M . van T i e l h o f
Handel en politiek in de 16e eeuw: een Amsterdamse Oostzeehandelaar tijdens de eerste jaren van de Opstand
De jaren zeventig van de 16e eeuw vormen é é n van de zwartste perioden uit de geschiedenis van Amsterdam. De harde repressie van het protestantisme d o o r de hertog van Alva aan het einde van de j a r e n zestig had geleid tot een uittocht van hervormingsgezinden, net als elders in de Nederlanden. D i t betekende een aderlating voor h e l economisch leven i n Amsterdam, niet het minst omdat o n d e r de uitgewekenen veel rijke k o o p l i e d e n waren. N a deze exodus bracht de burgeroorlog i n de j a r e n zeventig een verdere verslechtering. Terwijl steeds meer H o l l a n d s e steden zich bij de O p s t a n d aansloten, b l e e f A m s t e r d a m n o g lang, namelijk tot 1578, trouw aan het Spaanse gezag. H i e r d o o r kwam de stad i n een g r o e i e n d isolement terecht. De geusgezinde steden straften de Amsterdamse partijkeuze af door een blokkade r o n d de stad te leggen. Deze legde handel en verkeer vrijwel plat. Zo werd de ontwikkeling van de Amsterdamse stapelmarkt van 1567 tot 1578 ruw verstoord. D e tegenstelling met de successstoryvan de stapelmarkt i n zowel de periode d a a r v ó ó r als daarna kan bijna niet groter zijn. In dit artikel staan de lotgevallen van é é n koopman centraal. H e t gaat o m Cornelis Loufsz 1
die handel dreef op het Oostzeegebied. Bij toeval bleef i n uiteenlopende b r o n n e n iets over hem bewaard, zodat zijn leven m i n o f meer gereconstrueerd k o n worden. In 1567 raakte hij betrokken bij de Opstand en week uit. In het daaropvolgende jaar veroordeelde de Raad van Beroerten h e m bij verstek tot verlies van zijn bezittingen en levenslange verbanning. Dit levenslang werd tien jaar, want toen Amsterdam i n 1578 overging naar de Opstand k o n ook Cornelis zich daar weer vertonen. Hij deed dat ook, maar anders dan vele ballingen keerde hij niet metterwoon terug i n de Amstelstad. H i j h a d zich inmiddels i n Danzig gevestigd en bleef daar. In het navolgende is Cornelis' levensloop daarom in drie fasen ingedeeld. T e n eerste de periode dat hij in Amsterdam handel dreef; ten tweede de j a r e n waarin hij een actieve rol i n de Opstand speelde (1567-72) en tenslotte de fase waarin hij zich i n Danzig vestigde en van daaruit zijn handel voortzette. E l k van de drie fasen begint met een schets van de ontwikkeling van Amsterdam en de rest van de Nederlanden. Z o wordt het leven van Cornelis Loufsz i n perspectief geplaatst. H i e r n a zullen we de levensloop van deze handelaar, die zo fors werd verstoord door de politieke gebeurtenissen, aangrijpen o m ons af te vragen welke invloed deze episode i n de O p stand n u i n het algemeen heeft gehad op de ontwikkeling van de Amsterdamse stapelmarkt. Dat politieke ontwikkelingen het leven van een individu, en dus ook van een individuele handelaar, ingrijpend k u n n e n b e ï n v l o e d e n is evident; de invloed van de politiek op de economische ontwikkeling is echter een thema waarover verschillend wordt gedacht." In het laatste 1 ~
De naam wordt verschillend gespeld: in Poolse bronnen gewoonlijk Cornelius Loffsz/Loffson etc, in Nederlandse bronnen veelal Cornelis Loufsz of Loefsz. Zo kwam er nogal wat kritiek op het boek Dutcb primacy in win lil linde (Oxford 1989) waarin auteur J. Israël de ontwikkeling van de Nederlandse wereldstapelmarkt onderverdeelde in zeven korte perioden, begrensd door politieke gebeurtenissen zoals het begin en het aflopen van het Twaalfjarig Bestand. De critici geloofden niet dat politieke interventies een zo grote invloed op de economische gang van zaken uitoefenen, dat de economische geschiedenis aan de hand daarvan geperiodiseerd dient te worden. Zie bijvoorbeeld de reacties in Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 106 (1991), onder andere van J.L. van Zanden. :;7
H a n d e l en politiek in de 16e eeuw
Afb. 1. Kaart van Amsterdam, Cornelis Anthonisz, 1544. Amsterdams Historisch Museum. gedeelte van dit artikel, na de behandeling van het leven van Cornelis Loufsz, zal daarom worden onderzocht wat de gevolgen waren van de langdurige ballingschap van honderden Amsterdamse kooplieden voor de ontwikkeling van de Amsterdamse handel op de iets langere termijn.
De jaren vijftig en zestig: handelaar in Amsterdam, het centrum van de oosterse handel A l in de late Middeleeuwen vervulde Amsterdam een belangrijke functie i n de handel o p 'Oostland'. D i t was de term waarmee de tijdgenoten het hele gebied ten oosten van G r o n i n gen aanduidden, dus de Duitse Noordzeekust en het Baltische gebied. In de loop van de 16e eeuw profiteerde de stad in hoge mate van de sterke ontwikkeling van deze handel. Concurrenten zoals Antwerpen en M i d d e l b u r g deden i n het be gin van die eeuw verwoede pogingen o m ten koste van Amsterdam de expanderende handel van oosterse granen naar zich toe te ,"„S
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
5
trekken, maar de Amstelstad kwam als overwinnaar uit deze strijd te voorschijn. Sindsdien was er i n de Nederlanden n o g maar é é n onbetwist centrum van de oosterse handel. Dit was niet alleen belangrijk omdat de handelsstromen tussen Oostland en de Nederlanden zo e n o r m groeiden, maar ook omdat ze steeds vaker een verlenging vonden i n zuidelijke richting, naar landen als Frankrijk, Portugal en Spanje. In de loop van de 16e eeuw nam i n deze landen namelijk de vraag naar oosterse producten als graan, hout en andere scheepsbouwmaterialen (pek, teer) toe, terwijl i n het Baltische gebied steeds meer behoefte ontstond aan zout en andere Zuid- en Westeuropese goederen. Amsterdams ligging werd een steeds groter voordeel naarmate de economische integratie tussen beide regio's toenam. H o l l a n d lag n u niet meer zozeer aan het einde van de handelsroute naar de Oostzee, als wel i n het m i d d e n van een uitgebreid handelsnetwerk. H e t ging i n dit handelsnetwerk vooral o m bulkgoederen en die leverden veel werkgelegenheid op. Deze werkgelegenheid was waarschijnlijk een belangrijke factor i n de snelle bevolkingsgroei die Amsterdam sinds ongeveer 1540 kenmerkte.
4
Cornelis Loufsz was é é n van degenen die, afkomstig uit een stad i n Oostland, ervoor koos zich te vestigen i n het handelscentrum Amsterdam. H i j was geboren i n Danzig.' U i t enkele b r o n n e n blijkt dat zijn vader, Cornelis Loufsz de Oudere, aldaar tussen de j a r e n dertig en zes6
tig actief was i n de handel op H o l l a n d . De zoon was echter op zijn laatst i n de j a r e n vijftig g e ë m i g r e e r d naar Amsterdam. We weten dit uit de kohieren van de tiende p e n n i n g die enkele malen geheven werd op huizen en andere onroerende goederen. Deze belastingregisters laten zien dat Cornelis i n de jaren vijftig en zestig op verschillende adressen i n de Warmoesstraat woonde: i n 1553 op n u m m e r 7, i n 1557 op 142 en i n 1561 i n 'De Witte H o n d ' op nummer 16. U i t een rentebrief blijkt dat hij in 1562 het huis 'Engelenburg' kocht, op n u m m e r 143.' De Warmoesstraat had toentertijd een uitgesproken elitair karakter. Samen met 'het Water' (het Damrak) was het de straat met verreweg de duurste huizen van de stad en het was ook bij uitstek de plaats waar rijke kooplieden w o o n d e n .
