HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Silvija Bašić Dominique Van Hespen Isabelle Poppe
[Dit handboek kwam tot stand met steun van het Europees Vluchtelingenfonds]
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 1
Teksten: Silvija Bašić, Isabelle Poppe en Dominique Van Hespen Taalkundige correctie: Tom Van Buggenhout Lay-out: Reginald Dierckx Druk: De Wrikker Verantwoordelijke uitgever: Pieter De Gryse, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Gaucheretstraat 164, 1030 Brussel Een uitgave van Vluchtelingenwerk Vlaanderen 1e druk: oktober 2008 geactualiseerde versie november 2009 Gaucheretstraat 164 1030 Brussel Tel.: 02/ 274 00 20 Fax: 02/ 201 03 76
[email protected] www.vluchtelingenwerk.be
2 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
VOORWOORD Asielzoekers zijn volwassen mensen van wie we verwachten dat ze hun leven zelf in handen nemen. Voor Vluchtelingenwerk Vlaanderen zijn de autonomie en de keuzevrijheid van de asielzoeker centrale waarden. Het blijft uiteindelijk aan de asielzoeker om de beslissingen te nemen die cruciaal zijn voor haar of zijn toekomst. Hieruit afleiden dat de asielzoeker in staat is of zou moeten zijn om zich een weg te banen door de asielprocedure, is echter te kort door de bocht. In de asielprocedure wordt van de asielzoeker immers veel meer verwacht dan dat hij of zij simpelweg zijn vluchtverhaal vertelt. Hij of zij moet dit doen op een westers-logische en coherente manier, namen en data correct vermelden, allerlei moeilijke vragen over het herkomstland beantwoorden, via tolken communiceren, bewijsstukken aanbrengen, termijnen respecteren, enzovoort, enzovoort. De asielprocedure is een complex gebeuren, dat ook voor “Belgen” moeilijk te begrijpen blijft. Net zoals in zowat alle andere administratieve en juridische procedures kan enige begeleiding hierbij geen kwaad, om het zacht uit te drukken. Belgische rechtsonderhorigen die in een juridische procedure terechtkomen, laten zich ook systematisch bijstaan. Voor ingewikkelde administratieve procedures doen ze een beroep op helpdesks, websites, boeken, vrienden en kennissen, enz. Voor een asielzoeker, een mens in een precaire vluchtsituatie, meestal recent aangekomen in een totaal vreemde omgeving, geldt deze behoefte aan begeleiding a fortiori. Dit handboek is de geactualiseerde en sterk herwerkte versie van een publicatie die Vluchtelingenwerk uitbracht in 2004. Net als in de eerste editie proberen we een hanteerbare, realistische methode aan te bieden om asielzoekers doorheen de procedure te loodsen. We gaan er daarbij van uit dat de advocaat hierin de spilfiguur vormt, maar dat hij deze klus niet alleen kan klaren. Het samenspel advocaat - hulpverlener staat dan ook centraal in onze methodiek. We hopen dat dit handboek de lezer zal inspireren en aanmoedigen om asielzoekers nog beter bij te staan, zodat we er als begeleiders samen in slagen om asielzoekers die nood hebben aan bescherming, effectief aan die bescherming te helpen. Pieter De Gryse directeur Vluchtelingenwerk Vlaanderen
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 3
LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN AI
Attest van Immatriculatie
AMA
Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker
BCHV
Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen
BIVR
Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister
Bijlage 13qq
Bijlage 13quinquies
BJB
Bureau voor Juridische Bijstand
CGVS
Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
COI
Country of Origin Information
DVZ
Dienst Vreemdelingenzaken
EVRM
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
HV
Hulpverlener
IOM
Internationale Organisatie voor Migratie
LOI
Lokaal Opvanginitiatief
NBMV
Niet-Begeleide Minderjarige Vreemdeling
NGO
Niet-Gouvernementele Organisatie
RvS
Raad van State
RvV
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
UNHCR
United Nations High Commissioner for Refugees
Vreemdelingenwet
Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
4 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
INHOUDSTAFEL VOORWOORD
3
LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN
4
I INLEIDING
11
II ROL VAN DE BEGELEIDER
13
1 - Inleiding
13
2 - Doel van de begeleiding
14
3 - Kenmerken van een goede begeleiding
14
4 - Specifieke bepalingen voor de verschillende groepen begeleiders
17
A Hulpverleners
17
A.1 Basisbeginselen
17
A.2 Beroepsgeheim
18
B Advocaten
19
B.1 Onafhankelijkheid
19
B.2 Belangen cliënt
20
B.3 Onverenigbaarheden
20
B.4 Beroepsgeheim
20
B.5 Ereloon en kosten
21
B.6 Juridische bijstand en “pro Deo” prestaties
21
B.7 Rechtsbijstand
22
III COMMUNICATIE
23
1 - Inleiding
23
2 - Interculturele context en communicatie
23
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 5
3 - Tips voor een goede communicatie
25
4 - Als de communicatie verstoord is door psychologische problemen
29
IV METHODIEK VAN DE BEGELEIDING
31
1 - Inleiding
31
2 - De actoren betrokken bij de procedurebegeleiding
32
3 - Het verwezenlijken van de samenwerking tussen de advocaat en de hulpverlener(s)
33
A Samenwerkingsovereenkomst tussen het LOI van Mol en een aantal advocaten
33
B De samenwerking tussen de balie van Antwerpen en een netwerk van sociale diensten
34
C Het netwerk van advocaten en hulpverleners in West-Vlaanderen
35
4 - Mogelijke taakverdeling tussen advocaat en hulpverlener(s)
36
V (PRAKTISCHE) BEGELEIDING BIJ HET DOORLOPEN VAN DE ASIELPROCEDURE 39 1 - Inleiding
39
2 - Het eerste gesprek
39
3 - Het dossier
41
4 - De rechten en plichten van de asielzoeker
42
5 - Het administratieve luik
44
6 - Gronden voor bescherming
45
A Het Vluchtelingenverdrag
46
A.1 De vluchtelingendefinitie
47
A.2 Kernvragen voor de beoordeling van de definitie
47
A.2.1 Wat is het risico bij terugkeer?
48
a Is het risico nog actueel (tijdselement)?
48
b Waar doet het risico zich voor (plaats)?
50
c Wat is de risicograad?
51
6 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
A.2.2 Is er sprake van vervolging?
52
a Wat is de aard van de vervolging?
53
b Wie is het slachtoffer?
55
c Wie is de auteur?
55
d Wat is de reden van de vervolging?
56
A.2.3 Wat zijn de bewijzen van het risico en van de vervolging? a Moeten het risico en de vervolging bewezen worden?
59 59
b Met welke bewijzen kan men het risico en de vervolging aantonen? 60 A.3 Uitsluitingsgronden
61
A.4 Herkomstlandeninformatie
61
A.5 Informatie voor de asielzoeker
62
B Subsidiaire bescherming
68
C Artikel 9ter van de Vreemdelingenwet
70
D Nog andere beschermingsgronden?
72
7 - Het nationale kader van de Belgische asielprocedure A De Dienst Vreemdelingenzaken
75 75
A.1 De asielaanvraag en registratie
75
A.2 Het Dublin-onderzoek
80
A.2.1 Beknopt overzicht van de Dublin-criteria
80
A.2.2 De Dublinprocedure
81
A.2.3 Gronden waardoor de DVZ zich verantwoordelijk kan verklaren, ook al is men er strikt genomen niet toe gehouden door de verordening 83 a De humanitaire clausule
83
b De soevereiniteitsclausule
84
c De eerbiediging van het privé- en het gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) 84 d Medische redenen
84
e Het risico op refoulement, rechtstreeks of onrechtstreeks
85
A.2.4 Beroepsmogelijkheden tegen een Dublin overname
86
A.3 Onderzoek in overwegingname van de asielaanvraag
87
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 7
B Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
88
B.1 De bevoegdheden van het CGVS
88
B.2 Het verloop van de procedure
88
B.3 De mogelijke beslissingen
97
B.4 Beroepsmogelijkheden
100
C De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen: beroep ten gronde tegen een beslissing van het CGVS 101 C.1 Aard van de procedure
101
C.2 Het verzoekschrift en de beroepstermijn
101
C.3 Na het indienen van het beroep
104
C.4 De hoorzitting
105
C.5 Het arrest
107
D De Raad van State
110
D.1 Procedure
110
D.2 Beroepstermijn
111
D.3 Zegelrechten
111
D.4 Verblijf gedurende de procedure
112
VI BIJZONDERE SITUATIES
113
1 - Alleenstaande minderjarige asielzoekers
113
2 - Vrouwelijke vluchtelingen en gender-gebonden vervolging
116
A Algemeen
116
B Vrees voor besnijdenis
118
3 - Erkend als vluchteling in een ander land
119
4 - Staatloosheid
120
VII NA AFLOOP VAN DE ASIELPROCEDURE 1 - Erkend als vluchteling
123 123
A Verblijf
123
B Tewerkstelling
124
8 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
C Reizen
124
D Documenten aanvragen
124
E Vluchtelingenstatus voor de minderjarige kinderen
124
F Gezinshereniging
125
G Belg worden
126
H Afstand, beëindiging en intrekking van de vluchtelingenstatus
126
2 - Toekenning subsidiaire beschermingsstatus
127
A Verblijf
127
B Tewerkstelling
128
C Reizen
128
D Documenten aanvragen
128
E Subsidiaire bescherming voor minderjarige kinderen
129
F Gezinshereniging
129
G Belg worden
129
H Beëindigen status
130
3 - Verlenging van een bevel om het grondgebied te verlaten
130
4 - Regularisatie
133
5 - Terugkeer
135
A Algemeen
135
B Terugkeer vanuit de open opvangstructuren
136
C Terugkeer vanuit de gesloten centra
136
D De maximumduur van opsluiting
137
E Meer info?
138
VIII ADRESSENLIJST
139
1 - De asielinstanties
139
2 - Juridische ondersteuning
141
A Vlaanderen/België
141
B Antwerpen
144
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 9
C Brussel en Vlaams Brabant
146
D Limburg
148
E Oost-Vlaanderen
150
F West-Vlaanderen
152
3 - Medisch
153
4 - Tolk- en Vertaaldiensten
155
5 - Terugkeer
157
6 - Landeninformatie
158
7 - Opsporingen
158
8 - Andere
159
IX LITERATUURLIJST
163
X BIJLAGEN
169
BIJLAGE I : Schema van de Asielprocedure
170
BIJLAGE II : Overzicht van de belangrijkste bijlagen en de beroepsmogelijkheden 171 BIJLAGE III : Aanstelling van een vertrouwenspersoon interview CGVS
178
BIJLAGE IV : Wijziging van woonplaats
179
BIJLAGE V : Aanvraag kopie van bepaalde administratieve stukken CGVS
180
BIJLAGE VI : Attest van immatriculatie model A
181
BIJLAGE VII : Vragenlijst vluchtverhaalanalyse voor de begeleider
182
BIJLAGE VIII : Rol van het UNHCR in de asielprocedure
189
BIJLAGE IX : Tuchtrecht advocaten
192
10 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ INLEIDING ]
I INLEIDING Met dit handboek willen we een werkinstrument aanbieden voor een kwaliteitsvolle begeleiding van asielzoekers tijdens hun asielprocedure. We gaan ervan uit dat een kwaliteitsvolle begeleiding een eerste stap is naar een correcte en rechtvaardige behandeling van de asielaanvraag. Telkens wanneer we de term begeleider gebruiken, zonder verdere verduidelijking, wordt verwezen naar ieder persoon die beroepsmatig of als vrijwilliger bezig is met de begeleiding van de asielzoeker tijdens de asielprocedure: maatschappelijke werkers, juristen, vrijwilligers, advocaten, enz. Indien we één categorie van de ruimere groep begeleiders voor ogen hebben, dan benoemen we deze uitdrukkelijk. De advocaat zal regelmatig expliciet benoemd worden omdat er een onderscheid kan gemaakt worden tussen de taken van de advocaat en die van alle andere begeleiders. In deze context duiden we alle andere begeleiders aan met de verzamelterm hulpverlener. In het handboek wordt regelmatig naar hij of hem verwezen, daar waar de invulling net zo goed vrouwelijk zou kunnen zijn. Dit werd gedaan om de lectuur te vergemakkelijken. We beginnen het handboek met een aantal hoofdstukken die strikt genomen weinig met de asielprocedure te maken hebben. Het lijkt ons echter onontbeerlijk te verduidelijken dat het werken met asielzoekers een aantal vaardigheden vereist die de begeleider zich eigen dient te maken. Elke begeleider heeft ook nood aan een duidelijk kader dat hem toelaat om kwaliteitsvolle begeleiding te bieden. Uit de ruime ervaring die Vluchtelingenwerk Vlaanderen opbouwde over de jaren heen is gebleken dat begeleiding van asielzoekers doorheen de asielprocedure gespecialiseerd en zeer tijdsintensief is. Samenwerking tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij de begeleiding van de asielzoeker tijdens de procedure kan verlichting betekenen van ieders taak en voor een betere en kwaliteitsvolle begeleiding zorgen. Er zijn in het handboek enkele voorbeelden opgenomen van samenwerkingsverbanden tussen de advocatuur en hulpverleners, die een inspiratie kunnen zijn. In verdere hoofdstukken wordt de asielprocedure in al zijn facetten zeer nauwkeurig toegelicht. Er wordt immers vanuit gegaan dat een theoretische kennis inzake asielrecht onontbeerlijk is. Door in het handboek ook praktijkgerichte informatie te brengen pogen we een totaalbeeld mee te geven over het verloop van de procedure voor al diegenen die betrokken zijn bij de begeleiding. Ook de asielzoeker zal gebaat zijn bij zoveel praktische
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 11
informatie en zal beter kunnen geïnformeerd worden over wat hem allemaal te wachten staat. Niet elke asielzoeker bevindt zich in een zelfde situatie, ook de asielinstanties zijn zich hiervan bewust en over de jaren heen werden bijzondere procedures ontwikkeld die aandacht geven aan specifieke situaties. Volledigheidshalve hebben we deze situaties opgenomen in het voorlaatste hoofdstuk. In de laatste hoofdstukken wordt kort ingegaan op verschillende situaties na afloop van de asielprocedure. Het gaat eerder om een korte schets van de verschillende situaties waarin de asielzoeker kan terecht komen. Achteraan het handboek hebben we ook een uitgebreide adressenlijst opgenomen van allerlei organisaties en instanties die nuttig kunnen zijn bij specifieke vragen rond de begeleiding in het kader van de asielprocedure. Tot slot wensen wij onze dankbaarheid te uiten aan de personen die via de stuurgroep een actieve bijdrage hebben geleverd aan de realisatie van dit handboek: Eric Somers van het VMC, Erik Willems van het Team Rechtspositie van de Stedelijke Integratiedienst Gent, Mathieu Beys van Caritas International, Jacqueline Vanderhaegen van het Protestants Sociaal Centrum Brussel, Nadia Liefooghe van CAW Mozaïek, Marijke Cupers van het LOI van Heusden-Zolder en meester Bob Brijs. Een bijzondere vermelding verdienen het CGVS voor het verstrekken van interessante informatie en een aantal bereidwillige collega’s voor hun waardevolle bijdrage; Hannes Vervenne, Jennifer Addae, Pieter Stockmans, Kathelijne Houben, Dita Demaku, Charlotte Vandycke. Tot slot ook dank aan het Groot Begijnhof van Leuven die ons de mogelijkheid heeft geboden in alle rust te werken. Dit handboek kwam tot stand met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds. Silvija Bašić en Dominique Van Hespen
12 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ ROL BEGELEIDER ]
II ROL VAN DE BEGELEIDER 1 - Inleiding Een goede professionele begeleiding tijdens de asielprocedure is cruciaal opdat elke asielzoeker een eerlijke kans zou krijgen op bescherming en erkenning. Het wettelijk en administratief kader waarbinnen de asielprocedure zich afspeelt, is ingewikkeld en staat vaak ver van de concrete realiteit waarmee asielzoekers geconfronteerd worden. Soms is de asielaanvraag op zich al een hele opgave voor de kandidaatvluchteling. Het proces dat moet worden doorlopen is er een van complexe juridische definities en voorwaarden. De verschillende asielinstanties zijn erop gericht de objectieve waarheid in het vluchtverhaal te achterhalen. Het al dan niet goed overbrengen van het vluchtverhaal bepaalt of de asielzoeker een beschermingsstatuut zal krijgen. Bewijsstukken, vragenlijsten, begrippen als contradictie en gebrek aan waarachtigheid in het verhaal, het respecteren van beroepsprocedures en –termijnen, enz. behoren tot de juridische realiteit. Omdat de asielzoekers vaak geen idee hebben wat precies van hen verwacht wordt en/of welke criteria de autoriteiten hanteren, kan het gebeuren dat zij niet de bescherming bekomen waar zij recht op hebben. Het is niet altijd makkelijk voor de begeleider om de asielzoeker te midden van dit proces te helpen omkaderen, begeleiden en waar nodig door te verwijzen. Het belang van het vluchtelingen- of subsidiair beschermingsstatus mag niet onderschat worden. Met een statuut krijgen vluchtelingen niet alleen de nodige bescherming, ze krijgen ook toegang tot de rechten die essentieel zijn in het heropbouwen van hun leven. Een foutieve beslissing ontneemt niet alleen de toegang tot deze rechten, maar kan ook het leven van de vluchteling bedreigen indien hij wordt teruggestuurd naar het land dat hij ontvluchtte. In dit hoofdstuk belichten we de rol van de begeleider in het kader van de asielprocedure. Met begeleider bedoelen we hier ieder persoon die beroepsmatig of als vrijwilliger asielzoekers begeleidt: maatschappelijk werkers, advocaten, juristen, vrijwilligers, hulpverleners, enz.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 13
2 - Doel van de begeleiding De begeleiding heeft als doelstelling dat: 1) de asielzoeker zich respectvol bejegend voelt; 2) de hulpverlening aansluit bij de noden en ervaring van de asielzoeker; 3) de eigen verantwoordelijkheid en mondigheid van de asielzoeker gestimuleerd worden en er beroep gedaan wordt op de eigen mogelijkheden (empowerment); 4) de asielzoeker de procedure beter begrijpt alsook de redenen waarom iemand in België al dan niet bescherming kan krijgen; 5) de asielzoeker zelf zo snel mogelijk beseft welk het resultaat van de procedure zal zijn. Belangrijke randvoorwaarden bij het vrijwaren van de rechten van de asielzoeker zijn onder andere: de communicatie tussen de asielzoeker en de begeleider, de vertrouwensrelatie tussen de asielzoeker en de begeleider, de kennis en ervaring van de begeleider, de kennis en achtergrond van de asielzoeker en de mentale situatie waarin de asielzoeker zich bevindt. Ook het kader (methode, samenwerkingsafspraken en wetgeving) waarbinnen de begeleider functioneert, speelt een belangrijke rol.
3 - Kenmerken van een goede begeleiding Het ‘profiel van de betere hulpverlener’ bestaat wellicht niet. Toch is het belangrijk te onderkennen dat het slagen van professionele hulpverlening valt of staat met het ontwikkelen van een goede (vertrouwens)relatie. Het is geruststellend dat de meeste begeleiders in hun werk het beste van zichzelf naar boven halen en zich meestal met hart en ziel inzetten voor het welzijn van de asielzoeker. Goede hulpverlening betekent stevig met de voeten op de grond staan en waakzaam op het werk gericht zijn. Begeleiders die er niet in slagen een goede (vertrouwens)relatie tot stand te brengen met de asielzoeker bekomen geen/minder goede resultaten. We omschrijven de rol van de begeleider hier nader aan de hand van een aantal uitdagingen - soms ook valkuilen - die de begeleider te wachten staan.
Permanente kennisverwerving en bijscholing Een goede begeleiding begint bij het beschikken over juiste informatie. Als begeleider moet je op de hoogte zijn van het wettelijke kader, de asielpraktijk en de rechtspraak. Bovendien moet je weten waar je relevante informatie kan terugvinden en bij wie je terecht kan voor vragen. Omdat wetgeving en praktijk enerzijds en de ondersteunende diensten anderzijds voortdurend in evolutie zijn, is het belangrijk om je als begeleider
14 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
permanent te informeren. Een begeleider die goed geïnformeerd is en die de asielzoeker hiervan bewust kan maken, zal snel het vertrouwen winnen. Foute informatie waarmee de asielzoeker mogelijk naar België is gekomen, kan de begeleider op die manier ook rechtzetten.
Luisterhouding Een goede begeleiding veronderstelt dat men kan luisteren. Het lijkt vanzelfsprekend, maar luisteren is hoogst ongewoon en wezenlijk verschillend van wat in het dagdagelijkse leven onder luisteren wordt verstaan. Het houdt de bereidheid in om het eigen perspectief (mening, oordeel en gevoel) opzij te zetten en zich af te stemmen op de context van de ander. Hinderpalen ontstaan wanneer de begeleider denkt slimmer te zijn dan de asielzoeker. Veel goede raad willen bieden, commentaar geven, voortdurend geruststellen en bevestigen zijn eigenschappen die niet aansluiten bij een goede begeleiding. De asielzoeker is meester van zijn verhaal, het is de taak van de begeleider de asielzoeker te helpen zijn verhaal helder en zuiver weer te geven.
