STAPSTENEN VOOR DE TOEKOMST-TALENTGROEIBOEKJES
HANDLEIDING Wat zijn de talentgroeiboekjes? De talentgroeiboekjes zijn een reeks van drie boekjes die de leerlingen helpen om doorheen hun lagere schoolloopbaan hun talenten in kaart te brengen. De boekjes zijn opgebouwd vanuit het gedachtegoed van de meervoudige intelligentie. Talentgroeiboekje 1 is bestemd voor kinderen van de eerste graad basisonderwijs. De leerlingen houden het boekje twee schooljaren bij zich en gaan dan over naar talentgroeiboekje 2. In de derde graad werken de leerlingen met het derde talentgroeiboekje. Elk boekje omvat voldoende inhoud om telkens gedurende twee schooljaren aan de talenten van de leerlingen te werken. Bovendien zijn de aangeboden thema’s afgestemd op de leeftijd en interesses van de leerlingen. De talentgroeiboekjes zijn ‘stapstenen’ voor de toekomst. Ze helpen de leerlingen ontdekken wie ze zijn, welke talenten ze al dan niet goed ontwikkeld hebben, wat ze met die talenten allemaal kunnen doen, …
In ‘stapstenen voor de eerste graad’ werken de leerlingen aan hun zelfconcept: wie ben ik, wat kan ik, wat doe ik graag, wat wil ik, …? De leerlingen worden gestimuleerd om na te denken over zichzelf en worden hierdoor aangezet om keuzes te maken. Ze krijgen daarbij de hulp van hun ouders, de leraar en klasgenoten. In ‘stapstenen voor de tweede graad’ werken de leerlingen rond: ‘Ik in mijn nabije omgeving’. Hun zelfconcept, waaraan ze werkten in de eerste graad, wordt nu verder uitgediept. De leerlingen ervaren welke invloed ze hebben op hun omgeving en omgekeerd. Ze oefenen hun sociale vaardigheden, ontwikkelen burgerzin en ze leren stap voor stap hun talenten (her)kennen. In ‘stapstenen voor de derde graad’ ontdekken de leerlingen hun ruimere omgeving. Ze staan stil bij hun toekomst: waarom leer ik, hoe ben ik knap, wat wil ik in de toekomst graag studeren, wat wil ik later gaan doen? Ze bereiden zich voor op het secundair onderwijs en leren hoe ze een goede studiekeuze kunnen maken. We lichten al een tipje van de sluier op van alle veranderingen die hen te wachten staan in het secundair onderwijs en we reiken tips aan om goed met deze veranderingen om te gaan.
‘Stapstenen voor de toekomst’ is een zinvol en kindvriendelijk instrument om te werken aan een optimale schoolloopbaanbegeleiding. Tal van vakoverschrijdende eindtermen van leren leren en sociale vaardigheden worden gecombineerd met verschillende leergebieden. Hierdoor is het voor de leerkracht makkelijker om de groeiboekjes te integreren in het dagelijkse onderwijzen. Het doel van dit instrument is het werken aan een integrale schoolloopbaanbegeleiding door activiteiten te integreren in het dagelijkse leerproces. Dit gebeurt dan in plaats van te concentreren op keuzemomenten, wat zorgt voor continuïteit in het leer- en onderwijsproces.
Wat is schoolloopbaanbegeleiding? Schoolloopbaanbegeleiding is veel meer dan enkel de studiekeuze op scharniermomenten. Het is een doelgericht en doorlopend proces dat de aandacht vereist van de school, leraren, ouders en van de leerlingen zelf. Net omdat het een constant proces is, wordt het het beste geïntegreerd in de dagelijkse klaspraktijk. Werken aan schoolloopbaanbegeleiding omvat alle acties die leerlingen inzicht geven in zichzelf en die via deze weg bijdragen tot de zelfconceptverheldering van de leerling. Het omvat het ‘keuzebekwaam maken’ van de leerlingen en het wil hen informeren over de keuzemogelijkheden die er zijn. Zelfconceptverheldering, horizonverruiming en loopbaancompetentie zijn drie belangrijke componenten van een goede schoolloopbaanbegeleiding. In de eerste jaren van het basisonderwijs moeten leerlingen nog geen al te belangrijke keuzes maken, of alleszins geen keuzes die hun verdere schoolloopbaan beïnvloeden. Dat verandert als de leerling in de derde graad van het basisonderwijs terecht komt: op het einde van het zesde leerjaar (voor sommige leerlingen reeds op het einde van het vijfde) moet er een belangrijke beslissing genomen worden: de keuze welke studierichting de leerling zal volgen in het secundair onderwijs. Dit scharniermoment bepaalt voor veel leerlingen hun verdere loopbaan. De overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs is een fundamenteel moment in het leven van de leerling. Dan is het belangrijk dat het kind een geschikte keuze maakt. Als kinderen op dit scharniermoment een foute of ondoordachte keuze maken, riskeren zij hun toekomstige schoolloopbaan in het gedrang te brengen. Hoewel de eerste graad secundair onderwijs algemeen vormend is, merken we in de praktijk op dat kinderen en ouders toch een studierichting moeten kiezen wanneer zij zich gaan inschrijven in het secundair onderwijs. Als de ouders hun kind inschrijven in een eerste leerjaar A-stroom met Latijn, betekent dit concreet dat het kind zowel minder wetenschappen als techniek krijgt. Als na de eerste graad secundair onderwijs blijkt dat het kind niet sterk genoeg is om in een richting met Latijn te blijven, moet het overschakelen naar een richting met wetenschappen, waarvan het de afgelopen twee jaren een hele basis heeft gemist. Als ouders hun kind inschrijven in een eerder technische richting binnen de A-stroom en na een tijdje blijkt het kind echt ‘taalknap’ te zijn, dan kan dat kind niet meer overschakelen naar een richting met Latijn omdat het de eerste twee leerjaren de basis voor Latijn gemist heeft. De keuze voor een studierichting wil automatisch zeggen dat je een andere studierichting niet zal volgen en dat je van die richting, die je niet volgt, een basis mist.
