verstaan: ‘Alle maatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een onderneming drukken en daardoor- zonder subsidies in de strikte zin van het woord te zijn- van gelijke aard zijn en tot identieke gevolgen leiden.’2
– – – – –
Enkele voorbeelden (niet uitputtend): premies, vergoedingen, kostendelingen; kredietfaciliteiten en garanties voor opgenomen leningen; overheidsdeelname in het kapitaal van een onderneming tegen gunstige voorwaarden; participatieleningen aan ondernemingen tegen gunstige voorwaarden; het tegen gunstige voorwaarden kwijtschelden of spreiden in de tijd van schulden van ondernemingen;
12
– belastingfaciliteiten, vrijstelling of uitstel van een heffing; – door de overheid opgelegde heffingen waarvan de opbrengst (indirect) ten goede komt aan een (groep van) onderneming(en); – verkoop van een openbare onderneming of onroerend goed (waaronder grond) onder de marktprijs; – betaling van kunstmatig verhoogde prijzen bij aankopen door de overheid; – investeringen in infrastructuur die uitsluitend ten goede komen aan een of enkele ondernemingen; – gratis adviesdiensten aan ondernemingen. Een belangrijk principe dat de Europese Commissie vaak toepast bij de beoordeling van een transactie tussen een overheid en een onderneming is het market economy investor principle. Wanneer een overheid optreedt onder dezelfde voorwaarden en overwegingen als een particuliere investeerder zou doen, hoeft er geen sprake te zijn van staatssteun. Ook een openbaar aanbestedingstraject, al dan niet volgens de Europese aanbestedingsrichtlijnen, kan staatssteun voorkomen. Bij selectie op grond van de laagste prijs is de kans minimaal (maar niet geheel uitgesloten) dat de Commissie spreekt van een ‘voordeel’. Onderneming Een onderneming is gedefinieerd als ‘elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.’3 Belangrijk daarbij is dat een winstoogmerk niet vereist is. Verder wordt het begrip economische activiteit uitgelegd als ‘het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt.’4 Zo kunnen gezondheidsinstellingen, stichtingen, profsportclubs en openbare bedrijven als ondernemingen worden aangemerkt. Typische overheidstaken vallen niet onder het begrip onderneming, ook al worden ze op een bepaalde markt aangeboden. Steun aan organisaties die geen economische activiteit uitvoeren, bijvoorbeeld scholen, ngo’s (niet-gouvernementele organisaties), kerkelijke organisaties, vakbonden en politieke partijen, is evenmin staatssteun. Hierbij moet er wel op worden gelet dat deze organisaties geen commerciële nevenactiviteiten uitvoeren. 3
Er moet sprake zijn van een selectief voordeel Dit criterium houdt in dat er een bepaalde mate van selectiviteit aanwezig is: de steun is slechts beschikbaar voor bepaalde ondernemingen of producties. Algemene maatregelen vallen niet onder de staatssteunregels. Steunmaatregelen van gemeenten, provincies of waterschappen hebben in veel gevallen een selectief karakter, mede omdat de steunmaatregel zich beperkt tot een deel van het grondgebied van de lidstaat. Hier is dus waakzaamheid geboden.
4
Het voordeel moet de mededinging (dreigen te) vervalsen Een moeilijk te beoordelen criterium. De vervalsing van de mededinging hoeft op het ogenblik van aanmelding nog niet daadwerkelijk te bestaan. De Commissie kan de voorgenomen steun als ongeoorloofd aanmerken, als deze potentieel de mededinging belemmert, bijvoorbeeld door het afweren van opkomende concurrentie van de markt. Belangrijk is verder dat bij de beoordeling de Commissie niet kijkt naar het doel van de maatregel, maar naar het potentieel economisch gevolg daarvan. Zo kan een in beginsel nobele steunmaatregel, met een sociaal- of een milieudoel, toch onverenigbaar verklaard worden met de gemeenschappelijke markt. Dit betekent dat de toets zeer zorgvuldig uitgevoerd moet worden, en dat in geval van twijfel aanmelding bij de Commissie verstandig is.
13
5
Het voordeel moet een ongunstig effect hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten De mogelijke vervalsing van de mededinging en de beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten houden nauw verband met elkaar. Ook het effect op de handel is moeilijk in te schatten. De Commissie kijkt bij de beoordeling onder meer of de steun al dan niet gericht is op toename van de uitvoer of vermindering van de invoer, maar ook of het moeilijker is voor een Europese concurrent om toe te treden op de betreffende markt of dat de begunstigde het voordeel kan benutten in een andere Europese markt. Er kan al snel sprake zijn van ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel. Bepalend is namelijk niet de activiteit (die vaak lokaal van aard is) maar de markt waarop deze plaatsvindt en de onderneming die de steun ontvangt. Zo kan een lokale activiteit uitgevoerd worden door een onderneming die op de Europese markt opereert. Ook hier moet de toets zeer zorgvuldig uitgevoerd worden. De Commissie oordeelt vaak al snel dat een steunmaatregel de mededinging kan (dreigen te) vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Bij het voldoen aan de eerste drie criteria moet er daarom in principe al overgegaan worden tot melding, tenzij er evident sprake is van een activiteit met slechts lokaal bereik.
1.3
Uitzonderingen op het steunverbod Voldoet een aangemelde steunmaatregel volgens de Commissie aan de vijf hierboven beschreven criteria, dan wordt deze in principe als onverenigbaar beschouwd met de gemeenschappelijke markt. De steun mag dus niet verleend worden. Echter, naast de criteria in lid 1 zijn onder lid 2 en 3 van artikel 87 van het EG-Verdrag uitzonderingen op het verbod op staatssteun opgenomen. Hierdoor kan een steunmaatregel door de Commissie alsnog verenigbaar worden verklaard met de gemeenschappelijke markt. Verenigbare steunmaatregelen (artikel 87 lid 2) Lid 2 van artikel 87 noemt drie uitzonderingen op het steunverbod. De Commissie heeft hierbij geen beoordelingsvrijheid. Wanneer na toetsing van de Commissie blijkt dat een steunmaatregel onder een van de drie uitzonderingen valt, dan is deze per definitie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Deze drie uitzonderingsmogelijkheden van het EG-Verdrag worden niet vaak toegepast. Voor Nederland is alleen, en dan nog in uitzonderlijke gevallen, de uitzondering van sub (b) in verband met natuurrampen als overstromingen van rivieren of aardbevingen relevant. Daarom gaat deze informatiewijzer hier verder niet op in. De uitzonderingsmogelijkheden van lid 3 worden echter vaker toegepast. Mogelijk verenigbare steun (artikel 87 lid 3) Anders dan bij het tweede lid van artikel 87 van het EG-Verdrag heeft de Commissie bij lid drie wel beoordelingsvrijheid. Wanneer zij een maatregel onder een van de vijf uitzonderingen schaart, dan is deze mogelijk verenigbaar. De Commissie zal altijd toetsen of de steunmaatregel noodzakelijk is om de doelstelling te bereiken (noodzakelijkheidstoets) en of de steun proportioneel is in duur, intensiteit en reikwijdte om dit doel te bereiken (proportionaliteitstoets).
– Artikel 87 lid 3 sub a Omdat onder sub (a) genoemde steunmaatregelen alleen toegestaan zijn in gebieden waar de levensstandaard onder het gemiddelde van de Gemeenschap ligt, komt Nederland hiervoor niet in aanmerking. 14
– Artikel 87 lid 3 sub b Het begrip ‘belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang’ kan ruim worden geïnterpreteerd en valt daarom moeilijk te definiëren. De Europese Commissie gaat er vanuit dat een project slechts van gemeenschappelijk Europees belang is wanneer het deel uitmaakt van een supranationaal Europees programma, dat door de regeringen van de lidstaten wordt gesteund, of wanneer het een onderdeel vormt van een programma waartoe verschillende lidstaten in onderling overleg hebben besloten om zo het hoofd te bieden aan een gemeenschappelijke dreiging, zoals milieuverontreiniging. – Artikel 87 lid 3 sub c Maatregelen die ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of die van regionale economieën vergemakkelijken, kunnen onder sub (c) worden geschaard. Deze uitzondering laat de Commissie een grote beleidsvrijheid en wordt het meest ingeroepen. Een eis is wel dat de betreffende staatssteun de omstandigheden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zódanig verandert, dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De lidstaten moeten er zelf voor zorgdragen dat de door hen geplande steun aan de toepassingsvoorwaarden voldoet. Er moeten geen nieuwe problemen zoals overcapaciteit ontstaan en de problemen moeten niet worden afgewenteld op andere lidstaten zodat elders bijvoorbeeld (meer) werkloosheid ontstaat. Steunmaatregelen onder dit lid moeten de dynamiek en de economische activiteiten bevorderen. Ze moeten doeltreffend bijdragen aan de verbetering van de sectoriële en/of regionale structuur in de Gemeenschap. Daarnaast mag deze de mededinging slechts in geringe mate vervalsen. De begunstigde ondernemingen moeten door de staatssteun in staat worden gesteld de mededinging op de markt binnen een zekere tijd met eigen middelen het hoofd te bieden. De uitzondering omtrent ontwikkeling van regionale economieën is in Nederland relevant voor de gebieden die op de zogenaamde steunkaart staan, zie hiervoor paragraaf 4.1. – Artikel 87 lid 3 sub d De ontplooiing van de culturen van de lidstaten en de instandhouding van het cultureel erfgoed in Europa kunnen als gemeenschappelijk belang worden aangemerkt. Het artikel biedt om die reden ruimte voor culturele subsidies. Bij veel culturele subsidies hoeft deze uitzondering niet te spelen, omdat deze niet aan de staatssteuncriteria voldoen (er is bijvoorbeeld geen sprake van een onderneming, of het gaat om een puur lokale organisatie en activiteiten). Deze uitzondering is dus relevant als de cultuursteun wordt verleend aan een organisatie die ondernemingsactiviteiten kent. Dit wordt wel steeds relevanter, gezien de opkomst van commerciële activiteiten door culturele instellingen. De cultuuruitzondering wordt relatief strikt toegepast en er moet daarom een goede onderbouwing van het cultureel belang worden gegeven. – Artikel 87 lid 3 sub e De Raad van Ministers kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en op voorstel van de Commissie andere soorten steunmaatregelen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaren. In 1998 heeft de Raad op grond van deze bepaling Verordening 994/98 vastgesteld die de Commissie de mogelijkheid biedt om vrijstellingsverordeningen vast te stellen. Op basis van deze Raadsverordening heeft de Commissie tot nog toe de vrijstellingsverordeningen voor de minimis-steun, opleidingssteun, werkgelegenheidssteun, MKB-steun en MKB-steun in de landbouw vastgesteld.
15
Deel 2 Handvatten voor het beleid
Inleiding Hoe oordeelt de Commissie? Decentrale overheden zijn verplicht om er voor te zorgen dat beleid geen financieel voordeel aan bepaalde ondernemingen verschaft. Uit praktische overwegingen verdient het de voorkeur om al in de ontwerpfase van een beleidsmaatregel te zorgen dat er geen strijdigheid met staatssteunregels uit het EG-Verdrag optreedt. In deel 2 komt de regelgeving aan bod die inzicht geeft in de manier waarop de Commissie staatssteun beoordeelt. Niet alle vormen van staatssteun zijn bij voorbaat verboden. De Commissie heeft op basis van Raadsverordening 994/98 van 7 mei 1998 de bevoegdheid om vrijstellingsverordeningen te ontwerpen die bepaalde steunmaatregelen uitzonderen van de meldingsplicht. Daarnaast doet de Commissie in verschillende mededelingen uitspraak over de voorwaarden waaronder er in het geheel geen sprake is van staatssteun. Het is niet altijd mogelijk of zelfs nodig om staatssteun te voorkomen. Als er een steunmaatregel ontworpen moet worden, kan een aantal principes in acht worden genomen. Een steunmaatregel maakt een grotere kans op goedkeuring als de invloed van een steunmaatregel op de handel tussen de lidstaten beperkt blijft en correspondeert met het Commissiebeleid op een of meer van de volgende aandachtsgebieden: – – – – –
Regio’s met een ontwikkelingsachterstand (regionale steungebieden). Het midden- en kleinbedrijf. Onderzoek en ontwikkeling. Scholing en werkgelegenheid. Milieubescherming. Exploitatiesteun die aangewend wordt voor de bekostiging van de normale bedrijfsactiviteiten van een onderneming wordt daarentegen zeer zelden toegestaan. Een eventuele verstoring van de marktwerking kan worden beperkt of vermeden door een aantal uitgangspunten in acht te nemen, die ook in de regelgeving terugkomen. Zoals in paragraaf 1.2 vermeld, beperkt het volgen van een openbare aanbestedingsprocedure de steun tot een noodzakelijk minimum. Daarnaast past de Commissie het market economy investor principe toe om te beoordelen of steun van de overheden als staatssteun kan worden gekwalificeerd. Deze toets wordt onder andere gebruikt bij toetsen van overheidsgaranties en bij deelname van de overheid in het kapitaal van ondernemingen. Volgens het market economy investor principe is het mogelijk om staatssteun uit te sluiten als de overheid dezelfde voorwaarden hanteert die voor een particuliere investeerder in dezelfde omstandigheden aanvaardbaar zouden zijn. Bij de investeringen in infrastructuur, wat vaak tot de taken van decentrale overheden behoort, dient men er voor te zorgen dat de voorzieningen niet discriminatoir zijn en algemeen toegankelijk blijven. Infrastructuurvoorzieningen die uitsluitend ten goede komen aan duidelijk identificeerbare eindgebruikers (bijvoorbeeld een parkeervoorziening voor vrijwel exclusief gebruik van één bedrijf) kunnen een vorm van staatssteun zijn.