8
Omdat De Witte H o n d , waar Cornelis Loufsz in 1561 woonde, i n de 16e eeuw een herberg 9
was, is het mogelijk dat hij pas met de aankoop van Engelenburg i n 1562 een eigen huishouden opzette. H e t was misschien juist die periode van 1562 tot 1567, toen de troebelen Cornelis dwongen de stad te verlaten, dat Gaspar Cunertorf, een bevriend k o o p m a n afkomstig uit Kampen, bij h e m i n huis woonde. C u n e r t o r f bewaarde later goede herinneringen aan de vijf j a r e n die hij doorbracht i n Amsterdam bij Cornelis Loufsz en zijn vrouw, en bleef hem altijd als een goede vriend beschouwen.
10
H e t is duidelijk dat Cornelis geen handelsbediende was
3 4 5 6
M . van Tielhof, De Hollandse graanhandel, 1470-1570. Koren op de Amsterdamse molen (Den Haag 1995) 130-140. Hubert Nusteling, Welvaart en werkgelegenheid in Amsterdam, 1540-1860 (Amsterdam/Dieren 1985) 72-73 en 80 e.v. Konstantin Höhlbaum (ed.), KblnerInventarl 1531-1571 (Leipzig 1890) 607. Wojewodzkie Archivum Panstwowe (Rijksarchief in de provincie), Danzig (hierna WAP) 300, 27/16, 28 r. (1539); WAP Register der AusschiiTung des Kornes und Weizens, 19 r. (1557); Paul Simson (ed.), Danzigcr lnvenlar 15311591 ( M ü n c h e n / L e i p z i g 1913) 374 (1566). Gezien de zeer Nederlandse naam Cornelis is het mogelijk dal vader en zoon Loufsz afstammen van een Nederlander die ooit naar Dan/ig is geëmigreerd. 7 Volgens de kohieren was hij van de nummers 7 en 16 'bewoner', van nummer 142 'eigenaar en bewoner'. J . G Kam, Waar was dal huis in de Warmoesslraal (z.p. 1968). De nummering van de huizen is modern, want in de 16e eeuw waren er nog geen huisnummers. 8 J.W. Verhey, 'Warmoesstraal, Nieuwendijk en Damrak in het midden van de zestiende eeuw', in: M . Jonker, L. Noordegraaf en M . Wagenaar (red.), Van stadskern tol stadsgewest. Sledebouwkundige geschiedenis van Amsterdam (Amsterdam 1984) 63-87, aldaar 64, 73, 75. 0 L H . Van Eeghen, 'Het huis De Witte H o n d in de Warmoesstraat', Maandblad Amstelodamum 45 (1958) 170-174, aldaar 171. 10 Blijkens brieven van Gaspar uit 1579 en 1580: J . Nanninga Uitterdijk, Een Kamper handelshuis Ie Lissabon 1572-1594. Handelscorrespondentie, rekeningen en bescheiden (Zwolle 1904) 235-2.36, 265 en 304. .".'.I
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
die zijn leertijd i n H o l l a n d doorbracht o m vertrouwd te raken met de verre handel en die later weer terug zou keren naar eigen land. Zijn huwelijk en de aankoop van het huis wijzen erop dat hij zich had gesetteld i n Amsterdam, of althans: dat dit zijn bedoeling was. H i j was niet de enige H a n z e k o o p m a n die zich definitiefin Amsterdam vestigde. E r moeten omstreeks die tijd heel wat Oosterlingen, zoals m e n hen noemde, hebben gewoond, zodat we wel van een kolonie k u n n e n spreken." Cornelis' handel blijft door een gebrek aan b r o n n e n nogal onduidelijk, maar het is wel zeker dat hij zich bezighield met de typische Baltische producten hout en graan. E e n indruk van de graanhandel krijgen we uit een uitvoerregister, bijgehouden i n Danzig tussen april en augustus 1557. De magistraat van Danzig had toen reden een hongersnood te vrezen en hield daarom de graanuitvoer nauwlettend i n de gaten. Alle exporten werden genoteerd. H e t register bevat een veertiental exporten op naam van Cornelis Loufsz de Oudere. Hij verzond é é n lading tarwe i n april, vijf ladingen rogge i n mei, vier ladingen rogge i n j u n i en n o g eens vier ladingen rogge i n augustus.
12
H e t ging o m kleine hoeveelheden van gemiddeld twintig
last. De opsplitsing i n vele kleine partijen was gebruikelijk en had de functie van risicospreiding. M e n verzekerde de handelsgoederen niet, maar dekte de eventuele verliezen voortkomende uit schipbreuk, piraterij etcetera met de opbrengsten van de lading van de schepen die wel ongeschonden aankwamen. De veertien ladingen hoeven natuurlijk niet allemaal gericht te zijn geweest aan zoon Cornelis i n Amsterdam, maar het ligt voor de hand dat een deel daarvan dat wel was. E e n b r o n uit 1566 laat i n elk geval zien dat vader en zoon toen voor gezamenlijke rekening handel dreven.
13
Vermoedelijk herexporteerde Cornelis Loufsz de Oostzeeproducten ook, als dit zo uitkwam. Zoals gezegd n a m cle vraag naar oosterse goederen i n West- en Zuid-Europa belangrijk toe. De toenemende Hollandse vaart op Portugal had onder meer tot gevolg dat er i n 1560 een'officiële vertegenwoordiger van Amsterdam, H o o r n en E n k h u i z e n i n Lissabon werd geplaatst. Deze 'consul ende voirstander' zou schippers uit de drie steden zo nodig bijstaan als ze i n Lissabon k w a m e n .
14
E e n verklaring, afgelegd voor schepenen van Danzig, suggereert
dat vader en zoon Loufsz ook betrokken waren bij die handel op Lissabon. De verklaring werd door een handelsbediende afgelegd op verzoek van Cornelis Loufsz de Oudere en hield i n dat de bediende i n 1556 i n Lissabon was geweest en daar geld in realen had ontvangen van een schipper met de opdracht dit geld i n Danzig terug te geven aan de reders van het schip. Waarschijnlijk behoorde vader Cornelis dus tot de reders van dit schip dat zich i n Lissabon had bevonden. De handelsbediende was vervolgens naar Danzig teruggereisd via Amsterdam. Daar had hij contact gehad met Cornelis Loufsz de Jongere, die de realen voor hem bij een 15
wisselaar had omgewisseld i n stukken gesmolten goud, want dat leek voordelig. Achter deze verklaring zien we een handelsnetwerk schemeren, waarvan de vaste punten de vader i n Danzig en de zoon i n Amsterdam waren, maar waarin waarschijnlijk n o g geen plaats was voor een vaste vertegenwoordiger i n Lissabon. Misschien was voor dit laatste de handel met Lissabon nog te nieuw en niet continu genoeg. Cornelis' handel legde h e m geen windeieren. In 1568 had hij i n elk geval een zekere welstand bereikt. Dit k u n n e n we afleiden uit de taxatie van zijn bezit, dat i n dat jaar als gevolg 11 12 13 14 15
10
Zie over de Hanz.ekooplicden in Amsterdam in deze periode Van Tielhot, De Hollandse, graanhandel, hoofdstuk 9. WAP, Komora Palowa (Paalkamer), 300/19, 12: Register der Ausschiffung des Kornes und Weizens 1557, 19 r. Simson, DanagerInventarS'74 (29 juli 1566). Gemeentearchief Amsterdam, Vroedschapsresoluties 1536-1565, f. 221 (6 augustus 1560). WAP 300, 43/8, 502.
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
van deelname aan de protestantse beweging werd geconfisqueerd. U i t deze taxatie wordt duidelijk dat hij tot de rijksten onder de veroordeelde Amsterdammers behoorde. We gaan daarbij uit van het onroerende goed: huizen, pakhuizen, land en erven. De opgave van roerende goederen was namelijk zeer onbetrouwbaar, omdat veroordeelden daarvan op h u n vlucht zoveel mogelijk meenamen. We k u n n e n wel aannemen dat de onroerende goederen een redelijke indicatie geven van iemands totale bezit. De jaarlijkse huurwaarde van Cornelis Loufsz' onroerende goederen bedroeg 180 carolusguldens. H i e r m e e behoorde hij tot de 41 van de in totaal 204 i n Amsterdam veroordeelde personen die o n r o e r e n d goed achterlieten met een 15
huurwaarde van meer dan 160 carolusguldens. We moeten h e m dus rekenen tot de rijkste twintig procent van de veroordeelden. Daarbij moeten we bedenken dat rijke kooplieden oververtegenwoordigd waren i n de opstandige beweging. Als we Cornelis' bezit zouden kunnen afzetten tegen dat van alle Amsterdammers, i n plaats van alleen de veroordeelden, zou ongetwijfeld blijken dat hij tot de toplaag b e h o o r d e . " De inbeslagneming laat zien dat Cornelis, naast het huis Engelenburg i n de Warmoesstraat, ook een tuin met zomerhuis en een pakhuis buiten de stadsmuren bezat. Bij de confiscatie werd een inboedel opgemaakt van Engelenburg. In het huis stonden onder andere een buffet met een kastje van albast, een buffet met ingelegd hout, Spaanse stoelen en maar liefst vijf schilderijen. Cornelis hield blijkbaar van kunst en vooral van portretten van zichzelf, waarvan hij er twee had hangen. Waarschijnlijk had de voortvluchtige n o g enige zaken meegenomen, maar dat wat achterbleef bevestigt n o g eens dat hij i n goede doen was.
