Handleiding handhaven (vethoudend) afvalwater
(december 2003)
1
1.
Inleiding
De lozing van afvalwater vervuild door plantaardige en dierlijke oliën en vetten leidt tot problemen. Riolen slibben dicht en stromen minder goed door of raken zelfs verstopt. Hierdoor kan de afvoer van afvalwater niet meer goed plaatsvinden, met alle gevolgen van dien. Het reinigen van riolen is een kostbare zaak. Bovendien wordt bij het verwijderen van afgezette vetten de rioolbuis beschadigd, waardoor de levensduur van de riolering afneemt. Voor de rioolwaterzuivering (R.W.Z.I.) is het lozen van oliën en vetten in principe geen probleem, maar door grote hoeveelheden van deze verontreinigingen wordt de capaciteit van de R.W.Z.I. (te) veel belast. Bij hevige regenval kan het rioolstelsel door de afzettingen het aangeboden water onvoldoende snel afvoeren. Het gevolg is het ontstaan van wateroverlast door het gebrek aan goede afvoer en het zich openen van de overstorten. Rioolwater bevat allerlei verontreinigingen en bacteriën. Soms is het oppervlaktewater na een overstort zichtbaar vervuild. Deze stoffen verlagen het zuurstofgehalte. Hierdoor kan de waterflora en fauna afsterven. De meeste stoffen worden op natuurlijke wijze afgebroken, een deel blijft zitten in de waterbodem. Voor het aanpakken van het probleem van vervuiling van afvalwater door vetten kan in eerste instantie worden verwezen naar de afdeling binnen een gemeente die de zorg heeft voor de riolering, verder te noemen de “rioleringsafdeling”. Vaak zal er echter een rechtstreekse relatie zijn tussen vervuiling door vetten en één of meerdere bedrijven. In het kader van toezicht en handhaving speelt dan de milieuafdeling een rol. De milieuwetgeving heeft onder andere betrekking op afvalwater. Het is dus logisch dat de rioleringsafdeling en de milieuafdeling samenwerken om de vervuiling van afvalwater door vetten terug te dringen. Daarnaast spelen waterschappen, als eigenaar van R.W.Z.I.’s, een rol. Regionaal is vastgesteld dat de aanwezige (technische) kennis op het gebied van afvalwaterlozingen erg verschillend is bij de betrokken partijen. Daardoor wordt er niet door iedere partij voldoende aandacht besteed aan de handhaving ervan. Omdat in de nieuwe generatie AMvB’s voorschriften zijn opgenomen m.b.t. afvalwaterlozingen, die moeten worden gehandhaafd, is het noodzakelijk dat alle partijen voldoende kennis verwerven en dat er over diverse handhavingsaspecten beleidsafspraken worden gemaakt. Voor de uitwerking van het project is aansluiting gezocht bij het in de gemeente ’s-Hertogenbosch reeds lopende project, “Vethoudend afvalwater”. Dit project is opgestart in samenwerking met Waterschap De Maaskant. De redenen hiervoor waren dat voor een groot deel van de belasting van de R.W.Z.I. niet werd betaald en dat steeds vaker sprake was van verstopte riolen binnen de gemeente. Het project “Vethoudend afvalwater” houdt in dat de handhaving m.b.t. afvalwaterlozingen is opgepakt op basis van een drietal AMvB’s (het Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer, het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer en het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer). Er zijn 550 bedrijven geselecteerd, waarvan het merendeel horecabedrijf is. Eerst zijn de bedrijven schriftelijk benaderd en is duidelijk gemaakt aan welke voorschriften ze moeten voldoen. Vervolgens heeft een bedrijfsbezoek plaatsgevonden. Bij geconstateerde en vooral bij niet snel beëindigde overtreding is consequent bestuursrechtelijk opgetreden. Op basis van de ervaringen met het project is de “Handleiding handhaving (vethoudend) afvalwater” opgesteld. Deze handleiding moet worden gezien als middel voor het verhogen van het kennisniveau van de betrokken partijen en als hulp bij de handhaving. In de handleiding is gekeken naar de wet- en regelgeving, de opzet van het project “Vethoudend afvalwater”, de uitvoering van controles, het plaatsen van controlevoorzieningen en vetafscheiders, de handhaving, de nazorg en bronnen van informatie.
