Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
SAP BusinessObjects XI 3.1 XI3.1 Service Pack 3
Copyright
© 2010 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP NetWeaver, Duet, PartnerEdge, ByDesign, SAP Business ByDesign en andere producten en services van SAP die in dit document worden genoemd, alsook de respectieve logo's zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van SAP AG in Duitsland en andere landen. Business Objects en het logo van Business Objects, BusinessObjects, Crystal Reports, Crystal Decisions, Web Intelligence, Xcelsius en andere producten en services van Business Objects die in dit document worden genoemd, alsook de respectieve logo's zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Business Objects S.A. in de Verenigde Staten en in andere landen. Business Objects is een onderneming van SAP. Alle andere genoemde namen van producten en services zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven. Gegevens in dit document zijn uitsluitend bedoeld ter informatie. Nationale productspecificaties kunnen verschillen. Deze gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Deze materialen worden slechts voor informatiedoeleinden aangeboden door SAP AG en de bij SAP aangesloten bedrijven ("SAP Group"), zonder vertegenwoordiging of garanties van enigerlei aard. SAP Group is niet aansprakelijk voor fouten of onvolledigheden met betrekking tot de materialen. De enige garanties voor producten en services van SAP Group zijn de garanties in de uitdrukkelijke garantieverklaringen die bij dergelijke producten en services worden geleverd, indien van toepassing. Niets in deze tekst mag worden opgevat als aanvullende garantie. 2010-05-25
Inhoud Hoofdstuk 1 Informatie over Performance Management Deployment Tool
5
Informatie over Performance Management Deployment Tool.....................6 Wat is er nieuw in versie 2 van het hulpprogramma?............................8 Wat kan ik verplaatsen met het hulpprogramma?..................................8 Beperkingen van het hulpprogramma....................................................9 Metagegevens voor het maken van het bestand met de activumbeschrijving..............................................................................10 Hoofdstuk 2 Performance Management Deployment Tool gebruiken
15
Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT...........................16 Voordat u Deployment Tool gebruikt....................................................17 De wizard Gegeven implementeren..........................................................19 Stap 1: Configureren............................................................................20 Stap 2: Bron/Doel.................................................................................23 Stap 3: Activumtypen...........................................................................24 Stap 4: Activumobjecten.......................................................................25 Stap 5: Implementeren.........................................................................25 Hoofdstuk 3 Informatie over Cursor Manager
27
Cursor Manager.........................................................................................28 Cursors voor activa-id's verhogen met de Cursor Manager......................28 Hoofdstuk 4 De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3
33
Deployment Tool gebruiken in migratiewerkstromen.................................34 Informatie over de wizard Importeren........................................................34
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
3
Inhoud
Scenario 1: migreren via een testomgeving zonder de bronproductieomgeving te wijzigen..................................................................................................36 Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron...............................39 Bijlage A
Meer informatie
Index
4
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
43
47
Informatie over Performance Management Deployment Tool
1
1
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
Informatie over Performance Management Deployment Tool Deployment Tool is een standalone Java-toepassing waarmee u Performance Management-activa tussen omgevingen kunt verplaatsen. Met dit hulpprogramma kunt u de levenscyclus van een Performance Management-implementatie beheren door doelstellingen en gegevens van de ene gegevensopslagruimte naar een andere te verplaatsen. Deployment Tool is geen migratiehulpprogramma. U kunt er de gegevens en doelstellingen die deel uitmaken van een bestaande Performance Management-implementatie, mee verplaatsen van een ontwikkelomgeving naar een test- of productieomgeving in dezelfde versie. Deployment Tool ondersteunt export en import van Performance Management-activa tussen twee BusinessObjects Enterprise XI Release 3-omgevingen.
6
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
Via het importproces worden metagegevens over activa geëxtraheerd uit een Performance Management XI 3.0-gegevensopslagruimte of uit een bestaand beschrijvingsbestand. De metagegevens worden geëxtraheerd als XML en kunnen vervolgens worden geïmporteerd in een doelgegevensopslagruimte of lokaal opgeslagen als XML-bestand. Met Deployment Tool kunt u activa exporteren in een lege gegevensopslagruimte, of in een gegevensopslagruimte die al activa bevat. Opmerking:
Deployment Tool versie 2 kan geen XML-activumbestanden lezen of implementeren die door versie 1 van het hulpprogramma zijn gegenereerd. Het hulpprogramma maakt geen onderscheid tussen XML-activumbestanden die zijn gegenereerd door verschillende versies. Er wordt dan ook geen foutbericht weergegeven als u een activumbestand van versie 1 probeert te gebruiken met versie 2 van het hulpprogramma. Pogingen om activa te importeren met behulp van een activumbestand van de eerdere versie zullen echter mislukken.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
7
1
1
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
Deployment Tool biedt geen oplossing voor versiebeheer. U kunt een extern hulpprogramma gebruiken voor het beheren van versies van activa. Verwante onderwerpen
• Wat kan ik verplaatsen met het hulpprogramma?
Wat is er nieuw in versie 2 van het hulpprogramma? In dit document worden de functies beschreven die beschikbaar zijn in versie 2 van Deployment Tool en die gebruikt kunnen worden bij implementaties van Dashboards and Analytics in XI 3.0. Deze versie van het hulpprogramma biedt de volgende extra functies in vergelijking met versie 1 van het hulpprogramma: •
het importeren van aanvullende activa: agenda's, onderwerpgebieden, dimensiebeveiliging, regels and waarschuwingen
•
nieuw beheermechanisme voor gegevensopslagruimte-/activum-id (de PostFix-id)
Wat kan ik verplaatsen met het hulpprogramma? U kunt de volgende Dashboards and Analytics-activa verplaatsen tussen BusinessObjects Enterprise XI 3.0-omgevingen met Deployment Tool:
8
•
gegevensdefinities (universe-gegevens en handmatige invoergegevens)
•
gegevenswaarden (optioneel)
•
doelstellingsdefinities
•
doelstellingswaarden (optioneel)
•
definities van doelstellingstypen
•
dimensies gebaseerd op universes
•
handmatig gedefinieerde gebruikersrechten en beveiliging voor gesegmenteerde dimensies (lezen uit de database)
•
gegevensstructuren
•
agenda
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
•
onderwerpgebieden
•
regels en signalen
•
regelmappen
Beperkingen van het hulpprogramma De beperkingen van versie 2 van het hulpprogramma zijn: •
Samenvoeging van meerdere gegevensopslagruimten in één gegevensopslagruimte is niet mogelijk.
•
Geen ondersteuning voor de stapsgewijze migratie van setgegevens.
•
Deployment Tool versie 2 kan geen XML-activumbestanden lezen of implementeren die door versie 1 van het hulpprogramma zijn gegenereerd.
•
Exporteren van gegevens op basis van setgegevens tegelijk met de gerelateerde set-universes is niet mogelijk. Sets zijn niet zichtbaar zolang de onderwerpen (van de universe) niet zijn gepubliceerd. Voor het exporteren van gegevens op basis van sets moet u dus eerst de set-universe exporteren.
