Beheerdershandleiding voor SAP BusinessObjects, integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software ■ SAP BusinessObjects 4.0, Service Pack 2
2011-09-09
Copyright
© 2011 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP NetWeaver, Duet, PartnerEdge, ByDesign, SAP BusinessObjects Explorer, Streamwork en andere producten en diensten van SAP die in dit document worden genoemd, alsook de respectieve logo's, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van SAP AG in Duitsland en andere landen. Sybase en Adaptive Server, iAnywhere, Sybase 365, SQL Anywhere en andere producten en diensten van Sybase die in dit document worden genoemd, alsook de respectieve logo's, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Sybase, Inc. Sybase is een onderneming van SAP. Alle andere genoemde namen van producten en services zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven. Gegevens in dit document zijn uitsluitend bedoeld ter informatie. Nationale productspecificaties kunnen verschillen. Dit materiaal kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. Het wordt uitsluitend ter informatie geleverd door SAP AG en de aan haar gelieerde ondernemingen (“SAP Group”), zonder dat hier enige rechten aan kunnen worden ontleend en zonder garantie van enige aard, en SAP Group is niet aansprakelijk voor fouten of omissies met betrekking tot het materiaal. De enige garanties voor producten en diensten van SAP Group zijn de garanties in de uitdrukkelijke garantieverklaringen die bij dergelijke producten en diensten worden geleverd, indien van toepassing. Niets in deze publicatie mag worden opgevat als een aanvullende garantie. 2011-09-09
Inhoud
3
Hoofdstuk 1
Welkom bij de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software.......................................5
1.1 1.2 1.3
Info over deze handleiding........................................................................................................5
Hoofdstuk 2
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren....................................7
2.1 2.2 2.3 2.4
Inzicht in het sjabloonconfiguratiebestand.................................................................................7
2.4.1 2.4.2 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3
Sites maken met de sjabloon SAP BusinessObjects-sitedefinitie...........................................13
Hoofdstuk 3
De software implementeren..................................................................................................19
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4 3.4.1 3.4.2
Overzicht...............................................................................................................................19
Voor wie is deze handleiding bedoeld?.....................................................................................5 Wat is de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software?................................................5
De codes voor web.config configureren...................................................................................8 Logboekregistratie en tracering inschakelen in de software....................................................11 Sites maken waarmee SAP BusinessObjects-inhoud binnen SharePoint kan worden opgeroepen ..............................................................................................................................................13 Sites maken met een SharePoint-sitesjabloon........................................................................14 Webonderdelen configureren.................................................................................................15 Een webonderdeel toevoegen................................................................................................16 Een webonderdeel verbinden.................................................................................................16 Het webonderdeel IOMS-Zoekresultaten weergeven aan een lege site toevoegen................17
Het SAP BusinessObjects Business Intelligence Platform configureren.................................19 Beveiliging en eenmalige aanmelding .....................................................................................19 Gebruikers- en groepsrechten................................................................................................24 Secure Socket Layer op IIS 6.0 configureren.........................................................................24 Secure Socket Layer op IIS 7.5 configureren.........................................................................25 ISA 2006 configureren voor reverse proxy.............................................................................29 De optionele instellingen voor het BI-platform configureren....................................................33 Een server opgeven voor het verwerken van rapporten..........................................................33 Parameterinstellingen opgeven...............................................................................................34 Aanbevelingen voor de planning en schaal.............................................................................35 Rapporten exporteren............................................................................................................36 Informatie over gegevensbron................................................................................................36
2011-09-09
Inhoud
3.4.3 3.4.4 3.5
Rapportrechten......................................................................................................................36
Bijlage A
Meer informatie.....................................................................................................................39
Index
4
Prestatieverbetering...............................................................................................................36 Aandachtspunten voor Crystal Report-rapporten....................................................................36
41
2011-09-09
Welkom bij de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software
Welkom bij de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software
1.1 Info over deze handleiding Deze handleiding bevat informatie over de configuratie, implementatie en probleemoplossing voor de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software.
1.2 Voor wie is deze handleiding bedoeld? Deze handleiding is voor de volgende gebruikers bedoeld: •
Beheerders die willen weten hoe ze het SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform kunnen configureren voor gebruik met de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software
•
Portletontwikkelaars die willen weten hoe aangepaste portlets kunnen worden gemaakt.
Het is noodzakelijk dat u vertrouwd bent met uw portalserver en dat u ruime werkervaring hebt met zowel Crystal Reports als het SAP BusinessObjects BI-platform.
1.3 Wat is de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software? De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software zorgt voor geavanceerde integratie met de Business Intelligence-inhoud en de Microsoft SharePoint-portal. Met deze software, die in uw webbrowser wordt uitgevoerd, krijgt u vanuit de Microsoft SharePoint-omgeving toegang tot de inhoud van SAP BusinessObjects BI (Business Intelligence)-platform. Het belangrijkste doel van deze software is om gebruikers van Microsoft SharePoint toegang tot Business Intelligence-gegevens te geven zonder dat zij daarvoor een apart platform of een aparte portal nodig hebben. Deze doelstellingen worden als volgt gerealiseerd:
5
2011-09-09
Welkom bij de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software
•
•
•
De software geeft u een gebruiksklare sitesjabloon die hetzelfde uiterlijk en dezelfde werking heeft als Microsoft SharePoint-sjablonen. Nadat u de software op uw systeem hebt geïmplementeerd, kunt u, als u beheerdersrechten hebt, met deze sjabloon meteen een speciale site maken om vanuit de Microsoft SharePoint-omgeving toegang tot BI-objecten te geven. De software geeft u toegang tot een galerie met modulaire functionaliteitseenheden die 'webonderdelen' worden genoemd. Als gebruiker met beheerdersrechten kunt u deze webonderdelen configureren voor elke site die binnen Microsoft SharePoint is gemaakt. Op deze manier kan een SharePoint-site ook worden ingeschakeld voor het opvragen of beheren van de inhoud van het BI-platform, afhankelijk van de behoeften. De software geeft u alle mogelijkheden om op eenvoudige wijze uitvoerig met de inhoud van het BI-platform te werken en deze inhoud te beheren, zonder dat u daarvoor de SharePoint-omgeving hoeft te verlaten.
De verschillende typen Business Intelligence-objecten zijn onder andere Crystal Reports-rapporten, Web Intelligence-documenten, publicaties, Xcelsius-rapporten, PDF-documenten, Microsoft Excel-werkbladen, Microsoft Word-bestanden, programmabestanden, objectpakketten, documenten van Advanced Analysis-weergave en andere rapporten. Opmerking: “Advanced Analysis-weergave” heette voorheen Voyager . Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform die bij BI-platform is geleverd voor meer informatie over SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Crystal Reports die bij Crystal Reports is geleverd voor meer informatie over Crystal Reports.
6
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software voor bepaalde SharePoint-implementaties configureert. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor de SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform XI Portal Integration Kit voor meer informatie over algemene beheerderstaken.
2.1 Inzicht in het sjabloonconfiguratiebestand Telkens wanneer met behulp van de SharePoint-oplossing een website wordt gemaakt, wordt een XML-configuratiesjabloonbestand gebruikt om de web.config-bestandsitems te genereren. Het sjabloonconfiguratiebestand voor de integratieoptiesoftware bevindt zich in de volgende map: c:\Program Files\Common Files\Microsoft Shared\web server extensions\12\CONFIG\webconfig.businessobjects.xml. Deze sjabloon geeft ook de systeemgegevens voor het SAP BusinessObjects BI-platform aan die u tijdens de installatie hebt ingevoerd. Dit houdt in dat u dit XML-bestand moet bijwerken als zich wijzigingen voordoen in het systeem waarop de Central Management Server (CMS) van het BI-platform zich bevindt. U moet met name de waarde voor de sleutel van BusinessObjects Enterprise Central Management Server bijwerken om ervoor te zorgen dat de waarde overeenkomt met de naam van de CMS. Tijdens de installatie werkt het installatieprogramma voor de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software het web.config-bestand bij dat in de standaardhoofdmap van de SharePoint-webserver staat (..\InetPub\wwwroot). Het installatieprogramma maakt ook een reservekopie van het oorspronkelijke web.config-bestand (back-up web.config). Dit bestand wordt opgeslagen in de installatiemap. Normaal gesproken wordt de SharePoint-site gehost op poort 80 en staat het web.config-bestand in het pad (c:\Inetpub\wwwroot\web.config). Opmerking: De web.config-bestanden voor Microsoft SharePoint 2007 en SharePoint 2010 worden afzonderlijk onderhouden op de desbetreffende servers, maar vrijwel alle codes die tijdens de installatie door de integratieoptiesoftware worden toegevoegd, gelden voor beide producten.
