Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Bijlagen
I. Vroege omschrijvingen van de fotografie, waarin het aandeel van natuur- en scheikunde ongenoemd blijft en waarin het enkel de zon is die de fotografische afbeelding tot stand lijkt te hebben gebracht II. Beroepen van (schoon)vaders van fotografen die trouwden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Delft of Dordrecht III. Verenigingen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Delft en Dordrecht en het aantal fotografen onder hun leden IV. De zaak Mayer et Pierson versus Betbéder, Thiébault en Schwalbé
368
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Bijlage I Vroege omschrijvingen van de fotografie, waarin het aandeel van natuur- en scheikunde ongenoemd blijft en waarin het enkel de zon is die de fotografische afbeelding tot stand lijkt te hebben gebracht
Opmerking: Hieronder zijn alleen formuleringen opgenomen die in Nederlandse kranten, tijdschriften en boeken zijn verschenen
‘M. Daguerre a trouvé le moyen de fixer les images qui viennent se peindre sur le fond d’une chambre obscure; de telle sort que ces images ne sont plus le reflet passager des objets, mais leur empreinte fixe et durable, pouvant se transporter hors de la présence de ces objets comme un tableau et une estampe.’ Journal de la Haye 13 januari 1839 (overgenomen uit de Gazette de France van 6 januari 1839), hier geciteerd naar Coppens/Roosens/Van Deuren 1989, p. 27
‘Belangrijke ontdekking […] door hetwelk alle voorwerpen, zoo portretten, draperiën, boomen, bloemen, planten, landschappen enz. binnen weinige minuten, alleen door den invloed van het licht kunnen worden daargesteld, mits, dat men ten dien einde het papier onder eene chambre obscure brenge.’ Anoniem, ‘Daguerro-type’, in: De Avondbode 6 mei 1839, hier geciteerd naar Coppens/Roosens/Van Deuren 1989, pp. 35-36.
‘Zoo is het den Heer Daguerre gelukt, met behoorlijk licht en schaduw, het tafereel vast te houden, hetwelk in de camera obscura ontstaat. […] Het een of ander gezigt, een landschap, een portret, enz., erlangt men in eenige minuten, zonder dat daartoe de hand eens kunstenaars noodig is […] daar door deze ontdekking de natuur zelve in een oogenblik, en zonder medehulp der menschenhand, wordt daargesteld’ Anoniem, ‘Belangrijke ontdekking’, in: Het Leeskabinet. Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen voor 1839, dl. 2, p. 93
‘… het door het licht voortgebragte tafereel …’ Anoniem, ‘Daguerre en zijne uitvinding’, in: Het Leeskabinet. Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen voor 1839, dl. 2, p. 195, hier geciteerd naar Coppens/Roosens/Van Deuren 1989, p. 56
‘... de mededeeling van zijne [= Daguerres] uitvinding om de beelden van de chambre obscure op eene schilderij over te brengen’ Dordrechtsche Courant van 13 juli 1839, geciteerd in Jansen 1989, p. 3
‘Men heeft er het middel gevonden, om het Zonlicht zelf tot den rang van Teekenmeester te verheffen …’ C., ‘De Daguerrotype’, in: Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1839, dl. 1, p. 138
‘… de kunst, om door middel van het Zonlicht Teekeningen voort te brengen …’ Anoniem, ‘Iets over het voortbrengen van teekeningen door het zonlicht (heliographie) volgens Daguerre en Talbot’, in: Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1839, dl. 1, p. 360
‘… het voortbrengen van Teekeningen door het licht der Zon …’ Anoniem, ‘Iets over het voortbrengen van teekeningen door het zonlicht (heliographie) volgens Daguerre en Talbot’, in: Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1839, dl. 1, p. 360
‘De nieuwe kunst, om door het Zonlicht Teekeningen voort te brengen (Photographie)’ Anoniem, ‘Toepassing der Photographie op de Lithographie’, in: Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1839, dl. 2, p. 127
‘Om de afbeeldingen in de chambre obscure (donkere kamer) standvastig af te teekenen, door de enkele werking van het licht’ Anoniem, ‘Om de afbeeldingen in de chambre obscure (donkere kamer) standvastig af te teekenen, door de enkele werking van het licht’, in: Nederlandsch Magazijn, ter verspreiding van algemeene en nuttige kundigheden 6 (1839), p. 98
369
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
‘… door middel van zulk eene Camera obscura kan men zulke getrouwe afbeeldingen van ieder voorwerp verkrijgen, als geen schilder ooit in staat is te leveren, dewijl iedere afbeelding van het voorwerp, door de van elk zijner punten uitgaande lichtstralen, als ’t ware zelve gemaald wordt.’ ‘Iets over de camera obscura, volgens de uitvinding van Daguerre, medegedeeld door Dr. Nürnberger’, in: Vaderlandsche Letteroefeningen 19 augustus 1839, pp. 533-534, hier geciteerd naar Coppens/Roosens/Van Deuren 1989, p. 49