•
Als u gegevens die met een filter of voorwaarde zijn gemaakt, wilt verhogen van een bron- naar doelomgeving, moet u eerst de gerelateerde universes verhogen met versie 2 van Deployment Tool. Zo weet u zeker dat subject__id en condition_id met elkaar overeenstemmen.
•
Voor het verhogen van een dimensie moet de gegevensbron (de feitentabel waarop de dimensie is gedefinieerd) beschikbaar zijn. De lijst met segmenten van elke dimensie wordt namelijk bijgewerkt volgens de gegevensbron wanneer deze wordt gepubliceerd.
Verder kunt u met het hulpprogramma de volgende activa niet verplaatsen: •
Predictive Analysis-gegevens en overeenkomstige analyses
•
dimensies die niet zijn gebaseerd op een universe
•
Process Analysis-controlediagrammen
•
de opgeslagen objecten in de tabel ci_transform, gemaakt bij het maken van de gegevensopslagruimte
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
9
1
1
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
•
Aggregaties met Totaal aantal, Aantal Null, Steekproefvariantie, Steekproefasymmetrie en Kurtosis-steekproef in DB2 UDB en DB2 OS 390
•
publicaties van gegevens en doelstellingen en analyses van doelstellingslidmaatschappen en Strategy Builder-gegevens
•
doelstellings- en gegevenswaarden van 10e20000 of hoger
•
tolerantiebereikwaarden voor doelstellingen
• •
Dashboards Sets
Deployment Tool is alleen in het Engels beschikbaar. Verwante onderwerpen
• Beperkingen van het hulpprogramma
Metagegevens voor het maken van het bestand met de activumbeschrijving In Deployment Tool worden metagegevens gebruikt over elk opgeslagen activum in de brongegevensopslagruimte om activumbeschrijvingen te maken tijdens het importeren. Deze activumbeschrijvingen worden opgeslagen in XML-bestanden. Opmerking:
Bestanden met activumbeschrijvingen die zijn gegenereerd door versie 1 van Deployment Tool zijn niet compatibel met versie 2 van het hulpprogramma.
Gegevensdefinities en -waarden Bij het importproces worden metagegevens geëxtraheerd over gegevens (de gegevensdefinitie) en krijgt u de optie om opgeslagen gegevenswaarden in de gegevensopslagruimte te importeren. Als u geen gegevenswaarden exporteert, worden de gegevens gemaakt met de geëxporteerde definitie en kenmerken op het doelsysteem en u moet de gegevens in het doelsysteem vernieuwen om de gegevenswaarden te vullen nadat het hulpprogramma is
10
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
uitgevoerd. Als u gegevenswaarden importeert, zijn de geïmporteerde definities al gevuld met de desbetreffende gegevens.
Doelstellingsdefinities en doelstellingswaarden Bij het importproces worden metagegevens geëxtraheerd over doelstellingen en krijgt u de optie om ook doelstellingswaarden te importeren. Standaard worden alleen de doelstellingsdefinities en kenmerken geïmporteerd en geëxporteerd. U kunt kiezen of u de bijbehorende waarden al dan niet importeert. Als u geen doelstellingswaarden wilt exporteren, krijgen de geïmporteerde doelstellingsdefinities automatisch een tijdsperiode toegewezen (op basis van de aanvankelijke doelstellingsperiode in de doelstellingsdefinitie en de agenda waarop de doelstelling is gebaseerd), plus de aanvankelijke doelstellingswaarde. Deze waarden moet u bevestigen (of wijzigen) in het deelvenster Doelstelling bewerken voordat u ze na het exporteren kunt zien. Voor doelstellingen op basis van universe-query's geldt het volgende als u geen doelstellingswaarden exporteert: de doelstellingen worden gemaakt met de geëxporteerde definitie en kenmerken op het doelsysteem en u moet de doelstellingen in het doelsysteem vernieuwen om de doelstellingswaarden te vullen nadat het hulpprogramma is uitgevoerd. Als u doelstellingswaarden importeert, zijn de geïmporteerde definities al gevuld met de desbetreffende gegevens. Tolerantiedefinities voor doelstellingen kunt u importeren/exporteren met de doelstellingsdefinitie, maar de hoogste en laagste tolerantiewaarden zelf worden niet geëxporteerd. Voor het vullen van de hoogste en laagste tolerantiewaarden in de doelgegevensopslagruimte moet u de doelstellingen na het importeren handmatig vernieuwen.
Geïmporteerde doelstellingen vernieuwen om de tolerantiewaarden te vullen 1. Na promotie meldt u zich aan bij Performance Management in de doelomgeving. 2. Selecteer in Doelstellingen de doelstelling in de lijst met beschikbare doelstellingen. De hoogste en laagste tolerantiewaarden voor de doelstelling worden niet weergegeven. 3. Klik op Vernieuwen om de tolerantiewaarden weer te geven.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
11
1
1
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
Raadpleeg de online-Help van Performance Management voor meer informatie over het vernieuwen van doelstellingen.
Doelstellingstypen Bij het importproces worden metagegevens over doelstellingstypen geëxtraheerd die zijn gedefinieerd in de brongegevensopslagruimte. Deze worden geëxporteerd naar de doelgegevensopslagruimte.
Dimensiedefinities en beveiliging Bij het importproces worden metagegevens geëxtraheerd over testdimensies. Feitentabellen waarop de geëxporteerde dimensies zijn gebaseerd, moeten toegankelijk zijn tijdens het exporteren van dimensies. Dimensiedefinities verwijzen naar de gerelateerde feitentabellen. Bij het importproces worden tevens gebruikersrechten plus beveiliging geëxtraheerd die zijn gedefinieerd voor afzonderlijke dimensies in de bronomgeving. Deze worden samen met de dimensiedefinities geëxporteerd naar het doelsysteem.
Gegevensstructuren Bij het importproces worden metagegevens over gegevensstructuren geëxtraheerd, maar worden de gegevens waarnaar wordt verwezen niet automatisch verplaatst. Voor het importeren van een gegevensstructuur en de gerelateerde gegevens ervan, moet u zowel de gegevensstructuur als de gegevens waarnaar wordt verwezen selecteren voor importeren in Deployment Tool.
Agenda’s Bij het importproces worden definities van alle soorten agenda's geëxtraheerd.