7
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
2.2 De codes voor web.config configureren Als beheerder kunt u bepaalde codes in het web.config-bestand configureren om de werking van functies van de integratieoptiesoftware te bepalen. Deze configureerbare codes zijn: Document Viewer
//OpenDocument/opendoc/openDocument.jsp?sIDType=CUID&iDocID=%id%&token=%to ken%&lang=%lang%" /> //OpenDocument/opendoc/openDocument.aspx?sKind=%type%&sIDType=CUID&iDocID=%id%&token=%to ken%&lang=%lang%" />
Met deze code wordt de URL voor de documentweergave en de documentenlijst ingesteld. Crystal Viewer
Infoview App Settings (without the @) param-value = comma separated list of cms servers note: Each param-name must match case with the corresponding value in cms.clusters. note2: No port needs to be given for a server. If none is given, then the default port 6400 is assumed. Alternatively, these parameters may be put in a file called "clusters.properties" which should be placed in the WEB-INF/classes directory. The parameters in this file should be stored in the normal .properties format, i.e. one "= pair per line. If this file exists, the settings in web.xml will be ignored entirely. -->
key="app.ondemand.toolbar.button.enabled" value="false" /> key="app.ondemand.textlink.enabled" value="true" /> threshold at which the tree list control will not display all the nodes --> instead, a too many children message will be printed --> key="max.tree.children.threshold" value="200" /> URLs --> key="url.exit" value="" /> key="url.error" value="common/error.aspx" /> Content : ALL schema and non-schema (global) file resources. --> Resolution: Resource path resolves to <schemaPath>/.
context-relative paths --> key="schema.global" value="/res/general" /> key="schema.default" value="/res/schema.blue" /> File resources --> key="img.obj.default" value="ce_generic_object.gif" /> key="img.list.heading.separator" value="separator_grey_title_bar.gif" /> key="img.list.plus" value="collapse.gif" /> key="img.list.minus" value="expand.gif" /> key="img.banner.left" value="*IV_left_topbanner.gif" /> key="img.banner.right" value="*IV_right_topbanner.gif" /> key="img.banner.logo" value="*login_banner_center.gif" />
10
Panel gradient & buttons --> key="img.panel.titlebar" value="*panel_title_bar_fill.gif" /> key="img.panel.footerbar" value="*panel_footer_bar_fill.gif" /> key="img.panel.new.window" value="*new_window.gif" /> key="img.panel.new.window.hover" value="*new_window_hover.gif" />
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
key="img.panel.arrowdown" value="*arrow_down.gif" /> key="img.panel.arrowdown.hover" value="*arrow_down_hover.gif" /> key="img.panel.arrowleft" value="*arrow_left.gif" /> key="img.panel.arrowleft.hover" value="*arrow_left_hover.gif" /> key="img.panel.arrowright" value="*arrow_right.gif" /> key="img.panel.arrowright.hover" value="*arrow_right_hover.gif" />
key="img.panel.arrowup" value="*arrow_up.gif" /> key="img.panel.arrowup.hover" value="*arrow_up_hover.gif" /> key="img.panel.close" value="*close_panel.gif" /> key="img.panel.close.hover" value="*close_panel_hover.gif" /> key="img.panel.maximize" value="*maximize.gif" /> key="img.panel.maximize.hover" value="*maximize_hover.gif" /> key="img.panel.minimize" value="*minimize.gif" /> key="img.panel.minimize.hover" value="*minimize_hover.gif" /> key="img.panel.restore" value="*restore_down.gif" /> key="img.panel.restore.hover" value="*restore_down_hover.gif" /> key="img.panel.tearoff" value="*tear_off.gif" /> key="img.panel.tearoff.hover" value="*tear_off_hover.gif" />
Toolbar (22x22) images --> key="img.toolbar.calendar" value="toolbar/calendar.gif" /> key="img.toolbar.home" value="toolbar/home.gif" /> key="img.toolbar.refresh" value="toolbar/refresh.gif" />
InfoView homepage icons --> key="img.home.myinfoview" value="MyInfoView.gif" /> key="img.home.favefolder" value="favfolder.gif" /> key="img.home.folder" value="folder.gif" /> key="img.home.help" value="help.gif" /> key="img.home.inbox" value="inbox.gif" />
-->
2.3 Logboekregistratie en tracering inschakelen in de software
11
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
Wilt u logboekregistratie en tracering om beveiligings- en controleredenen inschakelen, dan moet u bepaalde configuratie-instellingen uitvoeren door het bestand web.config bij te werken. Voer de volgende stappen uit: 1. Voeg de volgende label- en attribuutwaarden in de van web.config toe: <section name="log4net" type="log4net.Config.Log4NetConfigurationSectionHandler, log4net, Version=1.2.10.0, Culture=neutral, PublicKeyToken=692fbea5521e1304"/>
2. Voeg de volgende labels en attributen in de van web.config toe:
3. Maak een XML-bestand met dezelfde naam als de naam die u hierboven hebt opgegeven in Be standsnaam. Voeg de onderstaande inhoud aan dit bestand toe:
Opmerking: 1. Voor een Developer Trace-bestand kan het attribuut waarde van de label de volgende mogelijke waarden hebben: • INFO • DEBUGGEN • FOUT 2. Voor een logboekbestand voor beheerders kan het attribuut waarde van de label de volgende mogelijke waarden hebben: • FATAAL • WAARSCHUWEN 3. Wilt u dat het attribuut waarde van de label alle mogelijke waarden heeft (inclusief die voor het Developer Trace-bestand en het logboekbestand voor beheerders), dan kunt u instellen. Als u slechts specifieke waarden voor het attribuut wilt, kunt u deze individueel toevoegen zoals in het voorbeeld hierboven wordt weergegeven. 4. Vanaf nu wordt de functie logboekregistratie alleen geïmplementeerd in de “Universal Repository Explorer”(URE) van de software. (URE is een aangepast besturingselement dat wordt gebruikt voor de implementatie van bepaalde weergaven van de webpagina "Gebruikersacties" van een SAP BusinessObjects-site.) Dit betekent in feite dat logboekregistratie alleen wordt toegepast wanneer u bepaalde acties uitvoert, zoals het instellen van planningsopties voor een object (bijvoorbeeld Enterprise-ontvangers, Dynamische ontvangers voor een publicatie), de geschiedenis van een object bekijken,
12
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
categorieën aan een object toewijzen en een object naar het Postvak IN sturen. Al deze acties bevatten de URE in verschillende weergaven van de webpagina "Gebruikersacties". Logboekregistratie wordt voortaan voor alle webonderdelen geïmplementeerd.
2.4 Sites maken waarmee SAP BusinessObjects-inhoud binnen SharePoint kan worden opgeroepen Op basis van uw vereisten kunt u extra SharePoint-sites maken die toegang hebben tot de inhoud van het SAP BusinessObjects BusinessIntelligence-platform. U kunt dit op een van de volgende manieren doen: • •
Door met behulp van een van de SharePoint-sjablonen een site te maken en de BusinessObjects-webonderdelen toe te voegen aan de pagina's van de site Door met behulp van de sjabloon SAP BusinessObjects-sitedefinitie een site te maken die u meteen toegang tot de BI-platformgegevens geeft.
