HANDLEIDING VOOR EEN RISICO-INVENTARISATIE & -EVALUATIE (RI&E) IN DE SOCIALE WERKVOORZIENING
Servicepunt Arbo WSW, februari 2004
COLOFON De handleiding voor een Risico-Inventarisatie & -Evaluatie (RI&E) in de Sociale Werkvoorziening is een publicatie in het kader van het Arboconvenant Sociale Werkvoorziening. Auteurs: Frans de Kruif (Orbis) M.m.v. Commit Arbo Servicepunt Arbo WSW Postbus 152 3990 DD Houten Telefoon: 0900-arbowsw Internwww.arbowsw.nlet: Februari 2004
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 2
MANAGEMENTSAMENVATTING HANDLEIDING RI&E SW Doel en doelgroep van de handleiding De handleiding RI&E SW is geen branchespecifieke RI&E-methodiek voor de SW-branche. In overleg met veel betrokkenen uit SW-bedrijven is geconstateerd dat daar geen behoefte aan bestaat. Er wordt al veel gebruik gemaakt van bestaande algemene RI&E-methodieken (zoals de IMA) of branchespecifieke methodieken die aansluiten bij bestaande werksoorten (zoals de branchespecifieke methodieken voor Grafimedia, schoonmaak, hoveniers, metaalbewerking, houtbewerking). Daarom is dit een handleiding: § die ondersteunt bij het organiseren en uitvoeren van de RI&E, mede gebaseerd op bestaande good practises in SW-bedrijven; (Arbocoördinatoren van een aantal SW-bedrijven hebben actief meegewerkt aan de totstandkoming van deze handleiding.) § die de weg wijst naar bestaande algemene en branchespecifieke methodieken voor diverse werksoorten en deze bestaande methodieken beoordeelt; § aandacht geeft aan aspecten van de RI&E voor de specifieke doelgroepen van de RI&E. De handleiding bevat een aantal gerichte vragenlijsten die in het kader van de RI&E gebruikt kunnen worden voor de inventarisatie van handicapgerelateerde risico's, van bijv. slechtzienden, slechthorenden en medewerkers met een motorische handicap; § die de RI&E zoveel mogelijk wil integreren in de bestaande bedrijfsvoering en beleidscycli van de onderneming. De RI&E kan daarmee meer worden dan een wettelijke verplichting, maar instrument worden van HRM-beleid en onderdeel van de planning en controlcyclus. De handleiding is geschreven voor arbocoördinatoren (en KAM-medewerkers) van SW-bedrijven, maar ook personeelsfunctionarissen, leidinggevenden, OR-leden en adviseurs van Arbo-diensten kunnen er hun voordeel mee doen. Opbouw van de handleiding De handleiding bestaat uit 2 delen: § Deel 1 gaat over achtergronden, nut en noodzaak en van de RI&E. Behandeld worden de organisatie van het RI&E-proces, de rol van diverse actoren (zoals Arbo-dienst, OR, management) en de (project) planning van activiteiten. § Deel 2 gaat over methoden en technieken van de RI&E. Aan de orde komen de te inventariseren risico's, te gebruiken methoden, hulpmiddelen en de beoordeling van bestaande algemene en branchespecifieke RI&E-methoden. Tenslotte bevat dit deel in een bijlage een aantal vragenlijsten, die meer SW-specifiek zijn: voor assemblage-werkzaamheden, voor detachering en voor handicapgerelateerde risico’s. Samenvatting Onderstaand wordt een nadere samenvatting gegeven van de inhoud van de handleiding, met de belangrijkste boodschappen en aanbevelingen. Deel 1 Organisatie en achtergronden Nut en noodzaak van de RI&E § Er wordt uitleg gegeven bij de wettelijke verplichtingen rondom de RI&E. Onderdeel van de RI&E hoort een Plan van aanpak te zijn, waarin beschreven staat hoe de geconstateerde risico’s aangepakt gaan worden. Ook de wettelijke positie van de Arbo-dienst en de OR worden besproken.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 3
§ §
§
De risico’s en valkuilen van de RI&E zelf worden beschreven. Het gaat om factoren die de effectiviteit van de RI&E bedreigen en de investering ervan ondermijnen, met name als de RI&E en het proces van totstandkoming van de RI&E teveel geïsoleerd plaatsvindt, zonder commitment van het management. De kansen van de RI&E worden beschreven. De RI&E moet geen lange waslijst van knelpunten en problemen opleveren, maar eerder een sterkte-zwakteanalyse op het terrein van veiligheid, gezondheid en werkplezier. Integratie van de RI&E-systematiek in de planning & control-cyclus en de betrokkenheid van het management bij de RI&E zijn belangrijke succesfactoren. Beschreven wordt wat de mogelijke doelen van de RI&E kunnen zijn. Bovenop de wettelijke verplichting in de Arbowet kan de RI&E een instrument zijn dat een ondersteunende bijdrage levert aan de ontwikkeling van het sociaal- en HRM-beleid van de onderneming.
De organisatie van het RI&E-proces § De stappen om te komen tot een RI&E, de rol van management, P&O, Arbo-dienst en de OR. Er wordt een voorbeeldprojectplan gegeven. § Een RI&E hoort actueel te zijn. § Beschreven wordt wat dat betekent en op welke momenten het nodig kan zijn de RI&E opnieuw uit te voeren of op onderdelen te actualiseren. § De RI&E kan worden uitgevoerd op centraal of op decentraal niveau: voor de hele organisatie, per divisie of per afdeling? De voor- en nadelen van deze keuze worden geschetst. Gepleit wordt voor een zo decentraal mogelijke aanpak, maar een centrale audit van het ondernemingsbrede arbobeleid. § De Arbo-dienst moet tenminste de volledigheid en betrouwbaarheid van de RI&E toetsen. Het is aan het bedrijf de keuze om de Arbo-dienst al dan niet meer betrokkenheid te geven bij de uitvoering van de RI&E. De voor- en nadelen worden op een rijtje gezet. Er wordt voor gepleit zoveel mogelijk in eigen hand te houden, en de Arbo-dienst in te schakelen voor meer specialistische ondersteuning. § Uitgebreid wordt ingegaan op de mogelijkheden om het management en medewerkers actief te betrekken bij het uitvoeren van de RI&E. § De rol van de OR wordt besproken. Er wordt voor gepleit om de OR in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken, vanwege haar wettelijke rol en als vertegenwoordiger van betrokken medewerkers. § De rol van de RI&E bij het werken voor of bij andere opdrachtgevers wordt besproken. In een bijlage zijn daartoe een aantal speciaal ontwikkelde vragenlijsten opgenomen. Het maken van het plan van aanpak § Het plan van aanpak op grond van de inventarisatie en evaluatie van risico’s, hoort integraal onderdeel van de RI&E te zijn. In dit hoofdstuk wordt de totstandkoming van dit Plan van aanpak besproken en de wijze waarop prioriteiten gesteld kunnen worden. § Er worden concrete aanwijzingen gegeven om het plan van aanpak te maken en hoe tot een keuze en formulering van maatregelen kan worden gekomen. Uitvoering en voortgangsbewaking van het plan van aanpak § Om de “beleidscyclus” van het RI&E-proces rond te maken, wordt nog kort ingegaan op de uitvoering, de voortgangsbewaking van het plan van aanpak. Deel 1 bevat twee bijlagen: § Een samenvatting van de wettelijke verplichtingen rondom arbobeleidsvoering, het opzetten van arbozorg in de onderneming en de verantwoordelijkheden en organisatie van het arbobeleid in het bedrijf. § Een overzicht van relevante literatuur rondom de RI&E en relevante internetsites. § Een overzicht van gebruikte afkortingen in de handleiding. Deel 2: De uitvoering van de RI&E De inhoud van de RI&E Aan bod komen de onderwerpen die in de RI&E aan de orde moeten komen, inclusief de wijze waarop de informatie het best achterhaald kan worden: § het arbo- en verzuimbeleid; § welzijn en psychosociale belasting; § werkplekgebonden risico’s en fysieke belasting; § de meer diepgaande inventarisatie die gemaakt moet worden van een aantal in de Arbowet genoemde onderwerpen (bijv. gevaarlijke stoffen, beeldschermwerk, lawaai, persoonlijke beschermingsmiddelen) en de risico’s van bijzondere groepen (bijv. gehandicapten, zwangeren).
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 4
Hulpmiddelen en methoden van de RI&E § Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de verschillende hulpmiddelen die gebruikt kunnen worden bij de uitvoering van de RI&E: interviews, enquêtes, vragenlijsten, rondgangen en observaties. § Ook wordt behandeld op algemene en branchespecifieke RI&E-methoden en het gebruik ervan in combinatie met de in de handleiding opgenomen vragenlijsten. Risico-evaluatie Dit is een vrij technisch hoofdstuk waarin een methodiek wordt aangereikt om geïnventariseerde risico’s te evalueren en in te delen in “risico-klassen”. Geïnventariseerde risico’s en knelpunten worden daarbij beoordeeld op: § het mogelijke effect van het risico (tussen hinderlijk en dodelijk) § de kans dat het mis kan gaan (van bijna ondenkbaar tot bijna zeker) § de duur van de blootstelling (tussen zeer zelden en voortdurend) Bij deel 2 horen een aantal bijlagen: § bijlage 4 geeft een inventarisatie en beoordeling van bestaande algemene en branchespecifieke RI&Emethodieken, en waar deze methodieken verkrijgbaar zijn. § bijlage 5 geeft een aantal vragenlijsten specifiek voor de SW: - twee vragenlijsten voor de werksoort assemblage - twee vragenlijsten in verband met de detachering van medewerkers bij andere bedrijven; - een aantal vragenlijsten voor handicapgerelateerde risico’s: o blinden o slechtzienden o doven en slechthorenden o mensen met een neurologische aandoening o mensen met een motorische handicap (incl. rolstoelgebruikers) o mensen met een beperkte loopfunctie
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 5
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 1.1 Doel van de handleiding 1.2 Leeswijzer 1.3 Stroomschema als leidraad
8 5 9 10
DEEL 1: ACHTERGROND EN ORGANISATIE
12
2. Nut en noodzaak van de risico-inventarisatie en -evaluatie 2.1 Wettelijke verplichtingen rondom de RI&E 2.2 Kansen en risico's van de RI&E 2.3 Doelen van de RI&E
12 12 13 14
3. De organisatie van het RI&E-proces 3.1 Stappen van de RI&E 3.2 Wanneer moet de RI&E worden uitgevoerd? 3.3 Waar wordt de RI&E uitgevoerd? 3.4 De betrokkenheid van de Arbo-dienst bij de RI&E 3.5 De betrokkenheid van management en medewerkers bij de RI&E 3.6 De rol van de OR bij de RI&E 3.7 De RI&E bij het werken voor of bij andere opdrachtgevers
15 15 17 18 18 20 22 22
4. Het maken van het Plan van aanpak 4.1 De RI&E als sterkte-zwakteanalyse 4.2 Het stellen van prioriteiten 4.3 Totstandkoming van het plan van aanpak 4.4 Eisen aan maatregelen 4.5 Voorbeeld plan van aanpak
24 24 24 25 25 26
5. Uitvoering en voortgangsbewaking van het plan van aanpak 5.1 Uitvoering van het plan van aanpak 5.2 Voortgangsbewaking en evaluatie
29 29 29
Bijlage 1: Arbobeleidsvoering in de organisatie 1. Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving 2. Het voeren van arbobeleid 3. Verantwoordelijkheden en organisatie van het arbobeleid
31 31 33 34
Bijlage 2: Literatuur en links
37
Bijlage 3: Afkortingen
39
DEEL 2: DE UITVOERING VAN DE RISICO-INVENTARISATIE
40
6. De inhoud van de RI&E 6.1 Arbo- en verzuimbeleid 6.2 Welzijn en psychosociale belasting 6.3 Werkplekgebonden risico's en fysieke belasting 6.4 Nadere inventarisatie
40 40 42 44 46
7. Hulpmiddelen en methoden van de RI&E 7.1 Hulpmiddelen 7.2 RI&E-methoden
47 47 49
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 6
8. Risico-evaluatie 8.1 Criteria voor evaluatie van knelpunten 8.2 Risico-evaluatie van gevaarsrisico's
52 52 53
Bijlage 4: Beoordeling RI&E methoden 1. Algemene RI&E-methodieken 2. Branchespecifieke RI&E-methodieken 3. Welzijnspecifieke RI&E-methodieken 4. Overige relevante vragenlijsten
56 57 58 61 62
Bijlage 5: Specifieke vragenlijsten uit de SW-branche Checklisten voor assemblagewerkzaamheden Checklisten voor detachering en uitlenen Checklisten voor gehandicapt-gerelateerde risico's - Blinden - Slechtzienden - Doven en slechthorenden - Neurologische aandoeningen - Motorische handicaps - Personen met beperkte loopfunctie
63 64 77 85 86 87 88 89 91 93
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 7
1. INLEIDING Voor u ligt de handleiding Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) voor de Sociale Werkvoorziening. Deze handleiding is gemaakt in het kader van het Arboconvenant van de Sociale Werkvoorziening. 1.1 Doel van de handleiding Waarom een handleiding RI&E speciaal voor de Sociale Werkvoorziening? Het doel is niet een speciale RI&E voor de SW-branche te ontwikkelen. Uit bezoeken aan SW-bedrijven en klankbordgroepbijeenkomsten bleek dat er niet zozeer behoefte bestaat aan een branchespecifieke RI&E. Veel bedrijven zijn tevreden met wat er op de markt bestaat of hebben zelf vragenlijsten ontwikkeld. Waar wel behoefte aan bestaat, is ondersteuning bij het uitvoeren van een RI&E in een SW-bedrijf. Tenslotte is de Sociale Werkvoorziening een branche met specifieke kenmerken. Om een paar belangrijke eigenaardigheden van de SW te noemen: § de grote variëteit aan activiteiten binnen de Sociale Werkvoorziening, waardoor de arbeidsomstandigheden per bedrijf, maar ook per afdeling of locatie sterk kunnen verschillen; § de aanwezigheid van bijzondere groepen (met een fysieke, verstandelijke en/of sociale beperking). Wat moet de handleiding RI&E voor de Sociale Werkvoorziening bieden? Uit onze rondgang door de branche bleek dat belangrijk wordt gevonden dat de handleiding: § goede praktijkervaringen met de RI&E in de SW-branche bundelt en beschikbaar maakt voor andere SW-bedrijven; § de weg wijst naar bestaande vragenlijsten en branchemethodieken die aansluiten bij de werksoorten die in de SW voorkomen; § aandacht geeft aan aspecten van de RI&E die te maken hebben de specifieke doelgroepen van de SW; § een verbinding legt tussen de meer technische en inhoudelijke aspecten van de RI&E en aspecten als de betrokkenheid van management en medewerkers, het creëren van draagvlak en commitment en het uitvoeren van maatregelen in het plan van aanpak. De handleiding is geschreven vanuit deze doelstellingen en biedt een leidraad bij het voorbereiden en uitvoeren van de risico-inventarisatie en -evaluatie in het SW-bedrijf. De keuze van methode en werkwijze blijft vrij. U vindt suggesties, handvatten en checklisten die u helpen bij te maken keuzen, de organisatie, voorbereiding en uitvoering van de verschillende stappen in het RI&E-proces, tot en met de totstandkoming en uitvoering van een plan van aanpak. Totstandkoming van deze handleiding Deze handleiding is totstandgekomen in nauw overleg met arbodeskundigen en arbocoördinatoren uit de SW-branche. De eerste concepten zijn geschreven door deskundigen van de Arbo-dienst Commit. Deze concepten zijn een aantal maal besproken in een klankbordgroep van met name arbocoördinatoren en vervolgens getoetst bij de uitvoering van een aantal risico-inventarisaties in SW-bedrijven. Tenslotte heeft een aantal arbodeskundigen die goed bekend zijn met de SW-branche hun commentaar geleverd. Doelgroep van de handleiding Deze handleiding is primair geschreven voor arbocoördinatoren in SW-bedrijven, maar ook personeelsfunctionarissen, leidinggevenden en adviseurs van Arbo-diensten kunnen er hun voordeel mee doen.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 8
1.2 Leeswijzer Deze handleiding bestaat uit twee delen: §
Deel 1 gaat in op alle aspecten van organisatie en achtergronden bij de RI&E. Hoofdstuk 2 gaat over de doelstelling van de RI&E en de vraag hoe de RI&E meer kan zijn dan een wettelijke verplichting. Hoofdstuk 3 gaat over de organisatorische aspecten van de RI&E-proces: wat zijn te nemen stappen en wat is de betrokkenheid van management, medewerkers, ondernemingsraad (OR) of onderdeelscommissie (OC) en Arbo-dienst. Apart aandacht wordt besteed aan de RI&E in geval van externe opdrachtgevers. Hoofdstuk 4 handelt over het plan van aanpak: het stellen van prioriteiten en het vaststellen van maatregelen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de uitvoering, voortgangsbewaking en evaluatie van het plan van aanpak. Bij deel 1 zijn een aantal bijlagen gevoegd: - Bijlage 1 biedt nadere achtergronden bij de RI&E: het voeren van arbobeleid, de structuur en inhoud van arbowetgeving en arboverantwoordelijkheden in de organisatie. - Bijlage 2 bevat relevante literatuur en internetlinks. - Bijlage 3 geeft een overzicht van gebruikte afkortingen.
§
Deel 2 gaat in op de meer technische uitvoering van de RI&E Hoofdstuk 6 behandelt de inhoud van de RI&E: Hoofdstuk 7 gaat over de te gebruiken hulpmiddelen en methoden. Hoofdstuk 8 gaat specifiek over de techniek van risico-evaluatie Ook deel 2 bevat een aantal bijlagen: Bijlage 4 geeft informatie over en een beoordeling van een aantal bestaande, algemene of branchespecifieke RI&E-methodieken. Bijlage 5 bevat een aantal vragenlijsten die niet te vinden zijn in bestaande RI&E-methodieken, maar die wel relevant zijn voor de SW. Het zijn vragenlijsten over assemblage, voor detachering en over handicapgerelateerde risico’s.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 9
1.3 Stroomschema als leidraad De handleiding bevat veel informatie over allerlei onderwerpen. Om de informatie te ordenen en overzichtelijk te presenteren is in onderstaand stroomschema de te zetten stappen gekoppeld aan de hoofdstukken van de handleiding. Dit stroomschema laat u in één oogopslag zien welke stappen gezet en bijbehorende acties gepleegd moeten worden bij de uitvoering van de RI&E (linker kolom). Daarnaast ziet u in de rechter kolom de plaats van de informatie in deze handleiding. Dit stroomschema is te gebruiken als checklist voor de uitvoering van de RI&E, maar ook als snelle leeswijzer van de handleiding. IN TE ZETTEN ACTIE UITVOERING 1. RI&E IN CHRONOLOGISCHE VOLGORDE
Informatie/hulpmiddelen in deze handleiding
BEPALINGEN VOORAF 1. Besluit tot uitvoering van de RI&E: uitgangspunten, de wettelijke verplichtingen en de voorwaarden.
Informatie vindt u in hoofdstuk 2 “Nut en noodzaak van de risico-inventarisatie en – evaluatie” De RI&E is een onderdeel van het arbo-beleid. In bijlage 1 vindt u een toelichting op “Arbobeleidsvoering in de organisatie”.
DE ORGANISATIE VAN HET UITVOERINGSPROCES 2. De organisatie van het proces tot uitvoering van de risicoinvenatrisatie: opstellen van het projectplan, waar moet opgelet worden?
Informatie en richtlijnen hierover vindt u in hoofdstuk 3: “de organisatie van het risicoinventarisatie-proces”
DE OPZET EN INHOUD EN UITVOERING VAN DE RISICO-INVENTARISATIE 3. De inhoud van de risicoinventarisatie dient vastgelegd te worden
Een tabel met aandachtspunten vindt u in hoofdstuk 6 “De inhoud van de RI&E”
4. De wijze waarop de risicoinventarisatie moet worden uitgevoerd moet bepaald worden.
Een opsomming van hulpmiddelen bij de uitvoering van de R&E vindt u in hoofdstuk 7 “Hulpmiddelen”
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 10
Pag.
5. De methode om de risicoinventarisatie uit te voeren moet bepaald worden
Een beschrijving van methoden vindt u in hoofstuk 7 “RI&E-methoden”. Daarnaast vindt u een separate beoordeling van de methoden in bijlage 4. Ten behoeve van de SW-bedrijven zijn vragenlijsten opgesteld die inspelen op het specifieke karakter van de SW-bedrijven, zie hiervoor bijlage 5.
EVALUATIE VAN DE IN KAART GEBRACHTE RISICO’S
6. De in kaart gebrachte risico’s moeten gewogen worden op gevaarsrisico’s, urgentie en wettelijke bepalingen
In hoofdstuk 8 “criteria voor evaluatie van knelpunten” en “risico-evaluatie van gevaarsrisico’s” vindt u informatie en een berekeningswijze voor het in kaart brengen van die risico’s.
PLAN VAN AANPAK 7. De uitkomsten van de risicoinventarisatie en –evaluatie moeten verwoord worden in een plan van aanpak hoe te komen tot een aanpak van de knelpunten
Informatie en een voorbeeld plan van aanpak vindt u in hoofdstuk 4 ”Het maken van een plan van aanpak”
8. De maatregelen die in het plan van aanpak zijn vastgelegd moeten in de daarvoor gestelde termijnen worden uitgevoerd.
Informatie en praktische tips vindt u in hoofdstuk 5 “Uitvoering en voortgangsbewaking van het plan van aanpak
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 11
Deel 1: Achtergrond en organisatie 2. NUT EN NOODZAAK VAN DE RISICO-INVENTARISATIE EN -EVALUATIE De RI&E is in de eerste plaats een wettelijke verplichting, volgend uit de Arbo-wetgeving. Maar het voldoen aan een wettelijke verplichting is niet het enige argument om een RI&E uit te voeren. De RI&E is geen doel op zich, maar een middel voor het voeren van een arbobeleid in ondernemingen (zie nadere toelichting in bijlage 1). Door de RI&E wordt de arbeid in een bedrijf getoetst op de risico’s voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van medewerkers. Daarmee kan worden gekomen tot een gestructureerde en continue zorg voor arbeidsomstandigheden. Zo wordt het uitvoeren van een RI&E tot veel meer dan het voldoen aan een wettelijke verplichting en is het een instrument van sociaal beleid en Human Resource Management (HRM). In dit hoofdstuk gaan we in op: - de wettelijke verplichting (paragraaf 2.1); - de kansen en risico’s van de RI&E (paragraaf 2.2); - de mogelijkheden om de RI&E in te zetten als instrument van het ondernemingsbeleid als geheel (paragraaf 2.2); - de mogelijke doelen van de RI&E (paragraaf 2.3) Voor paragraaf 2.2 is dankbaar gebruik gemaakt van de ideeën van Vincent Vrooland (Vrooland Advies, Amsterdam) over het model “Rendement op Arbeid” (ROA-model). 2.1 Wettelijke verplichtingen rondom de RI&E De Arbo-wet bevat de volgende bepalingen over de RI&E: • De RI&E moet een schriftelijke beschrijving zijn van de gevaren en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te beperken of te beheersen. • Naast een beschrijving van de algemene gevaren, dient ook een omschrijving te worden gegeven van specifieke risicogroepen (zoals medewerkers met lichamelijke en verstandelijke beperkingen) en dient te worden vastgelegd welke (extra) risico’s deze risicogroepen lopen binnen een bedrijf en welke maatregelen worden getroffen ter vermindering van die risico’s. • In de RI&E moet een lijst met arbeidsongevallen binnen de onderneming zijn opgenomen (waarin o.a. datum en aard van het ongeval vermeld staan). • Het ziekteverzuim kan belangrijke signalen bevatten over de risico’s van het werk. De RI&E moet daarom informatie bevatten over het arbeidsgebonden verzuim en het verzuimbeleid van de organisatie. • Naar aanleiding van de uitkomsten uit de RI&E moet een plan van aanpak worden opgesteld, waarover jaarlijks, na overleg met de OR of OC schriftelijk wordt gerapporteerd. Het plan van aanpak is een integraal onderdeel van de RI&E. (Zie hoofdstuk 4.) • De RI&E moet actueel zijn. Dit betekent dat de RI&E moet worden geactualiseerd als werkomstandigheden of werkmethoden wijzigen. Ook wijzigingen in de ‘stand van de wetenschap’ (nieuwe inzichten in mogelijke risico’s en/of oplossingen) kunnen een reden zijn om de RI&E te actualiseren. (Zie paragraaf 3.2.) • De werkgever moet ervoor zorgen dat iedere werknemer kennis kan nemen van de inhoud van de RI&E. • Als de werkgever arbeid laat verrichten door een werknemer die aan hem wordt uitgeleend, moet hij de RI&E (of het deel dat betrekking heeft op de werkzaamheden die medewerker gaat uitvoeren), voor aanvang van de werkzaamheden, verstrekken aan het uitlenende bedrijf. Het uitlenende bedrijf dient vervolgens de betreffende medewerker te informeren over de risico’s van het werk of aan hem de RI&E te verstrekken. (Zie paragraaf 3.7.) • De OR heeft instemmingsrecht over de wijze waarop de RI&E wordt uitgevoerd en over het plan van aanpak dat gemaakt dient te worden op basis van de RI&E. (Zie paragraaf 3.6.) • De werkgever dient zich bij het opstellen van de RI&E te laten bijstaan door een gecertificeerde Arbodienst. De Arbo-dienst dient tenminste een oordeel te geven over de volledigheid en betrouwbaarheid van de RI&E en een advies uit te brengen over het plan van aanpak. (Zie paragraaf 3.4.)