12
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
Onderwerpgebieden Het onderwerpgebied is een incrementele id die wordt gemaakt wanneer een universe naar de Performance Management-gegevensopslagruimte wordt verplaatst (via Setup > Systeeminstallatie > Gegevensopslagruimte). Onderwerpgebieden worden in analyses gebruikt voor de verwijzing naar universes. Bij het importproces worden de metagegevens over de onderwerpgebieden geëxtraheerd uit universes die u selecteert voor het exporteren. Voor het exporteren van universes met Deployment Tool, moet u deze eerst publiceren als InfoObjects in een CMS die is gedefinieerd in de set gegevensopslagruimten. Verwante onderwerpen
• De set gegevensopslagruimte voor bedrijfsgegevens definiëren
Beperkingen van onderwerpgebieden Wanneer het onderwerpgebied tijdens het importeren niet kan worden behouden (als het niet identiek is in de bron- en doelomgeving of als u probeert een universe te importeren naar een doelgegevensopslagruimte die al een universe bevat met hetzelfde onderwerpgebied), worden de volgende analyses die afhankelijk zijn van het onderwerpgebied niet ondersteund voor het importeren: •
Analyses waarbij prompts worden gebruikt bij onderwerpgebieden en die niet zijn gedefinieerd als vernieuwen bij openen
•
Analyses met een filter voor de lijst van beschikbare onderwerpen (IMT, Individual Profiler, geselecteerde gegevens volgen, de meeste vluchtige gegevens, setoverzicht)
•
Analyses die de onderwerp-id opslaan in hun xml-definities (exportlijst, Individual Profiler, Aantal visuele gegevens en Pareto-diagrammen en kaarten op basis van universes)
•
Set Analytics (Lidmaatschap, Migratie en Multiset met gelijktijdige gebeurtenissen) omdat deze worden gefilterd op onderwerpgebied. Dit is standaard het geval. U kunt de xml-bestanden handmatig bewerken overeenkomstig deze analyses om dit filter te verwijderen.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
13
1
1
Informatie over Performance Management Deployment Tool Informatie over Performance Management Deployment Tool
•
Analyses met controlediagrammen (omdat Deployment Tool de tabel ci_run_value niet migreert)
Regels en signalen Bij het importproces worden definities van regels en signalen geëxtraheerd die zijn gedefinieerd in het bronsysteem.
14
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Performance Management Deployment Tool gebruiken
2
2
Performance Management Deployment Tool gebruiken Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT
Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT Het niveau van activa verhogen met Deployment Tool is slechts één stap in het levenscyclusbeheer of migratieproces. Voer de volgende werkstroom uit voor een effectieve implementatie: 1. Gebruik BusinessObjects XI 3.0 Performance Management-hulpprogramma's om toepassingen in een ontwikkelomgeving te ontwikkelen. Dit omvat het maken van gegevens in Dashboard Manager, doelstellingen in Performance Management en sets in Set Analysis. 2. Configureer een doelomgeving in BusinessObjects XI 3.0 voor testen of productie, afhankelijk van de stappen in uw levenscyclusproces. 3. Als uw toepassingen sets bevatten (en als een of meer van de geëxporteerde gegevens op sets zijn gebaseerd), gebruikt u Set Architect voor de implementatie van setmetagegevens (met behulp van het verwijderingsproces voor de bronomgeving en het laadproces voor de doelomgeving). 4. Gebruik de wizard Importeren van BusinessObjects XI 3.0 om universes en andere InfoObjects (dashboards, analyses, gebruikers) naar de doelomgeving (testen of productie) te verplaatsen. Opmerking:
Bij het handmatig uploaden van universes naar de doel-CMS zonder de wizard Importeren te gebruiken, zijn de CUID's in de doel- en bronsystemen verschillend van elkaar. In deze situatie kunt u gegevens die op deze universes zijn gebaseerd, niet importeren met Deployment Tool. Daarvoor moet de CUID (opgeslagen in ci_source.universe_cuid) overeenkomen met de gegevens in de bron- en doelsystemen. 5. Gebruik Deployment Tool voor het verplaatsen van uw activa van het bronsysteem naar het doel. 6. Als u er niet voor hebt gekozen gegevenswaarden te importeren samen met hun definities, worden de gegevenswaarden gevuld door de gegevens in het doelsysteem te vernieuwen. Als u gegevenswaarden hebt geïmporteerd, zijn de geïmporteerde definities al gevuld met de desbetreffende gegevens. 7. Definieer planningen in het doelsysteem handmatig (deze worden niet geïmporteerd met Deployment Tool).
16
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Performance Management Deployment Tool gebruiken Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT
Verwante onderwerpen
• Voordat u Deployment Tool gebruikt
Voordat u Deployment Tool gebruikt Voordat u Deployment Tool uitvoert of gebruikt: •
Installeer Business Objects XI 3.0. De clienttoepassing wordt geleverd in een ZIP-bestand en de servercomponenten die vereist zijn om het hulpprogramma uit te voeren, worden geleverd als onderdeel van de Service Pack. XI 3.0 moet geïnstalleerd zijn op alle BusinessObjects Enterprise-servers die u wilt openen met Deployment Tool.
•
Zorg ervoor dat u JDK 1.4.2 of een latere versie hebt, en dat u ten minste 64 MB voor de minimumgrootte en ten minste 128 MB voor de maximumgrootte van de opslagruimte hebt (of meer als er genoeg geheugen beschikbaar is op het systeem).
•
Zorg ervoor dat u de omgevingsvariabele JAVA_HOME hebt ingesteld.
•
Maak een back-up van de brongegevensopslagruimte voordat u begint.
Verwante onderwerpen
• De variabele JAVA_HOME instellen
Het bestand run_DeploymentTool.bat Wilt u Deployment Tool uitvoeren, pak dan het bestand DeploymentToolv2.zip uit en dubbelklik erop om het bestand run_DeploymentTool.bat te openen. Wanneer u het bestand run_DeploymentTool.bat opent, wordt er een venster met een opdrachtregel geopend. Het batchbestand test of u de omgevingsvariabele JAVA_HOME hebt ingesteld: •
Is dit het geval, dan wordt de waarde van de variabele JAVA_HOME weergegeven in de opdrachtregel.
•
Is dit niet het geval, dan wordt er een fout weergegeven in de opdrachtregel waarin u wordt verzocht deze omgevingsvariabele in te stellen. U moet deze variabele instellen voordat u Deployment Tool gebruikt.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
17
2
2
Performance Management Deployment Tool gebruiken Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT
Als het batchbestand de variabele JAVA_HOME aantreft, wordt de grootte van de Java-opslagruimte voor het systeem ingesteld om ervoor te zorgen dat Deployment Tool voldoende beschikbaar geheugen heeft om uitgevoerd te kunnen worden. De standaardwaarden die worden ingesteld door het batchbestand zijn: –Xms64M –Xmx128M of 64 MB voor de minimumgrootte en 128 MB voor de maximumgrootte van de opslagruimte. Verwante onderwerpen
• De variabele JAVA_HOME instellen
De standaardgrootte van de opslagruimte wijzigen Ziet u de volgende fout wanneer u Deployment Tool probeert uit te voeren: java.lang.OutOfMemoryError of wilt u deze standaardwaarden voor de grootte van de opslagruimte wijzigen, open en bewerk dan op de volgende manier het batchbestand run_DeploymentTool.bat: 1. Vervang het volgende: –Xms64M –Xmx128M door: –XmsYYYM –XmxZZZM waarbij YYY de minimumgrootte en ZZZ de maximumgrootte van de opslagruimte is. 2. Sla het batchbestand op en sluit het. 3. Open het batchbestand run_DeploymentTool.bat opnieuw.
De variabele JAVA_HOME instellen 1. Selecteer Configuratiescherm > Systeem in het Windows-startmenu.