2.4.1 Sites maken met de sjabloon SAP BusinessObjects-sitedefinitie De integratieoptiesoftware biedt u een sjabloon waarmee u een gebruiksklare site kunt maken. Deze sjabloon is de sjabloon SAP BusinessObjects-sitedefinitie. De opzet en mogelijkheden van deze sjabloon zijn zodanig dat u alle basisactiviteiten kunt verrichten die nodig zijn om de SAP BusinessObjects-inhoud vanuit de SharePoint-omgeving weer te geven, te beheren en daarmee te werken. Deze sjabloon bestaat uit de volgende webonderdelen: • IOMS-advertentie • IOMS-Context Explorer • IOMS-Recente zoekacties • IOMS-Recent bekeken • IOMS-Zoekresultaten weergeven Deze webonderdelen zijn onmisbaar om vanuit het SharePoint-systeem gemakkelijk met objecten in het SAP BusinessObjects BI-platform te kunnen werken. De verbinding tussen de webonderdelen is al gemaakt. De sjabloon “SAP BusinessObjects-sitedefinitie” wordt weergegeven in de categorie SAP BusinessObjects van sitesjablonen wanneer u een nieuwe site maakt in SharePoint. Nadat u deze sjabloon hebt geselecteerd, kunt u op dezelfde manier een URL opgeven voor uw unieke site zoals u doet voor andere SharePoint-sites:
13
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
Opmerking: De bovenstaande afbeelding is een screenshot van het SharePoint 2010-platform. In SharePoint 2007 is de interface iets anders. Het concept blijft echter hetzelfde. Opmerking: •
•
Lees de handleiding Aan de slag met SAP BusinessObjects, integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software voor meer informatie over de functies van de sjabloon SAP BusinessObjects-sitedefinitie. Op basis van uw vereisten kunt u ook de viewer-webonderdelen van de integratieoptiesoftware toevoegen aan de site die is gemaakt met de hierboven genoemde sjabloon. Hiervoor raadpleegt u de sectie Webonderdelen configureren van deze handleiding.
2.4.2 Sites maken met een SharePoint-sitesjabloon U kunt sites in de SharePoint-portal maken met een van de verschillende sjablonen van Microsoft SharePoint, en vervolgens kunt u de SAP BusinessObjects-webonderdelen eraan toevoegen. Als u echter via deze webonderdelen met de Business Intelligence-platforminhoud wilt werken, moet u bepaalde sitefuncties expliciet activeren. Dit zijn de SAP BusinessObjects-sitefuncties van de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software.
14
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
2.4.2.1 De BusinessObjects-functies van de site activeren Ga als volgt te werk om de BusinessObjects-functies van uw site te activeren: 1. Open Siteacties>Site-instellingen>Sitefuncties op de startpagina van de website. Op de pagina Sitefuncties ziet u een aantal BusinessObjects-functies. 2. Klik op de knop Actief naast de functie die u wilt activeren. Klik op Deactiveren om de functie te deactiveren. In de volgende tabel vindt u een overzicht van de sitefuncties en hun doel: Functie
Doel
"Aanmelden bij SAP Busines- Activeer deze functie om verbinding te maken met de CMS (Central sObjects" Management Server). Deze functie moet worden geactiveerd, omdat u verbinding met de CMS moet maken om met de inhoud van BI-platform te kunnen werken. "Afmelden bij SAP BusinessOb- Activeer deze functie om u af te melden van de CMS. Hiermee jects" wordt de verbinding met de inhoud van BI-platform verbroken en heeft u geen toegang meer. "Actiepagina's van SAP Busi- Activeer deze functie om verschillende bewerkingen op de rapnessObjects-platform " porten of objecten uit te voeren, zoals objecteigenschappen instellen, schema's opstellen, geschiedenis bekijken, een categorie toewijzen en rapporten of objecten versturen. "Voorkeursinstellingen voor SAP BusinessObjects"
Schakel deze functie in om voorkeuren te kunnen instellen, zoals een wachtwoord, de tijdzone en landinstelling, datum- en tijdinstellingen en Web Intelligence- en Crystal Reports-voorkeuren.
Nadat u de verplichte en gewenste functies hebt geactiveerd, kunt u via de webonderdelen die aan uw SharePoint-site zijn toegevoegd, toegang krijgen tot en werken met de inhoud van BI-platform. Opmerking: Deze functies zijn al geactiveerd als u de gebruiksklare sjabloon SAP BusinessObjects-sitedefinitie van de integratieoptie gebruikt om uw site in SharePoint te maken.
2.5 Webonderdelen configureren In deze sectie wordt beschreven hoe u verschillende webonderdelen aan een SharePoint-sitepagina toevoegt en verbindt met het webonderdeel "IOMS-Inhoud verkennen".
15
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
2.5.1 Een webonderdeel toevoegen U kunt het uiterlijk en de functionaliteit van een webpagina in het SharePoint-systeem wijzigen door webonderdelen toe te voegen. Voer de volgende stappen uit om een webonderdeel toe te voegen: 1. Open de webbrowser en navigeer naar de pagina in de SharePoint-portal waar u het webonderdeel wilt toevoegen. Selecteer Pagina bewerken in de vervolgkeuzelijst Siteacties. De pagina wordt opnieuw geladen en wordt geladen in de Bewerkingsmodus. 2. Klik op Een webonderdeel toevoegen. Het venster "Webonderdelen toevoegen -- Dialoogvenster van webpagina" verschijnt. 3. Selecteer in de lijst met galerieën het vooraf gedefinieerde webonderdeel en klik op Toevoegen. Het webonderdeel wordt toegevoegd aan de SharePoint-portal. Opmerking: De webonderdelen van de integratieoptie kunt u vinden in de SAP BusinessObjects-sectie van het dialoogvenster "Webonderdelen toevoegen - Webpagina".
2.5.2 Een webonderdeel verbinden Wanneer u webonderdelen van SAP BusinessObjects configureert op een pagina van een SharePoint-site, moet u deze webonderdelen mogelijk verbinden met andere webonderdelen om gemakkelijk BI-platformgegevens (Business Intelligence) te kunnen weergeven en bewerken. Voer de volgende stappen uit om een webonderdeel te verbinden met "IOMS-Inhoud verkennen": Opmerking: U kunt alleen in de “bewerkingsmodus” verbinding met de webonderdelen maken. 1. Klik in het webonderdeel "IOMS-Inhoud verkennen" op Bewerken. 2. Selecteer Verbindingen > Send RepositoryExplorer To (Gegevensopslagverkenner verzenden naar). Alle webonderdelen die aan de SharePoint-pagina zijn toegevoegd, worden weergegeven. 3. Klik op het webonderdeel waarmee u het webonderdeel "IOMS-Inhoud verkennen" wilt verbinden. Het geselecteerde webonderdeel wordt verbonden met het webonderdeel "IOMS-Inhoud verkennen".
16
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
U kunt bijvoorbeeld verschillende viewerwebonderdelen, zoals de IOMS-Xcelsius-viewer, de IOMS-Crystal Reports-rapportviewer en de IOMS-Analytische rapportviewer, verbinden met het webonderdeel IOMS-Inhoud verkennen. U kunt ook de handige eenheden zoals "IOMS-Recente zoekacties" en "IOMS-Recentelijk bekeken", aan de viewerwebonderdelen koppelen voor handige weergave.
2.5.3 Het webonderdeel "IOMS-Zoekresultaten weergeven" aan een lege site toevoegen Ga als volgt te werk om de zoekresultaten van de SAP BusinessObjects-inhoud en de SharePoint-zoekresultaten weer te geven op een site die u met de lege sitesjabloon van SharePoint hebt gemaakt: 1. Maak een sitepagina, bijvoorbeeld bobjsrch.aspx 2. Voeg de webonderdelen "IOMS-Zoekresultaten weergeven" en “Hoofdresultaten zoeken” aan deze nieuwe pagina van uw site toe. 3. Ga naar Siteacties > Site-instellingen en klik in de sectie "Beheer van de siteverzameling" van de pagina op Zoekinstellingen. Het tekstveld <Pagina met zoekresultaten voor siteverzameling> wordt weergegeven op de geopende pagina. 4. Voer de tekenreeks “/SitePages/Bobjsrch.aspx” in dit veld in. 5. Voer de zoekopdracht op deze pagina of een andere pagina van de site uit, en u wordt naar de nieuwe pagina geleid (Bobjsrch.aspx in dit voorbeeld), waarop alle zoekresultaten worden weergegeven die zijn opgehaald uit de BusinessObjects- en SharePoint-gegevensopslagruimten op basis van uw zoekquery. U kunt alleen zoeken in een SharePoint-site van een lege sjabloon als u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd.
