Geschiedenis / Georgi Verbeeck Opnieuw aandachtvoor de ‘Grensoorlog’ (1966-1989)
In de schaduw van een ‘vergeten oorlog’ De oorlog die het Zuid-Afrikaanse leger tussen 1966 en 1989 in Angola en Namibië uitvocht, werd met het einde van apartheid een maatschappelijk taboe. Recent is er een groeiende interesse voor dit conflict. Aan de hand van nieuwe studies worden controversiële aspecten van de laatste ‘Grensoorlog’ belicht. Minstens twee oorlogen zijn doorslaggevend geweest voor de moderne geschiedenis van Zuid-Afrika. Vergeleken met de Eerste en de Tweede Wereldoorlog in Europa mogen ze bescheiden van omvang en aantal slachtoffers zijn, voor generaties van vooral blanke Zuid-Afrikanen waren ze daarom niet minder ingrijpend. De ‘Anglo-Boerenoorlog’ tussen 1899 en 1902 – tegenwoordig meestal in meer neutrale termen de ‘Zuid-Afrikaanse Oorlog’ genoemd – en de ‘Grensoorlog’ van 1966-1989 hebben diepe sporen nagelaten en vormen nog steeds onderwerp van fel debat. De eerste is natuurlijk niet weg te denken uit het nationale geschiedenisbeeld. De tweede is voor buitenstaanders minder bekend, maar zijn sporen vreten nog steeds aan de herinnering van diegenen die hem aan den lijve hebben meegemaakt. Bijna alle blanke Zuid-Afrikaanse mannen, nu tussen de 40 en 65 jaar oud, hebben het lichtbruine uniform gedragen van de SuidAfrikaanse Weermag (SAW), en velen ervan vochten in de jaren 1970 en 1980 ver van huis een schimmige oorlog uit. Tijdens de ‘Grensoorlog’ – ook wel de Zuid-Afrikaanse ‘Bosoorlog’ in Namibië en Angola genoemd – stonden twee blokken tegenover elkaar, elk bestaand uit een onoverzichtelijk aantal partijen. Aanvankelijk bevocht Zuid-Afrika alleen de verzetsbeweging SWAPO in het door haar bestuurde ZuidwestAfrika (Namibië). In 1974 dreef de Portugese Anjerrevolutie het buurland Angola onverhoeds in de onafhankelijkheid, na jarenlange strijd tegen de kolonisator. De soevereiniteitsoverdracht mondde echter uit in een burgeroorlog tussen de voormalige rebellenbewegingen. Zuid-Afrika greep rechtstreeks in Angola in om te vermijden dat SWAPO van hieruit een te grote bedreiging kon vormen. Het ondersteunde daarbij de anticommunistische rebellenbeweging UNITA in haar strijd tegen het linkse
MPLA-regime, dat op zijn beurt hulp kreeg van Cuba en verschillende OostEuropese landen. Het grensoverschrijdende conflict dat hieruit voortvloeide had drie kanten: het was een oorlog tussen apartheid en haar tegenstanders, een strijd tegen koloniale en buitenlandse overheersing, en ten slotte een conflict in het kader van de Koude Oorlog tussen westerse belangen en communistische expansie.