Authenticiteit De betere begeleider is geen geremd persoon, maar iemand die zich dynamisch opstelt en levendig uitdrukt. Hij doet dit door een eenvoudige aanwezigheid zonder veel vertoon. Echtheid houdt ook in dat de begeleider pijnlijke en confronterende boodschappen dient te brengen en eerlijk verwoordt wat de asielzoeker te wachten staat. Hij moffelt geen dingen weg die moeilijk liggen of stelt de situatie niet mooier voor dan ze is. Begeleiders bevinden zich ook voortdurend in een spanningsveld tussen een grote nabijheid en betrokkenheid en de noodzakelijke professionele afstand. Het besef van de begeleider dat het niet erkend worden als vluchteling onmiddellijke en verregaande gevolgen heeft voor het leven en het welzijn van de asielzoeker en zijn familie kan er in veel gevallen toe leiden dat de begeleider zichzelf heel betrokken voelt bij het lot van de asielzoeker. De asielzoeker is echter niet gediend met een begeleider die een overmaat aan sympathie en betrokkenheid toont. Ook een begeleider die een defensief-afstandelijke houding aanneemt, zal niet in staat zijn de noodzakelijke vertrouwensrelatie met de asielzoeker op te bouwen. De wil om een vertrouwensrelatie op te bouwen is gebaseerd op een professionele werkinstelling, waarbij persoonlijke en gevoelsmatige voorkeuren niet spelen in de begeleiding en het engagement zich vertaalt in prioriteiten en grenzen tijdens de begeleiding.
Ongelijke relatie Hulpverlening houdt een ongelijke relatie in waarbij de asielzoeker in een afhankelijke positie zit en per definitie kwetsbaar is. De asielzoeker moet er op kunnen rekenen dat de begeleider een veilige relatie aanbiedt, met heldere afspraken over frequentie, duur en eventuele betaling van contacten. Eenduidige regels over wat wel en niet tot de professionele relatie behoort, moeten afgesproken en bewaakt worden. Kunnen terugvallen
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 15
op een zekere structuur en vaste grenzen zijn immers aspecten van een goede zorg. Dit neemt niet weg dat de begeleider een zekere flexibiliteit aan de dag moet kunnen leggen om te onderhandelen of tijdens crisismomenten kleine verschuivingen toe te staan. Het is normaal dat asielzoekers zich laten informeren. Zelfs voor de meest vaardige asielzoeker zal het doorlopen van de asielprocedure een serieuze uitdaging blijven. Zonder het dossier uit handen van de asielzoeker te nemen, moet de begeleider de asielzoeker bijstaan in het nemen van beslissingen. Hij moet de asielzoeker erop wijzen dat een beslissing zich opdringt, vervolgens de draagwijdte van de voorliggende keuzes toelichten en alle nodige informatie verstrekken zodat de asielzoeker met volledige kennis van zaken een beslissing kan nemen. De informatie van de begeleider moet een onderdeel worden van het oplossingsvermogen van de asielzoeker en geen vervaging ervan. Asielzoekers zijn niet hulpeloos, integendeel. De manier waarop zij overleven in hun nieuwe omgeving en de wijze waarop zij vervolging ontvluchten, getuigt van creativiteit en wilskracht. Het asielrecht is echter een gespecialiseerde materie, zodoende is hij afhankelijk van de informatie die hem gegeven wordt door anderen. De begeleider moet zich daarom zelf goed informeren, vertrekkende vanuit een volledig beeld van het vluchtverhaal, over de verschillende juridische pistes en over de heersende praktijk en rechtspraak.
Vertrouwen Vertrouwen is heel belangrijk in de begeleiding. Asielzoekers hebben vaak veel meegemaakt en zijn heel kwetsbaar. Ons uitgangspunt is dat de interactie en het al dan niet opbouwen van een vertrouwensrelatie de begeleiding meer beïnvloedt dan eender welke andere factor. Iedere begeleiding zal omwille van de interactie tussen de begeleider en de asielzoeker anders verlopen. Van een begeleider mag men verwachten dat hij zoekt naar de individuele aanpak die toelaat om het vertrouwen te winnen. Wat daartoe kan bijdragen, naast de hoger aangestipte kenmerken van een goede begeleiding, is: voldoende tijd nemen voor gesprekken met de asielzoeker en interesse en respect tonen. Routinematig optreden is uit den boze. In deze context mag men ook de invloed van landgenoten, andere asielzoekers, enz. niet onderschatten. Ze hebben vaak een onrealistisch beeld van het Belgische systeem opgehangen. De asielzoeker zal aanvankelijk meer vertrouwen hebben in die personen dan in de begeleider. Indien de begeleider vermoedt dat de asielzoeker afgaat op bronnen die hem verkeerd informeren, kan dit best ter sprake worden gebracht. Essentieel in het vertrouwensproces is dat de asielzoekers er zeker van moet zijn dat de begeleider respecteert wat hem verteld wordt en dat niets daarvan zonder toestemming zal onthuld worden. Indien gewerkt wordt in teamverband valt het aan te raden de asielzoeker op de hoogte te brengen van het feit dat informatie binnen het team gedeeld wordt. De regels rond gedeeld beroepsgeheim worden verder in dit handboek besproken.
16 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
4 - Specifieke bepalingen voor de verschillende groepen begeleiders We geven in dit hoofdstuk nog een aantal regels mee voor de verschillende groepen begeleiders volgens het beroep dat ze uitoefenen. Het maatschappelijk werk in het algemeen kent een aantal basisregels die zowel in internationale als in nationale teksten zijn opgenomen zonder dat ze in een deontologische code zijn geüniformiseerd. Deze basisregels kunnen volgens ons worden doorgetrokken naar de hele professionele hulpverlening. Een van de basisregels, het beroepsgeheim, zal uitvoerig besproken worden. Advocaten van hun kant zijn gebonden aan een aantal duidelijk omschreven deontologische regels en staan onder het toezicht van een stafhouder, die waakt over de naleving van deze regels. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de belangrijkste deontologische regels voor hulpverleners en advocaten.
A Hulpverleners A.1 Basisbeginselen Enkele basisbeginselen verbonden aan de beroepscategorie van de maatschappelijk werkers kunnen als volgt worden omschreven: ¬¬ het respect voor de verscheidenheid ¬¬ het respect voor het beroepsgeheim ¬¬ het respect voor de autonomie van de persoon ¬¬ het werken vanuit een vertrouwensrelatie ¬¬ een informatieopdracht ten aanzien van de hulpvrager ¬¬ een objectieve en serene houding aannemen ¬¬ een bereidheid tot permanente vorming ¬¬ de bereidheid om in te gaan op de reële noden van de hulpvrager en er emancipatorische oplossingen en acties aan kunnen koppelen Deze basisbeginselen spelen een belangrijke rol in de ruime maatschappelijke begeleiding, maar kunnen evenzeer toegepast worden op de begeleiding van de asielprocedure.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 17
A.2 Beroepsgeheim Aan het beroepsgeheim besteden we hier extra aandacht omdat het beginsel uitdrukkelijk in het Strafwetboek is opgenomen. Artikel 458 van het Strafwetboek bepaalt dat iemand die uit hoofde van zijn beroep of staat geheimen krijgt toevertrouwd en die bekend maakt, buiten het geval hij geroepen wordt om te getuigen voor het gerecht, gestraft kan worden. Het beroepsgeheim wordt geschonden als opzettelijk geheimen worden prijsgegeven ook al had men niet de bedoeling iemand schade of nadeel te berokkenen. Het artikel is algemeen opgesteld. Het kan in zijn geheel van toepassing zijn op begeleiders van asielzoekers. Begeleiders krijgen ofwel uit hoofde van hun beroep ofwel vanuit hun hoedanigheid (bijvoorbeeld een vrijwilliger die in vertrouwen genomen wordt) te maken met vertrouwelijke informatie en kunnen die niet ongestraft bekend maken. Het beroepsgeheim is geen recht waarop een begeleider zich kan beroepen, het is een verplichting. Het beroepsgeheim blijft ook gelden wanneer de vertrouwensrelatie of de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Indien een begeleider in een gerechtelijke procedure (voor een magistraat, een rechter) wordt opgeroepen, geldt het beroepsgeheim minder absoluut. Hier wordt de keuze gelaten aan de begeleider zelf. In alle andere gevallen is men verplicht het beroepsgeheim te respecteren en kan men niet ingaan op vragen van de asielinstanties, politie, gemeente, enz. die betrekking hebben op de asielzoeker die men in begeleiding heeft of had. Volgens ons kan de asielzoeker afstand doen van zijn recht op geheimhouding en de mogelijkheid de hulpverlener te ontslaan van zijn geheimhoudingsplicht valt te verdedigen in die zin dat hij het best geplaatst is om te beslissen welke gegevens die tot zijn privésfeer behoren mogen meegedeeld worden aan derden. In de praktijk ervaart men vaak dat verschillende diensten, organisaties en individuen betrokken zijn bij de begeleiding van de asielzoeker. Ook in dit handboek wordt gepleit voor een nauwe samenwerking in het kader van een verbeterde juridische ondersteuning van de asielzoeker. Vraag is dan of men kan spreken van de mogelijkheid van een gedeeld of afgeleid beroepsgeheim. Hoewel het gedeeld beroepsgeheim niet algemeen aanvaard wordt, is het begrip doorgedrongen in de hulpverleningspraktijk. Men gaat ervan uit dat personen die gehouden zijn aan het beroepsgeheim informatie die hen in vertrouwen is verteld kunnen delen en men drager wordt van hetzelfde geheim ten aanzien van derden. Voorzichtigheid lijkt echter geboden en een te ruimte interpretatie af te raden. Schending van vertrouwen kan de relatie met de asielzoeker in het gedrang brengen en informatie die men via derden verneemt, is vaak vervormd en niet meer een waarheidsgetrouwe weergave van feiten. Het is aan te raden volgende aspecten in beschouwing te nemen indien men zich beroept op een gedeeld beroepsgeheim: informatie die men in vertrouwen heeft bekomen of vernomen kan enkel gedeeld worden tussen personen die door hetzelfde beroepsgeheim gehouden zijn (1), binnen dezelfde hulpverleningscontext handelen en met hetzelfde hulpverleningsdoel (2), het gaat om relevante en noodzakelijke gegevens (3), in het belang van de cliënt wordt gehandeld (4) en tot slot de cliënt hierover geïnformeerd wordt en zijn toestemming geeft (5).
18 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Artikel 29 en 30 van het Wetboek van Strafvordering verplicht ambtenaren en personen om misdrijven bekend te maken. Vaak wordt ervan uitgegaan dat deze verplichting in strijd is met het beroepsgeheim en er zelfs op primeert. Dit is niet het geval. De rechtsleer en de rechtspraak gaan er veeleer vanuit dat de meldingsplicht voorbijgestreefd is door de bepalingen inzake beroepsgeheim. Ook op begeleiders met een ambtenarenstatuut rust een even absolute verplichting inzake het bewaren van het beroepsgeheim. De meldingsplicht kan in principe niet aangewend worden om de geheimhoudingsverplichting onder druk te zetten. In de praktijk kan dit echter het geval zijn zolang de artikelen met betrekking tot de meldingsplicht niet zijn geschrapt uit het Wetboek van Strafvordering. Indien zich hieromtrent problemen stellen, zal men zich moeten beroepen op de geldende rechtspraak en rechtsleer. Het artikel 422bis van het Strafwetboek, waarin de verplichting is opgenomen om bijstand te verlenen aan personen in nood, houdt evenmin een algemene verplichting in om het beroepsgeheim op te heffen, maar wel een verplichting om hulp te bieden rekening houdend met alle omstandigheden. Alleen wanneer het opheffen van het beroepsgeheim de enige mogelijkheid is om hulp te bieden, is dit aanvaardbaar. Briefwisseling tussen advocaat en cliënt is per definitie vertrouwelijk en mag niet worden overgemaakt aan de asielinstanties.
B Advocaten Elke advocaat is onderworpen aan duidelijk omschreven en strenge deontologische regels. Hij staat onder het toezicht van de stafhouder en is door de wet gelast om de waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid van het beroep na te leven. De deontologie van de advocatuur is voornamelijk geregeld in de reglementen van de vroegere Nationale Orde en de reglementen van de Orde van Vlaamse balies. Daarnaast heeft iedere balie een eigen reglement. De reglementen voor de balies zijn te raadplegen op de website www. advocaat.be (Vlaamse balies) of www.avocat.be (Franstalige en Duitstalige balies).
B.1 Onafhankelijkheid Het Charter van de Advocaat, ondertekend door alle stafhouders van de Ordes van advocaten, stelt dat de advocaat een vrij beroep uitoefent. De onafhankelijkheid en integriteit van de advocaat waarborgen een doeltreffende tussenkomst. De onafhankelijkheid is vooral een houding, een instelling van de advocaat tegenover zijn cliënt, tegenover de rechtbank, de overheid en elke derde. Deze moet men beoordelen in het licht van de taak van de advocaat en de aard van zijn beroepswerkzaamheid. De advocaat moet zijn cliënten in onafhankelijkheid kunnen bijstaan en mag niet worden beïnvloed door belangen van andere cliënten of gewezen cliënten, laat staan door een persoonlijk belang in een geding of transactie.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 19
B.2 Belangen cliënt De advocaat is eerste rechter. De advocaat kan in eer en geweten beslissen niet te willen optreden en kan daartoe niet worden verplicht. Bovendien moet een advocaat erover waken geen tergende en roekeloze gedingen op te starten. De advocaat kan op elk moment beslissen niet langer op te treden, wanneer de cliënt zou vragen een zaak te verdedigen waar de advocaat zich in eer en geweten niet toe wil lenen. Indien een advocaat een zaak aanneemt en ermee doorgaat, vertegenwoordigt hij de belangen van de cliënt. In die situatie primeert zijn belang. Wanneer de cliënt vertrouwelijke informatie aan de advocaat toevertrouwt en die informatie ingaat tegen de belangen van de cliënt, dan is de advocaat niet verplicht deze informatie te geven.
B.3 Onverenigbaarheden De advocaat zal er zich van onthouden zijn persoonlijke, directe of indirecte belangen zowel in burgerlijke, disciplinaire als in strafzaken te verdedigen. Advocaten, en bij uitbreiding ook hun medewerkers, stagiairs of vennoten, pleiten niet voor familieleden tot in de derde graad.
B.4 Beroepsgeheim Het beroepsgeheim van de advocaat is één van de grondvesten van het beroep. De cliënt moet kunnen vertrouwen op de loyale bijstand van zijn advocaat, dat betekent dat alle informatie vertrouwelijk blijft. Het beroepsgeheim kan slechts worden opgeheven in bijzondere en buitengewone omstandigheden. Bij wijze van spreken dient het leven of de gezondheid van een persoon in gevaar te zijn, waardoor het verbreken van de geheimhoudingsplicht de enige manier is om dit gevaar af te wenden. De advocaat die zich in een dergelijke bijzondere toestand bevindt, zal voor zichzelf moeten uitmaken of een eventueel dreigend gevaar belangrijk genoeg is om zijn beroepsgeheim te schenden. Een advocaat is echter vaak verplicht gegevens over zijn cliënten mee te delen zonder dat het beroepsgeheim geschonden wordt. Een advocaat die het adres of het telefoonnummer van zijn door de politie gezochte cliënt aan de politie meedeelt, schendt zijn beroepsgeheim. Een cliënt kan de advocaat toestemming geven om bepaalde informatie te delen met bijvoorbeeld een hulpverlener. Het beroepsgeheim staat immers in functie van het belang van de cliënt. De stafhouder kan advocaten raad geven en richtlijnen meegeven in concrete probleemsituaties op het vlak van het beroepsgeheim.
20 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
B.5 Ereloon en kosten De advocaat begroot zelf zijn ereloon. Anders dan in normale contractverhoudingen wordt het honorarium dus in principe niet in wederzijds akkoord vastgelegd. De kosten- en ereloonstaat van een advocaat aan zijn cliënt wordt in een afzonderlijk document ter betaling overgemaakt en omvat normalerwijze drie onderscheiden elementen: 1/de administratieve kosten 2/het ereloon/honorarium 3/de gerechtskosten Het is aangewezen om vooraf duidelijk aan de cliënt inzage te geven in de eenheidsprijs en de mogelijke samenstelling van deze kosten. Algemeen wordt gesteld dat de kosten een derde van het ereloon kunnen bedragen. Het ereloon kan worden omschreven als “de rechtmatige vergoeding waarop de advocaat aanspraak mag maken voor de zorgen die hij aan de belangen van zijn cliënt besteedt”. De criteria die hij daarbij in aanmerking kan nemen zijn: de tijd, het belang van de zaak, de aard van het werk, enz. Er mag ook rekening worden gehouden met de eerder subjectieve criteria zoals het bereikte resultaat, de vermogenstoestand van de cliënt en de bijzondere ervaring of bekendheid van de advocaat. De advocaat moet aan zijn cliënt een ontvangstbewijs geven bij iedere contante betaling van de advocaat.
B.6 Juridische bijstand en “pro Deo” prestaties Personen die onvermogend zijn, hebben recht op kosteloze juridische bijstand. De Bureaus voor Juridische Bijstand (BJB’s) verbonden aan iedere balie organiseren deze kosteloze juridische bijstand. De kosteloze juridische bijstand is beter gekend als de “pro-Deoregeling”. Een aantal categorieën van personen wordt gelijkgesteld met onvermogenden. Asielzoekers behoren tot die categorie. Een asielzoeker moet geen inkomstenstaat bewijzen om aanspraak te maken op kosteloze juridische bijstand tijdens een asielprocedure. Hij wordt geacht onvermogend te zijn voor wat betreft de bijstand tijdens zijn asielprocedure. Een andere categorie die wordt gelijkgesteld met onvermogenden is de categorie van de vreemdelingen voor de indiening van een verzoek tot machtiging van verblijf of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing genomen in toepassing van de Vreemdelingenwet. Dit vermoeden geldt dus niet voor andere dan verblijfsrechtelijke procedures. Voor bijvoorbeeld een huurgeschil dient de asielzoeker zijn onvermogen in concreto aan te tonen.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 21
Kosteloze juridische bijstand wordt aangevraagd bij het BJB. Iedere balie beschikt over een BJB. Het BJB zal een pro-Deoadvocaat aanstellen. Meestal zal het BJB een pro-Deoadvocaat aanstellen die geen specialisatie heeft in het vreemdelingenrecht. Soms werken de balies wel met lijsten van advocaten die gespecialiseerd zijn in het vreemdelingenrecht en die bij voorkeur vreemdelingenzaken pro Deo toegewezen krijgen. De pro-Deoadvocaat kan ook zelf een vraag tot aanstelling richten aan het BJB voor een cliënt. Niet alle advocaten zijn pro-Deoadvocaten.
B.7 Rechtsbijstand Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen kosteloze juridische bijstand zoals hierboven omschreven en kosteloze rechtspleging of rechtsbijstand. Sommige procedures brengen kosten met zich mee (bijvoorbeeld kosten van een deurwaarder, rolrechten, kosten voor de voor eensluidende verklaarde vertaling van stukken,…). Het enkele feit dat iemand een pro-Deoadvocaat heeft, betekent niet dat hij automatisch is vrijgesteld van deze kosten. Om hierop een beroep te doen moet men de kosteloze rechtspleging vragen. De advocaat vraagt dit aan bij de rechtbank waar de zaak aanhangig is, meerbepaald bij het bureau voor rechtsbijstand dat is verbonden aan de rechtbank. Men moet onder meer aantonen dat de inkomsten ontoereikend zijn. De beslissing van het BJB die de (gedeeltelijke) kosteloze rechtspleging toekent, geldt als bewijs van ontoereikende inkomsten. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft geen bureau voor rechtbijstand. Voor de vraag tot kosteloze vertaling van stavingsstukken, moet men aankloppen bij het bureau voor rechtsbijstand van de rechtbank van Eerste Aanleg. De advocaten worden niet vergoed voor de kosten van aangetekende zending, noch voor andere administratiekosten. De advocaten krijgen een vaste vergoeding per zaak, deze omvat het ereloon en alle gemaakte kosten. De advocaten mogen in principe geen administratiekosten doorrekenen aan hun cliënt. We raden aan een ontvangstbewijs te vragen bij elke contante betaling. Algemene informatie over kosteloze juridische bijstand vind je op www.advocaat.be. Je kan ook terecht bij het BJB van de balie waaraan de pro-Deoadvocaat verbonden is.
Klacht over een advocaat? In bijlage 10 leggen we uit wat je mogelijkheden zijn als je niet tevreden bent over je advocaat.
22 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ COMMUNICATIE ]
III COMMUNICATIE 1 - Inleiding De communicatie met de asielzoeker is een wezenlijk element in de begeleiding. Een goede communicatie is zeker niet altijd vanzelfsprekend en omvat meer dan verbale communicatie. Er kunnen nogal wat stoorzenders optreden, zoals taalbarrière, cultuurverschillen, spanningen bij de asielzoeker ten gevolge van de onbekende situatie, onverwerkte trauma’s, gebrek aan vertrouwen in de begeleider en het werken met een tolk. In dit hoofdstuk willen we een aantal tips aanreiken voor een goed contact met de asielzoeker.