17
2011-09-09
De integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software configureren
18
2011-09-09
De software implementeren
De software implementeren
3.1 Overzicht In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe u het SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform configureert voor gebruik in combinatie met de integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software. Tevens worden er aanbevelingen gedaan voor het plannen van rapporten en het instellen van eigenschappen om de effectiviteit van rapporten voor gebruikers te verbeteren. Als u deze activiteiten wilt uitvoeren, moet u bekend zijn met het beheer en gebruik van BI-platform. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform voor meer informatie over BI-platform.
3.2 Het SAP BusinessObjects Business Intelligence Platform configureren Wanneer u de integratieoptie voor Microsoft SharePoint voor de eerste keer installeert, moet u bepaalde instellingen binnen het SAP BusinessObjects BI-platform configureren of bijwerken om uw implementatie te optimaliseren.
3.2.1 Beveiliging en eenmalige aanmelding De integratieoptie ondersteunt de volgende verificatiemodi voor de implementatie van BI-platform: • Enterprise • LDAP • Windows Active Directory De functie voor automatisch aanmelden is ingeschakeld wanneer de waarde voor “SSO Enabled” in het bestand web.config is ingesteld op “true”.
19
2011-09-09
De software implementeren
Nadat u de integratieoptie hebt geïnstalleerd, moet u controleren of de beveiligingsinstellingen voor BI-platform juist zijn. Anders krijgen gebruikers mogelijk het volgende foutbericht te zien wanneer ze de toepassing proberen toe openen. 'Kan geen toegang krijgen tot de BusinessObjects Enterprise-infrastructuur op servernaam voor gebruikersnaam. De infrastructuur is mogelijk niet toe gankelijk of u hebt geen toegang via automatisch aanmelden bij verifi catiemodus. Neem contact op met de rapportenbeheerder voor nadere details met betrekking tot de beschikbaarheid.' Als u LDAP- of AD-verficatie gebruikt, dient u te zorgen voor het volgende: • De referentieprompt voor het BI-platform is ingesteld op “onwaar”. • De LDAP- of AD-implementatie is juist ingesteld. • De gebruikersnamen van de portal komen overeen met de aliassen in het verificatiesysteem. Opmerking: Als gebruikers kiezen voor Enterprise- of LDAP-verificatie om zich automatisch aan te melden, staat de integratieoptie voor Microsoft SharePoint deze gebruikers toe om zich aan te melden met alleen een gebruikersnaam. Om te voorkomen dat gebruikers de toepassing openen zonder een wachtwoord op te geven, moet u CMC-verificatieproces inschakelen. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform voor informatie over hoe u CMC inschakelt en configureert voor de verschillende verificatiemethoden.
3.2.1.1 De software configureren voor Windows AD SSO voor Kerberos Voer de volgende stappen uit om de integratieoptie voor Microsoft SharePoint voor Windows AD SSO te configureren: 1. Meld u als beheerder aan bij de SharePoint-portal. 2. Klik op de werkbalk van de SharePoint-portal op Siteacties > Site-instellingen > Personen en groepen. De pagina "Personen en groepen: Home Members" wordt weergegeven. 3. Klik op de pagina "Personen en groepen: Home Members" op Nieuw. De pagina "Gebruikers toevoegen: Home" wordt weergegeven. 4. Geef op de pagina "Gebruikers toevoegen: Home" in het veld Gebruikers/groepen de naam van de gebruiker op en klik op Namen controleren
.
De domeinnaam en de naam van de gebruiker verschijnen in het veld Gebruikers/groepen. 5. Klik in het gedeelte "Machtiging geven" van de pagina "Gebruikers toevoegen: Home"op Gebruikers aan een SharePoint-groep toevoegen en selecteerIntroductiepagina Eigenaars [Volledige controle]. 6. Klik op OK.
20
2011-09-09
De software implementeren
Hierdoor kan de gebruiker zich bij de integratieoptiesoftware aanmelden via de Active Directory-verificatiemodus van Windows. 7. Als u Eenmalige aanmelding wilt inschakelen, navigeert u naar C:\Inetpub\wwwroot\wss\Vir tualDirectories\80 en C:\Program Files\Common Files\Microsoft Shared\web server extensions\12\TEMPLATE\LAYOUTS\InfoViewApp en brengt u de volgende wijzigingen aan in het bestand web.config: • •
SSO is ingeschakeld voor de gebruiker.
3.2.1.2 De software configureren voor LDAP-verificatie U moet MOSS 2007 en LDAP-server installeren. U moet tevens groepen en gebruikers in LDAP maken. Er moet een SharePoint-webtoepassing op MOSS 2007 worden gemaakt. Als MOSS 2007 en LDAP zich op verschillende systemen bevinden, moet u ervoor zorgen dat deze twee systemen met elkaar kunnen communiceren. Voer de volgende stappen uit om de integratieoptiesoftware te configureren voor Windows LDAP: 1. Meld u aan bij de site van SharePoint 3.0 Centraal Beheer. 2. Klik op het tabblad Toepassingsbeheer. 3. Klik bij SharePoint-webtoepassingen beheren op de koppeling Webtoepassing maken of uitbreiden. 4. Klik op Webtoepassing uitbreiden. 5. Geef de poortnaam, hostnaam, enzovoort op. 6. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Zone de optie Aangepast en klik op Maken. De uitgebreide toepassing wordt gemaakt. 7. Klik op Toepassingsbeheer. 8. Klik bij Toepassingsbeveiliging op de koppeling Verificatieproviders. 9. Klik op de pagina "Verificatieproviders" op de koppeling Zone. 10. Selecteer op de pagina "Verificatie bewerken" het verificatietype Formulieren. 11. Geef in het veld Naam van lidmaatschapsprovider de naam van de lidmaatschapsprovider op. De LDAP-lidmaatschapsnaam verwijst naar de naam van de LDAP-lidmaatschapsprovider die u opgeeft in het bestand web.config. 12. Geef in het veld Naam van rolmanager de naam van de rolmanager op. 13. Selecteer Nee voor de optie Clientintegratie inschakelen?. 14. Klik op Opslaan. De in het bestandweb.config van de uitgebreide webtoepassing wordt gewijzigd in "Formulieren".
21
2011-09-09
De software implementeren
3.2.1.2.1 Het bestand web.config van de uitgebreide webtoepassing voor LDAP wijzigen Voer de volgende stappen uit om het bestand web.config van de uitgebreide toepassing voor LDAP uit te breiden: 1. Open de Console voor centraal beheer van IIS en op het bestand web.config. 2. Voeg in het bestand web.config de volgende regels tussen de elementen en toe:
3. Voeg in het bestand web.config de volgende gegevens over de lidmaatschapsprovider toe tussen de elementen en : <membership defaultProvider="LDAPMembership"> <providers>
Opmerking: De opgegeven waarden kunnen verschillen. Dit is afhankelijk van de manier waarop de gebruiker is gemaakt in LDAP. 4. Voeg in het bestand web.config de volgende gegevens over de rolmanager toe: <providers>
22
2011-09-09
De software implementeren
5. Voeg in het bestand web.config van de site Centraal beheer de volgende gegevens over de rolmanager toe tussen de elementen en : <providers>
6. Start IIS opnieuw. 7. Meld u aan bij Centraal beheer en klik op het tabblad Toepassingsbeheer. 8. Klik op Beheerders van de siteverzameling. 9. Voeg een LDAP-gebruiker toe als de primaire beheerder. Zorg ervoor dat de gebruiker wordt herkend als u een LDAP-gebruiker toevoegt als de primaire beheerder. 10. Meld u als sitebeheerder met LDAP-gebruikersrechten aan bij de SharePoint-site.