Het belang dat wordt gehecht aan dit keuzemoment is soms nog te klein, vanuit het idee dat kinderen nog zo jong zijn en dat ze nog alle kanten uitkunnen. Niets is echter minder waar. Kinderen in de eerste graad secundair onderwijs komen immers in hun puberteit terecht en die periode is van groot belang voor de vorming van het zelfbeeld. De puberteit is een periode die gekenmerkt wordt door heel wat conflicten, onzekerheden, problemen en zorgen. Jongeren botsen op verschillen ten opzichte van anderen, op eigen beperkingen en onvolmaaktheden. Sociaal zwakkere jongeren en jongeren met een ontwikkelings- of leerstoornis worden daar steeds meer mee geconfronteerd. Jongeren die op dat moment nog niet hebben gewerkt aan
hun zelfconceptverheldering, loopbaancompetenties en horizonverruiming, gaan een zeer moeilijke periode tegemoet. De jongere stelt zich drie vragen : “Wie ben ik? Wie zou ik willen zijn? Voor wie houden anderen mij?” Deze vragen worden tegenover elkaar gezet. De kloof tussen droom (wie zou ik willen zijn?) en werkelijkheid (wie ben ik?) mag niet te groot zijn. Een puber moet zich richten op wat haalbaar is. Informatie met betrekking tot het cognitieve functioneren is in deze fase ontoereikend, zeker als het een jongere betreft die over andere talenten beschikt en misschien wat zwakker is in wiskunde en taal. Dit kan leiden tot heel wat frustraties, die vaak worden afgereageerd op de omgeving. Elke mislukking of elk gevoel van falen is nefast voor de toekomst. Hier ligt vaak de basis voor afhaken en vroegtijdig schoolverlaten, voor demotivatie en het is mede een belangrijke oorzaak van het watervalsysteem. Om al die problemen ten gronde aan te kunnen pakken, zijn er tal van veranderingen nodig: zowel binnen de schoolmuren als beleidsmatig, op de werkvloer, bij ouders en leerlingen en in de maatschappelijke beeldvorming. Ouders zijn vragende partij om veranderingen te bewerkstelligen. Zij vragen om hun kinderen beter voor te bereiden, zij vragen om gerichte informatie, zij vragen om samen met hen het schoolloopbaanparcours af te leggen. Met de talentgroeiboekjes ‘stapstenen voor de toekomst’ zetten leerlingen de eerste stappen naar een zekere toekomst. Dit instrument helpt hen om zich vanaf het eerste leerjaar en doorheen heel de lagere school voor te bereiden op de keuzes die ze in hun toekomst zullen maken. Zij worden gestimuleerd om bij elke belangrijke keuze die ze maken te denken vanuit hun zelfkennis en te kiezen vanuit hun talentenprofiel. Schoolloopbaanbegeleiding vanaf de basisschool moet gezien worden als het begin en de basis van een levenslange loopbaanontwikkeling.
Hoe werken met de talentgroeiboekjes? Opbouw en thema’s Je kunt op verschillende manieren werken met de talentgroeiboekjes; dit is de vrije keuze van de school. Sommige scholen kiezen ervoor om elke maand een dubbele pagina uit de boekjes aan bod te laten komen, anderen werken dan weer meerdere bladzijden per keer af. Belangrijk is wel dat je bij elk onderdeel of elk thema dat aan bod komt, voldoende tijd neemt om er bij stil te staan en de leerlingen laat nadenken en praten over dat thema. De boekjes zijn afgestemd op de leefwereld van de leerlingen, dit geldt zowel voor de inhoud als voor de vormgeving.
In het eerste leerjaar mogen de leerlingen dingen aankruisen, tekenen of kleuren. Ze schrijven hun naam, vergelijken zichzelf met klasgenoten, denken na over de dingen die ze graag doen, enz. Ook rekenen en meten passeren in het eerste leerjaar de revue. In het tweede leerjaar leren de leerlingen over gezonde voeding en gaan ze na of ze zelf gezond leven. Ze leren over nieuwe dingen, denken na over rituelen en ze nemen hun schoolrapport onder de loep. De leerlingen staan stil bij zichzelf, met behulp van vragen als: wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik, enz. De thema’s van het eerste leerjaar kun je vinden in groeiboekje 1, van blz. 1 tot en met blz. 21. De thema’s voor het tweede leerjaar lopen van blz. 22 tot en met het einde van het boekje. Zo kan de leerkracht dit instrument dus gebruiken voor de eerste graad van de lagere school.
In het derde leerjaar maken de leerlingen kennis met tal van sociale vaardigheden en komen de thema’s vriendschap, leren ‘nee’ zeggen, goede voornemens maken, het moreel besef, tegen je verlies kunnen, enz., aan bod. Ze gaan na hoe creatief en hoe sportief ze zijn en ze vertellen over de dingen die ze leuk vinden of dingen die ze goed kunnen. Hoe zij hun vrije tijd invullen, komt in dit schooljaar ruim aan bod. In het vierde leerjaar denken de leerlingen na over hun leerstijl , wat ze meekregen van mama en/of papa, hoe hun hersenen werken, enz. Wat is ‘eerlijk zijn’ en wanneer mag je een smoesje verzinnen? Dit zijn leuke gespreksonderwerpen waarover je alle nodige informatie kunt terugvinden in het boekje. De leerlingen staan stil bij zichzelf in omgang met hun directe omgeving: hun vrienden, ouders, klasgenoten, enz. De thema’s van het derde leerjaar kun je vinden in groeiboekje 2, van blz. 1 tot en met blz. 21. De thema’s voor het vierde leerjaar lopen van blz. 22 tot en met het einde van het boekje. Dit boekje omvat alle nodige informatie om te werken in de tweede graad van de lagere school.
In het vijfde leerjaar onderzoeken de leerlingen op welke manier zij knap zijn. Elk talent wordt duidelijk omschreven en aan de hand van een checklist kunnen de leerlingen hun eigen talenten in kaart brengen. Als ze zelf al een beeld hebben van waar ze goed in zijn, toetsen ze dit af bij hun vrienden en hun ouders. Daarna maken de leerlingen kennis met alles wat ze moeten weten over het secundair onderwijs en wordt er extra aandacht besteed aan het maken van keuzes . De leerlingen krijgen tips mee om hun ouders in het keuzeproces
te betrekken en om een bezoek aan een secundaire school voor te bereiden. In het zesde leerjaar fantaseren de leerlingen over hun toekomst en staan ze stil bij verschillende beroepen en wat je voor die beroepen allemaal moet kunnen en kennen. Daarnaast komen er enkele thema’s aan bod waar elke leerling wel eens wakker van ligt, zoals: ben ik wel normaal? wat kan ik doen tegen faalangst? enz. De thema’s van het vijfde leerjaar kun je vinden in groeiboekje 3, van blz. 1 tot en met blz. 21. De thema’s voor het zesde leerjaar lopen van blz. 22 tot en met het einde van het boekje. Op deze manier kan de leerkracht alle relevante thema’s van de derde graad lager onderwijs behandelen.
Ouders betrekken Een belangrijk aspect in het werken aan een goede schoolloopbaanbegeleiding is de betrokkenheid van de ouders. Bij verschillende thema’s, in alle groeiboekjes, worden de ouders van de leerlingen actief betrokken. Het is dan ook heel belangrijk dat de leerlingen hun groeiboekje regelmatig mee naar huis nemen om het aan hun ouders te laten zien en om over bepaalde thema’s met hen in gesprek te gaan. Door de ouders in het proces te betrekken zullen zij meer en gerichter stilstaan bij de talenten van hun kinderen. Als zij zicht hebben op de talenten van hun kinderen wordt ook voor hen het kiezen van een geschikte studierichting een stuk gemakkelijker.
Rapport onder de loep In elk groeiboekje, vanaf het tweede leerjaar, nemen de leerlingen hun schoolrapport onder de loep. Het schoolrapport geeft in veel scholen voornamelijk informatie over de cognitieve mogelijkheden van het kind en niet over zijn bredere talentenpalet. Door het rapport onder de loep te nemen kunnen de leerlingen hun schoolrapport aanvullen met een talentenrapport, ze denken na over hun werkpunten en ze gaan na wat ze kunnen doen om al hun kwaliteiten te ontwikkelen. Het thema ‘rapport onder de loep’ biedt de leraar informatie over hoe de leerling bepaalde leergebieden en zijn vooruitgang ervaart, of de leerling zich wel of niet heeft ingespannen om tot deze resultaten te komen, en welke talenten de leerling zelf belangrijk vindt.