‘… het hoofddenkbeeld, om als door den invloed van het licht te schilderen of te teekenen …’ S. Stratingh Ez., ‘Iets over de Daguerreotype’, in: Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1839, dl. 1, p. 171
‘Ten gevolge van deze beschikking [= de toewijzing van pensioenen aan Daguerre en Niépce Jr] is alsnu het belangrijke geheim, om door de zon verlichtte voorwerpen, alleen door werking der lichtstralen op papier, hout of metaal over te brengen, wereldkundig gemaakt.’ Anoniem, ‘Pensioenen aan de HH. Daguerre en Niepce verleend’, in: De Beeldende Kunsten 1 (1840), pp. 77-78
‘Over eene nieuwe wijze om eene voor de werking van het licht gevoelige laag te brengen op de metaalplaten, welke voor het ontvangen van lichtbeelden bestemd zijn’ Titel van een artikel in het Tijdschrift voor handel en nijverheid 1844, dl. 3, pp. 152-160, vermeld bij Evers 1914-1915, afl. IA, nr. 3
‘Photographie is, zoo als de naam reeds aanwijst, de kunst om beelden daar te stellen door middel van het licht’ G.T. Fischer, Photogenische Kunsten. Grondig onderrigt in de theorie en de praktijk der Daguerreotypie, Photographie, Kalotypie, Cyanotypie, Ferrotypie, Anthotypie, Crysotypie, Thermographie en Energiatypie, alsmede in de kunst om gekleurde daguerreotypie-portretten te vervaardigd, Arnhem 1844, p. 5
‘De photographie, en vooral die takken van dezelve, welke wij later zullen beschrijven, de Kalotypie en de Daguerreotypie, stellen ons in staat om de vluchtige schaduwen, terwijl zij voorbijgaan, vast te hechten, te fixeeren, en om alzoo aan de beelden, die door het tooverpenseel van het licht ontstaan zijn, duurzaamheid te geven.’ G.T. Fischer, Photogenische Kunsten. Grondig onderrigt in de theorie en de praktijk der Daguerreotypie, Photographie, Kalotypie, Cyanotypie, Ferrotypie, Anthotypie, Crysotypie, Thermographie en Energiatypie, alsmede in de kunst om gekleurde daguerreotypie-portretten te vervaardigd, Arnhem 1844, p. 6
‘Zoo wordt door het werktuig van Daguerre de zon aangesteld tot onzen gewonen konterfeiter.’ Anoniem, ‘Werktuig om te beeldhouwen’, in: Kunstkronijk 5 (1844-1845), p. 28
‘… Daguerres uitvinding, om door de enkele inwerking van het licht teekeningen daar te stellen …’ T. Dörffell, Beschrijving der Daguerréotype, benevens eene volledige aanwijzing om te daguerréotypeeren en de daarvoor benoodigde praeparaten te bereiden [...] gevolgd door een’ eigenhandigen brief van den Heer M. Daguerre aan den Heer A.M. Arago, alsmede de beschrijving van een’ door ieder gemakkelijk te vervaardigen photometer, bestemd om den tijd te bepalen hoe lang de platen aan de inwerking van het licht moeten blootgesteld blijven, Alkmaar 1845, p. [vii]
‘Het papier is nu geschikt om eene licht-teekening in de camera obscura voort te brengen …’ S. Bleekrode (red.), Jaarboekje van wetenschappen en kunsten 2 (1847-1848), p. 447
‘... die schoone kunst, waar de natuur zelve de portretteuze is ...’ Groninger Courant 6 juni 1848 (in een advertentie van de fotograaf Willem Beukma)
‘… eene uitvinding [de daguerreotypie], welke Frankrijks eer bewaart, zoo lang nog eene enkele lichtstraal de aarde treffen zal. Bewonder op de tentoonstelling [de Great Exhibition van 1851], wat de zon der Ver. Staten, de zon van Groot-Brittanje, enz., van het oosten tot het westen geteekend hebben.’ S. Bleekrode, De tentoonstelling der nijverheid van alle volken te Londen. Geschiedenis en beschrijving der tentoonstelling; voortbrengselen uit de drie natuurrijken; beweegkrachten en werktuigen; burgerlijke-, water- en scheepsbouwkunde; wapenen, Den Haag 21853, p. 70 (noot 233)
‘[Henri Pronk is in staat] zonder behulp van Penseel, door het licht zelf, zuiver geteekende Portretten te leveren’. Nieuwe Rotterdamsche Courant 20 januari 1855 (in een advertentie van Pronk)
‘... de Photographie – d.i.: de kunst om door het licht zelf afbeeldingen voort te brengen op papier, katoen, zilver, glas enz., of wel die in staal, steen, enz. te etsen ...’ Catalogus der Tentoonstelling van Photographie en Heliographie, gehouden door de Vereeniging voor Volksvlijt. 1855, Amsterdam 1855, inleiding
370
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
‘Het licht schildert zoo getrouw en naauwkeurig de fijnste bijzonderheden af, geeft zoo volkomen de natuur der stoffen terug, dat men, voor deze photographieën staande, een volmaakt overzicht van het geheel krijgt …’ Amsterdamsche Courant 5 juni 1855 (in een bericht over de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie)
‘… de kunst om met het licht als met een penseel te schilderen …’ Amsterdamsche Courant 5 juni 1855 (in een bericht over de Tentoonstelling van Photographie en Heliographie)