18
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
2. Op het tabblad Geavanceerd van de Systeemeigenschappen klikt u op Omgevingsvariabelen. 3. Onder Systeemvariabelen klikt u op Nieuw. 4. Typ in het veld Naam van variabele de naam JAVA_HOME. 5. Typ in het veld Waarde van variabele de hoofdmap van het Java Runtime Environment-installatiepad (bijvoorbeeld: C:\jdk1.4.2). 6. Klik op OK. 7. Open het batchbestand run_DeploymentTool.bat opnieuw.
Ondersteunde platforms Deployment Tool ondersteunt bron- en doelomgevingen die worden ondersteund door BusinessObjects Enterprise XI Release 3. Deployment Tool moet onder Windows worden uitgevoerd, maar u kunt ermee met activa werken in omgevingen op ondersteunde Windows- en UNIX-platforms. Er gelden specifieke beperkingen voor implementaties op DB2. Verwante onderwerpen
• http://support.businessobjects.com/documentation/supported_platforms • Beperkingen van het hulpprogramma
De wizard Gegeven implementeren Bij elke stap in het hulpprogramma Performance Management Deployment kunt u de knoppen Vorige en Volgende onder in het venster gebruiken om te navigeren. Verwante onderwerpen
• Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT • Stap 1: Configureren • Stap 2: Bron/Doel • Stap 3: Activumtypen • Stap 4: Activumobjecten • Stap 5: Implementeren
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
19
2
2
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
Stap 1: Configureren Wanneer u Deployment Tool start, wordt automatisch het configuratiebestand voor de set gegevensopslagruimten geladen als u dit hebt gemaakt. Is dat niet het geval, dan moet u de set gegevensopslagruimten definiëren. In deze stap definieert u de bron- en doelgegevensopslagruimten voor het importeren/exporteren van activumdefinities. Met Deployment Tool kunt u geen gegevensopslagruimten samenvoegen. Wanneer twee gegevensopslagruimten in de set gegevensopslagruimten verschillende activa met een dubbele id hebben, is sprake van een id-conflict. U voorkomt id-conflicten tussen gegevensopslagruimten door alleen lege gegevensopslagruimten toe te voegen aan de set, of door potentiële id-conflicten te beheren met behulp van PostFix-id's voor gegevensopslagruimten in de set voordat u er activa voor ontwikkelt. Wanneer u een gegevensopslagruimte toevoegt die u als doel wilt gebruiken voor een bestaande set, zorg dan dat eventuele universes in die gegevensopslagruimte geen conflicten opleveren met universes in andere gegevensopslagruimten in de set. Verwante onderwerpen
• De PostFix selecteren
De set gegevensopslagruimte voor bedrijfsgegevens definiëren In deze stap definieert u de bron- en doelgegevensopslagruimten voor het importeren/exporteren van activumdefinities. Met Deployment Tool kunt u geen gegevensopslagruimten samenvoegen. Wanneer twee gegevensopslagruimten in de set gegevensopslagruimten verschillende activa met een dubbele id hebben, is sprake van een id-conflict. U voorkomt id-conflicten tussen gegevensopslagruimten door alleen lege gegevensopslagruimten toe te voegen aan de set, of door potentiële id-conflicten te beheren met behulp van PostFix-id's voor gegevensopslagruimten in de set voordat u er activa voor ontwikkelt. Wanneer u een gegevensopslagruimte toevoegt die u als doel wilt gebruiken voor een bestaande set, zorg dan dat eventuele universes in die
20
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
gegevensopslagruimte geen conflicten opleveren met universes in andere gegevensopslagruimten in de set. Verwante onderwerpen
• De PostFix selecteren
Een gegevensopslagruimte toevoegen aan de set gegevensopslagruimten voor bedrijfsgegevens 1. Klik op Toevoegen. 2. Voer in het deelvenster Eigenschappen voor gegevensopslagruimte de naam in van de bron-CMS in het veld CMS. 3. Voer een geldige beheerdersgebruikersnaam en een geldig wachtwoord in om verbinding te maken met de CMS. 4. Selecteer in de beveiligingslijst de juiste verificatiemethode voor verbinding met de CMS en klik op OK. Uw gegevensopslagruimte verschijnt in de lijst met sets gegevensopslagruimten voor bedrijfsgegevens, samen met de desbetreffende gebruikersnaam voor verbinding. 5. Klik op Verbinding maken om verbinding te maken met de gegevensopslagruimte. U moet verbinding maken met elke gegevensopslagruimte van waaruit u activa wilt importeren/exporteren in de huidige sessie. Opmerking:
Als er al een verbinding is met een gegevensopslagruimte, is de optie Verbinding maken niet beschikbaar. Met een groen licht naast de naam van de gegevensopslagruimte wordt aangegeven dat de verbinding ermee is ingeschakeld.
Xml-configuratiebestanden voor gegevensopslagruimten Met behulp van configuratiebestanden voor gegevensopslagruimten kunt u een bestaande configuratie van een gegevensopslagruimte naar een ander systeem importeren of exporteren waarop Deployment Tool al wordt uitgevoerd. Dit voorkomt dat u handmatig elke gegevensopslagruimte moet toevoegen aan de set gegevensopslagruimten in het nieuwe systeem. Het configuratiebestand voor gegevensopslagruimten bevat informatie over de
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
21
2
2
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
verbinding met de gegevensopslagruimten waarnaar wordt verwezen (exclusief het wachtwoord voor de verbinding). •
Klik voor het bijwerken van de configuratie van een gegevensopslagruimte vanuit een xml-bestand op Configuratie importeren uit bestand.
•
Klik voor het exporteren van de configuratie van een gegevensopslagruimte naar een xml-bestand op Configuratie exporteren naar bestand.
De PostFix selecteren De PostFix markeert de gegevensopslagruimte zodat conflicterende id's tussen activa die afkomstig zijn uit verschillende systemen kunnen worden beheerd. De PostFix identificeert elke unieke gegevensopslagruimte. Alle activa die zijn gemaakt in die gegevensopslagruimte nadat de PostFix is toegekend, nemen de PostFix over als onderdeel van hun unieke id. Activa worden dan ook aangeduid met de herkomst uit een bepaalde gegevensopslagruimte. Zo is onderscheid mogelijk tussen twee activa met verder dezelfde id tijdens het importeren/exporteren. Het bereik van beschikbare PostFix-waarden is 1 tot en met 9. U kunt daarom alleen verbinding maken met en activa beheren van negen unieke gegevensopslagruimten met Deployment Tool. Voor een optimale werking van de PostFix-functie moet u de PostFix voor de gegevensopslagruimte definiëren voordat u activa maakt in de gegevensopslagruimte. Zo worden de id's ervan gemaakt met de juiste PostFix.
Het PostFix-getal instellen voor een gegevensopslagruimte 1. Selecteer de gegevensopslagruimte waaraan u een PostFix wilt toekennen. 2. Klik op Postfix instellen. 3. Selecteer in het deelvenster PostFix voor gegevensopslagruimte instellen de id die u wilt toewijzen aan de gegevensopslagruimte. Opmerking:
22
•
Uw keuze is beperkt tot de getallen 1 tot en met 9.
•
Wijs hetzelfde getal niet toe aan meer dan één gegevensopslagruimte.
