Handleiding studenten bachelorscriptie juridische opleidingen
23 FEBRUARI 2016
Wat wordt er van u verwacht bij het schrijven van de bachelorscriptie? Inleiding Deze handleiding is bedoeld om u op weg te helpen bij het schrijven van uw bachelorscriptie, zodat u vooraf een indruk hebt van wat u kunt verwachten. De handleiding is van toepassing op de juridische bacheloropleidingen (Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht, Fiscaal recht). De opleiding Criminologie heeft een eigen scriptiehandleiding. In deze handleiding vindt u informatie over de gang van zaken bij de scriptiebegeleiding en – beoordeling en daarnaast adviezen voor het onderzoek- en schrijfproces. Naast deze handleiding hebben de meeste afdelingen of begeleidingsgroepjes een apart document waarin het scriptietraject nader wordt uitgewerkt binnen de in deze handleiding geschetste kaders. Aansluiting op andere programma-onderdelen De bachelorscriptie staat als laatste onderdeel geprogrammeerd en is daarmee voor de meeste studenten (op hoogstens één of enkele vakken na) de afronding van hun bacheloropleiding. Afronding van de opleiding houdt niet in, dat alle kennis en vaardigheden die u gedurende de opleiding heeft opgedaan in de bachelorscriptie bij elkaar komen en/of worden getoetst. Wel bouwt de bachelorscriptie voort op wat u hiervoor in de studie heeft geleerd, met name: -
academische en juridische manier van denken; kennis over en omgang met juridische bronnen; waarderen van juridische bronnen en hiërarchie tussen verschillende juridische bronnen kunnen aangeven uitspraken doen over juridische problemen; ervaring met (juridisch) schrijven (komt m.n. aan de orde bij Grondslagen/oriëntatievakken, Rechtsfilosofie, Moot Court , en ook bij andere vakken als Bestuursprocesrecht en Materieel strafrecht).
Studielast, omvang en instapeis De studielast van de bachelorscriptie bedraagt 5 EC (d.w.z. 140 studiebelastingsuren), het niveau 4001. De beoogde omvang van de bachelorscriptie is 4000-5000 woorden, exclusief inhoudsopgave en literatuurlijst, inclusief notenapparaat. Uitsluitend in bijzondere gevallen (complex of omvangrijk onderwerp) en ná voorafgaande toestemming van de scriptiebegeleider mag het maximale aantal woorden 5.500 bedragen. Studenten moeten minimaal 60 EC aan vakken uit jaar II en III van de bacheloropleiding hebben behaald om met de bachelorscriptie te kunnen beginnen (voor Fiscaal recht moeten daarbij in ieder geval de vakken Directe Belastingen I en Theorie van het Belastingrecht zijn behaald). Bij bepaalde onderwerpen (zie verderop) kunnen er daarnaast specifieke vakken worden vermeld als instapeis.
1
Kenmerken niveau 400: naast een tekstboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke artikelen); toetsing (mede) d.m.v. een klein onderzoek, een referaat, of een schriftelijk werkstuk.
1
Wat wordt geleerd en getoetst bij de bachelorscriptie De bachelorscriptie is in de regel het eerste programmaonderdeel waarbij u een eenvoudig juridisch onderzoek (formuleren en oplossen van een overzichtelijk juridische probleem) van deze omvang van begin tot eind uitvoert: de onderzoeksvraag uitwerken, onderzoek doen en de resultaten en conclusies hiervan op schrift stellen. De bachelorscriptie is daardoor zowel leerproces als toets. De uiteindelijke beoordeling is gebaseerd op het eindproduct; dat eindproduct moet het cijfer kunnen dragen. U dient bij de bachelorscriptie te laten zien dat u, met een beperkte hoeveelheid begeleiding en binnen een beperkt tijdsbestek (ca. 10-11 weken): -
een rechtsvraag en/of een probleemstelling kunt afleiden uit de door de begeleider gegeven beknopte beschrijving van het onderwerp; - aan de hand daarvan deelvragen kunt formuleren, een beoordelingskader uitwerken, en een passende werkwijze ontwerpen voor het beantwoorden van de vraag, die u kunt verantwoorden; - passende bronnen en literatuur kunt vinden; - de bronnen tegen elkaar kunt afzetten; - schriftelijk verslag kunt doen van uw onderzoek in een goed gestructureerd stuk, in een leesbare, heldere stijl zonder taalfouten, met inachtneming van de gebruikelijke verwijzingsregels naar bronnen, zoals neergelegd in de Leidraad juridische auteurs (Kluwer) of in Onderzoeksvaardigheden /Research skills van H. Tigchelaar, I. Curry-Sumner, M. van der Linden-Smith, F.G.H. (François) Kristen, Ars Aequi,2010 (bij gebruik van veel internationaal-juridische bronnen). De bachelorscriptie betreft een juridisch onderzoek naar een overzichtelijk juridisch