Handleiding Bob&Bo spel
Voor ouders en professionals die te maken krijgen met de begeleiding van kinderen met DM 1 in de leeftijdscategorie van 2 tot 10 jaar.
Voorwoord Mijn naam is Mariëlle Schoenmakers. Ik ben 44 jaar en moeder van drie kinderen; twee meiden van 9 en 11 jaar en een jongen van 7 jaar. De jongste kreeg de diagnose diabetes mellitus toen hij 2 jaar oud was. Ik werkte toen nog in de pedagogische zorg van een kinderafdeling in een ziekenhuis. Het viel mij toen al op dat er maar weinig materialen zijn voor jonge kinderen om ze voor te bereiden op een operatie, of om kennis te maken met een chronische ziekte. Kwam dit omdat jonge kinderen toch nog niet zoveel begrijpen en hierdoor geen behoefte hebben aan educatie? Ik bemerkte juist wel een behoefte bij deze kinderen naar herkenning en erkenning om op een situatie waar ze plotseling in terecht waren gekomen grip te krijgen. Toen mijn zoontje met 2 jaar diabetes kreeg, vond hij het reuze interessant om naar andere mensen te zoeken die ook een insulinepomp hadden. Als hij iets gevonden had wat er op leek, bijvoorbeeld die keer dat hij een man zag die met een babyfoon in zijn zak liep, dan vroeg hij gelijk aan diegene of dat ze ook een pomp hadden. Voor mij was het duidelijk dat mijn zoon op zoek was naar herkenning en erkenning van alles rondom zijn diabetes. Uiteindelijk heeft deze ervaring geresulteerd in het maken van een spel waarin kinderen op jonge leeftijd deze herkenning en ook de erkenning kunnen vinden. Dit spel kan jonge kinderen helpen om hun beleving van diabetes een plekje te geven. Met een zelfgemaakte Dummy van het spel ben ik aan de slag gegaan met de begeleiding van kinderen met DM1 die ik binnen mijn praktijk 4Kids2tell begeleid. Ik zag vooral bij de jonge kinderen een grote interesse voor het spel.
Zelfgemaakte Dummy Met behulp van Bosman medical kreeg ik de mogelijkheid het spel ook daadwerkelijk op de markt te brengen. We hebben er voor gekozen om bij het spel een beknopte gebruiksaanwijzing toe te voegen. Bij jonge kinderen is het ook vooral de bedoeling dat ze er hun eigen spel van maken. Maar als ‘echte’ hulpverlener kan ik het natuurlijk niet nalaten om meer over het spel en de mogelijkheden hiervan te vertellen. Dit heeft geresulteerd in deze handleiding. Ik hoop door een stukje extra achtergrond-‐ informatie en tips dat er nog meer uit het spel gehaald kan worden voor de kinderen. Ik ben hierbij geholpen door studenten van de hoge school ecologische pedagogiek in Amersfoort. Handleiding Bob&Bo spel
1
Ik wil vooral de studenten Stephanie Timmer en Britt Liohan bedanken voor hun theoretische bijdrage. Natuurlijk wil ik ook mijn collega Anke bedanken voor alle ondersteuning en voor het mee mogen varen op haar enthousiasme en passie voor het begeleiden van kinderen met DM1 en het uitzetten en realiseren van verschillende onderzoeken binnen 4Kids2tell. Ook wil ik graag diabetesverpleegkundige Rianne de Kruijf bedanken voor het verbinden en haar inzet om dit spel mogelijk te maken. Bosman Medical voor het realiseren van het spel. Dankzij jullie kunnen heel veel jonge kinderen met DM1 aan de slag met hun herkenning en erkenning en dus ook met een stukje verwerking. En ik wil graag mijn gezin bedanken, zonder hun eindeloze geduld en medewerking had dit spel er nooit kunnen komen. Ik wens iedereen heel veel leesplezier en ik hoop dat we met het spel veel jonge kinderen op weg kunnen helpen. Succes allemaal.
Handleiding Bob&Bo spel
2
Inhoudsopgave: Voorwoord
Blz 1
Inleiding Waarom spel? Gebruiksaanwijzing Bob& Bo spel Pedagogisch belangen bij DM 1 Psychologisch effect op kinderen met DM1 Ontwikkelingspsychologie Kinderen van twee tot 4 jaar Kinderen van 4 tot 6 jaar Kinderen van 6 tot 10 jaar Spelontwikkeling en spelbegeleidingstechnieken Spelbegeleidingstechnieken Gespreksvoering Met peuters Met kleuters Met schoolkinderen Verschillende vraagtechnieken Houding en luisteren Omgaan met gevoelens Gevoelens rondom diabetes Omgaan met deze gevoelens Tot slot Literatuurlijst
Blz 4
Blz 5
Blz 7
Blz 9
Blz 10
Blz 12 Blz 12 Blz 13 Blz 15
Blz 17 Blz 19
Blz 20 Blz 20 Blz 20 Blz 21 Blz 22 Blz 23
Blz 24 Blz 24 Blz 25 Blz 27 Blz 28
Handleiding Bob&Bo spel
3
Inleiding: Deze handleiding is bedoeld om inzicht te geven in de verdere achtergrond van het Bob&Bo spel. In de gebruiksaanwijzing van het Bob&Bo spel staat duidelijk omschreven welke spellen er met het spel gespeeld kunnen worden, maar in deze handleiding proberen we wat meer te focussen op de achtergrond van het spel. Met deze handleiding hopen we u wat handvaten te geven hoe u het spel het beste voor uw kind in kunt inzetten.
Om te beginnen wil ik graag eerst kort ingaan op de vraag waarom spel belangrijk is voor kinderen. Daarna geef ik u een beknopt overzicht van het spel door middel van de gebruiksaanwijzing van het spel te vermelden. Vervolgens wil ik dieper ingaan op de achtergrond van het spel. Waarom is pedagogiek belangrijk bij de begeleiding van kinderen met DM1? Welke psychologische effecten heeft DM1 op kinderen? Daarna maken we een reis door de ontwikkeling van kinderen van peuter naar kleuter en basisschoolleeftijd. Iedere leeftijd heeft weer verschillende stapjes in de ontwikkeling van kinderen waarmee je tijdens het spelen van het spel rekening kunt houden. Om de technieken nog wat te verfijnen gaan we in op speltechnieken en de communicatie met kinderen.