3.2.1.2.2 Gebruikers en groepen aan webtoepassingen toevoegen Een gebruiker die zich aanmeldt bij een webtoepassing als de beheerder van de site, kan alle beheertaken uitvoeren, zoals het maken en verwijderen van gebruikers en groepen. Andere LDAP-gebruikers kunnen zich echter alleen aanmelden als ze al aan de webtoepassing zijn toegevoegd. Voer de volgende stappen uit om gebruikers en gebruikersgroepen aan de webtoepassing toe te voegen. 1. Meld u als sitebeheerder aan bij de webtoepassing. 2. Selecteer Site-instellingen > Personen en groepen en voeg als volgt de LDAP-groepen of -gebruikers toe in het veld De LDAP-groepen of -gebruikers toevoegen: • •
Als u een groep wilt toevoegen, gebruikt u de volgende syntaxis: ldaprolprovidernaam: groepsnaam Als u een gebruiker wilt toevoegen, geeft u de gebruikersnaam op.
3.2.1.2.3 Aanmelden bij de uitgebreide toepassing als LDAP-gebruiker Voer de volgende stappen uit om u bij de uitgebreide toepassing aan te melden als LDAP-gebruiker: Opmerking: Alle stappen in IIS moeten handmatig worden uitgevoerd. 1. Schakel Geïntegreerde verificatiein en schakel Anonieme Logon uit.
23
2011-09-09
De software implementeren
Opmerking: Zorg ervoor dat u LDAP-verificatie hebt ingeschakeld in CMS en controleer of de LDAP-gebruiker zich kan aanmelden bij InfoView. 2. Vergelijk het web.config-bestand van de basistoepassing met het web.config-bestand van de uitgebreide toepassing en pas het web.config-bestand van de uitgebreide toepassing aan met de ontbrekende vermeldingen. 3. Converteer de mappen InfoviewApp, InfoviewAppActions, PlatformServices en AnalyticalReporting naar virtuele mappen. Zorg ervoor dat deze virtuele mappen in de uitgebreide toepassing naar dezelfde groep van toepassingen wijst in de basistoepassing. 4. Kopieer de inhoud van de map "<Sharepoint:port\bin>" van de basistoepassing naar de map <"ExtendedApplication:Port\bin> van de uitgebreide toepassing. 5. Maak een virtuele map met de naam crystalreportviewers12 en maak hiervoor een verwijzing naar de C:\Program Files\BusinessObjects\common\4.0\crystalreportviewers12.
3.2.2 Gebruikers- en groepsrechten Gebruikers dienen over weergaverechten te beschikken om de geplande rapporten en eerder gegenereerde exemplaren weer te geven. Ze moeten echter over het recht “Weergeven op aanvraag” beschikken om de rapporten in real time te kunnen openen. Als u ervoor wilt zorgen dat alle gebruikers weergaverechten hebben voor de CMC van BI-platform, voegt u de gebruikers toe aan de groep “Iedereen” en verleent u vervolgens weergaverechten aan deze groep. Met deze weergaverechten kan iedereen die tot de groep “Iedereen” behoort, rapporten weergeven binnen de SharePoint-omgeving. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform voor meer informatie over het instellen van gebruikersrechten.
3.2.3 Secure Socket Layer op IIS 6.0 configureren Zorg ervoor dat er een werkende SharePoint-webtoepassing beschikbaar is. Als u Secure Socket Layer (SSL) op WSS 3.0, MOSS 2007 of MOSS 2010 wilt configureren, voert u de volgende stappen uit: 1. Meld u aan bij de site van SharePoint 3.0 Centraal Beheer. 2. Klik op het tabblad Toepassingsbeheer en klik vervolgens op Maken of Webtoepassing uitbreiden. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Webtoepassing de optie Een bestaande webtoepassing uitbreiden en selecteer de webtoepassing waarvoor u SSL wilt selecteren. 4. Geef in het veld "Nieuwe IIS-website maken" een geldige waarde op.
24
2011-09-09
De software implementeren
5. Geef in het veld Poort de standaard SSL-poort op. 6. Schakel het selectievakje SSL gebruiken in. Opmerking: Zorg ervoor dat de juist waarde wordt opgegeven in het veld "URL". 7. Selecteer in het veld "Zone" de optie Aangepast. 8. Klik op OK. 9. Navigeer naar de IIS-website, selecteer de nieuwe website die u zojuist hebt gemaakt en selecteer Eigenschappen. Opmerking: Zorg ervoor dat deze website wordt gemaakt op poort 80. Als er zich al een andere website op poort 80 bevindt, wijzigt u de poort voor de nieuwe website die u hebt gemaakt. Dit moet omdat er geen twee websites tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd op poort 80. 10. Klik op de pagina "Eigenschappen" op het tabbladMapbeveiliging. 11. Klik op Servercertificaten. • •
Als er al een servercertificaat aanwezig is op het systeem, selecteert u Een bestaand certificaat toewijzen en volgt u de instructies die in de wizard worden weergegeven. Als er geen certificaten zijn, moet u een certificaat maken. Voor IIS 6.0 downloadt u het hulpprogramma via het internet en installeert u dit om certificaten te maken.
12. Klik in het gedeelte Beveiligde communicatie van het tabblad Mapbeveiliging op Bewerken. •
Selecteer SSL vereisen en 128-bits codering vereisen om de site via https te openen. Als deze opties niet zijn ingeschakeld, is de site toegankelijk via http en https.
13. Selecteer het keuzerondje Clientcertificaten negeren als er geen clientcertificaten zijn. 14. Klik op OK. 15. Klik op Toepassen. 16. Navigeer naar de pagina "SharePoint 3.0 Centraal Beheer" en selecteer het tabblad Bewerkingen. 17. Klik op de koppeling Alternatieve toewijzingen voor toegang. 18. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Alternatieve verzameling toegangstoewijzingen de verzameling waaraan u SSL wilt toewijzen. Zorg er voor dat de openbare URL is opgegeven voor de aangepaste zone. Als er nog geen openbare URL is opgegeven, moet u een openbare URL aan de aangepaste zone toevoegen. 19. Open een browser en geef een SSL-URL op. Opmerking: U kunt naar alle pagina's of webonderdelen van de site navigeren. U moet er echter voor zorgen dat de URL niet wordt gewijzigd van https in http terwijl u door de webonderdelen navigeert.
3.2.4 Secure Socket Layer op IIS 7.5 configureren
25
2011-09-09
De software implementeren
Voer de volgende stappen uit om de SSL op Internet Information Server 7.5 te configureren: 1. Meldt u aan op de computer waar de IIS 7.5 wordt uitgevoerd en voer de opdracht inetmgr uit in het venster "Uitvoeren". 2. In het venster dat wordt geopend, selecteert u het hoofdserverknooppunt. U ziet de lijst met functies in het rechterdeelvenster. Kunt u de lijst niet vinden, klik dan met de rechtermuisknop op het hoofdknooppunt en selecteer de optie Overschakelen naar functieweergave. 3. Dubbelklik op de optie Servercertificaten om een zelfondertekend certificaat te maken zoals hieronder wordt
weergegeven: 4. Klik in het venster Acties op de optie Zelfondertekend certificaat maken. Het venster "Zelfondertekend certificaat maken" wordt geopend, waarin u wordt gevraagd een beschrijvende naam voor het certificaat in te voeren. 5. Geef het certificaat een beschrijvende naam. Doorgaans is dit de naam van de computer waarop de IIS wordt uitgevoerd. Klik op OK.
26
2011-09-09
De software implementeren
Het certificaat wordt gemaakt en u ziet het als volgt:
6. Onder Sites in het venster "Verbindingen" aan de linkerkant selecteert u in de SharePoint-site voor welke site u de SSL wilt inschakelen. Klik met de rechtermuisknop op de site en selecteer de optie Bindingen bewerken. Het venster "Sitebindingen" wordt geopend. 7. Klik op Toevoegen in het venster "Sitebindingen". In het venster "Sitebinding toevoegen" dat wordt geopend, selecteert u het Type als 'https', behoudt u de standaardpoort als 443, selecteert u het eerder gemaakte certificaat in de lijst met SSL-certificaten, en klikt u vervolgens op OK.