‘Photographie is de kunst, waardoor de zon zelve de voorwerpen, die door hare stralen verlicht worden, in hunnen vorm bevestigt en afteekent.’ Dr. D. [= H.M. Duparc?], ‘De photographie op haar tegenwoordig standpunt’, in: Onze Tijd. Merkwaardige gebeurtenissen onzer dagen, op het gebied van staatkunde, geschiedenis, land- en volkenkunde, kunsten, wetenschappen, nijverheid, enz. mitsgaders levens- en karakterschetsen van vermaarde tijdgenooten … 15 (1855), p. 42
‘… die sprekende gelijkenissen, welke niets dan waarheid bevatten, zij zijn het werk van één ogenblik, zij zijn door het licht zelf gepenseeld.’ J.A. van Eijk in Album der Natuur 1855, hier geciteerd naar Jan Coppens, ‘Mr. Jan Adriaan van Eijk (1808-1887), amateurfotograaf’, in: Jaarboek Amstelodamum 70 (1978), p. 353
‘Menigeen heeft zich bezig gehouden, en doet het misschien nog, met het moeijelijke vraagstuk om, door de werking van het licht alleen, beelden te ontwerpen met de natuurlijke kleuren der voorwerpen’. P.J. Hollman, Handboek voor beoefenaars der photographie, Amsterdam 1859, p. 87
‘Sedert Daguerre voor het eerst het door het licht afgeschaduwde beeld aanschouwde op de zilveren plaat, door hem in zijne chambre-obscure nedergelegd …’ J.J. Weeveringh, Berigt van uitgave van een nieuw prachtwerk, getiteld: Nederlandsche Kunst. Photographiën …, april 1859 (collectie Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, Amsterdam)
371
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Bijlage II Beroepen van (schoon)vaders van fotografen die trouwden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Delft of Dordrecht
Opmerkingen: Niet van alle bruidegoms is zeker dat zij al fotograaf waren toen zij trouwden, soms waren zij het zeker nog niet. Toch zijn ook zij opgenomen. Gewoonlijk wordt op de huwelijksakten alleen het beroep van de (schoon)vader vermeld, niet dat van de (schoon)moeder. Wanneer het beroep van de (schoon)moeder wèl genoemd wordt en dat van de (schoon)vader niet – meestal betekent dat dat hij onbekend was en het kind buitenechtelijk –, is in de tabel het beroep van de (schoon)moeder vermeld en is ze aangeduid met ‘(v)’, tenzij dat uit de beroepsaanduiding al duidelijk is. Ook is het beroep van de moeder vermeld wanneer dat bekend was en de vader al overleden was. Met ‘(v)’ zijn ook vrouwelijke fotografen aangeduid. Wanneer de (schoon)vader ten tijde van het huwelijk al was overleden, is diens beroep zo mogelijk uit een andere bron (vaak zijn overlijdensakte) achterhaald. Wanneer het beroep van de (schoon)vader ook op die wijze niet kon worden achterhaald, is er in de tabel ‘onbekend’ ingevuld. Waar in een kolom ‘idem’ staat, wordt het erboven genoemde beroep van dezelfde persoon herhaald.
Amsterdam naam
jaar
beroep bruidegom
beroep bruid
Adels, R.P. Alting, C.S. Arum, J.G.J. van Baarspul, P. Baijer, J.A. Beukers, H.A. Boer, H.G. de Bontjes, H.E. Büttinghausen, M. Büttinghausen, J. Caspel, A. van Caspel, S. van Deutmann, F.W.H. Dilcher, H. Donkersloot, E. Fraenkel, D. Fraenkel, H.
1836 1852 1873 1867 1869 1869 1826 1857 1882 1887 1877 1870 1866 1855 1884 1876 1869 1874 1871 1870 1849 1867 1873 1848 1867 1862 1889 1887 1878 1873 1870 1874 1851 1862
kantoorbediende apotheker graveur fotograaf fotograaf werkman kapitein winkelier fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf lithograaf fotograaf fotograaf fotograaf barometermaker fotograaf fotograaf kunstschilder fotograaf idem apotheker fotograaf steendrukker werkman fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf winkelier kantoorbediende
geen geen geen geen naaister geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen modemaakster geen dienstbode geen geen geen geen geen geen
Gelder, J.W.H. van Goudman, L.J. Graaff, F.C. de Greiner, A. Groote, A.W. Guicherit, R. Hagen, L. ten Harms, A.F. Heide, B. van der Heijden, J.L. van der Hennequin, J.F. Heuberg, F. Huijssen, J.A.J. Hulk, J.F. Kampfraat, W.H.A.
372
beroep vader van de bruidegom diamantzetter onbekend graveur onbekend onbekend onbekend kapitein winkelier rechtbankgriffier onbekend melkverkoper melkslijter fotograaf geen onbekend fotograaf fotograaf fotograaf zaakwaarnemer geen vleeshouwer onbekend onbekend commies onbekend geen (v) kleermaker onbekend ambtenaar sigarenmaker onbekend winkelier geen commissionair
beroep vader van de bruid Onbekend Onbekend muziekmeester Onbekend Onbekend Onbekend Winkelierster instrumentmaker onbekend geen (v) kruier ‘kantoorlooper’ reiziger onbekend onbekend diamantslijper ‘kleerkooper’ idem suppoost (?) geen geen geen onbekend koopman kastenmaker geen suikerbakker onbekend magazijnmeester metselaarsknecht werkman commissionaris ‘Cartonwerker’ kantoorbediende
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Karsen, K. Karsen, G.A. Kiek, D.I. Kiek, L.I.