2
In het kader van het regionaal project ‘Afvalwater’ is op 22 mei 2003 reeds door de gemeente ’s-Hertogenbosch, in samenwerking met de gemeente Oss, een voorlichtingsbijeenkomst gehouden. Tijdens deze bijeenkomst is toegelicht hoe de handhaving binnen het project “vethoudend afvalwater” verloopt binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch. Gemaakte keuzes voor handhaving zijn toegelicht; voorbeeldbrieven van handhavingsacties zijn uitgereikt en de werking en controle van technische voorzieningen (vetafscheider) is gedemonstreerd. De gemeente Oss heeft toegelicht hoe een nazorgtraject vorm kan worden gegeven. Mede op basis van de discussiepunten die tijdens deze voorlichting naar voren zijn gekomen is deze handleiding afgerond.
3
2.
Wet- en regelgeving
Sinds 1 maart 1996 is de Wet afvalwater van kracht. Het doel van deze wet is om ervoor te zorgen dat het lozen op het riool wordt geregeld in de Wet milieubeheer, zoals de EG-richtlijn stedelijk afvalwater vereist. De Wet afvalwater bevat dus geen voorschriften m.b.t. afvalwaterlozingen, maar geeft aan waar die wel moeten zijn opgenomen. Voor AMvB-bedrijven staan zulke voorschriften in het Besluit lozingsvoorschriften afvalwater milieubeheer, dat op basis van de Wet afvalwater is gemaakt. Bij herziening van AMvB’s worden de voorschriften direct in de AMvB’s opgenomen. De voorschriften m.b.t. afvalwaterlozingen kunnen in drie categorieën worden verdeeld: − bedrijfsonafhankelijke voorschriften; − bedrijfsafhankelijke voorschriften; − bijzondere voorschriften. Omdat in het kader van het project “Vethoudend afvalwater” met name naar horeca-inrichtingen is gekeken, volgen hieronder de bedrijfsafhankelijke en bijzondere voorschriften voor deze categorie inrichtingen volgens het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De bedrijfsonafhankelijke voorschriften gelden voor alle AMvB-inrichtingen.
2.1
Bedrijfsonafhankelijke voorschriften
1.3.5 Bedrijfsafvalwater dat: a. bedrijfsafvalstoffen bevat, waarvan kan worden voorkomen dat ze in het bedrijfsafvalwater terecht komen of die door versnijdende of vermalende apparatuur zijn versneden of vermalen, b. een gevaarlijke afvalstof is of bevat, waarvan kan worden voorkomen dat deze in de riolering terecht komt, of c. stankoverlast buiten de inrichting veroorzaakt, wordt niet in een riolering gebracht. 1.3.6 Bedrijfsafvalwater dat grove of snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat, wordt niet in een openbaar riool gebracht. 1.3.8 Bedrijfsafvalwater dat overigens in een openbaar riool wordt gebracht: a. belemmert niet de doelmatige werking: 1°. van dat riool; 2°. van een door een bestuursorgaan beheerd zuiveri ngstechnisch werk; 3°. van de apparatuur die behoort bij een zodanig o penbaar riool of zuiveringstechnisch werk; b. belemmert niet de verwerking van slib, verwijderd uit een openbaar riool of een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk; c. heeft geen of zo beperkt mogelijke nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Voorschrift 1.3.8 is een zogenaamde vangnetbepaling. Deze bepaling is bedoeld om het oppervlaktewater, de zuiveringstechnische werken en het openbaar riool te beschermen, wanneer de overige voorschriften tekort schieten. Op basis van deze bepaling kunnen nadere eisen worden gesteld, alleen kunnen niet de bedrijfsafhankelijke voorschriften worden aangescherpt. Hierbij gaat het om bedrijfsafvalwater: − met een temperatuur die hoger is dan 30 °C; − waarvan de zuurgraad, uitgedrukt in (pH), lager dan 6,5 of hoger dan 10 is; − waarvan de sulfaatconcentratie hoger is dan 300 mg/liter. Deze kenmerken zijn niet opgenomen in de voorschriften, omdat er situaties mogelijk zijn, waarbij vanwege de beperkte mate van overschrijding of de beperkte duur van de lozing geen sprake hoeft te zijn van een nadelig effect op het oppervlaktewater, de zuiveringstechnische werken en het openbaar riool.