2 - Interculturele context en communicatie Het gegeven dat begeleider en asielzoeker vaak tot verschillende culturen behoren voegt een bijkomende dimensie toe aan hun wederzijdse verhouding. Het is bij interculturele ontmoetingen belangrijk om volgende uitgangspunten in beschouwing te nemen: Mogelijke verschillen tussen mensen zijn niet altijd culturele verschillen. Iedereen beschikt immers over een eigen referentiekader en een eigen, unieke culturele achtergrond. Alle communicatie kan daarom worden benoemd als ‘interculturele communicatie’. Verschillen zijn niet louter cultureel daar men ook verschilt van geslacht, huidskleur, sociale achtergrond, seksuele geaardheid, etniciteit, studieniveau, religie, levensbeschouwing, leeftijd, beroep, enz. Het gedrag van ieder persoon is uniek. Niemand kan louter op zijn culturele achtergrond worden ingeschat. Het is belangrijk een houding van openheid, inzet en betrokkenheid te tonen ten opzichte van elk individu. Het is niet wenselijk om op zoek te gaan naar culturele verklaringen voor het gedrag van anderen (‘Hij gedraagt zich zus of zo omdat hij tot een bepaalde cultuur behoort.’), maar de ander mag ook niet steeds beoordelen vanuit zijn cultuur (‘Dit behoort nu eenmaal tot mijn cultuur.’). Cultuur mag nooit als excuus gebruikt worden om bijvoorbeeld te kwetsen. Pluralisme. De mens kan afstand nemen van zichzelf, zich in de rol van de ander inleven en tegenstrijdigheden hanteren. Mensen zijn niet opgesloten in een bepaalde cultuur,
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 23
maar zij kunnen in nieuwe denk- en handelingskaders worden ingeleid. Cultuur is ook geen statisch begrip, maar een dynamisch, voortdurend evoluerend gegeven. Interactie staat centraal, niet cultuur. Men dient stil te staan bij het eigen referentiekader en zijn levensverhaal. Pas dan kan men tegemoet komen aan de identiteit van anderen. Men dient hiervoor de vanzelfsprekendheden in eigen denken en doen te onderzoeken en ter discussie te stellen. Door in contact te treden met elkaar, leert men dat er verschillende mogelijkheden zijn om naar de werkelijkheid te kijken. Wat moet je als begeleider dan weten over andere culturen vooraleer je een asielzoeker kan begeleiden tijdens de asielprocedure? Iedereen heeft een culturele identiteit gebaseerd op herinneringen, etnie, klasse, geld, rolverdeling binnen de familie, standpunten van de familie over grootbrengen,… De normen en waarden die je via je opvoeding meekreeg, bepalen mee wat je ‘normaal’ vindt, wat je als ‘gewoon’ ervaart. Voor de westerse begeleider kan het contact met personen uit culturen waar er andere man-vrouwverhoudingen gelden confronterend zijn. Denk er dan aan dat dit voor de asielzoekers in dezelfde mate het geval is. Je moet er in elk geval van bewust zijn dat bepaalde zaken anders kunnen worden geïnterpreteerd, of dat bepaalde zaken die wij vanzelfsprekend vinden door anderen niet als evident worden beschouwd. Wellicht is de grootste valkuil bij interculturele communicatie echter het beklemtonen van de verschillen door alles in een wij/zij context te plaatsen. Cultureel bewustzijn houdt in dat je in staat bent de gelijkenissen tussen mensen van een verschillende achtergrond en afkomst te respecteren en positief te herkennen. Erken dat geen enkele cultuur superieur is ten opzichte van een andere. Probeer situaties waarmee je niet vertrouwd bent met een open geest te benaderen en breng het nodige respect op voor hoe mensen verkiezen behandeld en aangesproken te worden. Heb aandacht voor de eigen grenzen en beperkingen. Probeer alle vooroordelen aangaande culturele verschillen achterwege te laten in je contacten met asielzoekers. Net wanneer je gaat reageren vanuit stereotiepen en abstractie maakt van de persoon die voor je zit, loop je het risico op een mank lopende communicatie. Soms zal het noodzakelijk zijn om je aan te passen aan de cultuur van een ander, namelijk om een bepaald doel te bereiken. Je past je dan aan enkele normen aan die een rol kunnen spelen waardoor je een potentieel conflict kan vermijden in de gegeven situatie. Het gaat om een tijdelijke aanpassing die winst kan opleveren voor het bereiken van het gestelde doel.
24 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
3 - Tips voor een goede communicatie Op structureel vlak: Privacy: Let erop dat er tijdens het gesprek voldoende aandacht aan privacy wordt geschonken. Sta er bij stil dat de asielzoeker in bepaalde gevallen gebeurtenissen zal vertellen die hij tot dan toe met niemand of weinig anderen heeft gedeeld. Sluit uit dat het gesprek verstoord wordt door telefoons of in- en uitlopende collega’s. Vermijd storend lawaai op de achtergrond. In bepaalde gevallen is het heel handig om kinderopvang te hebben voor de duur van het gesprek. Dit is uiteraard niet altijd mogelijk. Je kan in elk geval wat speelgoed en tekengerief voorzien om de kinderen bezig te houden. Tijdschema (efficiënte planning): Tracht vooraf in te schatten hoelang het gesprek zal duren en deel dit ook mee aan de asielzoeker bij het begin van het gesprek. Las in elk geval na ieder uur of anderhalf uur een korte pauze in. Indien een asielzoeker steeds te laat komt voor een afspraak, ga er dan niet van uit dat dit steeds uit slechte wil is. De beste strategie die hier gehanteerd kan worden is om de eigen gevoelens hierover ter sprake te brengen. De asielzoeker zal veel beter het menselijke begrijpen (bijvoorbeeld: ‘Ik vind het niet leuk dat je steeds te laat komt en ik op je moet wachten.’), dan het functionele (op tijd komen is belangrijk). Tolken: Zodra je opmerkt dat met de asielzoeker vanwege taalproblemen onvoldoende kan gecommuniceerd worden, is het aan te bevelen een tolk in te schakelen. Dit brengt met zich mee dat er een minder directe communicatie tot stand komt. Het werken met een tolk vraagt wel enkele vaardigheden en extra aandacht. Leg heel duidelijk aan de tolk en de asielzoeker uit wat van ieder van hen wordt verwacht. Ook de tolk moet op het gesprek worden voorbereid. Benadruk dat hij vertrouwelijk moet omgaan met alle informatie die door de asielzoeker wordt verstrekt. Je moet de tolk erop wijzen dat hij neutraal en objectief moet blijven tijdens het gesprek. Hij moet letterlijk vertalen, zonder samen te vatten of andere nuances te leggen. Plaatsen en namen van personen moeten duidelijk gearticuleerd worden. Je kan de tolk aanraden om tijdens het interview notities te nemen: dat vergroot de nauwkeurigheid van wat hij vertaalt. De interactie tussen de tolk en de asielzoeker zal een invloed hebben op de communicatie en op wat wordt vertaald. Zorg ervoor dat de tolk zich hiervan bewust is. Vergewis je ervan dat beiden zich op hun gemak voelen. Zowel de begeleider als de asielzoeker moeten op ieder ogenblik om verduidelijking kunnen vragen. Als er een goed contact is, verdient het aanbeveling om steeds met dezelfde tolk te werken.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 25
Soms is het beter om voor een man een mannelijke tolk te vragen en voor een vrouw een vrouwelijke tolk (zeker bij het brengen van ‘gevoelige’ informatie). Houd er rekening mee dat tolken vermoeiend is, las indien nodig een pauze in of herneem het gesprek op een later tijdstip. Stop het interview ook als je niet tevreden bent over de prestatie van de tolk. Dit kan nodig zijn wanneer de asielzoeker de tolk moeilijk verstaat omdat ze verschillende dialecten spreken. Of wanneer je vaststelt dat de tolk zich niet houdt aan zijn neutrale en objectieve rol. Als begeleider kan je dit afleiden uit de lichaamstaal en de duur van de interventies van de tolk. Als je denkt dat de tolk niet naar behoren functioneert, dan kan je daarop wijzen. Indien de tolk iemand is die de asielzoeker meebracht, dan kan je duidelijk stellen dat je een neutrale houding wil. Anders kan je zelf voor een tolk zorgen. Houd tijdens het gesprek oogcontact met de asielzoeker en niet met de tolk. Richt het woord ook tot de asielzoeker en niet tot de tolk. Je kan dit bevorderen door de tolk iets achter de asielzoeker te laten plaats nemen. In de praktijk is het niet altijd gemakkelijk, maar probeer zoveel mogelijk te vermijden dat familieleden of kinderen tolken. Familieleden kunnen niet goed als tolk optreden omdat ze betrokken zijn of belang kunnen hebben bij de zaak. Ook kan de asielzoeker zich geremd voelen om bepaalde ervaringen te vertellen in het bijzijn van bekenden. Gebruik in ieder geval nooit kinderen als tolk wegens de belasting die dat met zich meebrengt. Gebruik desnoods een telefonische tolk. Het werken met een telefonische tolk vraagt wel een andere aanpak en het gebruik van een telefoon met een luidspreker. De meeste tolkendiensten gaan samenwerkingsverbanden aan met organisaties en zijn regionaal georganiseerd. Het is nuttig om vooraf afspraken te maken met de tolkendienst (zie lijst tolkendiensten onder rubriek Adressenlijst).
Op persoonlijk vlak: Goede voorbereiding: Een goed gesprek in een sfeer van vertrouwen kan het best gebeuren door een goede voorbereiding op het vlak van de asielprocedure en algemene informatie over de herkomstlanden. Rol toelichten: Asielzoekers zullen niet altijd goed kunnen plaatsen met welke bedoelingen een begeleiding wordt opgestart. De begeleider moet er zich van bewust zijn dat asielzoekers er niet vanuit gaan dat hij een onafhankelijke positie inneemt ten aanzien van de asielinstanties. De asielzoeker krijgt op korte termijn met heel wat instanties en personen te maken waardoor het mogelijk is dat hij de begeleider over dezelfde kam scheert als alle voorgaande personen. Het is dus van wezenlijk belang om de asielzoeker in duide-
26 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
lijke bewoordingen uit te leggen wat de rol van de begeleider is. Geef beslissingen van asielinstanties zo weer dat ze niet begrepen worden als een persoonlijk oordeel. Vraagstelling: Met vragen kan je sturen en leiden en dit geldt voor alle vragen. Met vragen kan je het verloop van het gesprek beïnvloeden. Diegene die de vragen stelt, heeft meer macht en invloed dan degene die antwoordt. Een gevoel van manipulatie kan ontstaan wanneer de begeleider meent beter te weten wat goed of slecht is voor zijn cliënt. Werkt de begeleider vanuit een cliëntgerichte en respectvolle basishouding, dan zal hij zich inspannen om een deel van de macht en beslissingsbevoegdheid terug te geven aan te cliënt, zodat deze zelf bepaalt hoe ver hij wil meegaan. Een vraag wordt dan ook best zo geformuleerd dat zij vooral als een verzoek om een antwoord wordt opgevat en desgevallend ook onbeantwoord mag blijven of mag worden afgewezen. De reden voor het stellen van een vraag en wat er op korte en middellange termijn mee beoogd wordt, dient meegedeeld te worden. Voor elk antwoord wordt bedankt en men toont respect door bijvoorbeeld in te gaan op het antwoord en naar details te vragen. Vragen kunnen openend of sluitend zijn. Het resultaat hangt meer af van het antwoord dan de vraag, namelijk het gaat er om of de vraag een open of gesloten antwoord uitlokt. Sluitende vragen beperken de speelruimte van de mogelijke antwoorden. Meestal volstaat een kort antwoord en men laat verstaan wat voor antwoord verwacht wordt: ‘ja’, ‘nee’ of ‘harde feiten’. Dergelijke vragen hebben zin als je heldere informatie naar boven wil krijgen. Voorbeelden van gesloten vragen: ‘Bent u getrouwd?’, ‘Hoe oud bent u?’, ‘Bent u naar België gekomen met de wagen, het vliegtuig of de boot?’. Openende vragen geven degene die antwoordt meer ruimte bij het formuleren van een antwoord en nodigen uit tot een uitgebreider verslag en beschrijving. Dergelijke vragen worden gebruikt als men echt nieuwe informatie wil krijgen, ook informatie waarop men misschien niet had gerekend. Voorbeelden van openende vragen: ‘Hoe is uw leefsituatie?’, ‘Waarom bent u naar België gekomen?’, ‘Wat wilt u bereiken?’ Vaak is het de moeite waard om een nieuwsgierige houding aan te nemen, een houding waarmee je naar details speurt en concrete voorbeelden laat geven. Door nauwkeuriger door te vragen kan de cliënt zich de zaken ook nauwkeuriger voorstellen. Voorbeelden van doorvragen: ‘En verder?’, ’Wat schiet u nog te binnen?’, ‘Welk voorbeeld schiet u daarbij te binnen?’ Sluitende vragen worden best gesteld als je harde feiten op tafel wil krijgen en de ander wil onthouden van al te uitvoerige antwoorden. Het stellen van gesloten vragen kan bij aanvang van een gesprek dienen om de gesprekspartner het met korte antwoorden gemakkelijk te maken. Dergelijke vragen laten ook toe om noodzakelijke informatie op korte tijd te verzamelen en zorgen ervoor dat bij het thema gebleven wordt. Openende vragen zijn geschikt als men de ander wil uitnodigen eigen formuleringen en beschrijvingen te gebruiken, als men de antwoorden zo min mogelijk wil beïnvloeden en veel
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 27
uitvoerige antwoorden wil krijgen. Doorvragen is op zijn plaats als men zoveel mogelijk van de visie van de asielzoeker het ander wil horen en van zijn concrete voorstelling wil uitgaan, als men hem wil stimuleren over iets door te denken en zoveel mogelijk wil dat je allebei op dezelfde golflengte zit. Als het voorkomt dat de vragen onbeantwoord blijven, kunnen daar verschillende redenen voor zijn. Het kan voorkomen dat je je onbegrijpelijk hebt uitgedrukt of de cliënt de vraag niet goed heeft begrepen. Misschien begrijpt hij de zin van de vraag niet of is hij bang een ‘verkeerd’ antwoord te geven. Het is ook mogelijk dat hij bang is dat je iets met zijn antwoord zal doen wat hem niet bevalt of dat je het tegen hem zal gebruiken. In dergelijke gevallen kan je best je vraag herhalen of proberen de angsten en bedenkingen van de ander uit de weg te ruimen. Je legt bijvoorbeeld uit waarom je de vraag stelt. Een gesprek bestaat niet uitsluitend uit vragen en antwoorden, maar bestaat ook uit elementen als zwijgen, (af)wachten, luisteren, beamen, knikken, denken, enz. (Lichaams)taal: Het is belangrijk bewust om te gaan met de taal die wordt gebruikt op zowel verbaal als non-verbaal vlak. Vergeet niet dat 80% van onze communicatie non-verbaal is. De toon, de gebaren, de gelaatsuitdrukkingen spelen dus een belangrijke rol. Laat uit je lichaamstaal blijken dat je geïnteresseerd bent en je betrokken voelt. Probeer te vermijden een kritische of oordelende houding aan te nemen. Vermijd evenzeer om te betrokken over te komen. Blijf aandacht hebben voor het feit dat er misschien iets is dat de asielzoeker niet wil of niet kan vertellen. Probeer de asielzoeker gerust te stellen door een respectvolle houding, positieve aandacht en door de nodige tijd te nemen om informatie te geven. Wees uitzonderlijk omzichtig met de hiërarchie die in de relatie zit. Asielzoekers hebben vaak weinig macht over hun eigen leven en keuzes. Derden bij het gesprek: Gesprekken met meerderjarigen gebeuren bij voorkeur niet in aanwezigheid van andere familieleden, ook niet de echtgenoot of echtgenote, om te waarborgen dat de asielzoeker zich door die aanwezigheid niet geremd voelt om zijn of haar ware en volledige verhaal te brengen. Ook eventuele problemen binnen een familie kunnen op die manier sneller aan bod komen. Soms zal de gezinscontext echter niet toelaten dat gesprekken apart verlopen en dan moet men dit als begeleider respecteren. Personen die asielzoekers vergezellen kunnen soms, met de beste bedoelingen, aan de asielzoeker verkeerde informatie geven. Het komt erop aan dat de asielzoeker moet weten in wie hij vertrouwen moet stellen. Stel van bij het begin vragen bij het waarom van de aanwezigheid of van bepaalde interventies wanneer die storend overkomen. Aan derden kan je vragen in een andere plaats of buiten te wachten tot het gesprek achter de rug is.
28 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Minderjarigen Wat minderjarigen betreft, is het aangewezen om een vertrouwenspersoon of de voogd van de minderjarige het gesprek te laten bijwonen. Dit aspect wordt in Hoofdstuk VI verder uitgediept. Analfabeten Communiceren met analfabeten vraagt een andere aanpak. Vaak hebben deze mensen een uitstekend verbaal geheugen en daarom is het vaak aangewezen om de informatie twee keer te geven en dan te vragen om te herhalen wat je gezegd hebt. Dit maakt dat de informatie makkelijker wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen (memoriseren) en dat je zelf kan nagaan of de informatie goed is overgekomen. Verder kan je voor het maken van afspraken gebruik maken van een getekende klok waarop aangegeven wordt wanneer er iets moet worden gedaan. Pictogrammen worden beter niet gebruikt daar ze minder begrepen worden door analfabeten. Tot slot kan het meegeven van geschreven instructies positief werken, ook al kan men de tekst niet lezen, daar analfabeten groot belang hechten aan het geschreven woord en er meestal wel iemand is die hen kan helpen. Folders In de begeleiding van de procedure zijn allerlei folders voor handen die een thema verder uitdiepen of voor meer achtergrondinformatie zorgen. Ga er als begeleiding echter niet van uit dat een folder een mondelinge toelichting kan vervangen. Folders zullen ook voornamelijk gelezen worden door belezen asielzoekers en niet elke asielzoeker zal er naar terug grijpen voor informatie. Folders mogen dus enkel gebruikt worden ter ondersteuning van een verhaal, maar niet ter vervanging ervan. In de literatuurlijst is een verwijzing opgenomen naar een aantal teksten die dieper ingaan op het aanleren van communicatietechnieken bij het interviewen van asielzoekers.
4 - Als de communicatie verstoord is door psychologische problemen Hoe treed je als begeleider op wanneer je vaststelt dat de communicatie moeilijk verloopt omwille van ervaringen in het herkomst- of gastland waar de asielzoeker mee worstelt? In extreme uiterste gevallen is de communicatie verstoord omwille van dieperliggende traumatische ervaringen. Personen die een mentale of psychische schok ondergingen, kunnen moeilijkheden ondervinden om hun verhaal te vertellen. Bewust of onbewust kan er onvermogen zijn om het verhaal te vertellen omdat men de emoties die met de gebeurtenissen verbonden zijn, niet wil herbeleven. Let extra op de houding in die gevallen.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 29
Rekening houdende met mogelijke psychische problemen kan men lange stiltes, onsamenhangende verklaringen, gebeurtenissen die de asielzoeker in een heel snel tempo vertelt in een ander daglicht plaatsen. Tijdens het gesprek kan de asielzoeker de beleefde emoties ook in agressief gedrag vertalen. Probeer in die gevallen steeds kalm te blijven en maak duidelijk dat je het gesprek zal moeten afbreken indien de asielzoeker deze houding blijft aannemen. Licht een eventueel uitstel van het gesprek toe. De medewerking van de asielzoeker is noodzakelijk om een gesprek te hebben en agressief gedrag sluit dit tijdelijk uit. Omwille van psychische of psychiatrische problemen kan het doorlopen van de asielprocedure zelf soms onmogelijk zijn. Het is dus belangrijk dat psychische klachten zo snel mogelijk worden gesignaleerd en gedetecteerd. Voor een leek kan dit lastig zijn. Het zal toch vaak de hulpverlener of rechtshulpverlener zijn die een eerste inschatting moet maken van de psychische ingesteldheid van een persoon die asiel aanvraagt. Bij vermoeden van psychische klachten wordt de asielzoeker best zo snel mogelijk doorverwezen naar gespecialiseerde hulpverlening. Het is ook noodzakelijk dat een arts of specialist de bevindingen attesteert en dat de expertpsycholoog van de asielinstanties de toestand van de asielzoeker evalueert. Op pagina 91 vindt u de procedure opgenomen die in dergelijke gevallen moet worden gevolgd. De taak van de begeleider bestaat er dan in om de gespecialiseerde diensten op de hoogte te brengen van de invloed van hun interventie in op de asielprocedure en te verduidelijken waartoe de geschreven attesten dienen. De begeleider heeft bovendien de taak om de asielzoeker bij te staan in dit proces en in overleg met alle actoren de juiste ondersteuning en informatie te bieden aan de asielzoeker.