probleem. U dient te laten zien – met inachtneming van de bovenstaande punten – dat u een juridisch betoog op academisch niveau kunt schrijven, maar bij de bachelorscriptie wordt nog geen nieuwe, creatieve, bijdrage aan het wetenschappelijk debat verwacht. Taal van de scriptie De bachelorscriptie wordt in principe in het Nederlands geschreven. Uitzondering vormen de studenten International Business Law, die hun scriptie verplicht in het Engels dienen te schrijven. Studenten van de overige richtingen die hun scriptie in het Engels willen schrijven, dienen hiervoor toestemming aan te vragen bij de examencommissie. Voorwaarden zijn dat het onderwerp internationaal is, en het juridisch Engels van zowel student als begeleider aantoonbaar goed is. Het schrijven van de scriptie Inrichting van het scriptietraject Het schrijven van de scriptie gebeurt volgens een vaste jaarlijkse planning tussen begin maart en eind mei (of begin juli, in geval van een herkansing). Begin- en einddatum zijn voor alle studenten van een bepaalde opleiding hetzelfde (zie bijlage voor planning bachelorscriptie 2015/2016) en de deadline wordt zeer strikt gehanteerd. Uitzonderingen zijn alleen mogelijk na toestemming van de examencommissie in zeer uitzonderlijke omstandigheden (overmacht).
2
U heeft beperkte keuzevrijheid bij het kiezen van hun onderwerp. Scriptiebegeleiders hebben van te voren onderwerpen bedacht, studenten schrijven zich daarop in en kunnen onderwerpen van eerste, tweede, en derde keuze aangeven. De indeling op onderwerp gebeurt bij de opleiding Rechtsgeleerdheid door het Onderwijsinformatiecentrum, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de studenten. Voor andere opleidingen kan een andere werkwijze gelden waarbij de indeling via het secretariaat van die opleidingen loopt. Het aantal studenten per scriptiebegeleider verschilt. De begeleiding vindt meestal deels plaats in groepjes. Er dienen minimaal drie begeleidingsbijeenkomsten plaats te vinden (exclusief de eindbespreking), waarvan minimaal één individueel. De precieze planning van de bijeenkomsten kan per onderwerp en per begeleider enigszins verschillen. Wanneer een groepsbijeenkomst wordt gewijd aan de bespreking van door studenten geschreven concepten (scriptie-opzet, hoofdstuk), is het maximaal aantal deelnemers in principe zes of zeven. Het begeleidingstraject wordt zo ingericht dat u in ieder geval (schriftelijke) feedback van de begeleider krijgt op: -
de geformuleerde onderzoeksvraag /probleemstelling en de opzet; een of meer losse hoofdstukken; het concept van de gehele scriptie.
Vanwege de beperkte duur van het scriptietraject, worden er ook voor de tussentijdse producten strikte deadlines gehanteerd. Het niet halen van een deadline betekent dat u het recht op feedback op een tussentijds product verspeelt of slechts gedeeltelijk kan gebruiken (als u helemaal niets, respectievelijk een niet-af product indient). De docent beoordeelt hoeveel feedback er nodig is. Te veel vraag naar, of noodzaak voor, feedback kan leiden tot een negatievere beoordeling op het onderdeel ‘zelfstandigheid/proces. . De precieze invulling van begeleidingstraject per onderwerp/scriptiegroepje (of cluster van onderwerpen) wordt uitgewerkt door de scriptiebegeleider/scriptiecoördinator. Begin van het scriptietraject: probleemstelling en opzet Aan het begin van het scriptietraject (begin maart) vindt het inleidende hoorcollege plaats, waarin wordt uiteengezet hoe u te werk gaat bij het onderzoek- en het schrijfproces. Allereerst dient u binnen het onderwerp waarbij u bent ingedeeld een nauwkeurige, afgebakende onderzoeksvraag te formuleren, die u door middel van uw onderzoek zult gaan beantwoorden. Bij de eerste begeleidingsbijeenkomst zal uw scriptiebegeleider, in aanvulling op het inleidende hoorcollege, meer toelichting geven op het formuleren van een probleemstelling c.q. onderzoeksvraag en de uitwerking hiervan tot scriptieopzet. In de meeste gevallen zult u een scriptie schrijven met een aantal andere studenten over het door uw begeleider gegeven onderwerp. Iedere student ontwikkelt echter zelf een probleemstelling op basis van dit onderwerp. De probleemstelling of onderzoeksvraag verwoordt de eigenlijke vraag of het probleem waarover de scriptie handelt. Het is één van de boeiendste maar vaak ook lastigste onderdelen van de scriptie. De probleemstelling moet enerzijds precies zijn, anderzijds bondig en het vereist intensief denkwerk om aan beide eisen tegelijk te voldoen.