4
2.2
Bedrijfsafhankelijke voorschriften
1.3.10 Aan voorschrift 1.3.8 wordt ten aanzien van het in een openbaar riool brengen van plantaardige of dierlijke oliën of vetten in elk geval voldaan, indien: a. het bedrijfsafvalwater, afkomstig uit een ruimte voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, voor vermenging met bedrijfsafvalwater afkomstig uit andere ruimten, door een slibvangput en een vetafscheider is geleid, of b. de concentratie aan plantaardige of dierlijke oliën of vetten in het bedrijfsafvalwater, afkomstig uit een ruimte voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, voor vermenging met bedrijfsafvalwater afkomstig uit andere ruimten, niet hoger is dan 300 mg/liter in enig steekmonster, bepaald volgens NEN 6671, uitgave 1994, dan wel NEN 6672, uitgave 1994. 1.3.12 Bedrijfsafvalwater afkomstig uit: a. een ruimte als bedoeld in voorschrift 1.3.10, onder a, dat niet is geleid door een slibvangput en een vetafscheider als bedoeld in dat voorschrift of b. een parkeergarage, wordt, alvorens vermenging met bedrijfsafvalwater afkomstig uit andere Staatsblad 1998 322 11 ruimten plaatsvindt, door een doelmatige, goed toegankelijke controlevoorziening geleid. 1.3.13 In afwijking van voorschrift 1.3.12 kan worden volstaan met een doelmatige controlevoorziening op een andere plaats dan bedoeld in dat voorschrift. Voordat een controlevoorziening op een andere plaats wordt geplaatst, worden aan het bevoegd gezag gegevens verstrekt waaruit blijkt dat plaatsing van de controlevoorziening overeenkomstig voorschrift 1.3.12 niet mogelijk is.
De bedrijfsafhankelijke voorschriften zijn een uitwerking van de algemeen geldende voorschriften voor activiteiten die gangbaar zijn voor een bepaalde categorie bedrijven. Indien aan deze voorschriften wordt voldaan, kan ervan worden uitgegaan dat ook wordt voldaan aan de vangnetbepaling. Het afdwingen van een slibvangput en een vetafscheider is op basis van de voorschriften niet mogelijk. Alleen de aanwezigheid van een controlevoorziening kan worden verplicht. Vervolgens kan wel handhavend worden opgetreden, wanneer de maximale concentratie van 300 mg/liter wordt overschreden. Hoe een ondernemer deze overtreding voorkomt, mag hij zelf weten.
2.3
Bijzondere voorschriften
3.2.3 Een vetafscheider waardoor bedrijfsafvalwater wordt geleid: a. werkt doelmatig, b. is te allen tijde voor controle bereikbaar, en c. wordt zo vaak als voor een goede werking noodzakelijk is, gereinigd. 1.3.11 a. Een slibvangput en een vetafscheider als bedoeld in voorschrift 1.3.10, onder a, voldoen aan en worden gedimensioneerd, geplaatst, gebruikt en onderhouden overeenkomstig NEN 7087, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met het daarop in 1992 uitgegeven correctieblad. b. Ten aanzien van de toepassing van NEN 7087 als bedoeld onder a kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden gegeven. Daarbij kunnen van die NEN afwijkende voorschriften worden vastgesteld. c. Een slibvangput en een vetafscheider voldoen in elk geval aan NEN 7087, uitgave 1990 en de daarbij behorende bijlage met het daarop in 1992 uitgegeven correctieblad, en de onder b bedoelde ministeriële regeling, indien voor deze voorzieningen een kwaliteitsverklaring is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling, waaruit blijkt dat de voorzieningen voldoen aan die NEN en de onder b bedoelde ministeriële regeling, en die voorzieningen zijn voorzien van een bij ministeriële regeling aangeven merkteken. 3.2.5 Van het ledigen en reinigen van vetafscheiders en slibvangputten waardoor bedrijfsafvalwater wordt geleid, wordt een logboek bijgehouden.