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 12
• De RI&E mag globaal zijn maar moet – indien nodig – dieper ingaan op belangrijke risico’s. In het Arbobesluit staan nadere inventarisatie-verplichtingen genoemd voor de onderwerpen: jeugdigen (jonger dan 18 jaar), zwangere werknemers, gevaarlijke stoffen, kankerverwekkende stoffen en processen, werken met vinylchloride, werken met asbest, werken met lood, fysieke belasting, beeldschermwerk, geluid, persoonlijke beschermingsmiddelen en biologische agentia (besmettingsgevaar). 2.2 Kansen en risico’s van de RI&E De RI&E biedt kansen en mogelijkheden om bij te dragen aan de gezondheid en een verbeterde inzet van medewerkers. Maar deze kansen worden niet benut als de RI&E teveel wordt gezien als verplichting die eenzijdig gericht is op wettelijke normen rondom veiligheid en gezondheid, of als de uitvoering van de RI&E niet wordt gedragen binnen een organisatie. De risico’s van de RI&E We geven hieronder – op basis van praktijkervaringen – een aantal belangrijke risico’s weer die de effectiviteit van de RI&E bedreigen en het rendement van de investering in de RI&E kunnen ondermijnen. Verderop gaan we in op de mogelijkheden om deze risico te vermijden. Risico 1. De losse flodder De RI&E is niet ingebed in structurele arbozorg en vormt geen element in de planning & control cyclus van de organisatie. Alle (éénmalige) inspanning rond de RI&E dreigen in de lucht te blijven hangen. Risico 2: De betaalde belediging De RI&E legt uitsluitend de vinger op alles wat mis in het bedrijf. Managers willen ook weten wat goed gaat en over welke onderwerpen ze zich geen zorgen meer hoeven te maken Risico 3. De dreiging van het ijzeren archief De RI&E belandt, éénmaal overgedragen aan het management, in de la van het bureau Risico 4. Gaat dit over ons? De in de RI&E beschreven risico’s worden niet door het management herkend. Risico 5. De RI&E is vooral van de deskundige: de arbocoördinator of veiligheidskundige Het management ziet de RI&E niet als een document waar ze belang bij hebben en dat bijdraagt aan verbeteringen in de organisatie Risico 6. Wat heeft dit met ziekteverzuim te maken? De relatie tussen de RI&E en het ziekteverzuim is naar de achtergrond geraakt. Het management ziet niet meer het verband tussen voorkomen en verlagen van ziekteverzuim en de beschreven risico’s en de maatregelen in het plan van aanpak. Risico 7. Dit is te veel om op te lossen! Het aantal te nemen maatregelen in het plan van aanpak is dermate groot dat deze opsomming het vluchtgedrag van de opdrachtgever op een uiterst effectieve wijze versterkt. De opdrachtgever wordt plat geslagen en raakt ontmoedigd. Risico 8. Op de RI&E hoeft niemand te promoveren! De neiging om in de inventarisatiefase doorschieten naar een wetenschappelijk onderzoek naar het voorkomen en ervaren van de risico’s is erg groot. Zeker in de SW-sector beperken de handicaps van de medewerkers de wijze waarop risico’s onderzocht kunnen worden met bijvoorbeeld wetenschappelijke vragenlijsten.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 13
Kansen en mogelijkheden van de RI&E Het maken van een RI&E doe je als bedrijf niet voor niets: - De RI&E biedt werkgevers de zekerheid dat ze gevrijwaard zijn van sancties door de Arbeidsinspectie en juridische claims (op basis van aansprakelijkheid bij ongevallen en arbeidsgebonden ziektes, op voorwaarde natuurlijk dat de geconstateerde risico’s ook actief worden aangepakt). - De RI&E geeft een systematisch en volledig beeld van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in het bedrijf en van de ‘zwakke plekken’ in het arbobeleid. - De RI&E biedt een uitgebreid document waar iedereen in de organisatie op kan terugvallen en dat aanknopingspunten biedt voor overleg, nader onderzoek en verbeterplannen. Wil de RI&E meer zijn dan een wettelijke verplichting, dan is het van belang dat het arbobeleid in het algemeen en de RI&E (plus de totstandkoming ervan) geen aparte en geïsoleerde status in het bedrijf heeft. Een aantal suggesties om dit voorkomen zijn: - Laat de RI&E niet alleen een opsomming zijn van risico’s, knelpunten en problemen, maar probeer ook te formuleren wat wel goed is, wat de sterke punten zijn, om uiteindelijk de problemen zoveel mogelijk te formuleren in termen van ‘verbeterpunten’. Dat maakt de RI&E tot een nuttige “sterkte-zwakte-analyse” op het terrein van veiligheid, gezondheid en werkplezier. Voorkom ook een waslijst van verbeterpunten. Liever aandacht voor 10 concrete, urgente en haalbare verbeterpunten dan een 100-tal knelpunten. Maak ook (bijv. in het plan van aanpak) duidelijk onderscheid tussen actiepunten op korte termijn en actiepunten op lange termijn. - Laat de RI&E een integrale verantwoordelijkheid zijn van het (lijn)management. Het management is opdrachtgever en eindverantwoordelijkheid voor het resultaat en voor het vaststellen en uitvoeren van het plan van aanpak. - Ga bij management en leidinggevenden na wat hun eigen belang is bij het aanpakken en oplossen van aangetroffen knelpunten en verbeterpunten. - Laat de RI&E een onderdeel zijn wat ten dienste staat van het ondernemingsbeleid als geheel. Integreer de RI&E in het kwaliteitssysteem van de organisatie en in de planning & control-cyclus. - Laat het arbobeleid zoveel mogelijk aansluiten bij de zorg voor (de inzet van) mensen in de organisatie, zoals vastgelegd in het sociaal beleid (personeelsbeleid, HRM).Dat betekent dat de aanpak van de RI&E tevoren besproken wordt met de betrokken personeelsfunctionaris. Daarbij kan afgesproken worden hoe de RI&E, naast het inventariseren van veiligheids- en gezondheidsrisico’s, ook bijdraagt aan verlaging van (onnodig) verzuim, de verbetering van het werkplezier, de motivatie en een verbeterde inzet van medewerkers binnen de organisatie. Ook kan met de personeelsfunctionaris worden besproken wat de beste manier is om draagvlak te verkrijgen voor RI&E en plan van aanpak binnen de organisatie in het algemeen en bij leidinggevenden in het bijzonder . - Betrek medewerkers actief, al dan niet via de OR of OC. 2.3 Doelen van de RI&E Samengevat kan een RI&E de volgende doelen dienen: § Naleving van de verplichting in de Arbo-wet en daarmee het voorkomen van juridische sancties (boetes en claims). § Inzicht krijgen in de veiligheids-, gezondheids- en welzijnsrisico’s van medewerkers en op grond daarvan komen tot verbeteringen. § Het bewustzijn van management en medewerkers vergroten in arbeidsrisico’s en hoe deze zijn te voorkomen en te beheersen. § Een bijdrage leveren aan het verlagen van ziekteverzuim en WAO-instroom. § Een bijdrage leveren aan de verbetering van de inzet van medewerkers in de organisatie.Denk daarbij aan het bijzondere karakter van ‘mens-ontwikkelbedrijf’ van veel SW-bedrijven. § Inzicht krijgen in de sterke en zwakke punten van het arbobeleid en sociaal beleid van de onderneming, als basis om te komen tot verbeteringen. § Komen tot integratie van arbo-aandacht in andere aspecten van ondernemingsproces (zoals kwaliteit, inkoop, investeringen, detachering, orderverwerving, werkvoorbereiding en HRM). Het is aan iedere organisatie (het management in overleg met OR of OC) om zelf keuzes te maken in de wijze waarop de RI&E wordt ingericht en uitgevoerd.De geformuleerde doelen vormen een basis voor deze keuzes.Het volgende hoofdstuk gaat nader in op de organisatie van de RI&E.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 14
3. DE ORGANISATIE VAN HET RI&E-PROCES De risico-inventarisatie en -evaluatie bestaat uit een aantal stappen: 1. Het inventariseren van risico's. 2. Het evalueren van risico's 3. Het maken van een plan van aanpak, op basis van de risico-inventarisatie en -evaluatie. De werkgever is verantwoordelijk voor de uitvoering van de RI&E, inclusief het plan van aanpak. Meestal is de organisatie daarvan gedelegeerd aan de arbocoördinator. De Arbo-dienst moet de RI&E tenminste toetsen op volledigheid en betrouwbaarheid. Over de wijze van uitvoering van de RI&E en over het plan van aanpak heeft de OR instemmingsrecht. In dit hoofdstuk worden organisatie, planning en verantwoordelijkheden nader uitgewerkt. 3.1 Stappen van de RI&E Het is van belang de RI&E in een goede volgorde aan te pakken. Uitgaande van een bedrijf waar geen (of een verouderde) RI&E aanwezig is, dienen de volgende vragen beantwoord te worden in de genoemde volgorde: Te zetten stappen 1. Wat is het algemene doel van de RI&E in de onderneming (zie paragraaf 2.3 en deze paragraaf) - Bepaal in overleg met management, de OR en de personeelsafdeling welke doelen met de RI&E worden nagestreefd? - Bepaal op grond van de doelen wat dit betekent voor de aanpak (hoe uitgebreid? wie moeten we erbij betrekken?) 2. Moeten we een RI&E uitvoeren? (wanneer; zie paragraaf 3.2) - Leg vast in welke situaties de RI&E wordt uitgevoerd en geactualiseerd. 3. Bespreek op welk niveau van de organisatie (geheel, divisie, afdeling) de RI&E wordt uitgevoerd (paragraaf 3.3). 4. Bespreek en bepaal de rol van verschillende betrokkenen: - de rol van de Arbo-dienst (inclusief: wat doen we zelf en wat besteden we uit?) (paragraaf 3.4) - de rol van management en medewerkers (paragraaf 3.5) - de rol van de OR of OC (paragraaf 3.6) - de rol van personeelsafdeling en verzuimcoördinator (deze paragraaf) - de rol van andere mogelijke betrokkenen, zoals technische dienst, facilitaire dienst of bedrijfsmaatschappelijk werk 5. Maak een projectplan (deze paragraaf) met aandacht voor: - te zetten stappen - rol van diverse betrokkenen - wijze van aanpak en methode - totstandkoming, uitvoering, voortgangsbewaking en evaluatie van het plan van aanpak bij de RI&E Leg de stappen in het projectplan zo mogelijk vast in een kwaliteitshandboek. 6. Voer het projectplan uit.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 15
Het maken van een projectplan Maak bij voorkeur een projectplan voordat met de RI&E wordt begonnen, en nadat duidelijkheid is ontstaan over de beoogde doelen van de RI&E, het niveau van de organisatie waarop de RI&E wordt uitgevoerd en de betrokkenheid van met name de Arbo-dienst. Eventueel zouden de stappen van zo’n projectplan in een vaste procedure kunnen worden opgenomen, als onderdeel van bijvoorbeeld het kwaliteitshandboek. Als voorbeeld is hieronder een (verkort) projectplan opgenomen: Projectplan RI&E 1.
Vooronderzoek a. Overleg met de opdrachtgever (= management, eventueel in combinatie met personeelsfunctionaris en OR) om de doelen van deze specifieke RI&E in het bedrijfs(onderdeel) nader uit te werken. Vragen die aan de orde kunnen komen zijn: - Wat wordt met deze RI&E beoogd als onderdeel van het arbo- en sociaal beleid en met het oog op de gezondheid en het welbevinden van de medewerkers en mede gericht op betere ondernemingsresultaten? Anders geformuleerd: wat ziet het management als belang om de RI&E uit te voeren en hoe groot wordt dat belang ervaren? hoe kan de RI&E zo goed mogelijk aansluiten bij het gevoerde beleid en bij de prioriteiten van het management? (zie paragraaf 2.3) - Welke onderwerpen worden als belangrijk ervaren om mee te nemen en waar moet extra aandacht aan besteed worden? Loop daarbij bijvoorbeeld de onderwerpen uit de IMA-modules langs. - Hoe wordt gezorgd dat de RI&E zoveel mogelijk een integraal onderdeel wordt van de bedrijfsvoering? Wat betekent dat voor de aanpak en voor degenen die bij de voorbereiding en uitvoering betrokken moeten worden? b. Inventariseer relevante informatie voor het betreffende bedrijf(sonderdeel): - ongevallenregister - gegevens uit bestaande (vorige) RI&E, plan van aanpak en voortgangscontrole - ziekteverzuimgegevens - klachtenoverzichten c. Praat met andere betrokkenen en vraag naar hun wensen, gewenste doelen, bekendheid met klachten en problemen. Belangrijke informanten kunnen zijn: bedrijfsarts, bedrijfsmaatschappelijk werker, personeelsfunctionaris, OR of OC
2.
Voorstel maken Maak een voorstel met daarin aandacht voor: - de methode van aanpak (verdere uitwerking van de te nemen stappen, betrokkenen en tijdsplanning, wijze van rapportage) - inventarisatiemethoden: vragenlijsten, interviews, rondgangen/observaties, metingen (zie hoofdstuk 7) - de onderwerpen en de mate waarin deze diepgaand of globaal worden geïnventariseerd (zie hoofdstuk 6)
3.
Voorstel vaststellen aan de opdrachtgever Leg het voorstel ter goedkeuring voor aan het betrokken management en de OR of de betrokken OC.
4.
Uitvoering van de inventarisatie en evaluatie samen met betrokkenen
5.
Maken van de concept-rapportage - Schrijf een concept-rapportage en overleg die met een aantal betrokkenen bij de uitvoering (bijv. personeelsfunctionaris, Arbo-dienst, betrokken leidinggevenden). Vraag hen commentaar en verwerk dit in het concept. - Maak in overleg met betrokkenen ook een concept-plan van aanpak (zie hoofdstuk 4). Let daarbij goed op dat de uitvoering van het plan van aanpak uiteindelijk een verantwoordelijkheid is van het management. (zie hoofdstuk 5)
6.
Vaststellen rapportage - De het laatste concept van de rapportage van de RI&E en het plan van aanpak worden besproken en vastgesteld door het opdrachtgevende management en de OR of betrokken OC. - Maak daarbij ook goede afspraken over (de verantwoordelijkheid voor) de uitvoering en de voortgangsbewaking van het plan van aanpak.
7.
Overdracht aan de opdrachtgever Als alles is vastgesteld, kan de rapportage, het plan van aanpak en de uitvoering daarvan worden overgedragen aan het verantwoordelijke management.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 16
3.2 Wanneer moet de RI&E worden uitgevoerd? Iedere organisatie moet een volledige, betrouwbare en actuele RI&E op papier hebben, inclusief een plan van aanpak hoe de RI&E-knelpunten worden opgelost. Dat is het kernvoorschrift van de Arbo-wet. De RI&E moet dus actueel zijn. Dit betekent dat de RI&E moet worden geactualiseerd als werkomstandigheden of werkmethoden wijzigen. Ook wijzigingen in de ‘stand van de wetenschap’ (nieuwe inzichten in mogelijke risico’s en/of oplossingen) kunnen een reden zijn om de RI&E te actualiseren. De jaarlijkse voortgangscontrole over de uitvoering van het plan van aanpak is een goed moment om te bepalen of de noodzaak bestaat tot actualisatie van de RI&E. Of actualisatie nodig is, wordt bepaald aan de hand van de veranderingen op één of meer van de volgende gebieden die zich sinds de laatste RI&E (en bijbehorend plan van aanpak) hebben voorgedaan: Onderwerp
Wijzigingen
Werkmethoden
• •
Organisatiestructuur
•
Arbeidsomstandigheden
• • • •
Klachten medewerkers
•
De stand der wetenschap of professionele dienstverlening.
• •
Arbowetgeving
•
Opbouw personeelsbestand
• •
Verzuim en personeels indicatoren voor arbeidsomstandigheden
• • • •
Een veranderd productieproces (Bijvoorbeeld het werken met robots in plaats van handmatig of het lijmen van producten i.p.v. het vastschroeven) Als nieuwe werkzaamheden worden uitgevoerd (bijvoorbeeld als een drukkerij wordt opgestart of een nieuwe opdracht/object wordt aangenomen) Veranderingen in de organisatie die een belangrijk effect hebben gehad op de arbeidsomstandigheden (denk aan het herindelen van de werkzaamheden over de organisatie, hetgeen logistieke problemen kan geven) Een verhuizing naar een ander pand Een ingrijpende verbouwing Nieuwe machines Ingrijpend veranderde werktijden (nacht- en avondarbeid terwijl dat voorheen niet het geval was, e.d.) Belangrijke klachten van medewerkers en OR die niet zijn opgenomen in de RI&E In het algemeen te beoordelen door een deskundige. Men is de afgelopen vijf jaar bijvoorbeeld veel meer te weten gekomen over knelpunten en de gevolgen van beeldschermwerk (waaronder RSI). Deze informatie moet terug te vinden zijn in de RI&E, wat bij oudere RI&E’s vaak niet het geval is. Deze RI&E’s zijn dan op dit onderwerp onvoldoende actueel. Bij belangrijke wijzigingen in de Arbo-wet en regelgeving die van toepassing zijn op de Sociale Werkvoorziening en van invloed zijn op de inhoud van de RI&E (Bijvoorbeeld: de regelgeving van de blootstelling aan lasrook is recent gewijzigd en er nieuwe beleidsregels bijgekomen, voortkomend uit de arboconvenanten.) Een grote toe- of afname van het personeelsbestand , Nieuwe risicogroepen, zoals blinden komen binnen een bepaalde afdeling werken. Een stijgende trend van het ziekteverzuim Een groot verloop onder de medewerkers Een grote WAO-instroom (Vermoede) beroepsziekten
Spreek binnen de organisatie af bij welk soort veranderingen er in principe altijd naar arbo-aspecten wordt gekeken, bijvoorbeeld bij reorganisatie, verbouw/nieuwbouw, grote investeringen en bij het aannemen van nieuwe klussen. Het zou goed zijn om in bestaande procedures rond orderverwerving en –acceptatie in te bouwen dat er naar de arboconsequenties van de nieuwe klus wordt gekeken. Dat kan met een korte arbocheck. Bij grotere en langduriger projecten kan worden afgesproken de RI&E van de betrokken afdeling te actualiseren. Indien er geen specifieke veranderingen hebben plaatsgevonden die tot actualisatie nopen, is het verstandig om de RI&E eens in de 4 of 5 jaar in zijn algemeenheid te actualiseren.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 17
3.3 Waar wordt de RI&E uitgevoerd? Het is aan de organisatie te kiezen of de RI&E wordt uitgevoerd op het niveau van het bedrijf als geheel of op het niveau van de divisies of afdelingen binnen het bedrijf Een accent op de uitvoering op een laag niveau binnen de organisatie biedt meer mogelijkheden om het (afdelings)management en de medewerkers te betrekken bij de RI&E. Voordelen van een decentrale uitvoering en een grote betrokkenheid van management en medewerkers op afdelingsniveau zijn: § Medewerkers en afdelingsmanagement kennen de risico’s beter vanuit hun eigen praktijkervaring. § Er is meer kans op draagvlak voor de uitkomst van de RI&E en het aanpakken van knelpunten. § Het ondersteunt de visie dat de verantwoordelijkheid van het arbobeleid in de organisatie bij het afdelingsmanagement hoort te liggen. § Het biedt mogelijkheden om medewerkers en afdelingsmanagement actiever te betrekken bij het maken en uitvoeren van een plan van aanpak op afdelingsniveau. Nadelen van een decentrale uitvoering zijn: § Medewerkers en afdelingsleiding kunnen “blind” zijn voor bepaalde risico’s (“men weet niet beter”). § Medewerkers en afdelingsmanagement hebben niet altijd voldoende deskundigheid om bepaalde risico’s te kunnen beoordelen (bijv. over fysieke belasting en ergonomie). § Medewerkers en afdelingsmanagement hebben geen greep op risico’s die alleen op een hoger niveau van de organisatie aangepakt kunnen worden (bijvoorbeeld omdat er een beslissing over het bedrijfsbeleid nodig is of een investeringsbeslissing die boven de bevoegdheid van de afdelingsmanager gaat). Het is goed om de genoemde voordelen zoveel mogelijk te gebruiken en de nadelen te ondervangen door de volgende maatregelen: § Organiseer voldoende deskundigheid om afdelingsmanagement en medewerkers te ondersteunen bij het maken van een RI&E. Dat kan door goede vragenlijsten en checklisten of door de rondgang te laten maken door afdelingsvertegenwoordigers, samen met een deskundige. § Inventariseer van alle te nemen maatregelen op welk niveau van de organisatie de beslissingsbevoegdheid ligt. Een afdelingsplan van aanpak bevat vervolgens alleen maatregelen, waarover het afdelingsmanagement zelf kan beslissen. De overige zaken worden opgenomen in een bedrijfsplan van aanpak (en evt. een divisie-plan van aanpak). § De beoordeling of audit van het arbobeleid en het arbozorgsysteem zijn over het algemeen een zaak van de organisatie als geheel. Aspecten van uitvoering van dit beleid spelen zich meestal af binnen bedrijfsonderdelen of afdelingen. § Essentieel bij de keuze is ook het commitment (de medeverantwoordelijkheid) van het management op de verschillende niveaus. Bespreek met het hoogste management welke werkwijze het meest succes heeft om dit commitment te bewerkstelligen. 3.4 De betrokkenheid van de Arbo-dienst bij de RI&E Formeel regelt de Arbo-wet de volgende zaken over de rol van de Arbo-dienst bij de RI&E: • Een Arbo-dienst dient de volledigheid en betrouwbaarheid van de RI&E te toetsen en tevens te beoordelen of de RI&E voldoet aan de actuele inzichten op het gebied van arbeidsomstandigheden. Op basis van deze beoordeling en toetsing wordt een advies opgesteld waarin een Arbo-dienst moet ingaan op het plan van aanpak, de gestelde prioriteiten en volgorde van maatregelen. • Een Arbo-dienst moet een afschrift van een advies over de RI&E of een rapport van een uitgevoerde RI&E eveneens verzenden aan de OR. Zelf doen of uitbesteden De omschrijving in de Arbo-wet kan gezien worden als de minimumvariant van inschakeling van een Arbodienst. Elk bedrijf kan ervoor kiezen de betrokkenheid van de Arbo-dienst te vergroten. De rol van de Arbodienst kan variëren van de wettelijk voorgeschreven toets tot het volledig uitvoeren van een RI&E.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 18
Hieronder zetten we de voor- en nadelen van het door de Arbo-dienst laten uitvoeren van de risicoinventarisatie en -evaluatie op een rijtje: Voordelen inschakelen Arbo-dienst
Voordelen zelf doen
Het bespaart tijd en inspanning van de eigen organisatie.
De betrokkenheid van de eigen organisatie is groter. Hierdoor wordt het voor een arbocoördinator gemakkelijker om een plan van aanpak op te stellen dat gedragen wordt door het management en de leidinggevenden.
De inhoudelijke deskundigheid van de Arbo-dienst over arbeidsomstandigheden en de wijze van inventariseren en meten is groter.
De organisatie kent zijn eigen bedrijfsprocessen, zijn eigen doelstellingen en prioriteiten beter en weet beter wat er leeft onder medewerkers en management. Er kan met een minder “vernauwde blik” naar arbeidsomstandigheden worden gekeken.
Omdat de Arbo-dienst de RI&E toch moet toetsen op volledigheid en betrouwbaarheid, loop je het risico dat achteraf op- en aanmerkingen worden geplaatst, die voorkomen hadden kunnen worden.
De RI&E is minder een momentopname. De Arbodienst ziet immers niet wat er gebeurt op de dagen dat ze er niet zijn. Dit kan betekenen dat belangrijke risico’s door de Arbo-dienst worden gemist.
Via allerlei activiteiten, bijv. verzuimspreekuren, arbeidsomstandighedenspreekuren en periodiek arbeidsgezondheidskundige onderzoeken beschikt de Arbo-dienst over veel informatie, waar het bedrijf niet over beschikt. Als de RI&E alleen getoetst wordt, bestaat het risico dat deze relevante informatie niet of nauwelijks worden gebruikt.
Het heeft de voorkeur om de RI&E zoveel mogelijk zelf uit te voeren. Dat verhoogt de kans op commitment van het management en op integratie van de RI&E-aanpak in het algemene ondernemingsbeleid gericht op optimalisering van de inzet van personeel. Gebruik de Arbo-dienst uiteraard voor de (verplichte) uiteindelijke toetsing, maar ook voor het leveren van specifieke deskundigheid bij de diverse onderdelen van de RI&E(bijv. een veiligheidskundige, arbeidshygiënist, ergonoom of arbeids- & organisatiedeskundige). Als er sprake is van een interne Arbo-dienst ligt het voor de hand dat deze een grotere rol speelt. De interne Arbo-dienst is immers veel meer dan hun externe collega’s bekend met het bedrijfsbeleid en geïntegreerd in de organisatie. Wijze van toetsing door Arbo-dienst In de praktijk toetst een Arbo-dienst of alle (belangrijke) risico’s worden genoemd. Dit gebeurt door middel van één of meerdere bedrijfsbezoeken. Arbo-diensten zijn, conform hun certificeringrichtlijn, verplicht een bedrijfsbezoek af te leggen bij het toetsen van een RI&E. Bij toetsing wordt in de praktijk ondermeer aandacht besteed aan de wijze waarop de RI&E is uitgevoerd: • zijn de gebruikte checklists up-to-date en volledig? • zijn de werknemers betrokken bij het opstellen van de risico-inventarisatie en -evaluatie? • hoe deskundig is de uitvoerder? Daarnaast wordt aandacht besteed aan de inhoud van de risico-inventarisatie en –evaluatie: • zijn alle arbo-onderwerpen bekeken? • zijn de risicoschattingen goed uitgevoerd? • worden de juiste prioriteiten gesteld? • wordt in de voorgestelde maatregelen de arbeidshygiënische strategie gevolgd (bronaanpak)? • komen de beschreven risico’s overeen met de daadwerkelijke situatie? Op basis van de bevindingen zal men een advies uitbrengen. In dit advies hoort te staan welke onderdelen/risico’s eventueel ontbreken en hoe volgens de Arbo-dienst de knelpunten het beste of beter aangepakt kunnen worden en welke knelpunten prioriteit hebben. Uiteindelijk bepaalt het bedrijf zelf wat men aanpak, hoe dat gebeurt en wanneer dat gebeurt.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 19
Overigens hoeft de Arbo-dienst niet te toetsen op volledigheid en betrouwbaarheid van de RI&E bij een (tussentijdse) actualisatie van de RI&E. Aandachtspunten bij het inschakelen van de Arbo-dienst Let bij de rol van de Arbo-dienst in elk geval op de volgende aspecten: Fase
Toelichting
Voorafgaand aan de RI&E
•
• • •
Bij uitvoering RI&E en opzet plan van aanpak
• •
•
Bespreek voordat u met de uitvoering van de RI&E van start gaat met de Arbo-dienst wat u wilt gaan doen en hoe u hun er bij wilt betrekken Denk hierbij aan: - de toe te passen methode, - vragenlijsten, - de wijze van risicoscoring, - op welke wijze de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt omgezet naar een plan van aanpak. Zij kunnen dan direct aangeven waar wat hun betreft tekortkomingen zitten, zodat u die kunt meenemen bij de uitvoering. Maak vooraf ook duidelijke afspraken met de Arbo-dienst over wie wat doet. U voorkomt daarmee dat zaken blijven liggen of dat zaken dubbel gedaan worden. Laat de Arbo-dienst vooraf een prijsopgave maken. U voorkomt daarmee dat u voor onaangename verrassingen komt te staan. Vraag ook na wat de mogelijkheden zijn. Vaak doet de Arbo-dienst één voorstel, terwijl er wellicht alternatieven mogelijk zijn. U kunt bij verschillende Arbo-diensten offertes opvragen. Maak gebruik van de kennis die aanwezig is bij de Arbo-dienst. De adviseurs zijn niet alleen deskundig in hun vakgebied, maar komen bij veel bedrijven en kunnen daardoor vaak ook praktische tips geven die hun kracht elders al bewezen hebben. Vraag aan de Arbo-dienst bij de uitvoering van de RI&E welke signalen zij krijgen uit hun andere dienstverlening voor het bedrijf. Naast signalen over mogelijke risico's, kan dit ook gegevens opleveren die van belang zijn bij bepalen van prioriteiten. Bijv. als blijkt dat een belangrijk deel van het verzuim verklaard kan worden door klachten aan het bewegingsapparaat, kan dit een extra stimulans zijn om maatregelen te nemen. Verwacht niet altijd pasklare oplossingen van de Arbo-dienst. Veel problemen zijn dermate complex dat een adviseur van de Arbo-dienst niet altijd een oplossing zal weten. Wel kan de adviseur in samenwerking met u en bijv. de technische dienst zoeken naar een oplossing die ook ‘arbotechnisch’ verantwoord is. Stel: u werkt met een bepaald gezondheidsschadelijk ontvettingsmiddel. De Arbo-dienst zal meestal niet precies aan kunnen geven wat een goed alternatief is, omdat dit ook afhankelijk is van de technische specificaties die het product eist. Als u twee of drie technisch gelijkwaardige alternatieven heeft, kan de Arbo-dienst wel aangeven welke het minst schadelijk is voor de gezondheid.