19
Cumulatie van steun Onder cumulatie van steun wordt de toepassing van meer dan één steunmaatregel op dezelfde kosten verstaan. Er moet op worden toegezien dat het totale steunbedrag niet leidt tot overschrijding van het relevante steunplafond. Het verdient daarom aanbeveling om bij alle vormen van steun rekening te houden met mogelijke cumulatie. In een aantal gevallen bestaan ook specifieke regels voor cumulatie van verschillende steunregelingen. Deze regelgeving is van toepassing op (onder meer) samenloop van algemene steunmaatregelen, regionale steunmaatregelen, sectoriële steunmaatregelen, steun voor MKB, steun voor onderzoek & ontwikkeling, steun aan energiebesparing en steun aan milieubescherming. Een aantal situaties is te onderscheiden, waaronder: Cumulatie van steun van verschillende regionale steunregelingen Hiervoor geldt dat de totale regionale steun altijd binnen de grenzen dient te blijven van de voor de betrokken regio vastgestelde steunintensiteitsplafonds. Voor het vaststellen van het totale bedrag aan regionale steun moet alle regionale steun uit alle bronnen (lokaal, regionaal, nationaal en communautair) in aanmerking worden genomen. Bij de structuurfondsen geldt dat financiering die wordt gebruikt voor investeringen in bedrijven, of voor projecten met een specifieke eindgebruiker, in het algemeen als staatssteun wordt gezien, en dus ‘meetelt’. Cumulatie van regionale steun met ´andere vormen van steun´ Voor zover er sprake is van een -gedeeltelijke- samenloop van steunregelingen (waaronder een regionale steunregeling) waarvoor een bepaalde uitgave of een bepaald project in aanmerking komt, geldt voor het gemeenschappelijke deel dat het gunstigste plafond van de betrokken regelingen van toepassing is. Cumulatie met horizontale steunmaatregelen Ten aanzien van zogenaamde horizontale steunmaatregelen geldt het algemene principe dat de steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, opgeteld bij andere staatssteun door nationale en decentrale overheid of uit Europese middelen, de in de vrijstellingsverordeningen vastgestelde steunplafonds niet mag overschrijden. Cumulatie en de minimis-steun
De minimis-steun is geen steun in de zin van artikel 87 lid 1 EG en cumuleert daarom niet met steun voor hetzelfde project dat door de Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een vrijstellingsverordening valt. De cumulatie van de minimis-steun is beschreven in hoofdstuk 2.2. De Commissie heeft bepaald dat belangrijke gevallen van cumulatie vooraf bij de Commissie moeten worden gemeld. Van een belangrijk geval van cumulatie is in ieder geval sprake als er op basis van verschillende steunregelingen wordt geïnvesteerd in een investeringsproject dat de 12 miljoen euro overschrijdt, of als de gecumuleerde intensiteit van de steunmaatregelen groter is dan 25% netto subsidie-equivalent. Op de algemene regel is een aantal uitzonderingen van toepassing. – De kosten van het investeringsproject bedragen niet meer dan 3 miljoen euro; – De gecumuleerde steun bedraagt niet meer dan 10% netto subsidie-equivalent, ongeacht het bedrag van de investering;
20
– De intensiteit van de totale steun blijft onder het maximum dat voor een van de betrokken goedgekeurde steunregelingen geldt. Wanneer moet cumulatie als staatssteun worden aangemeld? Belangrijke gevallen (zie hierboven) moeten tijdig aangemeld worden conform artikel 88 lid 3 EG. In sommige gevallen geldt voor cumulatie nadere, meer specifieke regelgeving. In geval van twijfel over de noodzaak van aanmelding van cumulatie is het altijd raadzaam het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK te benaderen. Ook het kenniscentrum Europa decentraal kan extra informatie verschaffen.
21
2 2.1
Steun die geen staatssteun is Inleiding
Wanneer een overheid steun verleent aan een onderneming, hoeft er niet altijd sprake van staatssteun in de zin van artikel 87 lid 1 EG te zijn. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op vormen van steun waarvan de Commissie heeft aangegeven dat deze – onder voorwaarden géén staatssteun zijn. De zogenaamde de minimis-verordening wordt toegelicht, evenals mededelingen waarin de Commissie aangeeft aan welke voorwaarden moet worden voldaan zodat er geen sprake is van staatssteun. Ook de toepassing van de staatssteunregels op diensten van algemeen belang (publieke taken) komt hier aan bod. Als een steunmaatregel toch aangemeld moet worden, heeft de Commissie aangegeven welke toetsingscriteria zij hanteert om deze toelaatbaar te achten. Vaak valt de werkelijke omvang van steun gerelateerd aan directe belastingen, investeringen in risicokapitaal, of steun in vorm van overheidsgaranties, moeilijk te berekenen. Dan kan de melding bij de Commissie de nodige zekerheid bieden.
2.2
De minimis-steun Grondslag Verordening (EG) Nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PbEG 2001, L 10/30). Doel De de minimis-regel is gebaseerd op de veronderstelling dat geringe bedragen in de meeste gevallen het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen. Er is dus geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 87 lid 1 EG. Geringe steunbedragen hoeven niet bij de Commissie te worden aangemeld. Werkingssfeer Alle sectoren met uitzondering van de vervoerssector, landbouw en visserij, exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld. Voorwaarden Het totale bedrag van de de minimis-steun aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar. Dit maximum geldt voor alle categorieën steun, in welke vorm en met welk doel dan ook verleend. Het plafond van 100.000 euro wordt uitgedrukt als een subsidie voor aftrek van directe belastingen. Wanneer steun in een andere vorm dan in een rechtstreekse subsidie wordt verleend, moet het steunbedrag berekend worden als het bruto subsidie-equivalent van de steun. Cumulatie Het plafond geldt voor het totaal van alle als de minimis bestempelde bedragen die één onderneming heeft ontvangen van welke overheid dan ook, gedurende de voorgaande 3 jaar.
23
De de minimis-regel laat de mogelijkheid onverlet dat ondernemingen voor hetzelfde project ook steun ontvangen die door de Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een vrijstellingsverordening valt.
– – –
–
Wat te doen Steunbedragen tot het de minimis-plafond hoeven niet te worden aangemeld bij de Commissie. Bij steunverlening moet aan de begunstigde onderneming expliciet meegedeeld worden dat het om de minimis-steun gaat. De steunverlenende overheid moet maatregelen treffen om te waarborgen dat het bedrag aan de minimis-steun niet wordt overschreden. Dit kan bijvoorbeeld door de onderneming te vragen of zij gedurende de laatste drie jaar reeds de minimis-steun heeft ontvangen. De Commissie is bevoegd om inlichtingen op te vragen. Daarom moeten dossier betreffende de minimis-steun gedurende tien jaar worden bewaard. Bijzonderheden
Eind 2004 wordt een nieuwe verordening verwacht betreffende de minimis-steun voor de landbouw- en de visserijsector. Volgens het voorstel zal een bedrijf 3000 euro binnen drie jaar van de lidstaat kunnen ontvangen, vrijgesteld van de aanmeldingsplicht. Meer over de landbouwrichtsnoeren leest u in paragraaf 5.3.
2.3
Transacties met grond en gebouwen
Grondslag Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (PbEG 1997, C 146/6). Doel De Mededeling geeft aan wat (decentrale) overheden moeten doen om te voorkomen dat ze te maken krijgen met staatssteunbepalingen bij verkoop van gronden of gebouwen. Voorkomen moet worden dat een verkoop tegen een gunstiger prijs dan de marktprijs de onderneming bevoordeelt ten koste van de overheid. Werkingssfeer De Mededeling richt zich tot overheden en overheidsbedrijven die grond, bouwterreinen, havengebieden en dergelijke verkopen aan ondernemingen. Het risico van staatssteun kan zitten in een te lage prijs bij grondverkoop aan een onderneming. Deze vorm van subsidiëring van ondernemingen is vrij onzichtbaar, en het kan om een aanzienlijke bevoordeling gaan. De reden kan zijn dat gemeenten of provincies er veel aan is gelegen om bepaalde bedrijven binnen hun regio te krijgen of te verplaatsen naar een andere locatie. Dit kan een positieve invloed hebben op de werkgelegenheid en de economische ontwikkeling voor die regio, maar zeer concurrentievervalsend werken. Voorwaarden Er is geen sprake van steun als een verkoop plaatsvindt via een open en onvoorwaardelijke biedprocedure die voldoende openbaar is gemaakt, en waarbij het hoogste of enige bod geldt. Als een verkoop tot stand komt zonder dat gebruik wordt gemaakt van de hierboven genoemde verkoopprocedure dient die plaats te vinden tegen ten minste de marktwaarde die
24
door een of meer onafhankelijke taxateurs van onroerend goed is vastgesteld, op grond van algemeen aanvaarde marktindicaties en taxatiecriteria. Kosten van opgelegde (openbare dienst-) verplichtingen verbonden aan de eigendomsoverdracht van het onroerende goed mogen in mindering worden gebracht op de taxatieprijs. De Commissie is bevoegd in geval van twijfel aan de deugdelijkheid van een taxatie er zelf een te laten verrichten. Wat te doen Indien aan de bovengenoemde voorwaarden niet voldaan is, is er de verplichting om de verkoop van gronden of gebouwen aan te melden bij de Commissie.
2.4
Diensten van algemeen (economisch) belang Grondslag
Non-paper Diensten van algemeen belang en staatssteun 20025. Mededeling van de Commissie - Diensten van algemeen belang in Europa (PbEG 1996, C 281/3). Mededeling van de Commissie - Diensten van algemeen belang in Europa (PbEG 2001, C 17/4). Groenboek Diensten van algemeen belang, Com (2003) 270 def.. Richtlijn 80/723/EEG (PbEG 1980, L 195/35), nadien gewijzigd door 2000/52/EG (PbEG 2000, L 193/75) (Transparantierichtlijn). Doel Wanneer een overheid een dienst van algemeen economisch belang uitbesteedt aan een onderneming, moet de vergoeding daarvoor op een juiste manier plaatsvinden. Als de vergoeding niet meer bedraagt dan een compensatie voor het uitvoeren van de dienst dan is er in principe geen sprake van staatssteun. Er moet daarbij wel worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Werkingssfeer De term ‘diensten van algemeen belang’ is niet terug te vinden in het EG-Verdrag zelf, maar is ontleend aan de term ‘diensten van algemeen economisch belang’ die wel in het Verdrag gebruikt wordt. De eerste term heeft een bredere betekenis dan de tweede, en heeft betrekking op zowel marktgerichte als niet-marktgerichte diensten die de overheid van algemeen belang acht en waarvoor specifieke openbaredienstverplichtingen gelden. De term ‘diensten van algemeen economisch belang’ wordt gebruikt in de artikelen 16 en 86 lid 2 EG, en wordt niet nader omschreven in het EG-Verdrag of het afgeleid recht. Niettemin wordt er in de communautaire praktijk over het algemeen van uitgegaan dat de term verwijst naar diensten van economische aard, waarvoor de lidstaten of de Gemeenschap op grond van een criterium van algemeen belang openbaredienstverplichtingen van toepassing verklaren. Het begrip diensten van algemeen economisch belang betreft dus voornamelijk bepaalde diensten die worden verleend door de grote netwerkindustrieën, zoals het aanbieden van vervoer, postdiensten, energie en communicatie. De term heeft evenwel ook betrekking op alle andere economische activiteiten, waarop openbaredienstverplichtingen van toepassing zijn. Voorbeelden afkomstig uit eerdere uitspraken van het Hof zijn lokale en regionale radio en televisie, en beheer en verwerking van afval.
25
Wanneer de mededingingsregels voor diensten van algemeen belang wel gelden, is de verenigbaarheid met deze regels op drie beginselen gebaseerd. 1. De vrijheid van lidstaten om vast te stellen welke diensten van algemeen belang zijn. 2. Neutraliteit ten aanzien van de vraag of het uitvoerend orgaan publiek of privaat moet zijn. 3. Proportionaliteit van de mededingingsbeperkende maatregelen ten aanzien van de effectieve tenuitvoerlegging van de taken van algemeen belang. Voorwaarden Er is geen gemeenschapsregeling waarin bepaald wordt welke diensten van algemeen belang er zijn en op welke wijze deze georganiseerd moeten worden. Elke lidstaat heeft een zekere vrijheid in het benoemen van diensten van algemeen belang en de organisatie daarvan. Sinds het Altmarkarrest6 is bekend onder welke voorwaarden steun die aan een dienst van algemeen belang gegeven wordt, niet als staatssteun wordt gezien en dus niet bij de Europese Commissie hoeft te worden aangemeld. Deze voorwaarden zijn de volgende. Ten eerste moet de begunstigde onderneming daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en, moeten die verplichtingen duidelijk omschreven zijn. Ten tweede moeten de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld. Ten derde mag de compensatie niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken. Ten vierde moet, wanneer de keuze niet is gemaakt in het kader van een openbare aanbesteding, het bedrag van de compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een gemiddelde onderneming zou hebben gemaakt (rekening houdend met de opbrengsten en met een redelijke winst uit de uitoefening van haar verplichtingen). Alleen wanneer deze vier voorwaarden zijn vervuld, kan volgens het Hof worden aangenomen dat een onderneming in werkelijkheid geen financieel voordeel heeft genoten dat haar vergeleken met ondernemingen die met haar concurreren in een gunstiger mededingingspositie plaatst. Er is dan geen sprake van staatssteun in de zin van het EG-Verdrag. Geen kruislingse subsidiëring Alleen de extra kosten die te maken hebben met het vervullen van de openbaredienstverplichting mogen worden vergoed. Er mag geen kruislingse subsidiëring plaatsvinden, dat wil zeggen dat de middelen die een onderneming ontvangt in verband met de bijzondere taak worden ingezet voor andere concurrerende activiteiten van de onderneming. Transparantierichtlijn Hiervoor is ingegaan op het uitvoeren van de openbaredienstverplichting door een onderneming. Als daarentegen de openbaredienstverplichting door een openbaar bedrijf wordt uitgevoerd, is de Transparantierichtlijn relevant. De Transparantierichtlijn is van
26
toepassing op financiële betrekkingen tussen overheden en openbare bedrijven (dit zijn bedrijven waarin de overheid een dominerende invloed heeft) en bedrijven met uitsluitende en bijzondere rechten. Deze bepaalt dat de boekhoudingen gescheiden moeten zijn. De Transparantierichtlijn is niet van toepassing in de volgende gevallen: – Het bedrijf heeft een netto omzet van minder dan 40 miljoen euro. – Het bedrijf houdt zich uitsluitend bezig met het uitvoeren van de dienst van algemeen economisch belang en/of het bijzondere recht is toegewezen via een open en doorzichtige procedure. Wat te doen Als de voorwaarden van de Altmark-uitspraak in acht worden genomen hoeft er geen sprake te zijn van staatssteun en hoeft de steun niet te worden aangemeld. Decentrale overheden doen er goed aan te overwegen ook onder het drempelbedrag van de Transparatierichtlijn de eis van het voeren van een gescheiden boekhouding aan de desbetreffende onderneming op te leggen. De schijn van kruislingse subsidiëring en daarmee ongeoorloofde staatssteun wordt zo vermeden. Bijzonderheden
De Europese Commissie heeft in februari 2004 een pakket ontwerpmaatregelen over diensten van algemeen belang aangenomen. De Commissie wil meer duidelijkheid en rechtszekerheid scheppen over de voorwaarden waaronder steun aan diensten van algemeen belang niet hoeft te worden aangemeld, of mogelijk is toegestaan. Het gaat om twee (samenhangende) voorstellen: een vrijstelling voor relatief geringe publieke financiering van bepaalde publieke diensten, en een kadermaatregel die aangeeft hoe moet worden omgegaan met steun aan ‘grotere’ diensten die niet voldoet aan de voorwaarden van de Altmark-uitspraak. Naar verwachting zullen de maatregelen in de loop van 2004 in werking treden.
2.5
Directe belastingen op ondernemingen Grondslag Mededeling van de Commissie over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen (PbEG 1998, C 384/3). Doel Het staatssteunrecht is van toepassing op steun ‘in welke vorm dan ook’ en dus ook op fiscale maatregelen op het gebied van directe belastingen op ondernemingen. Bij toetsen van niet-algemene belastingmaatregelen past de Commissie bepaalde, in deze mededeling beschreven criteria toe. Werkingssfeer Belastingmaatregelen waarvan alle in een lidstaat actieve ondernemingen kunnen profiteren worden niet als staatssteun gezien. Steunmaatregelen brengen selectief voordeel met zich mee wanneer een uitzondering op de fiscale bepalingen van wettelijke of bestuurlijke aard wordt gemaakt, bijvoorbeeld:
– De belastbare grondslag van een of een beperkt aantal ondernemingen wordt verminderd (buitengewone afschrijving, aftrek).