•
Als u activa maakt in een gegevensopslagruimte zonder toegewezen PostFix, moet u deze exporteren naar alle andere
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
gegevensopslagruimten in de set voordat u nieuwe activa maakt in die gegevensopslagruimten. •
Als u eenmaal een postfix voor een gegevensopslagruimte hebt ingesteld, kunt u deze niet meer wijzigen.
De set gegevensopslagruimten bewerken U kunt ook de volgende acties uitvoeren op beschikbare gegevensopslagruimten in de set: •
U verwijdert een gegevensopslagruimte uit de set door deze te selecteren in de set gegevensopslagruimten voor bedrijfsgegevens en te klikken op Verwijderen.
•
U bewerkt de instellingen van een gegevensopslagruimte door deze te selecteren in de set gegevensopslagruimten voor bedrijfsgegevens en te klikken op Bewerken. Opmerking:
In de bewerkingsmodus kunt u het CMS-veld niet wijzigen.
Stap 2: Bron/Doel In deze stap selecteert u de bron waaruit u activa wilt exporteren en het doel waarnaar u deze wilt importeren.
De bron selecteren Selecteer in de sectie Bron van het scherm de locatie van waaruit u activa wilt exporteren. U hebt de volgende keuzes als bron: •
een gegevensopslagruimte die u hebt gedefinieerd als onderdeel van de set gegevensopslagruimten in het vorige scherm
•
een bestaand XML-bestand met de beschrijving van een activum, gegenereerd in een eerdere export (klik op Bladeren om het activumbestand op te zoeken)
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
23
2
2
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
Het doel selecteren Selecteer in de sectie Doel van het scherm de locatie waarnaar u activa wilt importeren. Selecteer niet dezelfde gegevensopslagruimte of hetzelfde bestand als bron en doel. U hebt de volgende keuzes als bron: •
een gegevensopslagruimte die u hebt gedefinieerd als onderdeel van de set gegevensopslagruimten in het vorige scherm
•
een nieuw XML-bestand met de beschrijving van een activum (klik op Bladeren om de locatie te selecteren waar het activumbestand wordt opgeslagen)
Desgewenst kunt u Bestaande items met dezelfde id overschrijven selecteren. Opmerking:
Als u deze optie selecteert, krijgt u geen waarschuwing in het geval van conflicterende id's. Activa in het doelsysteem met dubbele id's worden overschreven door de activa die met Deployment Tool worden geïmporteerd. Als u deze optie niet selecteert en er is sprake van een id-conflict, wordt een fout weergegeven en moet u de id-conflicten oplossen voordat u tot implementatie kunt overgaan. Activa in het importbestand met dezelfde id als aanwezige activa in de doelgegevensopslagruimte worden tijdens het exporteren genegeerd. Ze worden dan ook niet gemaakt in de gegevensopslagruimte.
Stap 3: Activumtypen In deze stap selecteert u de activumtypen die u wilt implementeren. Opmerking:
Het verplaatsen van doelstellings- en gegevenswaarden is optioneel.
24
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
Stap 4: Activumobjecten In deze stap selecteert u de activumobjecten die u wilt implementeren. Alleen expliciet geselecteerde activa worden geïmporteerd. Deployment Tool importeert niet automatisch activa waarnaar wordt verwezen door andere geselecteerde activa voor importeren. Wanneer een geselecteerd activum voor importeren verwijst naar een ander activum dat niet is geselecteerd voor importeren en ook niet aanwezig is in de doelgegevensopslagruimte, wordt het activum met een afhankelijkheid van het afwezige activum niet gemaakt in de doelgegevensopslagruimte.
Stap 5: Implementeren Als de implementatie is gelukt, klikt u op Voltooien om Deployment Tool af te sluiten. Bij problemen verschijnt een deelvenster in Deployment Tool met een lijst van activa die niet naar de doelgegevensopslagruimte kunnen worden geïmplementeerd. Bij inconsistenties in de gegevensopslagruimte tijdens het proces wordt het activum dat het probleem veroorzaakt niet gemaakt en verschijnt er een waarschuwingsbericht. U kunt doorgaan met de implementatie of de wizard sluiten en de implementatie voortzetten nadat u de fouten hebt hersteld. Klik op Log opslaan als om de gegenereerde informatie over de implementatie op te slaan. Er wordt een .log-bestand gegenereerd met de datum van de implementatie als naam. U kunt de naam van het bestand wijzigen en de locatie selecteren waarin het wordt opgeslagen.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
25
2
2
Performance Management Deployment Tool gebruiken De wizard Gegeven implementeren
26
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Cursor Manager
3
3
Informatie over Cursor Manager Cursor Manager
Cursor Manager Met de PostFix-functie voor gegevensopslagruimten in Deployment Tool worden id's beheerd voor activa die zijn gemaakt in een XI 3.0-omgeving. Id-conflicten die kunnen onstaan tussen activa die in 6.x of XI zijn gemaakt en naar XI 3.0 zijn gemigreerd, worden niet beheerd omdat de PostFix-functie alleen in XI 3.0 bestaat. Wilt u de 6.x- of XI-bronomgeving in meerdere stappen migreren naar XI 3.0, en vervolgens activa tussen meerdere XI 3.0-omgevingen verplaatsen, dan kan de PostFix-functie conflict-id's tussen activa die afkomstig zijn van de verschillende 6.x-/XI-bronnen tijdens de XI 3.0-importen/-exporten niet verwerken. Cursor Manager is een zelfstandig hulpprogramma bij Deployment Tool waarmee u id-conflicten kunt beheren die zich mogelijk voordoen bij stapsgewijze migraties van de 6.x- of XI-bron. Zo kunt u de 6.x- of XI-gegevensopslagruimte voor productie in meerdere fasen migreren.
Cursors voor activa-id's verhogen met de Cursor Manager Met dit hulpprogramma kunt u de cursor wijzigen die de volgende id definieert voor elk activum in de brongegevensopslagruimte. Gegevens- en doel-id's worden automatisch in de gegevensopslagruimte met 1 verhoogd telkens als er een nieuw activum wordt gemaakt. De volgende waarde is daarom n+1, waarbij n de id is van het activum dat het meest recent standaard is gemaakt. De volgende waarde voor elk activumtype wordt opgeslagen in een cursor in de tabel ci_param onder:
28
Activum
Locatie van volgende waarde
gegevens
ci_probe.probe_id
doelstellingen
ci_target.target_id
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Cursor Manager Cursors voor activa-id's verhogen met de Cursor Manager
Activum
Locatie van volgende waarde
testdimensies
ci_probe_dim.probe_dim_id
Doelstellingstypen
ci_target_type.target_type_id
gegevensstructuren
ci_probe_tree.tree.id
Met Cursor Manager kunt u de waarde van de cursor (de definitie van de volgende waarde) wijzigen die is opgeslagen in de brongegevensopslagruimte zodat u activa kunt blijven ontwikkelen, zonder dat er een id-conflict tussen toekomstige exporten wordt veroorzaakt. Dubbelklik op run_CursorManager.bat om de reserveringstoepassing van de cursor-id te starten. Selecteer een van de volgende opties: •
Alle cursors verhogen met Met deze optie kunt u een bereik selecteren voor de volgende toename. Het resultaat van deze optie is een volgende waarde van de huidige cursor + (de waarde die u selecteert in het veld Alle cursors verhogen met). Als bijvoorbeeld het laatste gegeven een id van 75 heeft en u selecteert deze optie met een waarde van 500 in het veld Alle cursors verhogen met, krijgt het volgende gegeven de waarde 576.