Naast het inschakelen van een deskundige van een Arbo-dienst bestaat natuurlijk ook de mogelijkheid om steun te zoeken bij de collega-arbocoördinatoren van de SW-bedrijven in de regio. 3.5 De betrokkenheid van management en medewerkers bij de RI&E Het is belangrijk dat het management en de medewerkers voldoende betrokken zijn bij de RI&E. Met name het commitment van het management is cruciaal, omdat zij de resultaten zullen moeten implementeren. Overtuig management en medewerkers Het is verstandig om voortdurend het belang van medewerkers en management bij goede arbeidsomstandigheden in de gaten te houden.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 20
Arbo-belangen van de medewerker • het werken in een gezonde en veilige werkplek bevordert het plezier in het werk (arbeidsmotivatie en –tevredenheid); • goede arbeidsomstandigheden voorkomen dat medewerkers ziek of blijvend arbeidsongeschikt worden als gevolg van ongezond werk, werkdruk of arbeidsongevallen; • een goed arbo- en verzuimbeleid beperkt het verzuim of de duur ervan en houdt medewerkers betrokken bij het bedrijf. Arbobelangen van het management: • het terugdringen van het verzuim (en arbeidsongeschiktheid) en kosten die hiermee gepaard gaan; • het bevorderen van werknemerstevredenheid (plezier in het werk) en de arbeidsmotivatie • het verhogen van de kwaliteit van het product; • een efficiëntere productie; • verhoging van de aantrekkelijkheid als werkgever (door een gunstig bedrijfsimago) • het voldoen aan de wet; • het voorkomen van claims van medewerkers die hun arbeidsongeschiktheid wijten aan de werksituatie. Probeer alle betrokkenen duidelijk te maken dat het hebben van een RI&E en een plan van aanpak voordelen heeft, namelijk: • het bieden van overzicht, duidelijkheid en structuur in de verbetering in de arbeidsomstandigheden; • het stellen van prioriteiten op basis van argumenten; • het vereenvoudigen van overleg over arbeidsomstandigheden vanwege houvast (een plan); • de bewaking en eventueel bijsturing door middel van een tijdspad mogelijk; • overzicht in kosten en tijd. Organiseer het commitment Hieronder staan een aantal tipsom de betrokkenheid te vergroten, die gebruikt kunnen worden afhankelijk van de gekozen methode, de uitvoerder en organisatiestructuur van het bedrijf. Fase
Actie
Vooraf
• • •
Tijdens de uitvoering
• • •
Achteraf
• •
Bespreek met het management dat een RI&E uitgevoerd gaat/moet worden (zie paragraaf 3.1) en laat hen leidend zijn in het bepalen van doelen en prioriteiten, en overleg de planning van activiteiten in het kader van de RI&E. Zorg dat betrokken medewerkers op de hoogte zijn dat een RI&E uitgevoerd gaat worden en waarom. Bespreek de RI&E (of laat dit doen door leidinggevenden) in het werkoverleg, zodat de medewerkers weten wat zij kunnen verwachten. Laat het voor het management duidelijk zijn dat het uitvoeren van de RI&E verwachtingen wekt bij medewerkers die waargemaakt moeten worden. Laat leidinggevenden zoveel mogelijk zelf doen, maar ondersteun hen waar nodig en mogelijk daarbij, en zorg dat ze er ook niet teveel tijd en moeite mee kwijt zijn. Voorkom bedrijfsblindheid of het onderschatten van risico’s door leidinggevenden en betrokken medewerkers vooraf goed te instrueren of door mee te lopen tijdens de rondgang. Houd rekening met omstandigheden die niet dagelijks voorkomen. Bijv. seizoensgebonden werkzaamheden in de groenvoorziening. Bespreek de resultaten in concept met de verantwoordelijke leidinggevende. Overleg ook over de wijze van presentatie aan hun ondergeschikten. Stel ook vast wat gedaan kan worden om de knelpunten weg te nemen. Bespreek de resultaten van de RI&E in het werkoverleg. Laat hen suggesties doen voor verbetermaatregelen en leg uit wat er verder gaat gebeuren.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 21
3.6 De rol van de OR bij de RI&E Bij de uitvoering van de zorg voor arbeidsomstandigheden heeft de OR vooraf recht op overleg. Onderdeel van die uitvoering is de wijze van totstandkoming van een RI&E. De OR heeft instemmingsrecht op de RI&E, inclusief de gekozen methodiek. Vooral belangrijk is de instemming met het plan van aanpak en de prioriteiten die daarmee worden gesteld. (WOR art. 27). De OR heeft dus een zware rol bij de RI&E en het plan van aanpak. Als de RI&E meer decentraal wordt uitgevoerd, kan de OR het instemmingsrecht delegeren aan de betrokken OC. Daarnaast kan een OR als belangrijke informatiebron dienen en helpen met het stellen van de juiste prioriteiten. Een OR kan ook mede draagvlak creëren bij de prioriteitsstelling en de keuze voor bepaalde oplossingen, zeker als het gaat om maatregelen die bedrijfsbreed aangepakt dienen te worden. Bij de uitvoering van het plan van aanpak houdt de OR instemmingsrecht over de uitwerking van afzonderlijke maatregelen. Als bijv. in het plan van aanpak is afgesproken dat er een nieuw plan voor de bedrijfshulpverlening (BHV) wordt opgesteld, dan heeft de OR instemmingsrecht over dit (later op te stellen) BHV-plan. De Arbo-wet schrijft voor dat er jaarlijks met de OR wordt overlegd over de voortgang van de uitvoering van het Plan van Aanpak. Indien de voortgang aanleiding geeft tot bijstelling van (delen) van het plan van aanpak, dient de OR hiermee in te stemmen. De OR let eventueel op de noodzaak om de RI&E en het plan van aanpak te actualiseren bij veranderingen in het bedrijf. Het is overigens verstandig om bij een onderwerp dat valt onder het adviesrecht van de OR (WOR, art. 25), altijd te kijken of er een noodzaak bestaat de RI&E te actualiseren. Adviesaanvragen gaan immers meestal over wijzigingen in de organisatie. Aandachtspunten § Betrek de OR of OC in een zo vroeg mogelijk stadium, vanaf het moment dat de doelen en prioriteiten in de RI&E worden gesteld en de planning wordt gemaakt. Dat voorkomt dat de OR bij het verlenen van de instemming alsnog met bezwaren komt die in het begin van het traject ondervangen konden worden. § De OR of OC vertegenwoordigt het personeel. In een SW-bedrijf is het soms lastig SW-medewerkers actief bij de uitvoering van de RI&E te betrekken, bijvoorbeeld vanwege verstandelijke of sociale beperkingen. De OR of OC kan die rol namens deze medewerkers op zich nemen, en zorgt dat de RI&E en het plan van aanpak uiteindelijk ook commitment heeft onder medewerkers. 3.7 De RI&E bij het werken voor of bij andere opdrachtgevers Als één of meer medewerkers worden uitgeleend aan een andere werkgever, dan hebben beide werkgevers verplichtingen ten aanzien van de zorg voor arbeidsomstandigheden. Een inlenend bedrijf draagt evenveel verantwoordelijkheid voor inleners (in dit geval de medewerkers van een SW-bedrijf) als voor zijn eigen medewerkers en dient in principe passende voorlichting en onderricht aan de SW-medewerkers te geven. Het inlenend bedrijf dient te zorgen dat men kan werken onder goede omstandigheden en moet daar toezicht op houden. Het uitlenende SW-bedrijf moet ervoor zorgen dat zijn medewerkers voldoende zijn geïnformeerd over de werksituatie bij het inlenende bedrijf en dat het werk is afgestemd op (de belastbaarheid van) zijn uitgeleende medewerker. Om medewerkers te kunnen informeren, dient een bedrijf binnen de sociale werkvoorziening bekend te zijn met de risico’s waaraan hij zijn gedetacheerde medewerkers blootstelt bij het betrokken bedrijf. Het inlenende bedrijf dient hiervoor een beschrijving van de arbeidsomstandigheden (beschrijving van gevaren, beperkende maatregelen en risico’s, ofwel de RI&E of deel van de RI&E) te verstrekken. Samengevat dient: • het inlenend bedrijf de risico’s in kaart te brengen en • het SW-bedrijf zich hiervan vervolgens op de hoogte te stellen. Om onduidelijkheden te voorkomen dienen beide partijen voor aanvang van de werkzaamheden afspraken te maken en vast te leggen,onder meer over: • de voorlichting en onderricht, • persoonlijke beschermingsmiddelen, handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 22
• bedrijfshulpverlening(organisatie), • noodzakelijke aanpassingen voor specifieke beperkingen van SW-medewerkers, • afwisseling/ pauzes bij repeterend werk. Om voorafgaand aan het detacheren van SW-medewerkers het optreden van onduidelijke situaties rond bovengenoemde of andere punten te voorkomen, is het verstandig om een vastgestelde procedure en detacheerchecklist te hebben. In de procedure dient de lijnverantwoordelijkheid geregeld te zijn en raadpleging van arbomedewerkers (arbocoördinatoren of eventueel ondersteunende deskundige diensten) te worden gewaarborgd. In deel 2, bijlage 5 vindt u twee speciale RI&E-checklisten voor detacheringswerkzaamheden.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 23
4 HET MAKEN VAN EEN PLAN VAN AANPAK Formeel is pas sprake van een complete RI&E wanneer een plan van aanpak is opgesteld én de in de RI&E aangeven vervolgonderzoeken (de nadere inventarisatieverplichtingen, zie paragraaf 6.4) zijn uitgevoerd of als maatregel opgenomen in het plan van aanpak. Op basis van de risico-inventarisatie en evaluatie dienen - prioriteiten te worden gesteld; - de maatregelen verder ingevuld te worden: wat gaan we doen, (voor) wanneer wordt het uitgevoerd, wie gaat het uitvoeren en wie is verantwoordelijk voor de uitvoering? 4.1 De RI&E als sterkte-zwakte-analyse In hoofdstuk 2 is al aan de orde geweest dat voorkomen moet worden dat de RI&E een “betaalde belediging” wordt met een waslijst aan problemen en knelpunten. Beter is het de RI&E te gebruiken als sterkte-zwakte-analyse en als diagnose-instrument dat niet uitsluitend ingaat op aspecten van veiligheid en gezondheid, maar ook op een verbeterde inzet van medewerkers. Daarom is het van belang om ook een overzicht te maken van een meer algemene stand van zaken: § In hoeverre is sprake van een integratie van het arbo- en verzuimbeleid in de onderneming met bijvoorbeeld het kwaliteitsbeleid en het sociaal beleid? § Zijn arbeidsomstandigheden een aandachtspunt bij het aannemen van werk en detachering? § Hoe staat het met de beheersing van veiligheids- en gezondheidsrisico’s? § In hoeverre is er ook aandacht voor welzijnsrisico’s en wordt daarnaar gekeken in het kader van medewerkerstevredenheid, functionerings- en POP-gesprekken? § Is er relatie tussen het verzuimbeleid en de aandacht voor arbeidsomstandigheden? Naast de evaluatie van risico’s en knelpunten, die in hoofdstuk 8 centraal staat, is het dus ook van belang om een overzicht te maken van zaken die § goed geregeld zijn (die een voorbeeld kunnen zijn voor andere afdelingen en bedrijfsonderdelen); § voldoende geregeld zijn (maar geoptimaliseerd kunnen worden); § onvoldoende geregeld zijn. Het lijnmanagement is eindverantwoordelijk voor het plan van aanpak, de gestelde prioriteiten en de uitvoering daarvan. Zonder die betrokkenheid van het management loopt de uitvoering van het plan van aanpak gevaar. Ook medewerkers moeten voldoende invloed hebben op de prioriteitstelling en de keuze van maatregelen. Laat de OR (of betrokken OC) niet alleen instemming geven over het eindresultaat, maar vanaf een vroeg stadium meepraten. Te nemen maatregelen op de afdeling of in het team kunnen ook besproken worden op het werkoverleg. 4.2 Het stellen van prioriteiten Maatregelen zijn niet altijd even eenvoudig door te voeren. Sommige maatregelen zijn relatief simpel en kortdurend, bijv. de aanschaf van een verbandtrommel. Anderen vergen een langduriger inspanning, zoals bijvoorbeeld het vergroten van de effectiviteit van het werkoverleg, een traject van meerdere stappen. Verder kunnen niet alle knelpunten in één keer worden opgelost. Het is dan ook noodzakelijk om in het plan van aanpak prioriteiten te stellen. Hierbij kunt u gebruik maken van de risicoscore zoals deze in de risico-evaluatie is vastgesteld. Voor uw bedrijf kunnen echter ook andere factoren meewegen, zoals: • de doelstellingen en prioriteiten die in het vooronderzoek van de RI&E zijn vastgesteld (zie paragraaf 3.1); • het effect wat verwacht wordt van de maatregelen; • de reikwijdte van de maatregel (bijvoorbeeld het aantal mensen waarvoor het risico wordt verminderd); • financiële, technische en organisatorische haalbaarheid van de maatregel; • te verwachte weerstanden; • effecten op productiviteit; • de invloed op het bedrijfsimago;
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 24
• het belang dat medewerkers hechten aan het oplossen van knelpunten; • de mate waarin maatregelen bijdragen tot de doelstellingen en prioriteiten van de RI&E (zie paragraaf 3.1). 4.3 Totstandkoming van het plan van aanpak Het vaststellen van het plan van aanpak, de te nemen maatregelen en de te stellen prioriteiten zijn de verantwoordelijkheid van het lijnmanagement. Het lijnmanagement is immers verantwoordelijk voor de uitvoering en het resultaat. Daarom geldt over het algemeen de volgende stelregel: Beter een plan van aanpak dat door het management gedragen wordt, dan een plan van aanpak dat vakinhoudelijk (voor de arbocoördinator) volledig verantwoord is! Zorg daarom ook dat het plan van aanpak behapbaar is. Voorkom ellenlange waslijsten met maatregelen, die de moed ontnemen van de verantwoordelijke manager of leidinggevende. Over het plan van aanpak moet ook overleg worden gevoerd met de ondernemingsraad (of betrokken onderdeelscommissie). Denk hierbij bijvoorbeeld aan het betrekken van de OR bij het stellen van prioriteiten. Omdat het plan van aanpak een belangrijk onderdeel is van het arbobeleid, heeft de OR net als bij de RI&E instemmingsrecht. Het plan van aanpak moet verder door de Arbo-dienst van advies worden voorzien. De Arbo-dienst adviseert over het plan van aanpak aan de hand van genoemde voorwaarden, namelijk: of de genoemde bronaanpak is gevolgd, de wijze waarop prioriteiten zijn gesteld, of er een termijn en verantwoordelijke is opgenomen in het plan, of alle maatregelen zijn opgenomen in het plan, of de OR betrokken is geweest bij het plan. (zie ook Hoofdstuk 3.) 4.4 Eisen aan maatregelen Bij het formuleren van maatregelen dient rekening gehouden te worden met de volgende uitgangspunten: • De Arbo-wet schrijft voor dat problemen zoveel mogelijk aan de bron worden aangepakt. • Maatregelen kunnen genomen worden op drie aspecten: techniek, organisatie en gedrag. Bronaanpak Bronaanpak wordt ook wel het toepassen van de arbeidshygiënische strategie genoemd. In de Arbo-wet (artikel 3) is expliciet opgenomen dat gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk: 1. bij de bron moeten worden voorkomen of beperkt. Er moet hierbij in eerste instantie naar worden gestreefd de gevaarsbron weg te nemen of te beperken. 2. Indien de bronmaatregelen het risico onvoldoende beperkt of voorkomt, dienen andere doeltreffende maatregelen worden getroffen (bijv. afzuiging of afscherming) waarbij 3. collectieve maatregelen voorrang hebben boven individuele maatregelen. 4. Indien het nemen van individuele maatregelen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, kunnen als laatste maatregel doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden ingezet en aan de werknemers ter beschikking worden gesteld. Bij het opzetten van een plan van aanpak (verbeteringen en maatregelen) moet men rekening houden met de bronaanpak.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 25
Voorbeeld van een bronaanpak Houtbewerkingmachines produceren schadelijk geluid. Om blootstelling aan lawaai, en daarmee de kans op gehoorschade, te beperken kunnen de volgende maatregelen worden genomen: 1. Vervanging van bestaande zaagbladen door geluidsarme of de aanschaf van een nieuwe geluidsarmere zaagmachine: aanpak van het risico direct bij de (geluid)bron. 2. Als de aanschaf van zo’n geluidsarme machine of een geluidsreducerende aanpassing niet haalbaar is (omdat deze simpelweg niet bestaat of de aanschaf ervan financieel op korte termijn niet mogelijk is), dient u te kiezen voor een andere, collectief beschermende maatregel, zoals het omkasten van de machine, zodat medewerkers niet worden blootgesteld aan schadelijk geluid. 3. Als ook dit niet mogelijk blijkt, zijn de volgende opties mogelijk: − het in een aparte ruimte plaatsen van de machine waardoor andere medewerkers op de afdeling niet onnodig aan het lawaai worden blootgesteld en − rouleren met het werken aan een andere, geluidsarme machine ter beperking van de blootstellingduur. 4. Laatste maatregel is het verstrekken van goed dempende en passende gehoorbescherming aan de bediener van de houtbewerkingmachine en de overige medewerkers die aan het lawaai van de houtbewerkingmachine worden blootgesteld.
Aandacht voor Techniek, organisatie en gedrag Bij het bedenken en formuleren van maatregelen, dient te worden bedacht dat knelpunten altijd op drie verschillende wijzen kunnen worden aangepakt: • Aanpak van de techniek: Hierbij gaat het bijv. over maatregelen aan machines, stoffen, afscheiding, ergonomie, noodvoorzieningen, e.d. • Aanpak van de organisatie: Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de werkvolgorde, het tegengaan van repetitieve arbeid, taakroulatie, het opnemen van pauzes en het vastleggen van arbotaken en –verantwoordelijkheden in de organisatie. Organisatorische maatregelen kunnen een alternatief of een aanvulling zijn op technische maatregelen. • Aanpak van het gedrag: Hierbij gaat het om zaken als voorlichting, opleiding, toezicht op het naleven van voorschriften e.d. Soms zijn gedragsmatige maatregelen nodig als aanvulling op technische en organisatorische maatregelen (bijv. een ergonomische, instelbare stasteun heeft alleen zin, als er voorlichting wordt gegeven over hoe je zo’n stasteun instelt en toezicht houdt dat medewerkers er goed op gaan zitten). Soms zijn gedragsmatige maatregelen een alternatief, als technische en organisatorische maatregelen niet mogelijk zijn. Over het algemeen zijn technische maatregelen meer op de bron gericht en gedragsmaatregelen het minst op de bron gericht. Maar zoals gezegd, kunnen technische, organisatorische en gedragsmatige maatregelen elkaar ook heel goed aanvullen. 4.5 Voorbeeld plan van aanpak Op de volgende pagina vindt u een voorbeeld van een plan van aanpak. Hieronder worden de verschillende kolommen uitgelegd.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 26
Nr.: Ref. Nr.: Aandachtspunt risico: Te nemen maatregel:
Gewenst resultaat: Actiehouder: Realisatiedatum:
Middelen: Evaluatie:
U kunt hier een eigen nummering aangeven. Bijvoorbeeld op basis van prioriteiten. Hier kunt u verwijzen naar de gehanteerde nummering in de RI&E rapportage Benoem in het kort het onderwerp waar actie op wordt genomen (bijvoorbeeld; lawaai, giftige stoffen, werkdruk, ziekteverzuimregistratie, gevaarlijke machines, etc.) Per aandachtspunt kunnen meer maatregelen voorkomen, vermeld ze allemaal in een eigen regel. N.B. Een maatregel kan ook zijn dat u aangeeft: “nader onderzoek nodig” of “hiervoor wordt een projectvoorstel geschreven”. Beschrijf hier wat u met de maatregel beoogt c.q. wat het gewenste resultaat is. Benoem per maatregel een persoon die actie neemt of deze bewaakt. Geef daarnaast aan onder wiens verantwoordelijkheid (van de betreffende manager) de maatregel wordt uitgevoerd. Kies een datum waarop u de maatregel gerealiseerd wil hebben. Doe dit vanuit een reële tijdsplanning en kies zoveel mogelijk vaste termijnen, dat maakt het bijwerken van het Plan van Aanpak gemakkelijker. Streef ernaar dat de belangrijkste risico’s/aandachtspunten de hoogste prioriteit krijgen. Deze kolom is bedoeld voor het aangegeven van de middelen (materiaal en financiën) die nodig zijn om het knelpunt op te lossen. Vermeld na het verstrijken van de termijndatum wat de stand van zaken is, bijvoorbeeld; “gerealiseerd” of “gerealiseerd maar beoogd resultaat niet gerealiseerd” of “opnieuw beoordelen” etc. Tip: Steeds als een realisatiedatum verstrijkt behoort in deze kolom een conclusie te staan, het plan is pas actueel als de evaluatie genoteerd is.
Vervolg nr.:
Tip: Denk na over een vervolg. Als het belangrijk is dat deze maatregel over een tijd nog steeds zijn doel treft, benoem dan een vervolg nr. waarin u aangeeft dat u het effect beoordeelt met weer een termijn, actiehouder etc. Wanneer dus een bepaalde maatregel tot een nieuwe actie leidt, of uit de evaluatie blijkt dat het beoogde resultaat niet gehaald is, kunt u weer een nieuwe maatregel/actie beschrijven. Geef een vervolgactie een nieuw nummer, of een nummer dat verwijst naar het oorspronkelijke nr. Breng deze nieuwe maatregel weer in het plan van aanpak, liefst direct onder de vorige maatregel, zodat duidelijk is dat het een vervolg betreft.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 27
18
18
18
18
21.6
30
28
2
3
4
5
5
6
7
Stanley-messen op de inpakafdeling zijn onveilig. Veiligheidspictogrammen in Duitse en Engelse taal, op sealmachines.
Oefenen BHVplan In het BHV-plan is geen aandacht voor evacuatie van invaliden. Geluid
Behoefte aan frequenter werkoverleg. Te weinig BHV’ers Geen BHV-plan
Geen periodiek overleg.
Aandachtspunt risico
Controleren van de veiligheidspictogrammen op alle machines en aanpassen van de niet Nederlandstalige.
Geluidsniveaus moeten nader in kaart gebracht worden. De Arbo-dienst zal deze metingen uitvoeren Aanschaffen veiligheidsmessen (merk Martor).
Ca. 1 maal per jaar een aangekondigde oefening houden. In het plan vastleggen hoe e rolstoelgebruikers op de 1 verdieping over de trap moeten worden vervoerd.
Er gaan vijf medewerkers een opleiding volgen De Arbo-dienst gaat samen met het hoofd BHV een BHV-plan maken
4 maal per jaar op elke afdeling werkoverleg plannen, waarin de arbeidsomstandigheden als vast agendapunt aan bod komt. Van het overleg worden notulen gemaakt. ste Elke 1 maandag van de maand 1 uur werkoverleg.
te nemen maatregel
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
6
1a
1
Ref.Nr . 6
Nr
Gewenst resultaat
NEE
NEE
pagina 28
Bekendheid van medewerkers van tekst op pictogrammen.
Hoofd Afdeling Technische Dienst
Hoofd Inpakafdeling
Hoofd Afdeling Industrieel
Hoofd BHV
Alle medewerkers, in het bijzonder de BHV’ers en gehandicapten zelf, weten hoe gehandicapten moeten worden geëvacueerd. Duidelijkheid welke maatregelen nodig/mogelijk zijn om kans op gehoorschade te voorkomen. Verminderde kans op snijden inpakafdeling
Sept. 2002
Hoofd BHV
Hoofd BHV
Juni 2002
Realisatie termijn
Hoofd BHV
Afdelingshoofden
Afdelingshoofden.
Actie-houder
Vertrouwd raken met ons BHV-plan
Continuïteit in betrokkenheid van medewerkers bij de organisatie van de arbeidsomstandigheden. Minimaal vijf opgeleide bedrijfshulpverleners. Alle medewerkers weten hoe te handelen in geval van een calamiteit.
Medewerkers komen met voorstellen, ideeën om de arbeidsomstandigheden verder te verbeteren en voelen zich meer betrokken bij de organisatie van de arbeidsomstandigheden.
01 januari 2003
JA
Besproken met de Arbo-dienst
Aangepast op
JA
Dhr./Mevr.
Besproken met werknemersvertegenwoordiging
Opgesteld door:
VOORBEELD PLAN VAN AANPAK
Gerealiseerd.
Gerealiseerd. Medewerkers zijn enthousiast
Status evaluatie
Gerealiseerd. - Hoofd BHV: 3 werkdagen vrijgemaakt - € 2000,- inschakelen Arbo-dienst
€ 1500,-
Middelen
2a
Volg nr. 1a
5 UITVOERING EN VOORTGANGSBEWAKING VAN HET PLAN VAN AANPAK 5.1 Uitvoering van het plan van aanpak In de uitvoeringsfase worden de in het plan van aanpak vastgelegde maatregelen binnen de daarvoor vastgelegde termijn uitgevoerd. Zorg ervoor dat degenen zijn belast die met uitvoering van de maatregelen daarvoor ook voldoende middelen (tijd, bevoegdheden, kennis, budget) beschikbaar hebben. Het is raadzaam de beschikbare middelen al vast te leggen in het plan van aanpak. Voorbeeld In het plan van aanpak kan worden vastgelegd dat gehoorbescherming zal worden verstrekt en het hoofd van de afdeling Houtbewerking de medewerkers voorlichting zal geven over de gevolgen van schadelijk geluid. Als dit afdelingshoofd echter geen kennis van dit onderwerp heeft en als geen budget beschikbaar blijkt om gehoorbescherming daadwerkelijk aan te schaffen, zal de uitvoering geen succes blijken.
Tips: • Betrek de voor uitvoering verantwoordelijken zoveel mogelijk bij het opstellen van het plan van aanpak en bij het stellen van maatregelen en uitvoeringstermijnen. Zo creëert u bij hen betrokkenheid bij en motivatie voor de aanpak van de knelpunten. •
Zorg dat u op de hoogte blijft van de voortgang van het plan van aanpak en coördineer de acties, waardoor ze beter op elkaar aansluiten of juist tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd. Zo kan kostenbesparend worden gewerkt.
•
Vier de successen! Communiceer regelmatig over de stand van zaken en houd betrokken management en medewerkers daarvan op de hoogte, bijvoorbeeld in het personeelsblad.
Uit recent EU-onderzoek blijkt dat zorg voor arbeidsomstandigheden succesvol is wanneer wordt voldaan aan een vijftal elementen. Element drie en vier spelen een rol in de uitvoeringsfase: Aandacht voor de medewerkers bij de uitvoering van het plan (de implementatie van de maatregelen), door goede scholing, inzet van gekwalificeerde medewerkers, duidelijk beschreven en goed gecommuniceerde maatregelen en procedures. Medewerkers informeren over de voortgang en de nog realiseerbare vooruitgang (de beschikbare ‘ruimte’ voor optimalisering van de arbeidsomstandigheden) in het plan van aanpak.
5.2 Voortgangsbewaking en evaluatie Om de voortgang van de geplande activiteiten te volgen is het belangrijk om het plan van aanpak regelmatig te evalueren. De Arbo-wet bepaalt dat de voortgang minimaal jaarlijks wordt geëvalueerd. Het eens per jaar evalueren van het plan van aanpak is een minimumvereiste. Het is zonder meer raadzaam het plan van aanpak vaker te evalueren, zoals maandelijks of per kwartaal. Op basis van dit overleg kunt u dan (in het plan van aanpak) de status van de maatregelen en eventuele nieuwe acties vastleggen, waardoor het optimaliseren van de arbeidsomstandigheden een continu proces is binnen uw bedrijf. In het voorbeeld plan van aanpak (zie paragraaf 4.5) zijn de laatste kolommen gereserveerd voor vastlegging van de evaluatie. Voor de bewaking van de termijnen kan het handig zijn het plan aan te maken als een database of spreadsheet (in Access of Excel).
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 29
Zo’n spreadsheet kan bijvoorbeeld maandelijks in overleg met de betrokken manager worden bijgesteld en eens in het kwartaal in een formeel managementoverleg worden besproken. Actualiseren RI&E De risico-inventarisatie en -evaluatie moet worden geactualiseerd of zelfs volledig opnieuw worden uitgevoerd zo vaak als dat nodig is. Paragraaf 3.2 gaat daar uitgebreid op in. Beoordeel minimaal jaarlijks in overleg met het management en de OR of uw RI&E nog actueel is, en leg dit ook schriftelijk vast in het plan van aanpak. Als uit deze evaluatie blijkt dat de RI&E onvoldoende actueel is, is het nodig de RI&E (of onderdelen hiervan) aan te passen of opnieuw uit te laten voeren. Het is raadzaam de Arbo-dienst te betrekken bij deze evaluatiemomenten. In ieder geval is het verstandig om iedere twee tot drie jaar met uw Arbo-dienst te bespreken of uw RI&E nog voldoende actueel is. Bij aanpassing van uw huidige RI&E of uitvoering van een nieuwe RI&E dient de Arbo-dienst opnieuw betrokken te zijn.
Uit recent EU-onderzoek blijkt dat zorg voor arbeidsomstandigheden succesvol is wanneer wordt voldaan aan een vijftal elementen. Element vijf speelt een rol in de bewakingsfase: Streef naar een voortdurend verbeteringsproces. Controleer regelmatig welke gebieden verder moeten worden verbeterd en welke risico’s aandacht behoeven.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 30
BIJLAGE 1: ARBOBELEIDSVOERING IN DE ORGANISATIE Als achtergrond bij het uitvoeren van de risico-inventarisatie en –evaluatie, wordt in deze bijlage een nadere toelichting gegeven op de arbobeleidsvoering. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan: 1. de relevante Arbo-wet- en –regelgeving; 2. het proces van arbobeleidsvoering; 3. de verantwoordelijkheden binnen de organisatie van het arbobeleid. 1. Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving Sinds 1994 bevat de Arbo-wet de verplichting tot het opstellen van de risico-inventarisatie en –evaluatie. Deze verplichting is ontstaan vanuit de wetenschap dat inzicht in de risico’s van het werk, de basis vormt voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. De laatste wijzigingen in de Arbo-wet dateren uit november 1999 (Arbo-wet 1998). Nieuw is de invoering van de bestuurlijke boete bij wetsovertredingen en de verplichting tot het opstellen van het plan van aanpak, als onderdeel van de RI&E. De Arbo-wet en –regelgeving is opgebouwd in vier lagen: de wet, het besluit, de regeling en beleidsregels. In het arbobesluit, de arboregeling en de arbobeleidsregels worden regelmatig wijzigingen doorgevoerd.
Structuur Arbowet en -regelgeving
Arbo-wet
De Arbowet is een kaderwet en bevat algemene verplichtingen voor werkgevers en werknemers.
Arbobesluit
De bepalingen uit het Arbobesluit zijn meer concreet gericht op de arbo-risico’s.
Arboregeling
Arbobeleidsregels
Arbo-informatiebladen
In de Arboregeling staat een aantal bepalingen uit het Arbobesluit en de Arbo-wet nader omschreven.
In de Arbobeleidsregels staat beschreven hoe de Arbeidsinspectie de wettelijke bepalingen interpreteert en een tarieflijst van mogelijke boetes.
Arbo-informatiebladen zijn praktische vertalingen hoe om te gaan met de bestaande Arbowet en –regelgeving, onder auspiciën van Min. van SZW.