27
– Het belastingbedrag van een of een beperkt aantal ondernemingen wordt verminderd (vrijstelling, belastingkrediet). – Uitstel of kwijtschelding van belastingschuld of een andere spreiding van betaling aan een of een beperkt aantal ondernemingen wordt toegestaan. Voorwaarden Steun in de vorm van een belastingmaatregel kan alsnog goedgekeurd worden door de Commissie. Wanneer de begunstigde - ongeacht of het gaat om een particuliere of een overheidsonderneming - door de staat is belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang (zie paragraaf 2.4), kan de steunmaatregel worden toegestaan op grond van artikel 86 EG. Wanneer bepalingen tot een belastingverlichting een permanent karakter hebben zonder gebonden te zijn aan de uitvoering van specifieke projecten, vormt de maatregel verboden ‘bedrijfssteun’. De Commissie staat deze steunvorm slechts bij wijze van uitzondering toe. Steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van een regio kunnen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt zijn, als zij volgens de Commissie in verhouding staan tot de beoogde doelstelling en doelgericht zijn. Wat te doen Belastingmaatregelen waarvan het vermoeden bestaat dat zij als staatssteun kunnen worden gekwalificeerd, moeten voor de invoering ervan worden aangemeld bij de Commissie. Zij kan alsnog besluiten om deze maatregelen goed te keuren.
2.6
Risicokapitaal Grondslag Mededeling van de Commissie - Staatssteun en risicokapitaal (PbEG 2001, C 235/3). Doel Investeringen van de overheid in de vorm van risicokapitaal kunnen markttekortkomingen tegengaan en een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve bedrijven scheppen. Om verenigbaarheid te waarborgen heeft de Commissie beoordelingscriteria vastgesteld. Werkingssfeer Onder maatregelen in de vorm van risicokapitaal wordt aandelenfinanciering verstaan die verstrekt wordt aan ondernemingen in hun aanloop- en ontwikkelingsfase. De beoordelingscriteria worden toegepast op verschillende vormen van steun, waaronder de oprichting van of subsidies aan investeringsfondsen, of de verlening van garanties aan verstrekkers van risicokapitaal, maar niet op ad hoc maatregelen ten gunste van een specifieke onderneming. Voorwaarden Er is sprake van staatssteun als investeringen worden gedaan onder voorwaarden die niet aanvaardbaar zijn voor een particuliere investeerder. Staatssteun kan op drie niveaus voorkomen.
– Steun aan investeerders. – Steun aan beleggingsfondsen of een andere constructie via welke de maatregel ten uitvoer
28
wordt gelegd (normaliter is een fonds slechts een middel tot overdracht van steun en zodanig geen begunstigde). – Steun aan de ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd. Steun is toelaatbaar als gebrekkige marktwerking is bewezen: elke tranche (periode van 6 maanden) van de investering in aandelen door de overheid en door private partijen omvat maximaal 500.000 euro (of 750.000 euro in regionale steungebieden). Daarnaast staat de steun in verhouding tot de vermeende markttekortkomingen. Bij de beoordeling ziet de Commissie de volgende elementen als positief. – Investeringen blijven beperkt tot kleine of ‘micro’ ondernemingen, en/of middelgrote ondernemingen in hun aanloop- of ontwikkelingsfase. – De maatregelen zijn gegoten in de vorm van aandelen- of quasi aandelenkapitaal. – Investeringsbeslissingen moeten worden genomen met het oog op het behalen van winst. – De concurrentie tussen investeerders en tussen investeringsfondsen wordt zo min mogelijk verstoord. – Alle investeringen geschieden op basis van ondernemingsplannen. Er is een uitstapmechanisme voor de overheid voorhanden. De cumulatie van steunmaatregelen ten gunste van één en dezelfde onderneming wordt beperkt. Wat te doen – Bij steun in vorm van risicokapitaal tegen voorwaarden die aanvaardbaar zijn voor een particuliere investeerder in een markteconomie is er geen sprake van voordeel in de zin van artikel 87 lid 1 EG. In dat geval hoeft de maatregel niet te worden gemeld bij de Commissie. – Als de steun kan worden aangemerkt als de minimis-steun is aanmelding niet nodig. – Wordt er op een van de bovengenoemde drie niveaus niet aan het market economy investor principe voldaan, dan moet de maatregel ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissie. Ook als de omvang en de eindbegunstigde van de steun moeilijk te berekenen vallen, biedt de melding bij de Commissie de nodige zekerheid.
2.7
Overheidsgaranties Grondslag Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PbEG 2000, C 71/7). Doel Overheidsgaranties kunnen een vorm van staatssteun zijn, als de begunstigde onderneming er een niet-marktconform voordeel aan ontleent. In de Mededeling heeft de Europese Commissie verduidelijkt onder welke omstandigheden zij deze steun al dan niet toegestaan acht. Werkingssfeer De Mededeling bestrijkt alle vormen van garanties. Het kan gaan om individuele garanties, of om maatregelen in het kader van een garantieregeling. Meestal is de begunstigde van de steun de kredietnemer. De garantie stelt de kredietnemer in staat voor een lening betere financiële voorwaarden te verkrijgen dan op de financiële markten normaal mogelijk is.
29
Doorgaans kan de kredietnemer dankzij de overheidsgarantie een lagere rentevoet krijgen en/of moet hij minder zekerheden verschaffen. In sommige gevallen zou de kredietnemer zonder garantie geen financiële instelling bereid vinden hem hoe dan ook een lening te verstrekken. De vraag of een garantie als een steunmaatregel moet worden aangemerkt, moet beoordeeld worden naar het tijdstip waarop de garantie wordt toegekend. Niet relevant is dat op de garantie nooit een beroep is gedaan. Hoewel de kredietnemer gewoonlijk de begunstigde van de steun is, kan niet worden uitgesloten dat de steun in bepaalde omstandigheden (ook) de kredietgever ten goede komt. Dit is bijvoorbeeld het geval als een staatsgarantie achteraf ter dekking van een lening of andere financiële verbintenis wordt verleend, zonder dat de voorwaarden van die lening of andere financiële verbintenis worden aangepast. Voorwaarden Een individuele garantie of een garantieregeling waartoe een overheid zich verbindt, valt buiten de werkingssfeer van artikel 87 lid 1 EG wanneer het niet om steun gaat die bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen begunstigt. Met andere woorden: indien de garantie of de garantieregeling een generiek karakter heeft en dus alle ondernemingen er gebruik van kunnen maken. Een garantie vormt evenmin staatssteun wanneer de maatregel de handel tussen lidstaten niet ongunstig beïnvloedt. Voorts gaat de Commissie er vanuit dat een individuele garantie geen steunmaatregel is indien aan een aantal voorwaarden is voldaan. Die komen er kort samengevat op neer dat de overheid die de garantie verleent, handelt als een particulier investeerder (het market economy investor principle). Hierbij gaat het om vragen of er een marktconforme vergoeding voor de garantie gevraagd is, en of er sprake is van een risico dat ook een particulier investeerder bereid is te lopen. In de Mededeling geeft de Commissie een uitgebreid overzicht van de voorwaarden waaronder niet van staatssteun gesproken wordt. Dat zal in grote lijnen het geval zijn als de garantieregeling marktconforme voorwaarden stelt en als de kredietnemer ook op de ‘gewone’ financiële markt terecht zou kunnen. In het geval van een individuele overheidsgarantie moet het steunelement aan de hand van de precieze voorwaarden van de garantie en de lening (of andere verbintenis) worden beoordeeld. Relevante factoren zijn onder meer de looptijd en het bedrag van de garantie en de lening, het risico dat de kredietnemer in gebreke blijft, de door de kredietnemer voor de garantie betaalde prijs, de aard van de gestelde zekerheid, de wijze en het tijdstip waarop de overheid kan worden aangesproken en de middelen (bij voorbeeld faillietverklaring) die door de overheid kunnen worden aangewend om de bedragen terug te verkrijgen die de kredietnemer hem verschuldigd is wanneer op de garantie een beroep is gedaan. Aan de hand van deze factoren dient het steunbedrag te worden gekwantificeerd. Wat te doen Indien een garantie als staatssteun moet worden aangemerkt, dient zij als een steunmaatregel aan de Commissie ter goedkeuring gemeld te worden. De Commissie beoordeelt de melding volgens dezelfde regels als die op andere steunvormen worden toegepast.
30
3
Horizontale doelstellingen
3.1
Inleiding De zogenaamde horizontale regels, die de Commissie heeft vastgesteld, hebben betrekking op steun die niet ziet op de grenzen van een bepaalde sector van de economie of bepaalde regio’s. Horizontale steun kan verenigbaar met de gemeenschappelijke markt zijn mits hij binnen de vastgestelde Communautaire kaders valt. De Commissie heeft vrijstellingsverordeningen uitgevaardigd ten behoeve van steun aan het MKB, opleiding en werkgelegenheid. In paragraaf 2.2 is de vrijstellingsverordening voor de minimis-steun aan de orde geweest. Momenteel werkt de Commissie aan een verordening om de vrijstelling voor het MKB uit te breiden tot activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O). Steun die voldoet aan de voorwaarden van deze vrijstellingen hoeft niet vooraf te worden aangemeld. Wel dient men de Commissie achteraf over de verstrekte steun in te lichten. Daarnaast zijn er richtsnoeren voor redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden en kaderregelingen voor milieu en voor O&O. Aan de hand van deze regels kan een decentrale overheid vaststellen welke soort steun of welk niveau acceptabel is. De steun moet wel vóór de uitvoering worden goedgekeurd door de Commissie.
Om lidstaten verder te stimuleren hun steun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk Europees belang, heeft de Commissie een voorstel (ontwerp-mededeling) gedaan voor flexibele beoordeling van geringe bedragen van staatssteun (LASA, limited amount of state aid). Dit kader is van toepassing op steunbedragen tussen 100.000 euro en 1 miljoen euro. Daarnaast ligt er een voorstel voor flexibele beoordeling van steun die beperkte invloed heeft op het handelsverkeer tussen de lidstaten (LET, limited effect on trade). Het tweede kader is vooral gericht op lokale activiteiten. Op het moment van het schrijven van de informatiewijzer is nog niet duidelijk wanneer en in welke vorm de tekst van de documenten definitief zal zijn.
3.2
Vrijstelling kleine en middelgrote ondernemingen Grondslag Verordening (EG) Nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG 2001, L 10/33). Aanbevelingen van de Commissie nr. 96/280/EG (PbEG 1996, L 107/4) en nr. C(2003) 1422 (PbEU 2003, L 124/36).
Ontwerp-verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr.70/2001 wat betreft het toepassingsbereik ervan om zodoende steun ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling in te sluiten (PbEG 2003, C 190/2). Doel De Verordening beoogt de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) te vergemakkelijken. Het handelsverkeer mag daardoor echter niet zodanig worden beïnvloedt dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
31
Werkingssfeer De vrijstelling van meldingsplicht vooraf is van toepassing op steunregelingen en individuele steun aan het MKB. De definitie van een MKB-onderneming (inclusief dochterondernemingen in andere lidstaten): – Een middelgrote onderneming: minder dan 250 werknemers, met een jaaromzet van maximaal 40 miljoen euro, of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 27 miljoen euro. De onderneming moet voldoen aan het zelfstandigheidscriterium (onder andere niet meer dan 25 % van het kapitaal of van de stemrechten zijn in handen van een onderneming die geen MKB is). – Een kleine onderneming: minder dan 50 werknemers, met een jaaromzet van maximaal 7 miljoen euro, of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 5 miljoen euro. De onderneming moet voldoen aan het zelfstandigheidscriterium.
Vanaf 1 januari 2005 zal een nieuwe definitie van het MKB worden toegepast waarbij de financiële plafonds (omzet en balanstotaal) aanzienlijk zijn opgetrokken. Zo behoren tot de categorie middelgrote ondernemingen bedrijven waarvan de jaaromzet de 50 miljoen euro of het jaarlijkse balanstotaal de 43 miljoen euro niet overschrijdt. Voor kleine ondernemingen geldt een plafond van 10 miljoen euro. De vrijstelling geldt niet voor de sectoren landbouw, visserij, exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld. In de vervoerssector is steun voor investeringen in vervoermiddelen en vervoeruitrusting uitgesloten. In aanmerking komende kosten – Investeringen in materiele en immateriële activa (technologieoverdracht door verwerving van octrooirechten, licenties, knowhow of niet geoctrooieerde technische kennis); – Kosten van adviesdiensten door externe adviseurs; kosten van een eerste deelname aan een vakbeurs of een tentoonstelling.
De Commissie heeft een Verordening voorgesteld waarbij er specifiek voor steun aan O&O activiteiten een vrijstelling geldt. In aanmerking zullen komen 100% van de uitgaven voor fundamenteel, niet-marktgericht onderzoek, 60% voor industrieel, marktgericht onderzoek en 35% voor marktgericht onderzoek voor de precommerciële fase. Onder bepaalde voorwaarden kan steun voor technische haalbaarheidsonderzoeken en het dekken van kosten van een patent worden vrijgesteld. Voorwaarden – Bruto steunintensiteit (het steunbedrag uitgedrukt als percentage van de in aanmerking komende kosten) voor investeringen reikt tot 15% voor kleine ondernemingen en 7,5% voor middelgrote ondernemingen. In regionale steungebieden mag de steunintensiteit met 10% worden verhoogd. De omvang van de investeringssteun wordt bepaald op grond van de investeringskosten of van de kosten van de geschapen arbeidsplaatsen. – Steunintensiteit voor niet-permanente adviesdiensten van externe adviseurs mag reiken tot 50%. Ook de bijkomende kosten voor het huren, opzetten en gebruiken van een standplaats bij de eerste deelname aan vakbeurzen of tentoonstellingen mogen voor 50% worden vergoed. Wat te doen – Steun onder deze voorwaarden hoeft niet vooraf te worden aangemeld bij de Commissie. In steunregelingen en in individuele gevallen van steunverlening moet uitdrukkelijk naar deze
32
verordening worden verwezen, met een vermelding van de titel en de vindplaats ervan in het publicatieblad van de EG. – Binnen 20 werkdagen na de tenuitvoerlegging van een steunregeling moet Nederland de Commissie samenvattende informatie sturen. Decentrale overheden dienen het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK tijdig een samenvatting van de steun te sturen, zodat deze doorgeleid kan worden richting de Commissie. – Is het totaal van de in aanmerking komende kosten van een project ten minste 25 miljoen euro en bedraagt de bruto steunintensiteit ten minste de helft van de toegestane steunplafonds in de regio? Beloopt het totale steunbedrag ten minste 15 miljoen euro? De individuele steun voor het project moet dan alsnog worden aangemeld. – Elk jaar dient, uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van het kalenderjaar waarop de steun betrekking heeft, een verslag aan de Commissie te worden gestuurd over de verleende steun.