5
3.3.1 Voor zover zij voor de inrichting zijn afgegeven, zijn de onderstaande documenten of een kopie daarvan, gedurende vijf jaar na dagtekening binnen de inrichting aanwezig, of, binnen een termijn die wordt gesteld door degene die toeziet op de naleving van dit besluit voor deze beschikbaar: b. onderhoudscontracten met betrekking tot in de inrichting aanwezige installaties; c. certificaten of bewijzen van: 1°. de installatie van tanks, filters en andere voo rzieningen; 2°. onderhoud of keuringen van in de inrichting aan wezige voorzieningen en installaties;
In de “Regeling slibvangputten en vet- of olie-afscheiders” van 8 april 1999 is vastgesteld dat vetafscheiders naast de NEN 7087 moeten voldoen aan BRL 5252 van 1 mei 1996 en aan BRL 5257 van 1 september 1997. In de praktijk heeft dit weinig gevolgen, zeker niet voor de handhaving. Op 1 maart 1996 is de Wet afvalwater en daarmee het Besluit lozingsvoorschriften afvalwater milieubeheer van kracht geworden. Een jaar daarna, op 1 maart 1997, moest daadwerkelijk aan deze voorschriften worden voldaan. Toen was het Besluit horecabedrijven milieubeheer van kracht, waarin in voorschrift 5.8 stond dat een vetafscheider die is geplaatst voor 1 maart 1997 en die qua afscheidend vermogen gelijkwaardig is aan een vetafscheider die voldoet aan en wordt gedimensioneerd, geplaatst, gebruikt en onderhouden overeenkomstig NEN 7087, gezien kan worden als een vetafscheider waarmee, via voorschrift 1.17.b., voldaan wordt aan voorschrift 5.6 (de vangnetbepaling). Per 1 oktober 1998 is het Besluit horecabedrijven milieubeheer vervangen door het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. In het nieuwe besluit is een voorschrift met de strekking van voorschrift 5.8 van het oude besluit niet meer te vinden. Het nieuwe besluit bevat echter, in tegenstelling tot het oude besluit, een artikel 4, derde lid, waarin de toepassing van gelijkwaardige voorzieningen wordt mogelijk gemaakt. Ten aanzien van vetafscheiders kan dit voorschrift als volgt uitgelegd worden. Op grond van het oude besluit heeft het bevoegd gezag geen aanleiding gezien de ondernemer aan te spreken op het niet voldoen aan de voorschriften met betrekking tot vethoudend afvalwater. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de aanwezige vetafscheider qua afscheidend vermogen gelijkwaardig is aan een vetafscheider zoals die voorgeschreven wordt in het besluit. Consequentie is vervolgens dat deze vetafscheider op grond van artikel 4, derde lid, gelijkwaardig is aan een vetafscheider, die “aantoonbaar” voldoet aan de NEN 7087. De kwaliteitsverklaring die wordt genoemd in voorschrift 1.3.11 c., is in de praktijk op maar weinig vetafscheiders van toepassing. Er is echter geen verschil in gebruik en onderhoud tussen vetafscheiders met een verklaring en gelijksoortige vetafscheiders zonder verklaring.
6
3.
Aanpak van het project
Bij het project “Vethoudend afvalwater” zijn de volgende stappen gevolgd: − Inventarisatie van (horeca-)inrichtingen. Er zijn 550 inrichtingen geselecteerd. − Vaststellen van de prioriteit van de inrichting a.d.h.v. informatie van de rioleringsafdeling. Incidenten krijgen voorrang. − Sturen van brieven naar de geselecteerde inrichtingen, om een controle aan te kondigen en aan te geven welke bescheiden bij de controle overlegd moeten worden. − Uitvoeren van controles. − Bij inrichtingen waar niet ten minste een goede controlevoorziening of een goede vetafscheider aanwezig is, de bestuursrechtelijke handhaving consequent oppakken om te zorgen dat er een goede controlevoorziening of vetafscheider komt. − Een nazorgtraject opstarten met als uitgangspunt dat alle inrichtingen minimaal twee keer per jaar worden gecontroleerd en verwachte achterblijvers minimaal vier keer per jaar. Voorbeeldbrieven behorende bij elke stap zijn uitgereikt bij de voorlichtingsbijeenkomst op 22 mei 2003. Een overzicht van de werkwijze vanaf het moment van de controles is weergegeven in onderstaand schema.
7
controle geen vetafscheider wel goede controlevoorziening
wel vetafscheider geen goede controlevoorziening
administratieve controle + technische controle
handhaving
in orde
goede vetafscheider of controlevoorziening
klaar
klaar
klaar
administratief niet in orde
technisch niet in orde
handhaving
handhaving
administratie compleet
goede vetafscheider of controlevoorziening
klaar
klaar
8
4.