• In de Arbo-wet staan met name de algemene verplichtingen van werkgever en werknemer;
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 31
voorschriften over de wijze van samenwerking; overleg tussen werkgever/werknemer en deskundige diensten en; hoe overheidstoezicht is geregeld. • Het arbobesluit geeft voorschriften over ondermeer over de inrichting van arbeidsplaatsen, over blootstelling aan geluid, gevaarlijke stoffen, arbeidsmiddelen en persoonlijke bescherming. • In de arboregeling zijn bepaalde onderdelen van het arbobesluit verder uitgewerkt, bijvoorbeeld over de keuringen van werktuigen. Daarnaast geeft het voorschriften voor deskundigheden (certificeringen) en het werken met beeldschermen • Arbobeleidsregels zijn geen algemeen bindende voorschriften maar doelvoorschriften. Ze geven eigenlijk de visie of interpretatie van de Arbeidsinspectie weer over de algemene artikelen uit het Arbobesluit en de Arboregeling. Een onderneming hoeft deze visie niet letterlijk na te leven maar moet wel kunnen aantonen dat de - binnen de onderneming - gehanteerde werkwijze of wijze van het beheersen van het risico, even veilig en gezond is, zoals omschreven in het doelvoorschrift. In deze arbobeleidsregels wordt vaak verwezen naar Nederlandse (NEN) of Europese/Internationale normen (EN-ISO). Uitgangspunt van de Arbowet- en regelgeving is dat de zorg voor veiligheid en gezondheid (arbeidsomstandigheden) op de werkplek structureel moet zijn en dat werkgevers en werknemers hiervoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. De wettelijke voorschriften voor de risico-inventarisatie en -evaluatie • De RI&E moet een schriftelijke beschrijving zijn van de gevaren en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te beperken of te beheersen en de risico’s voor bijzondere categorieën medewerkers. Dit houdt in dat, naast een beschrijving van de algemene gevaren, ook een omschrijving moet worden gegeven van specifieke risicogroepen (zoals medewerkers met lichamelijke en verstandelijke beperkingen) en dient te worden vastgelegd welke (extra) risico’s deze risicogroepen lopen binnen een SW-bedrijf en welke maatregelen worden getroffen ter vermindering van die risico’s. • In de RI&E moet een lijst met arbeidsongevallen zijn opgenomen (waarin o.a. datum en aard van het ongeval vermeld staan). • Het ziekteverzuim kan belangrijke signalen bevatten over de risico’s van het werk. De RI&E moet daarom informatie bevatten over het arbeidsgebonden verzuim en het verzuimbeleid van de organisatie. • Naar aanleiding van de uitkomsten uit de RI&E moet een plan van aanpak worden opgesteld, waarover jaarlijks, na overleg met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging schriftelijk wordt gerapporteerd. • De RI&E moet actueel zijn. Dit betekent dat de RI&E moet worden geactualiseerd als werkomstandigheden of werkmethoden wijzigen. Ook wijzigingen in de ‘stand van de wetenschap’ (nieuwe inzichten in mogelijke risico’s en/of oplossingen) kunnen een reden zijn om de RI&E te actualiseren. • De werkgever moet ervoor zorgen dat iedere werknemer kennis kan nemen van de inhoud van de RI&E (inclusief de lijst met arbeidsongevallen). • Als de werkgever arbeid laat verrichten door een werknemer die aan hem wordt uitgeleend, moet hij de RI&E (of het deel dat betrekking heeft op de werkzaamheden die medewerker gaat uitvoeren), voor aanvang van de werkzaamheden, verstrekken aan het uitlenende bedrijf. Het uitlenende bedrijf dient vervolgens de betreffende medewerker te informeren over de risico’s van het werk of aan hem de RI&E te verstrekken. • De werkgever voert met de OR, personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende medewerkers overleg over de uitvoering van het arbobeleid, waaronder de risico-inventarisatie en -evaluatie. De OR/personeelsvertegenwoordiging heeft instemmingsrecht over de wijze waarop de RI&E wordt uitgevoerd en over het plan van aanpak dat gemaakt dient te worden op basis van de RI&E. • De werkgever zendt de OR, personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende medewerkers een kopie van de risico-inventarisatie en -evaluatie. De werkgever dient zich bij het opstellen van de RI&E te laten bijstaan door een gecertificeerde Arbo-dienst. De Arbo-dienst dient tenminste een oordeel te geven over de volledigheid en betrouwbaarheid van de RI&E en een advies uit te brengen over het plan van aanpak. De RI&E is een belangrijke pijler uit de Arbo-wet, maar is geen doel op zich, maar als een middel (een basis) om te komen tot een gestructureerde en continue zorg voor arbeidsomstandigheden. Arbeidsinspectie De Arbeidsinspectie ziet toe op naleving van de Arbowet en –regelgeving en heeft de volgende mogelijkheden om dit af te dwingen: 1. Het stellen van een eis tot naleving
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 32
2. Stilleggen van het werk 3. Opleggen van een werkonderbreking 4. Opleggen van sancties (bestuurlijke boetes) De Arbeidsinspectie heeft ten aanzien van de RI&E de volgende taken: § controle op de aanwezigheid van een RI&E (inclusief plan van aanpak), die is getoetst door een gecertificeerde Arbo-dienst; § controle of het plan van aanpak ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
Bij het ontbreken van de RI&E (met plan van aanpak) zal de Arbeidsinspectie, in de regel, een bestuurlijke boete opleggen. De hoogte van deze boete is € 900,-- voor bedrijven met meer dan 250 werknemers. Bij het onvolledig zijn van een RI&E zal men in eerste instantie een waarschuwing met een oplossingstermijn geven. 2. Het voeren van arbobeleid Het doel van structurele arbozorg Arbeidsomstandigheden krijgen terecht veel aandacht. Goede arbeidsomstandigheden zijn immers van wezenlijk belang voor het plezier dat mensen hebben in hun werk, en hebben daarmee een positieve invloed op zaken als het ziekteverzuim, de productie, het bedrijfsimago en het aantal bedrijfsongevallen binnen uw bedrijf. Hiermee realiseert de werkgever een hogere productiviteit, betere bedrijfsresultaten, tevredener medewerkers, lagere kosten en een lagere kans op boetes van de Arbeidsinspectie en mogelijke claims. In de Sociale Werkvoorziening is van oudsher al veel aandacht voor de arbeidsomstandigheden, vooral voor het aanpassen van deze omstandigheden (zoals werkplekinrichting en taakinhoud) aan de individuele medewerker. Andere redenen waarom arbeidsomstandigheden in deze sector extra belangrijk zijn, zijn de volgende: • De belangrijkste doelstelling van de SW is om (aangepast) werk te bieden aan medewerkers die door hun handicap niet mee kunnen komen in het reguliere bedrijfsleven. Meer dan gemiddeld oog hebben voor de werkomstandigheden is hierbij essentieel. • er wordt regelmatig, eventueel op projectmatige basis, werk verricht voor andere bedrijven, waardoor de arbeidsomstandigheden voor de medewerkers aan veranderingen onderhevig zijn. • een groot aantal medewerkers loopt, door hun (lichamelijke of verstandelijke) beperking een grotere kans op gezondheidsklachten en bedrijfsongevallen. Het is belangrijk om op een structurele manier te werken aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Dit om te voorkomen dat de zorg voor goede arbeidsomstandigheden slechts een eenmalige activiteit wordt, die ophoudt bij de risico-inventarisatie en -evaluatie. Daarnaast is structuur in de arbo-activiteiten belangrijk omdat het tijd- en kostenbesparend werkt: door preventief te werken aan goede arbeidsomstandigheden voorkom je dat dezelfde knelpunten steeds opnieuw moeten worden opgelost. De combinatie van arbozorg met andere zorgsystemen De zorg voor arbeidsomstandigheden is goed te combineren met kwaliteitszorg en milieuzorg. Deze combinatie werkt goed omdat deze gebieden elkaar deels overlappen en dat de zorgsystematiek veelal op elkaar aansluit. Denk bijvoorbeeld aan de eisen die zowel de arbo- als de milieuwetgeving stelt ten aanzien van de opslag van gevaarlijke stoffen of aan het vastleggen van werkinstructies, wat zowel vanuit de arbozorg en kwaliteitszorg van de werkgever wordt gevraagd. Het is dan ook goed te streven naar synergie en integratie van de verschillende systemen.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 33
Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de verschillende maatregelen op het gebied van kwaliteit, arbo en milieu worden samengevoegd tot één plan van aanpak of dat de zorg wordt samengebracht in één KAMzorgsysteem. De verschillende activiteiten bij arbozorg Het proces van zorgen voor goede arbeidsomstandigheden kan worden gezien als een cyclus voor continue verbetering:
In deze cyclus zijn verschillende activiteiten te onderscheiden, die ook wel de vijf “W’s” worden genoemd, namelijk: • Willen: de managementverklaring • Weten: de risico-inventarisatie • Wegen: de risico-evaluatie en het plan van aanpak (PvA) • Werken: het uitvoeren van het plan van aanpak • Waken: het evalueren en evt. bijstellen plan van aanpak (uitvoering controleren). In de hierna volgende hoofdstukken worden de stappen weten, wegen, werken en waken nader uitgewerkt aan de hand van de risico-inventarisatie en -evaluatie. 3. Verantwoordelijkheden en organisatie van het arbobeleid Bij de zorg voor arbeidsomstandigheden spelen verschillende medewerkers en instanties een rol. De invulling van die rol zal verschillen per bedrijf binnen de Sociale Werkvoorziening en afhankelijk zijn van de wijze waarop de zorg voor arbeidsomstandigheden is georganiseerd. In deze paragraaf worden de verantwoordelijkheden, (wettelijke of mogelijke) taken en bevoegdheden van de verschillende functies/medewerkers en instanties toegelicht. Hierbij wordt tevens onderscheid gemaakt in de verschillende fasen (willen, weten, wegen, werken en waken) en onderdelen van de zorg voor arbeidsomstandigheden en de RI&E in het bijzonder. Bij deze beschrijving is, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de organisatie(structuur) van een doorsnee bedrijf binnen de Sociale Werkvoorziening.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 34
De verschillende (groepen) betrokkenen of instanties bij de algemene en dagelijkse zorg voor arbeidsomstandigheden in een onderneming kunnen onder meer zijn: • Werkgever/directie • Medewerkers: − leidinggevenden (divisieleiding, afdelingsleiding, werkleiding) − arbocoördinator − uitvoerende medewerkers op de “vloer” • Ondernemingsraad (OR of OC) • Deskundige diensten (waaronder Arbo-dienst) In onderstaand overzicht wordt ingegaan op de algemene verantwoordelijkheden bij het arbobeleid. In de volgende hoofdstukken over de RI&E worden de verantwoordelijkheden per betrokkene nader toegelicht. Werkgever/directie Een werkgever is eerstverantwoordelijk voor de zorg van arbeidsomstandigheden binnen zijn organisatie. Conform artikel 3 en 4 (Arbo-wet) dient hij een zo goed mogelijk arbobeleid te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de doelvoorschriften, de algemene principes en aspecten, voortkomend uit de Arbowet en -regelgeving. Onder de doelvoorschriften worden verstaan: • Het werk mag geen nadelige invloed hebben op de veiligheid en gezondheid van de medewerker • Het werk moet zijn afgestemd op de persoonlijke eigenschappen en (lichamelijke of geestelijke) beperkingen, waarbij ongevarieerd, herhalend en tempobepalend werk zo veel mogelijk wordt vermeden en het werk zoveel mogelijk wordt afgewisseld. De algemene principes bij de zorg voor arbeidsomstandigheden zijn onder meer: • Bronaanpak bij knelpunten of risico’s. • Arbozorg conform de laatste stand der wetenschap/professionele dienstverlening en volgens de ‘best practical means’ ( in welke mate iets redelijkerwijs vergbaar is van een organisatie). De algemene aspecten uit de Arbo-wet zijn onder meer: • Beleid voeren op het gebied van ongewenste omgangsvormen (seksuele intimidatie, agressie/geweld) en • Rekening houden met specifieke groepen werknemers, wat bij de Sociale Werkvoorziening van continue belang is. Leidinggevenden De leidinggevenden vervullen met name een belangrijke taak bij de nadere invulling van de zorg voor arbeidsomstandigheden. Als direct leidinggevende kan er direct invloed worden uitgeoefend op een gezonde werkwijze, -houding en -inrichting. Een leidinggevende vervult een voorbeeldfunctie voor wat betreft veilig en gezond werkgedrag. De leidinggevende is vooral belangrijk omdat binnen de Sociale Werkvoorziening medewerkers in belangrijke mate afhankelijk zijn van deze leidinggevende en op zijn handelen vertrouwen. Door de intensieve begeleiding van direct leidinggevende, weten de leidinggevenden goed wat er op een afdeling speelt en hoe bepaalde werksituaties worden ervaren. Zijn inzichten in optimalisering van de arbeidsomstandigheden bepalen dan ook in belangrijke mate de uiteindelijke inrichting en toegepaste methode van werken. Hij vormt de schakel tussen beleidsvorming van de werkgever/directie en de arbeidsomstandigheden in de praktijk. Arbocoördinator Zijn exacte taken zijn in belangrijke mate afhankelijk van de functieomschrijving in een organisatie. Wettelijk gezien heeft hij geen specifieke taken (deze liggen met name in het vlak tussen werkgever-werknemer). In het algemeen is de arbocoördinator een staffunctionaris die namens de directie een coördinerende, stimulerende en ondersteunende rol speelt ten aanzien van het arbobeleid. Vaak is de arbocoördinator ook de contactpersoon naar de Arbo-dienst. Medewerkers Naast de werkgever dragen medewerkers ook verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden. Meer in het bijzonder noemt de Arbo-wet de volgende verantwoordelijkheden van medewerkers:
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 35
• Voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen (werkinstructies opvolgen, persoonlijke bescherming dragen, e.d.) en naar vermogen zorg te dragen voor de eigen veiligheid (en die van derden). • Indien er voorlichting en onderricht wordt georganiseerd dient de medewerker hieraan mee te werken en het daarin gestelde op te volgen. • Gevaren die de medewerker opmerkt dient hij direct te melden bij leidinggevende. Hij mag zijn werk onderbreken indien deze gevaren onmiddellijk ernstig gevaar kunnen opleveren. • Hij moet meewerken aan de deskundige diensten om aan hun verplichtingen uit de Arbo-wet te voldoen. • Medewerkers moeten zich houden aan de afspraken zoals die zijn opgesteld in het kader van het verzuimbegeleidingproces. Tijdens deze periode moet men actief meewerken aan herstel en reïntegratie. • Een arbeidsongeval dient een medewerker direct te melden en hij dient mee te werken aan het onderzoek naar de oorzaak ervan. Bij werkzaamheden bij derden dient dit direct te worden gemeld bij de inlenende werkgever (zie 5.). • Medewerkers hebben het recht om aan het PAGO deel te nemen. • Medewerkers hebben het recht om van het arbospreekuur gebruik te maken. • Medewerkers die zijn aangewezen (opgeleid) als BHV-er dienen de werkgever bij te staan in geval van een calamiteit (ongeval, brand, ontruiming). Ondernemingsraad In hoofdzaak heeft de OR als taak het toetsen van en het adviseren over het ondernemingsbeleid. De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden op het gebied van de zorg voor arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en reïntegratie, voor een ondernemingsraad (OR) komen voort uit de Arbowet en – regelgeving. Echter voornamelijk uit de Wet op Ondernemingsraden (WOR). Hierin is aan de OR verschillende rechten verleend, namelijk recht op advies (informatie), instemming en initiatief. • Voor ieder besluit tot het vaststellen van een wijziging van regeling die betrekking heeft op veiligheid, arbeidsomstandigheden en het ziekteverzuim is instemming van een OR verplicht (instemmingsrecht, WOR art. 27). Een OR heeft ondermeer instemmingsrecht bij de keuze van en de inhoud van een contract met een Arbo-dienst (bij het ontbreken van een OR is de keuze overlegplichtig). • Een OR mag de arbeidsinspectie vergezellen bij een bezoek van een bedrijf en in afzondering spreken. De OR kan – per bedrijfsonderdeel – een onderdeelscommissie (OC) hebben, waaraan deze rechten gedelegeerd zijn. Arbo-dienst De Arbo-wet schrijft voor op welke punten de Arbo-dienst bijstand moet verlenen: • Een Arbo-dienst moet bijstand verlenen aan de werkgever met behoud van zelfstandigheid en onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever (art. 14). • De Arbo-dienst moet adviseren conform de laatste stand der wetenschap en professie. • Een Arbo-dienst is verplicht om een onderneming bij te staan met betrekking tot de vijf kerntaken uit de Arbo-wet (namelijk verzuimbegeleiding, PAGO, arbospreekuur, RI&E en aanstellingskeuringen). De wijze van bijstand bij verzuimbegeleiding dient schriftelijk te zijn vast gelegd. • Deskundigen en deskundige diensten dienen samen te werken bij deze bijstand aan de werkgever. De Arbo-dienstverlening kan worden uitbesteed aan een externe Arbo-dienst of zijn georganiseerd in een interne Arbo-dienst.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 36
BIJLAGE 2 LITERATUUR EN LINKS Literatuur Arbo-informatiebladen AI-1 Arbo- en verzuimbeleid AI-2 Werken met beeldschermen AI-3 Asbest AI-4 Lawaai op de arbeidsplaats AI-5 Veilig werken in besloten ruimten AI-6 Werken met kankerverwerkende stoffen en processen AI-7 Kantoren AI-8 Zittend en staand werk AI-9 Biologische agentia AI-10 Bedrijfshulpverlening AI-11 Machineveiligheid: afschermingen en beveiligingen AI-12 Zwangerschap en arbeid AI-13 Kassawerkplekken AI-14 Bedrijfsruimten: inrichting, transport en opslag AI-15 Veilig werken op daken AI-16 Beveiligen van wand- en vloeropeningen AI-17 Hijs- en hefgereedschap en veilig hijsen AI-18 Laboratoria AI-19 Industriële verfverwerking AI-20 Werken onder koude omstandigheden AI-21 Rolsteigers AI-22 Werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater AI-23 Toxische stoffen in de houtverwerkende industrie AI-25 Preventie van zware ongevallen door gevaarlijke stoffen AI-26 Veiligheidsinformatiebladen en werkpleketikettering AI-27 Medisch toezicht op radiologische werkers AI-28 Veilig werken met bestrijdingsmiddelen AI-29 Fysieke belasting bij het werk AI-30 Jeugdigen AI-31 Gevaarlijke stoffen De arbo-informatiebladen zijn te bestellen via: SDU Servicecentrum uitgevers Postbus 20014 2500 EA Den Haag Tel. (070) 378 98 80 Fax: (070) 378 97 83 Email:
[email protected]
• • • •
Arbonormenboek; H. Koenders (red), (jaarboek), Kluwer, Alphen aan de Rijn. Welzijn op het Werk, E. de Cock e.a., 1999, Provinciaal Veiligheidsinstituut, Antwerpen Handboek Ergonomie, P. Voskamp (red), (jaarboek), Kluwer, Alphen aan de Rijn. Praktijkgids Arbeidsveiligheid, A, Boere e.a., (jaarboek), Kluwer, Alphen aan de Rijn.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 37
Interessante Links Arbo Platform Nederland: Arbo.pagina Arboman Bundesanstalt für Arbeitsschutz und Arbeitsmedizin FNV Gezondheidsbevordering op de werkplek Gezondheidsraad Health and Safety Laboratory International Labour Organisation Kennisnetwerk Arbeidsrelevante aandoeningen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Cedris National Institute for Occupational Safety and Health Nederlands Centrum voor Beroepsziekten Netwerk Arbocoördinator Risico-inventarisatie & -evaluatie: Servicepunt Arbo WSW U.S. Department of Labor Occupational Safety & Health Administration
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
http://www.arbo.nl/ http://arbo.pagina.nl/ http://www.arboman.nl/ http://baua.de/ http://www.fnv.nl/arbo http://www.gbw.nl/ http://www.gr.nl/ http://www.hsl.gov.uk/ http://www.ilo.org/ http://www.kenniscentra.nl/ http://www.szw.nl/ http://www.cedris.nl/ http://www.cdc.gov/niosh/homepage.html http://www.beroepsziekten.nl/ http://www.arboco.net http://www.rie.nl/ http://www.arbowsw.nl/ http://www.osha.gov/
pagina 38
BIJLAGE 3 AFKORTINGEN AI AI-blad Arbo art. BHV e.a. e.d. EU HRM IMA ISO NCvB KAM-zorg NEN-norm OC OR PAGO PvA RI&E SW SZW VBBA VGW VGWM-commissie WOR WVP
Arbeidsinspectie Arbo-informatieblad arbeidsomstandigheden artikel (dat wil zeggen: wetsartikelnummer) Bedrijfshulpverlening en anderen en dergelijke Europese Unie Human Resource Management Inspectiemethode arbeidsomstandigheden Internationale norm (van de International Standard Organisation) Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Amsterdam Zorg voor Kwaliteit, Arbo en Milieu Nederlandse norm Onderdeelscommissie (van de ondernemingsraad) Ondernemingsraad Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek Plan van Aanpak risico-inventarisatie en –evaluatie Sociale Werkvoorziening Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Vragenlijst Veiligheid – Gezondheid – Welzijn: de drieslag van de Arbo-wet Commissie van de ondernemingsraad die zich bezighoudt met Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu Wet op de Ondernemingsraden Wet Verbetering Poortwachter
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 39
DEEL 2: DE UITVOERING VAN DE RISICO-INVENTARISATIE 6 DE INHOUD VAN DE RI&E De RI&E bestaat uit een algemeen deel (arbo- en verzuimbeleid en welzijn), dat vooral ingaat op de organisatorische en beleidsmatige aspecten, en een werkplekgebonden deel, dat ingaat op de risico’s die verbonden zijn aan het werk en de werkplek. In deze paragraaf wordt nadere aandacht geschonken aan de inhoudelijke aspecten van de RI&E aan de hand van de volgende thema’s: § arbo- en verzuimbeleid; § welzijnsrisico’s en psychosociale belasting; § werkplekgebonden risico’s en fysieke belasting. 6.1 Arbo- en verzuimbeleid In onderstaande tabel is weergegeven welke aandachtspunten aan de orde komen bij de inventarisatie van Arbo- en verzuimbeleid. Onderwerp
Toelichting
Mogelijke werkwijze /hulpmiddel
Arbobeleid
§
• •
Bestuderen relevantie documenten Interviews management
•
Interviews (leidinggevenden, medewerkers) Bestuderen werkinstructies, bedrijfsreglement, functieprofielen
Wat is het arbobeleid in de organisatie en hoe is dat geïntegreerd in het ondernemingsbeleid in het algemeen en in de zorg voor (de inzet van) personeel in het bijzonder? § Is er een actueel beleidsplan en evt. een jaarplan, jaarverslag en beleidsverklaring? § Wordt het beleidsplan in de praktijk ook gehanteerd? Werkinstructies, Is vastgelegd hoe men op een veilige en gezonde manier procedures moet werken: • Gelden voorschriften voor het besturen van de vorkheftruck, veilig werken met lasapparaat, het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen, e.d..? • Zijn deze voorschriften bij iedereen bekend? • Zijn deze begrijpelijk voor de doelgroep? Medezeggen• Welke taken heeft de OR binnen het bedrijf op het schap gebied van de arbeidsomstandigheden en verzuim? • Is regelmatig overleg tussen directie en OR over de arbeidsomstandigheden en verzuim? Werkoverleg • Wordt op alle niveaus binnen de organisatie werkoverleg gevoerd? • Komen de arbeidsomstandigheden geregeld ter sprake tijdens dit overleg? Voorlichting en • Hoe worden medewerkers voorgelicht over de risico’s in Onderricht hun werk, zoals: • opleidingen voor vorkheftruckchauffeurs, • voorlichting over schadelijk geluid en het dragen van gehoorbescherming, • omgaan met gevaarlijke stoffen, machineveiligheid, e.d.. • Worden medewerkers voorgelicht over gezondheidsrisico’s in het werk (zoals fysieke belasting, e.d.)? • Is deze voorlichting gestructureerd (niet eenmalig en herhaald voor nieuwe medewerkers)? • Is de voorlichting toegesneden op de specifieke doelgroepen van de betreffende SW-afdeling?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
•
• • • • • •
Interviews OR en directie (of OC en betrokken management) (Verslagen overleg tussen OR en management ) Interviews directie, leidinggevenden, personeelszaken Verslagen werkoverleg Opleidings- en voorlichtingsprogramma’s bestuderen Interviews personeelszaken, leidinggevenden
pagina 40
Onderwerp
Toelichting
Mogelijke werkwijze /hulpmiddel
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
•
•
Toezichthoudende taken
Risicogroepen
Ziekteverzuimbeleid
Ondersteuning van de Arbodienst
Ongewenste omgangsvormen
Bedrijfshulpverlening
Zijn taken, verantwoordelijkheden (waaronder toezicht houden op veilig en gezond werkgedrag) en bevoegdheden op het gebied van de arbeidsomstandigheden vastgelegd? • Wordt in de praktijk ook invulling gegeven aan deze taken? • Zien leidinggevenden toe op een veilig en gezond werkgedrag van de medewerkers: spreken zij medewerkers aan op onveilig en ongezond gedrag, wanneer zij werkinstructies overtreden en worden bij herhaaldelijke overtredingen sancties getroffen? • Hebben de toezichthouders voldoende kennis van de gevaren en gezonde werkwijze en methode? • In welke mate wordt bij het toekennen van de taken en het inrichten van de werkplek rekening gehouden met de individuele beperkingen? Denk hierbij bijvoorbeeld aan aanduidingen in braille voor blinden, geen drempels en draaideuren in verband met rolstoelgebruikers, de aanwezigheid van invalidentoiletten, maar ook aangepaste stoelen voor medewerkers met rugafwijkingen, voorlichting in gebarentaal voor doven, e.d. • Bij deze informatie kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige functie- en ervaringsprofielen. • In hoeverre worden rekening gehouden met andere risicogroepen, zoals bijv.: vrouwen jeugdigen ouderen anderstaligen • Hoe worden arbeidsongeschikte medewerkers binnen uw bedrijf begeleid en gereïntegreerd? • Is een ziekteverzuimprotocol aanwezig? • Worden de bepalingen van de Wet Verbetering Poortwachter (naar de geest van de wet) uitgevoerd? • Zijn medewerkers op de hoogte van de mogelijkheid gebruik te maken van het arbeidsgezondheidskundig spreekuur? • Is het PAGO aangeboden aan de medewerkers? • Zijn er duidelijke afspraken gemaakt met de Arbo-dienst en is de ondersteuning door de Arbo-dienst goed geregeld ten opzichte van de taken en de verantwoordelijkheden van het eigen personeel op het terrein van arbeidsomstandigheden? • Geldt een beleid of protocol over ongewenste omgangsvormen (pesten, seksuele intimidatie, agressie, discriminatie)? • Zijn medewerkers op de hoogte van dit beleid/protocol? • Hebben zich de afgelopen jaren incidenten voorgedaan op dit gebied en is dat adequaat afgehandeld? • Is een vertrouwenspersoon aangesteld? De manier waarop de bedrijfshulpverlening geregeld is: • Zijn er voldoende bedrijfshulpverleners opgeleid? • Zijn medewerkers geïnstrueerd over de handelwijze bij calamiteiten? • Zijn afspraken en instructies vastgelegd over de bedrijfshulpverlening, waaronder afspraken over de manier waarop gehandicapten (blinden, invaliden) worden geëvacueerd bij calamiteiten, eerste hulp voor medewerkers waarvoor specifieke medische kennis vereist is (zoals suikerpatiënten, e.d.)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
•
• • • • • • • •
• • • • • •
• • • • •
Functiebeschrijvingen en functieprofielen Interviews medewerkers en leidinggevenden Functiebeschrijvingen en functieprofielen Interviews medewerkers en leidinggevenden Aanwezigheid sanctiebeleid (eventueel in bedrijfsregels). Interview personeelszaken, leidinggevenden Rondgangen Informatie opbouw personeelsbestand (welke bijzondere groepen zijn er) Uitkomsten PAGO’s en ervaringsprofielen Vragenlijsten handicapgebonden risico’s (zie bijlage 5)
Ziekteverzuimprocedure Interviews personeelszaken, OR, leidinggevenden, bedrijfsarts, medewerkers Analyse verzuimcijfers Contract en service level agreement Arbo-dienst Bedrijfsreglement Interviews medewerkers, personeelszaken
Bedrijfsreglement/ klachtenprocedure ongewenst gedrag Klachtenregistratie ongewenst gedrag Interview OR, personeelszaken, vertrouwenspersonen BHV-plan Interviews medewerkers/hoofd BHV
pagina 41
Onderwerp
Toelichting
Mogelijke werkwijze /hulpmiddel
Melding ongevallen
•
• •
Ongevallenregistratie bestuderen Interviews personeelszaken, leidinggevenden
• •
Interview met leidinggevende, inkoopafdeling Accountmanagement.
• • •
Bedrijfsreglement Interview personeelszaken Rondgang
• • Inkoopprocedures
•
• Alcohol, drugs, medicijnen en roken
• • •
•
Is een registratie van de bedrijfsongevallen (zo ja, bij de RI&E toevoegen)? Is er een meldingsprocedure van bedrijfsongevallen, is deze bekend en wordt deze ook toegepast? Worden ernstige ongevallen bij de Arbeidsinspectie gemeld? Worden bij de inkoop van materiaal en materieel criteria gehanteerd met betrekking tot arbeidsomstandigheden, zoals de minst gevaarlijke stoffen; geluidsarme machines, ergonomisch meubilair, ed.? Wordt bij aanname van werk rekening gehouden met risico’s en noodzakelijke aanpassingen? Geldt een verbod op het gebruik van alcohol en drugs in combinatie met het werk? Zijn afspraken gemaakt over de begeleiding van mogelijke drank- of drugsverslaafden? Wordt bij de toebedeling van taken rekening gehouden met het medicijngebruik van medewerkers (geen rijvaardigheidbeïnvloedende medicijnen bij het besturen van de vorkheftruck, e.d.)? Geldt een rookverbod op de werkplekken en wordt daarop toegezien?
6.2 Welzijn en psychosociale belasting Welzijn wordt vaak ervaren als lastig te inventariseren en beoordelen. Welzijn heeft vooral met beleving te maken en is sterk individueel of op de te onderscheiden functies gericht. Voor nadere inventarisatie van welzijnsrisico’s worden over het algemeen specifieke methoden toegepast, zoals VBBA (Vragenlijst Beleving en Beoordeling v.d. Arbeid), WEBA en de Quick Scan werkdruk FNV (zie bijlage 5). Let op: de VBBA en de Quick Scan Werkdruk zijn methoden gebaseerd op schriftelijke enquêtes. Voor SWmedewerkers kunnen die moeilijk zijn om zelf in te vullen. De ervaring leert dat vooral de VBBA veel te moeilijk is voor SW-medewerkers waardoor de kans groot is dat de respons op de enquêtes laag is, de kwaliteit van de beantwoording te wensen overlaat en de uitkomsten daardoor onbetrouwbaar zijn. Hieronder is weergegeven welke aandachtpunten aan de orde komen bij de inventarisatie van welzijnsrisico’s en psycho-sociale belasting. Onderwerp
Toelichting
Afwisseling
•
• • Gebondenheid • aan de werkplek
Zijn de taken uitsluitend uitvoerend (bijv. productiewerkzaamheden) of bevat de functie ook controlerende taken (controle op het product) en ondersteunende taken (zoals planning)? Is het werk voldoende afwisselend, worden taken gerouleerd of wordt, dag in, dag uit, dezelfde taken verricht? Is sprake van monotoon werk en repeterende arbeid: volgen dezelfde handelingen elkaar in snel tempo (binnen 90 seconden) op? Zijn medewerkers sterk aan de werkplek gebonden of kunnen zij deze (indien gewenst) gemakkelijk verlaten als dit nodig is?
Mogelijke werkwijze / hulpmiddel • • •
• • • •
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
Bestuderen functieprofielen interviews met leidinggevenden, afdeling Personeelszaken Observatie handelingen
Bestuderen omschrijving werkproces Bestuderen functieprofielen Interviews medewerker en leidinggevenden Observatie
pagina 42
Onderwerp
Toelichting
Mogelijke werkwijze / hulpmiddel
Informatie
•
•
• • Moeilijkheidsgraad
• •
Zelfstandigheid
• •
Contactmogelijkheden
Werkdruk
•
•
• Werksfeer
• • •
Doorgroeimogelijkheden
• • •
Werktijden
• • • • • •
Is voor de medewerkers duidelijk wat van hen wordt verwacht (t.a.v. productienorm, kwaliteit van het werk, taakinhoud, e.d.) en ontvangen zij voldoende terugkoppeling over in welke mate aan deze verwachtingen is voldaan? Is de functiebeschrijving of het functieprofiel duidelijk voor de medewerkers? Worden er regelmatig functioneringsgesprekken gevoerd? Is het werk te moeilijk of juist te makkelijk voor de medewerkers? Is het werk, na een korte inwerkperiode, snel op routine uit te voeren?
Hebben medewerkers zelf invloed op de manier waarop, en het tempo en de volgorde waarin zij hun taken uitvoeren of is dit allemaal opgelegd? Kunnen de medewerkers knelpunten in het werk met elkaar of met de leidinggevende bespreken? Biedt de functie voldoende mogelijkheden tot formele en informele contacten? (Een lawaaierige omgeving bijvoorbeeld heeft niet alleen een negatief effect op het gehoor, maar ook op het welzijn van medewerkers. ) Levert de hoeveelheid werk en het werktempo problemen op voor de medewerkers? Moeten medewerkers constant op de tenen lopen om het werk op tijd af te krijgen. Kunnen medewerkers ondersteuning krijgen als de werkdruk te hoog wordt of is? Hoe zijn de onderlinge contacten in het team? Hoe wordt de manier waarop er wordt leidinggegeven ervaren? Hoe ervaart men de collegiale ondersteuning?
Is er aandacht voor de doorgroeiwensen van de medewerkers? Kunnen medewerkers een opleiding volgen op hun vakgebied? Zijn doorgroeimogelijkheden aanwezig binnen het bedrijf? Is de werkdag regelmatig langer dan acht uur? Is de werkweek regelmatig langer dan 45 uur? Wordt er langer dan 5,5 uur gewerkt zonder pauze? Worden, naast de lunchpauzes, ook koffie- en theepauzes ingelast? Kunnen pauzes altijd genomen worden? Is er regelmatig sprake van afwijkende werktijden (voor 7:00 uur ’s morgens, na 19:00 uur ’s avonds)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
•
• • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• •
Informatie afdeling Personeelszaken (registratie functioneringsgesprekken, functiebeschrijving) Interviews/enquêtes (medewerkerstevredenheidsonderzoeken) medewerkers, PAGO Informatie functionerings- en ervaringsprofielen, arbothermometer Enquêtes (medewerkerstevredenheidsonderzoeken) Uitkomsten PAGO Functieprofielen, arbothermometer Interviews medewerker en leidinggevenden Observatie Bestuderen functieprofielen Interviews medewerker en leidinggevenden Observatie Informatie ervaringsprofielen, enquêtes (medewerkerstevredenheidsonderzoeken) Interviews medewerkers Uitkomsten PAGO Informatie ervaringsprofielen, Enquêtes (medewerkerstevredenheidsonderzoeken) Interviews medewerkers Uitkomsten PAGO Informatie afdeling personeelszaken, interviews leidinggevenden en medewerkers
Registratie werk- en pauzetijden Interviews medewerkers en leidinggevenden
pagina 43
6.3 Werkplekgebonden risico’s en fysieke belasting bij de werkplekgebonden risico’s en de fysieke belasting vindt een beoordeling plaats van de daadwerkelijk op de werkvloer aanwezige gevaren. Tracht hierbij ook de duur en frequentie van de blootstelling aan deze gevaren in te schatten. In onderstaande tabel is weergegeven aandachtspunten bij deze inventarisatie aan de orde komen. Onderwerp
Toelichting
Algemene voorzieningen • • • • • Geluid
•
• • Verlichting en daglichttoetreding
• •
Straling
Klimaat
Zijn alle werkruimtes voorzien van voldoende toetreding van daglicht? Is er voldoende (aanvullende) verlichting aangebracht voor het uitvoeren van de taken?