Keuzefiche Op de voorlaatste bladzijde van het derde groeiboekje kun je een keuzefiche vinden. Deze keuzefiche is opgebouwd zoals de BaSofiche die door veel scholen wordt gebruikt bij de overgang van het zesde leerjaar lager onderwijs naar het eerste leerjaar secundair onderwijs. Op de keuzefiche is er een onderdeel dat de leerling zelf kan invullen, een onderdeel voor de ouders en een deel voor de leraar. Samen geven al deze betrokkenen aan voor welke studierichting de leerling het beste kiest, waarom deze keuze gemaakt is en wat de talenten van de leerling zijn.
TALENTGROEIBOEKJE 1 Blz 1 Wanneer je de groeiboekjes uitdeelt aan de leerlingen, maak dan van de gelegenheid gebruik om het belang van dit boekje te verduidelijken. Vertel aan de leerlingen dat dit het eerste boekje is in een reeks van drie boekjes waarin ze op ontdekking gaan naar zichzelf en naar hun talenten. De leerlingen mogen een foto naar keuze kleven op deze eerste bladzijde. Dat kan een foto van zichzelf zijn of gewoon een foto die ze leuk vinden. In de plaats van een foto te kleven kunnen de leerlingen er ook een mooie tekening maken of een collage met prenten uit tijdschriften, enz. Laat de leerlingen over hun foto, tekening of collage praten. Waarom hebben ze precies die foto/tekening/… gekozen?
Blz 2-3 Op deze dubbele pagina kun je met de leerlingen in gesprek gaan over wat ze allemaal al goed kunnen. Dit gesprek is inderdaad erg belangrijk en de leerkracht opent dit het beste op een speelse, ludieke manier. Aan de hand van prenten worden tal van voorbeelden gegeven van dingen die leerlingen al dan niet goed kunnen. Elk voorbeeld heeft iets te maken met een bepaald talent. Misschien zijn er tal van dingen die de leerlingen goed kunnen die niet in deze voorbeelden staan. Tracht elk voorbeeld dat de leerlingen aanhalen te verduidelijken aan de hand van het talent dat je voornamelijk nodig hebt om de activiteit van het voorbeeld uit te oefenen. Bijvoorbeeld:
Om goed te kunnen zwemmen of voetballen, moet je beweegknap zijn. Als je graag dieren verzorgt, ben je misschien wel natuurknap. Om goed te kunnen rekenen, moet je rekenknap zijn. Jezelf aankleden is niet zo gemakkelijk, je bent misschien wel zelfknap. Om goed of mooi te kunnen schrijven, moet je taalknap zijn. Om goed te kunnen tekenen, moet je beeldknap zijn. Als je graag samen speelt, ben je misschien wel samenknap. Als je goed kunt zingen, ben je misschien wel muziekknap.
Blz 4 - 5 In het eerste leerjaar leren de leerlingen rekenen met groter dan, is gelijk aan en kleiner dan. Ze kunnen dit gebruiken om zichzelf te vergelijken met hun klasgenoten: hoe groot ben ik en wie is er groter/kleiner dan ik?
Enkele richtvragen om in gesprek te gaan:
Wie is de grootste van de klas? Wie is de kleinste van de klas? Zijn je ouders groot of klein? Wie is er in de vakantie hard gegroeid? Aan wat merk je dat? Hoe groot wil je worden? Zijn de meisjes in het algemeen groter of kleiner dan de jongens? Wie weet hoe je iemand kunt meten? Wat gebruik je daarvoor? Hoe doe je dat? Wat zijn centimeters en meters? Wie meet graag? Wie telt graag? Vind je het fijn om jezelf met iemand anders te vergelijken? …
De leerlingen kunnen in een rij gaan staan van klein naar groot, eventueel met kleiner/groter-tekens op de grond. Daarnaast kun je als leerkracht gebruik maken van fotomateriaal. Ook het gebruik van een lengtemeter in de klas kan nuttig zijn. Zet de leerlingen eventueel in groepjes aan het werk.
Blz 6-7 Op deze dubbele bladzijde mogen de leerlingen aanduiden wat ze graag doen. Er staan vier voorbeelden waarbij ze van 1 tot en met 4 moeten aangeven wat ze het liefste doen. Ze schrijven het cijfer 1 in het vakje van wat ze het liefste doen. De leerlingen moeten kiezen en hun voorkeur duidelijk weergeven.
In de eerste prent zie je Cas en Ivan met een boek. De vraag die je hier kunt stellen is: ‘Doe je graag taal?’. Het kan gaan over lezen, voorlezen, schrijven, praten, … kortom alles wat met taal te maken heeft. Leerlingen die de voorkeur geven aan taal, kiezen voor taalknap. In de tweede prent zie je Kaat die aan het voetballen is. De vraag die je hierbij kunt stellen is: ‘Doe je graag sport?’. Leerlingen die de voorkeur geven aan sport, kiezen voor beweegknap. In de derde prent zie je Lucy die voor haar konijn zorgt. De vraag die je hier kunt stellen is: ‘Zorg je graag voor dieren of voor de natuur?’. Leerlingen die de voorkeur geven aan het zorgen voor de natuur, kiezen voor natuurknap. In de laatste prent zie je Rik met twee vriendjes. Ze werken samen aan een taak. De vraag die je hier kan stellen is: ‘Werk of speel je graag samen met anderen?’. De leerlingen die de voorkeur geven aan samenwerken of samenspelen (nadruk op ‘samen’), kiezen voor samenknap.
Wanneer de leerlingen gekozen hebben kun je hierover met hen in gesprek gaan. Welke volgorde hebben ze gekozen? Waarom hebben ze dit gekozen? Wat hebben hun klasgenoten gekozen? Op blz. 12-13, 24-25 en 36-37 wordt deze opdracht herhaald maar telkens met andere voorbeelden en/of andere talenten. Op het einde van elk schooljaar kunnen de leerlingen terug gaan kijken of ze bij hun voorkeur zijn gebleven of ze doorheen het jaar andere keuzes hebben gemaakt. Ook dit leent zich weer tot een gesprek.
Blz 8-9
De leerlingen denken na over wie ze zijn en meer bepaald over hun naam. Ze schrijven hun naam in grote en kleine letters en ze geven aan of ze het een mooie naam vinden. Welke naam vinden ze mooi? Zijn ze blij dat ze een jongen/meisje zijn? Stimuleer de leerlingen om aan hun ouders vragen te stellen over hun naam. Waarom hebben ze die naam gekozen? Wat betekent hun naam?
Blz 10-11 De leerlingen denken na over hun uiterlijk. Wat vinden ze mooi/leuk/goed aan zichzelf en wat niet? Wie zou er anders uit willen zien en waarom? Ze maken een zelfportret. De leerlingen vergelijken zichzelf met hun klasgenoten. De ene heeft lang haar, de andere kort haar. De ene heeft blauwe ogen, de andere heeft groene ogen. Welke verschillen zijn er allemaal? Tip: Laat de leerlingen voor een spiegel zitten met scheerschuim of met vingerverf. Laat de leerlingen hun gezicht aanvullen met bijvoorbeeld een snor, een baard, langer haar, sproeten, … door op de spiegel te tekenen.