Uitvoering van controles
4.1
Geen vetafscheider aanwezig
Wanneer er geen vetafscheider aanwezig is en wel duidelijk is dat er sprake is van afvalwater met vetten (wel of geen keuken/menukaart), dient er een controlevoorziening aanwezig te zijn, op basis van voorschrift 1.3.12. Aan een controlevoorziening worden geen andere eisen gesteld dan die in voorschrift 1.3.12 zijn opgenomen (doelmatig en goed toegankelijk). De voorzieningen zijn bedoeld om uit een stromende afvalwaterstroom een monster te kunnen nemen van 1 liter, op basis waarvan kan worden vastgesteld hoeveel mg/liter vet het afvalwater bevat. Hieruit volgt hoe groot de voorzieningen moeten zijn. Als er geen of geen doelmatige en goed toegankelijke controlevoorziening aanwezig is, kan het aanbrengen of aanpassen van een voorziening bestuursrechtelijk worden afgedwongen. In de gemeente ’s-Hertogenbosch is het bedrijf Bakker Bart aangeschreven met het verzoek om een controlevoorziening aan te brengen. De franchise-organisatie van Bakker Bart stelde dat uit een onderzoek in Arnhem en Nijmegen was gebleken dat de wijze van werken binnen het door hen uitgewerkte bedrijfsconcept, die voor alle filialen van Bakker Bart (112 inrichtingen) geldt, garant stond voor de afvoer van bedrijfsafvalwater onder de 300 mg/liter. Derhalve voldeden ze aan artikel 4 van het besluit en was de installatie van een controlevoorziening niet nodig. Door de gemeente ’s-Hertogenbosch is dit bij de Raad van State succesvol bestreden. Bakker Bart moet toch een controlevoorziening laten aanbrengen.
In situaties waarin, gezien de omvang en/of het gebruik van de keuken, ook zonder controlevoorziening duidelijk is dat een vetafscheider noodzakelijk is om de concentratie vetten in het afvalwater beneden 300 mg/liter te houden, is het niet mogelijk een vetafscheider te verplichten. Alleen de aanwezigheid van een controlevoorziening kan worden afgedwongen en pas bij controles daarna kan worden aangetoond dat de concentratie vetten te hoog is. Het controleren van de vetconcentratie van het afvalwater is een taak van de gemeente, dit hoeven ondernemers niet zelf te (laten) doen. Het nemen van monsters en het analyseren ervan is specialistisch werk dat het beste aan een deskundig bedrijf kan worden uitbesteed. Een andere optie is het waterschap in te schakelen. De gemeente ’s-Hertogenbosch besteed monstername en -analyse uit aan het bedrijf Afvalwater Services uit ’s-Hertogenbosch. Dit bedrijf staat garant voor een correcte uitvoering van de monstername en analyse vindt plaats in een STER-lab. Overzicht van een controlebemonstering door Afvalwater Services Er wordt geleverd: −
Volgens NEN- en ISO-normen genomen monsters.
−
Analyse uitgevoerd door een STER-lab.
−
Rapportage per adres met datum en tijd van bemonstering, soort aangetroffen voorziening, bezinksel en drijflaag, laatste reinigingsdata, frequentie van reiniging, door wie gereinigd, waarmee bemonsterd, beoordeling voorziening, beoordeling monster, pH, temperatuur, mg/liter olie en vet en opmerkingen.
De kosten hiervan bedragen (per december 2003): −
Volledig afgerond bezoek
−
Voor elke extra voorziening
−
Per onvolledig bezoek
€ 50,30 € 40,24 € 30,18
Ook wanneer (diverse malen) is aangetoond dat de vetconcentratie in het afvalwater te hoog is, kan alleen de overtreding op zich worden aangepakt en kan nog steeds geen vetafscheider worden verplicht. Volgens artikel 4 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer kunnen ondernemers ook gelijkwaardige oplossingen toepassen. Als door bijvoorbeeld het aanpassen van de bedrijfsvoering de vetconcentratie voldoende beperkt kan worden, hoeft geen vetafscheider te worden geplaatst.
9
Er kan natuurlijk wel worden geadviseerd een vetafscheider aan te schaffen. Hierbij kan een brancheorganisatie een belangrijke rol spelen. Horeca Nederland adviseert leden eerder een vetafscheider aan te schaffen dan een controlevoorziening. Van de eigen organisatie nemen ondernemers makkelijker een advies aan dan van een handhavend ambtenaar.