1835 1886 1870 1867 1888 1878 1865 1874 1846 1859 1870 1833 1874 1865 1871 1875 1851 1889 1828 1872 1878 1853 1844 1883 1853 1886 1876 1845 1834 1848 1887 1885 1859 1865 1878 1868 1875 1866 1871 1874 1870 1865 1880 1881
kunstschilder fotograaf fotograaf fotograaf idem fotograaf boekbinder fotograaf kunstschilder idem bediende winkelier handelsagent boekhouder fotograaf idem kunstschilder fotograaf vergulder fotograaf geen reisbediende horlogemaker fotograaf schilder kunstschilder fotograaf winkelier ‘milicien matroos’ boekverkoper fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf steendrukker lithograaf fotograaf fotograaf fotograaf
geen dienstbode geen geen geen geen geen dienstbode geen idem dienstbode geen idem geen geen idem geen naaister geen geen geen modemaakster geen geen geen geen winkelierster geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen
kastenmaker kunstschilder fotograaf fotograaf idem melkslijter (v) kleermaker onbekend onbekend idem bediende kunstlakker onbekend onbekend architect idem kunstschilder geen vergulder onbekend gezagvoerder geen horlogemaker horlogemaker onbekend onbekend kuiper procureur winkelier ambtenaar aanspreker fotograaf toneelspeler melkslijter onbekend wagenmaker schoenmaker steendrukker huisbewaarder steendrukker steendrukker geen fotograaf onbekend
tapper timmerman geen onbekend onbekend onbekend slepersknecht onbekend geen (v) idem onbekend onbekend geen makelaar schoorsteenveger grutter ordinarishouder bediende tapster onbekend commissionair ‘koornschieter’ tapster timmerman onbekend stucadoor koopman deurwaarder koopvaardijkapitein kelderknecht kantoorbediende ‘jollenvaarder’ timmermansknecht onbekend onbekend wagenmaker onbekend onbekend meubelmaker boekhouder geen lampenmaker fotograaf geen
naam
jaar
beroep bruidegom
beroep bruid
Baer, J. Bikkers, J. Böeseken, A.J.H. Bok, J. de Boneski, J.J.F. Cornelissen, P.J.
1863 1853 1864 1858 1870 1853
fotograaf kunstschilder fotograaf venter koffiehuishouder instrumentmaker
beroep vader van de bruid spiegelmaker molenaar koopman venter muziekonderwijzeres meester koekbakker
Crewel, I. van
1851
koopman
geen ‘particuliere’ geen ventster geen koek- en banketbakker geen
beroep vader van de bruidegom ‘muziekmeester’ ‘meester brand-spuiter’ onbekend onbekend onbekend deurwaarder vleeshouwer
onbekend
Kok, A. Langerveld, W.H. Lipp, C.A. Marcussen, C. Meijer, P.J.N. Mienikus, C.J. Niekerk, D. Offenberg, J.W.F. Oosterhuis, P. Pampus, W.J. van Pietersen, A. Pilartz, J.C.R.H. Poestkoke, A. Rabels, B.P. Rosmalen Sr, F.D. van Rosmalen Jr, F.D. van Sassenberg, G. van Sigling, G.A. Sikkes, H. Snoek, J.B. Stapert, C. Tresling, P.G. Uijtenbroek, H. Vermeulen, C.J.L. Vin[c]k, A. Vlaanderen, P. Vorderhake, J.G.A. Weesing, H.J. Weismüller, E.H.J. Werner, R.L. Wijk, H.C.F. van Wilke, K.W. Wilke, F.W. Winter, J.Th. de Zijl, H. van der Zijl, S. van der
Rotterdam
373
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Deltenre, C. Dongen, H.C. van
Dorp, H.J. van Dulfer, W.E.C. Feuerstäcke, F.W. Franken, J.C. Fransen, W.F. Ganter, W. Gazan, I.L. Gerstenhauer Zimmerman, H.G. Gorkom Jr, J. van Groot, E. de Heeten, P.J. den Hermans, A.Ph.F. Hessing, J.M. Hoogwinkel Jr, G. Kellenbach Jr, C.F. Klaarwater, D. Klumpes, A.C. Klumpes, C.E. Klumpes, J.A. Kramer, C. Kuipers, J. Loo, J.B.A. van Lorjé-Samson, S. (v) Nierstrasz, H.J. Nüsser, A. Ouwendijk, M. Pieterman, C.A. Pieterman, S.C. Poel, F.J. van der (v) Pronk, F. Rikkers, W. Roemer, P.W. Sax, M. Speijer, H. Spithoud, E. Waisfisch, I. Wasch, C.J. Werner, J. Witsenhausen, S.I.
1878 1864 1877 1884 1867 1886 1832 1867 1872 1849 1870 1860 1879
fotograaf fotograaf idem fotograaf bediende fotograaf fotograaf verwer fotograaf idem huisknecht fotograaf tandmeester fotograaf
geen naaister geen dienstbode geen geen geen geen naaister geen geen geen geen
tabakswerker timmerman idem idem timmerman geen kamerbehanger koffiehuishoudster idem onbekend stuurman spiegelmaker kunstschilder
kleermaker huisbediende onbekend havenbediende zakkendrager geen ‘wijnroeyer’ koffiehuishouder onbekend winkelier glasfabrikant geen geen
1858 1863 1875 1855
kunstschilder fotograaf fotograaf fotograaf meestermeubelmaker
geen geen geen geen geen
pakhuisknecht fotograaf timmerman boekhandelaar onbekend
1863 1844 1883 1874 1873 1882 1879 1870 1868 1838 1879 1883 1853 1859 1862 1859 1880 1853 1856 1840 1868 1856 1896 1862
fotograaf horlogemaker fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf geen fotograaf fotograaf winkelier kunstschilder portretschilder schilder koopman koek- en banketbakker ‘Photograaf (Milicien)’ kunstschilder fotograaf fotograaf handelsagent winkelbediende
geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen modemaakster geen geen geen winkelierster instrumentmaker geen ‘particuliere’ geen geen geen dienstbode
1879 1850 1876 1870 1848 1879
fotograaf koopman fotograaf fotograaf fabrikant tandarts
geen geen geen geen geen geen
fabrikant onbekend pakhuisknecht strohoedenfabrikante zakkendrager / ‘mr bezembinder’ spiegelmaker zilversmid pettenmaker molenaar molenaar molenaar Rijksambtenaar geen fotograaf koopman loterijcollectant onbekend geen commies idem commies idem meester koekbakker fotograaf kastelein graanmeter geen geen koopman in goud en zilver onbekend logementhouder graanhandelaar schoenmaker geen onbekend
374
onbekend onbekend havenbediende boekhandelaar onbekend geen ‘meestersknecht’ timmerman geen venter onbekend pakhuisknecht horlogemaker koperslager onbekend zalmvisser pakhuisknecht deurwaarder graanhandelaar ‘Mr Metzelaar’ boekhouder koopman koopman diamantslijper onbekend koopman kunstschilder geen geen onbekend
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Den Haag naam
jaar
beroep bruidegom
beroep bruid
beroep vader van de bruid steendrukker huisschilder kunstschilder onbekend winkelierster rijtuigfabrikant koetsier vleeshouwer kasteleinesse onbekend hofcourier
geen idem geen
beroep vader van de bruidegom onbekend kunstschilder behanger geen vleeshouwer kruidenier kruidenier geen onbekend geen vergulder en lijstenmaker vergulder en lijstenmaker vergulder en lijstenmaker koopman idem toneelspeler
Anten, L. Behr, C.F.J. Bernhard, W. Brandis, C.H.W. von Broek, I. van den Bückmann, J.H. Bückmann, J.E.H. Cohen, J. Cuissinier, F.J. Dekker, C. Delboy, A.J.