18
U i t het bovenstaande blijkt dat de H a n z e k o o p m a n Cornelis Loufsz zich r o n d het m i d d e n van de 16e eeuw i n Amsterdam vestigde, waar hij trouwde en een huis kocht. H i j dreef handel i n oosterse goederen en k o n daarbij rekenen op betrouwbare handelspartners i n Oostland, namelijk zijn i n Danzig gebleven vader en wellicht andere familieleden. De oosterse handel was in die tijd een booming business en Cornelis kwam in de hoogste regionen van de Amsterdamse samenleving terecht. H e t zag er i n de jaren vijftig en zestig goed voor h e m uit. De politieke ontwikkelingen zouden echter een streep door de rekening halen.
1567-1572: actieve rol in de Opstand R o n d het m i d d e n van de jaren zestig brak een zeer onrustige periode aan. De Nederlanden raakten i n de greep van politieke verzetsbewegingen en godsdiensttwisten. E e n complex van oorzaken zorgde voor onvrede met het regeringsbeleid van Filips II. D e compromisloze handhaving van de katholieke godsdienst was een d o o r n in het oog van steeds meer Nederlanders, niet alleen van de overtuigde protestanten, maar ook van degenen die i n de geest van Erasmus tolerantie voorstonden. Zij wensten dat de ordonnanties met betrekking tot de ketterij versoepeld zouden worden en dat de inquisitie zou worden opgeheven. Naast de religieuze bezwaren speelden
financiële
en politieke factoren een belangrijke r o l . De hoge be-
den en de pogingen van de k o n i n g o m de macht zoveel mogelijk te centraliseren streken de 16 Henk van Nierop, Beeldenstorm en burgerlijk verzei in Amsterdam /566-J567(Nijmegen 1978) 71-73 en 132. 17 Van Nierop, Beeldenstorm, 78. Zie ook de verdeling die Van Nierop geelt van de huurwaarden van alle Amsterdamse woningen in 1557 op p. 16. 18 Eduard van Biema, 'Eenigc bizonderheden omtrent Cornelis Louffs en Engelenburg', Amslerdamsrb Jaarboekje (1900) 48-56, aldaar 52-55. 41
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
gewestelijke staten en de hoge adel tegen de haren i n . Traditioneel hadden de adel en de gewesten een behoorlijke medezeggenschap i n regeringszaken. De k o n i n g toonde voor deze traditie echter zeer weinig respect. A l met al slaagde Filips erin zeer vele Nederlanders snel van zich te vervreemden. In 1566 veranderde de onvrede snel i n gevaarlijk verzet. In de eerste helft van 1566 trad als nieuwe oppositiegroep de lage adel naar voren, die zich verenigd had i n een ' V e r b o n d ' of ' C o m p r o m i s ' . In april boden de verbonden edelen de landvoogdes een smeekschrift aan, waarin zij de afschaffing van de ketterplakkaten en van de inquisitie eisten. Dit was niet omdat deze edelen met de oude kerk gebroken hadden, want de meesten hadden dat niet gedaan, maar omdat zij tegen de keiharde o n d e r d r u k k i n g van andersdenkenden waren. H e t smeekschrift gaf i n bedekte termen te kennen dat op loyale medewerking van de edelen niet te rekenen v i e l .
19
A n d e r e tekenen van verzet waren de openlijke hagepreken die i n het voor-
jaar en de zomer gehouden werden. Langzamerhand werd de sfeer agressiever. In augustus, september en oktober raasde de beeldenstorm door de Nederlanden. D o o r de beeldenstorm kwamen i n veel steden é é n o f meer kerkgebouwen i n handen van protestanten, en sommige steden raakten zelfs geheel onder h u n controle. Zo werd Valenciennes een calvinistische vesting. E r ontstonden legertjes die probeerden steden in te nemen en de graaf van Brederode, de leider van de lage adel, begon troepen te werven. Dit alles hoewel de landvoogdes al i n augustus concessies had gedaan op het gebied van het uitoefenen van de eredienst.
20
Het lukte i n Amsterdam niet de Opstand buiten de muren te houden. In augustus en september werden de O u d e Kerk en het Minderbroedersklooster bestormd en het resultaat daarvan was dat de protestanten een eigen kerkgebouw verkregen. Daar organiseerden zij i n december 1566 een Avondmaalsviering. Net als elders in de Nederlanden hadden cle Amsterdamse troebelen niet alleen een religieus, maar ook een sterk politiek karakter. De scheidslijnen tussen partijen liepen zeker niet zonder meer tussen katholieken en protestanten. De Amsterdamse magistraat moest constateren dat de oppositie niet alleen kwam van voorstanders van de Nieuwe Religie en van aanhangers van het V e r b o n d der Edelen, maar dat bovendien grote groepen zich aansloten, louter om de zelfstandigheid en de rechten van de stad te verdedigen. Wat de leden van de oppositie verenigde, was namelijk de angst dat Amsterdam bezet zou worden door een leger van de landvoogdes. Ze wilden de vrijheid van de stad bewaren.
21
Enige leiders van de oppositie namen daarom het initiatief Brederode te vragen naar
Amsterdam te k o m e n . H e n d r i k van Brederode kwam Amsterdam b i n n e n op 27 februari 1567. Hij werd heimelijk in een bootje de stad binnengeroeid en Cornelis Loufsz behoorde tot het groepje voorname aanhangers van het V e r b o n d dat hem ontving. Brederode nam vervolgens zijn intrek in Cornelis' huis en bleef daar twee maanden wonen. H e t is mogelijk dat Engelenburg een reguliere herberg was. H e t is echter onmogelijk dat Brederode geheel toevallig i n Engelenburg terecht kwam. Loufsz was met een paar anderen persoonlijk betrokken bij de uitnodiging aan Brederode,
22
en we k u n n e n dus veilig aannemen dat hij bewust voor de zijde van het verzet
koos. H a d hij de verregaande consequenties hiervan k u n n e n voorzien, dan had hij waar-
19 A.Th. van Dcursen, Willem van (franje. Een biografisch portret (Amsterdam 1995) 35. 20 I. Scholier, H . van der Wee en J.A. Bornewasser (red.), De lage landen 1500-1780 (Amsterdam 1991; le druk 1978) 85-86, 103-108; Van Deursen, Willem van Oranje, 3.3-43. Zie voor een gedetailleerd verloop van de gebeurtenissen ook A. van Hulzen, De Grote Geus en hel jolende driemanschap (Hilversum 1995). 21 Van Nierop, Beeldenstorm, 31-32 en 36-38 (beeldenstorm), 47 (Avondmaalsviering), 57 en 60 (oppositie). 22 J. Ter Gouw, Geschiedenis van Amslerdam Vl (Amsterdam 1889) 162-163.
42
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
schijnlijk wel drie keer nagedacht. Wat hij i n elk geval wel wist toen hij Brederode uitnodigde, was dat de edelman de leider van de geuzen was, de naam waarmee de opstandigen zich sinds 1566 tooiden, en dat hij gewapend verzet b o o d tegen de rechtmatige vorst. E e n weg terug was er na deze uitnodiging niet meer. Welke beweegredenen Cornelis had o m de rebel te steunen, weten we niet. E e n voorman van de protestanten was hij niet.