3.3
Vrijstelling voor opleidingssteun Grondslag Verordening (EG) Nr. 68/2001 van 12 januari 2001 over de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (PbEG 2001, L 10/20). Doel Gelet op het feit dat ondernemingen in het algemeen te weinig in de opleiding van hun werknemers investeren, stelt de verordening steun aan opleidingen, die weinig vervalsend is voor de gemeenschappelijke markt, vrij van meldingsplicht. De opleidingssteun die ten goede komt aan het MKB, bedrijven in regionale steungebieden en benadeelde werknemers wordt als minst vervalsend gezien. Werkingssfeer De Verordening is van toepassing op alle sectoren. De steun mag worden verleend voor een opleiding, ongeacht of deze wordt verstrekt door de onderneming zelf of door openbare of particuliere opleidingscentra.
– – – –
In aanmerking komende kosten De personeelskosten van de opleiders en de verplaatsingskosten van de opleiders en de leerlingen. Lopende uitgaven voor materiaal en de afschrijving van werktuigen en uitrusting die voor de opleiding gebruikt worden. Kosten van adviesdiensten betreffende de opleidingsmaatregel. De personeelskosten van de leerlingen, met betrekking tot de aan de opleiding bestede uren. Voorwaarden De Verordening maakt onderscheid tussen een ‘specifieke opleiding’ en een ‘algemene opleiding’. Een specifieke opleiding komt in eerste plaats ten goede aan een bepaalde onderneming. Een algemene opleiding biedt kwalificaties aan de werknemer die in hoge mate overdraagbaar zijn naar andere ondernemingen of werkgebieden.
33
Bruto percentages
Specifieke
Algemene
opleiding
opleiding
25%
50%
- MKB
+ 10%
+ 20%
- Regionale steungebieden
+ 5%
+ 5%
- Benadeelde werknemers (langdurig werklozen,
+ 10%
+ 10%
Standaard percentage grote ondernemingen buiten regionale steungebieden Verhogingen van het percentage (cumulatief)
herintreders e.d.)
–
– –
–
Wat te doen Steun onder deze voorwaarden hoeft niet vooraf te worden aangemeld bij de Commissie. In steunregelingen en in individuele gevallen van steunverlening moet uitdrukkelijk naar deze verordening worden verwezen. De vrijstelling geldt niet indien het bedrag dat voor één enkel opleidingsproject aan één onderneming wordt verleend meer dan 1 miljoen euro bedraagt. Binnen 20 dagen na de tenuitvoerlegging van een steunregeling of een individuele steunmaatregel zendt Nederland de Commissie samenvattende informatie. Decentrale overheden dienen het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK tijdig een samenvatting van de steun te sturen, zodat deze doorgeleid kan worden richting de Commissie. Elk jaar dient, uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van het kalenderjaar waarop de steun betrekking heeft, een verslag aan de Commissie te worden gestuurd over de verleende steun.
3.4
Vrijstelling voor werkgelegenheidssteun Grondslag Verordening (EG) 2204/2002 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun (PbEG 2002, L 337/3). Doel Het bevorderen van de werkgelegenheid van benadeelde categorieën werknemers. Het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen, in het bijzonder in regionale steungebieden en in het MKB.
Werkingssfeer – Individuele steun aan een onderneming, steun voor het behoud van arbeidsplaatsen en omzetting van tijdelijke arbeidscontracten in contracten van bepaalde duur zijn van de vrijstelling uitgesloten. – De vrijstelling geldt niet voor de steenkolensector, de scheepsbouw en het scheppen van werkgelegenheid in de vervoerssector. Exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld zijn van de vrijstelling uitgesloten. In aanmerking komende kosten – Loonkosten als gevolg van het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. – Indienstneming van benadeelde werknemers (bijvoorbeeld werkloze jongeren, migrerende werknemers, werknemers behorend tot etnische minderheden, herintreders, alleenstaande ouders).
34
– Extra aanpassingskosten wegens indienstneming van gehandicapte werknemers (aanpassing van lokalen, apparatuur, personeelstijd van begeleiders). Bij sociale werkvoorzieningen mogen ook andere kosten worden gefinancierd.
– –
– –
– –
– –
Voorwaarden De geschapen arbeidsplaatsen dienen - afhankelijk van de aard van de verleende steun - in het algemeen een aantal jaren behouden te blijven. Steunintensiteit (het steunbedrag als percentage van de in aanmerking komende kosten) voor het scheppen van arbeidsplaatsen bedraagt 15 % voor kleine ondernemingen en 7,5 % voor middelgrote ondernemingen. In regionale steungebieden kan de steunintensiteit worden opgehoogd met 10%, mits de totale netto steunintensiteit niet meer dan 30% bedraagt. Daarbij dient de betrokken onderneming wel minstens 25% in de kosten van de investering bij te dragen. Steunintensiteit bedraagt 50% voor indienstneming van benadeelde werknemers en 60% voor gehandicapte werknemers. Steun voor extra kosten door het in dienst nemen van gehandicapten kan tot 100% worden gefinancierd. Wat te doen Steun onder deze voorwaarden hoeft niet vooraf te worden aangemeld bij de Commissie. In steunregelingen moet uitdrukkelijk naar deze verordening worden verwezen. Binnen 20 dagen na de tenuitvoerlegging van een steunregeling of een individuele steunmaatregel zendt Nederland de Commissie samenvattende informatie. Decentrale overheden dienen het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK tijdig een samenvatting van de steun te sturen, zodat deze doorgeleid kan worden richting de Commissie. Als het bruto steunbedrag hoger ligt dan 15 miljoen euro voor één onderneming, is deze vrijstelling niet van toepassing. Elk jaar dient uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van het kalenderjaar waarop de steun betrekking heeft, een verslag aan de Commissie te worden gestuurd over de verleende steun.
3.5
Milieu Grondslag Communautaire Kaderregeling voor staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG C 2001, 37/3) (Milieusteunkader). Doel Het onder voorwaarden mogelijk maken van overheidssteun ten bate van milieubescherming. Werkingssfeer Het Milieusteunkader is van toepassing op alle steunmaatregelen die gericht zijn op milieubescherming in alle door het EG-Verdrag bestreken sectoren. Dit is inclusief die sectoren waarvoor specifieke communautaire staatssteunbepalingen gelden (scheepsbouw, automobielindustrie en de sectoren synthetische vezels, vervoer, visserij en staalbewerking), maar exclusief de landbouwsector. Voor de sectoren visserij en aquacultuur gelden naast dit Milieusteunkader nog specifieke milieubepalingen. Onder milieubescherming vallen alle maatregelen die gericht zijn op preventie of herstel van schade aan natuurlijke hulpbronnen
35
en omgeving, dan wel het rationeel gebruik van hulpbronnen (inclusief energiebesparing en bevordering van duurzame energie). Het principe ´de vervuiler betaalt´ is het centrale beginsel. Het tweede hoofdbeginsel is de ´internalisering van kosten´ (ondernemingen moeten alle met milieubescherming verbonden kosten in hun productiekosten verwerken).
– – – – – –
Aanpassing en ontwikkeling van milieuvriendelijke machines of vervoermiddelen vallen buiten de kaderregeling, net als het bevorderen van veiligheid en hygiëne in fabrieken. Bovendien zijn er enkele regelingen die voorrang hebben boven het Milieusteunkader. Het betreft de regelingen voor landbouw, onderzoek & ontwikkeling, en advisering op milieugebied. Maatregelen ten behoeve van opleidingen op milieugebied zijn vrijgesteld van aanmelding op grond van de vrijstellingsverordening voor opleidingssteun (zie paragraaf 3.3). Activiteiten die voor steun onder de Milieukaderregeling in aanmerking kunnen komen, zijn onder meer: Investeringssteun voor gronden, gebouwen, installaties en uitrustingen. Investeringssteun ten behoeve van energiebesparing. Investeringssteun voor de sanering van vervuilde terreinen. Investeringssteun voor de verhuizing van ondernemingen. Exploitatiesteun voor afvalbeheer en energiebesparing. Exploitatiesteun ten behoeve van duurzame energie. Voorwaarden Alleen extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van milieudoelstellingen komen voor steun in aanmerking. Aandachtspunt is dat de milieukosten moeten worden gescheiden van de totale kosten. Voor een aantal van de hierboven genoemde steunvormen gelden specifieke voorwaarden. De Kaderregeling bindt steun die eronder verleend wordt aan diverse maxima, uitgedrukt in een brutopercentage van de voor steun in aanmerking komende kosten (brutosteunequivalent).
Overtreffen EG-normen
Soort steun
Basis
MKB
Steunkaartgebieden
Investering
30%
Basis + 10%
Basis + 5%
Aanpassen aan EG-normen
Investering
geen
15%
5%
Energie
Investering
40, 50 of 100%
Basis + 10%
Basis + 5%
Sanering industrieterreinen
Investering
Tot 100%, plus 15% van de kosten van de werkzaamheden.
Verhuizing ondernemingen
Investering
Tot 30%, met een verhoging van 10% voor het MKB.
Afval en energiebesparing
Exploitatie
Van 100% in het eerste tot 0% in het laatste jaar (maximaal vijf jaar). Voor niet-degressieve steun 50%.
Cumulatie Goedgekeurde steun kan niet cumuleren met andere steunmaatregelen in de zin van artikel 87 lid 1 EG of andere communautaire financiering, als die cumulatie leidt tot overschrijding van de in de Kaderregeling vastgestelde steunintensiteit. Als steunmaatregelen voor verschillende doelstellingen betrekking hebben op dezelfde kosten, geldt het meest gunstige steunplafond. Wat te doen Alle steunregelingen en wijzigingen ervan, en in sommige gevallen zelfs afzonderlijke toekenning van steun aan bedrijven, moeten worden aangemeld.
36
3.6
Redding en herstructurering van ondernemingen Grondslag Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEG 1999, C 288/2). De Commissie werkt aan nieuwe richtsnoeren die strengere voorwaarden aan reddings- en herstructureringssteun stellen. Doel Staatssteun om individuele ondernemingen voor een faillissement te behoeden en om de herstructurering ervan aan te moedigen, wordt gezien als een van de schadelijkste vormen van overheidsinmenging. Slechts onder bepaalde omstandigheden, zoals ernstige sociale gevolgen of gevolgen voor de regionale economie, kan het gerechtvaardigd zijn. De Commissie ziet de steun voor redding en herstructurering van kleine en middelgrote ondernemingen (het MKB) en steun ten behoeve van sociale kosten van een herstructureringsoperatie eerder als aanvaardbaar. Werkingssfeer De richtsnoeren zijn van toepassing op alle sectoren, uitgezonderd de kolen- en staalsector. De richtsnoeren bevatten een speciale paragraaf voor de landbouwsector. De regels voor scheepsbouw, de automobielindustrie en de luchtvaart zijn vastgesteld in de regelgeving voor de desbetreffende sectoren. Voorwaarden
Reddingssteun is per definitie tijdelijk en dient eenmalig te zijn. Een onderneming die verkeert in een aanzienlijk verslechterde financiële situatie, bijvoorbeeld door acute liquiditeitscrisis, kan worden geholpen haar positie tijdelijk te handhaven. In deze periode van 6 maanden dient een liquidatie- of herstructureringsplan te worden opgesteld. – Reddingssteun moet bestaan uit kassteun in de vorm van leninggaranties of leningen met een marktconform rentepercentage. – Steun moet worden gerechtvaardigd door dringende sociale omstandigheden en mag geen ernstige effecten op de markt in de andere lidstaten hebben.
Herstructureringssteun wordt eenmalig verleend als onderdeel van een haalbaar, coherent en
– –
– –
ingrijpend plan om de levensvatbaarheid van een onderneming op langere termijn te herstellen. De onderneming moet een door de Commissie goedgekeurd herstructureringsplan uitvoeren. De nadelige effecten van de steun voor concurrenten moeten worden beperkt. De onderneming mag na de herstructurering geen even belangrijke positie op de markt innemen als voordien. Het bedrag en intensiteit van de steun moeten tot het strikt noodzakelijke minimum worden beperkt. De Commissie kan het dekken van sociale kosten van een herstructurering goedkeuren.
Wat te doen – De reddings- en herstructureringssteun dient bij de Commissie te worden aangemeld; – Voor grote bedrijven is de notificatie van elke steun behalve de minimis-steun verplicht. De steun aan het MKB (tot maximaal 10 miljoen euro) in het kader van een reeds goedgekeurde steunregeling kan worden verleend zonder een nieuwe aanmelding. – Er moet rekening worden gehouden met voorschriften van monitoring en jaarlijkse rapportage.
37
3.7
Onderzoek en ontwikkeling Grondslag Mededeling van de Commissie - Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PbEG 1996, C 45/5). Doel De verbetering van industrieel potentieel in Europa door het stimuleren van innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling. Werkingssfeer De overheid mag O&O-projecten met alle vormen van steun bijstaan. Onder bepaalde voorwaarden gelden de bepalingen ook voor de sector landbouw. Er is vaak geen sprake van staatssteun bij overheidsfinanciering van O&O-activiteiten door openbare instellingen voor hoger onderwijs of onderzoek zonder winstoogmerk. Wanneer de overheid een eigen O&Oopdracht uitbesteedt, kan staatssteun worden uitgesloten door deze (Europees of nationaal) aan te besteden. De steunplafonds zijn van toepassing op drie typen onderzoek:
– Fundamenteel onderzoek: een uitbreiding van de algemene wetenschappelijke en technische kennis zonder industriële of commerciële doelstellingen. – Industrieel onderzoek: onderzoek dat gericht is op het opdoen van nieuwe kennis om deze bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten te gebruiken, of om bestaande producten aanmerkelijk te verbeteren. Pre-concurrentiële ontwikkeling: de omzetting van de resultaten van industrieel onderzoek in – plannen of ontwerpen voor nieuwe of verbeterde producten en eerste demonstratieprojecten, die niet voor commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt. In aanmerking komende kosten – Onderzoeksgebonden personeelskosten en kosten van apparatuur, uitrusting, land en gebouwen. – Onderzoeksgebonden kosten van extern advies en soortgelijke diensten. – Extra algemene kosten die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien. – Andere onderzoeksgebonden exploitatiekosten (zoals die van materieel en leveranties). Voorwaarden Standaard steunplafonds en toegestane verhogingen
Fundam.
Industr.
Preconcur.
O&O
O&O
O&O
100%
50%
25%
Het MKB
-
+10%
+10%
Regionale steungebieden
-
+5%
+5%
Een project i.k.v. Europees kaderprogramma voor O&O
-
+15%
+15%
-
+10%
Standaard plafonds (grote bedrijven buiten steungebieden)
Een project met internationale samenwerking of samenwerking met een publieke kennisinstelling Sector landbouw (onder voorwaarden van artikel 5.147)
+10% 100%
Cumulatie van de standaard steunplafonds en de verhogingen is beperkt tot een maximum van 75% voor industrieel onderzoek en 50% voor pre-concurrentiële ontwikkeling.