4.2
Wel een vetafscheider aanwezig
De controle van een vetafscheider bestaat uit een administratief deel en technisch deel 4.2.1
Administratieve controle
4.2.1.1 Logboek Op basis van voorschrift 3.2.5 moet een logboek bijgehouden worden van vetafscheiders en slibvangputten. Informatie m.b.t. de ledigings- en reinigingsfrequentie is van belang in relatie tot de hoeveelheid slib in de slibvangput en de dikte van de vetlaag in de vetafscheider. Het inzien van een logboek kan bestuursrechtelijk worden afgedwongen. In de praktijk blijkt dat vaak pas na enige dwang een logboek, of iets wat daarop lijkt, getoond kan worden. 4.2.1.2 Certificaat of bewijs van installatie van de vetafscheider en onderhoudscontract Volgens voorschrift 3.3.1 moeten een certificaat of bewijs van installatie en een onderhoudscontract getoond kunnen worden. Uit een certificaat of bewijs van installatie van de vetafscheider blijkt om welk type het gaat, wat de datum van plaatsing is, van welk materiaal de afscheider is gemaakt, wat de gegevens van de leverancier en de installateur zijn, aan welke normen de afscheider voldoet en welke regels er voor de afscheider gelden op het gebied van plaatsing en onderhoud. Bij een certificaat of bewijs van installatie hoort een capaciteitsberekening. Uit een capaciteitsberekening blijkt of de capaciteit van de aanwezige vetafscheider voldoende is in relatie tot de afvalwaterstroom, dus of het juiste type vetafscheider aanwezig is. Een onderhoudscontract houdt in dat een ondernemer een contract afsluit met een reingingsbedrijf voor het ledigen en reinigingen van de vetafscheider. Meestal wordt een reinigingsfrequentie vastgelegd, die afhankelijk is van de situatie. Soms wordt er gereinigd op afroep. Dit is niet wenselijk, omdat de ondernemer dan zelf actie moet ondernemen en de kans aanwezig is dat hij dat vergeet. Het afsluiten van een onderhoudscontract is niet verplicht, een ondernemer kan er ook voor kiezen het onderhoud zelf te doen. Hij moet dit wel bijhouden in het logboek. Nadeel van voorschrift 3.3.1 is dat is opgenomen: “Voor zover ze voor de inrichting zijn afgegeven”. Hierdoor wordt door ondernemers al snel opgemerkt dat documenten nooit zijn ontvangen. Volgens Infomil mag van een ondernemer echter verwacht worden dat hij documenten m.b.t. zijn vetafscheider heeft, omdat hij die anders niet kan gebruiken en onderhouden. De documenten dient hij op verzoek aan een handhavend ambtenaar te tonen. Als bij een controle blijkt dat een certificaat of bewijs van installatie niet aanwezig is, kan bestuursrechtelijk worden afgedwongen dat een ondernemer een deskundig bedrijf opdracht geeft om te zorgen voor een berekening van de capaciteit. Als de berekening in overeenstemming is met de normering van NEN 7087 en het bedrijf daar een garantie voor afgeeft, wordt de vetafscheider aanvaard als een vetafscheider die voldoet aan de voorschriften. Zo niet, dan wordt de vetafscheider beschouwd als een controlevoorziening. Om zelf indicatieve berekeningen te maken, kan het Excel-bestand “Capaciteitsberekening NEN 7087” van de gemeente ’s-Hertogenbosch worden gebruikt. Dit bestand is verkrijgbaar bij de afdeling Milieu.
10
4.2.2
Technische controle
Technische controle van vetafscheiders en slibvanputten is gebaseerd op voorschrift 1.3.10, 1.3.11 en 3.2.3. Hieronder volgen praktische tips voor de uitvoering van een controle. − Het is handig om een duidelijke tekening van een afscheider mee te nemen, om ondernemers de werking van een afscheider uit te leggen. Ook een lijst met adressen van leveranciers, installateurs en reinigingsbedrijven uit de onmiddellijke omgeving is praktisch. − Om discussies achteraf te voorkomen, is het goed om een (digitaal) fototoestel mee te nemen, om de aangetroffen situatie direct vast te leggen. − Hoewel de installatie te allen tijde voor controle bereikbaar moet zijn, is het verstandig om vooraf een afspraak te maken. Dan hoeft niet eerst de ruimte rondom de installatie vrijgemaakt te worden bij het bezoek. − Voor de aansluiting op de vetafscheider mogen er geen andere afvalwaterstromen op de bedrijfsriolering zijn aangesloten. − De aanwezigheid van eventuele merk- en typeplaatjes of –aanduidingen moet worden gecontroleerd. − De actuele situatie moet worden vergeleken met de capaciteitsberekening. − De vetafscheider moet worden gecontroleerd op type, fysieke conditie (geen gaten, ontbrekende tussenschotten, slecht passende deksels, corrosie en lekkende aansluitingen) en de stroomrichting van het afvalwater. − De pijp waardoor het “schone” water vanuit de