Handelden Wim en Nathalie met open vizier? Wim en Nathalie en hun Belgische advocaat Ann van de Steen belden en schreven rond de geboorte van Donna vele malen met Nederlandse instanties. De rechter concludeerde uiteindelijk dat ‘de pleegouders vanaf het begin open zijn geweest over hun bedoelingen, dat zij getracht hebben duidelijkheid te krijgen over hun juridische positie en die van Donna en dat het verblijf van Donna bij hen steeds met instemming is geweest van degenen die het gezag over Donna uitoefen(d)en’. Lees hieronder zelf op basis van welke stukken de rechter die conclusie trok. 07-‐01-‐2005 Telefonisch onderhoud van Ann van de Steen, advocaat van Wim en Nathalie, met Raad voor de Kinderbescherming Uit overdrachtsbrief Ann van de Steen aan opvolgende advocaat (d.d. 12-‐09-‐2005) “Reeds voordat Donna was geboren werd er dan ook contact opgenomen met oa. Mw. [naam contactpersoon] van de Raad voor de Kinderbescherming [tel. nr.]. Deze stelde dat in geval van draagmoederschap er een andere procedure dan de zuivere adoptieprocedure diende gevoerd te worden: zij stelde dat alle gegevens van draag-‐ en wensouders rechtstreeks dienden te worden overgemaakt aan de Raad (niet via aanvraag bij Ministerie van Justitie!), met de uitdrukkelijke wens van partijen dat het kind dient te worden opgenomen in het gezin van de wensouders. Zij stelde dat vervolgens de screening van de betreffende gezinnen door de Raad zou gebeuren. Pas na het kind een jaar te hebben verzorgd zou de adoptieprocedure kunnen opgestart worden. Door het ontbreken van wetgeving is men immers in deze unieke situatie volledig afhankelijk van de informatie die door de bevoegde diensten werd gegeven.” 07-‐01-‐2005 Mailbericht van advocaat Ann van de Steen aan Nathalie en Wim “Bij onderzoek van de procedure zijn we tot de vaststelling gekomen dat een reeks procedurele stappen moeten worden ondernomen in Nederland, meer bepaald bij de Raad voor de Kinderbescherming in Utrecht. (...) Ik kan u reeds melden dat de procedure een aanvang neemt met een onderzoek van de gezinssituatie en de geschiktheid van het gezin om een kind een goede opvoeding te geven. Dit onderzoek kan evenwel in beginsel niet opgestart worden voor de geboorte van het kind. Tijdens het onderzoek kan het kind wel reeds worden opgenomen in het gezin van de wensouders, MAAR binnen de termijn van zes maanden na de geboorte van het kind is een uitdrukkelijke toestemming vereist van de Raad voor de Kinderbescherming. Bij afwezigheid van een zodanige toestemming maakt men zich schuldig aan een strafbaar feit indien men het kind niettemin in het gezin opvangt.” 02-‐02-‐2005 Mail van Wim Jansen aan de Raad voor de Kinderbescherming “Betreft: opnemen van een baby in ons gezin. Geachte mevrouw/mijnheer, omdat wij tussen nu en drie weken verwachten dat onze draagmoeder gaat bevallen van een baby wil ik u middels deze brief daarvan op de hoogte brengen. De baby komt na de geboorte bij ons wonen als, in eerste instantie pleegkind, met als oogmerk adoptie waarvoor wij worden vertegenwoordigd door een advocaat. Om zeker te zijn dat wij geen strafbaar feit plegen (art 442a Sr) en u niet volgens art.1:241 lid 3 bw, het kind onder een voogdij
instelling gaat plaatsen schrijf ik u deze brief. Graag willen wij uw toestemming m.b.t. bovenstaande.” 02-‐02-‐2005 Mail van Wim Jansen aan de gemeente Leusden “Betreft: Opnemen van een baby in ons gezin. Geachte burgemeester, op grond van de Pleegkinderenwet art. 5 verzoek ik u om het volgende: Binnen nu en drie weken wordt er een kind geboren, gedragen door een draagmoeder, dat vervolgens wordt opgenomen door ons gezin met het oogmerk na één jaar te adopteren. Tegelijk met dit verzoek willen wij op grond van Art. 1:275:lid 2jo 282 bw een verzoek indienen om de gezamenlijke voogdij over het kind te verkrijgen. Graag vragen wij hiervoor uw medewerking.” 14-‐02-‐2005 Antwoord van de gemeente Leusden aan Wim Jansen “In uw brief verzoek u om gezamenlijke voogdij. Gezamenlijke voogdij wordt uitgesproken door de rechtbank. Bevoegd is de kantonrechter van de woonplaats van het kind. Ervan uitgaande dat het kind direct na de geboorte bij u zal wonen adviseer ik u contact op te nemen met de rechtbank te Utrecht.” 