Blz 12-13 Idem als blz. 6-7. De talenten die op de prenten te zien zijn, zijn:
Muziekknap: Ivan speelt trompet. Zelfknap: Ali schrijft in zijn dagboek, denkt na over zichzelf. Rekenknap: Kobe leert uit zijn hoofd tellen. Hij rekent graag. Beeldknap: Greet maakt een kunstwerk.
Blz 14-15 Op deze dubbele bladzijde mogen de leerlingen zichzelf wegen en dan aan de hand van pakken suiker hun gewicht inkleuren. Ze wegen ook hun boekentas en hoeveel ze wegen met hun boekentas op hun rug. Tip: Vergelijk het gewicht van de boekentassen. Laat de leerlingen hun boekentas leeg maken. Wat zit er allemaal in dat er niet in hoeft te zitten? Wat kan er gebeuren als je boekentas te zwaar is? Leerlingen die rekenknap zijn, zullen bij deze opdracht voornamelijk bezig zijn met het wegen en het inkleuren van de pakken suiker. Leerlingen die natuurknap zijn zullen je misschien kunnen vertellen wat de gevolgen van een zware boekentas zijn voor je rug en voor je gezondheid. Leerlingen die samenknap zijn, zullen interesse tonen in het gewicht van hun vrienden en kijken hoe mooi de vrienden hun boekje inkleuren, of andere leerlingen misschien helpen om de zware boekentas te dragen.
Blz 16-17
Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over de dingen die ze mooi vinden en die ze graag dragen. Zo kunnen ze een voetafdruk met verf maken en daarna hun voetafdruk vergelijken met die van klasgenoten. Welke tenen zijn langer, korter, dikker of dunner? Hoe ver kun jij je tenen opkrullen? kun je op hoge hakken lopen?
Mogelijke richtvragen om met de leerlingen in gesprek te gaan zijn:
Welke kleding vind je mooi en waarom? Kleur, model, soort stof,… Wat draag je het liefst en waarom? Winterkledij of zomerkledij, rokje of broek, rolkraag of v-hals,… Mag je zelf kiezen wat je aantrekt om naar school te gaan? Mag je zelf kiezen welke kleding je koopt in de winkel? Ga je graag kleding kopen? Kun je goed kleding (kleuren, accessoires,…) combineren? …
Tip: Organiseer een modeshow in je klas. Laat de leerlingen voor elkaar kledingstukken uitzoeken of laat ze knutselen. De beeldknappe leerlingen zullen genieten van deze activiteit. Zelfknappe leerlingen zullen meer bezig zijn met hun bewegingen op de catwalk, een muziekknappe leerling kan misschien een gepast liedje uitzoeken voor de modeshow.
Blz 18-19 Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over hygiëne. Tip: Laat de leerlingen een tandenborstel meebrengen en leer hen hun tanden poetsen. Je kunt de leerlingen een kaartje meegeven waarop ze gedurende een hele week moeten aankruisen wanneer ze hun tanden hebben gepoetst en wanneer ze een bad/douche genomen hebben, enz.
Blz 20-21 Dit is de laatste dubbele bladzijde voor het eerste leerjaar. De leerlingen staan stil bij zichzelf: ik ben fantastisch! Wanneer je de leerlingen laat pochen over zichzelf, kun je hen aanmoedigen om na te denken over hun talenten, met vragen als: Wat kun je goed? ? Hoe ben je knap en waarom vind je dat? ? Op de tegenoverliggende bladzijde schrijven de klasgenoten (kan aangevuld worden door woorden van de leraar of van de ouders) lieve woorden over de leerling. Laat de leerlingen telkens uitleggen waarom ze dat woord hebben opgeschreven of waarom ze vinden dat hun klasgenoot bijvoorbeeld ‘lief’ of ‘beeldknap’ of ‘een goede vriend’ is.
Blz 22-23
De leerlingen zitten nu in het tweede leerjaar. In het eerste leerjaar hebben ze veel nieuwe dingen geleerd. Ook tijdens de vakantie kunnen ze veel nieuwe dingen geleerd hebben. Daar gaat deze dubbele bladzijde over: welke nieuwe dingen heb ik geleerd en wat vond ik ervan? Laat de leerlingen eerst nadenken over deze vraag en vijf dingen opschrijven in hun boekje (blz. 22). Laat ze één nieuw ding uitkiezen waarover ze iets willen vertellen. Op blz. 23 schrijven de leerlingen dingen neer die ze zeker nog willen leren of uitproberen. Tip: Maak van de dingen die de leerlingen nog willen leren of uitproberen een lijstje dat je vooraan in de klas hangt. Probeer elke week/maand/… één van die dingen uit.
Blz 24-25 Idem als blz. 6-7. De talenten die op de prenten te zien zijn, zijn:
Taalknap: Cas schrijft een opstel. Natuurknap: Lucy zorgt voor haar konijn. Rekenknap: Kobe leert uit zijn hoofd tellen. Hij rekent graag. Beeldknap: Greet maakt een kunstwerk.
Blz 26-27 Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over hun nachtrust. Komen ze uitgeslapen naar school of zien ze er moe uit? Waarvan liggen ze wel eens wakker? Een goede nachtrust is heel belangrijk. Vaak slapen kinderen slecht waardoor ze zich op school niet zo goed kunnen concentreren of waardoor ze slechtgeluimd in de klas zitten. Ga met de leerlingen over dit thema in gesprek, trek er voldoende tijd voor uit. Bij dit thema is het opportuun om de ouders erbij te betrekken. Soms slapen de leerlingen de ene week bij mama en de andere week bij papa, of hebben ze twee kamers of moeten ze soms kamperen? Een goed slaapritueel zorgt voor een rustige nacht met voldoende slaap. Leerlingen die geen slaapritueel hebben kunnen van andere leerlingen ideeën oppikken die hen kunnen helpen om beter te slapen.
Blz 28-29
Op deze dubbele bladzijde duiden de leerlingen aan wat ze het afgelopen jaar hebben bijgeleerd. In het eerste leerjaar (blz. 2-3) mochten de leerlingen aanduiden wat ze al heel goed konden. Vergelijk wat ze vandaag goed kunnen met wat ze een jaar geleden goed konden. Wat hebben ze bijgeleerd? Waarin zijn ze nog beter geworden? Tip: Laat de leerlingen nadenken over iets waar ze dit schooljaar aan willen werken om het nog beter te kunnen. Door de boekjes met hun klasgenoten te vergelijken kunnen ze nagaan wie dat wel al goed kan. Zo kunnen ze aan elkaar hulp vragen om iets bij te leren.
Blz 30-31 De leerlingen kregen onlangs een schoolrapport. Laat hen dit schoolrapport bekijken en de vragen in hun groeiboek invullen. Daarna vullen ze hun talentenrapport in. Laat de leerlingen hun groeiboek mee naar huis nemen om samen met hun ouders hun rapport onder de loep te nemen en hun talentenrapport in te vullen. In het talentenrapport mogen de leerlingen ook dingen uit hun vrije tijd noteren. Wat doen ze allemaal in hun vrije tijd? Ga met hen in gesprek.