1867 1874 1871 1870 1858 1845 1849 1864 1866 1880 1863
fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf muzikant geen geen fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf
geen winkelierster modemaakster geen geen geen geen geen geen dienstbode geen
Delboy, L.M.
1884
fotograaf
geen
Delboy, W.F.A.
1883
fotograaf
winkeljuffrouw
Dormolen, A. van Drujon, A.A. (pseudoniem: A. René) Fraenkel, Selich Heldoorn, A.F. Hermelink, C.M.J. Hohmann, J. Hooft, H.P.N. ’t Junker, H.C. Kops, H.J. Kruk, J.G. van der Lavieter, J.L. de Louw, J.M.W. de Matla, W.A.J. Mondt, P.C. Nievergeld, J.R.F. Noot, L. van der Perger, G.C.J. Ritscher, P.A.
1853 1858 1862
kunstschilder idem koopman
1880 1854 1874 1867 1855 1871 1873 1876 1866 1849 1863 1870 1865 1874 1862 1889
fotograaf huis- en rijtuigschilder fotograaf fotograaf fabrikant fotograaf fotograaf kunstschilder geen steentekenaar fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf
geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen naaister geen geen
fotograaf koekbakker grondeigenaar wijngaardenier onbekend kleermaker geen (v) geen kasteleinesse kleermaker bode, conciërge kerkbewaarder fabrikant fotograaf onbekend portretschilder
ambtenaar magazijnmeester fotograaf kastenmaker fotograaf
geen geen geen geen geen
ambtenaar schrijnwerker werkster geen onbekend
veehandelaar ambtenaar reder koopman commies geen bediende arbeider tapper kolenmeter huisschilder onbekend ambtenaar boekhandelaar geen ‘priester bij de apostolische gemeente’ biersteker onbekend broodbakker timmerman beeldhouwer
Rotteveel, M.N.F. Scheeres, W.P. Steinmetz, A. Weenink, A. Wollrabe, C.P.
1866 1883 1867 1857 1870
375
arbeider geen slijter klerk onbekend
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Delft naam
jaar
beroep bruidegom
beroep bruid
Gräfe, F.C.F. Louw, J.H.J. de Oversluijs, A.L. Rooij, J.A. de Stillebroer, M.
1860 1883 1875 1862 1843 1838
geweermaker fotograaf fotograaf apotheker boekbinder steendrukker
geen idem geen geen geen geen
beroep vader van de bruidegom sjouwer idem fotograaf apotheker boekverkoper schipper
Traag, G.J. Voet, H.R. Wittkamp, B.H.A.
1876 1866 1870
beeldhouwer onderwijzer kunstschilder
geen geen particuliere
particulier geen geen
beroep vader van de bruid onbekend boekbinder geen (v) meester timmerman lakenwerker ‘kommissaris bij de Stedelijke belastingen’ brandersknecht schipper onbekend
Naam
jaar
beroep bruidegom
beroep bruid
Boonstoppel, H. Carlebur, F.
1880 1847 1860 1850 1840 1869 1872 1855 1863 1857 1877
fotograaf kunstschilder idem timmerman particulier fotograaf idem kunstschilder particulier barbier tapper
geen geen onderwijzeres naaister geen geen geen geen geen geen geen
beroep vader van de bruidegom arbeider, koopman spiegelmaker idem schilder goud- en zilversmid onbekend idem ambtenaar koffiehuishouder metselaar geen
beroep vader van de bruid timmerman geen (v) boekbinder geen koopman arrondissementsijker platloodgieter kantoorbediende boekbinder bediende timmerman
Dordrecht
Dijl, A. van Giltaij, H. Hameter, J.G. Heyden, J.H. van der Horst, J.C. van der Schmidt, P. Walter, J.F.P.