3
-
De probleemstelling moet precies zijn: de vraag of het probleem moet zo geformuleerd zijn dat duidelijk is wat in de scriptie wordt onderzocht. Een te ruime (vage) probleemstelling geeft te weinig informatie over de beperkingen die u zich bij het onderzoek heeft opgelegd en is dan toepasbaar op vele mogelijke scripties over hetzelfde onderwerp. De probleemstelling gaat dus veel verder dan het onderwerp van de scriptie, en bevat ook de weergave van wat u over dat onderwerp wilt weten, de wijze waarop u dat doet, de beperkingen naar tijd, plaats, doelgroep, enz.
-
De probleemstelling moet bondig zijn: de probleemstelling dient beperkt te zijn tot de essentiële aspecten van uw onderzoek. Alles wat niet wezenlijk bijdraagt tot een beter begrip van uw onderzoek, leidt van de hoofdzaak af en maakt dat minder goed overkomt waar uw onderzoek uiteindelijk om draait. Een goede toets is of u in één zin kunt formuleren wat u wilt gaan onderzoeken.
Op basis van de probleemstelling maakt u vervolgens de opzet van de scriptie. De opzet bevat in ieder geval een afbakening en formulering van de probleemstelling, een kort toegelichte hoofdstukindeling van het toegewezen onderwerp en een overzicht van de te gebruiken literatuur (zie volgende paragraaf). Voor het maken van de hoofdstukindeling splitst u uw hoofdvraag op in deelvragen t.b.v. de beantwoording. Een goede opzet is de basis van de hele scriptie en zal het werken aan de scriptie aanzienlijk vergemakkelijken. Die opzet is terug te vinden in een goede inhoudsopgave. -
Met een goede, zo compleet mogelijke inhoudsopgave maakt u uw schrijftaak overzichtelijker, doordat u uw onderzoek in kleine hanteerbare delen opsplitst.
-
De inhoudsopgave helpt u om de verschillende onderdelen van de scriptie in een onderling logisch verband te plaatsen.
-
De inhoudsopgave maakt dat u gemakkelijker uit de startblokken kunt komen: u kunt beginnen met het eenvoudigste of interessantste onderdeel.
-
Het is verstandig achter de hoofdstukken en paragrafen van de inhoudsopgave een voorlopig aantal pagina’s te vermelden; ook dat geeft u houvast.