18-‐02-‐2005 Antwoord van de Raad voor de Kinderbescherming aan Wim en Nathalie “Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief d.d. 02-‐02-‐2005. De procedure is dat de Raad voor de Kinderbescherming nog geen aktie onderneemt zolang de baby nog niet is geboren en zeker niet van tevoren toestemming geeft voor plaatsing bij de wensouders. Met uw melding van de te verwachten plaatsing heeft u correct gehandeld en pleegt u dus geen strafbaar feit. Graag horen wij van u wanneer de baby is geboren en bij u in huis gekomen is. Daarna nemen wij op korte termijn kontakt met u op om een gesprek te hebben over de situatie van de baby. Ook zal daarbij gesproken worden hoe het draagouderschap tot stand is gekomen en welke afspraken er tussen u en de draagouders zijn gemaakt m.b.t. de toekomst. Met de draagouders zullen wij t.z.t. ook kontakt opnemen.” 26-‐02-‐2005 Donna wordt geboren in Zottegem, België. Wim en Nathalie blijven vier dagen bij de draagmoeder en haar familie in het ziekenhuis en vertrekken op 1 maart 2015 met Donna naar Leusden. 28-‐02-‐2005 Brief Ann van de Steen aan de Raad voor de Kinderbescherming Bij deze verwijs ik naar het aangenaam telefonisch onderhoud dat u zoëven had met mijn medewerkster Sarah Beeckman. Zoals vermeld treed ik op als raadsman van Wim en Nathalie Jansen [geboortedata en woonadres]. Cliënten wensen een Belgisch kindje te adopteren, Donna [achternaam draagmoeder] (26-‐02-‐2005 te Zottegem). De biologische ouders van Donna zijn mevrouw An [naam draagmoeder] en haar echtgenoot, de heer [naam]. Zij wonen te Sint-‐Lievens-‐Houtem (...) te België. Cliënten stellen dat zij u reeds op de hoogte hebben gebracht van het gegeven dat zij met de heer en mevrouw [naam draagmoeder en echtgenoot] hebben afgesproken dat zij Donna zullen trachten te adopteren. Met het oog op het nu reeds tot stand brengen van een band tussen de
toekomstige adoptanten en de adoptandus zijn mijn cliënten met de heer en mevrouw [naam draagmoeder en echtgenoot] overeengekomen dat Donna reeds vanaf 1 maart 2005 zal verblijven bij mijn cliënten. In de tussentijd dienen mijn cliënten uiteraard een verzoek tot adoptie in bij de bevoegde instanties.” 28-‐02-‐2005 Brief Ann van de Steen aan Ministerie van Justitie (NL), Centrale Autoriteit Interlandelijke Adoptie Ik treed op als raadsman van Wim en Nathalie Jansen [geboortedata en woonadres]. Cliënten wensen een Belgisch kindje te adopteren, Donna [achternaam van draagmoeder] (26-‐02-‐2005 te Zottegem). De biologische ouders van Donna zijn mevrouw An [naam draagmoeder] en haar echtgenoot, de heer [naam]. Zij wonen te Sint-‐Lievens-‐Houtem (...) te België. Bij deze verzoek ik u mij een exemplaar te willen opsturen van het specifieke formulier dat dient te worden ingevuld teneinde mijn cliënten toe te laten een aanvraag tot adoptie in te dienen. 11-‐04-‐2005 Wim en Nathalie sturen adoptieformulier op naar stichting adoptievoorzieningen 14-‐04-‐2005 Stichting adoptievoorzieningen neemt telefonisch contact op met Wim en Nathalie Uit overdrachtsbrief Ann van de Steen aan opvolgende advocaat (d.d. 12-‐09-‐2005) “Daar op deze aanvraag cliënten hadden vermeld dat Donna reeds bij hen verbleef vanaf haar geboorte, reageerde mw. [naam] van de Stichting Adoptievoorzieningen door contact op te nemen met de heer en mevrouw Jansen en hen te zeggen dat Donna niet bij hen mocht verblijven op moment van indienen van aanvraag tot adoptie – daar zij nog geen beginseltoestemming hadden bekomen – en zij Donna zou laten weghalen” 15-‐04-‐2005 Telefonisch contact Ann van de Steen met Stichting Adoptievoorzieningen Uit overdrachtsbrief Ann van de Steen aan opvolgende advocaat (d.d. 12-‐09-‐2005) Als reactie hierop nam mijn kantoor contact op met mevrouw [naam] – die echter niet op kantoor was – op 15.04.2005, doch een collega van haar stelde dat best contact zou worden opgenomen met het Ministerie van Justitie – daar mw. [naam] aan cliënten had laten verstaan dat zij dit Ministerie zou verwittigen om Donna weg te halen -‐, wat mijn medewerkster dan ook deed.” 15-‐04-‐2005 Telefonisch contact Ann van de Steen met Ministerie van Justitie Uit overdrachtsbrief Ann van de Steen aan opvolgende advocaat (d.d. 12-‐09-‐2005) “Zij