23
Gezien zijn geboorte
24
en j e u g d i n Danzig is het wel aannemelijk dat hij luthers was. In plaats van gedreven door de godsdienstkwestie, was hij misschien eerder een exponent van degenen die vonden dat de handel n u eenmaal tolerantie vereiste. In een handelsstad als Amsterdam kon men zich geen vervolgingen van dissenters permitteren. H e t handelsnetwerk waarvan Amsterdam afhankelijk was, strekte zich uit van de lutherse Oostzeesteden via het calvinistische E m d e n tot het katholieke Lissabon. In een stad als Amsterdam was tolerantie geen principe, maar een praktische noodzaak.
-3
Verder viel er aan deze gast natuurlijk wat te verdienen. Als Loufsz geen professionele herbergier was, trad hij misschien alleen als het zo uitkwam als waard op. Gezeten burgers stelden vaak tegen een vergoeding h u n huizen open voor gasten.
25
Zoals Loufsz jarenlang zijn
handelsvriend Gaspar C u n e r t o r f i n huis had gehad, zo had hij dan n u H e n d r i k van Brederode te logeren. V o o r de kosten van de verteringen van de edelman declareerde hij tenslotte 2
in totaal het niet geringe bedrag van 6290 g u l d e n . ' De komst van de Grote Geus bracht onrust i n de stad. De magistraat was bang dat Amsterdam het centrum van de Opstand zou worden. In feite was dit ook wat Brederode op het oog had, hoewel hij het niet openlijk te kennen gaf. Landvoogdes Margaretha van Parma vond dat Brederode weg moest uit Amsterdam. Daarom arriveerde op 11 maart 1567 uit Brussel de secretaris van de Geheime Raad i n Amsterdam met de opdracht ervoor te zorgen dat de geuzenleider de stad zou verlaten. Eventueel zou daarvoor de hulp k u n n e n worden ingezet van het leger dat zich i n Utrecht bevond en onder leiding stond van de graaf van Megen, die de k o n i n g trouw was gebleven. De Amsterdamse oppositiepartij werd n u bang voor een overval en liet Engelenburg, waar Brederode logeerde, bewaken. Zo stonden er iedere avond maar liefst h o n d e r d man voor Loufsz' huis. Aanvankelijk werd deze wacht betaald door de protestanten en later, toen Brederode onder druk van de oppositiepartij tot kapitein-generaal van de stad was benoemd, door de stad. In feite verkreeg hij door deze benoeming het militaire gezag over de stad. Terwijl de geusgezinden i n Amsterdam zo het overwicht leken te krijgen, namen de ontwikkelingen elders i n de Nederlanden juist een voor hen ongunstige wending. Het verzet verloor i n de maanden maart en april snel terrein: i n Antwerpen werd cle Nieuwe Religie verboden; Valenciennes, dat geheel i n handen van calvinisten was geweest, viel; Willem van Oranje week uit naar Duitsland; Brederodes vesting i n V i a n e n werd ingenomen etcetera. De geuzen i n Amsterdam verloren door deze ontwikkelingen de moed. Brederode besloot de wijk te nemen en vertrok op 27 april naar E m d e n . Zo bleef Amsterdam vooralsnog i n 28
handen van de koningsgezinden. Cornelis' sympathie voor de opstandige beweging kwam hem duur te staan. H i j werd ver23 Van Nierop, Beeldenstorm, 94 noot 28. 24 Van Hulzen, De Grote Geus, 101, noemt Loufsz calvinist. Het is echte, onduidelijk waarop deze kwalificatie is gebaseerd. 25 Geert Mak, Een kleine geschiedenis van Amsterdam (Amsterdam/Antwerpen 1994) 69. 26 Van Biema, 'Eenige bizonderheden', 54-55. 27 J. Ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam VI (Amsterdam 1889) 185. 28 Bovenstaand verloop van de opstand en de gebeurtenissen in Amsterdam zijn ontleend aan Van Nierop,
te
n-
storm, 62-65. 43
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
oordeeld door de Raad van Beroerten. Zijn vonnis werd i n 1568 uitgesproken en luidde levenslange verbanning en confiscatie van eigendom. V a n de ongeveer tienduizend veroordeelden werden r u i m duizend personen terecht gesteld en de overigen, die net als Cornelis Loufsz op tijd hadden k u n n e n vluchten, verbannen.
29
De confiscatie van Cornelis' goederen
is i n het voorgaande al aan de orde geweest, omdat ze ons een kijkje gunde i n het huis Engelenburg en verder goed liet zien dat Cornelis welgesteld was. In Hanzekringen heerste verontwaardiging over de straf, opgelegd aan Cornelis, toch 'von Danzik geboren' en 'ein borger der stat Danzik domals gewesen'. De zaak was in 1570, samen met vergelijkbare zaken, onderwerp van correspondentie tussen het Hanzekantoor in Antwerpen en de stad L ü b e c k .
30
H e t heeft echter niet mogen baten. De ellende was daarmee voor Loufsz niet over. O o k zijn handel, die hij blijkbaar i n ballingschap voortzette, werd i n deze roerige eerste j a r e n van de Opstand getroffen. De Nederlandse kusten werden sinds 1568 onveilig gemaakt door de watergeuzen, die al dan niet met commissiebrieven van W i l l e m van Oranje vele vissers- en handelsschepen namen. Zo trachtten zij in h u n eigen o n d e r h o u d te voorzien. Ze opereerden vanuit Duitse en Engelse havens. De geuzen maakten i n de herfst van 1569 i n het Vlie wel vijftig tot h o n d e r d graanschepen buit die uit Oostland kwamen. O p twee van deze schepen bevonden zich ladingen meel en rogge toebehorend aan Cornelis Loufsz. De genomen schepen werden gerantsoeneerd, dat wil zeggen dat schepen en lading werden vrijgelaten tegen betaling van een vastgesteld bedrag. W e l namen de geuzen zaken als geschut, zeilen en victualiën die zij voor zichzelf n o d i g hadden en voerden zij é é n of meer opvarenden aan b o o r d van h u n schip, die met h u n leven inston31
den voor de tijdige betaling van het rantsoenbedrag. V o o r de goederen van Cornelis Loufsz werd 250 daalder rantsoen betaald.
32
In theorie troffen de watergeuzen alleen de niet-uitgeweken Nederlanders en andere aanhangers van Alva. De praktijk was anders. Zo leden ook vele neutralen schade van de geuzen, hoewel Oranje kaapvaart tegen hen uit politieke overwegingen verboden had. A l l e e n al bij de rantsoenering van de graanvloot in 1569 leden Hanzekooplieden een verlies van 80.000 gulden.
33
De stad Danzig kwam op voor haar burgers die schade hadden ondervonden van de
geuzen. Zo richtte zij i n 1572 haar protesten hierover aan de prins van Oranje. Danzig stuurde daarbij toen een schadeformulier waarop stond wat de 'burgern unde kaufleuten von Dantzigk' sinds 1569 met geweld was afgenomen. O o k de verliezen van Cornelis Loufsz waren daaronder.
34
Dit geeft ons te denken over het burgerschap van Cornelis. H e t is vrijwel ze-
ker dat hij na zijn emigratie naar Amsterdam het Amsterdamse poorterrecht had verworven. Nergens i n de Nederlandse bronnen wordt hij aangeduid als 'Oosterling', wat de gebruikelijke kwalificatie van Hanzeaten is. Waarschijnlijk was Cornelis' vrouw Machteld Hendricks A m sterdamse en had hij via haar het poorterschap verkregen. E e n huwelijk met de dochter van 3
een Amsterdams poorter verschafte een vreemdeling namelijk gratis het poorterschap. ' Dat
2 9 S c h ö f f e r e.a, De lage landen,
110.
3 0 H ö h l b a u m , Köïner Invenlar, 6 0 7 . 31 J . C . A . cle M e i j , De watergeuzen en de Nederlanden
1568-1572
( A m s t e r d a m c n L o n d e n 1972) 26-27 ( d e g r a a n v l o o t )
en
1 1 1 (rantsoenering). 3 2 W A P 5 3 / 7 9 5 , 2 7 3 . H i e r b i j s t a a l d a l d e 2 5 0 d a a l d e r o n t v a n g e n is d o o r cle h e e r
_>alein', m e t w i e D o l h a t n w o r d t b e -
d o e l d , cle t o e n m a l i g o p p e r b e v e l h e b b e r v a n d e g c u z e n v l o o t . 3 3 D e M e i j , De watergeuzen, 123-126. 34 W A P 5 3 / 7 9 5 ( K o r e s p o n d e n c j a , N i e d e i l a n d e ) . L a d i n g e n van Loufsz o p 249, 273; citaat o p 275. 3 5 R o e l o f v a n G e l d e r e n R e n é e K i s t e m a k e r , Amsterdam 1983) 3 4 .