38
– – –
–
Wat te doen Staatssteun voor O&O moet bij de Commissie worden aangemeld. Bij de melding moet het stimulerend effect worden bewezen. Er moet worden aangetoond dat het project niet gestart zou zijn zonder de steun. Als binnen een reeds door de Commissie goedgekeurd programma een individueel project met een omvang boven 25 miljoen euro wordt gefinancierd en daarbij een bruto steunequivalent van 5 miljoen euro wordt bereikt, dient het project apart te worden aangemeld. Jaarlijks dient de lidstaat verslagen op te stellen van de goedgekeurde regelingen.
De Commissie heeft een verordening voorgesteld waarbij de steun voor O&O-activiteiten van het MKB in de toekomst wordt vrijgesteld van de aanmeldingsplicht (zie paragraaf 3.2)
39
4 4.1
Regionale doelstellingen Regionale steungebieden in Nederland
Regionale steun Regionale steunmaatregelen onderscheiden zich van andere steunmaatregelen omdat ze bedoeld zijn om de economische ontwikkeling van specifieke (achtergebleven) regio´s te bevorderen. In Nederland kunnen alleen bepaalde regio’s voor extra steun in aanmerking komen op grond van artikel 87 lid 3 sub c EG: ze moeten de ontwikkeling van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën vergemakkelijken, mits het gemeenschappelijk belang niet wordt geschaad. Er is bovendien een coherent regionaal beleid vereist. De regionale steunkaart Nederlandse decentrale overheden kunnen regionale steun slechts gebruiken ten behoeve van initiële investeringen (investeringen in vast kapitaal ten behoeve van de oprichting of uitbreiding van een vestiging en dergelijke). De maximaal toegestane regionale steun per regio wordt voor Nederland bepaald aan de hand van de Regionale Steunkaart Nederland. Tot en met 2006 ziet die als volgt uit: In de provincie Groningen: – maximaal 20% bruto - Appingedam, Bellingwedde, Bedum, Ten Boer, Delfzijl, Loppersum, Marum, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten. – maximaal 10% netto met een mogelijke MKB-toeslag van 10% bruto: Eemsmond, Groningen, Haren, Hoogezand/Sappemeer, Leek, Slochteren. In de provincie Friesland: – maximaal 20% bruto – Het Bildt, Boarnsterhim, Bolsward, Ferwerderadeel, Franekeradeel, Gaasterlan-Sleat, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Lemsterland, Littenseradeel, Mernaldumadeel, Nijefurd, Ooststellingwerf, Opsterland, Skarsterland, Smallingerland, Sneek, Tytsjerksteradiel, Weststellingwerf, Wunseradiel, Wymbritseradiel. In de provincie Drenthe: – maximaal 20% bruto – Aa, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Hunze, Meppel, Middenveld, Noordenveld, Westerveld, Zuidlaren. In de provincie Overijssel: – maximaal 20% bruto – Hardenberg, Steenwijk. – maximaal 15% bruto – Almelo, Hengelo, Oldenzaal, Borne, Wierden, Rijssen, Enschede. In de provincie Flevoland: – maximaal 20% bruto – Urk en Lelystad. In de provincie Limburg: – maximaal 15% bruto – Beek, Born, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Sittard, Susteren. – maximaal 10% netto – Echt, Maasbracht.
41
4.2
Regionale en multisectorale steun Grondslag Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PbEG 1998, C 74/6). Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (PbEG 2002, C 70/8), gewijzigd door de Mededeling van de Commissie (PbEU 2003, C263/3). Doel Het doel van regionale ontwikkeling is het bevorderen van de economische ontwikkeling van achtergebleven regio´s. Bij het verlenen van regionale steun staat het uitzonderlijke karakter van de steunmaatregel centraal: er mag slechts spaarzaam gebruik van worden gemaakt, en alleen ten bate van de meest achtergestelde gebieden. Oneerlijke concurrentie door te ruimhartige steun moet worden voorkomen. Werkingssfeer De Richtsnoeren beoordelen staatssteun aan regio´s die in aanmerking komen voor regionale steun. In Nederland gaat dit uitsluitend om regio´s als bedoeld in artikel 87 lid 3 sub c (zie paragraaf 4.1). De richtsnoeren zijn niet van toepassing op de landbouw-, visserijen de steenkoolsector. Steun voor investeringen door het MKB die de regionale ontwikkeling bevorderen wordt wel als regionale steun beschouwd (en ´cumuleert´ dus mee). Regionale steun die het handelsverkeer tussen de lidstaten negatief beïnvloedt, zoals steun aan sectoren met overcapaciteit, is niet toegestaan. De Commissie zal niet snel akkoord gaan met de steun aan financiële diensten (bankdiensten en verzekeringen) omdat het volgens haar weinig voordeel voor de regionale ontwikkeling oplevert. Steun voor initiële investering is beperkt tot aankopen (grond, gebouwen, machines) en in beperkte mate tot de kosten van technologieoverdracht. Daarnaast is het mogelijk om steun voor werkgelegenheidsgroei te verlenen om de salariskosten van nieuwe arbeidsplaatsen gedurende twee jaar te dekken. De steun mag worden verleend onder voorwaarde dat de investering of de nieuwe arbeidsplaatsen ten minste 5 jaar zullen worden behouden. Specifiek voor grote investeringsprojecten geldt de Mededeling van de Commissie – Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (PbEG 2002, C 70/8). Slechts investeringsprojecten die zich in de steunkaartgebieden bevinden komen voor deze steun in aanmerking. Van een groot investeringsproject is sprake als voor steun in aanmerking komende uitgaven ten minste 50 miljoen euro bedragen. Naarmate deze uitgaven stijgen, geldt een lager regionaal steunplafond. Dit steunkader is bedoeld om grote bedrijven er van te weerhouden om maximale subsidies uit te lokken door hun vestigingen naar andere, rijkere lidstaten of regio’s te verhuizen die meer steun beloven te bieden. Voorwaarden Uitgangspunt is het voorkomen van concurrentievervalsing door te ruimhartige steun. De Europese Commissie heeft in dat verband gesteld dat het totale bereik van de regionale steunmaatregelen in de EU beneden 50% van zijn bevolking moet blijven. Voor het relatief rijke Nederland geldt dat regionale steun slechts als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd als zij beperkt blijft tot gebieden met maximaal 15% van de bevolking. Op dit percentage is ook de Nederlandse steunkaart gebaseerd (zie paragraaf 4.1).
42
Regio´s waar zich de grootste achterstanden en problemen voordoen, hebben prioriteit. Verder moet rekening worden gehouden met de ´algemene samenhang op gemeenschapsniveau´ en mag niet worden gehandeld in strijd met het algemeen belang. Ten slotte moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten (regionale steun mag bijvoorbeeld op gemeenschapsniveau niet leiden tot overcapaciteit binnen een sector). Cumulatie Bij regionale steun is het belangrijk om cumulatie van steun uit verschillende bronnen voor bepaalde kosten nauwlettend te volgen. De plafonds voor de steunintensiteit zijn van toepassing op alle ontvangen steun. Meerdere regionale steunmaatregelen, zowel de rijks- als provinciale en gemeentelijke steunprojecten, worden bij elkaar opgeteld. Als de uitgaven die onder de regionale steun vallen ook betrekking hebben op andere doeleinden, bijvoorbeeld O&O, zal de Commissie het meest gunstige steunplafond toepassen. Gebieden waar regionale steun van toepassing is, komen meestal in aanmerking voor steun uit de structuurfondsen. Ook hierbij is de cumulatie van belang. Wat te doen Steun in het kader van de regionale doelstellingen en grote investeringsprojecten dient bij de Commissie te worden aangemeld.
43
5
Sectoriële doelstellingen
5.1
Inleiding Naast de horizontale richtsnoeren en kaderregelingen heeft de Commissie een reeks sectorspecifieke regels vastgesteld omtrent steun aan ondernemingen die in een bepaalde sector van de markt actief zijn. Bij de toepassing van deze regelgeving dient men alert te zijn op het onderlinge verband met de horizontale regelingen, bijvoorbeeld milieu- of O&O, of regionale steunkaarten. Sectorspecifieke regelingen zijn meestal restrictiever dan de regels voor horizontale steun. Om de staatssteuntoets te kunnen doorstaan moet de sectoriële steun voldoen aan de volgende criteria:
– De steun moet gerechtvaardigd zijn op grond van de situatie in de betrokken industrie/ sector. – De steun moet leiden tot herstel van de concurrentiepositie op lange termijn. – De sociale en economische kosten van de veranderende marktomstandigheden kunnen in bepaalde gevallen en onder strikte voorwaarden worden vergoed. – De steun moet degressief zijn (impuls en vervolgens kleine aanvullingen), tenzij toegekend voor een korte periode, en gekoppeld aan herstructurering. – De steunintensiteit moet in verhouding staan tot de op te lossen problemen. – De problemen mogen niet van de ene naar de andere lidstaat worden verschoven. Voor decentrale overheden zijn in dit kader met name vier sectoren van belang: openbare omroepen, vervoer, landbouw en visserij. Dit hoofdstuk gaat nader in op de richtsnoeren over deze vier sectoren. Op het moment van schrijven van deze informatiewijzer moesten
de nieuwe vrijstellingsverordening en de nieuwe richtsnoeren voor de sector visserij nog worden goedgekeurd. Naar verwachting treden deze in de loop van 2004 in werking. Sectoren De Commissie heeft regels vastgesteld voor de hieronder toegelichte vier sectoren, maar ook voor diverse andere sectoren, waaronder de sector synthetische vezels, de automobielindustrie, en de ijzer- en staalindustrie. Voor deze drie sectoren golden separate kaderregelingen met daarin de voorwaarden waaronder steun in deze sectoren zou mogen worden verleend. In 2002 is de Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten8 gepubliceerd, die de aparte kaderregelingen voor deze sectoren vervangt. Voor steunverlening aan een onderneming in een van deze drie sectoren moeten dan ook de voorwaarden van de multisectorale kaderregeling in acht worden genomen. Deze voorwaarden zijn strenger en beperkender, vanwege het grotere risico van mededingingsvervalsing (zie paragraaf 4.2). Verder hanteert de Commissie aparte regimes voor steunverlening in de sectoren scheepsbouw, luchtvaart, maritiem transport, steenkool en elektriciteit. Deze regimes zijn opgesteld om in te spelen op de specifieke concurrentiesituaties en problemen in deze sectoren.
5.2
Openbare omroepen Grondslag Mededeling van de Commissie over de toepassing van de staatssteunregels op openbare omroepen (PbEG 2001, C320/4).
45
Doel Het doorzichtig maken van het beleid en creëren van een level playing field ten aanzien van overheidsfinanciering van openbare omroepen, op een markt waar door invoering van concurrentie commerciële naast publieke ondernemingen bestaan. Werkingssfeer De mededeling is van toepassing op alle omroepen die op enigerlei wijze geheel of gedeeltelijk met overheidsgeld worden gefinancierd. Ze geeft aan onder welke voorwaarden overheidssteun aan openbare omroepen kan worden goedgekeurd. Overheidsfinanciering van openbare omroepen kan handel tussen lidstaten beïnvloeden, zodat er sprake kan zijn van staatssteun. Voorwaarden De mededeling spitst zich toe op diensten van algemeen belang (DAB, zie voor meer informatie paragraaf 2.4 van deze informatiewijzer). Een publieke omroep is een onderneming die met dergelijke diensten belast kan zijn. In de regel is overheidsfinanciering verboden, maar als er sprake is van een DAB kan die steun onder de uitzondering van artikel 86 lid 2 EG vallen. De Commissie stelt drie (strikte) voorwaarden. – De opdracht aan de omroep moet omschreven zijn door een officiële, daartoe gerechtigde autoriteit (in de praktijk de steunverlener). Daarbij moet de doelstelling van de dienst voorop staan: het voldoen aan de ´democratische, sociale en culturele behoefte´ van de maatschappij, en de taalkundige pluriformiteit. – Er moet sprake zijn van toewijzing in de vorm van een officieel besluit (bijvoorbeeld een aanbesteding) en controle door een orgaan dat geen deel uitmaakt van de aanbestedende dienst. – De bewuste financiering moet evenredig zijn. Dat wil zeggen dat ze de netto kosten die uit de DAB voortvloeien alleen mag compenseren (en dus niet overschrijden). Om de Commissie in staat te stellen dit te controleren moet worden voldaan aan diverse doorzichtigheidsvereisten (er wordt verwezen naar de Transparantierichtlijn, zie ook paragraaf 2.4), waarvan een gescheiden boekhouding de belangrijkste is. Met name overcompensatie en kruissubsidiëring moeten worden voorkomen. Deze eisen lijken op de criteria die het Europese Hof noemt in het Altmark-arrest (zie paragraaf 2.4) In dit arrest koos het Hof met betrekking tot de publieke financiering van diensten van algemeen belang voor de zogenaamde compensatiebenadering: compensatie voor de kosten die een onderneming heeft gemaakt bij het uitvoeren van een openbare dienstverplichting is geen staatssteun in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag. Deze compensatie hoeft niet te worden aangemeld. Als niet aan de ‘Altmark’ wordt voldaan is er wel sprake van steun, die moet worden aangemeld. De uitzondering van artikel 86 lid 2 is dan mogelijk van toepassing, waardoor de steun door de Commissie kan worden toegestaan. Een andere mogelijkheid voor publieke omroepen om aan het staatssteunregime te ‘ontkomen’ is de zogenaamde cultuurexceptie (art. 87 lid 3 sub d EG). Deze wordt echter dermate restrictief uitgelegd dat die kans zeer gering is. Er moet sprake zijn van een afzonderlijke financiering die uitsluitend bestemd is ter bevordering van cultuur.
46
Wat te doen Als niet wordt voldaan aan de Altmark-crireria is er sprake van steun, die moet worden aangemeld. Mogelijk is er dan wel sprake van een uitzoindering. Beoordeling is aan de Commissie.