Blz 32-33
34-35
Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over hun eetgewoonten en over gezonde voeding. Zowel blz. 34 en 35 gaat over gezonde voeding. Wanneer je deze bladzijde invult, kun je de leerlingen de opdracht meegeven om hun eetgewoonten te registreren op de volgende bladzijden, zodat ze de volgende keer blz. 34 en 35 verder kunnen invullen. Hoe gezond eten de leerlingen? Doen ze aan beweging? Tip: Organiseer elke dag een bewegingstussendoortje en moedig de leerlingen aan om elke dag een stuk fruit mee te brengen om tijdens de speeltijd op te eten. Misschien kunnen jullie samen een gezonde fruitsla maken?
Blz 36-37
Idem als blz. 6-7. De talenten die op de prenten te zien zijn, zijn:
Muziekknap: Ivan zingt graag. Beweegknap: Kaat houdt van voetballen Zelfknap: Ali is graag bezig met zichzelf. Samenknap: Rik is graag bezig met zijn vrienden.
Ga eens terug kijken naar blz. 6-7, 12-13 en 24-25. Is er iets veranderd? Hoe komt dat? Welke talenten heb je het meeste aangeduid? Welke minder?
Blz 38-39 Op deze laatste dubbele bladzijde brengen de leerlingen hun talenten in kaart. Ze mogen al hun talenten inkleuren. Waar ben ik goed in? Wat doe ik graag? Onderaan kiezen ze dan het talent dat het beste bij hen past en schrijven ze waarom ze dat vinden. Geef het groeiboek mee naar huis zodat ook de ouders de talentencirkel kunnen inkleuren. Moedig de leerlingen aan om samen met hun ouders heel het boekje nog eens te doorbladeren om samen op zoek te gaan naar hun talenten. Ook de leraar kan een talentencirkel inkleuren of een sticker plakken bij het talent waarvan hij/zij vindt dat het het beste bij de leerling past.
TALENTGROEIBOEK 2 Blz 1 Wanneer je de groeiboekjes uitdeelt aan de leerlingen, maak dan van de gelegenheid gebruik om het groeiboek dat ze in het eerste en tweede leerjaar invulden, te bespreken. Tot welke talenten kwamen ze op het einde van het tweede leerjaar? Waar zijn ze wel/niet goed in? Wat zijn de talenten waar ze dit jaar aan willen werken? Vertel aan de leerlingen dat dit het tweede boekje is in een reeks van drie boekjes waarin ze op ontdekking gaan naar zichzelf in hun omgeving en naar hun talenten. De leerlingen mogen een pasfoto kleven op deze eerste bladzijde. In de plaats van een foto te kleven kunnen de leerlingen er ook een mooie tekening maken. Ze vullen de vragen op deze eerste bladzijde in en vertellen er iets over aan hun klasgenoten.
Blz 2-3 Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over vriendschap. Wanneer is iemand een goede vriend? Wie heeft zich wel eens laten meeslepen door een vriend? Wat is vriendschap eigenlijk? Ben je samenknap of eerder zelfknap? Dit thema leent zich uitstekend voor een boeiend klasgesprek, het schrijven van een opstel, het maken van een collage over vriendschap, het bedenken van een vriendschapslied, … Laat de leerlingen nadenken over de vragen en ze invullen. Daarna moeten zij uitgebreid de gelegenheid krijgen om dingen met elkaar te bespreken. Tip: Stimuleer de leerlingen om samen te spelen door elke dag nieuwe speelgroepjes samen te stellen. Reik hen spelletjes aan en geef hen tips over hoe ze goed samen kunnen spelen. Op deze manier krijgen leerlingen die misschien nog geen vriendjes hebben of leerlingen die niet zo sociaal vaardig zijn, de kans om hun klasgenoten te leren kennen en vrienden te maken.
Blz 4-5 Op deze dubbele bladzijde wordt de creativiteit van de leerlingen onder de loep genomen. De opdracht ‘Hoe creatief ben jij?’ op blz. 4 kun je op verschillende manieren uitvoeren. Je ziet 16 vierkanten waarvan de leerlingen zoveel mogelijk tekeningen moeten maken waarbij het vierkant de basisvorm is. Dit is een leuke opdracht die je doorheen het schooljaar meermaals kunt herhalen om de creativiteit van de leerlingen te stimuleren. In de plaats van vierkanten kun je ook rechthoeken, cirkels, driehoeken, enz. gebruiken. Je zou kunnen denken dat alle kinderen die op vier minuten tijd veel tekeningen gemaakt hebben, beeldknap zijn en dat de anderen niet zo beeldknap zijn. Dat is echter een foute interpretatie. Het is namelijk zo dat beeldknap een talent is met veel facetten: de ene kan goed associëren en zal van alle vierkanten een tekening maken binnen de tijdslimiet, maar de andere beeldknappe leerling zal maar drie of vier tekeningen maken met zeer veel detail. Beide aspecten hebben iets te maken met ‘beeldknap’ zijn.
Op blz. 5 vragen we aan de leerlingen hoe zij creatief zijn. Laat de leerlingen nadenken over situaties/opdrachten waarin en waarbij zij tot creatieve oplossingen/ideeën kwamen: je kunt creatief zijn in het knutselen, koken, op het vlak van techniek of kleding, in de inrichting van je kamer… Het antwoord op deze vraag kan voor iedereen anders zijn. Onderaan op blz. 5 moeten de leerlingen vierhoeken tellen. Het zijn er heel veel, maar daar gaat het eigenlijk niet om. Bij deze opdracht is het interessant om de leerlingen te observeren: welk talent wenden zij aan om deze opdracht uit te voeren? De ene zal kleurtjes gebruiken (beeldknap), de andere zal meteen beginnen tellen en structuur aanbrengen (rekenknap), nog iemand anders zal willen samenwerken met een klasgenootje (samenknap), misschien kan iemand zich niet zo goed concentreren en trekt hij/zij zichzelf terug om de opdracht rustig te kunnen bekijken (zelfknap) en nog een andere leerling zal misschien telkens een vierhoek aanwijzen met zijn vinger of afdekken met de handen (beweegknap). De manier waarop de leerling deze opdracht aanpakt, zegt iets over het talent dat hij/zij van nature aanwendt om een opdracht aan te pakken.
Blz 6-7 Op deze dubbele bladzijde gaan we na hoe sportief de leerlingen zijn. De opdrachten op blz. 6 zijn ideaal om te doen tijdens een turnles. Op blz. 7 kun je de ‘ik kan niet stilzitten’-meter vinden. Bespreek deze opdracht met de leerlingen zodat ze goed begrijpen waar het over gaat. Deze opdracht biedt de leraar en de leerlingen de kans om in gesprek te gaan over gedrag. Een leerling die moeilijk stil kan zitten en hier steeds voor terechtgewezen wordt, krijgt nu de gelegenheid om uit te leggen waarom hij niet stil kan zitten. Misschien kun je samen met de klas ideeën bedenken om de beweegknappe leerlingen meer bewegingsmogelijkheden te bieden die minder storend zijn voor de rustige leerlingen.