Handleiding Bob&Bo spel
4
Waarom is spel zo belangrijk? Speltherapie is een kindertherapie voor kinderen van 3 tot en met 12 jaar die niet goed in hun vel zitten. Voor kinderen is het vaak te moeilijk of te bedreigend om te praten over wat ze dwars zit. Door te spelen in ‘de verbeelding of fantasiewereld’ kan het kind zich vrij uiten, gedachten en gevoelens ontdekken en verkennen. Al spelend vertelt het kind zijn verhaal. Dr. Amy Wickstorm geeft de volgende uitleg aan speltherapie. Ze geeft hierbij ook een voorbeeld wat het effect van speltherapie kan zijn. Het is een Engelstalig filmpje op You tube waarin zij hierover uitleg geeft. Het filmpje is te vinden op. https://www.youtube.com/watch?v=UIdVJ_nG2as&NR=1 Hieronder geef ik een vrije vertaling van het filmpje: In een notendop is speltherapie, kinderen helpen met behulp van speelgoed en spel, inzicht geven in hun gevoelens, gedachten en ervaringen. Om dit duidelijk te maken geeft Dr.Amy Wickstorm een voorbeeld van een jongetje dat bij haar in therapie komt. Hij heeft een overval op een supermarkt meegemaakt. De eerste keer dat het jongetje komt spelen kiest hij twee poppen uit en zet deze op de rand van de zandbak. Hij pakt ook een pijltjespistool en schiet de poppetjes van de zandbak af. Dit blijft hij de hele tijd vol houden. Er was tijdens de overval niet geschoten, maar het jongetje had de twee overvallers wel gezien. Hij was nu diegene die kon schieten. De tweede keer dat het jongetje kwam spelen pakte hij weer de twee poppen, zetten deze op de rand van de zandbak en schoot ze met het pistooltje weer van de zandbak af. Ditmaal ging hij na het schieten verder met ander spel; kleuren, spelen met de keuken en de paarden. Hij kwam wel een aantal keren terug om de poppetjes van de zandbak af te schieten, maar keerde iedere keer weer terug naar ander spel. De derde keer dat het jongetje ging spelen , pakt hij weer de twee poppen en zet ze weer op de rand van de zandbak. Daarna pakt hij het pijltjespistool en schoot deze keer niet maar wendde zich tot de speltherapeut en zei dat hij dit niet meer nodig heeft en dat het nu goed met hem gaat, daarna ging hij verder met andere spelletjes. Als ditzelfde jongetje tegenover een persoon had gezeten die hem had gevraagd naar zijn belevenissen in de supermarkt dan had dit jongetje zich waarschijnlijk erg ongemakkelijk gevoeld en geen woorden gehad om uitleg te geven. Als hij wel woorden had kunnen vinden was het voor hem waarschijnlijk nog moeilijk geweest om dit alles te delen met iemand. Maar door zijn spel liet deze jongen precies zien wat hij gezien had en na drie sessies voelde hij zich goed genoeg om met de speltherapeut te delen dat het goed met hem ging en dat hij dit niet meer nodig had. Nu hebben wij geen kinderen die een overval hebben meegemaakt (gelukkig), maar kinderen die diabetes hebben. Ook hierbij hebben kinderen het nodig om spelend hun verhaal te vertellen. Vooral de jonge kinderen kunnen van alles met het spel gaan doen wat niet in de gebruiksaanwijzing van het spel staat (gooien, verstoppen etc). Soms hebben kinderen dat nodig in hun spel. Het moment dat ze iets aan je laten zien willen ze pas verwoorden. En die woorden kunnen wij als ouders of hulpverleners ze geven.
Handleiding Bob&Bo spel
5
( # $ ' & . % , $ # # " % ! + ) , + + * ) !"#$#%'()*+,-./00%,.#1,&)02#1#+
ź
Ŗź źªÁÌ£ªº°©ºźŪ£ū
!"#$%%&$'(&)$*%$+,-%&$'-(./*$)0*$+(.12(.$)(03%*%#$+%%4*5$
ź
Ŗź #Çźá¡ªÌÁźŪ½°áū
(#$)0*$3%+,,-"(.'$(&/-(.6%&)7$8,'$9,,-$:$0"#$,:)%-#7$
ź
Ŗź ǪƝ½ª¡ªźŪ½°ªū
;%*$(#$)0&$3%"0&/-(.'$,<$#0<%&$*%$"%-%&$,00&$<%*$
ź
Ŗź #ܺ°ŸÁƝܺ½ÁźŪ°ª¡½½°ªū
)(03%*%#$%&$%-,9%-$*%$6-0*%&7$=00-$)0*$(#$&(%*$0"*(.)$%9%&$
ź źG ½ź°ª½Ö½ºźá ªź½źªªźÁÇ Áź©©°½Üź
/%<0''%"(.'7$>&$0"#$'(&)%-%&$%-/$.,&/$2(.&$0"$+%"%<00"$
¡qq½Ç ÁźŪÇ°Çqq£źńŃŋź¡qq½Ç Áū
&(%*7$?00-,<$+%%4*$@,#<0&$(&$#0<%&A%-'(&/$<%*$ B'()#C*%""$+%*$@,3D@,E)(03%*%##6%"$,&*A(''%")7$
!"#$40')0%1#%
;(%-<%%$':&*$:$#6%"%&)%-A(.#$0""%-"%($,&)%-A%-6%&$
6-276-82#'/,-",940%0:,1(##,*00';
*%-$#6-0'%$3-%&/%&$%&$+%*$+%"6*$:A$'(&)$,<$2(.&1
;%*$(#$<,%("(.'$,<$00&$)%$.,&/#*%$'(&)%-%&$:(*$*%$"%//%&$
+00-$/%9,%"$*%$:(*%&7$=00-$9,,-0"F$+%*$(#$/%2%""(/$%&$
A00-,<$0"$)0*$6-(''%&$%&$#6:(*%&$&,)(/$(#5$2%$+%33%&$
,&*#60&&%&)G$;%*$#6%"$(#$/%#H+('*$9,,-$'(&)%-%&$90&04$
q©º½źŷá¡Ç|½ºŸŝź6qq½źáźá ªźÖ£ź½ź°ºźá°¡ź
*A%%$.00-7
&00-$+%-'%&&(&/$%&$%-'%&&(&/$90&$)%$<0&(%-$A00-,6$ 2(.$)(&/%&$3%"%9%&7$;%"00#$#H+(%*$+:&$A,,-)%H+0*$
;%*$)(03%*%##6%"$<00'*$,&)%-)%%"$:(*$90&$)%$H,<6"%*%$
*%',-*$,<$+(%-00&$A,,-)%&$*%$/%9%&7$?(*$@,3D@,E#6%"$
@,3D@,E)(03%*%#2,-/"(.&$90&$@,#<0&$9,,-$'(&)%-%&7$
'0&$+(%-3(.$+%"6%&7
I(.'$,6$AAA73,#<0&7H,<$,4$AAA73,3%&3,7H,<7 K%/$0""%$'00-*.%#$<%*$)%$043%%")(&/$&00-$3,9%&$,6$)%$
3%'$#%,40%,5#1,&)02#1#++"#$
/-,&)$,4$,6$*04%"7$?,%$%%&$'%%-$9,,-$+,%$:$%%&$'00-*.%$
;%*$@,3D@,E)(03%*%##6%"$3%#*00*$:(*F
60'*$%&$(&$)%$#6%"),,#$#*,6*7$?0&$(#$+%*$)%$3%:-*$00&$
$ ?%$#6%"),,#
:A$'(&)7$!"#$+(.$,4$2(.$00&$:$+%*$6"00*.%$*,,&*5$2%/$)0&$
$ >%&$@"(.D@,,#E'00-*$<%*$*A%%$#"%:9%&
A%"'$6"00*.%$:$2(%*7$$L,,-$A0*$<%%-$:(*)0/(&/$"%/*$:$)%$
$ J%#$,&)%-A%-6'00-*%&F
@"(.D@,,#E'00-*$,6$)%$),,#7$?0&$<0/$:A$'(&)$6-,3%E
ź
Ŗź £°º½¡¡ªźŪ°½qª ū
-%&$)%$'00-*.%#$),,-$%%&$90&$)%$#"%:4.%#$(&$)%$),,#$*%$
ź
Ŗź źªÁÌ£ªºªźŪ|£qÌÖū
),%&7$>&$)0*$(#$,6$)%2%$"%%4*(.)$&(%*$%%&9,:)(/G
Handleiding Bob&Bo spel
6
Handleiding Bob&Bo spel
7
Pedagogische belangen bij DM1 De belangrijkste medische handelingen bij kinderen met DM1 vinden plaats binnen het gezin, op school, binnen het sociale netwerk en op de sportvereniging. Een kind brengt veel tijd door op school. Dit is voor een kind met DM type 1 niet anders. Het kan zijn dat deze kinderen meer moeite ervaren met de concentratie. Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn een te hoge of te lage bloedglucosespiegel. Voor kinderen met diabetes zijn er een aantal vereiste handelingen op een dag nodig die extra energie kosten: bloedglucose meten, insuline spuiten, bij een groep willen blijven horen, moeten nadenken over voeding en activiteiten. Voor een leerkracht is het belangrijk kennis te hebben van DM1. Dit geldt eveneens voor andere betrokkenen uit het sociale netwerk van het betreffende kind. Denk hierbij ook aan symptomen van hypo’s en hypers en hoe deze te behandelen. Ook voor praktische handelingen als extra eten tussen de maaltijden door en extra prikken moet ruimte zijn. (Dedding, 2010). In gesprek gaan met kinderen is vanuit pedagogisch oogpunt zeer belangrijk. Kinderen moeten veiligheid en ruimte ervaren om hun gevoelens en behoeften te kunnen verwoorden en uiten. Door het kind te betrekken in het gezin, de klas of de groep is de kans vele malen groter dat het kind zich gehoord en begrepen voelt. Dit komt ten goede aan het zelfvertrouwen (Dedding 2010). Gesteund, gehoord en begrepen voelen door een leerkracht of trainer zijn essentieel om een positieve en veilige plaats te creëren voor deze kinderen. (Schiet 1998) Naast een thuis moeten meerdere omgevingen voor kinderen toegankelijk zijn om naar toe te gaan. Daarnaast kan een sportvereniging, hobbyclub, school, KDV of (opvoeders van) vriendjes/vriendinnetjes een belangrijke rol spelen in het signaleren van sociale emotionele problemen bij een kind met diabetes. Ook signalen voor angstproblematiek zijn belangrijk om op te pikken. Een cruciale stap is om na het signaleren ook daadwerkelijk met het kind in gesprek te gaan. Dit wordt voor veel mensen als een lastige vervolgstap gezien vanwege de angst dat zij de ‘verkeerde’ persoon zijn om dit te doen (Holtrop 2010). Vooral bij kleine kinderen is een gesprek vaak moeilijk. Het Bob&Bo spel maakt het makkelijker om met een jong kind in gesprek te gaan. Bij het Bob&Bo spel zijn we ervan uit gegaan dat juist mensen op deze laagdrempelige manier (dagelijks) contact hebben en de meest veilige omgeving zijn, meer kunnen bereiken met een kind dan dat een kinderarts of diabetes verpleegkundige voor elkaar kan krijgen. Het is ook van belang dat de omgeving van het kind actief op de hoogte wordt gebracht van diabetes en de klachten die dit met zich mee kan brengen. Door het bespreekbaar te maken bied je leeftijdsgenoten en andere mensen uit het sociale netwerk van de opvoeder en het kind de mogelijkheid ondersteuning te bieden. Ook zal dit het gevoel van veiligheid kunnen vergroten. Daarnaast creëert het een draagvlak voor begrip. Het geven van informatie over diabetes is hiervoor een belangrijk onderdeel. In het Bob&Bo spel komen alle onderwerpen betreft diabetes aan bod, doordat de onderwerpen visueel ondersteund worden wordt het makkelijker om informatie op niveau van jonge kinderen over te brengen.