De ‘Grensoorlog’ was één van de meest langdurige conflicten in Afrika. De Zuid-Afrikanen hadden zich bekwaamd in counter insurgency, het met politionele en militaire middelen breken van gewapend verzet. Het leger beschikte bijvoorbeeld over het beruchte 32e Buffalo-bataljon, dat erg effectief bleek in het bestrijden van de opstandelingen. Binnen de politie vervulde de notoire paramilitaire eenheid Koevoet een soortgelijke rol als speciale anti-guerrillaeenheid. Met groot succes werd ze ingezet bij het opsporen van de vijand. Zwarte Namibische en Angolese spoorzoekers speelden een belangrijke rol in deze ‘anti-terreuroperaties’. Over de militaire krachtsverhoudingen bestaat er geen eensgezindheid onder specialisten. Wel staat vast dat het dodental aan Zuid-Afrikaanse zijde aanzienlijk lager was dan bij de tegenstanders. Vermoed wordt dat de SAW gedurende de hele periode van het conflict iets minder dan 2000 slachtoffers te betreuren had, maar dat het aantal bij de tegenstanders (burgers inbegrepen) in de vele tienduizenden liep. De grote militaire operaties zijn nog steeds onderwerp van felle discussie. De oorlog begon officieel in 1966 met de beschieting door Zuid-Afrikaanse politiemannen van een SWAPO-kamp bij het plaatsje Ongulumbashe in het noorden van Namibië. Pas tien jaar later volgde de inval van het ZuidAfrikaanse leger in Angola om UNITA te helpen in de strijd tegen de MPLA. Met operatie-Savannah begon een jarenlange campagne aan de overkant van de grens, deels in het geheim, deels openlijk. In 1978 viel de ZuidAfrikaanse luchtmacht het kamp Cassinga in het zuiden van Angola aan, met honderden slachtoffers als gevolg. Volgens de ene partij was het een militaire basis van SWAPO, volgens de andere een vluchtelingenkamp. Een onvermijdelijke propagandaoorlog volgde op het bloedbad. Militair wellicht een overwinning, maar in politiek opzicht een catastrofe voor de regering in Pretoria. Cueto Canavale ten slotte luidde in 1987-‘88 het begin van het einde in. De ‘grootste veldslag in Afrika sinds de Tweede Wereldoorlog’ draaide om de mislukte belegering van het stadje Cueto. Wat door de Zuid-
Afrikanen als een succes werd gevierd, was voor de tegenstanders het ‘Stalingrad van het apartheidsregime’. Beide partijen eisten de overwinning op, en uiteindelijk werd de weg naar de onderhandelingstafel vrijgemaakt. De Koude Oorlog liep op zijn einde en de strijdende partijen verloren hun broodheren. De Cubanen keerden huiswaarts, en de Zuid-Afrikaanse troepen ook. Niets stond de onafhankelijkheid van Namibië in 1990 nog in de weg en dat zelfde jaar werd in Zuid-Afrika Nelson Mandela vrijgelaten. Het einde van de apartheid kwam in zicht. Militaire aspecten Slechts weinigen zijn zo goed geplaatst om over dit onderwerp een boek te schrijven als Leopold Scholtz. Scholtz was jarenlang redacteur bij Die Burger. Sinds enige tijd woont hij in Nederland als buitenland-correspondent voor het Zuid-Afrikaanse persbedrijf Media24. Daarnaast is Scholtz een academisch gevormd historicus. Lange tijd was hij ook als honorair hoogleraar verbonden aan de Universiteit van Stellenbosch. Scholtz heeft zich steeds sterk voor militaire geschiedenis geïnteresseerd. Hij is de auteur van onder meer Beroemde Suid-Afrikaanse Krygsmanne (1984), Waarom die Boere die oorlog verloor het (1999) en Generaal Christiaan de Wet as veldheer (2003). Krijgsgeschiedenis, maar ook militaire doctrines en internationale politiek hebben altijd zijn grootste belangstelling genoten. Dat hij daarnaast een carrière als reserveofficier doormaakte, beschermde hem telkens tegen mogelijke kritiek geen militair-technische kennis van zaken te hebben. De lezer mag van Die SAW in die Grensoorlog een voornamelijk militaire geschiedenis verwachten. Politieke of sociale geschiedenis komt niet of nauwelijks aan bod, en daar opteert de auteur ook bewust voor. Het is een boek over de legers van de strijdende partijen geworden. Gedetailleerd schetst Scholtz het verloop van de militaire operaties, waarbij opvalt dat vooral het Zuid-Afrikaanse perspectief domineert en dat het tempo aanzienlijk vertraagt naarmate de oorlog vordert. De eerste jaren worden snel afgehandeld, terwijl de eindfase van de oorlog veel uitgebreider aan bod komt. Scholtz werkte zich door een aanzienlijke hoeveelheid SAW-bronnen, maar hij had ook persoonlijk contact met veteranen, onder wie vooraanstaande officieren. Vijfentwintig jaar na het einde van de oorlog is het volgens Scholtz tijd om opnieuw op het conflict terug te blikken en mythes te doorprikken. De vraag is welke. Het einde van de oorlog luidde op termijn het einde van de