•
Handmatig verhogen Met deze optie kunt u een cursor opgeven voor elk activumtype. In het venster wordt de volgende waarde weergegeven die momenteel wordt toegewezen aan elk activumtype, zoals gedefinieerd in de brongegevensopslagruimte voor elk activumtype (zie bovenstaande tabel voor de locatie van de 'volgende' waarde in de gegevensopslagruimte voor elk activumtype). U kunt een nieuwe cursor kiezen voor alle activumtypen. Klik op Nieuwe waarden toepassen om de relevante wijzigingen toe te passen op de brongegevensopslagruimte. Wanneer u op Nieuwe waarden toepassen klikt, worden uw wijzigingen onmiddellijk toegepast op de brongegevensopslagruimte.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
29
3
3
Informatie over Cursor Manager Cursors voor activa-id's verhogen met de Cursor Manager
Opmerking:
Wanneer u Deployment Tool versie 2 gebruikt om activa tussen XI 3.0-omgevingen te verplaatsen, worden cursors die zijn ingesteld in de bronomgeving transparant toegepast in de doelomgeving tijdens importeren/exporteren. Als cursorwaarden in de doelomgeving ondergeschikt zijn aan de waarden in de bronomgeving, worden ze overschreven door de broncursors tijdens exporteren. Voorbeeld: Activacursors wijzigen in Deployment Tool
U ontwikkelt tegelijkertijd gegevens en doelstellingen in een ontwikkel- en productieomgeving, en u gebruikt Deployment Tool om activa progressief te importeren van de ontwikkelomgeving naar de productieomgeving naarmate ze getest worden. U hebt vier gegevens gemaakt en getest in het ontwikkelsyteem: M1, M2, M3 en M4. U gebruikt Deployment Tool om ze te importeren van ontwikkeling en ze te exporteren naar productie:
U blijft aparte gegevens tegelijkertijd maken in beide omgevingen. Hierdoor hebt u gegevens M1 tot en met M4 die identiek zijn in beide omgevingen, en nieuwe gegevens M5 en M6 in de ontwikkelomgeving, en gegevens M5 tot en met M8 in de doelomgeving.
Nu maakt u twee nieuwe gegevens in de ontwikkelomgeving waarvan de id's automatisch worden verhoogd vanaf de laatste gegevens-id (6). U wilt deze twee gegevens, met de id's M7 en M8, exporteren naar de producieomgeving. U wilt bestaande gegevens in de productieomgeving niet overschrijven, en omdat de id's M7 en M8 al bestaan in de productiegegevensopslagruimte, kunnen de twee gegevensdefinities niet worden geëxporteerd.
30
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Informatie over Cursor Manager Cursors voor activa-id's verhogen met de Cursor Manager
De oplossing is een nieuwe toenamewaarde te forceren om toe te passen op activa die in de bronomgeving (ontwikkeling) zijn gemaakt, door de cursors te wijzigen die voor de gegevens gedefinieerd zijn. In dit voorbeeld selecteert u tijdens de eerste import/export (van gegevens M1 tot en met M4) de optie Id-reservering in de stap Importeren. In het venster Opties kunt u alle cursors automatisch verhogen (als u bijvoorbeeld 1000 kiest, wordt een volgende waarde van laatste nieuwe activa-id + 1000) of handmatig de volgende waarde selecteren. In dit voorbeeld kiest u de optie Alle cursors verhogen met en selecteert u 1000. Het resultaat van de eerste import/export is hetzelfde (M1 tot en met M4 zijn identiek in beide omgevingen). Wanneer u onafhankelijk gegevens blijft maken in de twee omgevingen, is het resultaat nu:
Wanneer u verdere gegevens maakt om te importeren uit de ontwikkelomgeving, worden deze toegewezen aan de id's M1007 en M1008. Er bestaat geen conflict meer wanneer u deze twee gegevens wilt implementeren in de productieomgeving.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
31
3
3
Informatie over Cursor Manager Cursors voor activa-id's verhogen met de Cursor Manager
32
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3
4
4
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Deployment Tool gebruiken in migratiewerkstromen
Deployment Tool gebruiken in migratiewerkstromen Deployment Tool is geen migratiehulpprogramma. U kunt er alleen activa mee verplaatsen (importeren en exporteren) van en naar Performance Management XI 3.0-gegevensopslagruimten. U kunt Deployment Tool echter als onderdeel van een algehele migratiestrategie gebruiken waarbij u Application Foundation naar een Performance Management XI 3.0-testserver of -ontwikkelserver migreert met behulp van de wizard Importeren. Vervolgens gebruikt u Deployment Tool om activa die in de testomgeving zijn gemaakt, naar de gegevensopslagruimte van productie te verplaatsen. Verwante onderwerpen
• Scenario 1: migreren via een testomgeving zonder de bronproductieomgeving te wijzigen • Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron
Informatie over de wizard Importeren De wizard Importeren migreert Application Foundation versie 6.1.b, 6.1.3 en 6.5 en Performance Management XI naar BusinessObjects Enterprise XI Release 3. De wizard Importeren migreert de gegevensopslagruimte, dashboards, analyses, universes en planningen en publiceert deze naar de CMS (Central Management Server) als InfoObjects. De wizard Importeren werkt ook de Application Foundation-gegevensopslagruimte bij naar de Performance Management XI 3.0-gegevensopslagruimte. (na migratie naar XI 3.0 moet Performance Management XI-gegevensopslagruimte bijgewerkt worden in de managementsectie van de gegevensopslagruimte van de Systeeminstallatie). Tijdens de migratie worden met de wizard Importeren wijzigingen aangebracht in de Application Foundation-gegevensopslagruimte. (Raadpleeg de Migratiehandleiding voor BusinessObjects 5.x/6.x naar XI
34
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Informatie over de wizard Importeren
Release 3 voor meer informatie).
Met de wizard Importeren kunt u tevens XI 3.0 InfoObjects verplaatsen tussen XI 3.0-omgevingen voor ontwikkeling, testen en productie. In dit scenario worden met de wizard Importeren de InfoObjects verplaatst uit de bron-CMS en gepubliceerd als InfoObjects in de doel-CMS. De wizard Importeren publiceert de volgende Performance Management-activa als InfoObjects: •
dashboards en afbeeldingen
•
toepassingsmenu's en -submenu's
•
Bedrijfsanalyses en persoonlijke analyses.