Handleiding Bob&Bo spel
8
Er zijn niet alleen pedagogische belangen belangrijk voor kinderen maar ook voor ouders, naast hun pedagogische kwaliteiten zijn er ook valkuilen. Er zijn volgens expertise groep Kinder Diabetes Verpleegkundigen (2011) een aantal aandachtspunten waar ouders van kinderen met diabetes op kunnen letten: • Verlatingsangst bij uw kind. Dit kan zowel van kind naar opvoeder, als van opvoeder naar kind voor komen. • Angst om uw kind los te laten. • Angst om de zorg aan andere mensen toe te vertrouwen. • Prik-‐en spuitangst. Vaak is dit de angst voor de naald van een insulinepen of insulinepomp. Ook deze angst kan zowel bij de opvoeder als bij het kind voor komen. • Angst om anders te zijn. • Te veel of te weinig verantwoording willen nemen. Dit is zowel voor het kind een valkuil als voor de ouder/opvoeder.
Handleiding Bob&Bo spel
9
Psychologisch effect op kinderen met DM1 Het besef dat diabetes voor altijd een deel zal blijven uitmaken van het leven is voor veel kinderen lastig te begrijpen en te overzien. Diabetes wordt door veel kinderen als vervelend ervaren en zal, met name in het begin, veel energie toewijding en discipline vereisen. Het aanvaarden van DM1 zal enige tijd kosten, wat het kind ook gegund moet worden. Het kan een kind een onveilig gevoel geven, omdat ze zich realiseren dat bepaalde lichamelijke klachten, reacties en handelingen terug blijven komen. Ook het gevoel van belemmering komt bij veel kinderen met DM1 terug (Schiet 1998). Kinderen met DM1 zijn constant bezig om de juiste waardes te behalen, complicaties te voorkomen, lichamelijke klachten te voorkomen en iedereen om zich heen ‘tevreden’ te houden. In vergelijking met leeftijdsgenoten hebben zij een grotere kans op angststoornissen (een veel voorkomende angst is prikangst, maar ook faalangst), agressie, boosheid en depressie (Holtrop, 2010). Angst en stress hebben een negatieve invloed op het lichaam van kinderen met DM1. Het kan de bloedglucosespiegel ontregelen, waardoor de waarden nog meer afwijkingen kunnen vertonen. Daarnaast kan angst ook zorgen voor minder adequaat gedrag bij het zoeken van hulp. Dit kan voor problemen zorgen op het moment dat dit eigenlijk wel als nodig wordt ervaren. Ook het vertrouwen in de omgeving en in de naast betrokkenen kan door angst afnemen. (Holtrop 2010). Een kind met een chronische ziekte heeft ook meerdere redenen om bang te zijn. Het komt vaker in onveilige situaties terecht, zoals bezoekjes aan het ziekenhuis. Het ervaart op een regelmatige basis pijn, kan onprettige medische handelingen moeten ondergaan en komt aanraking met veel vreemde personen waaraan ze uitleg verschuldigd zijn of iets van moeten (Schiet 1998). Volgens Holtrop (2010) zijn er een aantal signalen die kunnen wijzen op een angstcomponent bij kinderen met diabetes: • Afweergedrag en ontkenning. • Wantrouwen en onzekerheid. • Intensiveren van de behandeling. • Meerdere malen vragen om uitleg en bevestiging. Belangrijk is dat er gecommuniceerd blijft worden. Het uiten en verwoorden van emoties en gevoelens is niet alleen leeftijdsafhankelijk, maar hangt ook af van de persoonlijkheid van een kind. Wanneer niet alles meer mogelijk is kan dit bij kinderen boosheid en agressief gedrag oproepen. Bij een ander kind is het mogelijk dat hij of zij zich met zijn of haar emoties terug trekt en deze helemaal niet meer toont. Als dit laatste voor langere tijd het geval is, bestaat er een verhoogd risico op het ontwikkelen van een depressie (Schiet 1998). Een ander belangrijk gevoel bij kinderen (vooral in de basisschoolleeftijd) is het gevoel van zelfvertrouwen en eigen kunnen. Door de beleving en ervaring dat zij anders zijn dan andere kinderen kan dit zorgen voor een gevoel van onzekerheid. Met name de lichaamsbeleving die zij hebben ontwikkeld is veel sterker en anders dan die van hun
Handleiding Bob&Bo spel
10
leeftijdsgenoten. Het is van groot belang dat het kind zich gewaardeerd voelt op het moment dat hij of zij dingen goed doet. Deze positieve succeservaringen zijn belangrijk om het zelfvertrouwen te vergroten. Ook het gevoel van eigen kunnen zal hiermee toenemen. Het is belangrijk dat een kind met diabetes zich competent voelt over zijn of haar diabetes. Het gaat niet alleen over het ondergaan van diabetes, maar hier ook zelfstandig in te kunnen handelen. Het is voor velen (zowel voor opvoeders als voor de kinderen zelf) een lastige, maar wel zeer belangrijke stap, die genomen moet worden. Een vereiste is dat het op een medisch verantwoorde manier gebeurt. Het kind zal minder afhankelijk worden, waardoor het zelf controle kan uitoefenen (Dedding 2010).