• •
Rondgang Bestuderen (vluchtweg)plattegronden
•
Interviews medewerkers en leidinggevenden Geluidsmetingen (of verslagen daarvan), Registratie voorlichtingsbijeenkomsten Rondgang Bestuderen verslagen veiligheids- en werkplekinspecties Rondgang Uitslag verlichtingsmetingen Interviews medewerkers en leidinggevenden Uitslagen enquêtes Rondgang Bestuderen werkinstructies, registraties voorlichtingsbijeenkomsten Interviews medewerkers en leidinggevenden Bestuderen verslagen veiligheids- en werkplekinspecties Interviews medewerkers en leidinggevenden Uitslagen enquêtes, medewerkerstevredenheidsonderzoeken Resultaten van metingen Metingen Interviews leidinggevenden en medewerkers Rondgang (drempels in de vloer, schokdemping op de stoel van de heftruck, e.d.) Overzicht gebruikte machines
• • • • • • • • • •
Denk hierbij bijvoorbeeld aan UV-straling bij laswerkzaamheden, het gebruik van laserlicht en bij het werken in de buitenlucht. • Is beschermende kleding, lasschermen, lasmaskers, e.d. aanwezig en worden deze gebruikt? • Zijn medewerkers voorgelicht over de risico?
•
•
•
•
Trillingen
De aanwezigheid en doelmatigheid van pauzeen sanitaire voorzieningen en kleedruimten. Is er voldoende sanitair? Worden niet-rokers beschermd tegen de gevolgen van tabaksrook? Hoe is de hygiëne op de werkplekken, van sanitair en in pauzeruimten? Hoe is het gesteld met netheid en het onderhoud? De aanwezigheid en bereikbaarheid van vluchtwegen, brandblussers en EHBOvoorzieningen. In welke mate -hoe lang en aan welk geluidsniveau - worden medewerkers blootgesteld aan schadelijk geluid (bijv. bij het zagen/ frezen in de zagerij en het werken met de motorkettingzagen in de groenvoorziening)? Is gehoorbescherming beschikbaar en wordt deze ook gedragen als dat nodig is? Worden medewerkers regelmatig voorgelicht over de gevolgen van schadelijk geluid, e.d.?
Mogelijke werkwijze / hulpmiddel
Zijn er klachten over het binnenklimaat (koude, warmte, droge lucht)? Is warme kleding (bodywarmers, e.d.) verstrekt voor het werken in de koude ‘s winters, e.d.?
Is sprake van: • lichaamstrillingen bij het rijden met de vorkheftruck of andere voertuigen? • hand-armtrillingen bij het gebruik van gereedschap?
•
• • • • • •
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 44
Onderwerp
Toelichting
Veiligheid van arbeidsmiddelen
• • • • • • •
De aanwezigheid van noodstoppen/ beschermkappen op machines? Worden geen personen vervoerd op de lepels van de vorkheftruck? Is een periodiek onderhoud van machines? Gelden veiligheidsinstructies? Worden persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen, e.d.? Wordt de Richtlijn Arbeidsmiddelen gevolgd? Is er een CE-markering?
Mogelijke werkwijze / hulpmiddel • • • • • •
Gevaarlijke stoffen
•
• •
• • • • • • • Lichamelijke belasting
• • •
Welke stoffen worden gebruikt en welke gevaren leveren deze op (denk aan bestrijdingsmiddelen in kassen, oplosmiddelen in de drukkerij, houtstof bij houtbewerking en assemblage, e.d.)? Zitten de stoffen in ‘open’ of ‘gesloten’ systemen? Welke maatregelen zijn getroffen om blootstelling aan de stof te voorkomen (afzuiging, taakroulatie, handschoenen dragen, e.d.)? Hoe worden stoffen opgeslagen en afgevoerd? Zijn oogspoelvoorzieningen voorhanden? Wordt op de voorgeschreven manier met de stoffen gewerkt (persoonlijke bescherming gedragen, e.d.)? Zijn medewerkers voorgelicht over de gevaren van de stoffen? Is veiligheidsinformatie aanwezig? Zijn stoffen geregistreerd en geëtiketteerd, e.d.? Is specifieke informatie beschikbaar over kankerverwekkende stoffen en biologische agentia? Is er sprake van voldoende afwisseling in werkhouding en bewegingen? Weten medewerkers hoe ze op een goede manier moeten tillen? Wordt in ongunstige lichaamshoudingen gewerkt, e.d.?
• • • •
• • •
• • • • • •
Werkplekinrichting
•
Is de inrichting van de werkplek afgestemd op de lichaamslengte en beperking van de medewerkers, e.d.?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
• • •
Rondgang Overzicht gebruikte arbeidsmiddelen Keurings- en onderhoudsgegevens arbeidsmiddelen Bestuderen werkinstructies, registraties voorlichtingsbijeenkomsten Interviews medewerkers en leidinggevenden Bestuderen verslagen veiligheids- en werkplekinspecties Bestuderen register gevaarlijke stoffen Bestuderen veiligheidsinformatiebladen Rondgang Verslagen blootstellingonderzoek gevaarlijke stoffen (lasrook, oplosmiddelen, houtstof ed.) Registratie voorlichtingsbijeenkomsten Interviews leidinggevenden Bestuderen verslagen veiligheids- en werkplekinspecties
Observatie Metingen (werkhoogtes, e.d.) Interviews medewerkers en leidinggevenden Bestuderen werkinstructies, registraties voorlichtingsbijeenkomsten Uitkomsten PAGO Toetsing aan eisen in het handboek fysieke belasting Metingen (werkhoogtes, e.d.) Observatie Toetsing aan eisen in het Handboek fysieke belasting
pagina 45
Onderwerp
Toelichting
Veiligheidsrisico’s
• • •
• • •
Mogelijke werkwijze / hulpmiddel
Is klimmateriaal (zoals ladders) voldoende veilig en gekeurd? Zijn aanwezige balustrades afgeschermd? Geldt een rookverbod in de zagerij/bij de acculader, zijn blusvoorzieningen aanwezig, hoe is de opslag van ontvlambare stoffen, zoals lijmen, oplosmiddelen bij de drukkerij, e.d.? Wordt op een veilige manier met elektriciteit gewerkt (conform de normen NEN3140 en NEN1010)? Zijn snoeren zoveel mogelijk weggewerkt? Is snijgevaar zoveel mogelijk voorkomen door een veilig gebruik van (Stanley)messen, e.d.?
• • • • • •
Rondgang Verslagen werkplek- en veiligheidsinspecties Bestuderen ongevallenregister Bestuderen keurings- en onderhoudsgegevens Bestuderen werkinstructies, registraties voorlichtingsbijeenkomsten Interviews medewerkers en leidinggevenden
6.4 Nadere inventarisatie De globale risico-inventarisatie kan knelpunten opleveren die een nadere studie vereisen. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als ten tijde van het uitvoeren van de RI&E blijkt dat sprake zou kunnen zijn van een bepaald risico, maar dat onvoldoende gegevens bekend zijn om de exacte aard en omvang van het risico vast te stellen. De nadere inventarisaties kunnen uitgevoerd worden nadat de globale RI&E is afgerond. Ze kunnen worden gepland als maatregelen in het Plan van Aanpak. Voor een aantal onderwerpen is de eis tot nadere inventarisatie vastgelegd in het Arbobesluit. Hieronder staat een opsomming van onderwerpen waarvoor de nadere inventarisatieplicht bestaat: • • • • •
Jeugdigen (< 18 jaar) Zwangere werknemers Gevaarlijke stoffen Kankerverwekkende stoffen en processen Vinylchloride
• Asbest • Lood
• • • • •
Thuiswerk met gevaarlijke stoffen Fysieke belasting Beeldschermwerk Geluid Persoonlijke beschermingsmiddelen • Biologische agentia
Bij deze nadere inventarisaties moet uiteraard aandacht worden besteed aan de extra risico’s die SWmedewerkers lopen. In bijlage 5 van deel 2 zijn specifieke vragenlijsten opgenomen voor blinden, slechtzienden, mensen met een neurologische aandoening, doven & slechthorenden, mensen met een motorische handicap en mensen met een beperkte loopfunctie. Afhankelijk van het soort handicap, kunnen een of meer van deze vragenlijsten met handicapgerelateerde risico’s worden toegevoegd aan de vragenlijsten die ingaan op werk- en werkplekgebonden risico’s.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 46
7 HULPMIDDELEN EN METHODEN VAN DE RI&E 7.1 Hulpmiddelen In onderstaande tabel wordt beschreven hoe de risico-inventarisatie kan worden uitgevoerd en welke hulpmiddelen u daarbij in het algemeen kunt gebruiken. In paragraaf 7.2 wordt nader ingegaan op bestaande RI&E-methoden. Werkwijze/
Toelichting
hulpmiddel Interviews
Interviews met: • Directie en OR, waarin het arbo- en verzuimbeleid en overlegstructuur tussen werkgever en werknemers in kaart kan worden gebracht. • Leidinggevenden, waarin gevraagd kan worden naar het welzijn, werkgedrag en de aard van de fysieke belasting. Ook kan hierin worden geïnformeerd naar de beleving van de arbeidsomstandigheden, zoals klimaat. • Medewerkers. Vaak worden bij de RI&E ook interviews (of enquêtes) met medewerkers afgenomen. Binnen de SW-branche kan het niveau van medewerkers hierbij echter een belemmering vormen. Dit is mede afhankelijk van het niveau van de medewerker en vaardigheden van de interviewer. Bij twijfel hierover kan worden volstaan met de bovengenoemde interviews met leidinggevenden en OR. Ook kan worden gedacht aan groepsinterviews. De interviews met medewerkers en leidinggevenden kunnen niet alleen dienen om de werkbeleving in kaart te krijgen, maar ook om de blootstellingduur aan de verschillende gevaren/de frequentie van belastende handelingen in kaart te krijgen.
Enquêtes
Vragenlijsten
Rondgangen
Observaties
Oriënterende metingen
Hiermee wordt de beleving van de medewerkers over hun arbeidsomstandigheden in kaart gebracht. Enquêtes kunnen zijn: • De medewerkerstevredenheidsonderzoeken • Enquêtes in het kader van het PAGO • Informatie uit de ervaringsprofielen De ervaring leert dat SW-medewerkers moeite hebben met schriftelijke enquêtes en dat de response vaak laag is. Maak daarom liever gebruik van een aantal (groeps)interviews. Denk aan vragenlijsten die worden uitgezet bij verschillende afdelingen, werkzaamheden of bij verschillende projecten. De vragenlijsten kunnen als hulpmiddel dienen bij enquêtes, interviews, rondgangen en observaties. Meer informatie over vragenlijsten vindt u in bijlage 4 en 5. Deze hebben als doel om inzicht te krijgen in risico’s op het gebied van: • werkplekinrichting • machineveiligheid • verlichting en daglichttoetreding • (brand)veiligheid • de aanwezigheid en doelmatigheid van pauze- en sanitaire voorzieningen • hygiëne • voorzieningen voor blinden, slechtzienden, rolstoelgebruikers, etc. De rondgangen kunnen worden uitgevoerd met behulp van de vragenlijsten. Denk hierbij aan het observeren van: • bewegingen • werkhoudingen en • het werkgedrag van medewerkers Door het uitvoeren van oriënterende metingen kan men beter inzicht krijgen in de grootte of hoogte van een gevaar. • werkhoogten en reikafstanden • het klimaat (temperatuur, luchtvochtigheid, luchtsnelheid, ventilatievoud) • lawaai, trillingen, verlichting, straling • de mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen Uitgebreidere of nadere metingen kunnen worden meegenomen in een later stadium, zie “Nadere inventarisatie” in paragraaf 6.4).
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 47
Werkwijze/
Toelichting
hulpmiddel Bestuderen ‘arbo’relevante documenten
Vereiste documenten: ∗ het arbobeleidsplan, arbohandboek, arboprocedures ∗ de aanwezige werkprocedures en instructies ∗ gebruikershandleidingen van machines of arbeidsmiddelen ∗ het ziekteverzuimbeleid ∗ het ongevallenregister ∗ eerder uitgevoerde RI&E’s en plannen van aanpak ∗ rapportages van medewerkerstevredenheidsonderzoeken en PAGO’s ∗ verzuimgegevens ∗ registers van gevaarlijke/toxische stoffen ∗ veiligheidsinformatiebladen van gevaarlijke stoffen leveranciers ∗ bestaande werkplekonderzoeken ∗ het contract met de Arbo-dienst ∗ het bedrijfshulpverleningsplan (incl. vluchtwegplattegronden)/calamiteitenplan Andere mogelijk relevante documenten en informatiebronnen: • het huishoudelijk- of bedrijfsreglement • functiebeschrijvingen en functieprofielen • het klachtenregister van de OR • geregistreerde klachten over ongewenst gedrag • signaleringrapportages van arbospreekuur • registratie van voorlichtingsbijeenkomsten en/of toolboxmeetings • werkplek- of organisatieonderzoeken • gegevens over toetreding tot de WAO • gegevens over de personeelssamenstelling en het personeelsverloop • risicoprofielen van functies of branches • klachten- of belevingsonderzoeken van werknemers over hun werksituatie (denk aan het ‘profielensysteem’ voor het welzijnsdeel) • arbeidsveiligheidsrapporten • onderhoudscontracten, keurings- en onderhoudsrapportages van arbeidsmiddelen en voorzieningen (zoals liften en klimaatinstallaties) • kwaliteits- of milieuzorg documenten • brieven van de Arbeidsinspectie of verslagen van overleg • notulen/verslagen van overlegvormen (OR, arbocommissie, evaluatie jaarplan) • opleiding en voorlichtingsprogramma’s • rapporten van interne veiligheidsinspecties of controle door leiding of arbo-coördinator
Probeer een evenwichtige keuze te maken in de genoemde hulpmiddelen. Stel prioriteiten in de aanpak en in de keuze van hulpmiddelen. Hieronder volgen een aantal tips: § Focus op een zo groot mogelijk resultaat, bij een zo min mogelijke inzet van middelen. Het is ondoenlijk om 100% van de knelpunten te achterhalen, laat staan op te lossen. Hanteer de “80-20”-regel: Heel globaal gesproken wordt 80% van de klachten en belangrijke veiligheids- en gezondheidsrisico’s veroorzaakt door 20% van de knelpunten. Neem dit mee in de aanpak en voorkom een ‘overkill’. § Nogmaals: kijk uit met enquêtes onder SW-medewerkers. Een enquête wordt voor een deel van deze doelgroep als moeilijk ervaren. Vragen worden soms verkeerd begrepen. En de respons is laag, zo leert de ervaring. Werk daarom bij deze doelgroepen liever met (groeps)interviews waarin je vragen nog eens goed kan uitleggen.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 48
Uit de beantwoording van een paar interviewvragen met een paar (groeps)interviews haal je vaak meer informatie dan uit een uitgebreide enquête. 7.2 RI&E-methoden Voor het uitvoeren van de RI&E zijn meerdere methoden toepasbaar. Veel branches en brancheorganisaties hebben in de afgelopen 10 jaar verschillende methoden ontwikkeld om kwalitatief goede RI&E’s uit te voeren In Nederland zijn er naar schatting zo’n 150 officiële methoden beschikbaar. Daarnaast zijn er door diverse organisaties eigen RI&E methoden ontwikkeld of bestaande methoden aangepast aan de eigen organisatie. In bijlage 4 is lijst opgenomen met een beschrijving en beoordeling van een aantal gangbare RI&E-methoden. • De meest gebruikte methode is IMA-A/K (ontwikkeld door TNO in opdracht van het ministerie van SZW, anno 2003 uitgegeven door Uitgeverij Kerckebosch). Veel nieuw ontwikkelde methoden zijn overigens gebaseerd op IMA. Ook in SW-bedrijven wordt deze methode vaak gebruikt als basis voor de RI&E. • Daarnaast is het Inspectie Plus Pakket een veel gebruikte methode (IPP kantoren & productie, uitgegeven door het toenmalige NIA/TNO (nu TNO Arbeid, wordt niet meer geactualiseerd door TNO). • Als wordt gekeken naar de belangrijkste werkzaamheden in SW sector, dan bestaat er voor vrijwel iedere tak van werkzaamheden een specifieke branche-methode, zoals: • Bouw en schilderwerk • Assemblage, montage • Textiel, confectie; Detachering • Electromontage • Grafisch, drukwerk • Groenvoorziening • Houtbewerking en meubelstoffering • Metaalbewerking • Schoonmaak • Catering Over het algemeen bestaan deze methoden uit: • een handleiding en • één of meerdere vragenlijsten: - de vragenlijsten gaan module-gewijs in op de verschillende belastende factoren, van lawaai tot en met persoonlijke beschermingsmiddelen of. - zijn gericht op de risico’s per bedrijfsonderdeel, afdeling of project. RI&E en profielensysteem De Sociale Werkvoorziening heeft als specifiek kenmerk dat vanuit de doelstelling - namelijk zorg voor aangepaste werkgelegenheid voor gehandicapten - al wordt gekeken naar de verhouding tussen belasting en belastbaarheid en aanpassing van het werk aan de medewerkers. Om de kwaliteit hiervan te waarborgen, is in 1992 het Profielensysteem geïntroduceerd, dat nog altijd door een aantal SW-bedrijven wordt gebruikt om na te gaan of het werk van de individuele SW-medewerker aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en beperkingen. Het profielensysteem is voor het laatst in 1998 geactualiseerd. Het Profielensysteem is door NIPG/TNO ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van SZW. Het bestaat uit: - Het intakeprofiel Dit profiel is wettelijk verplicht en wordt bij de indicatiestelling gebruikt om in kaart te brengen wat iemands mogelijkheden en beperkingen zijn. - Het functieprofiel Hierin worden voornamelijk functie-eisen geformuleerd met betrekking tot zintuigen, houding en beweging, vakmatige aspecten, zelfstandigheid en organisatie, communicatie, en arbeidsomstandigheden.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 49
- Ervaringsprofiel Hierin geeft de medewerker zelf aan wat zijn mening is over het werk en zijn eigen functioneren met betrekking tot algemene indrukken, zintuigen, houding en beweging, kennis en vaardigheden, werkdruk, communicatie en samenwerking, en arbeidsomstandigheden. Vooral deze ervaringsprofielen zouden kunnen worden gebruikt om de gekozen RI&E-methode aan te vullen met belangrijke werkervaringsgegevens. - Het functioneringsprofiel Hierin wordt per individuele medewerker het verschil tussen wat er geëist wordt en wat de daadwerkelijke uitvoering is, vergeleken. Bij het verzamelen en bundelen van de gegevens van het Profielensysteem is het belangrijk rekening te houden met de privacybescherming van de medewerkers. Het bundelen van deze gegevens zou men kunnen doen per afdeling of per beperking. De gebundelde informatie kan relevante informatie opleveren voor de RI&E. Andersom kan informatie uit de RI&E gebruikt worden voor het actualiseren van de functieprofielen van het profielensysteem. RI&E en arbothermometer In 2004 wordt de arbothermometer geïntroduceerd in de SW-branche. Dit instrument moet de “fit” meten tussen de belasting van de functie en de belastbaarheid van de medewerker. De beleidsinformatie uit de arbothermometer kan gebruikt worden om de fit op afdelingsniveau of bedrijfsniveau te meten en daardoor relevante informatie bieden voor de RI&E. De 'beste' RI&E-methode Welke RI&E-methode (of combinatie van methoden) het beste bij uw organisatie past, is afhankelijk van de werkzaamheden en de ervaringen en kennis van de uitvoerder. De IMA-methode is ‘risicogericht’. Bepaalde delen zullen niet van toepassing of toepasbaar zijn, of zijn niet specifiek gericht op de werkzaamheden zoals die voorkomen in de sociale werkvoorziening. Een onervaren uitvoerder zal keuzes maken waardoor de kans bestaat dat hij bepaalde gevaren zal missen. Of hij zal geen keuzes maken, waardoor hij veel overtollig werk zal doen. Omdat de meeste branche- en beroepsspecifieke RI&E-methodieken gebaseerd zijn op de IMAsystematiek, is het verstandig om waar mogelijk voor de afzonderlijke werksoorten gebruik te maken van bestaande branchemethodieken en SW-specifieke vragenlijsten, zoals opgenomen in bijlage 4 en 5 van deze handleiding. Er bestaan grote verschillen in uitgebreidheid en gedetailleerdheid van de methoden, waardoor de ene RI&E veel gedetailleerder en uitgebreider wordt uitgevoerd dan de andere. De kans dat bij een uitgebreide methode een onwerkbaar geheel ontstaat, is erg groot. Aan de andere kant zal een te globale RI&E.methode te weinig concrete handvatten bieden voor een concreet plan van aanpak. Probeer de keuzes te baseren op: § de relevantie van vragen in relatie tot de werksoort en de omstandigheden van de betreffende afdeling; § de relevantie van vragen in relatie tot de handicaps van de medewerkers van de betreffende afdeling; § de relevantie van vragen in relatie tot de doelstellingen en prioriteiten die geformuleerd zijn voor de RI&E (zie paragraaf 3.1); § de relevantie van vragen in het kader van de prioriteiten die het vooronderzoek heeft opgeleverd (door middel van interviews en bestudering van relevante documenten, zie paragraaf 3.1). Een hoog ziekteverzuim en een lage medewerkerstevredenheid kunnen bijvoorbeeld aanleiding om vooral fysieke en psychosociale risico’s extra onder de loep te nemen. § het voorkomen van te lange vragenlijsten. Bij het toepassen van de bestaande methoden moet bedacht worden dat het inventariseren van risico’s voornamelijk gericht is op de werkzaamheden van een ‘doorsnee’ medewerker. Specifieke risico’s, die kunnen ontstaan als gevolg van bepaalde beperkingen, worden bij de diverse arbo-onderwerpen of werksituaties niet meegenomen in de vraagstellingen of beschreven in de toelichtingen.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 50
Afhankelijk van de handicaps die voorkomen op een bepaalde afdeling, kunnen de vragenlijsten voor handicapgerelateerde risico’s (of onderdelen daaruit) uit bijlage 5 toegevoegd worden aan de vragenlijsten van bestaande RI&E-methodieken. Bij het toepassen van meerdere RI&E-methoden is het mogelijk dat de risico-scoring er heel anders uit komt te zien. De ene methode gebruikt een 5-puntsschaal, de andere een 7 of een 3-puntsschaal. Hierdoor is het mogelijk dat eenzelfde knelpunt bij methode A een risicoclassificering meekrijgt van 1 en bij methode B van 2. In hoofdstuk 8 wordt een risico-evaluatiemethodiek gegeven die consequent voor alle methodieken gehanteerd zou kunnen worden. Bijlage 4 bevat een uitgebreid overzicht en beoordeling van bestaande methodieken Bijlage 5 bevat een aantal extra vragenlijsten, die niet voorkomen in bestaande methodieken.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 51
8 RISICO-EVALUATIE In de inventarisatiefase van de RI&E worden de risico’s in kaart gebracht. Vervolgens dient aan de verschillende risico’s een gewicht te worden toegekend. Bij deze weging of risico-evaluatie wordt gekeken naar het mogelijke effect van het risico, de waarschijnlijkheid, de blootstellingduur en of sprake is van een overtreding van wettelijke bepalingen. Deze factoren bepalen hoe belangrijk de knelpunten zijn en hoe hoog de prioriteit is om deze op te lossen. De prioritering vanuit de risico-evaluatie hoeft niet per definitie overgenomen te worden in het (later op te stellen) plan van aanpak gemaakt. Dan worden namelijk ook andere factoren meegewogen, zoals doelen en haalbaarheid.. De risico-evaluatie kan binnen het bedrijf zelf plaatsvinden, maar ook kan de Arbo-dienst hiervoor ingeschakeld worden, omdat die meer deskundigheid in huis heeft om een dergelijke evaluatie uit te voeren. In dit hoofdstuk gaan we alleen in op het proces van risico-evaluatie. In hoofdstuk 4 komt de prioriteitstelling in het kader van het opstellen van het plan van aanpak aan de orde. 8.1 Criteria voor evaluatie van knelpunten De uitkomsten van de inventarisatie van knelpunten en aandachtspunten kunnen op drie manieren geëvalueerd worden: § In hoeverre vormen de geconstateerde knelpunten gevaarsrisico’s: Vooral werkplekgebonden risico’s worden getoetst door te kijken naar: - het mogelijke effect van het gevaar (kun je er een dodelijk ongeval van krijgen, schaadt het de gezondheid of is het vooral hinderlijk?); - wat is de waarschijnlijkheid van het mogelijke effect, dat wil zeggen: hoe groot is de kans dat het genoemde effect optreedt (zeer waarschijnlijk, mogelijk of nihil); - de blootstellingsduur van het knelpunt (staan veel mensen voortdurend bloot aan het gevaar, is het een enkeling of komt het knelpunt maar sporadisch voor?). Uiteraard zijn beleidsmatige verplichtingen in de Arbo-wet (het hebben van een RI&E en een PAGO bijvoorbeeld) moeilijk of helemaal niet te toetsen aan deze criteria. § Wordt voldaan aan wettelijke bepalingen: De arbowetgeving kent tal van voorschriften, over beleidsvoering, omgang met gevaarlijke stoffen en beeldschermwerk bijvoorbeeld. Als het gaat om bepalingen rondom werkplekken zijn deze over het algemeen strenger als de gevaarsrisico’s groter zijn (zo zal de Arbeidsinspectie strenger optreden bij het overtreden van regels over het werken met kankerverwekkende stoffen dan bij overtreding van regels over beeldschermwerkplekken). § De problemen die op een ander terrein op de betreffende afdeling worden geconstateerd, bijvoorbeeld in de vorm van een hoog ziekteverzuim, hoog verloop en veel klachten. Die kunnen een indicatie geven voor urgentie van de geconstateerde welzijnsrisico’s. De kunst van een goede risico-evaluatie is een goed evenwicht te vinden tussen deze drie zienswijzen. Dit is niet eenvoudig Ons advies is: § Toets werkplekgebonden risico’s aan de gevaarsrisico’s, op de wijze die in paragraaf 8.2 van dit hoofdstuk is geformuleerd. Wat daarin hoog scoort, moet een hoge prioriteit krijgen. Wat daarin laag scoort, wordt getoetst op wettelijke bepalingen en andersoortige problemen op de afdeling of het bedrijfsonderdeel. § Toets “beleidsmatige risico’s” aan wettelijke bepalingen, maar laat het eventuele gevaarsrisico meewegen in de mate waarin de naleving van wettelijke bepalingen prioriteit moet hebben. Als de PAGO bijvoorbeeld geen hoge prioriteit heeft in de organisatie, kan volstaan worden met het (passief) aanbieden van een individueel onderzoek naar de relatie tussen gezondheidsklachten en het werk. Dan hoeft niet een actief en systematisch programma van PAGO-onderzoeken voor de hele organisatie worden gemaakt en uitgevoerd.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 52
§
Klachten van medewerkers en andere indicatoren (bepaalde vormen van arbeidsgebonden ziekten die tot verzuim leiden bijvoorbeeld) kunnen aanleiding zijn om bepaalde risico’s een hogere prioriteit te geven. Als er bijvoorbeeld veel klachten zijn over ongewenst gedrag, kan dat aanleiding zijn om hoge prioriteit te geven aan het opstellen van procedures hierover. Veel fysieke klachten bij de bedrijfsarts kunnen aanleiding zijn om knelpunten rondom fysieke belasting meer prioriteit te geven.
8.2 Risico-evaluatie van gevaarsrisico’s De risico-evaluatie moet zo objectief mogelijk plaatsvinden. Daarom dient aan de weging van risico’s een methode ten grondslag liggen. Hiertoe is een groot aantal methodieken ontwikkeld. De onderstaande methodiek is gebaseerd op het model dat is ontwikkeld in samenwerking tussen Achmea Arbo BV, Arbo Unie Nederland BV, ArboNed BV en het Dienstencentrum van KVGO. Tevens is de methodiek beoordeeld door de Arbeidsinspectie. Evalueren van veiligheids-, gezondheids- en welzijnsrisico's Onder een risico verstaat men het product van kans en effect. De kans is hierbij opgesplitst in de waarschijnlijkheid (W) en de duur van de blootstelling (B). Het effect is beschreven als de grootte van het mogelijk letsel (E). Hierbij ontstaat de volgende formule: B x E x W = R B
Duur van de blootstelling
10 6 3 2 1 0,5
Voortdurend dagelijks tijdens de werkuren wekelijks of incidenteel soms, maandelijks enkele uren per jaar zeer zelden
E
Effect/grootte van het ernstig mogelijke letsel
Psychisch effect
40 15 7 3 1
ramp, verscheidende doden zeer ernstig, één dode ernstig irreversibel letsel belangrijk: letsel met arbeidsverzuim gering: letsel zonder verzuim
Ernstig psychisch trauma Psychisch trauma Blijvende emotionele verstoring Emotionele verstoring Onvrede, verminderd welzijn
W
Waarschijnlijkheid van het risico
10 6 3 1 0,5 0,2 0,1
kan worden verwacht; bijna zeker goed mogelijk ongewoon maar mogelijk onwaarschijnlijk maar mogelijk in grensgeval denkbaar maar niet waarschijnlijk praktisch onmogelijk bijna niet denkbaar
Na berekening van het risico (R) onderscheidt deze methodiek 5 risico-klassen. Klasse V betreft ‘beleidsadvisering’. Risico’s die zijn opgenomen in Arbobeleidregel 33 zijn als ernstig risico direct beboetbaar en worden per definitie ingedeeld in risico-klasse I.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 53
Veiligheids-, gezondheids- of welzijnsrisico
Beleidsmatige tekortkomingen
Beleidsregel 33
Belangrijk tot zeer ernstig risico: Onomkeerbare gevolgen (invaliditeit, dood) of langdurig verzuim voor minimaal één persoon of een ernstige stagnatie in de bedrijfsvoering door gevaren die, zeer wel mogelijk en te verwachten zijn. Belangrijke Belangrijk risico: wettelijke Herstelbare gevolgen zoals letsel en overtreding of actie beperkt verzuim voor minimaal één op korte termijn persoon of beperkte bedrijfsschade door vereist gevaren die regelmatig voorkomen of waarbij wettelijke minimumeisen, professioneel eisen of CAO-eisen worden overtreden Belangrijke Mogelijk risico: wettelijke Reële kans op beperkte gevolgen zoals tekortkoming of hinder, letsel zonder verzuim of lichte actie op termijn verstoringen van de bedrijfsvoering door noodzakelijk voorkomende gevaren Actie wenselijk Aanvaardbaar risico: Onwaarschijnlijk of praktisch onmogelijke kans dat een gevaar met geringe effecten zich manifesteert Beleidsadvies: Beleidsmaatregelen reduceren of voorkomen risico's
R>200
71 >R ≤ 200
21 >R ≤ 70
n.v.t.