44
1275-1795.
De ontwikkeling
van een handelsmetropool
(Amsterdam
H a n d e l e n politiek i n de 16e eeuw
Danzig h e m i n 1572 rekende onder haar burgers en kooplieden lijkt erop te wijzen dat hij i n middels zijn oorspronkelijke burgerschap weer terug had. Misschien had hij daarvoor gekozen na zijn vlucht uit de Nederlanden. Misschien ook was zijn geboorte i n Danzig en het feit dat zijn vader burger van Danzig was voor de stadsraad genoeg o m ook voor zijn verliezen i n het geweer te treden. In dat geval moeten we de 'burgern unde kaufleuten' uit het schadeformulier opvatten als twee onderscheiden groepen en Cornelis Loufsz onder de laatste rangschikken. Overigens k u n n e n we uit het document afleiden dat Cornelis zich i n 1572 wel i n Danzig bevond, want het geeft alleen specificaties van de schade, voorzover de betrokkenen aanwezig waren. De schade die de watergeuzen h e m berokkenden, verhinderde Cornelis niet zich later bij hen aan te sluiten. Wanneer Loufsz zich precies bij de vrijbuiters voegde, is onbekend, maar 35
hij was i n 1571 en 1572 é é n van h u n kapiteins. Vermoedelijk is hij na zijn vlucht aanvankelijk uitgeweken naar Danzig. Vele ballingen weken immers uit naar protestantse steden i n Engeland, Duitsland en Pruisen en voor Cornelis Loufsz lag het voor de hand naar zijn geboorteplaats te gaan. Wilde hij echter ooit zijn bezittingen i n Amsterdam terug krijgen en daar zijn handel weer oppakken, dan moest Alva eerst verdreven worden. M e n vindt onder de watergeuzenkapiteins veel ballingen met dergelijke motieven. Ze wilden zich schadeloos stellen voor de goederen die h u n door Alva waren o n t n o m e n en streefden naar terugkeer naar het vaderland en dus verdrijving van de gehate hertog. Aansluiting bij de watergeuzen was de consequentie van h u n vroegere gedrag.
37
Zo gebeurde het dat Cornelis bij de water-
geuzen kwam en op 1 april 1572 als kapitein aanwezig was bij de roemruchte inname van D e n Briel. 36 F Vogels, 'Eenige Amsterdamsche watergeuzen 1568-1 april 1572' Jaarboek Au.stebnlaonu,, 29 (1932) 87-102, aldaar 96. Volgens De Meij, De watergeuzen, 315 was Cornelis Louis, houtkoopman uit Amsterdam, actiei als watergeuzenkapitein in 1571 en 1572. 37 De Meij, De watergeuzen, 155. 171. 45
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
Afb. ?>. De aanval op Den Briel, f572. Atlas van Stolk, Rotterdam.
In de j a r e n zestig nam het leven van Cornelis Loufsz dus onvoorzien een avontuurlijke loop. Zijn steun aan Brederode maakte zijn huis i n de Warmoesstraat i n het begin van 1567 zelfs even tot het centrum van het Nederlandse verzet. H o n d e r d man achtte men n o d i g o m Engelenburg te bewaken. Cornelis kwam hiermee tot aan zijn nek i n de Opstand te zitten. De straf voor het gastheerschap van de Grote Geus was niet gering. Hij was zijn bezittingen kwijt en kon niet naar Amsterdam terugkeren zolang Alva de dienst uitmaakte. H i j had hierin k u n n e n berusten, zich i n Danzig vestigen en vandaar zijn handel zo goed mogelijk voortzetten. Daarvoor koos hij vooralsnog echter niet. Zoals veel andere ballingen kwam hij, vermoedelijk uit rancune, op de geuzenvloot terecht en werkte zo mee aan een keerpunt i n de Opstand, namelijk de inname van D e n Briel.
De jaren zeventig: vestiging in Danzig D e n Briel werd het sein voor de volksopstand. E r volgden lange j a r e n waarin opstandelingen en regeringslegers elkaar bevochten o m de controle over steden en dorpen. Vergeleken met andere Hollandse steden bleef Amsterdam zeer lang Spaansgezind, namelijk tot 1578. De verklaring hiervoor moet waarschijnlijk gezocht worden i n het feit dat de macht berustte bij een uitgesproken katholieke factie. Een netwerk van rechtzinnige katholieke families hield al sinds de jaren dertig de belangrijke ambten i n handen. Deze families waren toen aan de macht gekomen als gevolg van het wederdopersoproer i n f535. Radicale wederdopers had38
38 H . Brugmans, Opkomst en bloei van Amsterdam (Amsterdam 191 1) 85.
46
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
den geprobeerd de macht i n Amsterdam te grijpen o m er het rijk Gods te vestigen. De schuld voor deze escalatie werd bij de zittende magistraat gelegd, want die zou te laks zijn geweest tegen ketters. De machthebbers werden vervangen, ook op instigatie van de verontruste regering i n Brussel. Sindsdien was de katholieke oligarchie er steeds i n geslaagd de macht te behouden. Tegen de monopolisering van de macht door deze families bestond vanaf het begin weerstand, e n die nam alleen maar toe. H i j kwam niet alleen van de oude families, die i n betere tijden tot het patriciaat hadden behoord, maar ook van nieuwe families die fortuin maakten in de handel maar desondanks geen uitzicht hadden op een aanzienlijk ambt.
39
De frustraties
waren de voedingsbodem voor een machtsstrijd die i n de loop van de jaren zestig steeds meer samen ging vallen met godsdienstige tegenstellingen. Zo kwamen veel van degenen die van de macht waren uitgesloten i n het kamp van cle opstandigen terecht en moesten daardoor uiteindelijk uitwijken. H i e r d o o r kregen de katholieken de stad nog steviger i n h u n macht. Zo bleef Amsterdam Spaansgezind terwijl elders i n H o l l a n d de Opstand terrein won. In februari 1578 werd de toestand echter onhoudbaar en zat er niets anders meer op dan een verdrag met de opstandelingen te sluiten, de zogenaamde Satisfactie. Enige maanden later volgde de Alteratie, een regeringsverandering waarbij de katholieke machthebbers op h u n beurt het veld moesten ruimen. Deze revolutie verliep zonder bloedvergieten. De weigering voor de Opstand te kiezen had i n de j a r e n 1572-78 desastreuse gevolgen voor de bevolking van de stad. De omliggende steden die wel geus waren, wilden voorkomen dat de Spanjaarden Amsterdam als uitvalsbasis zouden gaan gebruiken voor de herovering van de rest van H o l l a n d en legden in 1574 een k o r d o n o m Amsterdam. De opstandelingen beheersten de zeeroutes en maakten scheepvaartverkeer op Amsterdam onmogelijk. D o o r deze blokkade kwamen handel en scheepvaart praktisch stil te liggen. V o o r een handelsstad als Amsterdam was dit catastrofaal. De economie stagneerde, de levensstandaard daalde.
40
De
toevoer van levensmiddelen was onvoldoende, zodat er honger heerste. De handel week uit naar andere steden. Een duidelijk alternatief voor Amsterdam was er blijkbaar niet, want de oosterse handel schoot alle kanten op: naar de Westfriese steden, waaronder vooral E n k h u i zen,
41
naar E m d e n en naar Rotterdam
4 2
Vele Amsterdammers leefden i n ballingschap. De exodus van hervormingsgezinden was i n 1567 begonnen en reeds i n 1570 waren de meeste Amsterdammers die de zaak van de O p stand goed gezind waren, uitgeweken. O n d e r cle ballingen waren veel handelaars. Zij k o n d e n in de buurlanden i n verschillende plaatsen terecht: i n L o n d e n , L a Rochelle, Danzig, K o ningsbergen etcetera. Velen, werden opgenomen i n de calvinistische gemeenschap i n E m den.
43
V a n u i t h u n ballingsoord zetten zij h u n handel zo goed mogelijk voort.