Handleiding Bob&Bo spel
11
Ontwikkelingspsychologie We hebben nu in het algemeen naar de pedagogische invloeden en psychologische effecten gekeken. Ik wil met u nu een stap verder gaan kijken hoe het spel past bij de psychologische ontwikkeling van uw kind. De algemene ontwikkeling van de leeftijdscategorieën peuters, kleuters en schoolkinderen. Vervolgens wordt deze ontwikkeling vertaald naar de ontwikkeling van het hebben van diabetes. Hier kunt u tijdens het spelen van het Bob&Bo spel rekening mee houden. Kinderen van twee tot vier jaar Algemeen Kinderen van twee tot vier jaar bevinden zich in de peutertijd. In de peutertijd staat de ontwikkeling van de autonomie centraal. koppigheidsfase plaats. Kinderen moeten leren de grenzen van anderen de respecteren, hun impulsiviteit te beheersen en hun behoeftes uit te stellen. Twee en drie jarige zijn zich bewust van hun vermogen doelgericht acties te ondernemen. Ze leren het onderscheid tussen zichzelf en een ander te maken. Het egocentrisch denken is volop in gang. Ze spelen met andere kinderen dan ook naast elkaar, en niet met elkaar. Het spel bestaat vooral uit het spelen met voorwerpen. Hun emoties beheersen is nog lastig en ze hebben een beperkt repertoire aan gevoelens tot hun beschikking. De periode van twee tot vier jaar wordt ook wel de vraagperiode genoemd. Veelvuldig stelt een kind de vraag ´wat is dat?’. De taalontwikkeling staat vooral in het teken van het vergroten van de woordenschat, zinnen worden langer en abstracte begrippen worden toegevoegd Het kind wil meer zeggen dat het kan uitdrukken. Dit uit zich in hakkelend praten bij het begin van de zin. Diabetes Twee-‐en driejarigen hebben nog geen ziektebegrip. Ze hebben niet het verstandelijke vermogen om de ziekte te begrijpen. Daarbij houden zich nog niet bezig met hoe en waarom. Ze merken enkel de gevolgen en reageren daarop. Ze begrijpen bijvoorbeeld nog niet dat ze een insuline injectie krijgen om te voorkomen dat ze zich ziek gaan voelen. Voor een peuter is alleen de prik er. En die vinden ze niet leuk. Peuters passen zich vaak wel heel snel op een situatie aan. Het prikken kan al wel heel snel een gewoonte worden. Hiervoor hebben ze wel een stukje basale kennis nodig. Wat is een pomp, hoe ziet deze er uit? Hoe ziet een vingerprik eruit? Hoe doen andere kindjes dat? Hier kan het Bob&Bo spel bij helpen. Wat peuters hierbij ook nodig hebben is een stukje controle. Ze willen graag de dingen zelf doen! Vaak zie ik als een peuter aangemoedigd wordt om zelf een bloedglucose te prikken, ze hier volledig in mee gaan. Motorisch zijn peuters nog niet altijd in staat om een handeling als een bloedglucose prikken volledig zelfstandig uit te voeren, maar ze kunnen wel een aantal handelingen al snel zelfstandig. Bijvoorbeeld, de strip in de meter stoppen, en de meter tegen de bloeddruppel aan houden. Door de plaatjes van het Bob&Bo spel van het onderwerp ‘vingerprik’ door de kinderen in de juiste volgorde te leggen leren de kinderen een juiste volgorde aan bij de handelingen van de vingerprik.
Handleiding Bob&Bo spel
12
Handleiding Bob&Bo spel
13
kinderen van vier tot zes jaar Algemeen Kinderen van vier tot zes jaar bevinden zich in de kleutertijd. Het uitbreiden van de fysieke en sociale omgeving en het volmaken van de taal staat in deze leeftijdsfase centraal. De kinderen gaan onderwijs volgen op school en de ontwikkeling komt niet meer vooral van binnenuit, maar wordt van buitenaf aan het kind gepresenteerd. Spelen en werken zijn niet fundamenteel te onderscheiden, omdat het kind intens kan genieten van het leren beheersen van een onderwerp en tot zichzelf komt. In deze periode oefent het kind via spel sociale situaties. De motorische ontwikkeling van kinderen maakt een belangrijke sprong door tussen vier en zes jaar. Kinderen spelen graag buiten en zijn volop met hun lichamelijke mogelijkheden bezig, van klimmen tot fietsen. Ze beginnen de sociale codes te leren. De taalontwikkeling is volop in gang. Kinderen kunnen de meeste woorden uitspreken en grammaticaal volwaardig zinnen maken. Daarbij zijn ze in staat om hun gedrag aan te passen aan de situatie en complexe gevoelens als jaloezie, trots of schaamte te benoemen en te begrijpen. Het omschrijven van deze gevoelens is echter nog wel lastig. Het Bob&Bo spel kan hierbij helpen doordat de gevoelens naar boven komen en als ouder kunt u deze gevoelens helpen omschrijven en benadrukken. Kleuters halen fantasie en werkelijkheid nog door elkaar. Ze kunnen meer denken in oorzaak en gevolg. Voor zijn of haar morele ontwikkeling is het kind gedurende deze periode erg afhankelijk van de volwassene. Het morele handelen is nog sterk lust gestuurd en richt zich voornamelijk op beloning en straf. Diabetes Vier-‐ en vijfjarige hebben nog geen ziektebegrip. Ze weten nog geen differentiatie tussen lichaam en buitenwereld. Uitleg over hoe en waarom heeft nog geen zin, want het kind ziet zichzelf als slachtoffer van dingen die hem overkomen. Een kleuter kan al wel beter begrijpen dat hij insuline nodig heeft om niet zieker te worden en dat hij suiker nodig heeft om niet in een hypo terecht te komen. Wel is het zo dat ze met het benoemen van deze gevoelens vaak te laat komen. Ik vergelijk het maar een beetje met zindelijk worden bij kinderen. Vaak zijn kinderen op deze leeftijd zo met hun spel bezig dat ze even geen tijd hebben om op signalen van hun lichaam te reageren. Als ze dan uiteindelijk voelen dat ze een hypo hebben is het vaak al zo laag dat ze er echt weer even van bij moeten komen. Het is voor mensen in de omgeving van de peuter dus ook handig als deze weten hoe ze op signalen van het kind moeten reageren. Het Bob&Bo spel is een gezellig spel om ook met familie, vriendjes en klasgenootjes te spelen. Zo leert de omgeving spelenderwijs wat diabetes is. De taalontwikkeling maakt in deze leeftijdscategorie een enorme speurt. Toch blijft het voor kinderen moeilijk gevoelens en gebeurtenissen te vertalen in woorden. Het visualiseren van gebeurtenissen en gevoelens kan hierbij helpen om beter uiting te geven aan het geen wat je voelt. Het Bob&Bo spel kan hier bij helpen. Het is ook de leeftijd van de eerste schooltijd. Kinderen leren taal en beginnen met rekenen. Ze zijn erg leergierig. U kunt starten om kinderen kennis te laten maken met het tellen van koolhydraten. Als u maar vaak genoeg aan geeft hoeveel koolhydraten er in een product zitten zal het kind deze producten ook in de hoeveelheid koolhydraten opslaan in zijn of haar geheugen. Om echt rekenkundig koolhydraten te gaan tellen en bij te zetten is nog een stapje te ver, maar u helpt u kind hiermee de eerste stap te maken. U kunt hierbij ook gebruik maken van de voeding plaatjes van het Bob&Bo spel.