Omschrijving van het risico
Risicoklasse
Advies over de termijn waarop actie zou moeten zijn genomen
I
Direct
II
direct tot 3 maanden
III
3 maanden tot één jaar
IV
Eén jaar tot 3 jaar
V
Ter verduidelijking volgen hieronder een tweetal voorbeelden van een risicobeoordeling. Voorbeeld 1 Het knelpunt is: •
de blootstelling is:
•
het effect:
•
de waarschijnlijkheid is:
De risicoscore wordt dan: De risicoklasse wordt dan: Voorbeeld 2 Het knelpunt is:
•
de blootstelling is:
•
het effect:
•
de waarschijnlijkheid is:
De risicoscore wordt dan: De risicoklasse wordt dan:
Op de afdeling Houtbewerking wordt men de hele werkdag blootgesteld aan lawaai; het geluidsniveau bedraagt 92 dB(A). Er wordt nog geen gehoorbescherming gedragen Voortdurend B = 10 Lawaaidoofheid, ernstig onherstelbaar effect E=7 Zo goed als zeker W = 10 R = 10 x 7 x 10 = 700 II, belangrijk risico, actie direct tot 3 maanden. Op dezelfde afdeling worden veelvuldig (tientallen malen per dag) houten platen met een gewicht van ongeveer 20 kilogram getild. Medewerkers tillen op een belastende manier en er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van tilhulpmiddelen. Dagelijks B=6 Rugklachten. Belangrijk: letsel, maar te genezen of te behandelen E=3 Zeer goed mogelijk W=6 R = 6 x 3 x 6 = 108 III, mogelijk risico, actie binnen 3 maanden tot een jaar
Let op:
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 54
Sommige knelpunten betreffen niet-nagekomen wettelijke verplichtingen (bijv. beleidsmatige en organisatorische wettelijke voorschriften). Deze kunnen niet of moeilijk volgens bestaande risico-evaluatie worden berekend. Zij kunnen worden ingedeeld aan de hand van de gedefinieerde klassen. Welzijnsrisico’s zijn bij deze methode niet of erg lastig te scoren waardoor u de weging van deze risico’s globaler moet uitvoeren. Bij het herkennen en beoordelen van risico's vormen eigen ervaringen, interesse en opleiding het referentiekader. Daarnaast speelt de eigen perceptie een grote rol bij het vaststellen van het risico. Het is daarom aan te bevelen de risicovaststelling in teamverband (met ondersteuning door de Arbo-dienst) te verrichten.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 55
Bijlage 4 Beoordeling RI&E methoden Inleiding Binnen de sector Sociale Werkvoorziening bestaat een grote verscheidenheid aan werkzaamheden: uiteenlopend van kantoorwerkzaamheden tot assemblagewerkzaamheden en groenvoorziening. Hierdoor kent de sector Sociale Werkvoorziening een grote variëteit aan gebruikte RI&E-methoden. Voor een deel gaat het vragenlijsten die zelf binnen SW-bedrijven zijn ontwikkeld. Paragraaf 7.1 gaat uitgebreider in op het hanteren van vragenlijsten voor interviews en rondgangen in de organisatie en de keuze van de RI&E-methode. Geschikte vragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 5. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van bestaande, branchespecifieke RI&E-methoden die meestal verkrijgbaar zijn bij de betrokken brancheorganisaties. En er wordt gebruik gemaakt van bestaande, algemene RI&E-methodieken. In deze bijlage zijn bestaande algemene en branchespecifieke methodieken beoordeeld, op grond van de beschikbare kennis in 2002. Daarbij zijn de volgende criteria gehanteerd: • Leidt de methode tot een gestructureerde inventarisatie van de risico’s? • Worden met het de methode de risico’s veiligheid, gezondheid, welzijn (VGW) breed geïnventariseerd? • Wordt het beleid inzake arbo- en verzuim beoordeeld? • Is de methode voldoende actueel? • Kan de methode worden toegepast door functionarissen met verschillende deskundigheidniveaus? • Worden de uit de sector bekende risico’s voldoende onderkend? • Is de methode toepasbaar binnen de verschillende activiteiten binnen het RI&E-proces (interviews, rondgang, e.d.)? De resultaten uit deze beoordeling worden in deze bijlage beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan: § algemene RI&E-methoden; § bnranchespecifieke RI&E-methoden; § welzijn- en werkdrukgeöriënteerde methoden; § andere bruikbare vragenlijsten.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 56
1. Algemene RI&E-methodieken Beoordeling IMA-methode Deze methode is risicogericht, dat wil zeggen dat bij mogelijke risico’s (geclusterd in een vijftiental hoofdrisico’s, zoals geluid, werkplekinrichting, algemene voorzieningen, e.d., in de methode modules genoemd) wordt nagegaan in hoeverre het risico’s zich voordoet binnen het bedrijf. De methode bestaat, zoals gezegd, uit een vijftiental modules. Deze modules zijn opgebouwd uit drie niveaus: • Niveau A: Inventarisatie knelpunten Hierin wordt, door het stellen van gesloten vragen, per risico nagegaan of het van toepassing is binnen het bedrijf. Ook wordt aangegeven welk antwoord (ja of nee) een knelpunt is. • Niveau B: Criteria en Toelichting Hierbij staat, duidelijk en uitgebreid, beschreven hoe de vraag moet worden geïnterpreteerd. Per mogelijk risico staan normen en richtlijnen beschreven. • Niveau C: Wetten, regels en normen Dit niveau geeft per risico de letterlijke teksten van de gehanteerde wet- en regelgeving weer. Indeling § arbozorg (16 vragen) § verzuimbeleid (11 vragen) § algemene voorzieningen (21 vragen) § geluid (8 vragen) § verlichting en daglicht (6 vragen) § klimaat en ventilatie (8 vragen) § gassen, dampen en stof (6 vragen) § lichamelijke belasting (6 vragen) § werkplekinrichting (7 vragen) § gereedschappen, werktuigen en machines (9 vragen) § trillingen (2 vragen) § informatie- en bedieningsmiddelen (8 vragen) § functie-inhoud en werkdruk (18 vragen) § werk- en rusttijden (4 vragen) § reïntegratie (6 vragen) Voordelen • De methode wordt regelmatig geactualiseerd. • De methode levert veel informatie, die zeer goed toepasbaar is bij het herkennen van risico’s en vaststellen van maatregelen. Nadelen • Het feit dat de methode risicogericht en niet werkplekgericht is, levert bij het inventariseren van een concrete werksituatie de kans dat het voor een niet-deskundige lastig is ter plaatse een vertaalslag naar de praktijk te maken. Dit omdat deze bij het strikt moeten volgen van deze methode bij ieder risico (bijvoorbeeld verlichting of meubilair) alle werkplekken steeds opnieuw langs zou moeten gaan om te beoordelen of en waar het risico geldt. Bij een werkplekgerichte methode daarentegen, worden de verschillende mogelijke risico’s per werkplek in kaart gebracht, waardoor een werkplek maar één keer (hier in zijn totaliteit) beoordeeld hoeft te worden. • Bovenstaande maakt de methode tevens tijdrovend. • De uitgebreidheid van de methode maakt deze lastig te hanteren (veel bladerwerk door alle achtergrondinformatie) bij de bedrijfsrondgang. Overigens moet worden opgemerkt dat de IMA-K (kantoren) en de Inspectiemethode Veiligheid wel deels werkplekgericht te noemen zijn (namelijk werksoort-, en machinegericht). Helaas is het aantal machines/werkplekken dat hierin wordt behandeld te beperkt en (bij de laatstgenoemde methode) teveel gericht op veiligheid om in zijn geheel als RI&E-methode toepasbaar te zijn. Conclusie • De methode is zeer goed te gebruiken als naslagwerk bij het uitvoeren van de RI&E en het opstellen van het plan van aanpak.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 57
• De methode is niet of nauwelijks geschikt om als hulpmiddel of vragenlijst te dienen bij een bedrijfsrondgang, hetgeen de methode op zichzelf (zonder aanvulling) voor een onervaren of nietdeskundige uitvoerder minder geschikt maakt. • Aangevuld met vragenlijsten t.b.v. de rondgang langs de werkplekken, die dienen voor het in kaart brengen van de risico’s per taak, kan de methode goed worden gebruikt. De IMA-methode is verkrijgbaar via: Uitgeverij Kerckebosch Postbus 122 3700 AC Zeist Tel: (030) 698 42 22 Fax: (030) 69842 23 Email:
[email protected] 2. Branchespecifieke RI&E-methodieken Beoordeling Arbo-Checklist Bovag • Groot voordeel van deze checklist is dat hij werkplekgebonden is. Alle mogelijke werkplekken en machines komen in de lijst, met een duidelijke toelichting, aan bod, wat de vragenlijst goed toepasbaar voor verschillende deskundigheidsniveaus maakt. • De vragenlijst is met name sterk op het gebied van machineveiligheid. • Nadeel van de checklist is dat deze wel sterk verouderd is. De (nieuwe) verplichting tot het opstellen van het plan van aanpak en het verplicht dragen van gehoorbescherming bij een ondergrens van 85 dBA zijn bijvoorbeeld niet opgenomen in de checklist. Ook is hierdoor nog onvoldoende aandacht voor het risico en de risicofactoren van RSI. • Verder is de checklist op een aantal punten te beperkt. De inventarisatie van fysieke belasting en beeldschermwerk, maar ook lawaai komt slechts in beperkte mate aan de orde. Hiervoor zal bij deze methode dan al zeer snel een nadere inventarisatie nodig zijn, wat bij het invullen van de vragenlijst echter niet duidelijk wordt. • Geactualiseerd en aangevuld is deze checklist goed toepasbaar (de basis is goed) De methode is verkrijgbaar via: BOVAG Postbus 1100 3980 DC Bunnik Tel: (030) 659 52 11 Fax: (030) 656 78 35 Email:
[email protected] Beoordeling Checklist risico-inventarisatie en -evaluatie voor de contractcatering (Veneca) • De laatste versie dateert uit 1999. • De checklist is goed toepasbaar, maar op een aantal punten verouderd (niet aangepast aan de huidige arbowetgeving). • De checklist is beschikbaar voor niet branche leden. De methode is verkrijgbaar via: Veneca Postbus 693 4200 AR GORINCHEM Tel. (0183) 626 172 / 629 098 Fax. (0183) 621 161 Email:
[email protected]
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 58
Beoordeling Grafimedia methode (branche grafisch, drukwerk) § Een zeer actuele en volledige methode. § Per machine kan een beoordeling worden gegeven, maar deze beoordeling blijft vrij algemeen, er worden geen specifieke aandachtspunten per arbeidsmiddel gegeven. § Er kan op verschillende manieren gerapporteerd worden: de geautomatiseerde methode genereert zowel rapporten voor de Arbo-dienst (uitgebreide versie) leidinggevenden, e.d.. § De uitgebreidheid maakt het toepassen van de methode wel tijdrovend. De methode bevat vragenlijsten per afdeling of bedrijfsonderdeel. Naast vragenlijsten over typisch grafische bedrijfsprocessen, bevat de methode ook vragenlijsten voor meer “algemene afdelingen” en over algemene onderwerpen, die ook buiten het grafische bedrijfsonderdeel goed bruikbaar zijn: § kantoor (24 vragen) § magazijn/expeditie (32 vragen) § opslag chemicaliën (21 vragen) § receptie met baliewerkplek (26 vragen) § technische dienst § module machine-beoordeling § register chemische stoffen § verzuimbeleid (10 vragen) § welzijn (10 vragen) § bedrijfshulpverlening (11 vragen) § gebouwaspecten (5 vragen) § keuring en onderhoud (18 vragen) § persoonlijke beschermingsmiddelen (4 vragen) De methode is gratis te downloaden via: http://www.arbografimedia.nl/ Beoordeling ABU Checklist medewerkers Uitzendbureaus • Dit is een checklist t.b.v. beeldschermwerk, zie beoordeling checklist IMA-K. De methode is verkrijgbaar via: Algemene Bond Uitzendondernemingen Prins Mauritslaan 29-39 Postbus 302 1170 AH Badhoevedorp Tel: (020) 658 01 01 Fax: (020) 659 24 25 Email:
[email protected] Beoordeling IMA-K (kantoren) • Goed toepasbaar voor beeldschermwerkplekken. Zie verder bij de beoordeling van de algemene IMA-methode Beoordeling RI&E-methode Metaalunie • Deze methode is in principe alleen beschikbaar voor leden van de Metaalunie. Metaalunie Postbus 2600 3430 GA Nieuwegein Tel: (030) 605 33 44 Fax: (030) 605 31 22 Email:
[email protected]
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 59
Beoordeling RAS-methode Schoonmaak • Een actuele methode, de laatste versie dateert van augustus 2001 • Goed invulbaar voor niet-deskundigen • (De geautomatiseerde versie wordt door veel uitvoerders als niet-gebruikersvriendelijk bestempeld) De methode is verkrijgbaar via: RAS Postbus 90154 5000 LG TILBURG Tel.: (013) 594 48 44 Fax: (013) 468 68 72 Beoordeling RI&E ABRI&E-Bouw • Deze methode is beschikbaar voor niet brancheleden. • Een goede methode, tevens werkplekgericht. • Nadeel is dat deze methode is ontwikkeld voor deskundigen en slecht door niet-deskundigen kan worden uitgevoerd omdat de methode geen toelichting met normen en richtlijnen bevat. De methode is verkrijgbaar via: Stichting Arbouw Postbus 8114 1005 AC Amsterdam Tel.: (020) 580 55 80 Fax: (020) 580 55 55 Email:
[email protected] of via de website: http://www.arbouw.nl/ Beoordeling RI&E Confectie-industrie • Deze is niet beschikbaar voor niet branche leden (en daarnaast sterk verouderd). Vakraad voor de Confectie-industrie (VCI) Postbus 69265 1060 CH AMSTERDAM Tel.: (020) 512 14 16 Fax: (020) 617 06 34 Beoordeling RI&E-methode hoveniers, groenvoorziening en bosbouw • Een vernieuwde methode is vanaf 2004 ( in het kader van het arboconvenant in de agrarische sectoren) ook beschikbaar voor niet branche-leden en te downloaden van internet. • Goed toepasbaar voor alle deskundigheidsniveaus. Stigas Postbus 115 3454 ZJ De Meern Tel.: (030) 669 37 12 Email:
[email protected] www.agroarbo.nl
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 60
Beoordeling checklist RI&E in de Hout- en meubelsector • De huidige methode is alleen beschikbaar voor leden • Een actuele methode (deze dateert uit 2000). • Nadeel is dat ook deze methode risicogericht is en onvoldoende volledig, zo wordt de inrichting van werkplekken bijvoorbeeld niet beoordeeld en wordt de veiligheid niet per machine in kaart gebracht, waar bij dit soort werkzaamheden wel de voorkeur naar uitgaat. • In het kader van het arboconvenant Hout- en meubelindustrie zal waarschijnlijk in 2004 de RI&E worden geactualiseerd en verbeterd. De RI&E komt dan ook beschikbaar voor niet-leden. Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen (VVNH) Postbus 1380 1300 BJ Almere Tel: (036) 532 10 20 Email:
[email protected] 3. Welzijnspecifieke RI&E-methodieken Vragenlijst beleving en beoordeling van de arbeid (VBBA) §
§ § §
De VBBA is een vragenlijst die de psychosociale arbeidsbelasting meet. De volledige vragenlijst bevat 201vragen over taakeisen, veelzijdigheid, regelmogelijkheden, sociaal-organisatorische aspecten, arbeidsvoorwaarden, welbevinden en spanning. Er bestaan ook deelproducten van de vragenlijst: een beperkte VBBA-kern en VBBA-monitor, en een vrij uitgebreide VBBA-RI&E De VBBA geldt wetenschappelijk als een van de meest valide en betrouwbare vragenlijsten om werkdruk te meten. Er bestaat intussen een referentiebestand van honderdduizenden ingevulde vragenlijsten, waarmee de uitkomsten van het bedrijf vergeleken worden met vergelijkbare bedrijven. De VBBA wordt exclusief beheerd en uitgegeven door de SKB in Amsterdam, en daar hangt een prijskaartje aan. Ingevulde vragenlijsten worden opgestuurd en door SKB verwerkt en geanalyseerd. De ervaring met het gebruik van de VBBA in een aantal SW-bedrijven zijn divers. Met name voor SWmedewerkers zijn de vragenlijsten te lang en te ingewikkeld en de response laag. Daardoor is de uiteindelijke waarde van de uitkomst beperkt. Positievere ervaringen zijn er met een gebruik van de VBBA-vragenlijsten in groepsinterviews, onder leiding van een deskundige. SKB J. Geesinkweg 821 1096 AZ Amsterdam Telefoon 020 - 4627880
[email protected] www.skbvs.nl
Quick Scan Werkdruk 3.0 §
§ §
De Quick Scan werkdruk wordt uitgegeven in samenwerking met de FNV. Het is een doe-het-zelfinstrument om werkdruk te analyseren. De vragenlijsten zijn afgeleid van het bovengenoemde VBBAinstrument. Het instrument is verkrijgbaar op CD ROM, in een stand-alone versie, een netwerkversie en een intranetversie. De methodiek bevat ruim 70 vragen die door medewerkers op schrift of achter de computer (anoniem) ingevuld kunnen worden. De analyse kan op bedrijfsniveau, afdelingsniveau en functieniveau worden uitgevoerd. De software genereert een rapport met uitkomsten en (vrij algemene) adviezen over verbeteringsmogelijkheden. Uitgeverij Kerckebosch Postbus 122 3700 AC Zeist Tel: (030) 698 42 22 Email:
[email protected] www.werkdruk.com
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 61
NOVA-WEBA-methode § De WEBA-NOVA-vragenlijst is een vragenlijst die medewerkers moeten invullen. De uitkomst van de ingevulde vragenlijsten op groepsniveau (bijv. per afdeling) is bruikbaar om werkdrukrisico’s te signaleren en te lokaliseren. De vragenlijst is wetenschappelijk getoetst op betrouwbaarheid en validiteit. Om een diepgaander inzicht te krijgen op oorzaken en verbeterpunten kan, als vervolg op het vragenlijst-onderzoek, de “WEBA-adviseur” worden ingeschakeld: Los van het functioneren van de persoon die de functie uitoefent, wordt de functie beoordeeld op welzijnsaspecten als: functievolledigheid, regelmogelijkheden, kortcyclische arbeid, moeilijkheidsgraad, autonomie, contactmogelijkheden, organiserende taken en informatievoorziening. § De NOVA-WEBA-methode wordt beheerd en uitgegeven door TNO-Arbeid en is relatief prijzig. TNO-Arbeid Postbus 718 2130 AS Hoofddorp 023 – 554 9393
[email protected] www.arbeid.tno.nl 4. Overige relevante vragenlijsten §
Arbo-informatieblad werken met beeldschermen (AI-2): checklist beeldschermwerkplek
§
Arbo-informatieblad Machineveiligheid (AI-11): - checklist gevarenidentificatie (volgens EN-1050) - checklist latente gevaren bij bediening, werking van de afscherming en beveilingsinrichting - checklist vaste en beweegbare afschermingen (EN 1053)
§
Arbo-informatieblad Rolsteigers (AI-21): checklist rolsteigers
§
Arbo-informatieblad Veiligheidsinformatiebladen en werkpleketikettering: - checklist veiligheidsinformatiebladen.
§
Arboconvenant architectenbranche: checklist RSI en werkdruk (beschikbaar als internetapplicatie). Internetadres: http://www.arboconvenantarchitecten.nl.
De AI-bladen zijn verkrijgbaar bij de Sdu, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 99 11 (www.sdu.nl).
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 62
BIJLAGE 5 BESTAANDE VRAGENLIJSTEN UIT DE SW-BRANCHE In deze bijlage vindt u een aantal relevante, bestaande vragenlijsten, waarvoor geen bestaande methodieken beschikbaar zijn: - de vragenlijst assemblage - de checklijst detacheringen - 1 checklist bij een reeds aanwezige RI&E - 1 checklist indien voor het betreffende werk geen RI&E beschikbaar is - de checklijst handicapgerelateerde risico’s voor: - blinden - slechtzienden - mensen met een neurologische aandoening - doven en slechthorenden - mensen met een motorische handicap (incl. rolstoelgebruikers) - mensen met een beperkte loopfunctie
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 63
checklisten voor assemblagewerkzaamheden In de Sociale Werkvoorziening wordt veel assemblagewerk verricht. De producten die moeten worden geassembleerd variëren. De meeste producten komen overwegend uit de metaal en elektro. Het assembleren is veelal handmatig. De benodigde hulpmiddelen variëren van kleine arbeidsmiddelen (elektrische handapparatuur) tot grotere machines. Soms wordt er gelijmd, gelakt of gelast of gesealt. Deze checklist tracht u te helpen bij het inventariseren bij deze specifieke werkzaamheden en gaat uitgebreid(er) in op de aandachtpunten van die van toepassing zijn op het assembleren. Belangrijk bij het assembleren zijn naast de al genoemde apparatuur en gevaarlijke stoffen ondermeer het inrichten en van de werkzaamheden, repeterend werk, werkhouding, werkinhoud, de logistiek en transport van onderdelen en eindproducten. De aandachtpunten die niet specifiek met assemblage werkzaamheden te maken hebben maar met algemene zorg voor arbeidsomstandigheden en veiligheid zoals organisatie & beleid, bedrijfshulpverlening, sanitaire voorzieningen en dergelijke, zijn niet of met beperkte diepgang in deze checklist opgenomen. Het doel van de checklist is om goed inzicht te krijgen in de specifieke risico’s van het assemblagewerk. De eerste checklist is een wat meer globale checklist, zodanig opgezet om te kunnen worden gebruikt door een leidinggevende of arbo-medewerker van de assemblage afdeling. De tweede checklist is een wat diepgaandere checklist is met name bedoeld voor een medewerker met meer kennis van arbeidsomstandigheden bijvoorbeeld een KAM- of arbo-coördinator.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 64
Checklist 1. Assemblage algemene checklist Toelichting: - Dit is een meer globale checklist, te hanteren door een leidinggevende of arbomedewerker van de e betreffende afdeling. De 2 checklist is bedoeld om te gebruiken door een arbo-deskundige. - Als het gearceerde antwoord wordt aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het nietgearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt. Arbozorg, algemene voorzieningen, voorlichting & onderricht Zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden rondom arbeidsomstandigheden duidelijk? Hebben de medewerkers voldoende middelen (tijd, scholing, budget) om deze taken uit te voeren, verantwoordelijkheid te dragen en bevoegdheden toe te passen? Wordt een plan van aanpak bij de RI&E gemaakt? Wordt de voortgang van het plan van aanpak bij de RI&E regelmatig ter sprake gebracht (minimaal 1x per jaar) in het werkoverleg en geëvalueerd? Worden de OR en medewerkers betrokken bij verbeteringen van arbeidsomstandigheden? Zijn er voldoende sanitaire voorzieningen aanwezig, worden ze regelmatig schoongemaakt en voldoende geventileerd?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee
(voldoende sanitair betekent: vanaf 10 aanwezige medewerkers gescheiden toiletten voor mannen en vrouwen. Per 15 medewerkers of minder is er 1 Toilet beschikbaar. Een deel van de toiletten voor mannen mag vervangen worden door urinoirs, zolanger ten minste 1 toilet per 25 mannen beschikbaar is.)
Zijn kleedruimten voor mannen en vrouwen gescheiden? Zijn er adequate kledingbergplaatsen (met scheiding vuil en schoon)? Zijn er goede pauze en rustgelegenheden? Worden niet-rokende medewerkers beschermd tegen tabaksrook? Zijn er afspraken op het gebied van omgangsvormen met elkaar (ter voorkoming van agressie, geweld, discriminatie, seksuele intimidatie, pesten)? Denk aan privacy- of andere reglementen. Zijn er afspraken over het medicijngebruik dat een mogelijk effect heeft op handeling en reactievermogen van de medewerkers? Worden alle medewerkers indien noodzakelijk periodieke onderzoeken (PAGO) aangeboden ter beoordeling van de relatie tussen de arbeid en de gezondheid? Worden alle medewerkers geïnformeerd over het recht van het stellen van vragen (arbeidsomstandighedenspreekuur) over arbeid en gezondheid bij de Arbo-dienst? Worden arbeidsongevallen gemeld en geregistreerd middels een procedure? Wordt bij een ongeval onderzoek gedaan naar de oorzaak en actie ondernomen om herhaling te voorkomen? Wordt er werkoverleg tussen leiding en medewerkers gevoerd? Wordt er planmatig voorlichting gegeven over de gevaren van de werkzaamheden in zowel mondelinge als schriftelijke vorm (plaatjes/pictogrammen en korte zinnen)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 65
N.v.t. N.v.t.
Logistiek en intern transport Zijn transportroutes goed toegankelijk voor intern transport (klein rollend materieel)?
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
(bijv. vrij van obstakels, breed genoeg)
Is de transportroute van gevaarlijke stoffen tussen de opslag- en verwerkingsruimte zo veilig mogelijk? Zijn (klap)deuren in transportroutes doorzichtig? Zijn de transportroutes logisch (routing) van opzet (denk aan verschil in toevoer en afvoerwegen, doorlopend assemblageproces)? Zijn looppaden gescheiden van transportroutes en als zodanig aangegeven? Zijn er elektrische hulpmiddelen (palletwagens of heftrucks) beschikbaar voor het transporteren? Lichamelijke belasting / werkplekinrichting / werkinhoud & -organisatie Tillen, duwen, trekken Moet er veelvuldig producten van 20 à 25 kg worden getild (25 kg is de norm)? Kan bij het tillen gebruik worden gemaakt van tilhulpmiddelen zoals schaarliften, vacuümzuigsystemen of heftrucks? Wordt bij het ontbreken van tilhulpmiddelen de juiste tiltechniek toegepast? Wordt het duwen of trekken van zware voorwerpen vermeden, door gebruik van elektrische hulpmiddelen? Inrichting en werkhouding Worden de aangevoerde voorraden op een juiste hoogte aangevoerd en weggezet (bij staand werk grofweg 10 cm onder ellebooghoogte / tafelhoogte)? Kan op de juiste werkhoogte worden gewerkt door middel van een verstelbare tafelhoogte? Zijn er werkplekken of werkzaamheden waar men voortdurend ver moet reiken met de handen? Is er voldoende afwisseling tussen de verschillende werkhoudingen mogelijk? Moet veel kracht worden geleverd om met armen of benen machines te bedienen (bijv. voetpedaal)? Tempo Kan de medewerker zoveel mogelijk zijn/haar eigen tempo kiezen? Organisatie Worden medewerkers de vrijheid gegeven in de organisatie van het werk en in het indelen van hun tijd? Hebben de medewerkers een duidelijk takenpakket en bestaat er duidelijkheid over de verwachtingen per dag? Is informatie over het doel en de resultaten van de werkzaamheden beschikbaar, op tijd bekend, voldoende duidelijk en volledig (gaat het bv. zowel over kwantiteit als over kwaliteit)? Bestaat de functie, voor meer dan de helft van de werktijd, uit taken die repeterend van aard zijn? Kunnen medewerkers, indien noodzakelijk, met direct werkleiding overleggen over problemen en storingen en deze zodoende oplossen? Is er sprake van een periodiek werkoverleg waarin uitvoeringsproblemen worden besproken en structureel worden verbeterd? Worden medewerkers geïnformeerd over hun eigen functioneren/prestaties?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 66
Taken Wordt er gestreefd naar een (voor de medewerker) evenwichtige verdeling tussen (makkelijk) routinematig werk en (moeilijk) werk waarbij eerst moet worden nagedacht over de aanpak? Komt het regelmatig voor dat de taken en handelingen die verricht moeten worden geestelijk en/of lichamelijk te belastend zijn? Arbeidsmiddelen: hulpmiddelen, machines en apparatuur Beschikken de gebruikte machines over CE-markering en zijn Nederlandstalige gebruikershandleidingen beschikbaar? Worden de machines en gereedschappen (elektrisch of mechanisch) gebruikt volgens deze handleidingen? Worden deze machines en gereedschappen goed onderhouden en regelmatig gekeurd op veiligheidsaspecten zoals functionerende beveiligingen en elektriciteit? Zijn er specifieke gebruikersinstructies voor de machines/arbeidsmiddelen en sluiten deze aan op de kennis en ervaring van de SW-medewerkers? Zijn voor het werken met de machines/apparaten persoonlijke beschermingsmiddelen nodig? Zo ja welke?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
………………………………………………………………………………………….. Gevaarlijke stoffen Wordt bij het assembleren gewerkt met gevaarlijke stoffen, denk aan lijmen, verven, ontvetters (schoonmaken), oliën? Kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen bij bepaalde bewerkingen (denk aan solderen, lassen of sealen)? Zijn er wel eens huid of ademhalingsklachten die een mogelijk verband hebben met de stoffen? Als u deze of een van de twee vorige vragen met ja hebt beantwoord, dient u ook de onderstaande vragen over gevaarlijke stoffen te beantwoorden. Is informatie (verplicht door leverancier per product geleverd) aanwezig over de risico’s en beheersmaatregelen van de middelen of vrijkomende stoffen? Is er op de werkplek begrijpelijke informatie over de gebruikte gevaarlijke stoffen aanwezig? Worden de maatregelen zoveel mogelijk “dicht aan de bron” genomen alvorens het noodzakelijk wordt om persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen? (Bronaanpak is gericht op: vervanging van schadelijke stoffen door minder schadelijke stoffen, blootstelling tegengaan door het werken met gesloten systemen en directe afzuiging)
Worden, bij onbekendheid van de mate van het gevaar/risico, de beste mogelijke, praktische maatregelen getroffen (voorzorgprincipe)? Zijn de beheersmaatregelen zoals afzuiging, afzonderen of persoonlijke bescherming voldoende effectief (worden ze goed gebruikt)? Zijn medewerker geïnstrueerd over het gebruik van deze beschermende middelen? Zijn bij het werken met gevaarlijke stoffen oogspoelvoorzieningen aanwezig? Zijn voorzieningen aanwezig, zoals absorptiemateriaal en opvangbakken, om lekkages op te vangen en te absorberen? Zijn eventuele specifieke blusmiddelen noodzakelijk en aanwezig? Is de opslag van (gevaarlijke) stoffen conform normen en richtlijnen (vastgelegd in diverse CPR’s)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 67
Werkruimten en fysische factoren: lawaai, trilling, straling, klimaat, (ver)licht(ing) lawaai Komt er schadelijk geluid/lawaai (80 dBA) voor (moet men elkaar met stemverheffing verstaanbaar maken)? Zo ja, is het geluid/lawaai gemeten en beoordeeld? Zijn er maatregelen getroffen om het risico te beperken? Zo ja, welke maatregelen (denk aan: lawaaiplan van aanpak, borden (zones), verplaatsen of afschermen lawaaiig werk, aanpassen middelen, werkmethode aanpassen, afwisselen met minder lawaaiig werk, gehoorbescherming) Worden medewerkers die in lawaai werken periodiek een gehoortest aangeboden? Komt er (niet-schadelijk) geluid voor dat wel als hinderlijk wordt ervaren? trilling Wordt er met trillend/stotend gereedschap/machines gewerkt? Worden trillingsdempende maatregelen getroffen (zoals afwisselen met niettrillend werk, trillingsdempende ophang, trillingsdempende handschoenen)?. Wordt er met trillende voertuigen (zoals vorkheftruck) gereden? Zo ja, worden er maatregelen getroffen (zoals duurbeperkingen/afwisselen, gladdere vloeren, rijdsnelheidsbeperkingen, gebruik van goede stoelen)? Straling Wordt er gewerkt met machines die een vorm van straling toepassen of waarbij straling vrij kan komen? Is het type straling (UV, radioactief, elektromagnetisch, IR, ULF) bekend? Wordt controle op stralingsapparatuur uitgevoerd conform de stralingswetgeving? klimaat Wordt het klimaat voor de meeste medewerkers, het grootste deel van het jaar als comfortabel ervaren? Zo nee, welke klachten (luchtvochtigheid, tocht, temperatuur, waar, frequentie en periode in jaar) worden geuit? …………………………………………………………………………………………… Wordt kleding aangepast aan de mate van de fysieke inspanning van de werkzaamheden en de klimaatomgeving? Wordt er voldoende geventileerd waarbij verse lucht binnenkomt en gebruikte/verontreinigde naar buiten wordt gebracht?