27
2011-09-09
De software implementeren
Uw invoer wordt toegevoegd aan het venster "Sitebindingen" zoals hieronder wordt weergegeven:
8. Sluit het venster "Sitebindingen" door op Sluiten te klikken. Als u nu uw site selecteert (in het linkerdeelvenster van het venster "IIS-beheer"), geeft de sectie "Acties"> "Website beheren">" Door website bladeren" de waarde van de nieuwe binding weer als:
"Browse*:443(https)".
28
2011-09-09
De software implementeren
9. Dubbelklik op de functie SSL-instellingen in de lijst met IIS-functies in het middelste deelvenster. In de weergave die wordt geopend, selecteert u het selectievakje SSL vereisen en klikt u vervolgens op Toepassen in het venster "Acties" aan de rechterkant. Nu is uw geselecteerde site gereed met de SSL-URL en de standaardpoort. 10. Open de site via de bijbehorende URL (bijv. https://lidt50794936) en selecteer de koppeling Doorgaan naar deze website (niet aanbevolen). Vervolgens voert u de SharePoint-aanmeldingsgegevens in en meldt u zich aan op de site. U ontvangt de volgende waarschuwing: "Mogelijk probeert u toegang te krijgen tot deze site vanaf een beveiligde browser op de server. Schakel scripts in en laad deze pagina opnieuw."
11. Wilt u dat deze waarschuwing niet meer wordt weergegeven, voeg de https-URL dan toe aan de "Vertrouwde websites". (Ga naar "Internetopties"> klik op de tab "Beveiliging" > selecteer "Vertrouwde websites" > klik op de knop Toevoegen > voeg de URL toe en klik op OK. ) Als u de SSL-site nu oproept, wordt de waarschuwing niet meer weergegeven. Opmerking: Als u de SSL-URL van SharePoint via een externe clientcomputer oproept, moet u het certificaat exporteren naar de server en het importeren op de externe clientcomputer.
3.2.5 ISA 2006 configureren voor reverse proxy
29
2011-09-09
De software implementeren
ISA 2006 installeren door gebruik te maken van Windows-referenties. Voer de volgende stappen uit om ISA 2006 te configureren: 1. Start ISA 2006. 2. Klik met de rechtermuisknop op Firewallconfiguratie > Nieuw > SharePoint Site Publishing Rule (Regel voor het publiceren van de SharePoint-site. Het venster "Welcome to the SharePoint Publishing Rule Wizard (Welkom bij de wizard Publicatieregel voor SharePoint)" wordt weergegeven. 3. Geef in het veld SharePoint publishing rule name (Naam van publicatieregel voor SharePoint) de naam voor de publicatieregel op en klik op Volgende. Het venster "Type publicatie" wordt weergegeven. 4. Selecteer Publish a single Web site or load balancer (Eén website of een load balancer publiceren) en klik vervolgens op Volgende. Het venster "Server Connection Security (Beveiliging van serververbinding)" wordt weergegeven. 5. Selecteer Use non-secured connections to connect the published Web server or server farm (Niet-beveiligde verbindingen gebruiken om verbinding te maken met de gepubliceerde webserver of serverfarm) en klik op Volgende. Het venster "Internal Publishing Details (Interne publicatiedetails)" wordt weergegeven. 6. Geef in het veld Internal Site name (Interne sitenaam) de interne sitenaam op. De interne sitenaam verwijst naar het systeem waarop MOSS wordt uitgevoerd. 7. Selecteer Use a computer name or IP address to connect to the published server (Een computernaam of IP-adres gebruiken om verbinding te maken met de gepubliceerde server) in het veld Computer name or IP address (Computernaam of IP-adres) en klik op Volgende. Het venster "Public Name Details (Details voor openbare naam)" wordt weergegeven. 8. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Accept Request for (Aanvraag accepteren voor) de optie Any domain name (Elke domeinnaam) en klik vervolgens op Volgende. Het venster "Select Web Listener (Web-listener selecteren)" wordt weergegeven. 9. Klik op Nieuw. Het venster "Welcome to the New Web Listener Wizard (Welkom bij de wizard Nieuwe web-listener)" wordt weergegeven. 10. Geef de naam van de web-listener op en klik op Volgende. Het venster "Client Connection Security (Beveiliging van clientverbinding)" wordt weergegeven. 11. Selecteer Do not require SSL secured connections with clients (Geen SSL-beveiligde verbindingen verplicht voor clients) en klik op Volgende. Het venster "Web Listener IP Addresses (IP-adres van web-listener)" wordt weergegeven. 12. Selecteer Extern, Intern, Lokale host en klik op Volgende. Het venster "Verificatie-instellingen" wordt weergegeven. 13. Selecteer Geen verificatie en klik op Voltooien. 14. Selecteer de nieuwe listener en klik op Eigenschappen > Verificatie.
30
2011-09-09
De software implementeren
15. Klik op de knop Geavanceerd en selecteer Van alle gebruikers eisen dat ze zich verifiëren en Clientverbindingen via HTTP toestaan. Het venster "Verificatieoverdracht" wordt weergegeven. 16. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de optie Geen overdracht en client kan niet rechtstreeks verifiëren. Het venster "Configuratie van alternatieve toewijzingen voer toegang" wordt weergegeven. 17. Selecteer op basis van uw eisen een van de volgende opties: • SharePoint AAM is already configured on the SharePoint server (SharePoint AAM is al geconfigureerd op de SharePoint-server) • SharePoint AAM is not yet configured (SharePoint AAM is nog niet geconfigureerd). Selecteer deze optie ook als u niet zeker weet of AAM is geconfigureerd. 18. Klik op Volgende. Het venster "Completing the New SharePoint Publishing Rule Wizard (wizard Nieuwe publicatieregel voor SharePoint voltooien)" wordt weergegeven. 19. Klik op Voltooien. De publicatieregel wordt gemaakt. 20. Selecteer de publicatieregel en klik op Toepassen. 21. Klik met de rechtermuisknop op de regel en selecteer Eigenschappen. Het scherm "Eigenschappen" wordt weergegeven. 22. Selecteer het tabblad Listener en controleer de poort en het protocol. Opmerking: Standaard wordt poort 80 gebruikt. Als u het poortnummer wilt wijzigen, gebruikt u het tabblad Verbindingen. 23. Selecteer het tabblad Openbare naam. 24. Selecteer in de vervolgkeuzelijst This rule applies to (Deze regel is van toepassing op) de optie Requests for the following Web sites (Aanvragen van de volgende websites) en geef het reverse proxysysteem op. Wijs in "Path Names (Padnamen)" het clientpad toe aan het serverpad. 25. Selecteer het tabblad To (Naar). 26. Selecteer het tabblad Bridging (Overbrugging). 27. Selecteer Redirect requests to HTTP port (Aanvragen omleiden naar HTTP-poort en geef de poort op waarop de uitgebreide SharePoint-website wordt uitgevoerd. Opmerking: Als u de reverse proxy naar de uitgebreide toepassing wilt laten verwijzen, moet u het poortnummer voor de uitgebreide toepassing opgeven. Als u de reverse proxy naar de basistoepassing wilt laten verwijzen, moet u de poort van de basistoepassing opgeven. 28. Selecteer de regel en klik op Toepassen.
31
2011-09-09
De software implementeren
3.2.5.1 Reverse proxy configureren voor de standaard SharePoint-toepassing Zorg ervoor dat ISA 2006 is geconfigureerd voor de integratieoptiesoftware. Voer de volgende stappen uit om reverse proxy voor de standaard SharePoint-toepassing te configureren: 1. Meld u aan bij de site Centraal Beheer. 2. Klik op Bewerkingen en klik vervolgens op de koppeling Alternatieve toegangstoewijzing. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de webtoepassing. 4. Klik op de koppeling Interne URL toevoegen en voeg de reverse-proxy-URL toe. 5. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Zone de optie Standaard. 6. Wijzig in IIS het Verificatietype in Basis.