Handleiding Bob&Bo spel
14
Kinderen van zes tot tien jaar Algemeen Kinderen van zes tot acht jaar vallen onder het jonge schoolkind. Deze leeftijdsfase wordt vooral gekenmerkt door de toenemende taalbeheersing, de ontwikkeling van het denken en de uitbreiding van de sociale en fysieke omgeving. Zes-‐ en zevenjarigen zijn nieuwsgierige en actieve onderzoekers en ontwikkelen creatieve, sportieve en cognitieve vaardigheden. Sommigen zijn al zo ver dat ze kunnen leren en anderen zijn meer gericht op het spel. Fantasie is belangrijk, de kinderen hebben nog een magische gedachtewereld. Op deze leeftijd denken kinderen dat de dingen zijn zoals ze zijn en hebben de neiging om anderen letterlijk te nemen. Meisjes zijn vaak rijper dan jongens. Rond deze leeftijd ontwikkelen kinderen ook een schaamtegevoel. Zij krijgen een duidelijker besef van wat anderen van hen vinden en zijn gevoelig voor waardering en afkeuring. De morele ontwikkeling wordt minder afhankelijk van straf en beloning. Diabetes Zes-‐ en zevenjarigen hebben nog geen ziektebegrip. Ze kunnen nog geen onderscheid tussen geest en lichaam maken. Oorzaken van ziekte liggen aanvankelijk nog buiten het lichaam. Het denken is dan ook nog onvoldoende ontwikkeld om diabetes te kunnen begrijpen. Wel kunnen ze in eigen woorden vertellen dat ze diabetes hebben, dat hun lichaam insuline nodig heeft, dat de insuline met een insulinepen en insulinepomp gegeven wordt en dat ze zich, als ze insuline gebruiken en regelmatig eten, goed voelen en net als andere kinderen kunnen leven. Daarbij weten ze dat diabetes niet overgaat, dat diabetes niet besmettelijk is, niemand zeker weet waarom de een wel diabetes krijgt en de ander niet en zij zelf of iemand anders geen schuld heeft aan het krijgen van diabetes. Toch kan het zijn dat bij een kind van deze leeftijd de fantasie op hol slaat zoal hierboven al beschreven staat. Kinderen kunnen bijvoorbeeld bang zijn dat ze blijven bloeden als ze een gaatje in hun huid prikken, of dat je van suiker eten suikerziekte krijgt. Sommige kinderen vinden een hypo eng. Hun lichaam laat hen in de steek en dat is natuurlijk op zich al heel eng. Maar als je ook nog eens magisch kunt denken kan deze angst nog wel eens versterkt worden. Neem de angsten van uw kind altijd serieus en probeer met ze in gesprek te achterhalen waar de angst vandaan komt. Het verhaal van ‘de sleuteltjes’ (Dit verhaal is te vinden op http://www.sugarkids.nl/diabetes) kan in deze leeftijd al wat inzicht geven wat betreft de achtergrond van diabetes. Toch blijft het moeilijk voor kinderen om de gehele uitleg te snappen laat staan mondeling over te brengen. Vaak helpt het om de uitleg van diabetes te visualiseren. Hieronder een voorbeeldje van een plaatje met de uitleg van diabetes. Op internet zijn vele verschillende plaatjes te vinden. Ook heeft de DVN (Diabetes, Verenging, Nederland)een mooie PowerPoint gemaakt voor kinderen die visuele ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld bij het geven van een spreekbeurt over diabetes in de klas. Ook het Bob&Bo spel kan helpen bij een stukje visualiseren.
Handleiding Bob&Bo spel
15
Wat betreft de cognitieve ontwikkeling gaat het nu snel. Kinderen leren rekenen en zijn nu al echt in staat om met koolhydraten te rekenen. Om ze nu ook hierover de totale verantwoording te geven gaat nog een stap te ver. Soms willen er nog wel eens cijfertjes omgedraaid worden. Het effect op de pomp bij het invoeren van 37 of 73 koolhydraten geeft toch een heel ander effect. Om te oefenen kunt u de kaartjes van het thema ‘eten’ van het Bob&Bo spel gebruiken. TIP! Bij het onderwerp hypo en hypers zit ook nog een spaghetti plaatje wat u hierbij kunt gebruiken.
Snelle koolhydraten/ Langzame koolhydraten Handleiding Bob&Bo spel
Broodje wit =24 koolhydraten Ranja 1 eetlepel 15 ml = 8 koolhydraten Chips 8 st 10 gram=5 koolhydraten Friet 100 gram =38 koolhydraten Komkommer met schil 100 gram = 2 koolhydraten Tomaat 100 gram = 3 koolhydraten Poffertjes 100 gram = 34 koolhydraten Dextro 1 tablet = 3 koolhydraten Kaas = 0 koolhydraten Worst = 0 koolhydraten Bron: Kijk op calorieën, Nicoline Duinker-‐joustra 16
Spelontwikkeling en spelbegeleidingstechnieken
Bij dit thema wordt er ingegaan op verschillende spelniveaus en spelbegeleidingstechnieken. Eerst wordt de spelindeling van Piaget en Vermeer beschreven. Deze geeft verschillende niveaus weer en bij die niveaus staan leeftijdsindicaties aangegeven. Daarnaast wordt er een koppeling naar het Bob&Bo spel gemaakt. Vervolgens worden er drie spelbegeleidingstechnieken toegelicht die ingezet kunnen worden tijdens het spelen van het spel. Deze technieken kunnen ook bij andere spelletjes gebruikt worden. Spelindeling Piaget gaat uit van de volgende spelniveaus: - Oefenspel - Symbolisch spel - Spelletjes met regels. Oefenspel Oefenspel is het herhalen van de motorische en/of zintuigelijke handelingen. Deze handeling gaat uitsluitend om het plezier van de handeling zelf. Oefenspel is gericht op het oefenen van motorische en zintuigelijke vaardigheden. Dit laten kinderen vanaf ongeveer drie maanden zien. Bij het spel doet u kind bijvoorbeeld kaartjes in een gleuf en haalt ze er vervolgens weer uit en blijft deze handeling herhalen. Symbolisch spel Symbolisch spel is fantasie spel/doen alsof. Spel waarin iets, iets anders kan voorstellen dan het direct waarneembare. Dit laten ze vanaf ongeveer twee jaar zien. In het spel zal het kind bijvoorbeeld de vormen van de kaartjes en de doosje gaan gebruiken. Het kan ook zo zijn, dat het kind van een voorwerp een andere voorwerp maakt. Als het kind het voorwerp als iets anders ziet, ga hier dan vooral op in. Spelletjes met regels Het kind kan zich losmaken van de concreet waarneembare wereld, planmatig en hypothetisch denken komt op gang. Kinderen kunnen spelletjes met regels spelen, en weten ook wat de regels inhouden. Zelf kunnen ze ook regels in het spel maken. Dit laten ze vanaf ongeveer zes/zeven jaar zien. In het spel kan dit betekenen dat ze zelf de regels van het spelletje bepalen. Het mooiste is als u ook als ouders hierin meegaat, zodat het spel van het kind wordt. Samen onderzoeken hoe we het spel gaan spelen.
Handleiding Bob&Bo spel
17
Vermeer gaat uit van de volgende speelwerelden: - Spel in de lichamelijke wereld - Spel in de hanteerbare wereld - Spel in de esthetische wereld - Spel in de illusieve wereld - Succes en gezelschapsspel Spel in de lichamelijke wereld Spel in de lichamelijke wereld is spelend bewegen van eigen lichaam en objecten. Daarbij laten ze ook sensopathisch spel zien = fijn vinden om met het materiaal op zich om te gaan. Het levert een fijne zintuigelijke ervaring op. Dit laten kinderen vanaf nul jaar zien. Spel in de hanteerbare wereld Spel in de hanteerbare wereld is spelend omgaan met objecten. Dit laten kinderen vanaf ongeveer een/twee jaar zien. In het Bob&Bo spel kunnen kinderen bijv. de kaartjes gaan opstapelen, of kaartjes in de gleuf doen en er weer uithalen. Spel in de esthetische wereld spel in de esthetische wereld is dingen mooi en netjes maken, zoals een poppenhuis. Daarbij doen kinderen gebeurtenissen uit hun omgeving na, zoals een pop wassen. Dit laten kinderen vanaf ongeveer twee jaar zien. In het spel ‘het bosmannetje’ zouden kinderen bijv. de kaartjes netjes opstapelen. Ook zou het zo kunnen zijn dat ze van opruimen een spel maken. Ze doen dan alles netjes in de doos, dit zouden ze een paar keer kunnen herhalen. Daarnaast zouden ze alles wat met diabetes te maken heeft kunnen gaan naspelen bv. het prikken of opname in het ziekenhuis. Spel in de illusieve wereld Spel in de illusieve wereld is fantasie en rollenspel. Dit laten kinderen vanaf ongeveer drie/vier jaar zien. In het spel zal het kind bijvoorbeeld van een voorwerp een andere voorwerp maken. Het Bob&Bo doos kan in de fantasie van een kind als bijvoorbeeld als een vrachtwagen worden gezien die alle kaartjes gaat ophalen. Als het kind het voorwerp als iets anders ziet, ga hier dan vooral op in. Succes en gezelschapsspel Kinderen kunnen gezelschapsspelletjes waarbij succes en regels een belangrijke rol speelt begrijpen. Dit laten kinderen vanaf ongeveer zes jaar zien.