•
gebruikers
•
universes
•
Beveiliging
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
35
4
4
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 1: migreren via een testomgeving zonder de bronproductieomgeving te wijzigen
Scenario 1: migreren via een testomgeving zonder de bronproductieomgeving te wijzigen Dit is het aanbevolen scenario voor de migratie van een Application Foundation 6.x-omgeving naar BusinessObjects Enterprise en Performance Management XI 3.0 via een testomgeving. Deployment Tool beheert de levenscyclus van Performance Management-activa in meerdere omgevingen na migratie naar XI 3.0. De enige beperking in het gebruik van Deployment Tool in dit scenario is dat de brongegevensopslagruimte (6.x of XI) slechts eenmaal naar XI 3.0 gemigreerd kan worden, omdat Deployment Tool de samenvoeging van meerdere Performance Management-opslagruimten niet ondersteunt. Hoewel u het beheer van de levenscyclus na de migratie in meerdere cyclussen kunt uitvoeren, kunt u de migratie niet in stappen uitvoeren maar moet dit in één keer worden voltooid. Deze beperking geldt alleen voor de Performance Management-gegevensopslagruimte. Performance Management-activa die tijdens de migratie als InfoObjects in de CMS worden gepubliceerd, kunnen in meerdere stappen gemigreerd worden. Voorwaarde is dan wel dat deze niet afhankelijk zijn van Performance Management-activa in de Performance Management-gegevensopslagruimte. Application Foundation-objecten die u kunt publiceren naar de CMS met de wizard Importeren zijn onder andere: •
dashboards
•
analyses
•
niet-specifieke documenten
•
universes
•
koppelingen tussen analyses en documenten en afhankelijkheden van BusinessObjects-universes
Raadpleeg de Migratiehandleiding voor SAP BusinessObjects 5.x/6.x naar XI Release 3 voor een volledige lijst. Application Foundation-objecten die na migratie in de Performance Management-gegevensopslagruimte zijn opgeslagen, en daarom maar één keer gemigreerd kunnen worden, zijn onder andere: •
36
gegevens
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 1: migreren via een testomgeving zonder de bronproductieomgeving te wijzigen
•
doelstellingen
•
regels
Raadpleeg de Migratiehandleiding voor SAP BusinessObjects 5.x/6.x naar XI Release 3 voor een volledige lijst. Het volgende diagram toont de algemene werkstroom voor de migratie van de Application Foundation-gegevensopslagruimte en het beheren van Performance Management-activa in de XI 3.0-omgeving met Deployment Tool. De genummerde stappen in het diagram worden hieronder toegelicht:
1. Migreer de BusinessObjects-gegevensopslagruimte en een kopie van de Application Foundation-gegevensopslagruimte van de bronomgeving (versie 6.x) naar de XI 3.0-testomgeving. Opmerking:
Maak een kopie van de Application Foundation-gegevensopslagruimte voordat u migreert. De wizard Importeren wijzigt de gegevensopslagruimte namelijk tijdens de migratie, wat u niet ongedaan kunt maken. Raadpleeg de Migratiehandleiding voor SAP BusinessObjects 6.x naar XI Release 3 voor meer informatie.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
37
4
4
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 1: migreren via een testomgeving zonder de bronproductieomgeving te wijzigen
2. Ga door met het ontwikkelen van dashboards, analyses en documenten in de bronomgeving (6.x). Stop met het wijzigen of bijwerken van de Application Foundation-gegevensopslagruimte. Deze kunt u slechts één keer migreren. Nadat u bent gemigreerd naar XI 3.0, kunt u in het bronsysteem alleen nog objecten wijzigen die met de wizard Importeren worden gepubliceerd naar de XI 3.0-CMS als InfoObjects. Wijzigingen die u aanbrengt in activa in de 6.x-bronomgeving, en die u als InfoObjects naar XI 3.0 wilt migreren, moeten compatibel zijn met de Performance Management XI 3.0-gegevensopslagruimte die u al hebt gemigreerd. 3. Gebruik de wizard Importeren voor de migratie van alle objecten die niet afhankelijk zijn van de Performance Management-gegevensopslagruimte, en die u hebt gewijzigd sinds de migratie van 6.x naar XI 3.0 (in Stap 1) naar de XI 3.0-testomgeving. Gebruik de optie voor samenvoegen of bijwerken volgens uw migratiestrategie. Raadpleeg de Migratiehandleiding voor SAP BusinessObjects 5.x/6.x naar XI Release 3 voor een beschrijving van deze opties. Opmerking:
Migreer de Application Foundation 6.x-gegevensopslagruimte niet nogmaals met de wizard Importeren. De Application Foundation-gegevensopslagruimte kan niet worden samengevoegd en kan slechts eenmaal worden gemigreerd. Ga door met het ontwikkelen en testen in de XI 3.0-omgeving (herhaal stap 2 en 3). 4. Gebruik wanneer u klaar bent de wizard Importeren om InfoObjects te verplaatsen uit de testomgeving en deze te publiceren in de XI 3.0-productieomgeving. 5. Gebruik Deployment Tool voor de toewijzing van de PostFix-id 1 voor de gegevensopslagruimte in de XI 3.0 ontwikkelomgeving. 6. Gebruik Deployment Tool voor het verplaatsen van activa van de ontwikkelomgeving naar de volgende gegevensopslagruimte. Gebruik Deployment Tool voor de toewijzing van postfix-id's aan maximaal 8 aanvullende gegevensopslagruimten. De functie van PostFix-id's voor gegevensopslagruimten ondersteunt het importeren en exporteren van activa tussen maximaal negen afzonderlijke Performance Management XI 3.0-gegevensopslagruimten. Verwante onderwerpen
• Promotiewerkstroom met gebruikmaking van de PMDT • Informatie over de wizard Importeren
38
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron
Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron Dit is een optioneel scenario voor de incrementele migratie van een Application Foundation 6.x-omgeving naar BusinessObjects Enterprise en Performance Management XI 3.0 met Cursor Manager. Dit scenario stelt u in staat door te gaan met de ontwikkeling van Application Foundation-activa in de bronomgeving (6.x of XI) tijdens het testen van het migratieproces in een testomgeving (XI 3.0). Zo kunt u activa tegelijk ontwikkelen in zowel de 6.x//XI-als de XI 3.0-omgeving en deze vervolgens synchroniseren. Scenario 2 vereist het gebruik van Cursor Manager naast de PostFix-functie van Deployment Tool voor gegevensopslagruimten. De PostFix-functie voor gegevensopslagruimten beheert id's tijdens het importeren/exporteren tussen maximaal 9 XIR3-gegevensopslagruimten voor activa die in XIR3 zijn gemaakt. Geen beheer vindt plaats voor mogelijke id-conflicten tussen activa die zijn gemaakt in 6.x of XI en zijn gemigreerd naar XIR3, aangezien de PostFix-functie alleen bestaat in XIR3. Met Cursor Manager kunt u id-conflicten beheren die zich mogelijk voordoen bij stapsgewijze migraties van de 6.x- of XI-bron. Zo kunt u de 6.x- of XI-gegevensopslagruimte voor productie in meerdere fasen migreren. Hierna wordt een werkstroom voor incrementele migratie getoond waarbij Deployment Tool wordt gebruikt om de de levenscyclus van Performance Management-activa te beheren, en Cursor Manager om id-conflicten van activa te beheren die na migratie kunnen optreden. De genummerde stappen in het diagram worden hieronder toegelicht:
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
39
4
4
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron
1. Migreer de BusinessObjects-gegevensopslagruimte en een kopie van de Application Foundation-gegevensopslagruimte van de bronomgeving (versie 6.x) naar de XI 3.0-testomgeving 1. Opmerking:
Maak een kopie van de Application Foundation-gegevensopslagruimte voordat u migreert. De wizard Importeren wijzigt de gegevensopslagruimte namelijk tijdens de migratie, wat u niet ongedaan kunt maken. Na migratie 40
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron
van de Application Foundation-gegevensopslagruimte kunt u deze niet meer openen in de 6.x- of XI-omgeving. Als u later verdere wijzigingen wilt aanbrengen in de brongegevensopslagruimte, moet u een kopie maken van de gegevensopslagruimte voordat u deze migreert. 2. Ga door met de ontwikkeling van de bronproductieomgeving van 6.x of XI, inclusief updates voor de Application Foundation-gegevensopslagruimte indien gewenst. 3. Gebruik Cursor Manager om cursorbereiken toe te wijzen aan de Performance Management-activa die in stap 1 geïmporteerd zijn en om id-conflicten te beheren die kunnen optreden bij opeenvolgende migraties van de 6.x- of XI-bronproductieomgeving. Nadat u een bereik van cursor-id's hebt gereserveerd, kunt u doorgaan met de ontwikkeling van nieuwe activa en InfoObjects in de XI 3.0-testomgeving 1. 4. Met Deployment Tool kunt u PostFix-id's toewijzen aan alle gegevensopslagruimten in uw set met gegevensopslagruimten, en vervolgens Performance Management-activa verplaatsen tussen maximaal 9 XI 3.0-test-/ontwikkelomgevingen. U kunt activa verplaatsen die afkomstig zijn uit de 6.x- of XI-bronomgeving (waaraan u een specifiek bereik van cursor-id's hebt toegewezen in stap 3) plus de activa die u na de migratie hebt ontwikkeld in de XI 3.0-ontwikkelomgeving (waaraan u de PostFix-id 1 hebt toegewezen). 5. Wanneer u klaar bent om uw XI 3.0-omgeving(en) bij te werken met de activa die u hebt ontwikkeld in de 6.x-/XI-bronomgeving (in stap 2), gebruikt u de wizard Importeren om de bronomgeving (a) te migreren naar XI 3.0. Het resultaat is de XI 3.0-omgeving (a) in bovenstaand diagram. 6. Met Deployment Tool verplaatst u activa uit de XI 3.0-testomgeving (a) naar XI 3.0-test- en ontwikkelomgeving 1 tot en met 9.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
41
4
4
De PMDT gebruiken in werkstromen van 6.x naar XI Release 3 Scenario 2: stapsgewijze migratie van de 6.x/XI-bron
42
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Meer informatie
A
A
Meer informatie
Informatiebron
Locatie
Productinformatie SAP BusinessObjects
http://www.sap.com
Selecteer http://help.sap.com > SAP BusinessObjects. Hier kunt u de meest recente documentatie raadplegen over alle SAP BusinessObjects-producten en de implementatie ervan in de SAP Help Portal. U kunt PDFversies of installeerbare html-bibliotheken downloaden. SAP Help Portal
44
Bepaalde handleidingen zijn opgeslagen op de SAP Service Marketplace. Deze zijn niet beschikbaar op de SAP Help Portal. Deze handleidingen staan op de Help Portal en zijn voorzien van een koppeling naar de SAP Service Marketplace. Klanten met een onderhoudsovereenkomst hebben een geautoriseerde gebruikers-ID voor toegang tot deze site. Neem contact op met een vertegenwoordiger van uw klantendienst om een ID aan te vragen.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Meer informatie
Informatiebron
Locatie
http://service.sap.com/bosap-support> Documentatie • •
Installatiehandleidingen:https://service.sap.com/bosapinstguides Releaseopmerkingen:http://service.sap.com/re leasenotes
De SAP Service Marketplace bevat bepaalde handlei dingen voor installatie, upgrades, migratie en imple SAP Service Market- mentatie, releaseopmerkingen en documenten over place ondersteunde platforms. Klanten met een onder houdsovereenkomst hebben een geautoriseerde ge bruikers-ID voor toegang tot deze site. Neem contact op met een vertegenwoordiger van uw klantendienst om een ID aan te vragen. Als u vanuit de Help Portal wordt doorgestuurd naar de Service Marketplace, kunt u het menu in het navigatiepaneel aan de linkerkant gebruiken om de juiste categorie te zoeken voor de documenten die u wilt raadplegen. https://boc.sdn.sap.com/ Bronnen voor ontwikkelaars
https://www.sdn.sap.com/irj/sdn/businessobjects-sdkli brary
Artikelen over SAP https://www.sdn.sap.com/irj/boc/businessobjects-arti BusinessObjects op cles het SAP Community Deze artikelen heetten voorheen technische docu Network
menten.
https://service.sap.com/notes Opmerkingen
Deze opmerkingen heetten voorheen Knowledge Baseartikelen.
Forums op het SAP https://www.sdn.sap.com/irj/scn/forums Community Network
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
45
A
A
Meer informatie
Informatiebron
Locatie
http://www.sap.com/services/education Training
Business Objects biedt een cursuspakket variërend van traditioneel klassikaal onderwijs tot gerichte elearningcursussen die voorzien in uw studiebehoeften en een studiemethode van uw voorkeur. http://service.sap.com/bosap-support
De SAP Support Portal bevat informatie over programma's en services voor ondersteuning van klanten. Daar vindt u ook koppelingen naar een groot aantal technisOnline Klantendienst che documenten en bestanden. Klanten met een onderhoudsovereenkomst hebben een geautoriseerde gebruikers-ID voor toegang tot deze site. Neem contact op met een vertegenwoordiger van uw klantendienst om een ID aan te vragen. http://www.sap.com/services/bysubject/businessob jectsconsulting Consulting
46
Adviseurs kunnen u begeleiden vanaf de initiële anal ysefase tot de oplevering van uw implementatieproject. Er is expertise beschikbaar over onderwerpen als re lationele en multidimensionale databases, connec tiviteit, ontwerpprogramma's voor databases en aangepaste embedding-technologie.
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
Index A
I
activumobjecten selecteren 25 activumtypen selecteren 24
implementatiewerkstroom 16
M metagegevens voor bestanden met activumbeschrijvingen 10
B Batchbestand van opslagruimte 17 beperkingen van Deployment Tool 9 beperkingen van onderwerp-id 13
O
C
P
configuratiebestanden voor gegevensopslagruimten 21
postfix 22
ondersteunde platforms 19
R
D dimensiedefinities 12 doelstellingsdefinities 11 doelstellingstypen 12 doelstellingswaarden 11
G gegevens 10 gegevensopslagruimte bron instellen 23 doel instellen 24 gegevensstructuren 12 grootte van opslagruimte wijzigen 18
run_DeploymentTool.bat 17
S set gegevensopslagruimte configureren 20
V variabele JAVA_HOME 18 vereisten vooraf aan installatie 17
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool
47
Index
W
48
werkstroom wizard Importeren 34 wizard Importeren 34
Handleiding voor SAP BusinessObjects Performance Management Deployment Tool