vetafscheider het riool in stroomt, moet visueel worden gecontroleerd. Daartoe moet de ondernemer worden verzocht de kraan open te zetten. − Als er een controlevoorziening aanwezig, moet deze visueel worden gecontroleerd. Er mogen geen vet- of olieresten aanwezig zijn. − De hoeveelheid slib en de dikte van de vet-oliedrijflaag moeten worden gemeten. − Bij het meten van de dikte van de drijflaag moet er rekening mee gehouden worden dat deze niet overal even dik is. Het beste is om een gemiddelde dikte vast te stellen. Het meten van de dikte is weleens lastig, maar als het om een hele dikke laag gaat, is het al snel duidelijk. − De maximaal toegestane dikte van de drijflaag is te vinden in de handleiding en/of het certificaat behorende bij de afscheider. In het algemeen is dit 15 of 16 cm. Voor de slibvanger geldt een maximale vulling van 50%. − Als de afscheider kort voor het bezoek is geledigd en gereinigd, geeft de aanwezige drijflaag een goede indicatie voor de tijd die het duurt voordat een laag van 15 tot 16 cm is bereikt. − De temperatuur van het afvalwater moet worden bepaald. Het komt regelmatig voor dat de temperatuur hoger is dan 30 °C. Wanneer dit het gev al is, stroomt een deel van het vet door de afscheider heen naar het riool. Voor de ondernemer heeft dit als voordeel dat de vetafscheider minder vaak gereinigd hoeft te worden. Vaak is de oorzaak van de hoge temperatuur van het afvalwater een vaatwasser die kort voor de vetafscheider op de afvoer is aangesloten. De ondernemer moet de afvoer laten verlengen of de vaatwasser anders afstellen. − De pH van het afvalwater moet worden bepaald. In de praktijk blijkt de pH-waarde binnen de marges te blijven. − Wanneer een vetafscheider wordt geledigd en gereinigd, moet achteraf de afscheider weer volledig gevuld worden met water. Het komt regelmatig voor dat het reinigingsbedrijf dit achterwege laat. Het gevolg is dat de vetafscheider pas weer functioneert, als het waterniveau weer op peil is. Dan kan er al veel vet in het riool verdwenen zijn. Daarom moet aan de ondernemer worden gemeld dat het van belang is dat na het reinigingen de kraan enkele uren open blijft staan. − Er zijn verschillende inzichten m.b.t. het aansluiten van vaatwassers op de vetafscheider. Eén zienswijze is dat de gebruikte wasmiddelen een emulgerende werking hebben en daardoor de werking van de vetafscheider verminderen. Aan de andere kant moet, om het vet blijvend op te lossen en niet toch af te laten zetten in het riool, veel meer wasmiddel worden gebruikt. Dit is de reden waarom een vaatwasser wel op de vetafscheider aangesloten moet worden.
11
5.
Plaatsen van een controlevoorziening of vetafscheider
Als bij een controle blijkt dat er geen goede controlevoorziening en geen goede vetafscheider aanwezig zijn, zal minimaal een controlevoorziening moeten worden geplaatst. In gevallen waarbij de kans aanwezig is dat de vetconcentratie van het afvalwater hoger is dan 300 mg/liter, moet worden geadviseerd direct te kiezen voor een vetafscheider. Uiteindelijk leidt dit tot een kostenbesparing. De wijze van plaatsing van controlevoorzieningen is sterk afhankelijk van de situatie ter plaatse. Vaak kan een voorziening zonder problemen op het afvoersysteem aangesloten worden, maar soms moet de riolering aangepast worden en/of de vloer opengebroken worden. Het plaatsen van een controlevoorziening kost € 350,= tot € 500,=. Met advisering met betrekking tot het plaatsen van een controlevoorziening moet terughoudend worden omgegaan. Er zijn instanties die ook eisen stellen aan de voorzieningen, zoals de Keuringsdienst van Waren. In de praktijk komen er allerlei creatieve oplossingen voor. In de praktijk komt het regelmatig voor dat ondernemers (direct) kiezen voor het plaatsen van een vetafscheider en slibvangput. Ook de wijze van plaatsing van een vetafscheider en slibvangput is afhankelijk van de situatie ter plaatse. De kosten van het plaatsen hangen dan ook sterk af van de bijkomende werkzaamheden en liggen tussen € 700,= en € 6000,=. In sommige gevallen is het niet mogelijk de vetafscheider en slibvangput op het terrein van de inrichting te plaatsen. Dan is er geen andere mogelijkheid dan ze in het openbaar gebied te plaatsen. Hieraan kleven nadelen, met name m.b.t. de verantwoordelijkheden van ondernemer en gemeente, waarover onduidelijkheid bestaat. In principe wordt het dus niet toegestaan, tenzij het echt niet anders kan. Dan moet er een contract worden gemaakt, waarin de verantwoordelijkheden van gemeente en ondernemer o.a. m.b.t. onderhoud goed zijn vastgelegd.