30 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ METHODIEK BEGELEIDING ]
IV METHODIEK VAN DE BEGELEIDING 1 - Inleiding Dit handboek richt zich tot iedere persoon die een asielzoeker tijdens de asielprocedure begeleidt. Heel wat mensen dragen, vanuit hun specifieke invalshoek, bij tot de procedurebegeleiding. De meeste asielzoekers verblijven in een opvangcentrum waar een maatschappelijk werker hen tijdens hun asielprocedure sociaal en administratief begeleidt en hen al dan niet uitgebreid informeert over hun situatie, hun rechten en plichten. Ook zijn er vaak ook nog andere hulpverleners die asielzoekers bijstaan in hun procedure (sociale diensten, juridische diensten, vrijwilligersgroepen, enz.). Daarnaast hebben de meeste asielzoekers een advocaat die de juridische begeleiding op zich neemt. Hoewel we in dit handboek de verzamelterm “begeleider” gebruiken, maken in dit handboek duidelijk onderscheid tussen de advocaat enerzijds en alle andere begeleiders anderzijds, of die nu juristen, maatschappelijk werkers of vrijwilligers zijn. Alle andere begeleiders duiden we aan met de term “hulpverlener”. Dit onderscheid vindt zijn grond zowel in de eigenheden van de onderscheiden beroepscategorieën (zie hiervoor pagina 17) als in een aantal pragmatische overwegingen. Bovendien heeft de asielzoeker zelf meestal een heel verschillende perceptie van de rol en de autoriteit van een advocaat dan van die van andere begeleiders. Hoewel hun rol duidelijk onderscheiden is, pleiten we voor een zo goed mogelijke samenwerking tussen advocaten en hulpverleners, vanuit de overtuiging dat beiden een even belangrijke rol spelen bij de procedurebegeleiding. Beiden hebben tegelijk echter vaak een structureel gebrek aan tijd en middelen. Wij vertrekken vanuit een model van gelijkwaardige partners die elkaar veel te bieden hebben. Het uiteindelijke doel van een goede samenwerking tussen hulpverlener en advocaat is een optimale juridische bijstand aan alle asielzoekers waarborgen, gegeven de bestaande situatie van gebrek aan tijd en middelen. Een lokale samenwerking of lokaal netwerk kan ertoe leiden dat er efficiënter met tijd en middelen wordt omgesprongen. Het meest haalbare samenwerkingsmodel is wellicht dat tussen één dienst of groep en één of meerdere advocaten. Het meest ideale model is echter dat waarin verschillende diensten of groepen, gesitueerd binnen een balie, een netwerk vormen met die balie of met alle geïnteresseerde advocaten van die balie. Onder punt 3 hieronder zullen een aantal voorbeelden van samenwerkingsmodellen worden toegelicht.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 31
2 - De actoren betrokken bij de procedurebegeleiding Een advocaat zal bijzondere aandacht hebben voor procedurele elementen. Zo zal een advocaat veel sneller bepaalde feiten laten acteren in gehoorverslagen om zo materiële bewijzen te hebben in geval van latere beroepsprocedures. Een advocaat werkt binnen een zeer strikt tijdskader. De bereidheid van een advocaat om de asielzoeker tijdens de asielprocedure te begeleiden zal aanzienlijk toenemen wanneer het dossier goed voorbereid wordt overhandigd. Hulpverleners hebben vaak een algemener zicht op de situatie van de asielzoeker. De asielprocedure is voor de hulpverlener een van de begeleidingsaspecten. Andere problemen met een meer sociale, medische of gezinsdimensie krijgen eveneens opvolging. Vanuit die eigen positie is de hulpverlener een klankbord voor allerhande vragen en kan hij optreden als tussenpersoon naar verschillende diensten toe. Veel meer dan een advocaat zal de hulpverlener een eerste luisterend oor bieden en vanuit zijn opleiding bepaalde achterliggende problemen kunnen signaleren en opvolgen. Het is hem echter niet toegestaan om de asielzoeker voor bepaalde instanties te vertegenwoordigen. Ondersteunende diensten, zoals juridische helpdesks en een helpdesk landeninformatie, kunnen geconsulteerd worden door hulpverleners en advocaten en kunnen het werk aanzienlijk verminderen. In dit hele verhaal mag de rol van de asielzoeker niet onderschat worden. In alle fasen van de procedure moet met hem overlegd worden en bekeken worden welke stappen hij nodig acht en wil zetten. Buiten de asielzoeker om beslissingen nemen komt betuttelend over en is niet aangewezen. Bedoeling is dat de asielzoeker meester blijft van zijn eigen leven en de personen die hem begeleiden hem daarin (onder)steunen. Tot slot zijn er de asielinstanties waar men niet onmiddellijk mee samenwerkt, doch kan het in bepaalde gevallen belangrijk zijn ook de asielinstanties te betrekken in de procedurebegeleiding (bijvoorbeeld in het geval van psychologische of psychiatrische problemen bij de asielzoeker). advocaat
asielinstanties
asielzoeker
hulpverlener
32 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
ondersteunende diensten
De gehanteerde methode in dit handboek heeft de bedoeling begeleiders handvaten aan te reiken die het mogelijk moeten maken de asielzoeker zo goed mogelijk te begeleiden tijdens de asielprocedure. Het spreekt voor zich dat advocaten en hulpverleners, in onderling overleg of op vraag van de asielzoeker, taken van elkaar kunnen overnemen. De aanwezigheid van de advocaat tijdens het interview bij het CGVS is zeer belangrijk. De advocaat zal zijn cliënt vergezellen tijdens dit interview. Er is uiteraard niets op tegen dat ook de hulpverlener de asielzoeker vergezelt, samen met of in de plaats van de advocaat, indien de asielzoeker dit wenst en/of belangrijk vindt. Hij heeft dan de hoedanigheid van vertrouwenspersoon en moet toelating krijgen van het CGVS om aanwezig te zijn. De aanvraag gebeurt met een speciaal formulier dat je terugvindt op de website van het CGVS (zie bijlage 3). Anderzijds zijn er taken die men moeilijk kan doorschuiven. Omwille van de techniciteit van de procedures zijn de bijstand voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de evaluatie van de elementen voor een beroep bij de Raad van State bij uitstek advocatentaken. Alle stappen die tijdens de asielprocedure nodig zijn, komen in het volgende hoofdstuk aan bod, zonder dat we prioriteiten naar voor schuiven. Het is aan de begeleider om, rekening houdende met de noden van de asielzoeker en met de beschikbare tijd, prioriteiten te stellen. Sommige stappen kunnen gecombineerd worden. Indien de asielzoeker zich zeer laat aanbiedt, zal de begeleider zich moeten behelpen met een noodscenario van te zetten stappen. Hij moet ervoor zorgen dat de rechten van de asielzoeker minimaal worden gewaarborgd. Het is wenselijk de advocaat zo vroeg mogelijk bij de begeleiding van de asielprocedure te betrekken. De advocaat speelt een doorslaggevende rol in de begeleiding van de asielzoeker voor de asielinstanties. Al te vaak roept men de tussenkomst van een advocaat pas in voor het indienen van een beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
3 - Het verwezenlijken van de samenwerking tussen de advocaat en de hulpverlener(s) We geven hieronder enkele voorbeelden van samenwerkingsmodellen:
A Samenwerkingsovereenkomst tussen het LOI van Mol en een aantal advocaten Alle advocaten van de balie van Turnhout werden in 2003 door het LOI van Mol aangeschreven met de vraag of er interesse was om samen te werken aan de opvolging van de asielprocedure van de asielzoekers die verblijven in het LOI.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 33
Met de bereidwillige advocaten werd een aantal afspraken gemaakt waarbij de rol van het LOI en van de advocaat werden afgebakend, waarbij het LOI zorgde voor informatieverstrekking, het voorbereiden van het dossier voor de advocaat en het doorlopen van een bepaald traject, en de advocaat zich beperkte tot het juridische aspect aan de hand van een voorbereid dossier. Dit systeem bleek zeer positief voor zowel de advocaten, de hulpverleners als de asielzoekers. De advocaat kon zich door de taakverdeling bezighouden met het juridische en verloor minder tijd met administratieve en praktische zaken. De begeleiders wisten op welke advocaten zij konden vertrouwen en hoefden zich geen zorgen te maken over de kwaliteit van de bijstand. De afstand tussen begeleiders en advocaten verkleinde, de wederzijdse verstandhouding verbeterde (minder misverstanden en vooroordelen), de contacten verliepen informeler, met meer arbeidsvreugde tot gevolg. Er werd efficiënter en vlotter gewerkt. Het aantal positieve beslissingen nam door deze samenwerking enorm toe. Op regelmatige basis kwamen de begeleiders en de advocaten samen om de samenwerking te evalueren en al dan niet bij te sturen.
B De samenwerking tussen de balie van Antwerpen en een netwerk van sociale diensten Een aantal organisaties heeft sinds 2003 in Antwerpen de handen in elkaar geslagen om de juridische bijstand te verbeteren. De8 – Antwerps Minderhedencentrum (vroeger De Haven), de Dienst Integratie Antwerpen, het Bureau Juridische Bijstand, de Commissie Juridische Bijstand hebben een eerstelijnspermanentie vreemdelingenrecht opgericht. Aanvankelijk bedoeld voor de vele vragen die er waren over regularisatie is het gaandeweg uitgebreid naar het ruimere vreemdelingenrecht. Twee keer per week kan iedereen er terecht voor gratis juridisch advies. Dat advies wordt verstrekt door een advocaat die zich heeft opgegeven voor de eerstelijnspool vreemdelingenadvocaten en een jurist van de8. Daar kan ook een aanstelling gebeuren voor een pro-Deoadvocaat uit een lijst van advocaten die zich hebben opgegeven voor de tweedelijnspool van vreemdelingenadvocaten. De eerste- en tweedelijnspool van vreemdelingenadvocaten lopen grotendeels samen.
34 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Ter ondersteuning van deze advocaten wordt een vormingsaanbod voorzien door de8 en de balie. De vormingen zijn toegankelijk voor advocaten, maar ook voor hulpverleners uit sociale organisaties en opvangcentra.
C Het netwerk van advocaten en hulpverleners in West-Vlaanderen Vluchtelingenwerk Vlaanderen heeft sinds 20061 contacten gelegd en overleg gehad met de Brugse, Kortrijkse en Ieperse balie om een netwerk van advocaten en hulpverleners op te richten die zich bezig houden met de begeleiding van asielzoekers. Ook werden alle mogelijk geïnteresseerde sociale diensten uit de regio aangeschreven met de vraag om deel te nemen aan dit netwerk. Sinds 2007 komen geïnteresseerde advocaten en hulpverleners op geregelde tijdstippen samen. Aan de hand van interactieve infosessies die Vluchtelingenwerk inhoudelijk verzorgt, leren advocaten en hulpverleners elkaar kennen, wisselen ze informatie uit en komen tot onderlinge (structurele) samenwerking. Vluchtelingenwerk Vlaanderen zorgt, in samenwerking met de balies of bepaalde sociale organisaties, voor de praktische ondersteuning (uitnodigingen, vergaderruimte, enz.). Sinds oktober 2009 heeft Vluchtelingenwerk Vlaanderen een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met het provinciaal integratiecentrum DeSom om dit netwerk tussen advocaten en hulpverleners te verzelfstandigen. Deze samenwerkingsovereenkomst kadert in een vernieuwd project tot bevordering van de juridische bijstand aan asielzoekers van het Europees Vluchtelingenfonds. De afstand tussen hulpverleners en advocaten verkleint, de communicatie verloopt vlotter en wederzijdse misverstanden en daaruit volgende frustraties komen minder vaak voor. Men is zich bewust van de rol die elkeen opneemt en men weet beter wat te verwachten van elkaar. Hulpverleners leren nieuwe vreemdelingenadvocaten kennen met wie zij in de toekomst willen samenwerken of naar wie zij kunnen doorverwijzen.
1 In het kader van een project van het Europees Vluchtelingenfonds
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 35
4 - Mogelijke taakverdeling tussen advocaat en hulpverlener(s) Voor een mogelijke taakverdeling tussen advocaat en hulpverlener die afspraken willen maken over structurele samenwerking inspireerden we ons op de samenwerkingovereenkomst zoals die aan het LOI van Mol wordt toegepast. Die taakverdeling hebben we aangepast aan de nieuwe asielprocedure, die sinds 2007 van kracht is, en aan de nuttige opmerkingen die we van begeleiders en advocaten hierover hebben gekregen. Het is een maximalistische benadering voor een optimale begeleiding. Afhankelijk van ieder geval is een andere taakverdeling mogelijk. In geval het beroepsgeheim aan de orde is, moet de asielzoeker zich akkoord verklaren met het uitwisselen van vertrouwelijke informatie.
Taken die worden opgenomen door de hulpverlener: ¬¬ De hulpverlener wijst op het recht op een kosteloze advocaat en benadrukt de onafhankelijkheid van een advocaat, ook al wordt hij vergoed met overheidsmiddelen. ¬¬ De hulpverlener benadrukt het belang van een waarheidsgetrouwe weergave van de feiten. ¬¬ De hulpverlener wijst de asielzoeker op de verplichting om oprecht te zijn en om originele bewijzen voor te leggen. ¬¬ De hulpverlener faxt de (vertaalde) vragenlijst van de DVZ en bijlage (bijvoorbeeld bijlage 26) zo spoedig mogelijk door naar de advocaat. Eventuele fouten in de bijlage worden rechtgezet. ¬¬ De hulpverlener wijst de asielzoeker erop dat hij best zo snel mogelijk originele documenten voorlegt die zijn vluchtverhaal of identiteit staven. De hulpverlener wijst op de noodzaak om een geloofwaardige verklaring te hebben indien hij bepaalde documenten niet kan voorleggen of kan bekomen. ¬¬ De hulpverlener licht in grote lijnen de vluchtelingenconventie, het principe van subsidiaire bescherming en de Belgische asielprocedure (met inbegrip van de principes van de Dublinverordening) toe. Hij overhandigt een schema van de asielprocedure. ¬¬ De hulpverlener vraagt de asielzoeker het vluchtverhaal op papier te zetten aan de hand van een aantal richtvragen (zie pagina 65) (1). ¬¬ De hulpverlener spoort de asielzoeker aan om zelf op zoek te gaan naar relevante informatie of documenten (1). ¬¬ De hulpverlener polst naar de redenen waarom bepaalde documenten niet kunnen worden bekomen (1). ¬¬ De hulpverlener laat het vluchtverhaal vertalen.
36 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ De hulpverlener zorgt voor een goed toegankelijk en gecentraliseerd dossier waarin kopies van alle relevante documenten, informatie en beslissingen worden gebundeld. ¬¬ De dienst van de hulpverlener is aangesloten bij Planetsearch van Vluchtelingenwerk en vraagt landeninfo op om het vluchtverhaal van de asielzoeker te staven. ¬¬ De hulpverlener regelt een afspraak bij de advocaat en regelt een tolk. (1) Geef een huiswerklijstje mee en maak duidelijke afspraken naar een volgend gesprek toe.
Taken die worden opgenomen door de advocaat: ¬¬ De advocaat neemt het dossier in ontvangst zoals dit werd voorbereid door de hulpverlener. ¬¬ Hij legt de asielprocedure uit en licht toe wat zijn rol hierin is. ¬¬ Hij geeft van zijn tussenkomst onmiddellijk kennis aan de asielinstanties. ¬¬ De advocaat bespreekt de vragenlijst van de DVZ met zijn cliënt voor het eerste interview op het CGVS. ¬¬ Aan de hand van het dossier toetst hij het vluchtverhaal aan de Conventie van Genève en de subsidiaire bescherming. ¬¬ De advocaat adviseert zijn cliënt over de sterke en de zwakke punten in het dossier. Hij maakt afspraken over hoe aan de zwakke punten kan worden verholpen (bijvoorbeeld documenten (laten) opvragen, gebeurtenissen gedetailleerder construeren, bijkomende informatie opvragen, enz.). ¬¬ De advocaat raadt het gebruik van vervalste documenten ten stelligste af. ¬¬ De advocaat bereidt het interview op het CGVS voor. ¬¬ De advocaat is aanwezig tijdens het interview voor het CGVS. Hij is waakzaam voor interactie tussen interviewer, asielzoeker en tolk. Hij neemt notities. Desgevallend vraagt hij om bepaalde zaken in het gehoorverslag te noteren. Hij maakt gebruik van de mogelijkheid om opmerkingen te maken omtrent geloofwaardigheid, het al dan niet voorhanden zijn van bewijsmateriaal, de informatie over het land van herkomst, de ‘redelijke waarschijnlijkheid’ van de gevreesde vervolging, de ‘ernst’ van het ‘risico op schade’, het verband met het vluchtelingenverdrag of de subsidiaire bescherming. Hij meldt ieder incident aan de supervisor van de dossierbehandelaar. ¬¬ Hij zorgt ervoor dat de woonstplaatskeuze goed gebeurt en wijst op het belang van de woonplaatskeuze voor de procedure. ¬¬ Hij maakt gebruik van de mogelijkheid om op het gehoor het administratief dossier op te vragen in geval van een weigeringsbeslissing.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 37
¬¬ In geval van weigeringsbeslissing gaat de advocaat onmiddellijk over tot het bestuderen van het de stukken, de elementen van de weigeringsbeslissing en het administratief dossier. ¬¬ De advocaat evalueert zo snel mogelijk of het hier een principekwestie betreft en vraagt in bevestigend geval de tussenkomst voor het BCHV (UNHCR). ¬¬ De advocaat gaat na analyse van de bestreden beslissing over tot het indienen van een verzoekschrift bij de RvV. Hij verzekert zich ervan dat alle relevante elementen worden opgenomen in het verzoekschrift en dat aan alle op straffe van onontvankelijkheid voorgeschreven vormvereisten wordt voldaan. ¬¬ De advocaat doet in geval van negatieve beslissing van de RvV een evaluatie van de elementen voor een cassatieberoep bij de Raad van State binnen een termijn van 1 week opdat een asielzoeker zich tijdig (binnen 30 dagen) kan wenden tot een andere advocaat voor een tweede advies indien de eerste advocaat van oordeel is dat er geen elementen zijn voor een procedure bij de Raad van State. ¬¬ De advocaat maakt alle relevante stukken van het dossier over aan de hulpverlener. ¬¬ De advocaat overlegt met de hulpverlener en andere externen (artsen, psychologen, schooldirectie, enz.) over de informatie die moet worden verzameld met het oog op bepaalde procedures. ¬¬ De advocaat communiceert aan de asielinstanties wanneer hij in vakantie gaat en vraagt aan de RvV om geen zittingen vast te leggen in die periode. ¬¬ De advocaat regelt een vervanger bij wie de cliënt in dringende gevallen terecht kan wanneer hijzelf met vakantie is.
38 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ PRAKTISCHE BEGELEIDING ]
V (PRAKTISCHE) BEGELEIDING BIJ HET DOORLOPEN VAN DE ASIELPROCEDURE 1 - Inleiding Om het vluchtverhaal goed in kaart te kunnen brengen is het noodzakelijk het leven van de asielzoeker te overlopen en te begrijpen. Zoals hierboven omschreven zal je je als begeleider bewust moeten zijn van de culturele verschillen, die tot misverstanden kunnen leiden. Meestal moet er een tolk aan te pas komen, wat de communicatie extra bemoeilijkt. Enige kennis over de situatie in het land van herkomst, de beschermingsstatuten en de asielprocedure in België zijn onontbeerlijk om de juiste vragen te kunnen stellen. Een asielzoeker zal er zich niet altijd bewust van zijn dat hij zaken, die voor hem vanzelfsprekend zijn, tot uiting moet brengen omdat die belangrijk zijn voor de toekenning van enig statuut. Ook het juridische kader is gecompliceerd en vereist de nodige duiding. Wat op het eerste gezicht bijvoorbeeld een economisch motief lijkt (bijvoorbeeld: ‘Er is daar geen werk voor mij.’) kan wijzen op stelselmatige discriminatie wegens het behoren tot een bepaald ras. De belangrijkste aandachtspunten hebben we per ondertitel telkens in een kader opgesomd.
2 - Het eerste gesprek De eerste stap in de begeleiding is het tot stand brengen van een minimaal vertrouwen tussen begeleider en asielzoeker. Dit is noodzakelijk om het vluchtverhaal naar boven te brengen. De vertrouwensrelatie opbouwen is een taak voor iedere begeleider. Het eerste contact legt het fundament voor de verdere begeleiding. Stel jezelf en je dienst voor en geef de grenzen aan van wat je kan bieden. Het kan nuttig zijn om voor een eerste contact informatie door te nemen van het land van herkomst. Benadruk de onafhankelijkheid van de dienst of je beroepscategorie. Wijs bovendien op de vertrouwelijkheid van de gesprekken. Maak duidelijk waar, wanneer en bij wie de asielzoeker terecht kan met vragen in verband met de procedure. Vraag hem verder iedereen die betrokken is bij de begeleiding van de asielprocedure goed op de hoogte te houden van het verdere verloop.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 39
Behalve het tot stand brengen van een vertrouwensrelatie heeft het eerste contact ook tot doel heel wat informatie over te brengen. Een van de kerntaken van de begeleider is de asielzoeker te informeren op een begrijpelijke manier. Vertrek niet vanuit de overtuiging dat de asielzoeker goed geïnformeerd is, maar vertrek vanuit de idee dat hem tot op het ogenblik dat hij jou raadpleegt zowat alles overkomen is. Verstrek de informatie en de begeleiding die de asielzoeker in staat stelt opnieuw zelf een aantal zaken in handen te nemen. Ga er niet van uit dat het geven van een informatiebrochure voldoende is. Geef altijd mondelinge toelichting bij een brochure. Een asielzoeker weet vaak niet op welke gronden hij bescherming kan bekomen. Het is niet noodzakelijk dat hij alle details van het vluchtelingenrecht kent. Toch moet de asielzoeker in grote lijnen begrijpen op grond waarvan hij bescherming kan krijgen en waarom die bescherming kan worden geweigerd. Bovendien moet een asielzoeker weten welke documenten, bewijzen of verklaringen hij moet aanbrengen om zijn vluchtverhaal te ondersteunen. Indien de asielzoeker al een eerste interview bij de DVZ heeft gedaan en hij heeft een kopie van de vragenlijst, kan je die met hem overlopen. Leg hem uit dat het nuttig is om zo snel mogelijk voor zichzelf het vluchtverhaal uit te schrijven aan de hand van een aantal richtvragen (zie pagina 65). Dit zal hem helpen bij de voorbereiding van het interview bij het CGVS. Benadruk dat dit niet zal dienen voor de asielinstanties.