Bron: huwelijks-, geboorte- en overlijdensakten
376
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Bijlage III Verenigingen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Delft en Dordrecht en het aantal fotografen onder hun leden
Opmerkingen: Doordat in de ledenlijst soms alleen de naam wordt vermeld, is niet altijd volmaakt zeker of het de fotograaf of een naamgenoot betreft. Vandaar dat soms ‘een of geen’, ‘11 of 12’ etcetera wordt vermeld bij het aantal fotografen. In de ledenlijsten gevonden personen zijn ook geteld wanneer ze (nog) geen fotograaf waren ten tijde van hun lidmaatschap. Ledenlijsten zijn er zelden over alle jaren, soms slechts over een klein aantal, zodat het mogelijk is dat een vereniging wel degelijk fotografen onder haar leden telde, terwijl ze in de bewaard gebleven ledenlijsten niet voorkomen. Wanneer de vereniging niet gedurende de hele periode 1839-1889 heeft bestaan, is dat achter de naam tussen haakjes aangegeven. De contributies kunnen in de loop der jaren verschillen, bovendien werd er soms onderscheid gemaakt tussen werkende en gewone (of nog weer andere) leden. Omdat dit boek niet over genootschappen maar over fotografen gaat, is niet altijd de onderste steen boven gehaald om de verschillende contributies te achterhalen en te onderscheiden.
Amsterdam naam Maatschappij Felix Meritis Genootschap ‘Het Leesmuseum’
contributie f 30,-, f 60,f 15,-, f 25,-
Koninklijk Zoölogisch Genootschap ‘Natura Artis Magistra’
f 20,- (1839), f 25,- (1852), f 40,(1885)1
Sociëteit ‘Doctrina et Amicitia’
f 30,- voor gewone leden, f 15,- voor buitenleden (1842)
aantal fotografen dat lid was geen een of geen: uit de ledenlijst kan niet worden opgemaakt of het de fotograaf Adriaan Vin[c]k is die lid was of zijn vader, de toneelspeler. 11 of 12: Albert Greiner, J.F. Hulk, W.G. Kuijer, Sigmund Löw, Heinrich Löwenstam[m], P.A. Mottu, J.W.F. Offenberg, J.P. Oppers, Carl Rensing, P.G. Tresling, J.G.A. Vorderhake Onzeker: H.Ph.J. Schuiten geen
Rotterdam naam Diergaarde (vanaf 1856/1858) Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, departement Rotterdam Lees-Museum, vanaf 1864 Handelssociëteit Groote Sociëteit Amicitia
Koninklijke Nederlandsche Yachtclub (1845-1880) Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, afd. 1
contributie f 12,f 5,25 tot 6,25
aantal fotografen dat lid was geen geen
f 28,-, vanaf 1853 f 26,-
geen
f 26,- voor buitenleden, f 30,- voor buitengewone leden, onbekend voor gewone leden f 20,-
geen
f 10,-
geen
geen
Het bedrag van f 40,- gold alleen voor nieuwe leden (dat wil zeggen zij die lid werden na de contributieverhoging): oude leden betaalden f 25,-.
377
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Rotterdam (1800-1885) Vereeniging voor Geschiedenis en Kunst (vanaf 1878) Vereeniging ‘Kunst en Wetenschap’ (1848-1898 of later) Vriendschappelijke Letteroefening (1850-1886)
f 10,-
geen
onbekend
4: Jan Bikkers, J. van Gorkom, B.Th. van Loo, Willem Rikkers 6 of 7: A.Ph.F. Hermans, J.M. Hessing, B.Th. van Loo, C.A. Pieterman, D. van Proijen, F.C. Zwanenburg Onzeker: W.F. Fransen
f 2,50 (werkende leden), f 3,-, later f 4,(gewone leden)
Den Haag naam Sociëtë de tir Petit Saint Hubert of Scherpschuttersgilde Petit Saint Hubert Genootschap onder de zinspreuk ‘Tot oefening en Vermaak’ (sinds 1851 Koninklijk Scherpschuttersgilde ‘Oefening en Vermaak’) Hollandsche maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, afd. ’sGravenhage (tot 1883?) Letterlievend genootschap onder de zinspreuk ‘Oefening kweekt kennis’ Pulchri Studio (vanaf 1847)
contributie f 7,- (1837-1841), f 10,- (18441861), f 20,- (vanaf 1862) f 6,- (1851), f 8,- (1885)
2: Henri Pronk, Robert Severin
onbekend
geen
f 6,- (werkende leden), f 8,(gewone leden) f 2,50,- tot f 12,50
1: J.R.F. Nievergeld
zangvereniging Cecilia (vanaf 1840?)
f 5,- (kunstlievende leden)
Vereeniging Nieuwland onder de zinspreuk ‘Tot nut en genoegen’, later: Koninklijke letterlievende vereeniging Nieuwland (vanaf 1861) Leesmuseum (1836-1842) Maatschappij voor natuur- en letterkunde Diligentia (sinds 1859 de Maatschappij voor natuurkunde onder de zinspreuk Diligentia) Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, departement ’s-Gravenhage Maatschappij tot bevordering der toonkunst, afd. Den Haag (vanaf 1840?)