5.3
Landbouw Grondslag Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (PbEG 2000, C 28/2). Verordening (EG) Nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (PbEU 2004, L 1/1). Doel Het feit dat er sprake is van een gemeenschappelijk landbouwbeleid brengt met zich mee dat alle steun ten gunste van een onderneming of type landbouwproduct (als bedoeld in Bijlage I bij het EG-Verdrag) een potentieel risico oplevert voor de mededinging in de landbouwsector en voor het handelsverkeer tussen de lidstaten. Het verlenen van staatssteun in de landbouwsector is dan ook onderworpen aan de specifieke voorwaarden en eisen die worden geformuleerd in de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. Deze richtsnoeren staan in nauw verband met de verschillende Europese instrumenten voor plattelandsontwikkeling. Werkingssfeer De landbouwrichtsnoeren zijn van toepassing op de gehele landbouwsector, met uitzondering van visserij, aquacultuur en de bosbouw (hiervoor gelden aparte richtsnoeren). De richtsnoeren gelden voor alle staatssteun, waaronder uit parafiscale heffingen gefinancierde steunmaatregelen, verleend voor activiteiten op het gebied van de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten die binnen de werkingsfeer van Bijlage I bij het EG-Verdrag vallen. De ‘standaard’ de minimis-regel is niet van toepassing, net als de richtsnoeren voor regionale steunmaatregelen en de MKB-kaderregeling. Wél komt er eind 2004 een aparte de minimis-regel voor de landbouw. Volgens het voorstel zal een bedrijf 3000
euro binnen drie jaar van de lidstaat kunnen ontvangen, vrijgesteld van de aanmeldingsplicht. Er geldt bovendien een aantal andere kaderregelingen en richtsnoeren. Voorwaarden De doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid staan in artikel 33 van het EG-verdrag. Steun ten behoeve van de landbouwsector kan alleen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden geacht indien de steunmaatregelen een stimulerend element bevatten of een tegenprestatie van de begunstigde vergen. Eenzijdige staatssteun die louter ten doel heeft de financiële positie van de ondernemer te verbeteren, maar op geen enkele wijze bijdraagt tot de ontwikkeling van de sector, zal als exploitatiesteun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden geoordeeld. Dergelijke exploitatiesteun wordt over het algemeen toegekend op grond van prijzen, hoeveelheden, productie-eenheden, en eenheden van de productiemiddelen. Ook steun die achteraf wordt toegekend voor activiteiten die de begunstigde reeds heeft ondernomen, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt daar het stimulerend element ontbreekt.
47
De landbouwrichtsnoeren geven gedetailleerde regels voor (onder meer) de volgende soorten steun: – – – – – – – – – – –
Investeringssteun. Milieusteun. Steun voor de vestiging van jonge landbouwers. Steun voor de vervroegde uittreding of voor de beëindiging van de landbouwactiviteit. Steun aan producentengroeperingen. Steun ter vergoeding van de schade aan de landbouwproductie of aan de landbouwproductiemiddelen. Steun voor ruilverkavelingen. Steun ter bevordering van de productie en de afzet van landbouwproducten van hoge kwaliteit. Technische ondersteuning in de landbouwsector. Steunverlening aan de sector dierlijke productie. Steun voor verkoopbevorderings- en reclameactiviteiten voor landbouwproducten. Opgemerkt moet worden dat bij het ontwerpen van een steunmaatregel en de daaropvolgende aanmelding bij de Europese Commissie bijzondere aandacht moet worden besteed aan de milieuaspecten, waarbij met name de regel ‘de vervuiler betaalt´ gerespecteerd dient te worden. Ook voorschriften voortvloeiende uit bijvoorbeeld de Habitatrichtlijn, de Nitratenrichtlijn en andere Europese milieurichtlijnen dienen bij het verlenen van steun te worden gerespecteerd. Vrijstelling Begin 2004 is een nieuwe vrijstellingsverordening in werking getreden, die bepaalde soorten staatssteun aan het midden- en kleinbedrijf in de sector landbouw vrijstelt van de aanmeldingsplicht bij de Commissie. De vrijstelling geldt onder meer voor de volgende steunsoorten:
– Investeringssteun in landbouwbedrijven tot 50% in probleemgebieden en tot 40% in overige landbouwbedrijven. – Instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen tot 100%. – Investeringen ten behoeve van verwerking en afzet van producten tot 40%. – Steun aan jonge landbouwers en steun voor vervroegde uittreding. – Steun aan producentengroeperingen. – Steun voor productie en afzet van landbouwproducten van hoge kwaliteit tot maximaal 100.000 euro per begunstigde gedurende drie jaar. De meeste landbouwbedrijven vallen onder de definitie van een midden- en kleinbedrijf (tot 250 werknemers, 40 miljoen euro jaaromzet of 27 miljoen euro balanstotaal). De afschaffing van de aanmeldingsplicht leidt tot een verlichting van de administratieve lasten. Tegelijkertijd voorziet de verordening wel in strenge eisen voor rapportage achteraf. Wat te doen – Als de steun aan de voorwaarden van de vrijstellingsverordening voldoet hoeft het niet te worden aangemeld bij de Commissie. Er moet wel aan rapportageverplichtingen worden voldaan: binnen twintig dagen dient men informatie over een uitgevoerde steunmaatregel ter bekendmaking in het Publicatieblad van de EU aan de Commissie te sturen. Een dossier over de verstrekte steun dient gedurende tien jaar te worden bewaard.
48
– Als de landbouwsteun buiten de werkingssfeer van de vrijstelling valt maar wel aan de voorwaarden van richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector is voldaan, moet deze steun worden aangemeld. – Als de landbouwsteun niet onder zowel de vrijstelling als de richtsnoeren valt, rest alleen directe toetsing aan het verdrag. – Houd er wel rekening mee dat de regelgeving dermate specifiek en gedetailleerd is, dat hij in deze informatiewijzer niet uitputtend behandeld kan worden. Bij twijfel dient u daarom altijd te rade te gaan bij het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK.
5.4
Visserij Grondslag Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (PbEG 2001, C 19/7). De richtnoeren zijn grotendeels een aanvulling op Verordening 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG 1999, L 337/10).
In de loop van 2004 wordt de inwerkingtreding verwacht van een nieuwe vrijstellingsverordening van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die visserijproducten produceren, verwerken en afzetten (ontwerp-verordening, PbEU 2003, C 265/17). Doel Er op toezien dat steunmaatregelen in de visserijsector verenigbaar zijn met het mededingings- en het visserijbeleid. Werkingssfeer Het feit dat er sprake is van het gemeenschappelijk visserijbeleid brengt met zich mee dat alle steun ten gunste van een onderneming of type product een potentieel risico oplevert voor de mededinging in de visserijsector en voor het handelsverkeer tussen de lidstaten. De richtsnoeren zijn van toepassing op alle steunmaatregelen in de zin van artikel 87 lid 1 EG in de gehele visserij- en auqacultuursector, met uitzondering van de recreatie- en sportvisserij. De ‘standaard’ de minimis-regel is niet van toepassing. Wél komt er eind 2004 een aparte de
minimis-regel voor de visserij. Volgens het voorstel zal een bedrijf 3000 euro binnen drie jaar van de lidstaat kunnen ontvangen, vrijgesteld van de aanmeldingsplicht. Voorwaarden De Commissie stelt zich op het standpunt dat in het licht van de ernstige biologische beperkingen bij de visserij het noodzakelijk is de natuurlijke hulpbronnen rationeel en op een verantwoorde wijze te exploiteren. Nationale steun naast de regelingen voor communautaire steun zullen dan ook zeer nauwgezet worden beoordeeld. Staatssteun mag alleen worden verleend als die verenigbaar is met het gemeenschappelijk visserijbeleid. De steunmaatregelen dienen tijdelijk te zijn en niet langer worden toegepast dan noodzakelijk is om de gewenste resultaten te bereiken. De richtsnoeren geven gedetailleerde aanwijzingen voor een groot aantal steunmaatregelen in onder meer de categorieën zeevisserij, verwerking en afzet, de uitrusting van havens, producentenorganisaties, veterinair en sanitair gebied, en bijzondere gevallen.
49
Vrijstelling
Bepaalde categorieën (onder andere promotie en adverteren van visserijproducten, innovatie en technische ondersteuning, uitrusting van zeehavens of sociaal-economische maatregelen) zijn conform de nieuwe (inwerkingtreding in 2004) vrijstellingsverordening vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting bij de Europese Commissie. Voorwaarde is dat individuele steun, verleend aan kleine of middelgrote ondernemingen, niet meer bedraagt dan 1 miljoen euro. Steunregelingen zullen onder de vrijstelling vallen als zij onder de drempel van 2 miljoen euro blijven. De lidstaten worden verplicht om achteraf rapportages over de reeds verleende steun te verstrekken. Cumulatie Cumulatie met communautaire steun is toegestaan tot maximaal het communautaire steunniveau. Staatssteun die dit maximale niveau overschrijdt, is alleen toegestaan onder bepaalde voorwaarden. Wat te doen – Als de steun aan de voorwaarden van richtsnoeren voor staatssteun in de visserijsector voldoet, moet deze worden aangemeld. – Als de visserijsteun niet onder de richtsnoeren valt, rest alleen directe toetsing aan het verdrag. – Houd er wel rekening mee dat de regelgeving dermate specifiek en gedetailleerd is, dat hij in deze informatiewijzer niet uitputtend behandeld kan worden. Bij twijfel dient u daarom altijd te rade te gaan bij het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK.
Na inwerkingtreding van de vrijstellingsverordening hoeft steun die aan de voorwaarden van de verordening voldoet niet te worden aangemeld bij de Commissie. Er moet wel aan rapportageverplichtingen worden voldaan: binnen twintig werkdagen dient men informatie over een uitgevoerde steunmaatregel ter bekendmaking in het Publicatieblad van de EU aan de Commissie te sturen. Daarnaast moet de volledige tekst van de steunregeling of de voorwaarden voor de toekenning van individuele steun bekend worden gemaakt op internet. Een dossier over de verstrekte steun dient gedurende tien jaar te worden bewaard.
5.5
Vervoer Doel Er op toezien dat steunmaatregelen in de vervoersector verenigbaar zijn met het EG-Verdrag. Grondslag en werkingssfeer Er gelden verschillende grondslagen voor de deelsectoren binnen de vervoersector. Naast de algemene uitzondering van met name artikel 87 lid 3 sub c EG en de richtsnoeren staatssteun in de sectoren luchtvaart en zeevervoer, die gebaseerd zijn op artikel 87 lid 3 sub c EG, geldt in de vervoersector nog een speciale bepaling. Artikel 73 EG bepaalt dat steunmaatregelen toelaatbaar zijn indien zij ´beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer´ of indien zij ´overeenkomen met de vergoedingen van bepaalde met het begrip openbare dienst verbonden dienstverrichtingen´. De bepaling van artikel 73 EG is onder andere uitgewerkt in twee verordeningen. Verordening 1107/70 geeft uitwerking aan het begrip ´behoeften van de coördinatie van het vervoer´ en Verordening 1191/69 geeft uitwerking aan de vergoedingen van bepaalde met het begrip openbare dienst verbonden dienstverrichtingen.
50
De de minimis-regel is niet van toepassing in de vervoersector. Werkingssfeer per deelsector
1. Intermodaal/gecombineerd (goederen)vervoer Verordening van de Raad 1107/70 betreffende steunmaatregelen op het gebied van vervoer per spoor, weg en binnenwateren (PbEG 1970, L 130/1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening 543/97.
De Commissie heeft een voorstel gedaan voor een nieuwe verordening: COM (2000)5 def., PbEG 2000, CE 365. Verordening 1107/70 (gewijzigd bij Verordening 543/97) Artikel 3 lid 1 sub e van de verordening stond steun toe voor investeringen in materieel voor overlading, in vervoermaterieel dat specifiek voor gecombineerd vervoer is bestemd en in infrastructuur voor gecombineerd vervoer. Dit artikel bevatte speciale vrijstellingsregels met betrekking tot notificatie. Dit artikel is echter niet meer geldig sinds 1 januari 1998 en sinds die tijd gelden weer de normale notificatievereisten. Bovendien toetst de Commissie subsidieregelingen ten behoeve van gecombineerd vervoer rechtstreeks aan artikel 73 EG, soms in combinatie met artikel 87 lid 3 sub c EG. Artikel 3 lid 1 sub b van deze verordening is nog wel van kracht en staat met name toe dat zolang er geen gemeenschappelijk systeem voor de toerekening van infrastructuurkosten is, steun wordt verleend aan spoorwegondernemingen ter vergoeding van infrastructuurkosten die concurrerende ondernemingen niet hoeven te dragen.
2. Openbaar (personen) vervoer Verordening van de Raad 1191/69 (PbEG 1969, L 156/1) laatstelijk gewijzigd bij Verordening 1893/91 (PbEG 1991, L 169/1) gaat over openbaredienstverplichtingen in het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren. De voorwaarden waaronder een compensatie voor de opgelegde verplichtingen gegeven mag worden en een rekenmethode om de compensatie te berekenen, zijn in de verordening opgenomen. Een voorstel tot wijziging is in behandeling (het voorstel COM (2000)7 en het aangepaste voorstel COM (2002)107).
3. Zeehavens De volgende documenten bevatten nadere bepalingen ten aanzien van staatssteun op het gebied van zeehavens. ´Port Package´, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad ´De verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in zeehavens; van cruciaal belang voor het vervoer in Europa´ (COM (2001) 35 def. 13 februari 2001, paragraaf 3.3. Staatssteun aan havens). Commission staff working document (15 januari 2003), Vademecum on Community rules on State aid and the financing of the construction of seaport infrastructures.
4. Zeevervoer Nadere bepalingen ten aanzien van staatssteun op het gebied van zeevervoer zijn neergelegd in de Communautaire richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer, PbEG 1997, C 205. Eind 2003 heeft de Commissie nieuwe richtsnoeren vastgesteld die nog niet gepubliceerd zijn.
5. Luchtvaart Nadere bepalingen ten aanzien van staatssteun op het gebied van de luchtvaart zijn neergelegd in de Richtsnoeren inzake luchtvaartsteun (PbEG 1994, C 350/5). 51
Deel 3 Procedurele aspecten en toezicht
6 6.1
De procedures Inleiding
Bij elke nieuwe steunmaatregel of wijziging van een steunmaatregel is het cruciaal dat zo vroeg mogelijk wordt nagegaan of deze gemeld moet worden. Artikel 88 EG-Verdrag bepaalt dat nieuwe steunmaatregelen vooraf aan de Europese Commissie moeten worden gemeld en alleen na toestemming van de Commissie mogen worden uitgevoerd. Welke procedures moeten er richting Brussel gevolgd worden wanneer een decentrale overheid steun wil verlenen aan een onderneming? In dit hoofdstuk wordt toegelicht welke bepalingen er zijn voor overheden rond het melden van steun aan de Commissie en wat de risico’s zijn van het niet melden van steun. Er wordt onder meer ingegaan op de verplichtingen van de overheden en beslissingstermijnen waar de Commissie aan gehouden is.
6.2
De ideefase van een nieuwe steunmaatregel In het eerste stadium van een nieuwe steunmaatregel is het essentieel om de Europese staatssteunregels in acht te nemen. Ten eerste om te zorgen dat bij het ontwerpen van de steunmaatregel deze zoveel mogelijk volgens de staatssteunregels wordt ingericht. Ten tweede om in een vroeg stadium te bepalen of de steunmaatregel gemeld moet worden aan de Commissie en de termijnen voor melding in acht te nemen. Een meldingsprocedure (de voorlopige procedure) neemt al snel 4 tot 6 maanden in beslag. Het is te allen tijde mogelijk om advies (zowel inhoudelijk als procedureel) in te winnen bij het kenniscentrum Europa decentraal, het Coördinatiepunt Staatssteun bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het meest betrokken departement of een externe adviseur. Het is aan te bevelen om tijdig advies in te roepen en een voorgenomen steunmaatregel niet te laat aan te melden. Eventueel kan een prenotificatiegesprek bij de Commissie worden aangevraagd om informeel de Commissie te raadplegen over een steunvoornemen, voordat besloten wordt over het melden ervan.