N a zijn verblijf op de geuzenvloot pakte ook Cornelis Loufsz zijn koopmansbestaan weer
3 9 S . A . C . D u d o k v a n H e e l , ' H e t A m s t e r d a m s e p a t r i c i a a t i n d e j a r e n 1 5 6 4 - 1 5 7 8 v a n d e O p s t a n d ' , Bulletin Werkgroep Elites 9 ( 1 9 8 9 ) 5-22, a l d a a r 16-17. 40 P . H . J . v a n d e r L a a n , ' D e r e g e r i n g van A m s t e r d a m i n de 16de eeuw' e n C l . L e s g e r , ' T u s s e n stagnatie e n expansie. E c o n o m i s c h e o n t w i k k e l i n g e n l e v e n s s t a n d a a r d t u s s e n 1 5 0 0 e n 1 6 0 0 ' , i n : Woelige lijden. Amsterdam in de eeuw van de beeldenstorm ( A m s t e r d a m 1 9 8 7 ) r e s p . 9 - 2 9 , a l d a a r 2 8 , e n 4 5 - 6 2 , a l d a a r 5 7 . 41 H . K l o m p m a k e r , ' H a n d e l , g e l d - e n b a n k w e z e n i n d e N o o r d e l i j k e N e d e r l a n d e n ' , i n : Algemene geschiedenis derNederlandenVl
( B u s s u m 1979), 58-74, a l d a a r 66.
4 2 T i j d e n s e e n H a n z e d a g i n 1 5 7 6 w e r d g e s t e l d d a t d e g r a a n h a n d e l d o o r d e o o r l o g v e r d r e v e n was v a n A m s t e r d a m n a a r R o t t e r d a m . H ö h l b a u m , Kólner Innen(«ril,
nr 440.
4 3 Z i e A n d r e w P e t t e g r e e , Emden and the Dulch revoU. Exdc und the developmenl oj reformedprotestantism ( O x f o r d 1 9 9 2 ) m . n . 167-169.
47
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
op. U i t de periode n a D e n Briel en v ó ó r hetjaar 1578 heb ik geen b r o n n e n gevonden, zodat zijn wedervaren i n ballingschap afgezien van zijn verblijf op de geuzenvloot een vraagteken blijft. In 1578 en latere j a r e n treffen we h e m aan als k o o p m a n i n Danzig, samen met vrouw en kinderen.
44
Heeft Loufsz onmiddellijk n a zijn vlucht uit Amsterdam Danzig als permanente
verblijfplaats gekozen? O f heeft hij misschien eerst n o g i n E m d e n gezeten? Gezien zijn afkomst ligt het voor de hand dat hij direct naar Danzig is gegaan. D e informatie over de laatste fase van zijn leven komt bijna uitsluitend uit de correspondentie van een K a m p e r handelshuis i n Lissabon. H e t gaat hier o m de vennootschap van Hans Snel en Gaspar Cunertorf, degene die eerder jarenlang bij Loufsz i n Amsterdam logeerde. C u n e r t o r f zat inmiddels in Lissabon en de vennootschap dreef handel op de N e d e r l a n d e n en Oostland. E e n grote hoeveelheid handelsbrieven en andere papieren, merendeels uit de jaren 1577-85, belandden i n het rechterlijk archief i n K a m p e n als gevolg van een rechtszaak die daar i n de j a r e n tachtig speelde. Loufsz wordt i n deze brieven regelmatig genoemd. H i j was é é n van de handelsvrienden van de kooplieden i n Lissabon en handelde samen met h e n i n allerlei producten die uit Portugal naar Danzig kwamen, zoals peper, zout en gember, of cle tegengestelde route volg4
den: tarwe, was, kaarsen, masten, touw etcetera. ' Wat de Nederlanden betreft hadden de kooplieden vertegenwoordigers i n Antwerpen en i n H o l l a n d . V ó ó r de Satisfactie van Amsterdam bevond de laatste zich meestal i n E n k h u i z e n en daarna i n Amsterdam. Buiten de transacties die Cornelis met de handelaars i n Lissabon deed, heeft hij waarschijnlijk ook met anderen of zelfstandig vergelijkbare oost-west-handel gedreven. Vanwege de handelsrelaties was het gezin van Cornelis Loufsz de aangewezen plaats o m onderdak te bieden aan J a n Janssen, die als vertegenwoordiger van de kooplieden i n Lissabon i n 1579 voor enige tijd naar Danzig kwam. Dit verblijf duurde echter niet lang en werd een teleurstelling. E r ontstond geroddel over J a n Janssen en Cornelis' vrouw, Cornelis werd jaloers en J a n Janssen moest verhuizen. Gaspar C u n e r t o r f was hierover niet erg te spreken e n schreef zijn vertegenwoordiger dat hij hoopte dat het niet meer was dan kwaadsprekerij. Cornelis had volgens h e m wel gelijk zijn vrouw wat te wantrouwen, 'wandt i n voortyden eer sie van Amsterdam vertogen, was sie wadt qualicken befaempt mit een m a n , daer m e n presumeerde see eenige conversatie meede solde gehadt hebben'. Gaspar schreef dit aan J a n Janssen, hoewel hij eigenlijk vond dat hij niet over hen mocht roddelen 'dewyle ick hoor broodt 5 41
jaeren i n huis gegeten hebbe' en daar grote vriendschap had ondervonden. ' N a 1578 had Loufsz metterwoon terug k u n n e n keren naar Amsterdam, want zijn ballingschap was immers opgeheven. H i j bleef echter i n Danzig, wat duidelijk blijkt uit de bovengenoemde papieren van het Kamper handelshuis. We k u n n e n slechts gissen naar het waarom van deze beslissing. Hoewel hij i n Amsterdam zijn huis en andere bezittingen weer k o n claimen, had hij intussen ook i n Danzig een huishouden opgezet. Misschien vond hij zichzelf inmiddels te o u d e n migratie was meer iets voor jonge, ongetrouwde koopgezellen. W e l maakte hij gebruik van de mogelijkheid zich weer i n Amsterdam te vertonen. Reeds i n 1578 was hij terug en verlangde het n o g openstaande deel van de r u i m 6000 gulden die Brederode indertijd bij h e m verteerd had. Daarvan was i n 1567 slechts z o ' n tweederde betaald. De overige 2050 gulden, vermeerderd met de door Loufsz geëiste rente van 350 gulden, werd inderdaad i n 1579 alsnog uit
4 4 E e n z o o n j o c h c m L o e f s z w o r d t g e n o e m d i n e e n b r i e f v a n 1 5 8 1 ( N a n n i n g a U i t t e r d i j k , Een Kamper handelshuis, 3 2 8 ) een z o o n J o h a n Loefsz i n e e n b r i e f v a n 1582 (367, 368), e e n s c h o o n z o o n i n b r i e v e n v a n 1578 (167, 171, 173). 4 5 N a n n i n g a U i t t e r d i j k , Een Kamper handelshuis,
passim.
4 6 N a n n i n g a U i t t e r d i j k , Een Kamper handelshuis,
235-236.
48
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
de stadskas betaald.
47
Zijn onroerende goederen zal hij wel hebben verkocht. H e t huis Engelen-
b u r g was tijdens zijn ballingschap bewoond geweest d o o r familieleden van zijn Amsterdamse vrouw en misschien hebben zij het na 1578 van h e m overgenomen.
48
De derde fase i n de levensloop van Cornelis Loufsz levert dus het volgende beeld op. Vroeger of' later na zijn vlucht uit Amsterdam kwam hij terecht i n Danzig, een voor de h a n d liggend ballingsoord omdat hij hier geboren was en ongetwijfeld nog familieleden had. H i j zette dezelfde activiteiten voort als die hij eerder i n Amsterdam gedreven had: handel i n oosterse goederen zoals graan, hout en scheepsbouwbenodigdheden, en in westerse producten zoals peper en zout. T o e n in Amsterdam de bordjes verhangen waren, verhuisde hij niet terug naar de Warmoesstraat. W e l nam hij de kans waar o m zaken af te handelen en incasseerde zo duizenden guldens die hij nog steeds tegoed had van het verblijf van de graaf van Brederode i n zijn huis i n 1567, het verblijf waarmee alle ellende begonnen was.