De bedoeling van de opzet is dat de begeleider begrijpt welke benadering u voor ogen staat, zodat hij/zij daarop zinvol commentaar kan geven. Sommige begeleiders werken daarnaast met een systeem van peer feedback, waarbij u commentaar levert op de opzet van één of meer van uw medestudenten die een scriptie schrijven over hetzelfde onderwerp (en vice versa). De peer feedback is een aanvulling op de feedback van de begeleider. Zoeken naar literatuur en jurisprudentie Het maken van de opzet voor uw scriptie en het zoeken van literatuur kunnen niet worden gescheiden: aan de hand van uw scriptieonderwerp en voorlopige en globale opzet selecteert u de literatuur, terwijl de geraadpleegde literatuur u op weg helpt de opzet verder uit te werken. De catalogus van de universiteitsbibliotheken In de catalogus kunt u zoeken in de collecties van de bibliotheken van de Universiteit Leiden, 4
waaronder de collectie van de Bibliotheek Rechten. U vindt de catalogus op de website van de bibliotheek: http://bibliotheek.leidenuniv.nl/rechtsgeleerdheid/. Met één zoekactie kunt u zoeken naar boeken en tijdschriften, zowel gedrukt als online, én naar online beschikbare tijdschriftartikelen. De catalogus bevat echter weinig Nederlandstalige (juridische) tijdschriftartikelen. Hiervoor kunt u het beste zoeken met de zoekdienst Legal Intelligence, in PiCarta of in juridische databases. Via de bibliotheek heeft u bovendien toegang tot vele (juridische) databases. U vindt deze databases onder de tab Find Databases in de catalogus. Legal Intelligence Ook Legal Intelligence vindt u via de tab Find Databases. U moet eerst inloggen in Legal Intelligence. Rechtsboven in het zoekscherm ziet u vervolgens uw naam staan. Legal Intelligence is een zoekdienst waarmee u gelijktijdig kunt zoeken naar juridische informatie die door de overheid gratis via het internet ter beschikking wordt gesteld (rechtspraak, wet- en regelgeving en jurisprudentie) én wetenschappelijke informatie van juridische uitgevers. Echter niet alle juridische informatie kan doorzocht worden met Legal Intelligence! Hulp nodig? Studenten die aan hun scriptie beginnen, kunnen voor eerste hulp bij het zoekproces een afspraak maken met één van de vakreferenten van de Bibliotheek Rechten. U kunt hierover informatie inwinnen bij de balie van de Bibliotheek Rechten, of rechtstreeks contact opnemen met de vakreferent. De contactgegevens van de vakreferenten staan op de website van de bibliotheek (onder ‘contact’). Daarnaast kunt u gebruik maken van het aanbod van online tutorials in de Toolbox. U vindt deze Toolbox via de pagina Hulp nodig? De Toolbox bevat onder meer de volgende tutorials: - Werken met de Catalogus - De module JurInfo De cursus Juridische Informatievaardigheden (JurInfo) is een online cursus die rechtenstudenten leert om informatiebronnen te selecteren, een zoekstrategie te ontwikkelen en de zoekresultaten te beoordelen op relevantie en betrouwbaarheid. Modules Start een scriptie Internet Internet is natuurlijk een onmisbare bron voor het opzoeken van informatie. Maar niet elke site verstrekt betrouwbare c.q. ongekleurde informatie (te denken valt aan sites van belangengroeperingen, politieke partijen, maar ook van advocatenkantoren). Het wordt u daarom aangeraden alleen gebruik te maken van officiële sites van de Europese Unie, de Tweede Kamer, Ministeries en andere officiële instanties. Dit is natuurlijk anders wanneer u juist het standpunt van bijvoorbeeld een belangengroepering wenst weer te geven. Een speciale zoekmachine is Google Scholar. Google Scholar biedt een eenvoudige manier om wetenschappelijke publicaties uit verschillende vakgebieden op te sporen: artikelen, proefschriften, boeken, samenvattingen en publicaties, alsmede onderzoeksrapporten van universiteiten en andere wetenschappelijke organisaties. Met de links van Google Scholar is het is gemakkelijk vast te stellen waar het complete artikel zich bevindt in de bibliotheek of op het web.
5
Andere internetsites en zoekmachines kunt u het beste alleen gebruiken om de zoektocht naar betrouwbare sites en informatie te vergemakkelijken. Literatuurlijst Wanneer u voldoende informatie heeft gevonden, plaatst u het door u geselecteerde materiaal in een literatuurlijst. Het rangschikken van het door u gevonden materiaal geschiedt op basis van de alfabetische volgorde van de namen van de auteurs. Geeft u zich bij de literatuurlijst ook rekenschap van de hiërarchie van de diverse rechtsbronnen. Wanneer u veel jurisprudentie bij uw scriptie betrekt, is het raadzaam reeds bij uw opzet een aparte jurisprudentielijst op te stellen. Voor de wijze waarop de literatuur in de literatuurlijst dient te worden weergegeven, verwijzen wij u naar de Leidraad voor juridische auteurs, die gratis is te downloaden van