Blz 8-9 Op deze dubbele bladzijde leren de leerlingen over goede voornemens. Als je elke maand een dubbele pagina van het groeiboek behandelt, ben je nu in de maand december, de uitgelezen periode om goede voornemens te maken! Tip: Laat de leerlingen een goede voornemens-plan maken en mee naar huis nemen. Door het ergens zichtbaar te hangen zullen ze er beter aan denken en hebben ze meer kans dat ze hun goede voornemens waarmaken. Na de kerstvakantie kun je bespreken hoe het gelopen is, wie zijn doel bereikt heeft, enz.
Blz 10-11 De leerlingen kregen onlangs een schoolrapport. Laat hen dit schoolrapport bekijken en de vragen in hun groeiboek invullen. Daarna vullen ze hun talentenrapport in. Laat de leerlingen hun groeiboek mee naar huis nemen om samen met hun ouders hun rapport onder de loep te nemen en hun talentenrapport in te vullen. In het talentenrapport mogen de leerlingen ook dingen uit hun vrije tijd noteren. Wat doe ik allemaal in mijn vrije tijd? Ga met hen in gesprek.
Blz 12-13 Kinderen moeten leren kiezen en dat is niet altijd even gemakkelijk. Op deze dubbele bladzijde kiezen de leerlingen wat hun favoriete dingen zijn. Tip: Zet ‘leren kiezen’ als thema in de kijker. Informeer de ouders dat je deze week leert over kiezen. Laat de leerlingen telkens uitspreken wat ze kiezen, bv.: met wie wil ik samenspelen op de speelplaats? Met wie wil ik samenwerken in de klas? Welke hoek kies ik vandaag? Kies iets om mee naar school te nemen, kies wat je deze middag wil eten, kies welke kleding je aantrekt, kies wie er aan het bord mag komen, kies hoe lang de speeltijd moet duren, kies wat je vandaag wil leren, … Laat de leerlingen de gevolgen van hun keuzes zien en bespreek dit met hen.
Blz 14-15 Op blz. 14 en 15 gaat het over twee verschillende thema’s die je best op afzonderlijke momenten behandelt. Op blz. 14 gaan de leerlingen na hoe ze reageren als ze verliezen. Worden ze boos of blijven ze er rustig bij? Om dit te testen kun je de leerlingen spelletjes laten spelen of een wedstrijd organiseren en daarna kijken wie er gewonnen heeft en hoe de verliezers met hun verlies omgaan. Maak bespreekbaar hoe de leerlingen met verliezen omgaan, ook thuis, en laat hen elkaar tips aanreiken om met verliezen om te (leren) gaan. Op blz. 15 bespreken de leerlingen wat ze graag doen in hun vrije tijd en welke talenten ze daarbij ontwikkelen. Zo kun je zien waar de leerlingen thuis mee bezig zijn en welke talenten ze thuis laten zien die op school misschien minder of niet aan bod komen. Je kunt de leerlingen het talent dat ze in hun vrije tijd ontwikkelen, laten demonstreren of er iets van laten meebrengen en hen erover laten vertellen.
Blz 16-17 Iedereen kent dat gevoel wanneer je iets doet waarvan je weet dat het eigenlijk niet mag. Het gevoel dat het begint te knagen aan je geweten … Op deze dubbele bladzijde leren de leerlingen over het moreel besef. We plaatsen hen voor enkele situaties waar ze over moeten nadenken en dan moeten beslissen wat zij in die specifieke situatie zouden doen. Voordat de leerlingen de vragen beantwoorden leer je hen dingen afwegen: wat zijn de voor- en nadelen van deze beslissing? Laat dan de leerlingen deze bladzijde zelf invullen zodat ze niet beïnvloed worden door de mening van hun klasgenootjes. Daarna kun je deze oefening klassikaal bespreken. Laat de leerlingen bij elke situatie aangeven wat de gevolgen van hun keuze(s) (kunnen) zijn.
Blz 18-19 Op blz. 18 en 19 gaat het over twee verschillende thema’s die je het beste op afzonderlijke momenten behandelt. Soms heb je leerlingen die de lat voor zichzelf zeer hoog leggen, leerlingen die alles tot in de puntjes in orde willen hebben en die zenuwachtig worden als er iets niet volgens het plan in hun hoofd verloopt: perfectionisten! Andere leerlingen zijn dan weer heel nonchalant en trekken zich van niets iets aan. Om dit thema op een ludieke manier te bespreken, plannen we een antiperfectdag! Laat de leerlingen reacties noteren in hun groeiboek en bespreek deze achteraf: wat heeft persoon x gezegd en hoe erg vond je dat? Waarom vond je dat erg? Op blz. 19 staan de leerlingen stil bij de natuur. Ze vertellen over de dingen in de natuur waarvan ze kunnen genieten. Tip: Plan deze les buiten, in de tuin, in het bos, aan een vijver … Vraag aan de leerlingen of ze natuurknap zijn: zorgen ze graag voor de natuur, zorgen ze voor hun huisdieren, sorteren ze hun afval …
Blz 20-21 Met deze dubbele bladzijde zijn we aan het einde van het derde leerjaar gekomen. We ronden het jaar af met een les over gevoelens. Je kunt deze dubbele bladzijde invullen door te denken aan het afgelopen schooljaar in de klas, je kunt denken aan thuis of aan gevoelens die je had in je vrije tijd… Gevoelens onder woorden brengen is niet gemakkelijk. Het kan gebeurtenissen van vroeger terug oproepen, sommige dingen zijn misschien moeilijk om op te schrijven, enz. Neem zeker voldoende tijd om over gevoelens te praten en de leerlingen bij dit werkblad te begeleiden.
Blz 22-23 Het begin van een nieuw schooljaar is het beste moment om de leerlingen mee te laten denken over de inrichting van hun klas en over hoe ze de sfeer in hun klas kunnen verbeteren. Op deze dubbele bladzijde worden de leerlingen uitgenodigd om mee te denken en ideeën aan te reiken om dat te doen.
Blz 24-25 Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over hun leerstijl. We volgen hierbij de leerstijlen van Kolb. Deze zijn gebaseerd op vier manieren van leren en/of denken:
Doe: iemand die leert door te doen wil experimenteren, actief bezig zijn en ervaren. Leerlingen die graag ‘doen’ verkiezen activiteiten waarbij ze zo snel mogelijk actief aan de slag kunnen gaan en waarbij ze dingen actief kunnen oefenen. Ze leren door dingen uit te proberen en als iets niet lukt, door opnieuw te beginnen. Ze doen alvorens te denken. Droom: sommige leerlingen leren door te dromen of te reflecteren op wat ze zien en ervaren. Ze geven de voorkeur aan opdrachten die ze zelf kunnen meemaken of ervaren en daarna te kijken wat het resultaat is. Ze kunnen problemen van verschillende kanten bekijken en vinden telkens nieuwe ingangspoortjes om een probleem op te lossen. Ze wikken en wegen en letten op details. Denk: leerlingen die leren door te denken gaan leerstof analyseren en uitpluizen. Ze observeren en stellen vragen, ze maken hypothesen en onderzoeken theorieën. Ze kunnen goed redeneren en verbanden leggen. Beslis: leerlingen die leren door te beslissen zijn leerlingen die knopen doorhakken zonder altijd stil te staan bij de gevolgen. Ze nemen initiatief en durven experimenteren. Ze willen weten hoe iets werkt of waarom iets zus of zo is. Ze willen actie zien.