Handleiding Bob&Bo spel
18
Spelbegeleidingstechnieken Verwoorden: Het onder woorden brengen van het spel van het kind. Doel: verbanden leggen tussen losse spelhandelingen waardoor ze zinvoller worden en meer betekenissen krijgen. Het spel wordt daardoor minder oppervlakkig en krijgt meer verdieping. - Spel met geluiden begeleiden - Het onder woorden brengen van belevingen (lekker zacht, spannend hoor) - Onder woorden brengen van wat je hoort, ziet en doet (nu leg ik de insulinespuit op de insulinespuit) - Ordenen en verbanden leggen met de woorden (het rode kaartje, de mama van het kindje) - Anticiperen (die toren wordt hoog, die zou wel eens om kunnen gaan vallen) - Het onder woorden brengen van gedachten en gevoelens Pas op dat je niet stoort/inbreekt. Blijf binnen het spel. Dit kunt u doen door bij het spel van het kind aan te sluiten. Als het kind geen zin heeft om Lotto te spelen, maar hij/zij wil met de kaartjes een huis bouwen, sluit hier dan als ouder bij aan. Probeer met uw kind in gesprek te blijven. Door zijn/haar handelingen te benoemen en aan te sluiten bij zijn/haar belevingswereld. Stimuleren - Sensitief reageren/responsieve houding (regelmatig belangstelling tonen) - Het spel op gang brengen (helpen kiezen, spelsuggesties/materiaal aanbieden) - Het spel uitbreiden door toevoegingen, materialen, of ideeën (ander speelgoed erbij) - Zelf spelen of voordoen, helpen met opruimen Afremmen of ingrijpen Help voordat het kind boos of ontmoedigd raakt of haal speelgoed weg als het te vol wordt. Als u merkt dat u kind tijdens het spelen van het spel niet over zijn gevoelens wil praten, ga hier dan ook niet op door. Hiervan kan het kind alleen maar meer gefrustreerd raken. Als u merkt dat het kind boos wordt of geen zin heeft in het spel is het beter om het een ander keer te gaan spelen. Het kind moet zelf zin hebben in het spel en zich veilig genoeg voelen om er over te praten. Op die manier zal het spel ook effect hebben.
Handleiding Bob&Bo spel
19
Gespreksvoering In het thema gespreksvoering staat centraal waar u op kunt letten als u met u kind in gesprek gaat. De handleiding richt zich op de doelgroep twee tot acht jaar. Aangezien dit uiteenlopende leeftijden zijn wordt hieronder per leeftijdscategorie beschreven wat je ten opzichte van gespreksvoering kunt verwachten. Daarnaast wordt er per leeftijdscategorie ingegaan op verbale en non-‐verbale communicatie en vraagtechnieken. Vervolgens worden er verschillende manieren van vragen uitgelegd en als laatste wordt er ingegaan op de basishouding en actief luisteren uit de Gordon-‐methode. (Dr.T.Gordon,2014). Met Peuters Praten met peuters is lastig, maar via gebaren en gezichtsuitdrukkingen zeggen peuters een heleboel. Belangrijk is dat er met korte zinnen en makkelijke woorden wordt gecommuniceerd. Daarbij is het belangrijk dat er niet te snel wordt gepraat, zodat het kind de tijd krijgt op erop te reageren. De communicatie met peuters gebeurt vooral door te spelen en te observeren. Uit de observatie van spel kan veel informatie komen bijv. of een kind impulsief is of juist verlegen. Bij peuters gebruik je vooral het aspect verbale en non-‐verbale communicatie. Vraagtechnieken bij peuters gebruiken is vaak nog lastig, omdat ze de taal nog niet machtig zijn. Bij deze jonge leeftijd is het handiger om de inhoud van de vraag zo uitgebreid mogelijk te geven in een gesloten vraag. Dit geeft het kind wel de informatie, maar het kind kan aansluiten door een simpele ja of nee. Blijf hierbij wel waken over het feit dat u de beleving van uw kind niet gaat invullen. (Verhulst,2008) De communicatie verloopt vooral door spel en non-‐verbale communicatie. Door bevestiging en aansluiting bij u kind wordt de autonomie bevordert en hierdoor voelt het kind zich begrepen. Met Kleuters Met kleuters is het al makkelijker om een gesprek te voeren, maar spel blijft echter een belangrijk communicatiemiddel. Net zoals bij peuters is het belangrijk om met makkelijke woorden en korte zinnen te communiceren. Zoals we bij de ontwikkelingspsychologie al aangaven denken kleuters in het hier en nu en zijn ze erg concreet. Voor de gespreksvoering is het daarom belangrijk om vragen aan concrete gebeurtenissen te koppelen. Abstracte termen is voor kleuters vaak nog te lastig. Ø Verbaal aspect - Kort en concreet taalgebruik. Geen moeilijke woorden gebruiken. - Help kinderen met formuleren, als ze naar woorden zoeken, maar vraag of de invulling klopt. Bevestiging vragen. Ø Non-‐verbaal aspect - Veel gebruik maken van non-‐verbale communicatie, zowel door middel van het uitdrukken van lichaamstaal en gebruik van voorwerpen. Ook gebaren kunnen ondersteunend werken. Ø Vraagtechnieken - Open vragen afwisselen met gesloten vragen. Handleiding Bob&Bo spel
20
-
Suggestieve vragen vermijden. Vragen over gebeurtenissen. Open vragen naar de hoofdlijn van een gebeurtenis, doorvragen op details. Vragen herhalen op een gevarieerde manier. Niet samenvattend vragen.