Gevolgen van de ballingschap van Amsterdamse kooplieden De exodus van kooplieden sinds 1567 had op de korte termijn beschouwd, zoals gezegd, desastreuse gevolgen voor het economisch leven van Amsterdam. De i n z i n k i n g was echter tijdelijk. N a de Satisfactie van 1578 nam Amsterdam zijn oude positie weer spoedig i n . De koopman Hans Snel schreef al i n maart 1578 uit Lissabon aan zijn vertegenwoordiger i n de Nederlanden: 'Overmyts Amsterdam mett H o l l a n t veraccordyrl is, so mochte al de negotya dar wel wederum c o m e n ' .
49
E n inderdaad kwam de 'negotya' weer snel naar Amsterdam en
keerden vele ballingen terug. Dit is begrijpelijk: de ineenstorting van de handel i n Amsterdam betekende niet dat de oosterse handel i n het algemeen instortte. De handel op het Oostzeegebied ondervond weliswaar veel ellende - zeker i n de jaren 1568-1572, door toedoen van de watergeuzen - maar hield toch veel beter stand dan de Amsterdamse markt. De kooplieden weken uit en zetten h u n bezigheden zo goed mogelijk voort. De goederen werden n u echter niet opgeslagen, verhandeld en overgeslagen i n Amsterdam, maar i n alternatieve handelsplaatsen zoals E n k h u i z e n of E m d e n . Sommige ballingen hielden contact met familieleden die katholiek waren gebleven en n o g i n Amsterdam zaten, hoewel die contacten de achterblijvers streng verboden waren.''" O p de wat langere termijn beschouwd moeten de gevolgen van de r u i m tienjarige ballingschap van honderden Amsterdamse kooplieden zelfs positief genoemd worden. M é c h o u l a n benadrukt de invloed van deze episode op de denkbeelden over godsdienstvrijheid. De 'oude geuzen' kwamen volgens h e m i n 1578 naar A m s t e r d a m terug i n de overtuiging dat de stad het grootste belang had bij vrijheid. O m d a t ze zelf geleden hadden onder geloofsvervolging en verlies van h u n bezit, omdat ze r o n d hadden moeten zwerven, kozen ze voor godsdienstige tolerantie. Het economisch succes van Amsterdam zou optimaal zijn als het gedragen zou worden door
47 Ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam VI, 189-190. Ook uit de correspondentie van de Kamper kooplieden blijkt dat Loufsz in de winter van 1578-1579 enige maanden in Amsterdam verbleef (Nanninga Uitterdijk, Een Kamper handelshuis, 167, 195). 48 Kam, Waar was dat huis, 143. 49 Nanninga Uitterdijk, Ecu Kamper haudclsli uis, 86-87. 50 Zie voor een voorbeeld van deze contacten J.G. Kam, 'Pieter Corneliszoon Dobben, verzetsman van 1568-1572', Maandblad Amsteladamum 56 (1969) 137-140. 49
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
zowel protestantse als katholieke als joodse handelaars. H e t begin van de opkomst van Amsterd a m moet volgens M é c h o u l a n dan ook gedateerd worden op de dag dat het nieuwe stadsbestuur i n 1578 de macht overnam.
51
Dit lijkt wat overdreven, want de opvatting dat verre handel
niet gedijt bij o n d e r d r u k k i n g van dissenters was al eerder wijd verbreid. Dat de ballingschap de betrokkenen sterker heeft doen neigen naar tolerantie, k u n n e n we echter wel aannemen. Een ander gevolg van de ballingschap was dat vele Hollandse kooplieden h u n positie i n het Oostzeegebied versterkten. Heel wat ballingen kwamen terecht i n belangrijke handelssteden zoals Danzig en Koningsbergen. H e t bezoek van Hollanders aan de Artushof, het gebouw i n Danzig waarin de kooplieden elkaar opzochten, werd r o n d 1570 vrij plotseling intensiever. Inschrijvingen van Hollanders bij de verschillende afdelingen van de Artushof, de 'banken', vonden sinds het begin van de Opstand veel vaker plaats dan v ó ó r die t i j d .
52
Tijdens h u n balling-
schap breidden de kooplieden h u n kennis over de handel uit en bouwden duurzame relaties op. Hiervan k o n d e n zij, weer terug i n Amsterdam, profiteren. We k u n n e n dit enigszins vergelijken met de diaspora van Zuidnederlandse kooplieden na de val van Antwerpen i n 1585, beschreven d o o r Brulez. Zeer vele Zuidnederlandse handelaars verspreidden zich over allerlei handelssteden i n Europa, zodat er een dicht net van Zuidnederlandse handelsbetrekkingen 33
tot stand k w a m . Zo zorgde ook de diaspora van Amsterdamse kooplieden i n de j a r e n zeventig ervoor dat Hollandse ondernemingen h u n positie i n het Oostzeegebied k o n d e n versterken. H e t onderhouden van een uitgebreid netwerk van persoonlijke contacten was i n de verre handel van de vroegmoderne tijd zeer belangrijk. De risico's waren groot en instituties o m vreemdelingen te beschermen zwak ontwikkeld. Buitenlandse handelaren die geconfronteerd werden met een debiteur die i n gebreke bleef of een levering ondeugdelijke goederen konden nauwelijks hopen op een snelle en afdoende behandeling via de officiële kanalen, zoals de stedelijke rechtbanken. Daarom deed men zo mogelijk alleen zaken met lieden die men persoonlijk kende en vertrouwde.
34
E e n overbekend voorbeeld van een Hollandse koopmansfamilie waarvan de leden noodgedwongen enige tijd i n het Baltisch gebied doorbrachten, is de Amsterdamse familie Hooft. V ó ó r de Opstand, i n de j a r e n zestig, kan deze familie het beste gekarakteriseerd worden als een schippersfamilie. Pieter, Gerrit, J a n Willemsz en nog meer broers Hooft bevoeren de N o o r d - en Oostzee, bezaten aandelen i n de schepen waarop ze kapitein waren en dreven vermoedelijk ook wat handel voor zichzelf. De volgende generatie werd er toen al wel als koopmansleerling op uitgestuurd: zo verbleef Cornelis Pietersz Hooft i n de j a r e n zestig enige jaren i n het Oostzeegebied, als handelsbediende. H o e h u n contactennetwerk er toen precies uitzag, is onbekend, maar waarschijnlijk was het n o g weinig ontwikkeld. T o e n de leden van de familie e i n d j a r e n zestig vanwege h u n belangstelling voor protestantse i d e e ë n moesten vluchten, gingen ze naar Pruisen. Tijdens h u n jarenlange verblijf i n Danzig en Koningsbergen bouwden zij ongetwijfeld vertrouwensrelaties op met inheemse kooplieden en leerden zij de lokale handelsgebruiken kennen. Sinds 1573 keerden enkele familieleden terug naar H o l landse steden die naar de Opstand waren overgegaan, en sinds 1578 naar Amsterdam. M i n 51 Henry Méchoulan, Amsterdam ten tijde van Spinoza. Geld en vrijheid (Amsterdam 1992) 51, 53. 52 Paul Simson, Der Artushof in Danzig und seint Brüderschaften, die Banken (Danzig 1900) 81. 53 W. Brulez, 'De diaspora der Antwerpse kooplui op het einde van de 16e eeuw', Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden 15 (1960) 279-306, passim. 54 Zie hierover de recent verschenen bundel over ondernemerschap op de Hollandse stapelmarkt: C. Lesger en L. Noordegraaf (red.), Entrepreneurs and entrepreneurship in early modern times. Merchants and industrialists within the arbit of the Dulili stajilemarket (Den Haag 1995), met name het artikel van P. Mathias hierin: 'Strategies for reducing risks by entrepreneurs in the early modern period'.