12
6.
Handhaving
Het handhavingstraject wordt gestart met een brief om de eerste controle aan te kondigen en om aan te geven welke bescheiden moeten worden overlegd bij de controle. Een voorbeeldbrief is opgenomen in de bijlage. Wat er gebeurt na de eerste controle, is afhankelijk van wat er wordt aangetroffen. Als er een goede controlevoorziening of vetafscheider aanwezig is, eindigt het handhavingstraject. Als er iets niet in orde is, zijn vervolgstappen noodzakelijk. Uit het overzicht blijkt dat er twee mogelijkheden zijn: −
Er is geen (goede) controlevoorziening of geen (goede) vetafscheider aanwezig: o Aanschrijving plaatsing controlevoorziening of vervanging/plaatsing vetafscheider binnen een termijn van 6-8 weken na dagtekening van de brief (situatie-gerelateerd). o Vooraanschrijving opleggen dwangsom, geven zienswijze, termijn 14 dagen. o Dwangsombeschikking, termijn 6-8 weken. o Vastgestelde dwangsom € 500,= (wekelijks controlemoment), maximaal € 10.000,=. Voorbeeldbrieven zijn uitgereikt bij de voorlichtingsbijeenkomst van 22 mei 2003.
−
Er is een (mogelijk goede) vetafscheider aanwezig, maar geen goede administratieve gegevens: o Aanschrijving overleggen bescheiden binnen een termijn van 3 weken na dagtekening van de brief. o Vooraanschrijving opleggen dwangsom, geven zienswijze, termijn 14 dagen. o Dwangsombeschikking, termijn 3 weken. o Vastgestelde dwangsom € 200,= (wekelijks controlemoment), maximaal € 4000,=. Voorbeeldbrieven zijn uitgereikt bij de voorlichtingsbijeenkomst van 22 mei 2003.
Door de Raad van State is uitgesproken dat een termijn voor de plaatsing van een controlevoorziening van drie weken te kort is. Daarom wordt een termijn van zes tot acht weken aangehouden. Daarnaast is door de Raad van State uitgesproken dat bij bestuursrechtelijke handhaving altijd artikel 1.3.8 met betrekking tot de doelmatige werking van het riool ten laste moet worden gelegd. Alleen handhaven op basis van een overtreding van artikel 1.3.10 is niet mogelijk. Het doel is namelijk niet het plaatsen van een vetafscheider maar het beschermen van het riool/milieu. Er moet aangetoond worden dat de doelmatige werking van het riool wordt belemmerd. De adressering in brieven moet zo primair mogelijk worden gehouden, d.w.z. “Aan de exploitant van … en het adres”. In de brief kan worden opgenomen “Op … bezocht … uw inrichting gevestigd aan … te …, op het moment van controle genaamd …”. Hiermee wordt voorkomen dat er plotseling een andere exploitant is, die zich niet aangesproken voelt.
13
7.
Nazorg
Het is belangrijk om al voor het opstarten van een project m.b.t. vethoudend afvalwater na te denken over de nazorg. De ervaring leert dat regelmatige controle noodzakelijk is voor de naleving van de voorschriften m.b.t. vethoudend afvalwater. Uit een nazorgtraject van de gemeente Oss is gebleken dat het noodzakelijk is elke inrichting ten minste twee maal per jaar te bezoeken en de “lastige” inrichtingen zelfs vier maal per jaar. De controles van vetafscheiders dienen te worden verricht door een toezichthoudend ambtenaar. Eén controle kost, zonder de eventuele administratieve afhandeling, ongeveer een uur. Monstername bij controlevoorzieningen kan worden uitbesteed aan een deskundig bedrijf.
14
8.
Bronvermelding − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − −
Wet milieubeheer Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer Algemene wet bestuursrecht NEN 7087 + Bijlage A www.infomil.nl Handreiking afvalwater Wm Leidraad handhaving goed rioolgebruik Handhaving vetafscheiders Staatscourant 72, Regeling slibvangputten en vet- of olie-afscheiders BRL 5257 BRL 5252 Productcertificaten Infomap Nering Bögel Gemeente Oss Afdeling BOR (Beheer Openbare Ruimte) gemeente ‘s-Hertogenbosch Draaiboek regionaal handhavingsproject afvalwater – Milieudienst Eindhoven 2001 Bedrijfschap Horeca en Catering, www.bedr-horeca.nl Afvalwater Services Den Bosch Reinigingsbedrijven, installateurs en leveranciers
15