Met Schoolkinderen Schoolkinderen kunnen al goed gesprekken voeren. Bij vreemde volwassenen zijn ze vaak terughoudend en vooral als het om gevoelige onderwerpen gaat. Om dit te door-‐ breken is het belangrijk om een ontspannen sfeer te creëren. Om de aandacht te verleggen is communicatie tijdens een activiteit een geschikt middel om met schoolkinderen over gevoelige onderwerpen te praten. Ø Verbaal aspect - Kort en concreet taalgebruik. Moeilijke woorden niet gebruiken. Ø Non-‐verbaal aspect - Non-‐verbale aspect vooral in de zin van lichaamstaal. Ø Vraagtechnieken - Open vragen afwisselen met gesloten vragen. - Suggestieve vragen vermijden. - Vragen over gebeurtenissen bijv. ben jij ook in het ziekenhuis geweest. - Open vragen naar de hoofdlijn van een gebeurtenis, doorvragen op details. - Vragen herhalen op een gevarieerde manier. Niet samenvattend vragen. Er zijn verschillen per leeftijd voor gespreksvoering, maar voor elke leeftijd geldt hetzelfde, spel en bewegen zijn erg belangrijk tijdens gesprekvoering Verschillende vraagtechnieken Het aspect vraagtechnieken is erg belangrijk omdat de manier waarop je vragen stelt, bepaalt wat voor richting het gesprek krijgt. Er zijn verschillende vraagtechnieken die je kunt toepassen: -‐ Open versus gesloten vragen -‐ Suggestieve vragen -‐ Retorische vragen -‐ Waarom vragen -‐ Doorvragen Open versus gesloten vragen Over het algemeen leveren open vragen meer informatie op dan gesloten vragen. Een open vraag geeft meer ruimte om zelf een antwoord te formuleren dan een gesloten vraag, waarop het antwoord vaak niet meer oplevert dan ‘nee’, ‘vier’, ‘vanavond’ ect. Open vragen daarentegen zetten degene aan wie je de vraag hebt gesteld meer aan tot nadenken, het ordenen van gedachten en het formuleren van een antwoord. Toch zijn gesloten vragen soms nuttig, zeker aan het begin van een gesprek met een jong kind,
Handleiding Bob&Bo spel
21
zoals vragen naar de naam, leeftijd en hobby’s. Ze kunnen veel informatie leveren op een moment dat een wat verlegen kind misschien nog niet veel tegen een onbekende durft te zeggen. Ze kunnen dan helpen het ijs te breken. Ook kun je variëren in de mate waarin open vragen open zijn. Een vraag als ‘Wil je wat over jezelf vertellen?’ is vaak voor (jonge) kinderen zo breed, dat ze niet weten waar ze moeten beginnen. Een vraag als ‘ Wat vind je leuk om te doen?’ perkt de antwoordmogelijkheden al in, waardoor antwoord geven makkelijker wordt. Open vragen zijn vaak ook moeilijker te beantwoorden. Suggestieve vragen Suggestieve vragen zijn vragen die het antwoordt al impliceren, bijvoorbeeld: ‘Prikken doet pijn he?’ of: ‘Wil je dan niet meer vrienden op school?’ Het gewenste antwoord klinkt in deze vragen al door en misschien nog wel meer dan volwassenen, zijn kinderen geneigd de volwassenen en ‘alwetende’ vragensteller te behagen. Probeer tijdens je gesprekken suggestieve vragen te vermijden. Leer jezelf aan om bij dit soort vragen altijd een aanvullend alternatief te formuleren in de trant van ‘ Of is dat bij jou niet zo?’ Retorische vragen Retorische vragen zijn vragen waarop het antwoord al bekend is. De vraag heeft niet de bedoeling om kennis uit te wisselen, maar bijvoorbeeld om een kind een gevoel van zekerheid te geven, het tempo van het gesprek te versnellen of het onderwerp actief te maken. Voorbeelden van retorische vragen zijn: ‘Wie heeft deze tekening zo mooi gemaakt?’, ‘En wie was er weer te laat voor een afspraak?’ Afhankelijk van de inhoud van de vraag en de toon waarop de vraag gesteld wordt (lief of cynisch), is het effect van zelfvertrouwen vergroten of juist verkleinen (denigrerend). Waarom vragen Waarom vragen kunnen de indruk wekken dat je het kind ter verantwoording roept. Waarom vragen hebben vaak een beschuldigend en retorisch karakter. Je stelt je met een waarom vraag ook autoritair op. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vraag: ‘Waarom zijn jullie zo druk?’ Als je vraagt ‘ Wat is er dat jullie zo druk zijn?’ , klinkt het ineens heel anders. Je legt het probleem bij een wat-‐vraag niet direct bij de ander. Doorvragen Doorvragen als reactie op iets dat een kind vertelt, is een hele kunst. Vaak vertelt een kind, maar dat geldt ook voor volwassenen, niet alles tegelijk en doet dat soms ook nog in wat vage bewoordingen. Als een kind je vertelt ‘Mijn vader is wel eens boos’, weet je feitelijk nog niets. Wat houdt dat ‘ boos’ in? Verheft hij zijn stem, of geeft hij het kind een schop. Je zult dan niet suggestief door moeten vragen. Je kunt dan bijvoorbeeld een van de neutrale onderstaande doorvragen stellen: -‐ Kun je daar meer over vertellen? -‐ Wat bedoel je daar precies mee? -‐ Kun je daar een voorbeeld geven? -‐ Hoe ziet het eruit als….? Daarbij kun je vragen naar wanneer iets gebeurde, Vraag bijvoorbeeld wanneer dat de laatste keer gebeurde. Dan weet het kind nog het best en vraag daarop door in de trant van: wie wat, wie erbij was, wat de aanleiding was en hoe het afliep. Je kunt ook samenvattend of herhalend vragen. Bij samenvattend vragen vertel je in je eigen Handleiding Bob&Bo spel
22
woorden wat het kind heeft verteld en vraag je of dat klopt. Bij herhalend vragen zeg je op een vragende toon: ‘ Je zegt boos….’ Voor doorvragen geldt: geef niet te snel op. Hanteer daarbij ook stiltes, zodat je het kind dwingt om goed na te denken over de vraag. Vul niet te snel in. Tip Deze vraagtechnieken komen uit het boek ‘creatief communiceren’, van Baarda. In dit boek staan ook mooie voorbeelden van activiteiten. Houding en luisteren Het lijkt zo gemakkelijk om met kinderen te praten, tot je informatie wilt hebben over een belangrijk of gevoelig onderwerp. Dan merk je dat kinderen vaak niet meewerken en dat gesprekken stroef verlopen. De stroefheid in gesprekken over pijnlijke onderwerpen ontstaat vaak doordat het kind zich afvraagt wat er van hem of haar gevonden wordt als het hele verhaal verteld is. Het kind voelt zich met zijn of haar verhaal niet helemaal veilig. Als er dus een pijnlijk onderwerp besproken wordt, is het de kunst om het kind zich eerst veilig te laten voelen. Het kind veilig te laten voelen heeft vooral te maken met hoe de volwassene het kind benaderd. Twee belangrijke onderdelen die bijdrage aan een veilige sfeer is de basishouding tijdens het gesprek en actief luisteren. De basishouding Tijdens een gesprek is het belangrijk om elkaar geregeld aan te kijken. Op die manier kunnen beide gesprekpartners zien of ze elkaars aandacht hebben en of dat wat gezegd is goed aankomt. In veel gevallen is oogcontact fijn. In sommige gevallen is te veel oogcontact niet prettig, bijvoorbeeld tijdens een gesprek over verdrietige dingen. In het dagelijks leven zie je dat terug. Als er over moeilijke zaken gesproken wordt, kijkt de gene die praat vaak naar beneden. Het kan dan prettiger zijn om niet tegenover elkaar te gaan zitten tijdens een gesprek, maar schuin naast elkaar te zitten, te staan of te lopen en bijvoorbeeld ondertussen een activiteit uit te voeren die niet al te veel concentratie vereist. Als je met een jong kind in gesprek gaat is het verstandig om samen op de grond of aan een laag tafeltje te gaan zitten. Zo is het niet alleen makkelijker om oogcontact te maken, maar maakt het daarnaast ook de verhouding gelijkwaardiger. Misschien herken je dat wel uit het dagelijkse leven: als jij zit en de ander staat, voelt het anders dan wanneer beide gesprekspartners op gelijke hoogte staan of zitten. Kinderen merken snel als je niet echt in ze geïnteresseerd bent. Een geïnteresseerde houding laat je onder ander zien met je gezichtsuitdrukking die onder andere verrassing, verbazing of ontroering uitdrukt. Door te knikken en te ‘hummen’ nodig je iemand uit om verder te vertellen. Daarnaast is het belangrijk dat je lichaam een open houding heeft, waarbij je wat naar de ander toegebogen zit, je je armen los houdt van het lichaam en je een glimlach op je gezicht hebt. Met gemeende complimenten en positieve aandacht en gebruik van humor toon je ook je interesse. Handleiding Bob&Bo spel
23
Bij basishouding is dus belangrijk om te letten op: • Oogcontact. • Hoe je tegenover elkaar gaat zitten. • Op gelijke hoogte met het kind. • Geïnteresseerd naar het kind toe, door middel van een open houding. • Gemeende complimenten en positieve aandacht. Actief luisteren Vanuit de Gordon-‐methode bestaat de vaardigheid actief luisteren. Actief luisteren betekent dat er niet alleen geluisterd wordt naar de inhoud van de boodschap, maar ook en vooral naar de gevoelens en behoeftes van het kind. Actief luisteren is vooral van toepassing als het kind aangeeft met een probleem te zitten. Met hele jonge kinderen kunnen er geen lange gesprekken gevoerd worden, maar wordt er meer ingegaan op de lichaamstaal. In gaan op de lichaamstaal wordt door de Gordon-‐ methode genoemd als raden. Om actief naar een jong kind te kunnen luisteren, is raden een belangrijke vaardigheid. Op die manier wordt er geprobeerd achter het probleem van het kind te komen en op te lossen. Actief luisteren naar uw kind als hij of zij een probleem heeft, is een goede manier om uw kind te laten merken dat je zijn of haar probleem begrijpt en accepteert. Als je kind bijvoorbeeld een prik heeft gehad, is het fijn als jij een ‘actief luister’ –reactie geeft en iets zegt als: ‘ Dat was niet leuk, hè?’ of: ‘ Dat was best spannend, hè?’ Maar ik vond je wel heel moedig! Actief luisteren houdt dus in dat er naar de behoeftes en gevoelens van het kind wordt gekeken. Om het kind hier vervolgens in te ondersteunen. Bij het hoofdstuk voorbeelden staan er onder het kopje gespreksvoering, voorbeelden vanuit de praktijk over actief luisteren.