Aan de hand van enkele korte omschrijvingen kiezen de leerlingen de leerstijl die het best bij hen past. Ze kunnen de bollen inkleuren of nummeren naargelang hun voorkeur voor een bepaalde leerstijl. Op blz. 24 geven de leerlingen aan hoeveel en hoe zij leren door de vragen in te vullen. Dit kan zinvolle informatie opleveren voor de leraar en ouders.
Blz 26-27 Is er een verschil tussen smoesjes verzinnen en liegen? Dat is de vraag die we aan de leerlingen stellen. Wat denken zij ervan? Als je dit thema klassikaal bespreekt, bewaak dan dat de leerlingen elkaar niet gaan beschuldigen. Uitkomen voor een leugen tegenover je klasgenoten kan heel wat gevolgen hebben. Toch is het een thema waarover gesproken moet worden, het helpt de leerlingen om na te denken en goede beslissingen te nemen, alvorens leugens te vertellen of smoesjes te verzinnen.
Blz 28-29 Op blz. 28 en 29 gaat het over twee verschillende thema’s die je het best op afzonderlijke momenten behandelt. Op blz. 28 leren de leerlingen over stereotypen. Een stereotype is een beeld hebben over iets dat niet (automatisch) strookt met de werkelijkheid. Het is vaak een vooroordeel dat in stand gehouden wordt om dingen te rechtvaardigen. Aan de hand van een stellingenspel worden enkele vooroordelen besproken. Op blz. 29 maken de leerlingen kennis met verschillende muziekstijlen. Vooral de muziekknappe leerlingen zullen genieten van deze activiteit.
Blz 30-31 De leerlingen kregen onlangs een schoolrapport. Laat hen dit schoolrapport bekijken en de vragen in hun groeiboek invullen. Daarna vullen ze hun talentenrapport in. Laat de leerlingen hun groeiboek mee naar huis nemen om samen met hun ouders hun rapport onder de loep te nemen en hun talentenrapport in te vullen. In het talentenrapport mogen de leerlingen ook dingen uit hun vrije tijd noteren. Wat doen ze allemaal in hun vrije tijd? Ga met hen in gesprek.
Blz 32-33 Op deze dubbele bladzijde kunnen de leerlingen een leuke quiz over beroepen doen. Om de quiz in te leiden kun je met de leerlingen in gesprek gaan over het beroep van hun ouders, over welk beroep ze leuk of tof vinden, wat ze later zelf willen doen, enz.
Enkele richtvragen bij de nabespreking van de quiz:
Welke talenten moet je hebben om dit beroep uit te oefenen? Ken je iemand die dit beroep uitoefent? Kun je nog andere typische voorwerpen bedenken bij dit beroep? Wat zou je moeten studeren om dit beroep te kunnen doen? …
Blz 34-35 Op blz. 34 en 35 gaat het over twee verschillende thema’s die je het beste op afzonderlijke momenten behandelt. Op blz. 34 gaan de leerlingen op onderzoek uit. Wat hebben ze van hun familie meegekregen en op wie lijken ze het meest? Deze opdracht kun je als huistaak geven zodat de leerlingen dit samen met hun ouders onderzoeken. Daarna kun je het in de klas bespreken. Op blz. 35 gaan de leerlingen na of ze voornamelijk met hun rechter- of met hun linkerhersenhelft denken. Ze lezen de woorden in de prent van de hersenen en duiden aan waar ze goed in zijn. Iemand die niet altijd op de tijd let, liever concreet bezig is, een goed ruimtelijk inzicht heeft, veel met beeldende dingen bezig is, of kortom: meer bezig is met creativiteit en gevoel, is een rechterhersenhelft-denker. Iemand die veel nadenkt en houdt van logica, altijd stipt is en orde op prijs stelt, is een linkerhersenhelft-denker.
Tip: Om het nog concreter te maken voor de leerlingen, kan je ze voorbeelden laten zoeken bij elk woord in de prent.
Blz 36-37 Op blz. 36 en 37 gaat het over twee verschillende thema’s die je het beste op afzonderlijke momenten behandelt. Op blz. 36 denken de leerlingen na over liefde en over een diepe genegenheid hebben voor iets. Iets waar je een diepe genegenheid voor hebt sluit vaak aan bij de talenten die je hebt of bij de dingen die je graag doet. Tip: Toon de leerlingen enkele ‘liefde is…’ afbeeldingen, muziek of teksten om hen op weg te helpen. Je kunt er heel veel vinden op het internet. Je kunt leerlingen ook met muziek of tekstjes op weg helpen.
Op blz. 37 mogen de leerlingen al hun trotsmomenten delen met hun klasgenoten. Tip: Laat de leerlingen een oorkonde maken voor zichzelf over iets van zichzelf waar ze fier op zijn. Laat de oorkonde ondertekenen door de leerling, de leraar en de ouders. Daarna kunnen ze hun oorkonde op een zichtbare plaats hangen zodat ze er vaak aan terug kunnen denken. Zo kunnen we de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van de leerlingen stimuleren.
Blz 38-39 Op deze laatste dubbele bladzijde staan de leerlingen even stil bij zichzelf: ben ik een sloddervos of een perfectionist? Tip: Maak met de leerlingen een ‘opruimkalender’ voor de klas of voor thuis. Sommige kinderen moeten leren opruimen, want wat netjes is voor de ene is niet noodzakelijk netjes voor de andere.
TALENTGROEIBOEK 3 Het derde groeiboek is anders opgebouwd dan de eerste twee groeiboekjes. Omdat de thema’s vaak langer zijn dan een dubbele bladzijde is het moeilijker om maandelijks een dubbele bladzijde te behandelen. Bekijk telkens heel het thema en kies dan op welke manier of over welke tijdspanne je het thema zal behandelen. Net zoals groeiboek 1 en 2 loopt de verdeling van de leerjaren van 1 tot en met blz. 21 (vijfde leerjaar) en van 22 tot het einde van het boekje (zesde leerjaar).
Blz 1 Wanneer je de groeiboekjes uitdeelt aan de leerlingen, maak dan van de gelegenheid gebruik om de groeiboekjes dat ze in de eerste en tweede graad invulden, te bespreken. Tot welke talenten kwamen ze op het einde van het vierde leerjaar? Waar zijn ze wel/niet goed in? Wat zijn de talenten waar ze dit jaar aan willen werken? Vertel aan de leerlingen dat dit het derde en laatste boekje van de reeks is waarin ze op ontdekking gaan naar zichzelf en kennismaken met de ruimere omgeving. Ze werken intensief rond hun studiekeuze en hun toekomst.
Blz 2-9
In de eerste negen bladzijden maken de leerlingen kennis met de acht talenten van de meervoudige intelligentie. Als zij in de eerste en tweede graad ook met de groeiboekjes werkten, kennen ze de meeste talenten al vrij goed. In dit groeiboek worden de acht talenten verder uitgediept en kunnen de leerlingen nagaan welke talenten ze goed en welke ze minder goed ontwikkeld hebben. Ze duiden bij elk talent aan hoe goed ze er in zijn.