f 4,- à f 5,- (vanaf 1882 f 6,-)
aantal fotografen dat lid was geen
8 of 9: Jacobus van Gorkom, Jacob Hohman, H.P.N. ’t Hooft, Jacobus van Koningsveld, J.G. van der Kruk, A. Polman, Maurits Verveer, B.H.A. Wittkamp Onzeker: A. van Dormolen 1 of 2: A.J. Delboy Onzeker: J. Cohen 5: A.J. Delboy, L.M. Delboy, H.C. Junker, M.F.N. Rotteveel, J.F. van Saag[s]veldt
f 20,- of f 25,f 3,-, f 4,-, f 6,-
geen geen
f 6,-
3: Jacobus van Koningsveld, Robert Severin, C.P. Wollrabe 1: J. van Gorkom
1851: f 9,98 (gewone leden), 1864: f 6,- (gewone leden [e.a.?]), 1874: f 7,50 (gewone leden)
Delft naam leesgenootschap ‘Tot nut en vermaak’ ‘Indisch Leesmuseum’ (1859-1864) Sociëteit ‘Standvastigheid’ Buiten-Sociëteit ‘Reineveld’ (vanaf
contributie minimaal f 7,- (gewone leden) f 2,-, f 3,f 20,f 10,-
378
aantal fotografen dat lid was 2: A.L. Oversluijs, Melis Stillebroer geen geen 2: A.L. Oversluijs, H.R. Voet
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
1874) Loge ‘Silentium’ Oud-Diaconaal Leesgezelschap te Delft
f 12,f 3,60 (1850), f 5,- (1885)
1: Melis Stillebroer geen
contributie f 5,25
aantal fotografen dat lid was geen
tenminste f 6- (1857)
1: Leonard de Koningh
f 14,- (1854), f 17,50 (1886) f 7,-, vanaf 1871 f 8,-
geen 4 of 5: François Carlebur, J.G. Hameter, Daniël den Hartogh, Leonard de Koningh Onzeker: W.J. Noteman geen geen
Dordrecht naam Letterkundig Genootschap ‘Diversa sed Una’ Vereniging ‘Dordrechts Museum’ (vanaf 1842) Sociëteit ‘De Vrijheid’ Vereniging ‘Kunstmin’ (vanaf 1849)
Sociëteit ‘Concordia’ (1859-1867) Gezelschap ‘Vriendenkring’ (vanaf 1866) Tekengenootschap ‘Pictura’
f 3,-, vanaf 1864 f 4,onbekend f 7,- (buitengewone leden vanaf 1884 f 5,-)
5 of 6: C.J.F. Bonneau de Lapotterie, François Carlebur, J.H. van der Heijden, Leonard de Koningh, Pieter Schmidt Onzeker: Hendrik Giltaij
Bron: ledenlijsten van de vermelde verenigingen in de gemeentearchieven van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Delft en Dordrecht
379
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
Bijlage IV De zaak Mayer et Pierson versus Betbéder, Thiébault en Schwalbé
In 1862 werd voor het Tribunal correctionel de la Seine de klacht behandeld die de Parijse firma Mayer et Pierson had ingediend tegen de fotografen Pierre Alexis Marcellin Betbéder en Pierre Eugène Thiébault en de handelaar (‘négociant’) Schwalbé. Deze werden beschuldigd van ongeoorloofde nadruk van de door Mayer et Pierson gemaakte portretten van graaf Camillo Benso di Cavour en Lord Palmerston.1 Het portret van Cavour zou door Betbéder gereproduceerd zijn, het portret van Lord Palmerston door Thiébault, terwijl Schwalbé het tweede portret zou hebben verkocht. Portretten van Cavour waren na zijn overlijden in 1861 zeer gezocht, reden voor Betbéder om de opname van Mayer et Pierson fotografisch te kopiëren en te vermenigvuldigen.2 Hij veranderde het portret van Cavour enigszins door retouche, maar dat kon niet verhinderen dat Mayer et Pierson in de nieuwe afdruk hun eigen opname herkenden en naar de rechter stapten. De oorspronkelijke makers meenden bescherming te vinden bij een Franse wet uit 1793 die bescherming tegen nadruk bood aan ‘les auteurs d’écrits en tout genre, les compositeurs de musique, les peintres et dessinateurs qui feront graver des tableaux ou dessins’ en sprak over ‘un ouvrage de littérature ou de gravure, ou de tout autre production de l’esprit ou du génie’.3 Aanvankelijk werd de eis van Mayer et Pierson afgewezen, aangezien de president van de zesde kamer van het Tribunal correctionel de la Seine, Salmon, in januari 1862 oordeelde dat fotografie niet gerekend kon worden tot de schone kunsten, zodat er geen beroep kon worden gedaan op de bescherming daarvan tegen nadruk.4 Nadat Mayer en Pierson in beroep gegaan waren tegen deze beslissing, stelde de Cour impériale de Paris hen in april 1862 in het gelijk. De chambre correctionelle van dat hof maakte het eerdere vonnis ongedaan. In haar ogen was de fotografie niet geheel vrij van kunstzinnigheid:
1 Aaron Scharf en André Rouillé publiceerden verschillende portretten van Cavour ter illustratie van deze, door beiden beschreven rechtszaak (Scharf 1986, pp. 150-154, en Rouillé 1989, pp. 390-397). Het enige door Mayer et Pierson gemaakte portret van Cavour dat het Rijksprentenkabinet bezit is een variant – wat de uitsnede betreft – van de foto die Scharf afbeeldde. De namen van Betbéder en Schwalbé worden in de fotografiehistorische literatuur op allerlei wijzen gespeld; hier is gekozen voor de spelling die te vinden is in Dalloz Ainé 1863. Volgens Pellerin 1995, pp. 110 en 111, waren Betbéder en Thiébault geassocieerd. 2 Dalloz Ainé 1863, 1e partie, p. 53. 3 Artt. 1 en 7 van het Décret relatif aux droits de propriété des auteurs d’écrits en tout genre, compositeurs de musique, peintres et dessinateurs, zoals weergegeven in Duvergier 1834, pp. 29-32. Mayer et Pierson namen in hun boek La photographie considérée comme art et comme industrie (Parijs 1862), een hoofdstuk op over de eigendomsrechten op foto’s. 4 Dalloz Ainé, Parijs 1862, 3e partie, p. 8: ‘Les produits de la photographie ne sont pas des produits artistiques. Dès lors, la reproduction des objets obtenus par la photographie ne peut donner lieu à une action en contrefaçon devant le tribunal correctionel, mais seulement à une action civile en dommages-intérêts (c. pén. 425 et suiv.)’. Het Weekblad van het Regt gaf op 10 april 1862 een vertaling van Salmons oordeel en gaf bovendien de argumenten weer van de bij de zaak betrokken advocaten. Deze spraken, althans in de weergave van het Weekblad van het Regt, meer over eigendomsrecht dan over de artistieke status van de fotografie.