Aandachtspunten: eerste gesprek ¬¬ Nagaan of de asielzoeker de Conventie van Genève begrijpt (zie verder). ¬¬ Nagaan of de asielzoeker de subsidiair bescherming begrijpt (zie verder). ¬¬ Aan de hand van het schema de volledige asielprocedure overlopen (zie bijlage 1). ¬¬ Weet de asielzoeker dat hij recht heeft op een pro-Deoadvocaat en begrijpt hij het belang van een snelle aanstelling van een advocaat? ¬¬ Heeft hij al een interview bij de DVZ gedaan en heeft hij een kopie van de vragenlijst van de DVZ? ¬¬ Beseft hij dat hij best zo snel mogelijk zoveel mogelijk originele bewijsstukken voorlegt? ¬¬ Vraag het vluchtverhaal voor te bereiden aan de hand van oriënterende vragen (zie verder). ¬¬ Brochures toelichten en meegeven. ¬¬ Afspraak maken voor een volgend gesprek ( bijvoorbeeld het vluchtverhaal uitschrijven, bewijsstukken verzamelen, enz.).
40 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
3 - Het dossier Deze taak is voor alle begeleiders. Idealiter beschikken alle begeleiders over een volledig dossier op naam van de asielzoeker. Is dit niet mogelijk, dan moet minstens de hulpverlener werk maken van een goed toegankelijk en gecentraliseerd dossier waarin alle relevante documenten, informatie en beslissingen worden gebundeld. Vaak is het immers zo dat de documenten, beslissingen, aangewende stappen, niet te reconstrueren zijn omdat de onderscheiden diensten alleen hun facet van de begeleiding bijhouden (bijvoorbeeld advocaat, dokter, OCMW, enz.). Als er in die gevallen een dringende procedure moet worden opgestart, gaat er kostbare tijd verloren in het verzamelen en interpreteren van alle relevante informatie. In het dossier bewaar je alle kopieën van documenten, beslissingen en informatie. Noteer bijzondere zaken die je tijdens het eerste gesprek zijn opgevallen. Het bijhouden in het dossier van een lijst met gemaakte afspraken verhindert dat er op dat vlak onduidelijkheden ontstaan. Indien nodig noteer je de coördinaten van derden (artsen, psychologen, schooldirectie, enz.) die eveneens bij de begeleiding zijn betrokken. Raad de asielzoeker aan ook een dossier bij te houden. Benadruk dat originele documenten goed moeten bewaard worden op een veilige plaats. Indien de asielzoeker hierom verzoekt kunnen belangrijke originele documenten ook aan de advocaat worden gegeven tegen ontvangstbewijs. Door de nieuwe opvangwet en het verloop van de opvang in twee fasen (na vier maanden verblijf in een collectieve structuur mag gevraagd worden naar een individuele opvangstructuur over te gaan) is het essentieel goede afspraken te maken over de overdacht van het proceduredossier. De hulpverlener van de structuur waaruit de asielzoeker vertrekt maakt het dossier over aan de hulpverlener van de nieuwe structuur. Indien belangrijke afspraken op til zijn of bepaalde termijnen bijna verstreken zijn is het belangrijk deze zo snel mogelijk mee te delen. Heb zeker ook aandacht voor de adreswijzigingen.
Aandachtspunten: proceduredossier Op een voorblad noteer je volgende gegevens: 1. Persoonsgegevens asielzoeker en gegevens familie binnen/buiten België 2. Gegevens van de begeleider (van belang bij overdracht dossier) 3. Gegevens van de advocaat 4. Coördinaten belangrijke contactpersonen
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 41
5. Datum aankomst België 6. Verloop van de asielprocedure 7. Ondernomen stappen buiten de asielprocedure (BCHV, regularisatieaanvraag, repatriëringsaanvraag, enz.) 8. Aan te vullen overzicht van de informatie waaruit het dossier is samengesteld: -- kopieën (vertaalde) documenten die de asielzoeker bij zich heeft -- kopie (vertaald) vluchtverhaal -- informatie over het land van herkomst -- kopie(ën) aangetekend schrijven adres van woonstkeuze -- kopie(ën) beslissing asielinstanties -- kopie beroep(en) -- kopie vragenlijst DVZ -- verslag begeleider na contacten met derden en opvolging -- (kopie) aantekeningen gemaakt van interview CGVS -- kopie administratief dossier CGVS -- relevante informatie los van asielprocedure (medische, opvang en steunverlening, familiaal, tewerkstelling, enz.) In het dossier hou je volgende informatie bij in afzonderlijke rubrieken: 1. Datum eerste contact en vervolgens volgende data contacten tussen begeleider en asielzoeker 2. Overzicht gemaakte afspraken tussen begeleider en asielzoeker en aandachtspunten
4 - De rechten en plichten van de asielzoeker Een aantal rechten en plichten van de asielzoeker zijn vervat in de Vreemdelingenwet en meer recent in de Opvangwet1. Elke asielzoeker heeft recht op juridische bijstand (recht op een pro-Deoadvocaat) en recht op begeleiding van een hulpverlener voor zover hij gebruik maakt van zijn recht op opvang.
1 De Wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (B.S. 7 mei 2007).
42 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
De asielzoeker heeft ook recht op bijstand van een tolk indien hij de taal van de procedure niet beheerst. De asielinstanties verwachten van de asielzoeker dat: ¬¬ hij de waarheid vertelt en een coherente en geloofwaardige verklaring aflegt. Waar mogelijk kan die verklaring bewezen worden met (originele) documenten. Kan hij bepaalde bewijsstukken niet voorleggen, dan moet er een aanvaardbare reden zijn. Hij is immers verplicht om in de mate van het mogelijke bewijsstukken voor te leggen. ¬¬ hij zich ervan bewust is dat tijdens de asielprocedure de bewijslast veeleer bij hem ligt. Hij moet zijn vluchtverhaal aannemelijk maken. Een persoonlijke verklaring die coherent en geloofwaardig is, kan in principe voldoende zijn om het vluchtelingenstatuut te bekomen, ongeacht het ontbreken van documenten en bewijzen. In zo’n geval moet het voordeel van de twijfel het halen. Toch is dat niet altijd zo, juist omdat de bewijslast veeleer bij hem rust. ¬¬ hij weet dat de informatie die hij geeft aan de Belgische asielinstanties strikt vertrouwelijk is. ¬¬ hij onder geen beding valse stukken voorlegt. ¬¬ hij onder geen beding een valse naam gebruikt. Zijn vingerafdrukken worden immers vergeleken via het Eurodac-systeem (zie verder). In het kader van de begeleiding wordt van de asielzoeker verwacht dat hij: ¬¬ volledige medewerking verleent; ¬¬ correct informatie verstrekt, ¬¬ bereid is om het vluchtverhaal op papier te zetten voor zichzelf en zijn begeleiders; ¬¬ zo snel mogelijk op zoek gaat naar bewijsstukken; ¬¬ de kopie van de vragenlijst die op de DVZ werd ingevuld, voorlegt (of laat voorleggen) aan de advocaat. De asielzoeker kan ook beroep doen op een tussenkomst van het BCHV (zie bijlage VIII ‘Rol van het UNHCR bij de asielprocedure’). Voor sommige asielzoekers kan het aangewezen zijn, naast de advocaat, een vertrouwenspersoon mee te nemen naar het interview op het CGVS. Dit moet wel op voorhand meegedeeld worden aan het CGVS (zie bijlage 3). Verder is het belangrijk dat de asielzoeker weet dat het nakomen van afspraken zeer belangrijk is en het niet nakomen ervan bij de asielinstanties verstrekkende gevolgen kan hebben voor het verdere verloop van de procedure.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 43
Aandachtspunten: rechten en plichten van de asielzoeker De asielzoeker heeft recht op: ¬¬ juridische bijstand. ¬¬ op maatschappelijke begeleiding (voor zover de asielzoeker in een opvangcentrum verblijft). ¬¬ bijstand van een tolk. ¬¬ de vertrouwelijke behandeling van zijn asielaanvraag. ¬¬ een vraag tot tussenkomst van het BCHV. ¬¬ het meenemen van een vertrouwenspersoon bij het CGVS. Daar tegenover staat dat de asielzoeker: ¬¬ de plicht heeft om een waarheidsgetrouwe weergave van feiten en in de mate van het mogelijk bewijzen en originele documenten dient voor te leggen (valse documenten zijn uit den boze) en een aanvaardbare reden voor het ontbreken van bepaalde bewijsstukken moet hebben. ¬¬ dient mee te werken aan de begeleiding ¬¬ de plicht heeft gemaakte afspraken na te komen.
5 - Het administratieve luik Controleer de bijlage(n) (bijvoorbeeld: bijlage 25, bijlage 26, bijlage 13, enz.) en andere documenten samen met de asielzoeker op hun juistheid en leg de functie ervan uit. Fouten kunnen steeds rechtgezet worden tijdens het interview, nadien enkel op voorlegging van geldige documenten en na afspraak op de DVZ (directie asiel, bureau RN). Het is belangrijk dat fouten zo vlug mogelijk worden rechtgezet, daar anders problemen kunnen ontstaan na de erkenning van de vluchtelingenstatus. Controleer daarom ook zeker of alle kinderen vermeld staan op de bijlage. Let op: het contacteren van ambassades of consulaten of het bekomen van administratieve stukken uit het land van herkomst en afgeleverd na de indiening van de asielaanvraag kan mogelijks door de asielinstanties worden aangegrepen als onverenigbaar met de voorgehouden vrees voor vervolging. Woonplaatskeuze: de asielzoeker is vrij om zich te vestigen waar hij wil. Hij hoeft dus geen gebruik te maken van zijn recht op opvang. Echter, bij een eventuele verhuis is het fundamenteel dat hij daar zijn begeleiders en officiële instanties (per aangetekende brief aan de DVZ en het CGVS) van op de hoogte brengt. Oproepingen, vragen om inlichtingen en kennisgevingen van de DVZ zullen naar het adres van de gekozen woonplaats gestuurd worden. Bij de asielaanvraag wordt meestal geen adres opgegeven door de
44 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
asielzoeker en wordt hij geacht woonplaatskeuze te hebben gedaan op het CGVS. Het is zeker niet aangewezen de woonplaatskeuze bij het CGVS te laten daar alle officiële documenten, gericht aan de asielzoeker, terecht zullen komen bij het CGVS, waar de asielzoeker ze moet gaan ophalen. Het CGVS waarschuwt de asielzoeker echter niet als er post voor hem is toegekomen. Inschrijving in de gemeente: het is belangrijk dat de asielzoeker zich binnen de acht werkdagen laat inschrijven in de gemeente waar hij zich heeft gevestigd. Het gemeentebestuur overhandigt na controle van de effectieve verblijfplaats een attest van immatriculatie (AI), model A (zie bijlage VI). Als hij verhuist, dient hij zich opnieuw te laten gaan inschrijven in die nieuwe gemeente.
Aandachtspunten: administratieve stappen ¬¬ documenten nakijken op juistheid. ¬¬ woonplaatskeuze bepalen. ¬¬ inschrijving in gemeente.
6 - Gronden voor bescherming Het is belangrijk dat de asielzoeker begrijpt op welke gronden hij bescherming kan bekomen en waarom die bescherming kan worden geweigerd. Het is echter niet noodzakelijk dat hij alle details van het vluchtelingenrecht kent. Hij moet wel weten welke documenten, bewijzen of verklaringen moet aanbrengen ter ondersteuning van zijn vluchtverhaal. In de volgende uiteenzetting wordt ingegaan op de kernelementen van de vluchtelingendefinitie die de begeleider in staat moeten stellen toelichting te geven bij de definitie. De basis van het vluchtelingenrecht is het vluchtelingenverdrag, de zogenaamde Conventie van Genève van 19512. In dit handboek gebruiken we de termen Vluchtelingenconventie, Vluchtelingenverdrag en Conventie van Genève door elkaar. Ze betekenen allemaal hetzelfde. Sinds 10 oktober 2006 is er nog een bijkomende beschermingsgrond gekomen. Toen werd de subsidiaire bescherming ingevoerd in het Belgische recht, ten gevolge de omzetting van een Europese Richtlijn (de zogenaamde ‘Kwalificatierichtlijn’)3. 2 Het verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het protocol van New York van 31 januari 1967. 3 Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 45
Sinds juni 2007 werd ook nog een bijzondere procedure en status ingesteld voor mensen met ernstige medische problemen, geregeld in artikel 9 ter van de Vreemdelingenwet4 (de zogenaamde procedure 9ter). Deze twee nieuwe statuten, samen met de reeds langer bestaande vluchtelingenstatus, maken dat er nu een verruimde wettelijke bescherming is voor mensen die genoodzaakt worden hun land te ontvluchten. Daarnaast kunnen er nog gronden voor bescherming geput worden uit mensenrechtenverdragen. We gaan hieronder dieper in op deze verschillende beschermingsgronden.
A Het Vluchtelingenverdrag Het Vluchtelingenverdrag van 1951 (artikel 1 A2) en het Protocol van 1967 vormen de kern van het vluchtelingenrecht. In deze verdragen zijn de vluchtelingendefinitie, het statuut van de vluchteling en de verplichtingen van de Staten gedefinieerd. De vluchtelingendefinitie maakt sinds 2004 het voorwerp uit van de ‘Kwalificatierichtlijn’, die minimumnormen bevat voor de toekenning van de vluchtelingenstatus. De vluchtelingendefinitie is sinds juni 2007 omgezet in de Belgische wetgeving, meer bepaald in artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet. De implementatie van deze Kwalificatierichtlijn verandert weinig aan het niveau van bescherming van vluchtelingen dat, in vergelijking met andere Europese landen, vrij hoog ligt. Artikel 48/3 Vreemdelingenwet begint met een verwijzing naar het vluchtelingenverdrag van 1951. Verder geeft ze een opsomming van criteria waaraan daden moeten voldoen om te kunnen spreken van daden van vervolging. Een onmisbaar en gezaghebbend instrument voor de interpretatie van de vluchtelingenconventie en dus ook van de bepaling in de wet is het Handboek van het UNHCR betreffende procedures en criteria voor het erkennen van de hoedanigheid van vluchteling5. Eveneens van belang voor de praktijk zijn de richtlijnen van het UNHCR betreffende internationale bescherming en in de jaarlijkse Conclusies van het Uitvoerend Comité van het UNHCR, waarin meer dan 50 landen zijn vertegenwoordigd, beter gekend als de ExCom Conclusies. De Conclusies worden opgesteld naar aanleiding van specifieke beschermingsvraagstukken.
4 De wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, hierna de ‘vreemdelingenwet’. 5 Handbook on procedures and criteria for determining refugee status, verder het ‘UNHCR Handboek’. Beschikbaar in het Engels, Frans, Spaans en Duits op de website www.unhcr.org.
46 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Ook al is het UNHCR Handboek formeel geen bron van recht, toch geeft het de richting aan van de interpretatie van de huidige wettelijke bepalingen6.
A.1 De vluchtelingendefinitie Artikel 1 A2 Vluchtelingenverdrag 1951: “Elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dit land niet kan of uit hoofde van bovenbedoelde vrees niet wil inroepen of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren.” Anders gesteld: Een vluchteling is een persoon die zich buiten zijn land bevindt, die internationale bescherming nodig heeft en verdient omdat hij redelijkerwijze vreest dat zijn ras, nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging of sociale groep hem een risico doet lopen op een ernstige inbreuk op de rechten van de mens in dat land en omdat de autoriteiten van zijn land hem geen effectieve bescherming kunnen of willen geven. Een persoon wordt geen vluchteling omdat hij erkend wordt als dusdanig, maar hij wordt erkend omdat hij vluchteling is. Dit is wat men noemt het declaratief karakter van de vluchtelingendefinitie7. We opteren er voor alle facetten van de vluchtelingendefinitie begrijpelijk te maken aan de hand van drie kernvragen met telkens een aantal subvragen. De “Vragenlijst vluchtverhaalanalyse voor de begeleider” in bijlage VII volgt dezelfde indeling. Voor de aanpak en inhoud inspireren we ons op de rechtsleer van de professoren specialist in het vluchtelingenrecht Jean-Yves Carlier en Dirk Van Heule (beiden uit België) en James Hathaway (Canada) en op het handboek en de richtlijnen van het UNHCR. In de literatuurlijst vind je een uitgebreid overzicht van geraadpleegde standaardwerken en teksten.
A.2 Kernvragen voor de beoordeling van de definitie Drie kernvragen zijn van belang in de beoordeling van de definitie, namelijk: ¬¬ Wat is het risico bij terugkeer? ¬¬ Is er sprake van vervolging? ¬¬ Wat zijn de bewijzen van het risico en van de vervolging?
6 De Raad van State heeft in het verleden geoordeeld dat het UNHCR Handboek, hoewel het geen bindend juridisch karakter heeft, toch tot aanbeveling strekt – RvSt nr. 115.090 van 27 januari 2003. 7 § 28 UNHCR Handboek.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 47
A.2.1 Wat is het risico bij terugkeer? Een persoon die zich op de bescherming van het Vluchtelingenverdrag beroept, moet een gegronde vrees voor vervolging koesteren. Een gegronde vrees bestaat volgens de meeste staten, waaronder België, uit een objectief (gegrondheid) en een subjectief element (vrees). Het subjectieve element verwijst naar de persoonlijke, psychische toestand van de vluchteling. Vrees duidt hierbij op een bewustzijn van het risico van vervolging in geval van terugkeer. De geestesgesteldheid van de asielzoeker is hierbij niet doorslaggevend. Het is niet belangrijk of de vluchteling al dan niet uiterlijke tekenen van die vrees vertoont. Een onderzoek naar de emotionele reactie van de vluchteling op het vervolgingsrisico is niet vereist. De Belgische asielinstanties houden in ieder geval rekening met de subjectieve elementen om de gegronde vrees te beoordelen. De geloofwaardigheid van de asielzoeker zal onderzocht worden aan de hand van de beoordeling van de subjectieve elementen. Het subjectieve element kan je als hulpverlener mee helpen onderbouwen door zoveel mogelijk gegevens die betrekking hebben op de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker te verzamelen, bijvoorbeeld het niveau van opleiding, de afkomst (stad/platteland), de professionele achtergrond, de psychologische trauma’s en andere medische diagnoses. Tijdens gesprekken kan je het waarom van bepaalde gedragingen en beweegredenen bij de asielzoeker peilen. Het objectieve element verwijst naar de gegrondheid van de vrees. De vervolging moet, rekening houdend met de situatie in het land van herkomst, aannemelijk worden gemaakt. De kernvraag is of de vluchteling veilig naar het land van herkomst kan terugkeren. Deze eerste kernvraag (wat is het risico bij terugkeer?) kan verder begrepen worden aan de hand van enkele subvragen: Is het risico actueel? (a), Waar doet het risico zich voor? (b) en Wat is de risicograad? (c) Naar gelang het antwoord op deze vragen zal al dan niet zijn aangetoond wat het risico bij terugkeer is voor de asielzoeker.
a Is het risico nog actueel (tijdselement)? Het risico bij terugkeer wordt beoordeeld op het ogenblik van de behandeling van de asielaanvraag. Het risico bij terugkeer en de gegronde vrees die de asielzoeker heeft, liggen noodzakelijkerwijze in de toekomst. Ondergane vervolging in het verleden volstaat niet altijd om erkend te worden als vluchteling. Het risico moet ook voor de toekomst aanwezig blijven. Zo zal een asielzoeker die zijn land ontvluchtte voor een bepaald regime geen actuele vrees meer kunnen aantonen als er zich op het ogenblik van de behandeling van de aanvraag een regimewissel heeft voltrokken, waardoor het risico voor hem bij terugkeer wordt opgeheven. Bijvoorbeeld: een asielzoeker ontvluchtte Irak omdat hij vervolging vreesde van het regime van Saddam Hoessein. Tijdens zijn verblijf in België
48 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
wordt het regime van Saddam Hoessein omvergeworpen. Alleen indien de asielzoeker zijn risico bij terugkeer en zijn vrees hiervoor aannemelijk maakt, kan hij in aanmerking komen voor het vluchtelingenstatuut. De Belgische asielinstanties passen dit zo toe. In dit voorbeeld maakt de asielzoeker mogelijk aanspraak op de subsidiaire beschermingsstatus, omdat er sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld in geval van een gewapend conflict (zie verder). Ook iemand die zijn land verliet om te reizen, studeren of werken, kan zich vervolgens in een situatie bevinden waardoor hij een risico loopt bij terugkeer, omdat de omstandigheden in het land van herkomst tijdens zijn afwezigheid gewijzigd zijn, de zogenaamde vluchteling ‘sur place’. Terugkomend op het aangehaalde voorbeeld zou een diplomaat die onder het Irakese Saddam-regime in België verbleef een risico kunnen lopen bij terugkeer na de machtswissel. Een andere reden waarom iemand vluchteling ‘sur place’ kan worden kan te wijten zijn aan zijn eigen gedrag buiten het land van herkomst: bijvoorbeeld iemand sluit zich in het gastland aan bij een oppositiepartij of bekeert zich tot een andere godsdienst. De beoordeling van de geloofwaardigheid van het gewraakte gedrag en de bekendheid ervan bij de autoriteiten in het land van herkomst zijn dan doorslaggevend voor de vraag of iemand vluchteling is8. Ook wanneer de omstandigheden in het land van herkomst over het algemeen zijn veranderd op zo’n wijze dat de status van vluchteling en asiel niet langer noodzakelijk zouden zijn, kunnen er voor individuele asielzoekers specifieke omstandigheden bestaan die voortdurende internationale bescherming kunnen rechtvaardigen. Een asielzoeker kan ook “dwingende redenen, voortvloeiende uit vroegere vervolging” inroepen om te weigeren beroep te doen op de bescherming van de autoriteiten van zijn land van herkomst9. Deze uitzondering is bedoeld om afwijzing van asiel en vluchtelingenstatus op grond van de veranderde situatie in het land van herkomst te vermijden omdat de vluchteling of zijn familieleden gruwelijke vormen van vervolging hebben ondergaan waardoor er van hen niet kan worden verwacht dat ze naar het land van herkomst terugkeren. Er is dan, met andere woorden, geen vrees voor vervolging in de toekomst vereist, omdat de vervolging in het verleden zodanig ernstig was waardoor deze ondergane vervolging al als voldoende grond voor bescherming wordt beschouwd. Het gaat hier bijvoorbeeld om “ex-gevangenen (van een gevangenenkamp of gewone gevangenis), overlevenden of getuigen van geweld tegen familieleden, met inbegrip van seksueel geweld, en ernstig getraumatiseerde personen.