het internet (www.kluwer.nl/leidraad). Als u een Engelstalige scriptie schrijft, of veel internationale bronnen gebruikt, kunt u lezen hoe u deze dient weer te geven en citeren in Onderzoeksvaardigheden /Research skills van H. Tigchelaar, I. Curry-Sumner, M. van der Linden-Smith, F.G.H. (François) Kristen, Ars Aequi,2010 Het schrijven van de scriptie Wanneer uw opzet en literatuurlijst zijn goedgekeurd, kunt u aan het eigenlijke schrijfwerk beginnen. Tijdens het schrijfproces zult u de gelegenheid krijgen een hoofdstuk en een conceptversie van uw gehele scriptie te laten becommentariëren door uw begeleider , mits u deze uiterlijk op de daarvoor vastgestelde deadline inlevert. Maak vooral van goed deze mogelijkheid gebruik, het eindresultaat zal daarvan profiteren! Tijdens het schrijven van de scriptie heeft u, na de eerste bijeenkomt, nog twee keer een bijeenkomst met uw begeleider, al dan niet met een aantal andere studenten die een scriptie schrijven over hetzelfde onderwerp. Eén van deze bijeenkomsten – in de regel de bijeenkomst waarop de conceptversie van de scriptie wordt besproken – is individueel. Titel U kiest een titel die de inhoud dekt. De titel fungeert aanvankelijk als ‘werktitel’; vaak blijkt pas aan het einde van de scriptie wat de meest passende titel en/of subtitel is. De opbouw De opbouw van de scriptie volgt de systematiek inleiding – betoog – conclusie. De inleiding bevat uw onderzoeksvraag en het beoordelingskader; in de inleiding besteedt u aandacht aan de wijze waarop u uw onderzoeksvraag gaat beantwoorden en verantwoordt u deze. In het betoog (de tussenliggende hoofdstukken) wordt de onderzoeksvraag stap voor stap (via deelvragen) beantwoord. In de conclusie wordt dit alles samengebracht. Deze volgt uit het betoog en sluit aan op de inleiding. De conclusie mag geen nieuwe gegevens bevatten. Taal en stijl Enkele tips voor de schrijfstijl: - Schrijf zoveel mogelijk in overzichtelijke, niet-ingewikkelde zinnen; - Vermijd archaïsch of gewichtig taalgebruik; - Vermijd het overmatig gebruik van de lijdende vorm; - Vermijd vage kwalificeringen (vaak, soms, aanzienlijk, gedeeltelijk, grotendeels); 6
Wees zuinig met afkortingen en onderstrepingen en maak secuur gebruik van interpunctie; Gebruik aanhalingstekens waar nodig; Controleer op stijl- en tikfouten. Maak gebruik van de spellingchecker van uw pc. Laat de concepten die u inlevert gerust vooraf door anderen lezen. Iedere student die een scriptie schrijft, wordt geacht foutloos Nederlands te schrijven (of Engels, in het geval van een Engelstalige scriptie). Een slecht geschreven tekst overtuigt ook inhoudelijk niet. -
Citaten en plagiaat Wees zuinig met citeren. Plaats citaten tussen aanhalingstekens. Gebruik alleen een citaat als het de kerngedachte uitdrukt van de auteur of instantie. Indien u citeert, dient het citaat bij voorkeur kort te zijn. Ieder citaat dient verder te worden verantwoord (in noot / literatuurlijst). Het zal voor een rechtenstudent geen betoog behoeven dat het letterlijk overnemen van passages buiten het geval dat u citeert nooit is toegestaan. De scriptie dient een werkstuk van uw eigen hand te zijn en geen aaneenrijging van stukken van anderen. Hier geldt het aloude motto van Hugo de Groot: ‘Groot is den Schand van ’t Plaghiaet met eene Academiegraad’! Wat Hugo de Groot nog niet had en de faculteit tegenwoordig wel, is een computerprogramma dat alle scripties op plagiaat controleert. Voor de wijze van citeren verwijzen wij u naar de Leidraad voor Juristen en/of Onderzoeksvaardigheden/research skills (zie hierboven). Noten De noten moeten bij voorkeur worden geplaatst aan de voet van de bladzijde. Vermijd teveel uitweidingen in de noot. Weid alleen uit wanneer een uitweiding in de reguliere tekst aan het vloeiend verloop van uw betoog in de weg zou komen te staan. Voor de wijze waarop u in de noot verwijst naar geraadpleegde literatuur, zie hierboven. Literatuurlijst, inhoudsopgave en lijst van jurisprudentie Neem achter de scriptie een lijst van geraadpleegde literatuur op, alfabetisch gerangschikt naar de naam van de auteurs. Vermeld van ieder werk de volledige gegevens. Laat aan uw scriptie een inhoudsopgave vooraf gaan. Vermeld verder bij hoofdstukken en paragrafen het corresponderende paginanummer. Indien u veel jurisprudentie in uw scriptie betrekt, is een aparte jurisprudentielijst gewenst. Verzorging en lay-out Een stuk dat niet goed is verzorgd, zal met minder welwillendheid worden gelezen. Het is daarom van belang dat uw scriptie er toegankelijk uitziet. Vermeld op de binnenzijde van de eerste bladzijde onderaan uw naam, adres, studentnummer, telefoonnummer, e-mailnummer, studieopleiding en datum (maand en jaar), alsmede de naam van uw scriptiebegeleider en het aantal pagina’s van uw scriptie.