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t. N.v.t.
(Bij lichte arbeid minimale luchtverversing per persoon: 30 m² per uur.)
Kunnen medewerkers zelf invloed uitoefenen op het klimaat en de ventilatie voorzieningen? Worden voorzieningen getroffen te voorkoming van klimaatklachten:, verwarming, airco, bedrijfskleding, persoonlijke beschermingsmiddelen? daglicht/verlichting Worden de werkruimten voldoende verlicht voor het uitvoeren van de werkzaamheden? Kan daglicht binnentreden in ruimten waar iemand gemiddeld meer dan 2 uur per dag werkt? Wordt direct invallend zonlicht via deze daglichtvoorzieningen (ramen, koepels) voldoende geweerd om hinder en een oncomfortabel klimaat te voorrkomen? Staan verlichtingssterkte van werkplek en omgeving in juiste verhouding tot elkaar? Wordt hinder van licht (weerspiegeling, te veel licht, schaduwwerking) op het werkvlak of gezichtsveld voorkomen?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 68
N.v.t.
N.v.t.
Wordt de verlichting zo nodig aangepast aan de werkzaamheden (fijnmotorisch werk: meer verlichting)? Bedrijfshulpverlening, alarmeren en vluchten Zijn er voldoende bedrijfshulpverleners (BHV-ers) voor iedere locatie of kunnen die binnen een paar minuten ter plaatse zijn?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
(De norm is minimaal 1 BHV-er op 50 aanwezige medewerkers.)
Zijn BHV-ers bekend bij en herkenbaar voor de medewerkers? Zijn de taken binnen de BHV organisatie goed verdeeld? (Taken van de BHV: EHBO, beperken en bestrijden van brand, alarmeren en evacueren van collega’s, het inschakelen van en samenwerken met hulpverleningsdiensten.
Is er een vlucht- of ontruimingsplan aanwezig? Wordt het vlucht- en ontruimingsplan regelmatig geoefend met de medewerkers? Zijn er voldoende specifieke vervoer- en reddingsmiddelen aanwezig voor medewerkers met verschillende handicaps? Zijn de plaatsen van de reddingsmiddelen (inclusief brandblus- en EHBO middelen) herkenbaar? Worden de reddingsmiddelen (inclusief brandblus- en EHBO-middelen) regelmatig gecontroleerd? Zijn er voldoende vluchtwegen in het gebouw? Zijn de vluchtwegen door signaleringen duidelijk aangegeven? Zijn vluchtwegen vrij van obstakels? Is er een noodverlichtingsinstallatie? Is bij iedere telefoon in het gebouw aangegeven welk nummer bij een calamiteit/ongeval gebeld moet worden? Is er een goede alarm- en/of omroepinstallatie aanwezig? Zijn brandluiken en branddeuren aanwezig en in goede staat? Kunnen energiebronnen (gas en elektriciteit) in geval van nood onmiddellijk worden afgesloten of uitgeschakeld? Zijn blusmiddelen en schakelkasten bereikbaar en vrij van obstakels? Wordt detectieapparatuur (brand-/rookmelders) regelmatig (1x per jaar) gecontroleerd? Wordt de automatische ontgrendeling van brand/rookdeuren regelmatig gecontroleerd? Worden eventuele rook- en vuurverboden steeds nageleefd? Zijn (voor noodsituaties) voldoende en de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen in goede staat aanwezig en in gebruik (toezicht)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 69
N.v.t.
N.v.t. N.v.t.
Checklist 2. Assemblage specifieke checklist Toelichting: - Dit is een meer specifieke checklist assemblage, te hanteren door een arbodeskundige. De 1e (globale) checklist is bedoeld om te gebruiken door een leidinggevende of arbo-medewerker van de afdeling.. - Als het gearceerde antwoord wordt aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het nietgearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt. Logistiek en intern transport Is het gebouw goed toegankelijk voor gehandicapten? Is er bij de inrichting van het gebouw rekening gehouden met gehandicapte werknemers? Zijn loop- en transportroutes goed verlicht? Zijn trappen voorzien van leuningen, goed verlicht en worden ze goed onderhouden? Zijn de transportroutes veilig en worden ze voldoende vrij gehouden? Wordt er onderscheid gemaakt in opslagplaatsen voor dagvoorraad, opslagvoorraad en gereed product? Zijn transportroutes goed toegankelijk voor intern transport (klein rollend materieel)? Transportwegen zijn ingeval van éénrichtingverkeer tenminste 60 cm breder dan het breedst beladen voertuig? Transportwegen zijn ingeval van tweerichtingverkeer tenminste 90 cm breder dan 2x het breedst beladen voertuig? Is de transportroute van gevaarlijke stoffen tussen de opslag- en verwerkingsruimte zo veilig mogelijk? Zijn de transportroutes in het gebouw vrij van hobbels, putten en hellingen?
Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Zijn (klap)deuren in transportroutes voldoende doorzichtig? Zijn de transportroutes logisch (routing) van opzet dwz toevoer en afvoer via verschillende routes/deuren? Zijn looppaden gescheiden van transportroutes en als zodanig aangegeven? Er is voldoende werk- en bewegingsruimte om zonder gevaar te kunnen werken? Zijn situaties waar gevaar voor vallen van hoogte bestaat, zoals vloeropeningen, bordessen, deugdelijk afgeschermd? Zijn er hulpmiddelen beschikbaar voor het transporteren?
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Zo ja, Zijn die hulpmiddelen elektrisch? Worden bij aanschaf van heftrucks/palletwagens eisen gesteld met betrekking tot arbeidsomstandigheden? Worden de heftrucks/palletwagens van het bedrijf volgens een vast schema onderhouden? Wordt bij het gebruik van heftrucks/palletwagens aandacht besteed aan rijgedrag? Wordt bij het gebruik van heftrucks/palletwagens besteed aan de belading (stabiliteit)? Zijn de heftrucks/palletwagens mechanisch en elektrisch in goede staat? Zijn de heftrucks veilig bestuurbaar? Worden de sleutels uit de heftrucks/palletwagens gehaald en de parkeerrem aangetrokken ter voorkoming van ongevallen en onjuist gebruik? Worden elektrische heftrucks/palletwagens op een daartoe ingerichte plaats opgeladen?
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 70
N.v.t.
Lichamelijke belasting / werkhouding / werkplekinrichting/ werkinhoud en –organisatie Tillen Moet er regelmatig 20 à 25 kg of meer aan gewicht worden getild (25 kg norm)? Kan bij het tillen gebruik worden gemaakt van tilhulpmiddelen zoals schaarliften, vacuümzuigsystemen of heftrucks? Wordt de juiste tiltechniek toegepast bij het ontbreken van tilhulpmiddelen? Worden er regelmatig lasten getild vanaf een hoogte hoger dan 1 meter of lager dan 50 cm? Wordt het slepen of tillen van zware voorwerpen vermeden, bijvoorbeeld door gebruik van een karretje? Worden gebruikte hulpmiddelen opgehangen met bijvoorbeeld balancers (bijvoorbeeld zoals boormachines, schroefmachines of vaste ophanging voor loep bij fijnmotorisch werk). Duwen / trekken Wordt er regelmatig gewichten van 50 kg of meer handmatig geduwd of getrokken? Zijn er mechanische/elektrische transportmiddelen om regelmatige handmatig verplaatsen van grote producten wordt voorkomen? Informatiepresentatie/visuele taken Kan men het werk/product goed bekijken (zonder te hoeven “turen”)? Zijn de regel- en bedieningsmiddelen aan machines goed bereikbaar zonder lastige obstakels? Zijn de afleesmiddelen (displays en functieplaten van knoppen) op de machines goed zichtbaar en afleesbaar? Werkplek en werkhouding Wordt in totaliteit langer dan 4 uur op een dag gestaan of 1 uur aaneengesloten? Wordt staan – indien mogelijk - regelmatig afgewisseld met lopend of zittend werk? Moet bij, het assembleren, de hand regelmatig verder dan 50 cm naar voren worden gereikt (vanaf schouder gemeten)? Denk aan reikafstanden tot voorraadbakken of dozen? Wordt de onderarm of elleboog goed ondersteund? Wordt de bovenarm regelmatig in meer dan 60° naar voren of zijwaarts geheven (0° is naar beneden)? Wordt met de hand regelmatig voor het lichaam langs gewerkt (bijv. met linkerhand naar rechts)? Wordt de pols in extreme stand gebracht? Wordt de onderarm regelmatig gedraaid (bijv. draaien van schroeven)? Moeten de vingers regelmatig een ongunstige houding aannemen: een pincet vasthouden of open houden? Wordt het hoofd regelmatig of langdurig meer dan 25° voorover of achterover gebogen? Wordt het bovenlichaam regelmatig voorover of zijdelings gebogen? Is de werkhoogte van het werkvlak (tafelhoogte) verstelbaar? Wordt er regelmatig getrokken, geslagen, geduwd? Wordt regelmatig op de hui gedrukt door een tafel, stoel, arbeidsmiddel? Worden de voorraden op een juiste hoogte geplaatst zodat veelvuldig bukken en tillen wordt voorkomen? Is er voldoende afwisseling tussen de verschillende werkhoudingen en gebruik van spiergroepen? Zijn er medewerkers die veel zware spierarbeid moeten verrichten terwijl zij gedurende een langere periode een bepaalde houding moeten aannemen (lokale statische spierarbeid)? Zijn er medewerkers die veel kracht moeten leveren om machines te bedienen
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
pagina 71
N.v.t.
N.v.t.
met armen of benen (voetpedaal)? Is voor fijnmotorisch werk de werkvlakhoogte zodanig hoger (verhoging) dat niet te veel over het werkstuk moet worden heen gebogen? Zijn de aflopende kanten van de verhoging schuin zodat de onderarmen steun kunnen vinden? Is er voldoende beenruimte op de werkplek van tenminste 60 cm? Tempo Wordt er voldoende rekening houden met beperkingen en een verminderd prestatievermogen van bepaalde medewerkers, zoals psychiatrische patiënten? Wordt het werk aangepast aan het tempo van de betrokken medewerker? Organisatie Worden medewerkers de vrijheid gegeven in het organiseren van het werk en in tijd? Kan de medewerker zelfstandig de werkmethode wijzigen als de omstandigheden dit vereisen? Hebben de medewerkers een duidelijk takenpakket en duidelijkheid over de verwachtingen per dag? Is informatie over het doel en de resultaten van de werkzaamheden beschikbaar, op tijd bekend, voldoende duidelijk en volledig (gaat het bv. zowel over kwantiteit als over kwaliteit)? Worden de werkzaamheden voldoende afgewisseld zonder van werkplek te moeten wisselen? Bestaat de functie, voor meer dan de helft van de tijd, uit taken waarvan de cyclustijd langer is dan 1,5 minuut? Kan de medewerker (zo nu en dan even) van de werkplek weglopen? Kan de medewerker altijd hulp of advies krijgen van collega's? Kunnen medewerkers gedurende de werkzaamheden een praatje maken met collega's? Kunnen medewerkers, indien noodzakelijk, met de directe werkleiding overleggen over problemen en storingen en deze zodoende oplossen? Kunnen medewerkers, indien noodzakelijk, met andere afdelingen en diensten overleggen over problemen en storingen en deze zodoende oplossen? Is er sprake van een periodiek werkoverleg waarin uitvoeringsproblemen worden besproken en structureel worden verbeterd? Krijgen medewerkers informatie over het functioneren/de resultaten van hun afdeling en de instelling? Taken Zijn de uitvoerende taken die onderdeel uitmaken breed samengesteld en bieden zij voldoende afwisseling (hoewel de beleving van afwisseling door bepaalde groepen SW-medewerkers als negatief wordt ervaren is ter voorkoming van fysieke overbelasting noodzakelijk)? Worden er ten behoeve van de uitvoerende werkzaamheden voorbereidende of ondersteunende taken, zoals planning van het werk en vaststellen van het te verrichten werk, verricht door (capabele) medewerkers? Wordt er gestreefd naar een evenwichtige verdeling tussen routinematig werk en werk waarbij eerst moet worden nagedacht over de aanpak? Is er sprake van een evenwichtige verdeling tussen werk met veel concentratie en werk waarbij men niet zo intensief hoeft op te letten? Komt het regelmatig voor dat de taken en handelingen die verricht moeten worden geestelijk en/of lichamelijk tè belastend zijn?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
pagina 72
Hulpmiddelen, machines en apparatuur Beschikken de gebruikte machines over CE-markering en zijn Nederlandstalige gebruikershandleidingen beschikbaar? Worden de machines en gereedschappen (elektrisch of mechanisch) gebruikt volgens de handleidingen? Worden machines/hulpmiddelen aangepast indien dat noodzakelijk is vanwege de functiebeperking van de medewerkers? Vinden indien nodig aanpassingen aan machines en gereedschappen plaats gericht op onderhoudsvriendelijke, geluidsarme, goed hanteerbare machines, in overleg met leverancier of producent plaats? Zo nee, worden na noodzakelijke aanpassing van de machines/hulpmiddelen een nieuwe beoordeling van de veiligheid gemaakt? Is elektrisch gereedschap dubbel geïsoleerd of anders beveiligd (bijvoorbeeld werkend op veilige laagspanning)? Worden deze machines en gereedschappen goed onderhouden en regelmatig gekeurd op veiligheidsaspecten zoals functionerende beveiligingen en elektriciteit? Wordt van deze keuring een registratie bijgehouden? Zijn er specifieke gebruikersinstructies voor de machines/arbeidsmiddelen en sluiten deze aan op de kennis en ervaring van de SW-medewerkers? Zijn de instructies of waarschuwingen of geboden ook zichtbaar op of aan de machines/gereedschappen? Zijn voor het werken met de machines/apparaten persoonlijke beschermingsmiddelen nodig?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t.
Zo ja welke? …………………………………………………………………………………………. Worden snijdgereedschappen alleen gebruikt bij een juiste en veilige methode? Worden snijdgereedschappen regelmatig op slijtage gecontroleerd? Wordt aangepast handgereedschap gebruikt? Worden bij zware handapparatuur ‘balancers’ gebruikt? Wordt er gezorgd voor voldoende afwisseling in het gebruik van gereedschappen? Zijn de gebruikte stellingen stabiel? Wordt niet te hoog gestapeld? Gevaarlijke stoffen Informatie Is informatie (verplicht door leverancier per product geleverd) aanwezig over de risico’s van de stoffen of componenten in het mengsel? Is een overzicht beschikbaar van alle gebruikte stoffen? Is daarnaast duidelijk in welke mate deze gebruikte stoffen worden verbruikt? Is informatie aanwezig over hoe de stoffen in het lichaam kunnen komen (bij inademen, via huid, via eten/roken)? Is duidelijk wat te doen in geval van calamiteit? Blootstelling Worden assemblage werkzaamheden met toepassing van gevaarlijke stoffen, zoals bij lijmen, verven, ontvetten (schoonmaken), oliën? Kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen bij het assembleren middels solderen, sealen en dergelijke? Als u deze of de vorige vraag met ja hebt beantwoord, dan dienen alle onderstaande vragen over blootstelling, maatregelen en opslag gevaarlijke stoffen te worden beantwoord. Komen de gevaarlijke stoffen vrij in een gesloten systeem of in de open lucht? Zijn er beschermende maatregelen in gebruik conform de veiligheidsinformatiebladen?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 73
N.v.t. N.v.t.
Wordt er bij gebrek aan informatie over de risico’s de grootst -in de praktijkmogelijke voorzorg genomen, denk aan afzuiging bij sealen met onbekende plastics? Wordt er optimaal gebruik gemaakt van deze maatregelen? Is alleen een dagvoorraad aanwezig op de werkvloer? Wordt het afvalproduct of overblijfselen/resten goed afgesloten opgeslagen en opgeruimd? Zijn er gegevens bekend over de mate van blootstelling middels metingen of schattingen? Zijn er wel eens huid of ademhalingsklachten met betrekking tot gevaarlijke stoffen? Maatregelen Worden de maatregelen zoveel mogelijk “dicht aan de bron” genomen alvorens het noodzakelijk wordt om persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen? Is bekend welke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen bij welke gevaarlijke stof? Kennen de medewerkers de gevaren en zijn voldoende deskundig om met de gevaarlijke stoffen om te gaan? Is er op de werkplek per informatie over de gebruikte gevaarlijke stoffen aanwezig? Is er op de werkplek een eenvoudige en begrijpelijke instructie aanwezig voor het werken met gevaarlijke stoffen? Zijn zo nodig nood- en oogdouches (of oogspoelflessen) aanwezig en worden periodiek op werking (of inhoud) gecontroleerd en indien nodig ververst of vervangen? Opslag Is de opslag van gevaarlijke stoffen apart zoals in een: losse kast, bouwkundige kast, kluis, opslag gebouw, vatenpark of een gasflessenpark? Kunnen de opgeslagen vloeistoffen niet met elkaar reageren? Is de opslag van (gevaarlijke) stoffen conform normen en richtlijnen (NEN, CPR)? Zijn de opslagruimten of -kasten afgesloten voor onbevoegden? Worden de opslagruimten of -kasten goed geventileerd? Worden brandgevaarlijke stoffen in brandwerende (NEN 2678) kasten bewaard? Zijn ruimten waar gevaarlijke stoffen worden overgetapt in kleine hoeveelheden veilig ingericht (goede kranen, explosieveilige lampen of verwarmingselementen, indien noodzakelijk e.d.)? Worden gasflessen veilig opgeslagen (scheiding: vol<–>leeg) en vastgezet tegen omvallen? Zijn er voorzieningen, zoals absorptiemateriaal en opvangbakken om lekkages van apparatuur op te vangen en te absorberen? Geschiedt het stapelen en de opslag van goederen op de juiste wijze door stabiele stellingen te gebruiken en door de juiste stapelhoogte te betrachten? Is de verpakking van (gevaarlijke) stoffen deugdelijk? Is etikettering van stoffen duidelijk? Zijn eventuele specifieke blusmiddelen aanwezig? Worden de richtlijnen voor het werken met kankerverwekkende stoffen nageleefd? lassen Worden voor het assembleren van producten laswerkzaamheden uitgevoerd? Zo ja, beantwoord dan onderstaande vragen: § Welke soort laswerkzaamheden worden uitgevoerd, CO2, elektrisch, MIG/MAG of TIG? ………………………………………………………………………………………….
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee N.v.t.
pagina 74
§ Worden er beheersmaatregelen getroffen? Zo ja welke ……………………………………………………………………………………….. § Zijn de beheersmaatregelen in de praktijk effectief? § Wordt er toezicht gehouden op het juiste gebruik van de beheersmaatregelen zoals bronafzuiging, persoonlijke beschermingsmiddelen, algemene ventilatie? § Worden medewerkers ook in staat gesteld om deel te nemen aan periodieke gezondheidsonderzoeken zoals PAGO? sealen Worden voor het assembleren sealwerk verricht? Zo ja, beantwoord dan onderstaande vragen: § Met welke soorten folies wordt gesealt (LDPE, HDPE e.d.)? …………………………………………………………………………………………. § Is informatie beschikbaar welke stoffen of dampen zouden kunnen vrijkomen? § Vind het sealen plaats in of onder een afzuigingsysteem? Zo ja, is het systeem voldoende effectief en is de werking gewaarborgd? § Zo ja, is het systeem voldoende effectief en is de werking gewaarborgd? lijmen/lakken Worden de assemblage producten gelijmd of gelakt? Zo ja, beantwoord dan onderstaande vragen: § Is er voldoende informatie risico’s en beheersmaatregelen bekend over het lijmen van producten? § Zijn de noodzakelijke beheersmaatregelen § Worden de beschreven beheersmaatregelen ook toegepast? § Zijn de beheersmaatregelen effectief en is de werking gewaarborgd (controle/inspectie/onderhoud)?
N.v.t. Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee N.v.t.
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Werkruimten en fysische factoren: lawaai, trilling Geluid Komt er schadelijk geluid/lawaai (80 dB(A) en hoger) voor? Zo ja, beantwoord dan onderstaande vragen: § Zo ja, is er geluid/lawaai van de werkzaamheden gemeten en is de dagdosis beoordeeld? § Komt er schadelijk van 85 dB(A) voor en worden hiervoor maatregelen getroffen? § Zo ja, welke maatregelen zijn getroffen? ………………………………………………………………………………… § Is een lawaaiplan van aanpak opgesteld? § Zijn er andere (minder lawaaiige) werkmethoden met dezelfde resultaat beschikbaar? § Zijn lawaaiige zones aangegeven middels gebodsborden (verplicht gehoorbescherming)? § Zijn lawaaiige werkzaamheden of werkplekken afgeschermd van rustige werkplekken of verplaatst naar andere ruimten of worden op momenten met een beperkt aantal aanwezigen uitgevoerd? § Worden lawaaiige werkzaamheden verdeeld over meerdere medewerkers zodat de blootstelling wordt verdeeld? § Wordt er specifiek voorlichting gegeven over de risico’s van lawaai en de beschikbare oplossingen? § Is passende en comfortabele gehoorbescherming beschikbaar gesteld? § Worden gehoorbeschermingsmiddelen tijdig vervangen? § Worden de gehoorbeschermingsmiddelen goed en consequent gebruikt?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 75
N.v.t.
§ Andere maatregelen die zijn getroffen: …………………………………………………………………………………………. § Worden medewerkers periodiek gehoortesten (in PAGO) aangeboden? § Worden hiervan bij voldoende deelname groeps/functierapportages gemaakt?
Ja Ja
Nee Nee
N.v.t. N.v.t.
Komt er geluid voor dat als hinderlijk wordt ervaren?
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Trillingen Wordt er met trillend/stotend gereedschap gewerkt? (Zo ja, beantwoordt dan de volgende vragen over trillend gereedschap.) § Zo ja, heeft men dat gereedschap langer dan 1 uur per dag in gebruik? § Zo ja, welke maatregelen worden getroffen? § § § § §
………………………………………………………………………………………… Wordt trillend werk afgewisseld met niet-trillend werk? Wordt een trillingsdempende opstelling van machine gemaakt? Kan en wordt gebruik gemaakt van trillingsdempende handschoenen? Is een van de aanschafcriteria van nieuwe handgereedschappen: met beperkte trillingen? Wordt regelmatig onderhoud uitgevoerd om trillingen als gevolg van slijtage te voorkomen?
Wordt er met trillende voertuigen (zoals heftrucks) gereden? (Zo niet, dan hoeven de onderstaande vragen over trillende voertuigen niet beantwoord te worden) § Zo ja, is dat gemiddeld langer dan ongeveer 2 uur op een dag? § Zo ja, welke van onderstaande maatregelen worden getroffen? § Worden de vloeren voldoende egaal en vlak gehouden? § Zijn er goede stoelen op de voertuigen geplaatst? § Wordt werk op trillende voertuigen afgewisseld met niet-trillend werk? § Zijn er rijdsnelheidsbeperkingen voor voertuigen? § Andere maatregelen die zijn getroffen:
N.v.t. N.v.t.
Ja Ja Ja
Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee
N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
…………………………………………………………………………………………. Als er sprake is van trillingen, wordt er dan in het PAGO aandacht besteed aan signalen van effecten van trillingen zoals witte vingers en rugbelasting/belastbaarheid?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
Ja
pagina 76
Nee
N.v.t.
Checklist voor detachering en uitlenen Bij detachering heeft een SW-medewerker te maken met twee ‘werkgevers’. Beide werkgevers moeten zorg dragen voor goede arbeidsomstandigheden van de uitgeleende medewerker. De zorgplicht van de inlener is niet alleen van toepassing op de inrichting en onderhoud van de werklocatie maar is ook van toepassing op arbeidsmiddelen (werktuigen en gereedschappen), de pijpleidingen, bedradingen en dergelijke. Het inlenende bedrijf draagt geen zorgplicht, indien er werkzaamheden worden verricht die niet tot zijn normale bedrijfsactiviteiten behoren (bijvoorbeeld dakbedekking of aanleggen van elektra bij een verpakkingsbedrijf). In de SW-sector zal hier meestal geen sprake van zijn. Vanwege de gezamenlijke zorgplicht is het als uitlenende instantie (Sociale Werkvoorziening) noodzakelijk, zich te (laten) informeren over de risico’s bij het inlenende bedrijf. Bij een gebrek aan inzicht (bijvoorbeeld: het totaal ontbreken van een RI&E of een RI&E met betrekking tot de werkzaamheden die door uitgeleende medewerkers moeten worden verricht) dient een Sociale Werkvoorziening het inlenende bedrijf hiernaar te vragen of hiertoe opdracht te geven. Een uitlenende instantie kan ook zelf deze risico’s beoordelen (een RI&E uitvoeren), maar het hebben van een actuele RI&E is een verantwoordelijkheid van het inlenende bedrijf. Daarnaast zal het treffen van de juiste beheersmaatregelen grotendeels door het inlenende bedrijf zelf- moeten worden getroffen eventueel met behulp van subsidies of fiscale regelingen. Het wel of niet detacheren van een SW-medewerker op plaatsen waar geen inzicht is in de risico’s (geen RI&E) is, is in principe niet aan te bevelen maar blijft een beleidskeuze van iedere afzonderlijke Sociale Werkvoorziening. Goede afspraken zijn in deze inleen-uitleen situatie van groot belang, aangezien de reikwijdte van de zorgplicht van geval tot geval kan verschillen. Paragraaf 3.7 gaat hier nader op in. De twee checklisten zijn vooral gericht het maken van praktische afspraken over veilig en gezond werken en hebben niet tot doel om ‘juridisch waterdicht’ te zijn. Het is verstandig bij detacheringovereenkomsten tevens de algemene voorwaarden (zoals duur, werktijden, verlof, urenregistratie, financiële bepalingen, aansprakelijkheid en verzekeringen) van toepassing te verklaren. Deze algemene voorwaarden kunnen van het SW-bedrijf en/of bijvoorbeeld Detanet zijn. De eerste checklist tracht u te ondersteunen bij maken van afspraken op vlakken waar onduidelijkheid over kan bestaan. De tweede checklist tracht een hulpmiddel te zijn om bij het ontbreken van een RI&E inventariseren van de risico’s op de werkplek van de gedetacheerde medewerkers en het maken van afspraken met de uitlenende instantie.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 77
Checklist 1. RI&E aanwezig bij inlenend bedrijf Bedrijfsgegevens van werkplek gedetacheerde medewerker(s) Naam bedrijf: ............................................................................................................................. Bedrijfsactiviteiten: ..................................................................................................................... Naam contactpersoon: ............................................................................................................... Functie contactpersoon: ............................................................................................................ Naam leidinggevende contactpersoon: ..................................................................................... Bezoekadres/werklocatie: .......................................................................................................... Postcode Plaats: ........................................................................................................................ Telefoon/Fax: ............................................................................................................................. KAM-certificering? ISO / VCA / OSHAS / BRL/ INK / n.v.t. Welke werkzaamheden moeten worden verricht: ...................................................................... …………………………………………………………………………………………………………… Welke en hoeveel SW-medewerkers zijn beoogd om deze werkzaamheden uit te voeren? .... (Voeg eventueel een lijst met medewerkers toe) Toelichting: Als het gearceerde antwoord wordt aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt. Zijn de beoogde SW-medewerkers geestelijk en lichamelijk geschikt om deze werkzaamheden in principe uit te voeren?
Ja
Nee
Worden in de RI&E van het inlenend bedrijf de risico’s van de werkzaamheden van de gedetacheerde (of nog te detacheren) medewerkers beschreven? Zo ja, welke risico’s? Zo nee, ga naar checklist 2.
Ja
Nee
Kan het inlenend bedrijf het deel van RI&E, dat betrekking heeft op gedetacheerde medewerkers, ter beschikking gesteld krijgen?
Ja
Nee
Zijn de getroffen maatregelen (uit het plan van aanpak) voldoende om deze risico’s op te heffen?
Ja
Nee
Zijn extra maatregelen nodig voor de beperkingen van de SW-medewerkers?
Ja
Nee
Zorg voor arbeidsomstandigheden/RI&E / Plan van Aanpak
Wie coördineert de zorg voor arbeidsomstandigheden bij het bedrijf?
..................................
Wie is verantwoordelijk voor de zorg voor arbeidsomstandigheden?
...................................
Wie houdt toezicht op de werkzaamheden van en afspraken met de gedetacheerde medewerkers?
...................................
Zijn de verzekeringen (ongeval, aansprakelijkheid) van het inlenende bedrijf ook van toepassing op de gedetacheerde medewerkers?
Ja
Nee
Zijn de verzekeringen van het SW-bedrijf van toepassing bij detacheerwerk?
Ja
Nee
Zijn er voldoende sanitaire en pauze voorzieningen voor het extra aantal gedetacheerde medewerkers (wasbakken, toiletten, pauzekeet ed.)?
Ja
Nee
Zijn de sanitaire voorzieningen en pauze ruimten geschikt/bereikbaar voor medewerkers met een lichamelijke beperking?