sprak vervolgens, nog steeds op 15.04.2005, met de heer [naam + telefoonnummer ambtenaar Ministerie van Justitie] die telefonisch stelde dat gezien de feitenconstellatie (die zij hem heeft uitgelegd: nl. wijze waarop Donna in Nederland is gekomen, nationaliteitsgegevens partijen, stappen die reeds waren gezet naar Raad toe,..) waarin partijen zich bevinden de zuivere adoptieprocedure via aanvraag om beginseltoestemming bij stichting adoptiestichtingen NIET moest gevolgd worden (dat m.a.w. aanvraag DIENDE ingetrokken worden!). Hij bevestigde dat er inderdaad diende gestart te worden met melding aan de Raad die dan automatisch een onderzoek zou voer en die vervolgens de kinderrechter om een ontheffing van het ouderlijk gezag in
hoofde van de biologische ouders zou vragen. Volgens hem verliep de procedure dan ook tot dat moment volledig legaal: mw. [naam medewerkster Raad voor de Kinderbescherming] zou aan het vereiste onderzoek beginnen. Hij stelde dat het voldoende was brief naar mevrouw [naam medewerkster Stichting Adoptievoorzieningen] te sturen en haar het verhaal te beschrijven wat hem zojuist was gedaan en te stellen dat aanvraag tot adoptie diende te worden ingetrokken; dan zou Donna zeker niet worden weggehaald bij de heer en mevrouw Jansen daar alles correct verliep. En inderdaad, het ministerie heeft naderhand (m.a.w. na mijn brief aan mevrouw [medewerkster Stichting Adoptievoorzieningen] GEEN opdracht gegeven Donna weg te halen de volgende maanden, hetgeen m.i. erop duidt dat de procedure inderdaad correct verliep! 15-‐04-‐2005 Fax Ann van de Steen aan de stichting Adoptievoorzieningen “Cliënten contacteren mij n.a.v. het telefonisch onderhoud dat u gisteren met hen had. Zij waren enorm verontrust dat Donna bij hen zou weggehaald worden. Cliënten wensen inderdaad een Belgisch kindje te adopteren, Donna [achternaam]. Cliënten hebben u hiertoe een aanvraagformulier ter verkrijgen van de beginseltoestemming van het Ministerie van Justitie opgestuurd. Zij waren echter te voorbarig bij het opsturen van dit formulier, daar de te volgen procedure niet uit een zuivere interlandelijke adoptie bestaat. Er is nl. Sprake van draagmoederschap waarbij de vereiste formaliteiten vervuld zijn (...). In die optiek verzoek ik u dan ook de aanvraag tot adoptie voor mijn cliënten stop te zetten, daar de Raad voor Kinderbescherming te Utrecht hiertoe reeds het nodige doet. Ik heb mij vandaag nogmaals in contact gesteld met de nodige instanties teneinde misverstanden te vermijden in de toekomst, doch werd door de volgende mensen verzekerd dat de hele procedure inderdaad correct en legaal verloopt: -‐ De heer [naam] van de Raad voor de Kinderbescherming uit Utrecht -‐ Mevrouw [naam] uit Haarlem van het OCT, te bereiken op het nr. [tel. nr.] U kan deze diensten steeds contacteren teneinde te verifiëren dat de procedure idd. correct verloopt en dat Donna bij mijn cliënten mag verblijven.” 15-‐04-‐2005 Fax Ann van de Steen aan Raad voor de Kinderbescherming Utrecht “Bij deze verwijs ik naar het aangenaam telefonisch onderhoud dat u zoëven had met mijn medewerkster Sarah Beeckman. Ik voeg u in de bijlage de fax die naar uw diensten werd verzonden op 28.02 j.l. en waarin de vereiste melding aan uw diensten werd gedaan van het feit dat Donna in Nederland verblijft. Tevens bevestig ik schriftelijk dat dit op dat bewuste tijdstip ook aan de gemeente werd gemeld. Teneinde de adoptieprocedure correct te laten verlopen, verneem ik vanwege de heer [naam] van het Ministerie van Justitie dat het aangeraden is dat de biologische ouders van Donna [naam], zijnde [namen] in Nederland afstand doen van het ouderlijke gezag. Naar de inlichtingen die ik heb ingewonnen zijn uw diensten bevoegd om hiertoe een verzoekschrift in te dienen. Mag ik u vriendelijk verzoeken hiertoe het nodige te doen, zodat de situatie van mijn cliënten geregulariseerd wordt. Aangezien cliënten bang zijn dat Donna zou van hen weggenomen worden, zou ik u willen verzoeken om het Ministerie van Justitie en dan meer bepaalde de heer [naam] te willen contacteren op het nr. [tel. nr.] en deze te verzekeren dat de nodige stappen zijn gezet en verder zullen worden gezet opdat Donna legaal in Nederland verblijft.