De afronding Inleveren scriptie en plagiaatcontrole U levert de eindversie van de scriptie digitaal in, uiterlijk op de per opleiding vastgestelde deadline. Deze uploadt u via Blackboard i.v.m. de digitale controle op plagiaat. De deadline wordt zeer strikt 7
gehanteerd: uitzonderingen zijn alleen mogelijk na toestemming van de examencommissie in zeer uitzonderlijke omstandigheden (overmacht). Hiernaast levert u twee hard copy versies van de scriptie in bij uw begeleider. Beoordeling scriptiebegeleider en tweede lezer De bachelorscriptie wordt beoordeeld op de volgende punten (zie ook bijgevoegd beoordelingsschema): -
Vraagstelling (rechtsvraag of probleemstelling) Structuur Kwaliteit van de argumentatie Gebruik van de relevante bronnen Taal, vormgeving en presentatie Alleen voor de scriptiebegeleider: scriptieproces, met als hoofdthema’s zelfstandigheid, omgang met feedback, voortgang (planning door student) en kwaliteit conceptversie.
Beoordeling tweede lezer Naast de begeleider beoordeelt een tweede lezer de bachelorscriptie. Beiden vullen onafhankelijk van elkaar een eigen beoordelingsformulier in. Mochten zij verschillende eindcijfers hebben gegeven, dan stellen zij in overleg het definitieve eindcijfer vast. Dit wordt vermeld – met een korte toelichting – op het formulier van de scriptiebegeleider. Het uiteindelijke cijfer voor de bachelorscriptie wordt (ook als het een onvoldoende is) via een ondertekend cijferbriefje doorgegeven aan het OIC. Beoordeling van de bachelorscriptie dient volgens de Onderwijs- en examenregeling te gebeuren binnen een termijn van vijftien werkdagen. Herkansing Bij onvoldoende resultaat heeft de student, mits het cijfer niet lager was dan 4, de mogelijkheid een bijgewerkte versie van de scriptie in te leveren bij wijze van herkansing op wederom een vaste deadline. Voor de herkansing zal de begeleider aanwijzingen moeten verstrekken over de noodzakelijke verbeteringen die zouden leiden tot een scriptie van (minimaal) voldoende kwaliteit. Verder krijgt de scribent geen extra begeleiding bij de herkansing, afgezien van de mogelijkheid tot het stellen van een incidentele vraag aan de begeleider. Bij de beoordeling van het resultaat van de herkansing dienen zowel de eerste als de tweede beoordelaar rekening te houden met het feit dat de student extra aanwijzingen heeft gekregen en dat hij of zij in zoverre derhalve minder zelfstandig heeft gewerkt. De eerste en de tweede lezer dienen wederom onafhankelijk van elkaar een oordeel te vellen over het eindproduct.
8
2.5.6
Tot slot
Voor meer tips bij het schrijven van uw scriptie kunt u raadplegen:
-
A.J. van Dijk (red), W.H. Hiemstra en H. Conijn, Argumenteren voor juristen. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2012.
-
R. Geel, Hoe zet ik mijn gedachten op papier?. Bussum: Coutinho 1991. (Adviezen inzake het schrijven van essays en wetenschappelijke teksten.)
-
H.A.J.M. Lamers, Hoe schrijf ik een wetenschappelijke tekst?, Bussum: Coutinho 1993. (Een handleiding voor het schrijven van scripties, verslagen, dissertaties, rapporten en nota’s.)
-
P. Nederhoed, Helder rapporteren (2011), Houten: Bohn Stafleu Van Loghum 2011. (Een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota’s en wetenschappelijke artikelen.)
-
M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs 2013, Deventer: Kluwer 2013. Gratis te downloaden van het internet (www.kluwer.nl/leidraad).
-
J. Renkema, Schrijfwijzer, Amsterdam: Boom Uitgevers 2014.
Wij wensen u veel succes bij het schrijven van uw scriptie!
9