3.2.5.2 Een uitgebreide website voor de webtoepassing maken Voer de volgende stappen uit om een uitgebreide website voor de webtoepassing te maken: 1. Meld u aan bij de site SharePoint 3.0 Centraal Beheer. 2. Klik op het tabblad Toepassingsbeheer en klik vervolgens op de koppelingWebtoepassing maken of uitbreiden. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Webtoepassing de optie Een bestaande webtoepassing uitbreiden. 4. Selecteer de webtoepassing waarvoor u een reverse-proxytoepassing wilt configureren. 5. Geef in de daarvoor bestemde velden een omschrijving, poort, URL, enzovoort op. 6. Selecteer een zone (bijvoorbeeld Internet) en klik op OK. 7. Navigeer naar de site Centraal beheer, klik op het tabblad Bewerkingen op de koppeling Alternatieve verzameling toegangstoewijzingen. 8. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de webtoepassing. 9. Klik op de koppeling Interne URL toevoegen en voeg de reverse-proxy-URL toe. 10. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Zone de zone voor de uitgebreide toepassing. 11. Klik op OK. Er wordt een uitgebreide website voor de webtoepassing gemaakt.
32
2011-09-09
De software implementeren
3.2.5.3 Het bestand web.config van de uitgebreide webtoepassing voor reverse proxy wijzigen Voer de volgende stappen uit als u het bestand web.config van de uitgebreide webtoepassing voor reverse proxy wilt aanpassen: 1. Kopieer alle DLL's en mappen in de prullenbak van de basistoepassing naar de prullenbak van de uitgebreide toepassingen. 2. Zorg ervoor dat het bestand web.config van de basistoepassing slechts één sessionState-vermelding bevat, namelijk <"sessionState mode = Inproc"/>. Opmerkingen voor anderen items. 3. Maak in de uitgebreide toepassing een virtuele map met de naam crystalreports12 en maak een verwijzing naar C:\Program Files (x86)\SAP BusinessObjects\SAP BusinessObjects Enterprise XI 4.0\win64_x64\dotnet\crystalreportviewers12 4. Converteer de volgende mappen naar virtuele mappen: • Infoviewapp • InfoviewAppActions • PlatformServices • Analytische rapportage • CrystalReports • Xcelsius Opmerking: Zorg ervoor dat de virtuele mappen in de uitgebreide toepassing naar dezelfde groep van toepassingen wijst in de basistoepassing. 5. Vergelijk het web.config-bestand van de basistoepassing met het web.config-bestand van de uitgebreide toepassing en pas het web.config-bestand van de uitgebreide toepassing aan met de ontbrekende vermeldingen.
3.3 De optionele instellingen voor het BI-platform configureren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de optionele instellingen van het BI-platform voor uw SharePoint-implementatie configureert.
3.3.1 Een server opgeven voor het verwerken van rapporten
33
2011-09-09
De software implementeren
De rapporten die gebruikers weergeven, worden standaard verwerkt door de paginaserver van het SAP BusinessObjects BI-platform. Als de paginaserver niet beschikbaar is, wordt de Report Application Server (RAS) gebruikt. Als u het systeem zodanig wilt configureren dat RAS wordt gebruikt voor de verwerking van rapporten, maakt u een nieuwe servergroep voor uw RAS op het BI-platform, geeft u in alle rapporten deze servergroep op en stopt u de paginaserver van het platform. Voer de volgende stappen uit om een server voor de verwerking van rapporten op te geven: 1. Meld u aan bij de CMC. 2. Selecteer in het gebied Object van de Central Management Console (CMC) een object door op de koppeling van het object te klikken. 3. Klik op het tabblad Proces. 4. Kies in het gedeelte Standaardservers voor weergave een van de volgende opties: • •
•
De eerste beschikbare server gebruiken- Als u deze optie selecteert, wordt de server gebruikt die over het maximale aantal vrije bronnen beschikt wanneer u een rapport weergeeft. Voorkeur geven aan servers die bij de geselecteerde groep horen - Als u deze optie selecteert, wordt geprobeerd het object te verwerken door gebruik te maken van de servergroep die u in de lijst hebt geselecteerd. Als de opgegeven servers niet beschikbaar zijn, wordt het object verwerkt door de eerstvolgende beschikbare server. Deze behoort mogelijk niet tot de geselecteerde groep. Alleen servers gebruiken die tot de geselecteerde groep behoren -Als u deze optie selecteert, wordt alleen gebruikgemaakt van de servers in de servergroep die u in de bijbehorende vervolgkeuzelijst hebt geselecteerd. Als geen van de servers in de servergroep beschikbaar is, wordt het object niet verwerkt.
5. Klik op Bijwerken.
3.3.2 Parameterinstellingen opgeven Er wordt alleen om parameters gevraagd wanneer u rapporten in realtime weergeeft (tenzij de parameter een opgeslagen procedure is). Zorg ervoor dat in de Central Management Console (CMC) het selectievakje Vraag bij weergave is ingeschakeld, anders worden de aanwijzingen uitgeschakeld en kan de gebruiker de aanwijzingswaarden in het rapport niet wijzigen. Als u gebruikers in staat wilt stellen om met rapporten met parameters te werken, moet u zorgen voor het volgende: • •
34
Zorg ervoor dat gebruikers het recht Weergeven op aanvraag is verleend, zodat ze rapporten met parameters kunnen weergeven. Als u gebruikers in staat wilt stellen om parameterwaarde te wijzigen, moet u ervoor zorgen dat de rapporten die ze weergeven, realtime rapporten zijn. Realtime rapporten kunnen de systeembronnen echter zwaar belasten. Daarom dient er waar mogelijk met geplande rapporten te worden gewerkt, om de belasting van de BI-platformservices te beperken.
2011-09-09
De software implementeren
•
Als u wilt dat gebruikers met rapporten kunnen werken voor verschillende doeleinden (bijvoorbeeld realtime filters en algemene weergave op datum), moet u twee exemplaren van het rapport maken. Hiermee kunnen gebruikers het rapport op aanvraag weergeven en in realtime filteren. Voor de algemene weergave van rapporten op datum, kunt u het rapport zo vaak plannen als nodig is. Wanneer u twee exemplaren van het rapport is de verwerkingsbelasting voor de systeembronnen minder groot omdat alleen het realtime gefilterde rapport op aanvraag hoeft te worden weergegeven.
Voer de volgende stappen uit om de paramaterinstellingen op te geven: 1. Meld u aan bij de CMC. 2. Selecteer in het beheergebied Objectbeheer van de CMC een rapport door op de koppeling van het rapport te klikken. 3. Klik in het rapport op het tabblad Proces en klik op de koppeling Parameters. 4. Selecteer in de kolom Waarde de waarde die hoort bij de parameter die u wilt wijzigen. 5. Schakel het selectievakje Vraag bij weergave in om ervoor te zorgen dat er aanwijzingen voor de gebruikers worden weergegeven wanneer zij het rapportexemplaar bekijken in het bijbehorende webonderdeel. 6. Klik op Verzenden.
3.4 Aanbevelingen voor de planning en schaal Met het BI-platform (Business Intelligence) kunt u rapporten plannen, verwerken en uitvoeren. De algemene aanbevelingen met betrekking tot het plannen en schalen voor BI-platform, zijn ook van toepassing op de integratieoptie voor Microsoft SharePoint. Gebruik CMC (Central Management Console) om de verschillende planningseigenschappen voor rapporten op te geven. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor SAP BusinessObjects Business Intelligence-platform voor aanvullende aanbevelingen voor het plannen van rapporten. Wanneer u planningseigenschappen voor rapporten instelt, dient u rekening te houden met het volgende: • • • •
35
Als u rapporten hebt die regelmatig moeten worden bijgewerkt, en als gebruikers dezelfde set gegevens openen, moeten de rapporten worden gepland en uitgevoerd op basis van uw vereisten. Als u een rapport wilt weergeven, moet u het rapport plannen en uitvoeren en niet op aanvraag uitvoeren. Geplande rapporten vormen een minder zware belasting van de systeembronnen. Als u het recht Weergeven op aanvraag toekent aan gebruikers, wordt telkens als u de gegevens vernieuwt de gegevensbron door de rapporten geopend. Wanneer u uw portal ontwerpt, moet u voorzichtig zijn met het combineren van de webonderdelen van de integratieoptiesoftware (die realtime-weergaven bevatten) met webonderdelen van derden waarvan de pagina's vaak worden vernieuwd. Wanneer een gebruiker een pagina vernieuwt, worden alle rapporten op de webpagina vernieuwd. Als een webpagina bijvoorbeeld een stock ticker bevat die om de tien seconden wordt vernieuwd, worden ook alle rapporten op deze webpagina elke tien seconden vernieuwd.