19-‐04-‐2005 Brief Raad voor de Kinderbescherming aan Wim en Nathalie Van mw. S Beeckman, advocaat te Aalst, hebben wij vernomen dat op 26 februari j.l. inmiddels Donna is geboren en ook daadwerkelijk in uw gezin verblijft. Zoals ik u in mijn brief d.d. 18-‐02-‐2005 al meedeelde, zal een onderzoek naar uw situatie en die van Donna plaats vinden, dat zal worden uitgevoerd door mevrouw [naam]. Zodra zij daartoe in de gelegenheid is, zal zij contact met u opnemen om een afspraak te maken voor een eerste gesprek. In een later stadium zullen in het onderzoek ook de heer en mevrouw [naam draagmoeder] getrokken worden. (...) 23-‐05-‐2005 Publiciteitsgolf start, als gevolg van artikel in Belgische krant Het Laatste Nieuws. 24-‐05-‐2005 Brief Raad voor de Kinderbescherming aan Wim en Nathalie Zoals in de brief van de RvdK, d.d. 19 april, staat vermeld, wil ik graag een afspraak maken voor een gesprek over huw situatie en die van de baby Donna. Dinsdag 31 mei wil ik graag om 10.00 uur bij u langskomen in Leusden voor een gesprek. Gezien de publiciteit van de laatste dagen, lijkt het mij wenselijk het gesprek eerder te laten plaats vinden, als dat u schikt. (...) 25-‐05-‐2005 Raad voor de Kinderbescherming vraagt Rechtbank Utrecht om voorlopige voogdij Donna bij Bureau Jeugdzorg te leggen. Toegewezen 02-‐06-‐2005 Brief Raad voor de Kinderbescherming aan Wim en Nathalie Met deze brief informeert de Raad voor de Kinderbescherming vestiging Utrecht u dat, gezien de complexe procedurele achtergrond van de plaatsing van Donna in uw gezin, maakt dat wij besloten hebben mevrouw [naam] verder met het onderzoek te belasten. 13-‐06-‐2005 Brief Raad voor de Kinderbescherming aan Wim en Nathalie Hierbij willen wij u informeren over de voortgang van de procedure rondom de minderjarige Donna die bij u verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming zal op dit moment in het kader van het onderzoek geen activiteiten ondernemen. De reden hiervoor is dat er afgewacht moet worden wat de uitkomst van het overleg tussen de Belgische Centrale Autoriteit en de Nederlandse Centrale Autoriteit zal zijn. (...) Wij hopen dat u begrip kunt hebben voor ons standpunt dat er eerst procedurele duidelijkheid moet komen. Tot aan die tijd hebben activiteiten in het kader van het onderzoek weinig zin, dit mede omdat wij geen verwachtingen bij u willen wekken die later wellicht anders kunnen uitpakken. 26-‐10-‐2005 Uitspraak Nederlandse rechtbank De feitelijke situatie is dat Donna vanaf drie dagen na haar geboorte tot op heden onafgebroken in het gezin van de pleegouders opgenomen is geweest en al die tijd door hen is verzorgd. Dit verblijf had en heeft de instemming van de ouders, die destijds -‐toen het verblijf aanving-‐ nog het gezag over Donna hadden. Nadat de ouders uit het ouderlijk
gezag waren geschorst en Bureau Jeugdzorg werd belast met de voorlopige voogdij, heeft Bureau Jeugdzorg kennelijk geen aanleiding gezien om Donna bij de pleegouders weg te halen. Het moet er daarom voor gehouden worden dat Bureau Jeugdzorg ermee instemde dat de pleegouders de zorg over Donna behielden. De stelling van de Raad voor de Kinderbescherming dat er in het onderhavige geval geen sprake kan zijn van family life omdat de pleegouders de autoriteiten voor een fait accompli hebben gesteld en vervolgens tijd gerekt hebben, wordt door de rechtbank verworpen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de pleegouders vanaf het begin open zijn geweest over hun bedoelingen, dat zij getracht hebben duidelijkheid te krijgen over hun juridische positie en die van Donna en dat het verblijf van Donna bij hen steeds met instemming is geweest van degenen die het gezag over Donna uitoefen(d)en: eerst de ouders en thans Bureau Jeugdzorg. Het komt er op neer dat Donna, die op de datum van deze uitspraak acht maanden oud is, nimmer andere verzorgers dan de pleegouders heeft gekend. Het bovenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat er sprake is van family life in de zin van artikel 8 EVRM tussen de pleegouders en Donna en dat het verzoek om dit voor recht te verklaren, voor toewijzing gereed ligt.