6.3
Staatssteunregels als kader voor het ontwerpen van een steunmaatregel Wanneer de Europese staatssteunregels bij het ontwerp van een nieuwe steunmaatregel als kader worden gebruikt, wordt de kans op goedkeuring door de Commissie vergroot of kan zelfs aanmelding achterwege blijven. De steunmaatregel kan zó ontworpen worden dat deze niet aanmeldingsplichtig is, bijvoorbeeld op grond van een vrijstellingsverordening of doordat niet aan alle staatssteuncriteria van artikel 87 EG wordt voldaan. Is een steunmaatregel wél aanmeldingsplichtig, dan kan de kans op goedkeuring worden vergroot door de voorwaarden in de relevante richtsnoeren of mededelingen van de Commissie te volgen. In voorgaande hoofdstukken is daar reeds inhoudelijk op ingegaan, de checklist in deze brochure bevat een schematische weergave daarvan.
55
6.4
De aanmeldingsprocedure (de voorlopige procedure) Deze paragraaf gaat in op de procedures die gelden voor het melden van steun door decentrale overheden. Met een steunmaatregel wordt hier zowel individuele steun als een steunregeling bedoeld. Door de verschillende departementen in Nederland zijn interdepartementale afspraken gemaakt over steunzaken9. Voor decentrale overheden is de afspraak relevant dat alle steunmeldingen van gemeenten en provincies via het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en alle steunmeldingen van waterschappen via het ministerie van Verkeer en Waterstaat verlopen. De meldingsplicht is vervat in artikel 88 EG-Verdrag, en de procedures die gelden rond melding zijn uitgewerkt in de zogenaamde procedureverordening10. Stap 1 Bepalen of de steunmaatregel al dan niet gemeld moet worden.
Melding is niet nodig als: – de steunmaatregel buiten één of meer van de criteria van artikel 87 valt (zie paragraaf 1.2); – het steun betreft aan een onderneming die openbare dienstverplichtingen uitvoert en de steunmaatregel voldoet aan de Altmarkcriteria (zie paragraaf 2.4); – de steunmaatregel onder één van de vrijstellingsverordeningen valt (nota bene: soms is wel kennisgeving noodzakelijk). Bij twijfel: wel melden. Als de steun wel meldingsplichtig is: – nagaan of de steun past binnen één van de kaderregelingen, richtsnoeren of mededelingen van de Commissie, zodat kans op goedkeuring wordt vergroot. Stap 2 Gemeenten en provincies: overleg met het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het melden (of kennisgeven) van de steunmaatregel. Wanneer de steunmaatregel een beleidsterrein van een ander ministerie raakt, kan het Coördinatiepunt in overleg met de decentrale overheid het betreffende ministerie benaderen voor eventueel advies. Waterschappen: overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Stap 3 Formele melding voorbereiden. Gemeenten en provincies 1. Standaard meldingsformulieren invullen (op te vragen bij het Coördinatiepunt Staatssteun, tevens te downloaden van de website www.minbzk.nl/staatssteun). 2. Ingevuld meldingsformulier met begeleidende brief en eventuele bijlagen aan het Coördinatiepunt versturen met het verzoek deze door te geleiden naar de Commissie. 3. Het Coördinatiepunt bestudeert de melding en kan eventuele suggesties doen voor aanpassingen of aanvullingen.
56
4. Het Coördinatiepunt stuurt de melding door naar de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel. 5. De Permanente Vertegenwoordiging stuurt de melding door naar het Secretariaat Generaal van de Commissie en het verantwoordelijk Directoraat Generaal. Waterschappen De begeleiding en doorgeleiding in het kader van bovengenoemde stappen 1 tot en met 3 wordt gedaan door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Invullen van het meldingsformulier De meest relevante zaken in de aanmelding: - Doel van het programma: 1. Horizontaal (wat is het doel, bijvoorbeeld investeringen, milieu, MKB, energiebesparing). 2. Regionaal (op welke regio’s is de steun gericht). 3. Sectorieel (op welke sectoren is de steun gericht). - Steunvorm: subsidie, lening, garantie, etc. - De in aanmerking komende kosten op basis waarvan de steun wordt berekend (bijvoorbeeld grond, gebouwen, apparatuur, personeel, opleiding, adviseurskosten). - De steunintensiteit (welk percentage van de subsidiabele kosten wordt gesteund). - De duur van de steun. - Cumulatie (samenloop) met andere steunmaatregelen. - Welke rechtvaardiging is er die de maatregel verenigbaar maakt met het EG-Verdrag (bijvoorbeeld verwijzing naar een uitzondering in artikel 87 of een van de richtsnoeren of mededelingen van de Commissie).
Stap 4 De melding ligt bij de Commissie: – De Commissie stuurt een ontvangstbevestiging van de melding zodra zij de aanmelding heeft ontvangen, gewoonlijk binnen 15 werkdagen vanaf de datum van ontvangst. – De termijn voor de Commissie om een besluit te nemen is: - voor een nieuwe steunmaatregel: twee maanden; - voor individuele toekenningen onder steunregelingen die door de Commissie eerder voorwaardelijk zijn goedgekeurd: 30 werkdagen; - voor een wijziging (bijvoorbeeld verlenging of verhoging) van een al eerder goedgekeurde maatregel (versnelde procedure): 20 werkdagen. – Wanneer de Commissie de melding niet volledig genoeg vindt om te kunnen beoordelen, verzoekt zij gewoonlijk binnen 15 werkdagen om aanvullende informatie, die de lidstaat vaak binnen 20 werkdagen moet aanleveren. De Commissie kan zelfs meerdere malen verzoeken om aanvullende informatie. Deze verzoeken aan en het antwoord van de lidstaat lopen via dezelfde lijn als de melding: via de Permanente Vertegenwoordiging en het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK voor gemeenten en provincies, voor waterschappen het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De termijn voor de beoordeling door de Commissie begint te lopen vanaf de dag van ontvangst van de informatie waarmee de melding volgens de Commissie compleet is. De beoordeling van de Commissie uit dit eerste onderzoek (de voorlopige procedure) wordt afgesloten met een van de volgende beschikkingen: 1. Een beschikking dat de aangemelde maatregel geen steun is. 2. Beschikking om geen bezwaar te maken: de maatregel is wel steun, maar deze is verenigbaar
57
met de gemeenschappelijke markt. 3. Beschikking tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure: er is twijfel of de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.
Vrijstellingsverordeningen: kennisgeving in plaats van melding Zoals in hoofdstuk 3 toegelicht, heeft de Commissie een aantal verordeningen vastgesteld waarin bepaalde vormen van steun worden vrijgesteld van de meldingsplicht vooraf. 1. Vrijstelling voor steun aan MKB. 2. Vrijstelling voor opleidingssteun. 3. Vrijstelling voor werkgelegenheidssteun. 4. Vrijstelling voor de minimis-steun. 5. Vrijstelling voor MKB in de sector landbouw. 6. Vrijstelling voor MKB in de visserijsector (in de loop van 2004). Steun die aan de voorwaarden in deze verordeningen voldoet, hoeft niet vooraf te worden gemeld. Er moet wel binnen 20 werkdagen een samenvatting van de steunmaatregel aan de Commissie worden gestuurd (kennisgeving), via dezelfde weg als een gewone melding. Voor de vrijstelling voor de minimis-steun geldt zelfs de plicht voor een kennisgeving niet.
6.5
De formele onderzoeksprocedure Wanneer de Commissie op basis van door de lidstaat geleverde informatie er niet van overtuigd is of een steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moet zij de formele onderzoeksprocedure openen. Stap 1 Het besluit van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure te openen, wordt per brief aan de lidstaat meegedeeld. Hierin staan de redenen waarom getwijfeld wordt of de steun wel verenigbaar is en het verzoek om daarop te reageren. Deze brief loopt ook weer via de Permanente Vertegenwoordiging, die deze doorstuurt naar het relevante ministerie. Het besluit wordt in het Publicatieblad van de EU gepubliceerd om andere lidstaten en belanghebbenden de kans te geven om binnen een maand eventueel commentaar te geven. Publicatie gebeurt alleen na afstemming met de lidstaat over mogelijke vertrouwelijke gegevens. Stap 2 Betreft het besluit steun van een gemeente of provincie, dan zal het Coördinatiepunt Staatssteun met de gemeente of provincie contact opnemen, de brief doorsturen en overleggen over een reactie. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat doet hetzelfde in geval van een steunmaatregel van een waterschap. De reactie verloopt via dezelfde weg als die is geschetst voor meldingen. Het is van belang een gedetailleerd antwoord te geven op de overwegingen van de Commissie, ook al is men van mening dat de betreffende informatie al eerder is gegeven. Ook in de formele procedure kan de Commissie na een eerste reactie nogmaals om aanvullende informatie verzoeken. Stap 3 De Commissie streeft ernaar om binnen 18 maanden na inleiding van de procedure een beschikking vast te stellen. De formele procedure wordt afgesloten met een van de volgende
58
– – –
–
beschikkingen: Een beschikking dat de maatregel geen steun is. Positieve beschikking: de steun is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Voorwaardelijke beschikking: de Commissie stelt aan een positieve beschikking voorwaarden waaronder de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en mogelijke verplichtingen om naleving van de beschikking te borgen. Negatieve beschikking: de steun is niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en mag niet worden uitgevoerd.
6.6
Steun onrechtmatig verleend
Wanneer steun onrechtmatig is verleend, kan de Commissie een procedure voor onrechtmatige steun starten. Steun is onrechtmatig verleend in de volgende gevallen: 1. De steun is niet gemeld, maar wel verleend; 2. De steun is wel gemeld, maar verleend vóór de Commissie een beschikking heeft genomen; 3. De steun is gegeven in strijd met een negatieve beschikking of in strijd met de voorwaarden in een goedkeurende beschikking. De eerste twee gevallen vormen een schending van de zogenaamde stand-still bepaling (steun mag niet uitgevoerd worden voordat de Commissie een goedkeurende beschikking heeft gegeven). De steun is onrechtmatig, maar er is nog niet beslist of deze ook onverenigbaar is met het EG-Verdrag. Het niet-melden kan al leiden tot een terugvorderingsbevel van de Commissie op basis van de stand-still bepaling, ook al wordt de steun later goedgekeurd. De derde vorm is onverenigbaar én onrechtmatig. Wanneer de Commissie, uit welke bron ook, wordt geïnformeerd over een van bovengenoemde gevallen, geldt de procedure betreffende onrechtmatige steun. De Commissie start eenzelfde onderzoek als in de voorlopige procedure na een melding. Belangrijk verschil is echter dat de Commissie hierbij niet gehouden is aan beslistermijnen (maar volgens jurisprudentie moet de Commissie wel een redelijke termijn in acht nemen). Na de lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven om informatie te geven, kan de Commissie een opschortingsbevel geven, die gelast alle onrechtmatige steun op te schorten totdat zij een goedkeurende beschikking heeft genomen. In dringende gevallen, waarbij de mededinging grote schade kan oplopen, kan de Commissie zelfs een terugvorderingsbevel geven, die gelast alle onrechtmatige steun voorlopig terug te vorderen totdat zij een goedkeurende beschikking heeft genomen. Risico van niet (op tijd) melden Wanneer meldingsplichtige steun is verleend, maar niet gemeld en goedgekeurd door de Europese Commissie, is deze onrechtmatig en bestaan er risico’s. De Commissie kan geconfronteerd worden met de steun door een klacht van bijvoorbeeld een benadeelde concurrent, oppositiepartij, journalist of ontevreden burger en zal een procedure starten als hierboven genoemd. Maar ook door eigen onderzoek, bijvoorbeeld via de media of anderszins, kan de Commissie informatie over de steun verkrijgen en een procedure starten. Ten slotte kan een belanghebbende zich tot de nationale rechter wenden om stopzetting of terugvordering van niet gemelde steun te eisen.
59
6.7
Terugvordering van onverenigbare steun Wanneer de Commissie na onderzoek beschikt dat de steun onverenigbaar is, verplicht zij in een terugvorderingsbeschikking de lidstaat deze steun inclusief rente terug te vorderen van de begunstigde onderneming. De terugvordering moet gebeuren volgens nationaalrechtelijke procedures, voor zover deze terugvordering niet belemmeren. In geval van steun van een decentrale overheid, zal de centrale overheid de verplichting tot terugvordering doorgeven aan de betreffende decentrale overheid. Er is vrijwel niet aan terugvordering te ontkomen. Als de terugvorderingsplicht niet wordt nagekomen, kan de Commissie zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden. Dit kan zelfs leiden tot een boete of dwangsom, opgelegd door het Hof van Justitie. Steun hoeft niet te worden teruggevorderd wanneer de verjaringstermijn van 10 jaar is verlopen of wanneer terugvordering volstrekt onmogelijk is. Dit laatste wordt niet snel aangenomen; zelfs bijvoorbeeld een (dreigend) faillissement hoeft geen reden te zijn om niet terug te vorderen. Verder kan de begunstigde onderneming zich vrijwel niet beroepen op gewekte verwachtingen. Een onderneming kan alleen een beroep doen op gewettigd vertrouwen wanneer de steun volgens de procedure van artikel 88 EG is toegekend. Uit jurisprudentie blijkt dat van de onderneming wordt verwacht dat zij zich ervan vergewist dat de juiste procedure is gevolgd.
6.8
Het Europese Hof van Justitie Beslissingen van de Commissie op het gebied van staatssteun worden in toenemende mate aanhangig gemaakt bij de Europese gerechtelijke instanties, te weten het Europese Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg. Het kan zijn dat de concurrenten van begunstigden van steun in beroep gaan tegen een beschikking van de Europese Commissie. Dit beroep vindt plaats bij het Gerecht van Eerste Aanleg. Wanneer een lidstaat beroep aantekent tegen een beschikking van de Commissie, is het Hof van Justitie bevoegd. Decentrale overheden moeten zich bij een beroep tot nietigverklaring wenden tot het Gerecht van Eerste Aanleg, omdat zij in een dergelijk beroep worden gelijkgesteld met natuurlijke- en rechtspersonen. Het is dus mogelijk dat een zaak bij beide instanties loopt, wanneer zowel de lidstaat als de decentrale overheid in beroep gaan tegen een beschikking. Elke lidstaat of andere betrokken partij kan de wettigheid van een besluit van de Commissie aanvechten op basis van de bevoegdheden die zijn neergelegd in artikel 230 EG. Om ontvankelijk te worden verklaard, moet men ofwel een geprivilegieerde procespartij zijn (dit zijn Raad, Commissie, Europese Rekenkamer, Europese Centrale Bank en de lidstaten), of een natuurlijke- of rechtspersoon die rechtstreeks en individueel geraakt is. Een decentrale overheid moet dus aantonen dat zij rechtstreeks en individueel geraakt is door de beschikking. Een lidstaat kan ook een procedure instellen tegen een andere lidstaat, omdat deze ervan wordt verdacht zich niet te houden aan een Verdragsverplichting, op grond van artikel 227 EG. Dergelijke procedures, waarbij de ene lidstaat rechtstreeks wordt aangeklaagd door een andere lidstaat, komen uiterst zelden voor. De meest gebruikelijke door de Commissie ingestelde procedure, is die op grond van artikel 226 EG tegen een lidstaat, wegens niet-naleving van een beschikking van de Commissie tot wijziging of intrekking van een bepaalde steunmaatregel. Op grond van artikel 234 EG kunnen nationale rechters interpretatievragen en vragen over een juiste toepassing van het
60
EG-recht voorleggen aan het Europese Hof van Justitie (de zogenoemde prejudiciële vragen). Indien een lidstaat of de Europese Commissie een zaak aanhangig heeft gemaakt bij het Hof, bestaat er voor de overige lidstaten de mogelijkheid om te interveniëren (schriftelijke opmerkingen in te dienen) of zich te voegen. Bij dit laatste schaart de lidstaat zich officieel aan de zijde van één van de partijen. Nederland gaat alleen over tot interventie of voeging bij het Hof wanneer er sprake is van grote Nederlandse belangen. Hierbij zijn de hoeveelheid werk en kosten, alsmede politieke aspecten, van belang.