apartheid in en in het nieuwe Zuid-Afrika raakte de oorlog in de vergetelheid. De grote stilte brak aan omdat de herinnering aan de oorlog niet meer leek te passen in een sterk veranderd politiek klimaat. Aan de naam ‘Grensoorlog’ zelf is een geur van vooringenomenheid gaan hangen. Hij is te veel verbonden met de oude zienswijze van de blanke minderheid volgens welke het leger in de jaren 1970 en 1980 een oorlog voerde aan de ‘grenzen’ van de republiek en een schild opwierp tegen het rooi en swart gevaar; de gecombineerde dreiging van communistische expansie en zwart nationalisme. Wat men liever niet zag, was de toenemende verstrengeling met de burgeroorlog in eigen land. Veteranen blikken nu terug op een oorlog waarin ze gevochten hebben voor het behoud van het blanke minderheidsregime en zijn de burgers geworden van een land waarin de vroegere ‘vijand’ het voor het zeggen heeft. De nieuwe meerderheidsregering van haar kant heeft weinig zin om aandacht te blijven besteden aan de in haar ogen vuile oorlog van de vroegere onderdrukker. In een land waarin de meerderheid verkiest om te vergeten is het moeilijk om tot een eendrachtig herinneren van het verleden te komen. Herinneren Rhodes-historicus Gary Baines bestudeerde uitgebreid de herinnering aan de ‘Grensoorlog’ bij de veteranen. Op drie verschillende manieren leefde die voort. Vergeten en verdringen is wellicht de eerste en meest voor de hand liggende optie voor velen geweest. Dit zwijgen was meestal ingegeven door een gevoel van loyaliteit aan het vroegere regime, of door angst om eventueel voor de Waarheids- en Verzoeningscommissie verantwoording te moeten afleggen. Slechts een handvol was daadwerkelijk bereid om getuigenis af te leggen. Wie dat deed, kon op weinig sympathie van zijn vroegere oversten rekenen. Wie het niet deed, en dat waren veruit de meesten, haalde de verdenking op zich om oorlogsmisdaden te willen verdoezelen. Wellicht raakt dit de kern van trauma: een gevoel dat het vertrouwen geschonden is en dat men door de eigen leiders is misbruikt. Het verklaart waarom de meesten kozen voor stilte en slachtofferschap. Slachtofferschap was een tweede optie. Was de hele oorlog, in het licht van de latere machtsovername in Namibië en in eigen land, geen zinloze onderneming geweest? Had Zuid-Afrika niet zijn eigen ‘Vietnam’ gekend? Velen konden niet begrijpen waarom ze zo veel zouden hebben opgeofferd, alleen maar om zich over te geven aan de vijand die nu aan de macht is. En voelden veel soldaten zich niet bedrogen en misleid door hun eigen politieke
en militaire leiders die hen in de steek hadden gelaten? Een variant op de infame ‘dolkstootlegende’ na Versailles als het ware: onverslagen op het slagveld, maar door de politiek tot terugtrekking gedwongen? Ondertussen is een derde zienswijze in opgang. Ze komt van diegenen die zich niet langer neerleggen bij de heersende politieke correctheid en zich evenmin in schuldgevoel willen wentelen. En ze ligt in de lijn met de vroegere militaire leiders die erop blijven hameren dat ‘ons die oorlog gewen het’. Het leger had immers een dam opgeworpen tegen de dreiging van het communisme en de oorlog onder meer gunstige voorwaarden voor het land kunnen beëindigen. Wie heeft er gewonnen? Waar het in de ‘verwerking’ van de ‘Grensoorlog’ uiteindelijk om draait, is de eenvoudige vraag ‘wie hem in feite gewonnen heeft’. Scholtz schaart zich in grote lijnen achter het verhaal van de generaals. Schaamte is iets wat hij zijn Afrikaner leespubliek zeker niet zou willen aanpraten. In het afsluitende hoofdstuk van zijn boek stelt hij zich de vraag ‘of alles wel de moeite waard is geweest?’ En hier maakt zijn militair-historische studie een merkwaardige draai. De auteur mag dan wel een zuiver ‘militaire’ en geen ‘politieke’ geschiedenis willen presenteren, zijn conclusie is door en door politiek. In zijn eindoordeel laat de historicus Leopold ‘von Ranke’ Scholtz zijn onpolitieke en anti-normatieve ambities – alleen ‘de bronnen laten spreken’ en zich van ieder oordeel onthouden – helemaal varen. Want op de vraag of de soldaten en officieren van de Weermag de ‘Grensoorlog’ hebben gewonnen, antwoordt hij positief. Indien zij gefaald hadden, zouden hun tegenstanders een communistische dictatuur in Namibië en Zuid-Afrika hebben gevestigd, aldus Scholtz. Zij hebben tijd gewonnen tot hun tegenstanders een meer gematigde politiek gingen varen. Op die manier is hun strijd niet tevergeefs geweest en hebben zij een bijdrage geleverd aan het ‘nieuwe Zuid-Afrika’. Scholtz schaamt zich niet voor deze zuivere posthoc redenering. Men kan dergelijke consequenties immers nooit afleiden uit de intenties van de historische factoren, zeker niet als men ‘de bronnen zelf’ wil laten spreken. Is er ooit een oorlog geweest waarin soldaten niet op de eerste plaats hun vijanden wilden verslaan, en alleen maar zaten te wachten tot de tegenstander wat gematigder zou worden? Meer dan twintig jaar na het einde van het conflict is de ‘Grensoorlog’ weer helemaal terug van weggeweest, nu ook voor het grote publiek. Dat bleek nog eens uit het grote succes waarin de documentaire reeks Grensoorlog
van Linda de Jager zich in 2008 op de Afrikaanstalige zender kykNET kon verheugen. Controverse werd zoveel mogelijk vermeden, het moest, volgens Fred de Vries in De Groene Amsterdammer van 29 juni 2009, een ‘onderhoudend en hartverscheurend verslag worden, vanuit het perspectief van het Zuid-Afrikaanse leger’. Wreedheden door beide partijen begaan, kwamen niet of nauwelijks aan bod. Dertien uur lang denderde Grensoorlog door op het televisiescherm, vol beelden van rennende soldaten, brandende tanks en de hete bush, afgewisseld met interviews en commentaren. Dat de zaak zoveel mogelijk van beide kanten werd benaderd, belette niet dat de maakster van de reeks, een blanke vrouw (jaargang 1971) van Namibische afkomst, vaak veel kritiek kreeg te verduren. Iedereen vond dat de tegenpartij er te goed en de eigen partij te slecht uitkwam. Niettemin was Grensoorlog een commercieel media-succes; vriend en vijand konden naar elkaar toe groeien, en de grote vragen naar historische schuld en verantwoordelijkheid werden vermeden. De strijd om erkenning van heldendom en slachtofferschap werd de laatste jaren opnieuw uitgevochten op het terrein van Freedom Park op de Salvokop-heuvel bij Tshwane (Pretoria). Het park is bedoeld als monument om diegenen te herdenken die zich de loop van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis voor ‘vrijheid en menselijke waardigheid’ hebben ingezet. Namen van gevallenen uit de laatste oorlogen kregen een eervolle vermelding, inbegrepen Cubanen die in Angola waren gesneuveld, maar met uitsluiting van SAW-soldaten. Het protest van blanke pressiegroepen was fel, maar het bestuur van Freedom Park hield voet bij stuk met het argument dat de Weermag had gevochten voor het behoud van apartheid en tegen de bevrijdingsbeweging; hier zou het criterium van ‘vrijheid en menselijke waardigheid’ dus niet van toepassing zijn. Het onbegrip bleef groot, want waarom blanke Boeren uit de negentiende eeuw en een hele rits internationale vrijheidshelden wel, en dienstplichtigen in de rangen van de SAW niet? Het hoog opgelopen emotionele debat werd uiteindelijk beslecht toen een private stichting in 2009 besloot om op het terrein van het nabijgelegen Voortrekkermonument een Wall of Remembrance voor de ‘Grensoorlog’-veteranen op te richten. De controverse toonde pijnlijk de grenzen aan van een op totale ‘inclusie’ gerichte geschiedenispolitiek. En uiteindelijk is dat een goede zaak: in een democratie moeten niet alle herinneringen gelijkgeschakeld worden.
[kadertekst] Verder lezen Leopold Scholtz, Die SAW in die Grensoorlog 1966 – 1989, Tafelberg, Kaapstad, 2013. Van het boek verscheen ook een Engelse editie: The SADF in the Border War 1966 – 1989. In 2014 verschijnt: Gary Baines, South Africa's 'Border War’. Contested Narratives and Conflicting Memories, Bloomsbury Academic, Londen. Jannie Geldenhuys, Die wat gewen het. Feite en fabels van die Bosoorlog, Litera, Pretoria, 2007. Websites: www.grensoorlog.com www.freedompark.co.za sites.google.com/site/sabushwarsite Dit artikel is voor het eerst verschenen in Maandblad Zuid-Afrika, jrg. 90, nr. 9, oktober 2013, p. 174, 175, 182.