8 Vertaald uit Guidelines on International Protection: Cessation of Refugee Status under Article 1C(5) and (6) of the 1951 Convention relating to the Status of Refugees (the « Ceased Circumstances » Clauses), 10 februari 2003. 9 Naar analogie met het artikel 1C(5) en (6) die een uitzondering bevat op de bepalingen betreffende beëindiging van de hoedanigheid van vluchteling.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 49
In dit opzicht moet ook aan kinderen speciale aandacht worden geschonken, aangezien zij dikwijls “dwingende redenen” zouden kunnen inroepen om te weigeren naar hun land van herkomst terug te keren.
b Waar doet het risico zich voor (plaats)? Tijdens de beoordeling van de asielaanvraag moet men uitgebreid aandacht besteden aan de identiteit van de asielzoeker (naam, geboortedatum, nationaliteit(en), etnische groep, plaats in het land van herkomst waar de asielzoeker het belangrijkste deel van zijn leven heeft doorgebracht) en aan de documenten die identiteit en nationaliteit staven. Het moet immers vaststaan dat de asielzoeker geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten van het land van zijn nationaliteit(en). Een begrip dat men in deze context vaak gebruikt, is het alternatief van interne vlucht of vestiging. Zo kan het gebeuren dat de gegronde vrees voor vervolging wordt aanvaard voor een bepaald deel van het land van herkomst, maar dat men meteen stelt dat er in een andere streek van datzelfde land een vluchtalternatief of vestigingsalternatief voor handen was, zodat de vluchtelingenstatus toch niet wordt toegekend. De Belgische asielinstanties roepen het intern vluchtalternatief vaak in. De volgende vragen moeten een antwoord krijgen in het onderzoek naar de plaats waar het risico zich voordoet: Bestaat er ergens in het land van herkomst de mogelijkheid om een bescherming te krijgen die het risico uitsluit om te worden vervolgd of blootgesteld aan een ernstig nadeel? Was die plaats praktisch, legaal en veilig toegankelijk? Beschikte de asielzoeker over een werkelijk intern toevluchtsoord? Was de vervolger de Staat, een privé persoon of groep? Tot waar reikte het gezag van de vervolger? Was het redelijk om van de asielzoeker te vergen dat hij zich daar vestigde? Wat waren de persoonlijke omstandigheden? Is de veiligheid en zekerheid duurzaam? Is het respect voor de mensenrechten gewaarborgd? Kan de asielzoeker economisch overleven? De vragen beperken zich niet tot het onderzoek of de asielzoeker de vlucht, ten allen prijzen, had kunnen vermijden. De beoordeling is ruimer. Was de interne oplossing een werkelijk toevluchtsoord waar er afdoende bescherming was tegen de vervolging en andere risico’s en waar de lokale omstandigheden overeenstemden met de fundamentele rechten van de mens zoals vastgelegd in internationale verdragen? Als de vervolger de staat was, is een intern vluchtalternatief binnen de landsgrenzen uitgesloten. Het intern vluchtalternatief is niet absoluut. Opdat men niet in aanmerking zou komen voor de vluchtelingenstatus, volstaat het niet dat er ergens een plaats is waar de overheid bescherming had kunnen bieden. Het alternatief moet praktisch mogelijk en toegankelijk zijn. Men moet redelijkerwijze van de asielzoeker kunnen verwachten dat hij er zich vestigt. De asielzoeker die kan aantonen dat het in zijn specifieke situatie onmogelijk zou zijn in een bepaald deel van het herkomstland opnieuw een bestaan op
50 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
te bouwen, kan geen intern vluchtalternatief worden tegengeworpen. De individuele en concrete situatie van de asielzoeker speelt hier een belangrijke rol: Wat is het opleidingsniveau? Wat is de gezinssituatie? Waaruit bestaat het sociale netwerk? Kan men terugvallen op naasten indien men verhuist? enz. Volgens de UNHCR-richtlijn van 23 juli 2003 over het intern vlucht- en vestigingsalternatief (zie literatuurlijst) rust de bewijslast in dit geval op de asielinstanties, m.a.w. indien de asielinstanties beweren dat een asielzoeker een intern vluchtalternatief had in zijn land van herkomst, moeten zij daarvan bewijzen aanbrengen. Het is niet de asielzoeker die moet bewijzen dat hij geen intern vluchtalternatief in zijn land van herkomst had, maar hij moet wel de bewijzen van de asielinstanties proberen te weerleggen. Men kan de vluchtelingendefinitie eveneens op staatlozen toepassen. Voor hen is het referentiekader het land van gewoonlijk verblijf (zie verder). Wat als iemand voor zijn aankomst in België nog in een ander land dan het land waarvan hij de nationaliteit heeft, verbleven heeft? Artikel 52 van de Vreemdelingenwet voorzag in de mogelijkheid om een vluchteling niet te erkennen wanneer er een verblijf van meer dan drie maanden was in een derde land en men dit verlaten heeft zonder vrees voor vervolging en zonder dat er een reëel risico was op ernstige schade in de zin van de subsidiaire beschermingsstatus. Deze bepaling werd door de Programmawet van 22/12/2008 uit de Vreemdelingenwet gehaald omdat het strijdig was met de artikelen 25-27 van de ‘Procedurerichtlijn’10.
c Wat is de risicograad? De vrees van de asielzoeker moet als gegrond worden beschouwd indien hij redelijkerwijze kan staven dat zijn verder verblijf in zijn land van herkomst ondraaglijk is geworden omwille van de redenen opgesomd in de vluchtelingendefinitie, of dat zijn verblijf daar ondraaglijk zou zijn omwille van dezelfde redenen indien hij teruggestuurd zou worden naar zijn land11.
10 Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de proce¬dures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus. 11 §42 UNHCR Handboek.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 51
A.2.2 Is er sprake van vervolging? Het begrip vervolging wordt niet expliciet omschreven in de vluchtelingendefinitie, maar wel in de Belgische wet. Artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet bepaalt dat daden van vervolging in de zin van artikel 1A van het Verdrag van Genève: a) ofwel zo ernstig van aard moeten zijn of zo vaak moeten voorkomen dat zij een schending vormen van de grondrechten van de mens, met name de rechten ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15.2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)12; b) ofwel een samenstel moeten zijn van verschillende maatregelen, waaronder mensenrechtenschendingen, die voldoende ernstig zijn om iemand op een soortgelijke wijze te treffen als omschreven in a). Het verbod op terugkeer, het zgn. non-refoulement beginsel, in geval van gevaar voor vrijheid of leven verwoord in artikel 33 van het Verdrag geeft een indicatie van de aard van de vervolging. Het moet gaan om daden die het leven of de vrijheid van betrokkene aantasten13. Het UNHCR Handboek houdt voor dat ernstige schendingen van mensenrechten vervolging uitmaken. Ook de Belgische asielinstanties nemen deze zienswijze aan. Mensenrechtenschendingen kunnen velerlei vormen aannemen en het is moeilijk om een gradatie te maken in de mensenrechten. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. Iedereen zal aanvaarden dat een directe (éénmalige) aantasting van het recht op leven of individuele vrijheid vervolging uitmaakt. De aantasting van het recht op arbeid zal misschien minder duidelijk met vervolging worden geassocieerd. Nochtans kan een systematische discriminatie op de arbeidsmarkt vervolging uitmaken en ertoe leiden dat het recht op leven en de individuele vrijheid evenzeer worden aangetast. We denken bijvoorbeeld aan de situatie van alleenstaande vrouwen in Afghanistan ten tijde van de Taliban. Deze vrouwen konden nauwelijks overleven omwille van het verbod op vrouwenarbeid. Om te kunnen spreken van vervolging moet het dus gaan om een inbreuk, nadeel, schade, schending van een mensenrecht dat fysisch, moreel of economisch kan zijn. Het werkelijke nadeel, of zoals het wordt ervaren, moet voldoende ernstig zijn om het gelijk te kunnen stellen aan vervolging. Deze tweede kernvraag (Is er sprake van vervolging?) kan verder begrepen worden aan de hand van volgende vier subvragen: Wat is de aard van de vervolging? (a), Wie is het slachtoffer? (b), Wie is de auteur? (c) en Wat is de reden van de vervolging? (d)
12 Artikel 15 gaat over mogelijke afwijkingen op de bepalingen in het EVRM in oorlogstijd. Geen afwijkingen zijn echter toegestaan op artikelen 2 (recht op leven), 3 (verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing), 4,1° (verbod op slavernij) en 7 (geen straf zonder wet). 13 § 51 UNHCR Handboek.
52 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
a Wat is de aard van de vervolging? Volgens artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet kan vervolging onder meer onderstaande vormen aannemen: a) daden van lichamelijk of geestelijk geweld, inclusief seksueel geweld; b) wettelijke, administratieve, politionele en/of gerechtelijke maatregelen die op zichzelf discriminerend zijn of op discriminerende wijzen worden uitgevoerd; c) onevenredige of discriminerende vervolging of bestraffing; d) ontneming van de toegang tot rechtsmiddelen, waardoor een onevenredig zware of discriminerende straf wordt opgelegd; e) vervolging of bestraffing wegens de weigering militaire dienst te vervullen, in het bijzonder tijdens een conflict wanneer het vervullen van militaire dienst strafbare feiten of handelingen inhoudt die onder de uitsluitingsgronden van artikel 55/2,§1, vallen; f) daden van genderspecifieke of kindspecifieke aard (zie verder p. 133 e.v.). Meer in het algemeen zijn volgende zaken van belang voor de beoordeling van de aard van de vervolging: Evenredigheid Net als bij de beoordeling van een mensenrechtenschending, moet men bij de beoordeling van de vervolging steeds nagaan of er een evenredigheid is tussen doel en middel. Indien de overheid bijvoorbeeld de geboorten wil beperken (kan een legitiem doel zijn), dan is gedwongen sterilisatie een middel dat niet evenredig is. Indien een overheid deserteurs zware strafrechtelijke straffen oplegt zonder mogelijkheid tot alternatieve dienst, dan is dat een onevenredig middel. Discriminatie Discriminatie staat niet automatisch gelijk aan vervolging14. Discriminatie wordt pas vervolging als het een ernstig nadeel berokkent aan de geviseerde: bijvoorbeeld ernstige beperkingen om een beroep uit te oefenen, om zijn godsdienst te belijden of om toegang te krijgen tot onderwijs. Discriminaties die op zich geen ernstig nadeel berokkenen kunnen toch een vrees voor vervolging veroorzaken indien de betrokkene een algemeen gevoel van onzekerheid omtrent zijn leven heeft. De discriminatie moet beoordeeld worden in het licht van de algemene en persoonlijke situatie. Wat is de houding van de autoriteiten van het land? Op welk vlak werd de asielzoeker reeds gediscrimineerd? 14 § 54-55 Handboek UNHCR.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 53
Strafvervolging versus vervolging Een persoon die het land van herkomst ontvlucht om zich te onttrekken aan een rechterlijke beslissing is in principe geen vluchteling15. Toch moet enige voorzichtigheid aan de dag worden gelegd. Er moet steeds nagegaan worden of de strafwet en de toepassing ervan geen deel uitmaken van een vervolging om redenen voorzien in de Vluchtelingendefinitie. Zo zal een bestraffing gelijk staan aan vervolging indien de bestraffing onevenredig is omwille van één van de vijf gronden van de vluchtelingendefinitie of indien de strafvervolging werd ingesteld omwille van één van de vijf gronden. Bijvoorbeeld verspreiding van politieke pamfletten door de oppositie verbieden en strafbaar stellen of bestraffing wegens het niet toegestane verstrekken van godsdienstonderricht. Indien een strafwet een inbreuk maakt op internationaalrechterlijk erkende en beschermde mensenrechten kan er sprake zijn van vervolging. De beoordelende asielinstantie zal de strafwet en de toepassing ervan door een bepaald land moeten toetsen aan de internationale mensenrechtenverdragen. Dienstweigering en desertie versus vervolging Dienstweigering en desertie zijn specifieke gevallen van het niet naleven van de nationale wetgeving waarop vaak een bestraffing is voorzien. Dienst weigeren of deserteren leidt niet automatisch tot vervolging. Men is niet automatisch vluchteling omdat men geen dienst wil doen. Men kan het wel worden indien er specifieke redenen zijn die ertoe leiden die dienst te weigeren rekening houdend met de gronden opgesomd in de vluchtelingendefinitie. Dienstweigering en desertie gebaseerd op religieuze overwegingen voor zover de oprechte geloofsovertuiging duidelijk blijkt en voor zover men kan aantonen dat de autoriteiten geen rekening houden met deze overtuiging kan aanleiding geven tot erkenning als vluchteling. In dit kader wordt vastgesteld dat steeds meer Staten gewetensbezwaren aanvaarden en alternatieve diensten voorzien. Indien er in het land van herkomst geen alternatieve dienst bestaat, kan een behandelende Staat daar rekening mee houden bij de toekenning van het statuut van vluchteling. Uiteraard zullen de bezwaren die de asielzoeker opwerpt onderzocht worden rekening houdend met de persoonlijkheid en het verleden van de asielzoeker16. De weigering om deel te nemen aan militaire acties zal enkel tot erkenning als vluchteling kunnen leiden indien de militaire actie veroordeeld is door de internationale gemeenschap17. Strafvervolging wegens dienstweigering en desertie zal ook vervolging uitmaken indien aangetoond wordt dat men strafvervolging riskeert die niet evenredig is met de normale
15 § 56-60 Handboek UNHCR. 16 § 167-174 Handboek UNHCR. 17 Zie artikel 48/3,e) Vreemdelingenwet.
54 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
bestraffing van dienstweigering of desertie omwille van één van de vervolgingsgronden in de vluchtelingendefinitie18.
b Wie is het slachtoffer? Slachtoffer is degene die de vervolging vreest. Is de vervolging gericht op deze specifieke asielzoeker? Hoewel de vluchtelingendefinitie niet uitdrukkelijk vermeldt dat er sprake moet zijn van een individuele vervolging wordt dit doorgaans zo geïnterpreteerd aangezien de vluchtelingendefinitie uitdrukkelijk verwijst naar elke persoon die gegronde vrees voor vervolging heeft. De vrees voor vervolging koppelen aan de persoon heeft een aantal belangrijke gevolgen. Iemand die zich beroept op de vluchtelingendefinitie zal moeten aannemelijk maken dat de vervolging een specifieke inbreuk is op zijn mensenrechten. Dit betekent dat personen die veralgemeend geweld of een oorlogssituatie ontvluchten die iedereen zonder onderscheid treft en die de reden van hun vlucht niet kunnen individualiseren en linken aan één van de vijf criteria geen bescherming genieten onder het Vluchtelingenverdrag. Ze kunnen eventueel wel onder de toepassing van de subsidiaire bescherming vallen (zie verder). Let op! Ga er niet meteen vanuit gaat dat iedere persoon die een veralgemeende geweldsituatie ontvlucht geen vluchteling onder het Verdrag kan zijn. Ook in dergelijke situaties kunnen bepaalde personen hun vrees voor vervolging zonder meer linken aan één van de vijf gronden van het Verdrag (bijvoorbeeld ze worden vervolgd als politieke tegenstander tegen de achtergrond van een gewapend conflict). Bovendien is het mogelijk dat ieder lid van een bepaalde groep, juist omdat men tot die groep of die etnie behoort, individueel de vrees voor vervolging kan aannemelijk maken. Dit was bijvoorbeeld het geval met de etnische Tsjetsjenen tijdens de burgeroorlogen tegen Rusland. Personen die tot deze etnische groep behoorden en Tsjetsjenië ontvluchtten vielen meestal onder de vluchtelingendefinitie. Het feit dat men in heel wat landen de toevlucht nam tot statuten van “tijdelijke bescherming”, en niet de vluchtelingenstatus toekende, was een politieke beslissing. Let op dat je uit dit soort beleidsbeslissingen niet verkeerdelijk afleidt dat het niet om vluchtelingen onder het Verdrag zou gaan.
c Wie is de auteur? Vervolging brengt men meestal in verband met acties waarvoor de overheden van een land verantwoordelijk zijn. De vervolging door de overheid van het land van herkomst zal in aanmerking komen als vervolging in de zin van de vluchtelingendefinitie. In die omstandigheden kan immers van bescherming door de overheid geen sprake zijn. Men moet de feitelijke houding van de overheid onderzoeken. Probeer ervoor te zorgen dat
18 Voorbeeld c) in de wet.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 55
dit punt zo grondig mogelijk wordt gedocumenteerd. Dit kan door herkomstlandenrapporten, krantenberichten over het optreden van de overheid, vonnissen, enz. Vervolging kan ook uitgaan van privé-personen of groepen van de bevolking, zoals opstandelingen, gewapende krijgsheren en racistische groeperingen. Om in aanmerking te komen voor bescherming onder het Verdrag volstaat het dat de overheid geen bescherming kan of wil bieden. De bescherming die de overheid biedt moet daadwerkelijk zijn. Het moet gaan om “redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging vormen, en wanneer de asielzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft”. De bewijslast ligt bij de asielzoeker. Het CGVS vraagt of een klacht bij de nationale overheid ingediend werd. Als dat niet het geval is, moet de asielzoeker aantonen dat een klacht nutteloos zou geweest zijn, bijvoorbeeld omdat de gerechtelijke instanties partijdig zijn.
d Wat is de reden van de vervolging? Men moet de vervolging kunnen linken aan één van de vijf gronden: ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of een bepaalde sociale groep. Het kan dat een persoon een gegronde vrees koestert voor een reële vervolging, maar indien die vervolging niet kan worden teruggebracht tot één van de vijf criteria is het Verdrag niet van toepassing. De vijf criteria stellen dus een beperking aan de bescherming tegen vervolging, geboden door het Verdrag. De subsidiaire bescherming laat echter toe ook mensen te beschermen die vrees voor vervolging inroepen die niet kunnen worden gekoppeld aan één van de vijf criteria. Desalniettemin bestrijken deze vijf criteria een zeer uitgebreid gamma aan mogelijke redenen voor vervolging. Bovendien vindt het verband niet altijd zijn oorzaak in de vervolgde persoon zelf. Het volstaat dat de vervolger één van de gronden van toepassing acht op de vervolgde. Er wordt bijvoorbeeld iemand een bepaalde politieke overtuiging toegedicht door de (vervolgende) overheid. Zo kan soms iemand worden geviseerd omdat hij een bepaalde godsdienst belijdt en omdat de overheid dit als een politiek statement aanziet. Je zal het vluchtverhaal telkens moeten beoordelen aan de hand van één van de criteria of van een samenspel van meerdere criteria. De Belgische wet19 geeft aan wat kan worden verstaan onder de verschillende criteria. We geven aan de hand van deze bepalingen een aantal voorbeelden, op het gevaar af een beperkende interpretatie naar voor te schuiven. Beschouw deze voorbeelden louter als illustratie. Voorbeelden zijn hoe dan ook altijd gedateerd. Beoordeel ieder vlucht19 Artikel 48/3,§ 4 Vreemdelingenwet.