61
7
Jaarverslagen en rapporten
7.1
Inleiding Naast de informatieverstrekking door lidstaten in voorlopige procedures en onderzoeksprocedures, bestaat er nog een andere vorm van informatieoverdracht aan de Commissie. De lidstaten dienen jaarlijks een verslag te verstrekken over verleende steun. De Commissie rapporteert zelf elke twee jaar over staatssteun. De verslagen van de lidstaten aan de Commissie zijn vooral bedoeld om toezicht te houden op de naleving van de staatssteunregels. De rapportages van de Commissie worden met name gebruikt in het beleid om steun te verminderen.
7.2
Jaarverslagen door de lidstaten Op grond van de procedureverordening moeten de lidstaten jaarlijks bij de Commissie een verslag indienen over alle bestaande steunregelingen. Dit geldt voor alle gemelde en goedgekeurde steunmaatregelen en laat onverlet eventuele specifieke rapportageverplichtingen die in een voorwaardelijke beschikking zijn vervat. Met behulp van de jaarlijkse verslagen is de Commissie beter in staat om te controleren of de lidstaten zich houden aan de gemaakte afspraken en hoe de steunmaatregel wordt uitgevoerd. De rapportage van steunregelingen van provincies en gemeenten wordt door het Coördinatiepunt Staatssteun van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gecoördineerd. De provincies en gemeenten dienen zelf een goede en actuele administratie bij te houden van bestaande steun en het Coördinatiepunt daarover te informeren. De relevante informatie wordt door het Coördinatiepunt opgenomen in de jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie.
1. 2.
3. 4.
In de rapportage moet in ieder geval zijn opgenomen: De naam van het programma. De kosten: - de totale raming voor het lopende jaar, waarin het verslag wordt ingediend; - het totaal waarvoor in het vorige jaar een toezegging is gedaan of toestemming is verleend; - de totale, in dat jaar, gemaakte kosten. Het totale aantal begunstigden en (indien van toepassing) het aantal projecten gedurende de laatste twee jaar. De soort maatregelen (regionale, horizontale of sectoriële steun). Voor de vrijstellingsverordeningen voor MKB-steun, opleidingssteun en werkgelegenheidssteun gelden aparte rapportageverplichtingen. Hiervoor geldt dat binnen drie maanden na afloop van een rapportagejaar, volgens een voorgeschreven vorm, een verslag aan de Commissie moet worden verstrekt. Het format hiervoor is als bijlage bij de betreffende verordening opgenomen en verkrijgbaar bij het Coördinatiepunt. Ook ten aanzien van maatregelen onder de kaderregeling onderzoek & ontwikkeling geldt dat deze volgens een specifieke vorm moeten worden aangeleverd. Voor maatregelen die onder de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector vallen of onder de richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector, zijn specifieke rapportage-
63
eisen van toepassing. Ook hierover kan informatie worden opgevraagd bij het Coördinatiepunt.
7.3
Rapportage door de Europese Commissie De Europese Commissie brengt elke twee jaar rapporten uit over staatssteunmaatregelen. Deze rapporten zijn bedoeld om de algemene en specifieke steun in de Gemeenschap in kaart te brengen. De rapporten worden door de Commissie meegenomen in het beleid om de lidstaten er toe te brengen het verlenen van staatssteun te verminderen en laten trends en ontwikkelingen in steunverlening zien. Deze rapporten zijn onder meer te vinden op de website van Directoraat Generaal Concurrentie van de Commissie.
64
Checklist
Pag. 12
Is er sprake van staatssteun? Door staatsmiddelen bekostigd?
Pag. Nee
geen staatssteun,
N.B.: geen staatssteun als is
geen meldingsplicht
voldaan aan voorwaarden van
Ja 12
Niet-marktconform voordeel
kaders, o.a.: Nee
aan onderneming?
geen staatssteun geen meldingsplicht
Ja 13
Selectief voordeel?
24
- Verkoop grond en gebouwen
25
- Diensten van algemeen belang
27
- Belastingmaatregel
geen staatssteun
28
- Risicokapitaal
geen meldingsplicht
29
- Overheidsgaranties
geen staatssteun,
23
Geen staatssteun als de
Nee
Ja 13
(Dreigende) vervalsing van
Nee
mededinging? *
geen meldingsplicht
steun maximaal € 100.000
Ja 14
Invloed op tussenstaatse
in 3 jaar bedraagt (de minimis) Nee
handel? *
geen staatssteun, geen meldingsplicht
Ja
Valt de steun onder een vrijstellingsverordening? 31
Vrijstellingsverordening MKB-steun
33
Vrijstellingsverordening opleidingssteun
34
Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun
47
Vrijstellingsverordening MKB-steun landbouw
49
Vrijstellingsverordening MKB-steun visserij
Ja
geen meldingsplicht, wel kennisgeving
Nee
Melding bij Europese Commissie Kans op goedkeuring groter als steun aan voorwaarden voldoet van kaders, o.a.: 35
- Milieu
37
- Redding en herstructurering
38
- Onderzoek en ontwikkeling
42
- Regionale en multisectorale steun
45
- Publieke omroepen
47
- Landbouw
49
- Visserij
50
- Vervoer
* De Commissie oordeelt vaak al snel dat een steunmaatregel de mededinging kan (dreigen te) vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Bij het voldoen aan de eerste drie criteria moet er daarom in principe al overgegaan worden tot melding, tenzij er evident sprake is van een activiteit met slechts lokaal bereik.
65
Register aanbesteden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13, 19, 26, 46 aanmeldingsprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 57 Altmark-arrest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 27, 46, 56 belastingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 28 cultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 43 cumulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 20, 36, 43 diensten van algemeen belang . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 46 de minimis cumulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 niet van toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . 49, 51 Europees Hof van Justitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Europese Commissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 55, 63, 64 Gerecht van Eerste Aanleg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 grond en gebouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 herstructureringssteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 horizontale steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 infrastructuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3, 19, 51 interne markt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 jaarverslagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 landbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47, 48 leningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29, 30 luchtvaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 market economy investor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 29, 30 midden- en kleinbedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 32, 47, 48 milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13, 35 multisectorale steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 onderneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 onderzoek en ontwikkeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 33, 38 onderzoeksprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 ontwerp steunmaatregel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 openbaar vervoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 openbare omroepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 46 opleidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 overheidsgaranties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 rapportage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63, 64 reddingssteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 regionale steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 42 regionale steunkaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 risicokapitaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 sectoriële steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 staatssteun aanmelding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 criteria . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 onrechtmatig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 terugvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 toezicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 uitzonderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
67
steunequivalent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 steunintensiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 steunplafond . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 38 subsidies, Europese . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12, 15 terugvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 tussenstaatse handel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 transparantierichtlijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 27, 46 vervoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50, 51 visserij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49, 50 voordeel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 werkgelegenheidsteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 zeehavens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 zeevervoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
68
Begrippen Beschikking
Bruto steunintensiteit
Cumulatie van steun De minimis-regel
Exploitatiesteun Horizontale steun
Individuele/ ad hoc steun Kruislingse subsidiëring/ kruissubsidiëring
Netto steunintensiteit
Probleemgebied
Regionaal steungebied/ steunkaartgebied
Richtsnoer/kaderregeling/ mededeling
69
Individueel geldend besluit van de gemeenschapsinstellingen. In staatssteunaangelegenheden gebruikt de Commissie beschikkingen om steunmaatregelen goed te keuren of te verbieden. Het steunbedrag uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten van een project. Voor de berekening van bruto steunintensiteit worden de cijfers gebruikt vóór aftrek van directe belastingen. Van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De toepassing van meer dan één steunmaatregel op dezelfde kosten. De de minimis-regel is gebaseerd op de veronderstelling dat geringe bedragen in de meeste gevallen het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen. Er is in dit geval geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1 EG. Steun die bedoeld is de kosten, die normaliter voor rekening en risico van ondernemingen komen, te verminderen. Steun die erop gericht is om bepaalde tekortkomingen van de markt te ondervangen en/of doelstellingen te realiseren en die niet gericht is op een specifieke sector of regio. Individuele steunmaatregel die ten goede komt aan een specifieke onderneming. Het inzetten van de middelen, die een onderneming ontvangt in verband met zijn openbare dienstverplichting (publieke taak), voor andere activiteiten waarmee zij op de markt concurreert. Het steunbedrag exclusief belasting, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten van het project. Gebied met natuurlijke belemmeringen voor landbouwactiviteiten, die door de lidstaat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 15 van verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad. Gebied van een lidstaat dat in aanmerking komt voor steun op grond van artikel 87 lid 3 sub a of sub c EG (gebied met een abnormaal lage levensstandaard of een ernstig gebrek aan werkgelegenheid, of gebied waar steun aan de ontwikkeling van de regionale economie het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ernstig beïnvloedt). Besluiten sui generis (niet bindend) die inzicht geven in het beleid dat de Commissie bij de beoordeling van een bepaald type steun hanteert (bijvoorbeeld milieusteun, steun voor onderzoek en ontwikkeling).
Vrijstellingsverordening (ook groepsvrijstelling) Sectoriële steun Steunmaatregel
Steunregeling
Subsidie-equivalent Verordening
70
Uitvoeringsverordening die bepaalde typen overeenkomsten omschrijft en aangeeft onder welke voorwaarden deze zijn toegestaan. Steun die gericht is op een specifieke sector, zoals landbouw en publieke omroepen. Door de overheid verleend of uit overheidsmiddelen gefinancierd voordeel (al dan niet in de vorm van geld) dat wordt genoten door bepaalde ondernemingen anders dan op grond van normale commerciële transacties. Een instrument op basis waarvan ondernemingen, uitgaand van objectieve criteria, aanspraak kunnen maken op steun van de overheid. Steunbedrag verleend in een andere vorm dan een subsidie. Een verordening is een rechtstreeks bindend wettelijk instrument van de gemeenschapsinstellingen, dat niet in nationale wetgeving hoeft te worden omgezet.
Informatie Websites Europese Commissie
Directoraat-generaal Concurrentie europa.eu.int/comm/competition/index_nl.html
Register europa.eu.int/comm/competition/state_aid/register/
Brieven van de Commissie aan de lidstaten europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/index.htm
Directoraat-generaal Landbouw europa.eu.int/comm/agriculture/stateaid/index_nl.htm
Directoraat-generaal Energie en Vervoer europa.eu.int/comm/dgs/energy_transport/state_aid/index_en.htm
Eur-Lex, het portaal van het recht van de Europese Unie europa.eu.int/eur-lex/nl/index.html
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen www.curia.eu.int/nl/transitpage.htm
Europa decentraal, Kenniscentrum Europees recht en beleid voor decentrale overheden www.europadecentraal.nl
Coördinatiepunt Staatssteun ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties www.minbzk.nl/staatssteun
Literatuur B. Hessel & A. Neven, Staatssteun en EG-Recht voor decentrale overheden, Deventer: Kluwer 2001. R. Barents (red.), Steunmaatregelen. Serie EU-Wetgeving, Rechtspraak en Documentatie, vol. 11a en 11b, Deventer: Kluwer 2002. B. Hessel (red.), Dossier EG-Recht Staatssteun, Den Haag: Sdu Uitgevers 2003. C. Quigley & A. Collins, EC State Aid Law and Policy, Oxford: Hart 2003. Europese Commissie, Vademecum Community Rules on State Aid, www
, september 2003.
71
Adressen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Inspectie Financiën Lokale en provinciale Overheden (IFLO) Coördinatiepunt Staatssteun Dhr. Ronald Koch, mw. Lieneke Goris Postbus 20011 2500 EA Den Haag Tel. (070) 426 7559 / 6618 E-mail: [email protected] www.minbzk.nl/staatssteun Europa decentraal Kenniscentrum Europees recht en beleid voor decentrale overheden Mw. Ilze Jozepa, dhr. Robert-Jan van Lotringen Prins Mauritsplein 28 B 2582 ND Den Haag Tel. (070) 338 1090 E-mail: [email protected] www.europadecentraal.nl Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-generaal Rijkswaterstaat Centrale Directie Juridische Zaken (CDJZ) Mw. Marjolijn Muijlwijk Postbus 20906 2500 EX Den Haag Tel. (070) 351 6171 Vereniging van Nederlandse Gemeenten Sector MARZ Dhr. Jan van der Lei Postbus 30435 2500 GK Den Haag Tel. (070) 373 8393 E-mail: [email protected] www.vng.nl Interprovinciaal Overleg Dhr. Laurens Kuyper Postbus 16107 2500 BC Den Haag Tel. (070) 888 1212 E-mail: [email protected] www.ipo.nl
73
Unie van Waterschappen Dhr. Dimitri Poos Bestuurlijke en Juridische Zaken Postbus 93218 2509 AE Den Haag Tel. (070) 351 9751 E-mail: [email protected] www.uvw.nl
74
Noten 1. Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (PBO's) en zelfstandige bestuursorganen kunnen zich wenden tot de vakministeries waar zij beleidsmatig mee verbonden zijn. In deze informatiewijzer wordt niet op hun specifieke situatie ingegaan. 2. HvJ EG 15 maart 1994, zaak C-387/92 (Banco Exterior), HvJ EG 11 juli 1996, zaak C-39/94 (SFEI). 3. HvJ EG 23 april 1991, zaak C-41/90 (Höfner). 4. GvEA EG 4 maart 2003, zaak T-319/99 (Fenin). 5. http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/1759_sieg_nl.pdf 6. HvJ EG 24 juli 2003, zaak C-280/00 (Altmark). 7. Onder andere draagt het onderzoek bij aan het algemeen belang van de betrokken sector, de informatie over en de resultaten van het onderzoek zijn openbaar beschikbaar. 8. PbEG 2002, C 70/8. 9. Interdepartementale afspraken inzake steunzaken, Staatscourant 29 september 2003, nr. 187. 10. Verordening (EG) Nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PbEG 1999, L 83/1).
75