Blz 10-11 Op deze dubbele bladzijde vragen de leerlingen aan hun vrienden, klasgenoten en ouders of familieleden welke talenten zij de leerlingen toeschrijven. Ze mogen de talentencirkels inkleuren en er telkens bij noteren waarom ze dat vinden. Vooral het antwoord op deze ‘waarom’vraag levert belangrijke informatie op voor de leerling. Op de vorige bladzijden hebben de leerlingen een keuze gemaakt van hoe ze zelf knap zijn, nu kunnen ze aftoetsen of hun ouders en vrienden er ook zo over denken.
Blz 12-13 De leerlingen kregen onlangs een schoolrapport. Laat hen dit schoolrapport bekijken en de vragen in hun groeiboek invullen. Laat de leerlingen hun groeiboek mee naar huis nemen om samen met hun ouders hun rapport onder de loep te nemen. Nu hebben de leerlingen al heel wat informatie verzameld over hun talenten. Laat de leerlingen op blz. 13 hun top 8 van hun talenten invullen op basis van alle informatie die ze op de vorige bladzijden verzamelden. Laat de leerlingen hun top 8 voorstellen aan de klas en uitleggen waarom ze deze top 8 gekozen hebben.
Blz 14-15-16-17 Deze vier bladzijden bieden de leerling heel wat informatie over het secundair onderwijs en alle veranderingen die daarbij horen. Neem zeker voldoende tijd om dit thema te behandelen en laat de leerlingen al hun vragen over het secundair onderwijs noteren zodat je er een antwoord op kunt geven. Ga met hen in gesprek om alle onduidelijkheden en onzekerheden weg te nemen en om een open dialoog te starten rond studiekeuze en de overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs.
Blz 18-19-20-21-22 Deze bladzijden (18-20) behandelen het thema ‘kiezen’. De leerlingen maken kennis met alle mogelijke studierichtingen in de eerste graad secundair onderwijs. Ze onderzoeken welke talenten je voor welke studierichting nodig hebt.
We moedigen de leerlingen aan om met hun ouders in gesprek te gaan over hun studiekeuze en samen een gefundeerde keuze te maken (blz.21). Laat de leerlingen hun groeiboek mee naar huis nemen zodat de leerlingen dit thema samen met hun ouders kunnen bekijken.
In ‘kiezen kan soms moeilijk zijn’ leren we de leerlingen hoe ze het beste een goede keuze maken: de keuzemogelijkheden omschrijven zodat ze begrijpen wat ze kunnen kiezen, de voor- en nadelen van hun mogelijke keuzes noteren en afwegen, eventuele alternatieven bedenken en uiteindelijk kiezen. Tip: Kiezen kan soms heel moeilijk zijn, dus laat de leerlingen regelmatig oefenen om zowel voordelen als nadelen naast elkaar af te wegen alvorens een keuze te maken. Dit kan in dagelijkse klasactiviteiten aan bod komen. Laat hen ook telkens hun keuze verantwoorden: waarom heb je dat gekozen?
Blz 23-24 Op deze bladzijden vind je een quiz in verband met studiekeuze. De leerlingen vullen de vragen in en zij kunnen tijdens een rekenles of een les ICT de resultaten verwerken. Maak een overzicht met grafieken om een duidelijk beeld te krijgen van hoe de leerlingen kiezen en wat zij belangrijk vinden bij het maken van een studiekeuze. De resultaten van deze enquête zijn een goed uitgangspunt voor een klasgesprek.
Blz 25 Op blz. 25 mogen de leerlingen fantaseren over hun toekomst. Deze les laat je het beste plaatsvinden in een rustig en ruim klaslokaal, in de turnzaal of buiten op het gras. Na de ‘droomsessie’ laat je de leerlingen de vragen in de luchtbellen invullen. Ze mogen echt fantaseren! Tip: Trek een lijn door de klas. Overloop de vragen in de luchtbellen en laat de leerlingen telkens een kant kiezen. Vb. alle leerlingen die binnen willen werken gaan aan de linkerkant staan, alle leerlingen die buiten willen werken zetten zich rechts van de lijn. Zo zien de leerlingen telkens waar hun klasgenoten voor kiezen. Laat telkens enkele leerlingen vertellen waarom ze dat gekozen hebben.
Blz 26-27 Op deze dubbele bladzijde denken de leerlingen na over verschillende beroepen en over de talenten waarover je moet beschikken om die beroepen uit te oefenen. Om te starten kunnen ze denken aan het beroep van hun ouders, familieleden, buren, enz.
Blz 28-29 Als je gaat werken, verdien je geld. Maar hoeveel verdien je eigenlijk en is er een verschil in inkomen tussen de verschillende beroepen? De leerlingen zoeken het uit. Daarnaast maken ze kennis met enkele speciale begrippen. Laat de leerlingen zelf zoveel mogelijk opzoeken tijdens een les ICT of geef deze opdracht mee naar huis als huistaak. Dan kunnen ze dit thema samen met hun ouders bekijken.
Blz 30-31
Op deze dubbele bladzijde leren de leerlingen over de puberteit en alles wat er aan hun lichaam verandert tijdens deze bijzondere periode. Een thema waar elke leerling zich op moet voorbereiden!
Blz 32-33 Op deze dubbele bladzijde leren de leerlingen wat ze kunnen doen als ze faalangstig zijn. Het biedt ook de gelegenheid om over het thema in gesprek te gaan. Faalangst is immers iets waar veel leerlingen last van hebben. Tip: Leer de leerlingen enkele ontspanningsoefeningen en/of ademhalingsoefeningen aan en oefen deze voordat je hen een toets laat maken. Zo ervaren de leerlingen hoe het hen kan helpen in stresssituaties.
Blz 34-35 Op deze dubbele bladzijde vinden de leerlingen tal van eigenschappen op kaartjes terug. Zij mogen voor zichzelf aanduiden over welke eigenschappen ze zelf beschikken en daarna mogen ze kaartjes uitdelen aan hun klasgenoten. Welke eigenschap past bij wie en waarom? Daarna bekijken de leerlingen alle kaartjes die ze gekregen hebben. Ze kunnen deze in hun boekje kleven (op blz. 40 is er nog plaats).
Blz 36-37 Op deze dubbele bladzijde leren de leerlingen de waarde van geld kennen en maken ze kennis met de kostprijs van tal van producten en diensten. Hoeveel kost een jaar ‘leven’? Ook hier kun je weer kiezen of je de leerlingen de vragen laat opzoeken in de klas of je ze het met hun ouders laat invullen.
Blz 38 Op blz. 38 kun je een keuzefiche vinden. Deze keuzefiche is opgebouwd zoals de BaSo-fiche die door veel scholen wordt gebruikt bij de overgang van het zesde leerjaar lager onderwijs naar het eerste leerjaar secundair onderwijs. Op de keuzefiche is er een onderdeel dat de leerling zelf kan invullen, een onderdeel voor de ouders en een deel voor de leraar. Samen geven al deze betrokkenen aan voor welke studierichting de leerling het beste kiest, waarom deze keuze gemaakt is en wat de talenten van de leerling zijn.
Blz 39 Op deze laatste bladzijde kun je tal van websites vinden die meer informatie bevatten over studiekeuze, beroepen, leren en werken, enz.