Ja
Nee
Bereikbaarheid/gebouwaspecten
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 78
Moeten aanpassingen worden aangebracht door SW-bedrijf of inlenend bedrijf? (liften, brede doorgangen/ grote toiletten)?
Ja
Nee
Is de locatie voldoende afgestemd op het aantal medewerkers dat wordt gedetacheerd (overal voldoende (dag)licht, ventilatie, grootte)?
Ja
Nee
Heeft het inlenend bedrijf een meldprocedure voor arbeidsongevallen?
Ja
Nee
Zo ja, worden ongevallen ook doorgemeld aan het SW-bedrijf?
Ja
Nee
N.v.t.
Is hierin opgenomen bij wie de melding moet worden gedaan?
Ja
Nee
N.v.t.
Heeft het bedrijf voldoende bedrijfshulpverleners (rekeninghoudende met extra- het aantal gedetacheerde medewerkers)?
Ja
Nee
Zijn de ontruimingsvoorzieningen en is de organisatie van BHV voldoende afgestemd op SW-medewerkers met mogelijke (lichamelijke of geestelijke) beperkingen?
Ja
Nee
Is de locatie gelet op de BHV-voorzieningen (vluchtwegen, blus en EHBO voorzieningen) voldoende berekend op het totale aantal medewerkers (inclusief SW-medewerkers)?
Ja
Nee
Zijn er voldoende en juiste EHBO-middelen aanwezig met betrekking tot de (afwijkende risicovolle) werkzaamheden van de gedetacheerde medewerkers?
Ja
Nee
Zijn de BHV-ers voor de gedetacheerden eenvoudig herkenbaar en bekend wie dat zijn?
Ja
Nee
Bedrijfshulpverlening/ ontruiming/ ongevallen
Wie geeft voorlichting over de BHV-organisatie en middelen aan gedetacheerden? ............................................................................................................................................................. Werken met persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) Zijn er werkzaamheden waarvoor persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk dan wel verplicht zijn? Zo ja, is er een overzicht van werkzaamheden en noodzakelijke/verplichte pbm beschikbaar? Stelt het inlenend bedrijf pbm ter beschikking?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t. N.v.t.
Zo nee, wie stelt ze ter beschikking?....................................................... Zo nee, aan welke specifieke eisen moeten ze voldoen? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………... Wie ziet toe op het dragen en het juiste gebruik van de pbm? ........................................................................................................................... Heeft de toezichthouder voldoende middelen om het dragen van pbm af te dwingen of te stimuleren (sanctiebeleid of beloningsbeleid)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 79
N.v.t.
Checklist 2.
RI&E AFWEZIG OF RI&E HEEFT GEEN BETREKKING OP DE RISICO’S VAN DE WERKZAAMHEDEN EN WERKLOCATIE VAN GEDETACHEERDE SW-MEDEWERKERS.
Ga eerst na of het beleid van de Sociale Werkvoorziening toestaat om werkzaamheden te laten uitvoeren waarvan geen RI&E is gemaakt door het inlenend bedrijf? Gebruik onderstaande checklist om een snelle inschatting van de risico’s te maken. Bedrijfsgegevens van werkplek gedetacheerde medewerker(s) Naam bedrijf: ............................................................................................................................. Bedrijfsactiviteiten: ..................................................................................................................... Naam contactpersoon: ............................................................................................................... Functie contactpersoon: ............................................................................................................ Naam leidinggevende contactpersoon: ..................................................................................... Bezoekadres/werklocatie: .......................................................................................................... Postcode Plaats: ........................................................................................................................ Telefoon/Fax: ............................................................................................................................. KAM-certificering? ISO / VCA / OSHAS / BRL/ INK Welke werkzaamheden moeten worden verricht: ...................................................................... Welke en hoeveel SW-medewerkers zijn beoogd om deze werkzaamheden uit te voeren? .... (Voeg eventueel een lijst met medewerkers toe) Toelichting: Als het gearceerde antwoord wordt aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt. Zijn de beoogde SW-medewerkers geestelijk en lichamelijk geschikt om deze werkzaamheden in principe uit te voeren?
Ja
Nee
Zijn er voldoende sanitaire en pauze voorzieningen voor de gedetacheerde SWmedewerkers (wasbakken, toiletten, pauzekeet ed.)?
Ja
Nee
Zijn de sanitaire voorzieningen en pauze ruimten geschikt/bereikbaar voor medewerkers met een lichamelijke beperking?
Ja
Nee
Bereikbaarheid/gebouwaspecten
SW-bedrijf Zo nee, door wie moeten aanpassingen worden aangebracht: SW-bedrijf of inlenend bedrijf? (liften, brede doorgangen/ grote toiletten)?
Inlenend bedrijf n.v.t.
Is het locatie voldoende afgestemd op het aantal medewerkers dat wordt gedetacheerd (overal voldoende (dag)licht, ventilatie, grootte)?
Ja
Nee
Zorg voor arbeidsomstandigheden/RI&E / Plan van Aanpak Wie coördineert zorg voor arbeidsomstandigheden?
...........................................................
Wie is verantwoordelijk voor de zorg voor arbeidsomstandigheden? ........................................................... Wie houdt toezicht op gedetacheerde medewerkers?
...........................................................
Zijn extra maatregelen nodig voor de beperkingen van de SW-medewerkers?
Ja
Nee
Wie coördineert de zorg voor arbeidsomstandigheden bij het bedrijf? ...........................................................
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 80
Wie is verantwoordelijk voor de zorg voor arbeidsomstandigheden?
................................................
Wie houdt toezicht op de werkzaamheden van en afspraken met de gedetacheerde medewerkers?
........................................
Zijn de verzekeringen (ongeval, aansprakelijkheid) van het inlenende bedrijf ook van toepassing op de gedetacheerde medewerkers?
Ja
Nee
N.v.t.
Zijn de verzekeringen van het SW-bedrijf van toepassing bij detacheerwerk?
Ja
Nee
N.v.t.
Heeft het inlenend bedrijf een meldprocedure voor arbeidsongevallen?
Ja
Nee
Zo ja, worden ongevallen ook doorgemeld aan het SW-bedrijf?
Ja
Nee
N.v.t.
Is hierin opgenomen bij wie de melding moet worden gedaan?
Ja
Nee
N.v.t.
Heeft het bedrijf voldoende bedrijfshulpverleners (rekeninghoudende met -extrahet aantal gedetacheerde medewerkers)?
Ja
Nee
Zijn de ontruimingsvoorzieningen en is de organisatie van BHV voldoende afgestemd op SW-medewerkers met mogelijke (lichamelijke of geestelijke) beperkingen?
Ja
Nee
Is de locatie gelet op de BHV-voorzieningen (vluchtwegen, blus en EHBO voorzieningen) voldoende berekend op het totale aantal medewerkers (inclusief SW-medewerkers)?
Ja
Nee
Zijn er voldoende en juiste EHBO-middelen aanwezig met betrekking tot de (afwijkende risicovolle) werkzaamheden van de gedetacheerde medewerkers?
Ja
Nee
Zijn de BHV-ers voor de gedetacheerden eenvoudig herkenbaar en is iedereen bekend wie dat zijn?
Ja
Nee
Ja
Nee
Bedrijfshulpverlening/ ontruiming/ ongevallen
N.v.t.
Wie geeft voorlichting over de BHV-organisatie en middelen aan gedetacheerden? ......................................................................................................................................
Risico’s: werken met gevaarlijke stoffen Wordt er gewerkt met gevaarlijke stoffen of in ruimten waar ze vrijkomen?
Welke beheersmaatregelen worden toegepast (bijv. afzuiging, ventilatie, afsluiting. pbm)? ................................................................................................................................................
N.v.t.
……………………………………………………………………………………………………….. Voldoen deze beheersmaatregelen?
Ja
Nee
N.v.t.
Is er voldoende informatie beschikbaar over de gevaren van en blootstelling aan de betreffende gevaarlijke stoffen? (via veiligheidsinformatiebladen, gebruikershandleiding e.d.)?
Ja
Nee
N.v.t.
Worden de beheersmaatregelen ter beschikking gesteld?
Ja
Nee
N.v.t.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 81
Wie geeft voorlichting over de risico’s van de stoffen en gebruik van de beheersmaatregelen waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen? .................................................................................................................... Wie houdt toezicht op het gebruik van beheersmaatregelen waaronder gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen? ................................................................................................................................. Zijn de gevaarlijke stoffen veilig opgeslagen in kasten of opslagruimten?
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
- Worden deze arbeidsmiddelen goed onderhouden en regelmatig gekeurd op veiligheidsaspecten zoals functionerende beveiligingen en elektriciteit?
Ja
Nee
N.v.t.
- Zijn er zichtbare risico’s te constateren aan deze arbeidsmiddelen?
Ja
Nee
N.v.t.
- Zijn er specifieke gebruikersinstructie (opleidingen) of diploma’s noodzakelijk voor het werken met deze arbeidsmiddelen?
Ja
Nee
N.v.t.
Risico’s: werken met arbeidsmiddelen (machines/apparatuur/voertuigen) Moeten werkzaamheden worden uitgevoerd met arbeidsmiddelen van het inlenende bedrijf? Zo ja:
o Zo ja, wie geeft de gebruikersinstructies?
.......................................
o Sluit de instructie voldoende aan bij de kennis en kunde van de gedetacheerde medewerkers? - Zijn voor het werken met deze arbeidsmiddelen noodzakelijke of verplichte PBM nodig?
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Zo ja, welke: ..............................................................................................................................................
N.v.t.
Wie houdt toezicht op het juiste gebruik van de beheersmaatregelen waaronder gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen?
N.v.t.
..................................................................................................................................................... Zijn voor er werkzaamheden of werkplekken waar valgevaar bestaat?
Ja
Nee
Zijn de middelen (zoals tafels, transportbanden, de stoelen, bedieningsmiddelen van een machine, de werkopstelling) voldoende in- of verstelbaar om de werkzaamheden aan te passen aan de situatie?
Ja
Nee
Zijn er voldoende ergonomische hulpmiddelen aanwezig om het werk in voldoende mate te verlichten, zoals heftruck, elektrische palletwagens, schaarliften, balancers voor handmachines?
Ja
Nee
Wordt het werk waar dit mogelijk is, ook zittend verricht?
Ja
Nee
Wordt bij staand werk een stasteun of stamat beschikbaar gesteld?
Ja
Nee
Risico’s: werken op een ergonomische werkplek en lichamelijke belasting
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
N.v.t.
pagina 82
Wordt staand werk voldoende afgewisseld met voldoende loopwerk?
Ja
Nee
Liggen de benodigde middelen (onderdelen of arbeidsmiddelen) in onmiddellijke nabijheid van de medewerkers (voorkomen van ver reiken)?
Ja
Nee
Wordt aangevoerd materieel op de juiste hoogte of dicht mogelijk bij de medewerker geplaatst (ter voorkoming van veelvuldig bukken of ongezond tillen)?
Ja
Nee
Worden werkzaamheden voldoende afgewisseld, dwz andere spiergroepen “aan het werk gezet”?
Ja
Nee
Is er voldoende daglicht of zijn er voldoende lichtvoorzieningen aanwezig in de werkruimte?
Ja
Nee
Heeft de werkruimte voldoende ventilatie (toevoer en afvoer van lucht) voor het (grotere) aantal gedetacheerde medewerkers?
Ja
Nee
Biedt de werkruimte voldoende mogelijkheden om daar in een comfortabel klimaat te kunnen werken (voldoende verwarming of verkoeling, geen tocht, geen geluidshinder, geen hoge of lage luchtvochtigheid)?
Ja
Nee
Zijn voor het werken in de ruimten bepaalde pbm noodzakelijk, zoals bedrijfskleding, handschoenen, schoeisel en dergelijke?
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Zo ja, is er een overzicht van werkzaamheden en noodzakelijke/verplichte pbm beschikbaar?
Ja
Nee
N.v.t.
Stelt het inlenend bedrijf pbm ter beschikking?
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Wie geeft de gedetacheerde medewerkers of werkbegeleiders instructie over een goede ergonomische inrichting van de werkplek en op de juiste wijze belasten van het lichaam? .......................................................................................................................................
Risico’s: belastende omgevingsfactoren (klimaat, lawaai, straling, trilling)
Werken met persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) Zijn er werkzaamheden waarvoor persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk dan wel verplicht zijn?
Zo nee, zijn er specifieke eisen waaraan ze moeten voldoen? Wie ziet toe op het dragen en het juiste gebruik van de pbm? Heeft de toezichthouder voldoende middelen om het dragen van pbm af te dwingen of te stimuleren (sanctiebeleid of beloningsbeleid)?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
......................................... Ja
pagina 83
Nee
N.v.t. N.v.t.
Checklisten voor gehandicapt-gerelateerde risico’s Hieronder vindt u een aantal vragenlijsten voor handicapgerelateerde risico’s: § vragenlijst blinden § vragenlijst slechtzienden § vragenlijst doven en slechthorenden § vragenlijsten neurologische aandoeningen - algemeen - vragen voor medewerkers met epilepsie - vragen voor medewerkers met klachten van duizeligheid/evenwichtsproblemen - vragen voor medewerkers met de ziekte van Parkinson - vragen voor medewerkers met organisch psychosyndroom (OPS) § vragenlijst motorische handicap § vragenlijst personen met een beperkte loopfunctie Deze vragenlijsten kunnen gebruikt worden naast de werkplek-, werksoort- en functie-gerelateerde vragenlijsten, indien er op de betreffende afdeling of werkplek een of meer medewerkers werken met een van de bovengenoemde handicaps.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 85
Vragenlijst blinden Toelichting: Als de gearceerde antwoorden worden aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt.
Checkpunten 01
Toegangswegen en paden zijn vrij van obstakels?
02
05
Onvermijdbare obstakels zijn gemarkeerd door rubbertegels o.d.? Er zijn geen niveau-verschillen in toegangswegen en paden? Trappen, bordessen e.d. zijn door contrasterende materialen herkenbaar? Tourniquette-deuren zijn afwezig?
06
Antwoorden Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Er zijn gidslijnen in gangen, naar lift, en naar uitgangen?
Ja
Nee
07
Afdelingen en verdiepingen zijn in braille aangegeven?
Ja
Nee
08
Bedieningsknoppen in de lift hebben een brailleaanduiding? Trapleuningen lopen ook op bordessen door?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
03 04
09 10
Leuningen lopen door tot ± 45 cm voorbij begin en einde van de trap?
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 86
Vragenlijst slechtzienden Toelichting: Als de gearceerde antwoorden worden aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt.
Checkpunten 1
Toegangwegen en paden zijn vrij van obstakels?
2
Antwoorden Ja
Nee
Onvermijdbare obstakels hebben een contrasterende kleur?
Ja
Nee
3
Deurkrukken zijn uitgevoerd in een contrasterende kleur?
Ja
Nee
4
Ja
Nee
5
Glaspanelen zijn op ooghoogte voorzien van contrasterende kleur? Deuren zijn contrasterend met de rest van het gebouw?
Ja
Nee
6
Verlichting in gangen is tenminste 300 lux?
Ja
Nee
7
Er is permanente verlichting in de bedrijfstoegang? Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
8
Er is bewegwijzering door kleurcontrasten?
9
Er is permanente verlichting boven de liftdeur?
10
De verlichting in de lift is tenminste 500 lux?
11
Randen van traptreden zijn in een contrasterende kleur?
Ja
Nee
12
Trapleuningen zijn in een contrasterende kleur?
Ja
Nee
13
De verlichting op de trap is tenminste 300 lux?
Ja
Nee
14
Er zijn zo weinig mogelijk lichtweerkaatsende oppervlakken op de werkplek? De werkplekverlichting is tenminste 1000 lux?
Ja
Nee
Ja
Nee
Op de werkplek wordt verblinding door direct licht voorkomen?
Ja
Nee
Er is, naast werkplekverlichting een goede basisverlichting?
Ja
Nee
15 16 17
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 87
Vragenlijst doven en slechthorenden Toelichting: Als de gearceerde antwoorden worden aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt.
Slechthorenden 1.
2.
3. 4. 5.
Medewerkers die moeite hebben met (spraak)verstaan in een lawaaierige omgeving werken in een omgeving zonder veel geluidsbronnen
Ja
Nee
Ten behoeve van slechthorenden is de akoestiek in de ruimte goed genoeg (geen of weinig nagalm, e.d.) en is de hoeveelheid achtergrondruis beperkt.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
In vergader- en spreekruimten is een ringleiding aangebracht. Extra benodigde hulpmiddelen, zoals telefoonversterkers, zijn verstrekt. Het werken in een ruimte met voertuigen (bijvoorbeeld druk verkeer van vorkheftrucks in een magazijn/expeditieruimte, werken op straat) levert extra gevaar doordat de medewerker de voertuigen niet hoort aankomen, claxons niet hoort, etc..
Doven 1.
Instructies worden aangepast (bijvoorbeeld gegeven in gebarentaal)
Ja
Nee
2.
Afwijkingen in processen, storingen van machines, e.d. zijn visueel waarneembaar (bijvoorbeeld door lichtsignalen).
Ja
Nee
3.
Extra benodigde hulpmiddelen zoals tekst- en beeldtelefoons, communicatiesystemen met display, geluidsversterkende hulpmiddelen en ringleiding, zijn verstrekt. Er is een goede verlichting, in verband met spraakafzien, aanwezig.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
4. 5.
Waarschuwingssignalen zijn gevisualiseerd (bijvoorbeeld door gebruik van een flitslamp)
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 88
Vragenlijsten neurologische aandoeningen Neurologische aandoeningen bestaan in verschillende vormen en gradaties. De bekendste en meest voorkomende aandoeningen zijn: de ziekte van Parkinson, Alzheimer, epilepsie en evenwichtsstoornissen. Door de grote verscheidenheid in soort en ernst van de aandoeningen, is het nodig dat op individueel niveau (door de indicatiecommissie) in kaart wordt gebracht wat de mogelijkheden en beperkingen zijn. Deze vragenlijst bevat echter algemene aandachtspunten betreffende de arbeidsomstandigheden van medewerkers met een neurologische aandoening. Verder zijn aanvullende aandachtspunten weergegeven voor medewerkers met epilepsie en evenwichtsstoornissen. Toelichting: Als de gearceerde antwoorden worden aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt. Algemeen 1.
De werkplek(ken) zijn zonder trappen te bereiken.
Ja
Nee
2.
Er bevinden zich drempels in de looproutes
Ja
3.
De vloer is vlak en niet te glad
Ja
Nee Nee
4.
Er liggen snoeren los over de vloer
Ja
Nee
5.
Er is voldoende loopruimte, zodat de kans op verwondingen aan meubilair (bij vallen) beperkt is
Ja
Nee
6.
Looppaden zijn vrij van obstakels
Ja
Nee
7.
Er wordt door de medewerker alleen gewerkt
Ja
Nee
8.
De verwarming is voorzien van een afscherming (zoals een omkasting)
Ja
Nee
9.
Wanneer sprake is van veel ongecontroleerde bewegingen, is een stevige stoel met vaste stoelpoten (geen rollende stoel) beschikbaar. Er wordt gewerkt in de nabijheid van (elektrische) arbeidsmiddelen met bewegende delen
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
10. 11.
Het meubilair en in de werkruimte aanwezige arbeidsmiddelen zijn voorzien van scherpe hoeken
12.
De deuren van toiletten zijn van buitenaf te openen en draaien naar buiten toe open. De wastafel bevindt zich in een voorportaal (zodat men er bij een eventuele val op het toilet niet tegenaan valt).
13. 14.
Er wordt zonder valbescherming op hoogte gewerkt (ladders, steigers, daken).
Ja
Nee
15.
Er wordt in de buurt van hittebronnen (zoals ovens, frituur en lasapparatuur) gewerkt
Ja
Nee
16.
Er wordt in de buurt van water gewerkt, waardoor verdrinkingsgevaar bestaat.
Ja
Nee
17.
In het bedrijfshulpverleningsplan is aandacht besteed aan de risico’s van medewerkers met een neurologische handicap (denk aan de wijze van handelen bij uitvallen en de wijze van ontruiming van medewerkers met evenwichtsproblemen).
Ja
Nee
Er moet regelmatig onder grote (tijds)druk gewerkt worden.
Ja
Nee
19.
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 89
Aanvullende vragen voor medewerkers met epilepsie Epilepsie doet zich voor in verschillende gradaties. Belangrijk is, als u een medewerker met een dergelijke beperking in dienst krijgt, na te gaan: • Wat de aard van de aanvallen is • Hoe vaak de aanvallen plaatsvinden en of de afgelopen periode nog veel aanvallen zijn voorgekomen • Wat het tijdstip van de aanvallen is (’s nachts tijdens het slapen of overdag). Of de medewerker de aanval wel of niet van tevoren voelt aankomen • Wat de invloed van de medicijnen is op zaken als reactievermogen, coördinatievermogen, e.d. • Wat bij hem/haar situaties zijn die de kans op een aanval vergroten. Onder- en bovenstaande vragen zijn bedoeld voor medewerkers die nog regelmatig last hebben van aanvallen. Rijvaardigheid (t.b.v. werkzaamheden waarmee een voertuig, zoals een vorkheftruck moet worden bestuurd). 1.
Heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR) een verklaring voor rijgeschiktheid afgegeven?
Ja
Nee
2.
De aanwezige bedrijfshulpverleners zijn bekend met de handelwijze bij aanvallen.
Ja
Nee
3.
Stopcontacten zijn beveiligd met afdekplaatjes.
Ja
Nee
Aanvullende vragen voor medewerkers met klachten van duizeligheid/evenwichtsproblemen 1.
In lange gangen zijn leuningen aangebracht.
Ja
Nee
2.
Werkruimten zijn voldoende verlicht.
Ja
Nee
3.
Er zijn op de werkplek zelf hulpmiddelen (zoals armleuningen), die het opstaan vergemakkelijken.
Ja
Nee
4.
Stoelen zijn hoog genoeg, zodat eenvoudig uit de stoel kan worden opgestaan.
Ja
Nee
Aanvullende vragen voor medewerkers met de Ziekte van Parkinson Spanning en onzekerheid en het te lang moeten volhouden van eenzelfde werkhouding kunnen bij deze ziekte leiden tot een verergering van de klachten. Verder worden de dagelijkse handelingen (opstaan, wassen, aankleden, eten) vaak moeilijker en trager, waardoor deze veel tijd kosten. Bovenstaande maakt het aanpassen van werktijden en vermijden van stress belangrijk. 1.
Er wordt voorkomen dat de werkdruk leidt tot spanning en onzekerheid.
Ja
Nee
2.
De werktijden worden aangepast aan de medewerker (een latere aanvangstijd en langere lunchpauze voorkomen stress).
Ja
Nee
3.
Er is genoeg afwisseling in werkhouding mogelijk.
Ja
Nee
4.
Stoelen zijn hoog genoeg, zodat niet eenvoudig kan worden opgestaan.
Ja
Nee
Ja
Nee
Aanvullende vragen voor medewerkers met organisch psychosyndroom (OPS) 1.
Medewerkers met organisch psychosyndroom werken met oplosmiddelhoudende produkten (verf, thinner, lijmen, e.d.).
Vragenlijst motorische handicap
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 90
Toelichting: Als de gearceerde antwoorden worden aangekruist, kan er sprake zijn van een knelpunt. Als het niet-gearceerde antwoord wordt aangekruist, is er in principe geen sprake van een knelpunt. Bewegingsruimte Bij de grootte van de ruimte is rekening gehouden met een draaicirkel van de rolstoel van 150 cm. Er is een aanrijruimte van min. 50 cm. voorzien naast de deur aan de slotzijde. Deze ruimte is nodig om de deur makkelijk te kunnen openen. Drempels zijn afwezig. Indien er toch drempels zijn, dan heeft men een hellend vlak voor de rolstoelgebruiker aangebracht. De doorgangsbreedte voor deuren bedraagt min. 88 cm.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Gangen en doorgangen in andere ruimten zijn voldoende breed. Bereikbaarheid gebouw Er is een parkeerruimte voor de rolstoelgebruiker van 350 cm. breed en 500 cm. Lang. Toegangswegen zijn minimaal 120 cm. breed (aanbevolen 150 cm.). Vlak voor de ingang van een gebouw is een horizontale manoeuvreerruimte van minimaal 150 x 150 cm. aanwezig. Niveau verschillen bedragen nooit meer dan 2 cm. Voor een hoogteverschil van 10 cm. of kleiner, of een te overbruggen afstand van maximaal 1,5 m. bedraagt de hellingsgraad maximaal 10%. Voor een hoogteverschil van 25 cm. of een te overbruggen afstand van maximaal 3 m. bedraagt de hellingsgraad maximaal 8,3%. Voor een hoogteverschil van 50 cm. of een te overbruggen afstand van maximaal 8 m. bedraagt de hellingsgraad maximaal 6,3%. Voor een hoogteverschil van 1m. of een te overbruggen afstand van maximaal 20 m. bedraagt de hellingsgraad maximaal 5%. Aan weerszijden van de helling is een opstaande rand van minimaal 5 cm. hoogte geplaatst. Bij het begin en het einde van de helling is een horizontaal niveau van 150 cm. aanwezig. De oppervlakte van de helling is stroef, heeft een egale grondbedekking en is slipvrij. Toegangsdeur
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Draaideuren zijn afwezig. Indien er toch draaideuren aanwezig zijn, is er voor de rolstoelgebruiker een openslaande deur. Drempels worden zoveel mogelijk vermeden.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Indien er toch drempels zijn, zijn deze niet hoger dan 2 cm.
Ja
Nee
Indien er drempels zijn van meer dan 2 cm., wordt met hellingen gewerkt.
Ja
Nee
Er is een vrije doorgangsbreedte van minimaal 88 cm.
Ja
Nee
Er is een aanrijruimte van 50 cm. naast de deur aan de slotzijde.
Ja
Nee
De deurkruk bevindt zich op 90 cm. hoogte Automatische deuren hebben een minimale openings- en sluitingstijd van 6 seconden Liften
Ja
Nee
Ja
Nee
De lift heeft een minimale afmeting van 140 cm. diep en 110 cm. breed
Ja
Nee
De doorgangsbreedte van de deur bedraagt minimaal 88 cm.
Ja
Nee
De aanrijruimte naast de lift bedraagt minimaal 50 cm. De bedieningsknoppen zijn op 80 cm. hoogte aangebracht De bedieningsknoppen zijn 50 cm. uit de hoeken geplaatst Voor rolstoelgebruikers met een beperkte handfunctie zijn de oproepknop en de bedieningsknoppen uitgevoerd als grote opbouwknoppen met een diameter van 5 cm.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 91
N.v.t.
N.v.t.
De peilinstelling van de lift is in principe tot op 2 cm. nauwkeurig
Ja
Nee
Hefplateau Een hefplateau wordt gebruikt voor niveauverschillen tot maximaal 180 cm. verticaal De minimumafmetingen bedragen 90 x 120 cm.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
De bediening vindt plaats door middel van grote knoppen op 80 cm. hoogte
Ja
Nee
N.v.t.
Er is een afrijbeveiliging
Ja
Nee
N.v.t.
De minimumafmetingen zijn 90 x 120 cm. Er is een elektrisch bedienbare opklapbare uitvoering aanwezig (deze kan door de rolstoelgebruiker zelf worden bediend) De afrijdbeveiliging vormt geen obstakel bij het oprijden Werkruimte Voor en achter elke deur die toegankelijk dient te zijn is er een ruimte voor een draaicirkel met een diameter van 150 cm. Achter de werktafel is een ruimte van meer dan 150 cm. aanwezig om te kunnen manoeuvreren De minimale doorgang tussen de meubelen bedraagt 90 cm. Het werkvlak is aangepast aan de hoogte van de rolstoel Er is gekozen voor meubilair met zo weinig mogelijk tafelpoten Er is veel kastruimte in de breedte aanwezig (in verband met het beperkte reikvermogen van rolstoelgebruikers Sanitair
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Het toilet heeft een afmeting van 220 x 220 cm.
Ja
Nee
Het toilet is achteraan in het midden geplaatst
Ja
Nee
De doorgangsbreedte van de deur bedraagt 88 cm.
Ja
Nee
De deurgrepen staan op 90 cm. Aan de binnenzijde van de deur is op 18 cm. van de scharnierzijde een verticale deurgreep geplaatst om het dichttrekken van de deur te vergemakkelijken De zithoogte bedraagt 50 cm. boven de vloer
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
De voorkant van de wc-pot bevindt zich op 75 cm. van de achterwand
Ja
Nee
De gebruiker kan leunen tegen een stevige rugleuning
Ja
Nee
Er is een alarmkoord aangebracht op 40 cm. boven de vloer Er is een wastafel geplaatst met een hoogte van 80 cm. en een onderrijdbare ruimte van 70 cm.. Er is een hendelmengkraan met een verlengde (minimaal 10 cm.) bedieningshendel aangebracht De onderzijde van de spiegel is op 90 cm. hoogte aangebracht
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Plateautraplift
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 92
Vragenlijst personen met een beperkte loopfunctie Bereikbaarheid gebouw Er is een parkeerplaats zo dicht mogelijk bij het gebouw
Ja
Nee
Er is een leuning aangebracht van de parkeerplaats naar het gebouw
Ja
Nee
Er zijn zo weinig mogelijk niveauverschillen Indien er niveauverschillen zijn, worden deze overbrugd door middel van kleine treden met een goede leuning er naast Toegangsdeur
Ja
Nee
Ja
Nee
Er zijn geen draaideuren aanwezig, of er is altijd ook een gewone deur aanwezig
Ja
Nee
De sluittijd bij automatische deuren bedraagt minimaal 6 seconden
Ja
Nee
De vloerbedekking is stroef.
Ja
Nee
Er zijn zitvoorzieningen geplaatst in lange gangen
Ja
Nee
Op een hoogte van 85 cm. zijn in de gangen leuningen aangebracht
Ja
Nee
De leuning kan geheel met de hand vastgepakt worden Er zijn in de gangen geen voorwerpen aanwezig die de vrije doorgang kunnen belemmeren Liften De openingstijd bij liften met een automatische deur bedraagt minimaal 6 seconden Er is een leuning aangebracht op 85 cm. hoogte
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
N.v.t.
Er is een opklapbaar zitje aangebracht op 47 cm. hoogte Werkruimte Verplaatsingen in de werkruimte zijn tot een minimum beperkt
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Nee
Er is een stoel met wieltjes beschikbaar
Ja
Nee
De werkruimte is vrij van obstakels In geval van verminderd evenwicht is een stoel met armleuningen beschikbaar gesteld Sanitair De werkplek is zo dicht mogelijk bij het toilet gesitueerd
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
In het toilet zijn handgrepen aangebracht
Ja
Nee
N.v.t.
N.v.t.
Gangen
handleiding voor een RI&E in de Sociale Werkvoorziening
pagina 93