Handleiding Bob&Bo spel
24
Omgaan met gevoelens Er is een direct verband tussen hoe kinderen zich voelen en hoe zij zich gedragen. Als kinderen zich goed voelen, gedragen ze zich goed. Kinderen help je zich goed te voelen, door hun gevoelens te accepteren. Kinderen die diabetes hebben krijgen vaker te maken met dat ze niet lekker in hun vel zitten. Dat hun gevoelens geaccepteerd worden kan ervoor zorgen dat ze zich gehoord voelen en dit helpt weer in het acceptatieproces van het hebben van diabetes. In dit thema staat dan ook centraal met wat voor gevoelens kinderen met diabetes in de leeftijd twee tot acht jaar te maken kunnen hebben. Vervolgens wordt er ingegaan op hoe u als ouder met deze gevoelens om zou kunnen gaan. Gevoelens rondom diabetes Als het kind ongeveer twee jaar is komt het in de ‘nee fase’. Het kind gaat zich verzetten tegen opgelegde regels. Juist bij het hebben van diabetes zijn leef-‐ en spuitregels heel erg belangrijk binnen de behandeling. Het is dan ook belangrijk om het kind alle ruimte te geven om zijn of haar gevoelens te uiten. Naarmate het kind ouder wordt, kunnen er schuldgevoelens bij het kind optreden. Als het kind ongeveer 5 jaar is, is het belangrijk om de kinderen op het eigen niveau realistisch te informeren over de diabetes. Het kind zal anders zijn eigen vragen beantwoorden met behulp van een hoop fantasie, over zaken waar ze vragen over hebben of niet begrijpen. Vanaf 6 jaar ontwikkelt het kind angsten voor ingrepen op zijn of haar lichaam. Het hebben van een ziekte en meerdere ingrepen kunnen deze angst versterken. Daarnaast worden leeftijdsgenootjes steeds belangrijker, en zal het kind met diabetes steeds beter het verschil merken tussen zichzelf en andere kinderen. Het kind kan zich gaan schamen of minderwaardig voelen door bijvoorbeeld het prikken. Andere kinderen kunnen het kind ook gaan uitsluiten of bespotten. Het spreken over de diabetes kan voor uw kind een grote opluchting betekenen om gevoelens te erkennen en schuldgevoel weg te nemen.
Handleiding Bob&Bo spel
25
Omgaan met deze gevoelens Wat belangrijk is in het omgaan met gevoelens is als u als ouder echt luistert en zich echt inleeft. Er zijn een aantal manieren om te laten merken dat u echt luistert en zich echt inleeft en op die manier ondersteunt u uw kind om met zijn of haar gevoelens om te gaan. Ø Luister rustig en aandachtig. Het is veel makkelijker om problemen aan iemand te vertellen die echt luistert. Vaak is meevoelend zwijgen het enige dat u kind nodig heeft. Ø Erken de gevoelens met een woord als ‘oh…. ‘hmmm’…ja, ja.’ De simpele woorden, ‘oh’…’hmmm’ of ‘ja, dat is een idee!’, samen met een houding die laat zien dat u om uw kind geeft, maken het mogelijk om eigen gedachten en gevoelens te ontdekken en wellicht zelfs met een oplossing te komen. Ø Benoem het gevoel ‘ jij bent heel boos!’ ‘ jij bent heel verdrietig’. Ouders zijn vaak bang dat als ze het gevoel een naam geven, het alleen maar erger maken. Maar als u kind woorden hoort die zijn gevoelens weergeven voelt hij zich juist getroost, want iemand erkent zijn diepste gevoelens. Kinderen raken juist alleen maar meer overstuur als er geprobeerd wordt het slechte gevoel weg te stoppen, ook al is dat op een vriendelijke manier. Ø Verwoord het verlangen van u kind eventueel in een fantasie. ‘ wat zou het fijn zijn als…’,‘ ik zou willen dat…’ Soms is de realiteit makkelijker te accepteren als iemand begrijpt wat de wensen zijn. Het Bob&Bo spel geeft uitdrukking aan bepaalde gevoelens bij het thema hypo en hypers. Laat uw kind zelf bepalen welk kaartje hij/zij pakt. U kunt de vraag wel sturen: “Hoe voel jij je als je een hypo hebt?”
Handleiding Bob&Bo spel
26
Tot slot
Voor het Bob&Bo spel hebben we een mooie handleiding geschreven. Wat betreft mijn kinderen ben ik nog steeds op zoek naar een handleiding. Alle kinderen zijn uniek en ieder kind heeft weer behoefte aan andere zorg. Daarom is het belangrijk altijd naar het individuele kind te blijven kijken. Wat voor alle kinderen belangrijk is, is de tijd en de aandacht die we ze geven. Laat daarom het Bob&Bo spel niet alleen een leerzaam spel zijn maar vooral ook een heel leuk spel waarin u samen met uw kind op ontdekking gaat in de diabetes wereld. Ik wens u allen heel veel succes om diabetes een plekje te geven in uw leven, maar vooral ook heel veel speel plezier! 4Kids2tell
Handleiding Bob&Bo spel
27
Literatuurlijst B.Baarda(2012) Creatief communiceren met kinderen. Noordhoff Gordon, T(2014) Luisteren naar kinderen. Kosmos Uitgevers Dedding, C. (2010). De mondigheid van kinderen uit zich in stilte. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Delfos, M.F. (2009). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen de 4 en 12 jaar. Amsterdam: SWP. Delfos, M.F. (2008). "Maar was dát wat je wilde weten?" Opgehaald op 28-‐04-‐2013, van http://www.ouders.nl/mopv2008-‐communiceren.htm Delfos, M.F. (2009). Ontwikkeling in vogelvlucht. Amsterdam: Pearson Duinker-‐joustra Nicoline:Kijk op calorieën, Erikson, E. (1950).Kind en samenleving. Utrecht: Aula (1977). Expertisegroep KinderDiabetes Verpleegkundigen. (2011). Handleiding voor ouders/verzorgers. Den Bosch: Jeroen Bosch Ziekenhuis. Faber, A. & Mazlish, E. (2007). How2Talk2Kids. Aalsmeer: How2talk2kids. Feldman.S (2012) Ontwikkelingspsychologie. Pearson Benelux Kohlberg, L. (1969). Stage and sequence: The cognitive-‐developmental approach to socialization. In D. Goslin (Ed.), Handbook of socialization theory and research (p.p.347-‐ 480).Chicago: Rand Mcnally.. Peters, J. (2011). Kijk, luister en begrijp. Jonge kinderen opvoeden volgens de Gordon-‐ methode. Amsterdam: SWP. Poel, L. van der. & Blokhuis, A. (2008).Wat je speelt ben jezelf. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Pover, M., Roosen, P. & Vyt, A. (2004). Multidisciplinaire aanpak van diabetes mellitus. Apeldoorn: Garant-‐Uitgevers Schiet, M. (1998). Gewoon een bijzonder kind. Utrecht: NIZW Sleeboom, I., Vijfeijken, K. van der & Hellendoorn, J. (2010). Gesprekken met kinderen. Den Haag: Boom. http://www.sugarkids.nl/diabetes Verhulst, J (2008) Het hulpverlenersgesprek. Groningen/Houten. Noordhoff VU medisch centrum. (2013). Rouw. Opgehaald op 27-‐02-‐2013, van http://www.mijntienerheeftdiabetes.nl/rouw.html. Wickstorm. Dr.Amy https://www.youtube.com/watch?v=UIdVJ_nG2as&NR=1 Handleiding Bob&Bo spel
28