380
Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland, 1839-1889.
‘Considérant que les dessins photographiques [= foto’s] ne doivent pas être nécessairement, et dans tout les cas, considérés comme destitués de tous caractères artistiques, ni rangés au nombre des œuvres purement matérielles. [...] ces dessins, quoique obtenus à l’aide de la chambre noire et sous l’influence de la lumière, peuvent, dans une certaine mesure et dans un certain degré, être le produit de la pensée, de l’esprit, du goût et de l’intelligence de l’opérateur’.5
De keuze van het standpunt, de combinatie van de effecten van licht en schaduw, de pose, de rangschikking (‘agencement’) van ‘costume’ en ‘accessoires’: al deze zaken werden overgelaten aan het artistieke gevoel en zij gaven aan het werk van de fotograaf het stempel van zijn persoonlijkheid (‘l’empreinte de sa personnalité’).6 Bethbéder en Schwalbé werden veroordeeld tot het betalen van FF 200 resp. FF 100 schadevergoeding, Thiébault werd ontslagen van rechtsvervolging. De twee eerstgenoemden gingen tegen het vonnis in beroep, waarbij hun advocaat, Hérold, probeerde aan te tonen dat fotografie niet gelijkgesteld kon worden aan de scheppingen die beschermd werden door het decreet van 1793. Een foto was naar zijn mening géén ‘production de l’esprit ou du génie’, waarover dat decreet sprak, en kon daardoor slechts ‘un exemplaire nouveau, une reproduction, un double d’une oeuvre antérieure’ zijn. Hérold verwees naar een recente verklaring van onder andere de kunstenaars JeanAuguste-Dominique Ingres, Hippolyte Flandrin en Robert Fleury, waarin zij erop wezen dat foto’s nooit gelijkgesteld konden worden aan ‘oeuvres fruits de l’intelligence en de l’étude de l’art’.7 Het mocht niet baten: de president van de chambre criminelle van de Cour impériale de Paris, Vaïsse, volgde de uitspraak van de chambre correctionelle van de Cour impériale de Paris.8 Het oordeel van Vaïsse was ‘souverain et définitif’ en er was geen mogelijkheid om ertegen in beroep te gaan, maar de door hem gehandhaafde uitspraak van de Cour impériale de Paris was zeer voorzichtig, zoals uit het hierboven gegeven citaat blijkt. (De advocaten van beide tegenover elkaar staande partijen hadden daarentegen de retorica niet geschuwd om te betogen dat fotografie beslist géén c.q. juist heel goed kunst kon zijn.) Een rechterlijk oordeel mocht – en mag – dan bindend zijn, een definitief antwoord op de vraag werd niet gegeven. Na de zaak van Mayer et Pierson konden fotografen er niet zeker van zijn dat zij in vergelijkbare zaken ook in het gelijk gesteld zouden worden.9 Een wet die fotografie auteursrecht bood werd in Frankrijk pas bijna honderd jaar later, in 1957, aangenomen.10
5
Dalloz Ainé 1863, 1e partie, p. 53. Deze opvatting werd bevestigd in een rechtszaak die in 1868 werd gevoerd tussen de fotograaf Paul Emile Placet en de schilder Adolphe Yvon. Laatstgenoemde had in 1860 de fotografen Louis-Auguste en Auguste-Rosalie Bisson gevraagd een portret te maken van keizer Napoléon III. Dat moest de schilder dienen als studie bij het vervaardigen van het grote schilderij van de Slag bij Solferino. Yvon was bij de opname aanwezig geweest en had de aanwijzingen gegeven voor de kleding en de compositie. Placet, die in 1864 het atelier van de failliet gegane Bisson frères had overgenomen, meende dat het auteursrecht van de opname bij laatstgenoemden berustte en dus op hem was overgegaan. Hij spande een rechtszaak aan tegen Yvon, nadat hem was gebleken dat deze toestemming had gegeven aan ene Lerosey om het portret van de keizer te reproduceren op porcelein. De rechter stelde Placet echter in het ongelijk: Bisson frères hadden enkel hun diensten verleend aan Yvon (en waren daarvoor betaald), terwijl Yvon de keuze van kleding en compositie had bepaald. De rechter maakte een onderscheid tussen ‘la partie artistique et d’invention’ en ‘la partie matérielle et d’industrie’. Het auteursrecht berustte volgens hem daarom bij Yvon. Placet ging nog wel in beroep tegen deze beslissing, maar dat haalde niets uit. Zie voor de zaak Placet versus Yvon: Santini 1902, pp. 98-103, en Freund 1980, pp. 81-82. 7 Dalloz Ainé 1863, 1e partie, p. 53. 8 Ibidem. 9 Bigeon 1892, pp. 8, 17, en Santini 1902, pp. 5-7. 10 Zie Recueil Dalloz de doctrine, de jurisprudence et de législation. Année 1957, pp. 102-103, 350 e.v. De wet beschermde ‘les oeuvres de l’esprit, quels qu’en soient le genre, la forme d’expression, le mérite ou la destination’ en rekende daartoe onder andere ‘les oeuvres photographiques de caractère artistique ou documentaire et celles de même carctère obtenues par un procédé analogue à la photographie’. Zie ook Gouriou 1959. 6
381