50
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
stens é é n van h e n (Jan Pietersz) bleef echter i n Danzig wonen. In de j a r e n negentig van de 55
16e eeuw hebben daar zelfs veel familieleden gewoond. De verbanning uit Amsterdam moet de ontwikkeling van h u n handelscontacten i n het Oostzeegebied hebben versneld. Hoewel met é é n voorbeeld natuurlijk niets te bewijzen valt, ligt het voor de h a n d dat iets vergelijkbaars zich ook bij andere koopliedenfamilies heeft voorgedaan. Gezien de sterke expansie van de handel en scheepvaart op het Baltische gebied i n de 16e eeuw moeten er veel schippers en beginnende handelaars zijn geweest die n o g bezig waren h u n handelsrelaties op te bouwen. Vergelijken wij de betekenis die de verbanning voor Nederlandse kooplieden had met de betekenis die zij voor vreemdelingen had, dan valt eenvoudig een verschil te constateren. De vreemdelingen die moesten vluchten, keerden veelal terug naar de plaats waar zij oorspronkelijk vandaan kwamen. Z o koos Cornelis Loufsz voor een terugkeer naar Danzig. Zijn verblijf i n de Weichselstad was geen nieuwe ervaring. H i j kende de stad, de gebruikelijke handelstechnieken, de producten waarin gehandeld werd, en beschikte reeds over contacten. In het algemeen k u n n e n we veronderstellen dat de positieve impuls die de handel van autochtone Nederlandse kooplieden door de ballingschap ondervond, zich niet voordeed bij de vreemdelingen. M e t andere woorden: de ballingschap was een gunstige stimulans, maar dan vooral voor de Hollandse eigenhandel. De handel die vreemdelingen i n H o l l a n d dreven, en die we vanuit Hollands oogpunt passieve handel k u n n e n noemen, moet hierdoor relatief wat achterop zijn geraakt. Deze passieve handel was i n de periode voorafgaand aan de Opstand van behoorlijk gewicht geweest voor de Amsterdamse stapelmarkt.
56
O p de lange termijn was
een versterking van de Hollandse eigenhandel ten koste van die van vreemdelingen al te constateren. N u werd deze ontwikkeling door de politieke gebeurtenissen versneld. Z o bewerkstelligde Alva met zijn massale verbanningen dat de balans tussen Hollandse en vreemde handelaars iets verder doorsloeg i n het voordeel van de eerstgenoemden.
Besluit H e t verhaal over de lotgevallen van Cornelis Loufsz is gebaseerd op een merkwaardig samenraapsel van bronnen. Z o kregen we van zijn handelsactiviteiten onder meer een vaag idee met behulp van een exportregister i n het archief van Danzig dat de graanexporten i n 1557 vastlegde, en van de handelsbrieven van K a m p e r kooplieden die h e m i n zijn laatste levensfase laten zien als koopman i n Danzig. Over zijn huisvesting raakten we enigszins geïnformeerd door de i n Amsterdam geheven belasting op onroerend goed i n de j a r e n vijftig en zestig (de kohieren van de tiende penning) en de boedelinventaris die werd opgemaakt van het huis Engelenburg na Cornelis' veroordeling door de Raad van Beroerten. H e t feit dat bij deze gelegenheid zijn bezit werd geconfisqueerd, samen met dat van honderden van zijn stadsgenoten, stelde ons i n staat h e m h o o g i n de sociale stratificatie van Amsterdam te plaatsen. Zijn rol i n het begin van de Opstand bleek onder meer uit de hoge bedragen die hij kreeg voor alles wat de Grote Geus Brederode i n 1567 verteerd had i n Engelenburg. Cornelis' vrijbuitersbestaan i n de jaren 1571-72 k o n d e n we afleiden uit de lijst kapiteins van de watergeuzen. E e n glimp van zijn familieleven tenslotte vingen we op uit de handelsbrieven van
55 Zie voor de familie Hooft: S.A.C. Dudok van Heel, 'Hooft, een hecht koopmansgeslacht', in: R. Breugelmans e.a., Hooft. Essays overP.C. Hooft (Amsterdam 1981) 93-115. 56 Van Tielhof, De Hollandse graanhandel, 230. 51
H a n d e l en politiek i n de 16e eeuw
Kamper kooplieden, waarin zijn kinderen worden genoemd en zijn overspelige vrouw. U i t deze bronnen doemt een k o o p m a n op wiens levensloop dramatisch werd verstoord door de burgeroorlog i n de Nederlanden. In Danzig geboren als zoon van een handelaar, trok hij waarschijnlijk r o n d 1550 naar Amsterdam. Dat was op dat m o m e n t de aangewezen plaats o m fortuin te maken i n de oosterse handel. H e t werd dan ook niet bepaald een noodlijdend bestaan, zo blijkt al uit het feit dat Cornelis van zichzelf en van zijn vrouw portretten liet schilderen. Een voorspoedige c a r r i è r e k u n n e n we ook afleiden uit het bezit dat hij e i n d j a r e n zestig had opgebouwd en op g r o n d waarvan we hem tot de toplaag van Amsterdam k u n n e n rekenen. In de jaren zestig ontstonden echter de problemen. De tegenstellingen i n de Nederlanden in het algemeen en ook binnen Amsterdam verhardden zich snel en dwongen tot een keuze. H e t Spaanse gezag eiste onvoorwaardelijke trouw aan het katholicisme en vervolgde ketters. V o o r Cornelis persoonlijk was dit lastig want hij was vermoedelijk luthers. V o o r hem en grote groepen kooplieden telde naast een eventuele gewetensnood echter n o g een ander bezwaar, namelijk dat de handel met het buitenland zeer bemoeilijkt zou worden door kettervervolgingen. H e t handelsnetwerk waaraan Amsterdam zijn bloei ontleende, was zeker niet beperkt tot katholieke landen. O p godsdiensttwisten zaten de handelaars dus niet te wachten. Net zoals i n de Nederlanden als geheel, speelde er ook op lokaal niveau meer dan de godsdienstkwestie. In Amsterdam bestond veel ressentiment tegen de regerende factie, niet alleen omdat ze de ketterjacht steunde, maar ook omdat ze als een ware oligarchie de macht monopoliseerde. E r waren voor Amsterdammers dus verschillende redenen o m tijdens cle troebelen van 1566 en 1567 voor opstandig gedrag te kiezen. Wat voor Cornelis Loufsz precies telde weten we niet, maar wel dat hij de keus ondubbelzinnig gemaakt had toen hij, met enige anderen, Brederode uitnodigde zijn residentie in Amsterdam te nemen. D o o r het verblijf van de geuzenleid e r w e r d Cornelis' huis Engelenburg enige maanden lang het centrum van het verzet in de Nederlanden. O m d a t de Opstand in deze fase n o g niet doorzette, moesten de opstandigen voor h u n acties boeten. Velen, onder wie ook Cornelis, vluchtten en bleven i n het buitenland op straffe van de dood. H i j hielp vervolgens mee het tij te keren door als watergeus de hertog te bestrijden. De inname van D e n Briel werd het begin van het einde van zijn ballingschap, hoewel hel n o g lang zou duren voordat hij ook werkelijk weer voet op Amsterdamse bodem zou kunnen zetten. Zijn ballingsoord werd Danzig. N a de overgang van Amsterdam naar de geuzen i n 1578 had hij weer terug k u n n e n keren naar zijn huis i n Amsterdam, maar hij deed dat niet. Het centrum van de oosterse handel werd i n het begin van de Opstand zwaar op de proef gesteld. De r u i m een decennium durende ballingschap van honderden Amsterdamse kooplieden had op wat langere termijn echter positieve gevolgen. De van huis en haard verdrevenen waren meer dan ooit ervan doordrongen dat men zich i n een handelscentrum beter gematigd k o n opstellen waar het gewetenskwesties betrof. Deze tolerante mentaliteit kwam de ontwikkeling van de Amsterdamse stapelmarkt ten goede. V e r d e r hadden velen in belangrijke handelssteden gezeten, zoals Danzig en Koningsbergen, en daar h u n kennis over de handel uitgebreid en duurzame handelsrelaties opgebouwd. Hiervan zouden zij i n de toekomst profiteren, zodat we k u n n e n zeggen dat de ballingschap aan h u n handel een zekere stimulans gaf. H e t is aannemelijk dat deze stimulans vooral de Hollandse eigenhandel betrof, terwijl de handel voor rekening van vreemdelingen eigenlijk louter negatieve gevolgen van de Opstand ondervond. M e t name de positie van Hanzekooplieden i n de handel op de Amsterdamse stapelmarkt moet na de Opstand zwakker zijn geweest dan daarvoor. Anders gezegd: terwijl Cornelis Pietersz Hooft van zijn ballingschap profiteerde door de handelssteden i n het Oostzeegebied goed te leren kennen, was Cornelis Loufsz d o o r zijn verbanning terug bij af.
r>_