56 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
verhaal op de eigen merites. Vermijd om, naar analogie met een of ander voorbeeld, te snel conclusies te trekken over het al dan niet van toepassing zijn van de criteria. Besteed bijzondere aandacht aan de asielaanvragen van minderjarigen en vrouwen, voor wie de toepassing van de vluchtelingendefinitie soms een ruimere interpretatie vergt. Bedenk ook dat het vluchtelingenrecht en de interpretatie van de vluchtelingendefinitie voortdurend evolueren en zich aanpassen aan de noden van veranderende tijden. In de adressenlijst vind je de verwijzing naar de website van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen waarop je heel wat rechtspraak kan raadplegen. Op de rechtspraakdatabank van VMC vind je ook heel wat rechtspraak. Ras - etnie Dit begrip moet worden geïnterpreteerd in de ruime betekenis van het woord. Het begrip ‘ras’ bevat onder meer de aspecten huiskleur, maar ook afkomst of het behoren tot een bepaalde etnische groep20. Etniciteit verwijst naar erfelijke en cultuuraspecten die worden gedeeld door een groep. Het gaat vaak, maar niet noodzakelijk, om een minderheid binnen een grotere bevolkingsgroep die om deze reden wordt geviseerd. Men beschouwt rassenvervolging als een ernstige mensenrechtenschending. Voorbeeld: Zwarten in Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid. Godsdienst Universele en Europese mensenrechtenverdragen stellen dat ieder mens recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Het begrip godsdienst omvat zowel theïstische, niet-theïstische als atheïstische geloofsovertuigingen. Vervolging op grond van godsdienst kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het verbod op een bepaald kerkgenootschap of verbod lid te zijn van een religieuze gemeenschap, om het geloof te belijden (privé en openbaar), op godsdienstig onderwijs of ernstige discriminatoire maatregelen21. Bij vervolging op grond van godsdienst zijn twee zaken belangrijk bij het onderzoek: ¬¬ Loopt men een risico voor vervolging indien men geïdentificeerd wordt als belijder van die godsdienst? ¬¬ Loopt men een risico voor vervolging van zodra men conform zijn geloofsovertuiging wenst te leven? Voorbeeld: Christenen in Iran.
20 Artikel 48/3, § 4. 21 De richtlijn van UNHCR betreffende de asielaanvragen die gebaseerd zijn op godsdienst onder Artikel 1A(2) van het Vluchtelingenverdrag (richtlijn van 28 april 2004) geeft meer details over hoe deze vervolgingsgrond zou moeten worden geïnterpreteerd en toegepast. Zie ook de rechtspraak van het EHRM in verband met artikel 9 EVRM (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst).
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 57
Nationaliteit Het begrip nationaliteit is niet beperkt tot staatsburgerschap of het ontbreken daarvan, maar omvat onder meer ook het behoren tot een groep die wordt bepaald door zijn culturele, etnische of linguïstische identiteit, door een gemeenschappelijk geografische of politieke oorsprong of door verwantschap met de bevolking van een andere staat22. Voorbeeld: Bosnische moslims en Kosovaarse Albanezen in de jaren 1990. Politieke overtuiging Een persoon die er een afwijkende politieke mening op nahoudt dan de heersende kan daardoor in veel landen het slachtoffer worden van vervolging. De meest duidelijke situatie is die waarin men een politieke mening heeft, die openbaar heeft gemaakt en waarbij de overheid op de hoogte is van die mening. Anderzijds kan ook een niet geopenbaarde politieke mening aanleiding geven tot erkenning van de vluchtelingenstatus, indien het veruitwendigen van de politieke mening automatisch tot vervolging zou leiden. Ook personen, zoals bijvoorbeeld familieleden, die worden geassocieerd met politieke activisten kunnen vervolging vrezen zonder dat zij daarom die politieke overtuiging moeten delen. Het begrip politieke overtuiging houdt volgens de wet onder meer in dat de betrokkene een opvatting, gedachte of mening heeft betreffende een aangelegenheid die verband houdt met de in de wet bepaalde actoren van vervolging (de staat, maar ook partijen, organisaties en zelfs niet-overheidsactoren) en hun beleid of methoden, ongeacht of de asielzoeker zich in zijn handelen door deze opvatting, gedachte of mening heeft laten leiden. Voorbeeld: politiek actieve Koerden uit Turkije. Sociale groep23 Een groep wordt volgens de wet geacht een ‘sociale groep’ te zijn als onder meer: ¬¬ leden van de groep een aangeboren kenmerk vertonen of een gemeenschappelijke achtergrond hebben die niet gewijzigd kan worden, of een kenmerk of geloof delen dat voor de identiteit of de morele integriteit dermate fundamenteel is, dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven, EN
22 Artikel 48/3, § 4, c). 23 In de richtlijn van het UNHCR betreffende “behoren tot een bepaalde sociale groep” onder Artikel 1A(2) van het Vluchtelingenverdrag (richtlijn van 7 mei 2002) (zie literatuurlijst) wordt een bepaalde sociale groep omschreven als “een groep van personen die een gemeenschappelijk kenmerk delen anders dan het risico om vervolgd te worden, of die als groep worden waargenomen door de gemeenschap. Dit kenmerk zal vaak zijn aangeboren, onveranderlijk, of overigens fundamenteel voor de identiteit, het bewustzijn of de uitoefening van de mensenrechten.
58 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ de groep in het betrokken land een eigen identiteit heeft omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd. Het begrip sociale groep is een bijzonder ruim op te vatten vervolgingsgrond die de nodige flexibiliteit toelaat in verschillende en evoluerende maatschappelijke contexten. Voorbeelden: ¬¬ Vrouwen die een wrede of onmenselijke behandeling zouden ondergaan omdat ze de sociale zeden van de gemeenschap waarin zij leven hebben overtreden24, bijvoorbeeld een op overspel betrapte vrouw. ¬¬ Homoseksuelen in landen waar homoseksualiteit leidt tot een effectieve strafvervolging of ernstige discriminatie, bijvoorbeeld in streng islamitische landen. ¬¬ Onbesneden meisjes in Guinée.
A.2.3 Wat zijn de bewijzen van het risico en van de vervolging? Wat betreft de bewijzen van de vervolging en van het risico bij terugkeer, onderzoeken we volgende elementen: de bewijslast en de bewijsmiddelen.
a Moeten het risico en de vervolging bewezen worden? De asielzoeker heeft de plicht de waarheid te vertellen en moet alle elementen in een geloofwaardige en samenhangende verklaring naar voor brengen, vrij van fundamentele tegenstrijdigheden. De bewijslast rust in beginsel op de asielzoeker25. De bewijslast gaat niet zo ver dat de asielzoeker moet aantonen dat de gevreesde vervolging ook effectief zal plaatsvinden. Het bestaan van objectieve feiten die bewijzen dat er aanleiding is tot de redelijkerwijze te verwachten vervolging volstaat. In veel gevallen zal het voor de asielzoeker echter onmogelijk zijn om bewijzen van de feiten te leveren. In de praktijk wordt de bewijslast, die aanvankelijk op de asielzoeker rust, verschoven naar een “gedeelde bewijslast”: door de asielzoeker en de beoordelende instantie in die zin dat de beoordelende instantie de pertinente feiten helpt vast te stellen en te evalueren op basis van de informatie waarover de beoordelende instantie beschikt. De behandelende instantie moet de verklaring vergelijken met algemeen beschikbare informatie en natrekken waar nodig. Het CGVS onderzoekt de informatie door beroep te doen op hun informatiedienst (CEDOCA). Die maakt algemene landenrapporten en stelt richtlijnen op door informatie te verzamelen bij Belgische ambassades, herkomstlandenrapporten van internationale or24 Zie Excom Conclusie nr 39 (1985) (k). 25 UNHCR Handboek §196.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 59
ganisaties en NGO’s, door zelf missies uit te sturen of door met experten in de landen van herkomst samen te werken. De rapporten en richtlijnen van CEDOCA zijn niet openbaar. Het administratief dossier bevat af en toe stukken uit CEDOCA-rapporten. Men kan vaststellen dat er in de Belgische asielprocedure meer dan een gelijk verdeelde bewijslast op de schouders van de asielzoeker rust. De asielzoeker lijkt een eerder zware bewijslast te hebben. Een asielzoeker doet er dan ook goed aan zo snel mogelijk alle bewijsmiddelen over te maken. Bij de materiële onmogelijkheid om de feiten te bewijzen volstaan de eigen verklaringen van de asielzoeker voor zover die samenhangend en geloofwaardig zijn. In dit geval kent men het voordeel van de twijfel toe aan de asielzoeker26. Men moet er wel rekening mee houden dat de asielzoeker zich misschien niet alle feitelijke details kan herinneren of die niet nauwgezet kan verhalen of dat hij feiten kan verwarren. Het is mogelijk dat een asielzoeker omwille van de traumatische ervaringen die hij heeft meegemaakt, hij niet vrijuit durft of kan spreken of dat omwille van de verlopen tijd of de intensiteit van de gebeurtenissen, hij vaag of onnauwkeurig is bij het geven van data, plaatsen en andere details. Bij de uiteindelijke beoordeling van de geloofwaardigheid moet men rekening houden met de onmogelijkheid om zich alle gegevens of minder belangrijke gegevens te herinneren of die weer te geven. Minder belangrijke tegenstrijdigheden, onbelangrijke vaagheden of onjuiste verklaringen die niet van wezenlijk belang zijn, zouden niet mogen worden gebruikt als beslissende factoren.27 Voor zover de verklaringen samenhangend en geloofwaardig zijn, wordt in geval van twijfel het voordeel van de twijfel aan de asielzoeker gegund.
b Met welke bewijzen kan men het risico en de vervolging aantonen? Waar mogelijk kan de asielzoeker zijn verklaringen aanvullen met (bij voorkeur originele) materiële bewijsstukken. Materiële bewijsmiddelen kunnen bestaan uit: paspoort en reisdocumenten , officiële documenten, een vonnis van een rechtbank, een aanhoudingsmandaat, krantenartikels, landeninformatie (zie hieronder pagina 61) waar relevante informatie voor de asielzoeker in staat, schriftelijke en mondelinge getuigenissen, een attest van een advocaat of van een mensenrechtenorganisatie. Het kan relevant zijn om bewijzen voor te leggen van problemen die anderen (familieleden of personen met een gelijkaardig profiel) hebben gehad. Dit geldt ook voor gegevens van familieleden (en anderen met gelijkaardig profiel) die in België of elders de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming hebben gekregen.
26 UNHCR Handboek § 203-204. 27 Richtlijn van UNHCR “Note on Burden and Standard of Proof in Refugee Claims”, 16 december 1998.
60 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
A.3 Uitsluitingsgronden In het Vluchtelingenverdrag zijn een aantal uitsluitingsgronden voorzien28. Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag stelt dat de vluchtelingenstatus niet toegekend wordt aan personen die: ¬¬ zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven tegen de menselijkheid; ¬¬ een ernstig niet-politiek misdrijf hebben gepleegd; ¬¬ zich schuldig hebben gemaakt aan handelingen in strijd met de doelstellingen van de Verenigde Naties (VN). Aanzetten tot of anderszins deelnemen aan deze misdrijven of daden volstaat om iemand uit te sluiten. Misdaden tegen de menselijkheid worden gedefinieerd in artikel 7 van het Statuut van het Internationaal Strafhof29. Het gaat om volgende handelingen, op voorwaarde dat ze gepleegd werden in het kader van een algemene of systematische aanslag op de burgerbevolking: moord, uitroeiing, slavernij, deportatie, gevangenneming, foltering, verkrachting of seksueel geweld, groepsvervolging, gedwongen ‘verdwijning’, misdaden van apartheid en andere onmenselijke behandeling. Het kan voldoende zijn dat er ‘ernstige redenen zijn om te vermoeden dat’ de kandidaatvluchteling betrokken was bij deze misdrijven. Als iemand een functie bekleedde binnen een organisatie die zich schuldig maakte aan dergelijke misdrijven, hoeft dat geen voldoende betrokkenheid te betekenen.
A.4 Herkomstlandeninformatie Via het internet is het mogelijk de landenrapporten van de overheden van andere Europese landen of van internationale organisaties en NGO’s te raadplegen via www.unhcr. org of www.refworld.org of www.ecoi.net. Je kan ook contact opnemen met de dienst Planet Search van Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Via een zeer gespecialiseerde databank kan Planetsearch gedetailleerde informatie geven over gebeurtenissen, data, plaatsen, partijen, groeperingen, instellingen, wetgeving opzoeken, en dit tot zeer ver terug in de tijd. Ook meer algemene informatie over het verloop van een conflict, etnische spanningen, religieuze vervolgingen, enz. kan op vraag worden verkregen.
28 Artikel 1 D, E en F. 29 Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 17 juli 1998, goedgekeurd bij Wet van 25 mei 2000 (B.S. 7 oktober 2003)
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 61
Je betaalt een jaarabonnement voor een onbeperkt aantal vragen of per opdracht. Voor meer info: zie www.vluchtelingenwerk.be. Je kan ook zelf aan de slag om relevante landeninfo te verzamelen. Er zijn zeer gebruiksvriendelijke websites waaronder www.ecoi.net en www.refworld.org. ECOI.net staat voor European Country of Origin Information Network en wordt gecoördineerd door ACCORD (Austrian Centre for Country of Origin and Asylum Researchand Documentation). Zij publiceren actuele en publiekelijk beschikbare COI, met een focus op bruikbare informatie bij asielprocedures en aanvragen tot internationale bescherming. Je vindt er rapporten van NGO’s, overheden en internatonale organisaties, nieuwsberichten, geografische kaarten en nationale wetgevingen. De meeste documenten zijn in het Engels, maar sommige zijn ook beschikbaar in het Frans en het Duits. Refworld, onder het beheer van UNHCR, bevat een enorme verzameling van rapporten m.b.t. situaties in herkomstlanden en het internationaal en nationaal juridisch kader, alsook beleidsdocumenten en standpunten. De geselecteerde informatie is een compilatie van documenten afkomstig van UNHCR’S mondiaal netwerk van field offices, overheden, internationale, regionale en niet-gouvernementele organisaties, academische instellingen en gerechtelijke organismen.
A.5 Informatie voor de asielzoeker In bijgevoegde kaderstuk vind je een model van beknopte uiteenzetting van het Vluchtelingenverdrag zoals je die aan de asielzoeker zou kunnen overbrengen.
Vluchtelingendefinitie: “Elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dit land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren.” De begeleider kan de vluchtelingendefinitie uitleggen door stil te staan bij een aantal elementen hieruit. De vrees van de asielzoeker moet als gegrond worden beschouwd wanneer hij redelijkerwijze kan staven dat zijn verder verblijf in zijn land van herkomst voor hem ondraaglijk is geworden omwille van de redenen opgesomd in de vluchtelingendefinitie, of dat zijn verblijf daar omwille van dezelfde redenen ondraaglijk zou zijn indien hij naar zijn land teruggestuurd wordt.
62 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Gegronde vrees De vrees moet steunen op objectieve elementen en moet kunnen worden gerelateerd aan de algemene situatie in het land van herkomst. De vrees verwijst ook naar een subjectieve emotie waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijkheid van de asielzoeker en de wijze waarop die omgaat met het risico in het land van herkomst. De vrees wordt beoordeeld op het ogenblik van de behandeling van de asielaanvraag. De vrees moet actueel zijn ten tijde van de beoordeling. Vervolging Vervolging kan omschreven worden als een inbreuk op iemands mensenrechten (fysisch, moreel of economisch) die voldoende ernstig en die niet te rechtvaardigen is. Discriminatie op zich is geen vervolging. Een opeenhoping van discriminatoire maatregelen kan wel een vervolging vormen. Strafvervolging staat niet gelijk aan vervolging, tenzij de strafvervolging onevenwichtig zwaar is. Vervolgingsgronden: ras, godsdienst, nationaliteit, sociale groep, politieke overtuiging. Ras-etnie: Dit begrip moet worden begrepen in de ruime betekenis van het woord. Het begrip ‘ras’ omvat onder meer het aspect huidskleur, afkomst en het behoren tot een bepaalde etnische groep. Etniciteit verwijst naar erfelijke en cultuuraspecten die eigen zijn aan een groep. Het gaat vaak, maar niet noodzakelijk, om een minderheid binnen een grotere bevolkingsgroep die om deze reden wordt geviseerd. Rassenvervolging wordt beschouwd als een ernstige mensenrechtenschending. Voorbeeld: Zwarten in Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid Godsdienst: Vervolging op grond van godsdienst kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het verbod van een bepaald kerkgenootschap of het verbod om lid te zijn van een religieuze gemeenschap, om het geloof te belijden (privé en openbaar), van godsdienstig onderwijs of ernstige discriminatoire maatregelen. Het begrip godsdienst omvat zowel theïstische, niet-theïstische en atheïstische geloofsovertuigingen. Voorbeeld: Christenen in Iran Nationaliteit: Aangezien de meeste staten natiestaten zijn, verwijst het begrip nationaliteit in het Verdrag niet naar het begrip staatsburgerschap, maar wel naar het lidmaatschap van een bepaalde groep die wordt bepaald door een culturele, geografische, etnische of taalkundige identiteit, door een gemeenschappelijke geografische of politieke oorsprong of door verwantschap met de bevolking van een andere staat. Voorbeeld: Bosnische moslims en Kosovaarse Albanezen in de jaren ‘90 Sociale groep: Een groep van personen die een gemeenschappelijk kenmerk delen anders dan het risico om vervolgd te worden, of die door de maatschappij als groep met een eigen identiteit wordt gezien. Dit kenmerk zal vaak zijn
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 63
aangeboren, onveranderlijk, of overigens fundamenteel voor de identiteit, het bewustzijn of de uitoefening van de mensenrechten. Voorbeeld: vrouwen in Guinée die vrezen voor genitale verminking Politieke overtuiging: Een persoon die een afwijkende politieke overtuiging heeft dan de heersende kan daardoor in veel landen het slachtoffer van vervolging worden. De politieke overtuiging kan, maar moet niet noodzakelijk openbaar zijn gemaakt. Indien de niet geopenbaarde politieke mening automatisch tot vervolging zou leiden, kan dit aanleiding geven tot erkenning als vluchteling. Vaak moeten personen (familieleden of anderen) die geassocieerd worden met politieke activisten, vervolging vrezen, zonder dat zij noodzakelijk die politieke mening delen. Voorbeeld: Politiek actieve Koerden Zich buiten het land bevinden Dit is een absolute voorwaarde. Aan deze voorwaarde is voldaan op het moment dat de asielzoeker in België asiel aanvraagt na zijn land te zijn ontvlucht. Men kan ook vluchteling worden tijdens een verblijf in het buitenland door een gewijzigde situatie in het land van herkomst (vb. staatsgreep), hoewel men het land niet verliet als vluchteling. Dit kan ook door activiteiten ondernomen in het buitenland (oppositie, bekeren tot een andere godsdienst) voor zover de autoriteiten van het land van herkomst op de hoogte zijn van die activiteiten en die activiteiten niet dulden. Geen bescherming kunnen of willen inroepen De asielzoeker moet aantonen waarom de autoriteiten van het herkomstland geen bescherming konden bieden of waarom hij, gezien de vrees voor vervolging, geen bescherming kon/wou vragen aan die autoriteiten. Niet kunnen terugkeren omwille van de vrees De asielzoeker moet aantonen welk risico hij loopt in geval van terugkeer.
Vraag de asielzoeker het vluchtverhaal op papier te zetten aan de hand van een aantal oriënterende vragen (zie kader hieronder): Alle meerderjarige leden van een familie doen dit best afzonderlijk. Je kan een aantal oriënterende vragen meegeven aan de hand waarvan de asielzoeker het verhaal structureert: persoonsgegevens, reisroute, reden voor de vlucht, reden waarom men niet terug kan of wil. Het vluchtverhaal en alle documenten worden best vertaald in de taal van de asielprocedure via een vertaler op de lijst van het BJB (advocaat) of via een vertaalbureau (asielzoeker).