2011-09-09
De software implementeren
3.4.1 Rapporten exporteren Met het oog op de prestaties van de integratieoptiesoftware moet u de exportopties (Microsoft Excel, Adobe Acrobat, enzovoort) tijdens de schematijd opgeven. Wanneer gebruikers de rapporten dynamisch exporteren door een weergaveoptie met een alternatieve indeling op de werkbalk te selecteren, vergen de aanvragen meer verwerkingstijd en systeembronnen.
3.4.2 Informatie over gegevensbron Stel de aanmeldingsgegevens in CMC in voor uw rapporten. Anders moeten de gebruikers zich telkens aanmelden bij de database wanneer ze een rapport vernieuwen of weergeven.
3.4.3 Rapportrechten Als een rapport parameters bevat, dienen gebruikers die het rapport willen weergeven over het recht Weergeven op aanvraag te beschikken. Als u een paginaserver gebruikt om samenvattingen van verschillende rapporten weer te geven, moet u de gebruikers bewerkingsrechten toekennen.
3.4.4 Prestatieverbetering Teneinde de prestaties van de integratieoptie voor Microsoft Office SharePoint te verbeteren als u geen webfarm gebruikt, is de sessiestatus voor de webtoepassingsserver standaard ingeschakeld.
3.5 Aandachtspunten voor Crystal Report-rapporten Wanneer u een Crystal Report-rapport maakt, dient u rekening te houden met de volgende aanbevelingen:
36
2011-09-09
De software implementeren
• • •
Zorg ervoor dat de achtergrond van uw rapport transparant is. Maak maximaal gebruik van uw schermresolutie en ruimte voor de rapportonderdelen. Zorg ervoor dat de namen van de parameters kort en de omschrijvingen van de parameters betekenisvol en bruikbaar zijn. De gebruikers kunnen de namen en omschrijvingen namelijk zien in de werkbalk.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Crystal Reports voor meer informatie over het maken van Crystal Reports-rapporten.
37
2011-09-09
De software implementeren
38
2011-09-09
Meer informatie
Meer informatie
Informatiebron
Locatie
Productinformatie SAP BusinessObjects
http://www.sap.com Ga naar http://help.sap.com/businessobjects/ en klik in het zijpaneel "Overzicht van SAP BusinessObjects" op Alle producten. Hier kunt u de meest recente documentatie raadplegen over alle SAP BusinessObjects-producten en de implementatie ervan in de SAP Help Portal. U kunt PDF-versies of installeerbare html-bibliotheken downloaden.
SAP Help Portal
Bepaalde handleidingen zijn opgeslagen op de SAP Service Marketplace. Deze zijn niet beschikbaar op de SAP Help Portal. Deze handleidingen staan op de Help Portal en zijn voorzien van een koppeling naar de SAP Service Marketplace. Klanten met een onderhoudsovereenkomst hebben een geautoriseerde gebruikers-ID voor toegang tot deze site. Neem contact op met een vertegenwoordiger van uw klantendienst om een ID aan te vragen. http://service.sap.com/bosap-support> Documentatie • •
SAP Service Marketplace
Installatiehandleidingen:https://service.sap.com/bosap-instguides Releaseopmerkingen:http://service.sap.com/releasenotes
De SAP Service Marketplace bevat bepaalde handleidingen voor instal latie, upgrades, migratie en implementatie, releaseopmerkingen en documenten over ondersteunde platforms. Klanten met een onder houdsovereenkomst hebben een geautoriseerde gebruikers-ID voor toegang tot deze site. Neem contact op met een vertegenwoordiger van uw klantendienst om een ID aan te vragen. Als u vanuit de Help Portal wordt doorgestuurd naar de Service Marketplace, kunt u het menu in het navigatiepaneel aan de linkerkant gebruiken om de juiste categorie te zoeken voor de documenten die u wilt raadplegen. https://cw.sdn.sap.com/cw/community/docupedia
Docupedia
39
Docupedia biedt extra documentatiebronnen, een omgeving voor gezamenlijk ontwerpen en een interactief feedback-kanaal.
2011-09-09
Meer informatie
Informatiebron
Locatie
https://boc.sdn.sap.com/ Bronnen voor ontwikkelaars https://www.sdn.sap.com/irj/sdn/businessobjects-sdklibrary Artikelen over SAP BusinessObjects op het SAP Community Network
https://www.sdn.sap.com/irj/boc/businessobjects-articles Deze artikelen heetten voorheen technische documenten. https://service.sap.com/notes
Opmerkingen Deze opmerkingen heetten voorheen Knowledge Base-artikelen. Forums op het SAP Community Network
https://www.sdn.sap.com/irj/scn/forums http://www.sap.com/services/education
Training
Business Objects biedt een cursuspakket variërend van traditioneel klassikaal onderwijs tot gerichte e-learningcursussen die voorzien in uw studiebehoeften en een studiemethode van uw voorkeur. http://service.sap.com/bosap-support
Online Klantendienst
De SAP Support Portal bevat informatie over programma's en services voor ondersteuning van klanten. Daar vindt u ook koppelingen naar een groot aantal technische documenten en bestanden. Klanten met een onderhoudsovereenkomst hebben een geautoriseerde gebruikers-ID voor toegang tot deze site. Neem contact op met een vertegenwoordiger van uw klantendienst om een ID aan te vragen. http://www.sap.com/services/bysubject/businessobjectsconsulting
Consulting
40
Adviseurs kunnen u begeleiden vanaf de initiële analysefase tot de oplevering van uw implementatieproject. Er is expertise beschikbaar over onderwerpen als relationele en multidimensionale databases, connec tiviteit, ontwerpprogramma's voor databases en aangepaste embeddingtechnologie.
2011-09-09
Index A aanbevelingen plannen en schalen 35 aandachtspunten Crystal Report 36
I Integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software sjabloonconfiguratiebestand 7 ISA 2006 30
B Business Intelligence-platform 5 BusinessObjects-sjabloon 13
C
L LDAP webtoepassing uitbreiden 22 LDAP-verificatie 21
configureren Integratieoptie voor Microsoft SharePoint-software 7 web.config-codes 8 Webonderdelen 15
P
E
rapporten verwerken 34 Revers Proxy 30
Eenmalige aanmelding 19 exporteren rapporten 36
G gebruiksklaar sitesjabloon 5
U uitgebreide website 32
V verbinding maken Webonderdelen 16 verificatiemodi Enterprise 19 LDAP 19 Windows AD 19 vragen om parameters 34
parameterinstellingen 34
W R
S SAP BusinessObjects-sitedefinitie 5 Secure Socket Layer 24 standaard SharePoint-toepassing Reverse Proxy 32
T toevoegen Gebruikers en groepen 23
41
toevoegen (vervolg) Webonderdelen 16
web.config-codes Aanmeldingspagina InfoView 8 AppSetting Configurations 8 Crystal Viewer 8 Document Viewer 8 Infoview App Settings 8 Sessiestatus 8 Webonderdelen toevoegen 16 Webonderdelenconfiguratie 15 verbinding 16 webtoepassing uitbreiden LDAP 22 Weergeven op aanvraag 24 Windows AD SSO 20
2011-09-09
Index
42
2011-09-09