64 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Richtvragen en aandachtspunten voor de asielzoeker bij het uitschrijven van het vluchtverhaal: ¬¬ Het uitschrijven van het vluchtverhaal zal hem helpen het vluchtverhaal meerdere keren op dezelfde gestructureerde, chronologische en gedetailleerde wijze te vertellen. De asielinstanties hechten hieraan heel veel belang, het maakt deel uit van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van het vluchtverhaal. ¬¬ Niet alleen zal het de asielzoeker helpen zijn herinneringen te structureren, het zal ook een hulp zijn voor de hulpverlener en de advocaat. ¬¬ Geef mee dat de asielzoeker best niet te lang wacht met het uitschrijven van zijn vluchtverhaal. Zodoende is er eventueel meer tijd om een vertaling ervan te laten maken naar het Nederlands of het Frans. Het uitschrijven van een vluchtverhaal dient niet voor afgifte aan de asielinstanties. ¬¬ Het verhaal kan uitgeschreven worden aan de hand van de drie onderliggende vragen: Wie ben je? ¬¬ Uit welk land kom je? In welke stad/gemeente heb je gewoond? -- Wie zijn je ouders? Welk beroep hadden je ouders? -- Welke studies heb je gevolgd? Welk diploma heb je? -- Heb je gewerkt? Waar heb je gewerkt? -- Waar zijn je naaste familieleden? Heb je familieleden die erkend vluchteling zijn? Heb je familieleden die subsidiaire bescherming hebben gekregen? Waarom ben je je land ontvlucht? ¬¬ Welke problemen heb je gehad ? Wat waren de redenen voor die problemen? -- Werd je door de politie, het leger of de geheime dienst vervolgd? -- Heb je bescherming gevraagd aan de autoriteiten? Indien niet, was daar een reden voor? Aan wie/welke instantie vroeg je eventueel bescherming ? Hebben zij je kunnen helpen? -- Is er een gewapend conflict aan de gang in je land? -- Loop je gevaar in je land? Wat denk je dat er zal gebeuren als je zou (moeten) terugkeren naar je land van herkomst? ¬¬ Tip: Maak duidelijk dat je persoonlijk werd bedreigd en/of vervolgd (dus niet enkel de groep waartoe je behoorde). Maak duidelijk in hoeverre jij persoonlijk gevaar loopt in geval van terugkeer. Dit geldt ook in een situatie van veralgemeend, willekeurig geweld. Als je je verhaal vertelt, geef dan zoveel mogelijk details en hou zeker geen informatie achter om het de asielinstan-
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 65
ties mogelijk te maken je vrees voor vervolging in verband te brengen met één van de redenen die worden opgesomd in de Vluchtelingendefinitie: ras, godsdienst, nationaliteit, behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. ¬¬ Tip: Indien je geen problemen hebt gehad met de autoriteiten, maar met andere groepen of personen, vermeld dan aan welke autoriteiten je bescherming hebt gevraagd. Indien je geen bescherming van de autoriteiten kon inroepen, vermeld dit dan duidelijk en vermeld ook de reden waarom. Hoe ben je gevlucht? -- Wanneer ben je uit je land vertrokken? -- Hoe ben je vertrokken? -- Waarom op die manier? -- Welke landen heb je doorkruist? -- Wanneer en hoe ben je in België aangekomen? ¬¬ Tip: Bouw ook hier weer je verhaal chronologisch op: ‘eerst van herkomst naar land X, dan van land X naar land Y,…’ ¬¬ Geef mee dat de asielzoeker best zo snel mogelijk bewijsstukken verzamelt, bij voorkeur originele. Faxen en kopies zullen zelden of nooit als voldoende bewijskrachtig worden beschouwd omdat ze manipuleerbaar zijn. Ze zijn hoogstens een begin van bewijs. Hij dient zoveel mogelijk documenten te verzamelen die zijn identiteit en zijn vluchtverhaal ondersteunen. Ondersteunende documenten kunnen zijn: paspoort, identiteitskaart, rijbewijs, vliegticket, diploma, werkbewijs, bewijs van eigendom(men), lidkaart(en) van beweging(en), veroordelingen, enz. Indien hij deze documenten niet bij zich heeft, ga dan na of hij er kan aankomen via familie of vrienden in het land van herkomst. ¬¬ Documenten worden best zo snel mogelijk voorgelegd. Als het niet direct gebeurt of als er geen bewijsstukken kunnen worden voorgelegd, zullen de asielinstanties hiervoor een verklaring vragen.
66 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Aandachtspunten: voor de hulpverlener ¬¬ De hulpverlener geeft richtlijnen mee voor het schrijven van het vluchtverhaal. Zie boven en eventueel de vragenlijst vluchtverhaalanalyse voor de begeleider in bijlage VII. ¬¬ De hulpverlener bekijkt eventueel met de asielzoeker hoe het vluchtverhaal kan vertaald worden. ¬¬ Hij neemt het volledige verhaal door, samen met de asielzoeker. ¬¬ Hij spoort de asielzoeker aan om zo snel mogelijk originele documenten en bewijzen voor te leggen, en om zelf op zoek te gaan naar relevante documentatie. Tegelijk vraagt de begeleider zelf relevante documentatie op bij een dienst voor herkomstlandeninformatie. ¬¬ Hij maakt het hele pakket over aan de advocaat van de asielzoeker met een begeleidende brief die de ondernomen initiatieven toelicht. Het spreekt voor zich dat dit enkel gebeurt mits toestemming van de asielzoeker zelf.
Aandachtspunten: voor de advocaat ¬¬ De advocaat neemt het dossier door en gaat na welke vragen uit de “Vragenlijst vluchtverhaalanalyse voor de begeleider” (zie bijlage VII) relevant zijn in dit specifieke geval. ¬¬ Aan de hand van de relevante vragen maakt hij uit welke aspecten van het vluchtverhaal vragen om aanvulling of verdieping. ¬¬ In een gesprek met de asielzoeker bespreekt hij deze aspecten om de asielzoeker het verhaal te laten aanvullen en verdiepen. Hij gaat in op de sterke en zwakke punten van het relaas en maakt eventuele tegenstrijdigheden bespreekbaar. Eventueel worden nieuwe afspraken gemaakt om bepaalde gebeurtenissen meer in detail te bespreken. Indien blijkt dat de asielzoeker de waarheid niet vertelt, wijst de advocaat hem op het belang ervan. Hij raadt het gebruik van vervalste documenten ten stelligste af. ¬¬ De advocaat gaat met de cliënt na hoe documenten en bewijzen bekomen kunnen worden indien die niet voorhanden zijn. Hij zet de asielzoeker aan om deze te verwerven of zet zelf de nodige stappen hiertoe. ¬¬ De advocaat maakt een evaluatie van het vluchtverhaal vanuit drie vragen: -- Zijn alle elementen voorhanden om de asielinstanties toe te laten het vluchtverhaal te toetsen? -- Zijn alle haalbare bewijzen en documenten aanwezig? Zijn er coherente verklaringen voor het eventuele ontbreken van documenten of bewijzen?
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 67
-- Is de asielzoeker in staat om het vluchtverhaal op een coherente, gedetailleerde en geloofwaardige manier te uiten? ¬¬ De advocaat evalueert of een advies aan het UNHCR of het BCHV moet worden gevraagd. Zij hebben een wettelijk omschreven adviesbevoegdheid. De DVZ en het CGVS moeten motiveren waarom zij afwijken van een advies van UNHCR of BCHV (artikel 57/23bis Vreemdelingenwet). Het UNHCR of BCHV kan op ieder moment van de procedure een advies verlenen of tussenkomen zolang het dossier niet hangende is bij de RvV. Een advies kan een nieuw element uitmaken voor een volgende asielaanvraag. De procedure die je moet volgen om een advies te verkrijgen vind je als bijlage VIII. Een uitgebreide lijst met mogelijke vragen die kunnen worden gesteld tijdens het interview op het CGVS vind je in bijlage VII (vragenlijst voor de begeleider).
B Subsidiaire bescherming De subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend aan de vreemdeling die niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus, die niet in aanmerking komt voor een verblijf op grond van medische redenen (zie pagina 70), en die kan aantonen een reëel risico te lopen op ernstige schade in geval van terugkeer naar zijn land van herkomst. Ernstige schade kan zijn: a) doodstraf of executie; b) foltering of onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing; Een onmenselijke of vernederende behandeling is een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. c) ernstige bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Enkel burgers (niet-strijders) uit landen waar er een georganiseerd, aanhoudend intensief gewapend conflict daadwerkelijk aan de gang is zullen op deze beschermingsgrond een beroep kunnen doen. In geval van twijfel of iemand een burger is, moet hij als burger worden beschouwd. In de praktijk leidt de interpretatie van het begrip burger tot moeilijkheden. Zowel interne als internationale conflicten komen in aanmerking. Bepaalde ongeregeldheden zullen echter niet in aanmerking komen (aanslagen op gebouwen, geweld door criminele bendes, een algemene of stelselmatige schending van de mensenrechten, massale arrestaties, het uitroepen van de noodtoestand, terroristische aanslagen die niet aanhoudend gepleegd en niet een bijzonder intensief karakter hebben, enz.
68 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen zal geval per geval moeten oordelen of er sprake is van een gewapend conflict. Het moet in ieder geval gaan om een ernstige bedreiging van de persoon of het leven van de burgers. Recente rechtspraak30 benadrukt dat: a. het voldoende is aan te tonen dat de algemene situatie bedreigend is voor de gehele bevolking van een land; b. het niet noodzakelijk is dat er een groot aantal burgerslachtoffers vallen vooraleer er subsidiaire bescherming kan worden toegekend; c. zelfs een klein risico voldoende is om te komen tot een mogelijke schending. Het statuut wordt dus enkel toegekend wanneer noch de vluchtelingenstatus, noch een verblijfsrecht op grond van artikel 9ter kan toegekend worden (subsidiair) Men moet aantonen dat men omwille van dit risico op ernstige schade niet kan terugkeren naar het land van herkomst De subsidiaire bescherming is er gekomen na omzetting van de ‘Kwalificatierichtlijn’. Het was noodzakelijk om deze aanvullende bescherming te voorzien omdat de nood aan bescherming niet altijd gekoppeld kan worden aan één van de vijf vervolgingsgronden voorzien in het Verdrag. Willekeurig geweld valt onder het toepassingsgebied van de subsidiaire bescherming voor zover de persoon die de bescherming inroept aannemelijk kan maken dat er een ernstig en reëel risico bestaat dat hij eraan bloot zal worden gesteld bij terugkeer zonder dat dit noodzakelijk te herleiden is tot de sociale groep, een ras of één van de andere criteria van het Vluchtelingenverdrag. Hoewel de subsidiaire bescherming ruimer is dan enkel voor mensen die oorlog ontvluchtten, worden in de praktijk de meeste toekenningen van de subsidiaire bescherming voor deze grond gegeven. Zo was het overgrote deel van de subsidiair beschermden in 2008 afkomstig uit de conflictgebieden Irak, Afghanistan en Somalië. De reden is dat de Belgische asielinstanties een relatief ruime toepassing maken van de vluchtelingendefinitie, waardoor het toepassingsgebied voor de subsidiaire bescherming relatief beperkt blijft. Sommige mensen worden, net als bij de vluchtelingenstatus, uitgesloten van deze bescherming. Het gaat om mensen die zeer ernstige misdrijven hebben gepleegd of er aan hebben deelgenomen. Het gaat onder meer om misdrijven tegen de vrede, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, enz. (zie hoger). In bijgevoegde kaderstuk vind je een model van beknopte uiteenzetting van het subsidiaire beschermingsstatuut zoals je die aan de asielzoeker zou kunnen overbrengen.
30 Zie VBC 13 december 2006, tweede Nederlandstalige kamer VB/06-1421/W12.171/SB4; RvS 167.754 van 13 februari 2007 en RvV nr 2940 en 2939 van 23 oktober 2007.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 69
Definitie subsidiaire bescherming: De subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend aan de vreemdeling die niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus, die niet in aanmerking komt voor een verblijf op grond van medische redenen, en die kan aantonen een reëel risico te lopen op ernstige schade in geval van terugkeer naar zijn land van herkomst. Ernstige schade kan zijn: a) doodstraf of executie; b) foltering of onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing; c) ernstige bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Het statuut wordt dus enkel toegekend wanneer noch de vluchtelingenstatus, noch een verblijfsrecht op grond van artikel 9ter kan toegekend worden (subsidiair). De asielzoeker moet aantonen dat hij omwille van dit risico op ernstige schade niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst. In de praktijk zijn de meeste toekenningen van de subsidiaire bescherming voor mensen die niet terugkunnen omwille van een gewapend conflict in hun land. Sommige mensen worden uitgesloten van deze bescherming. Het gaat om mensen die zeer ernstige misdrijven hebben gepleegd of er aan hebben deelgenomen. Het gaat onder meer om misdrijven tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid, enz. Wijs de asielzoeker die zijn land ontvlucht omwille van een gewapend conflict er op dat hij mogelijkerwijs veel geografische kennisvragen zal moeten beantwoorden.
C Artikel 9ter van de Vreemdelingenwet De vreemdeling die in België verblijft en op zodanige wijze lijdt aan een ziekte dat deze ziekte een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke en vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of zijn land van verblijf, kan een machtiging tot verblijf krijgen. Deze vreemdeling wordt uitdrukkelijk uitgesloten van subsidiaire bescherming, maar zal via een andere procedure verblijfsrecht verkrijgen. In bepaalde gevallen is het terugstu-
70 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
ren van ernstig zieke mensen naar hun land van herkomst immers strijdig met artikel 3 EVRM. Een aanvraag 9ter voorziet in een specifieke procedure voor vreemdelingen die een verblijfsmachtiging wensen te verkrijgen om medische redenen. De modaliteiten en vormvoorschriften van de aanvraag worden geregeld door het KB van 17 mei 200731. Een aanvraag 9ter wordt rechtstreeks ingediend bij de dienst humanitaire regularisaties - 9ter van de Dienst vreemdelingenzaken32. Indien de asielprocedure nog niet is afgesloten of afgesloten werd minder dan 6 maanden voor de indiening van de aanvraag 9ter, moet zij opgesteld worden in de taal van de asielprocedure. De grond van de zaak zal pas onderzocht worden indien er bepaalde voorwaarden vervuld zijn zoals het beschikken over een identiteitsdocument. Deze voorwaarde is niet van toepassing in het geval: ¬¬ iemand die nog geen definitieve beslissing inzake asiel heeft gekregen of wiens procedure hangende is bij de Raad van State in geval van een toelaatbaar verklaard beroep; ¬¬ de vreemdeling die op geldige wijze aantoont dat hij in de onmogelijkheid is om een identiteitsdocument te verwerven. In de praktijk is de DVZ bijzonder streng om de onmogelijkheid te weerhouden. Het dossier, dat alle nuttige inlichtingen omtrent zijn ziekte dient te verstrekken, zal worden beoordeeld door de DVZ, die op advies van een ambtenaar-geneesheer zal beslissen. Er wordt controle gedaan naar het omschreven risico en naar de behandelingsmogelijkheden in het land van herkomst.
In het verzoekschrift wordt het probleem best ruim besproken en komen zoveel mogelijk elementen ter beoordeling aan bod: De situatie op vlak van gezondheidszorg in het land van herkomst, de ernst van de ziekte, de (on)mogelijkheid voor de betrokkene om te reizen, de effectieve (en dus niet enkel de theoretische) toegang tot de gezondheidsverstrekking in het land van herkomst (mede gelet op zijn financiële mogelijkheden, de bereikbaarheid, enz), de aanwezigheid van familieleden indien de ziektetoestand dit vereist, enz. De aanvrager kan een beroep doen op de informatie van niet-gouvernementele organisaties zoals het Ithaca- project van Artsen Zonder Grenzen (Information 31 KB van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de vreemdelingenwet, B.S. 31 mei 2007. Zie ook de omzendbrief van 21 juni 2007, B.S. 4 juli 2007. 32 Niet bij de burgemeester, zoals dit het geval is voor een 9bis.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 71
on Treatment and Healthcare Accessibility in Countries of Origin) om aan te tonen dat de vereiste medische zorgen niet beschikbaar zijn in het land van herkomst. Ithaca is een databank over de toegankelijkheid van medische voorzieningen in verschillende landen, voornamelijk omtrent basisgezondheidszorg en behandeling van HIV-AIDS: www.inthaca-eu.org. Ook op www.ecoi.net staan vele rapporten over de gezondheidszorg in verschillende herkomstlanden, voornamelijk over basisgezondheidszorg, HIV-AIDS, tuberculose, malaria, de geestelijke gezondheid en diabetes. Eventueel is het mogelijk om een plaatselijke specialist of arts contact te leggen. Nuttige info vind je ook op de website van de vzw Medimmigrant (www.medimmigrant.be)
Eventueel wordt de vreemdeling onderzocht en wordt bijkomend advies ingewonnen van deskundigen. De redenen die men inroept mogen op straffe van onontvankelijkheid niet al in een eerdere procedure zijn ingeroepen, niet in een asielprocedure, noch in een andere aanvraag tot machtiging van verblijf (eerdere 9bis en 9ter). Men mag ook geen ernstige redenen weerhouden om aan te nemen dat betrokkene een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid enz. -bepaald in artikel 55/4 Vreemdelingenwet- heeft gepleegd. Deelnemen aan zulke misdrijven is eveneens een grond tot uitsluiting. Bijvoorbeeld een Rwandees die door de Belgische instanties als genocidair wordt beschouwd zal geen aanspraak kunnen maken op de vluchtelingenstatus, noch op de subsidiaire bescherming, maar ook niet op de bescherming van artikel 9ter.
D Nog andere beschermingsgronden? De hierboven omschreven beschermingsgronden zijn de belangrijkste maar niet de enige instrumenten die bescherming bieden aan vluchtelingen. Het vluchtelingenrecht maakt deel uit van het bredere scala aan mensenrechtenverdragen. De mensenrechtenverdragen kennen rechten en verplichtingen toe aan alle mensen. Wie op de vlucht is voor individuele vervolging die zijn leven of vrijheid in gevaar brengt, vreest meestal een ernstige schending van een mensenrecht. In de praktijk hebben tal van mensenrechtenbepalingen relevantie in de vluchtelingencontext. Denken we maar aan de bescherming tegen gedwongen terugkeer (non-refoulement – zie hieronder) of aan het recht op respect voor het familie- en gezinsleven (artikel 8 EVRM). Als begeleider, zeker als advocaat, doe je er goed aan alle relevante internationale beschermingsinstrumenten in je begeleiding te verwerken en de directe werking van deze
72 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
bepalingen in de Belgische rechtsorde telkens te beargumenteren. In het hoofdstuk VII Na afloop van de asielprocedure komt aan bod hoe je deze instrumenten praktisch kan aanwenden. Hier behandelen we de beschermende werking die van de bepalingen uitgaat en hoe ze zich onderscheiden van de voorgaande beschermingsgronden. Er zijn een aantal bepalingen in internationale verdragen die een specifieke relevantie hebben voor het vluchtelingenvraagstuk, zoals onder meer artikel 3 van het EVRM en artikel 33 van de Vluchtelingenconventie. Deze bepalingen hangen nauw samen en vormen een belangrijke beschermingstechniek tegen gedwongen terugkeer: het non-refoulement- beginsel. Hoewel een lidstaat soeverein beslist over het recht op asiel, kan een lidstaat verantwoordelijk worden geacht voor de schending van artikel 3 EVRM door de verwijdering van een vreemdeling van het grondgebied, indien dit erop zou neerkomen dat de vreemdeling in het land naar waar hij wordt verwijderd, het slachtoffer zou worden van foltering of onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing. Het EVRM heeft directe werking d.w.z. een rechter kan de bepalingen toepassen, ook al heeft de nationale wetgever de bepalingen (nog) niet in een wet omgezet. Iedereen kan ze in een geschil rechtstreeks inroepen voor de rechter. Het komt de nationale rechter toe te oordelen of aan de voorwaarden van de verdragsbepalingen is voldaan. Bovendien zijn de uitsluitingsgronden voor de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming niet van toepassing op het non-refoulementbeginsel evenmin als de uitsluitingsgronden voorzien in artikel 55/4 van de Vreemdelingenwet. Probleem is wel dat het CGVS en de RvV geen rechtstreekse toetsing mogen doen van artikel 3 EVRM omdat zij hiervoor geen bevoegdheid hebben, evenmin als bijvoorbeeld voor de toetsing van artikel 8 EVRM. Op die wijze is het mogelijk dat: ¬¬ een asielzoeker uit een oorlogsgebied geen subsidiaire bescherming krijgt omdat hij geen burger is in de zin van de definitie van subsidiaire bescherming; ¬¬ een asielzoeker wiens vrees gegrond lijkt toch wordt uitgesloten omdat hij de asielinstanties bewust heeft willen misleiden door bedrieglijke verklaringen af te leggen; ¬¬ in geval van een gehuwd koppel de ene subsidiaire bescherming krijgt en de andere bijvoorbeeld wordt uitgesloten op grond van artikel 55/4 Vreemdelingenwet. ¬¬ … Wie wel een toetsing zou moeten doen van deze bepalingen is de DVZ. Zowel voor wat betreft het afgeven als het verlengen van een bevel om het grondgebied te verlaten, wordt in theorie nagegaan of de vreemdeling verwijderbaar is. De vraag wordt onderzocht of er al dan niet feitelijke maar ook juridische belemmeringen zijn voor een verwijdering.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 73
Voor zover in de aanvraag tot machtiging van verblijf op grond van buitengewone omstandigheden, de zogenaamde regularisatie, schending van artikel 3 EVRM wordt opgeworpen, moet de DVZ oordelen of er van een schending sprake is (zie pagina 133). Het non-refoulementbeginsel speelt dus vooral een rol als iemand om een welbepaalde reden geen erkenning als vluchteling of subsidiaire bescherming krijgt, maar er toch een reëel gevaar bestaat bij terugkeer. Twee problemen stellen zich hier wel: ¬¬ De bewijslast is veel strenger dan de bewijslast onder het Vluchtelingenverdrag. ¬¬ Onder het Vluchtelingenverdrag geldt het voordeel van de twijfel bij het evalueren van de nood aan bescherming. Om gegrond te zijn, moet de vervolging bewezen worden “in de mate van het redelijk mogelijke”. Deze mildering van de bewijslast geldt niet bij toetsing van de non-refoulementbepalingen. Bovendien, als wordt geoordeeld dat gedwongen terugkeer verboden is, heeft dit niet automatisch tot gevolg dat er hieraan een verblijfsrecht wordt gekoppeld. Men zal worden ‘gedoogd’, maar heel wat rechten waarop een vluchteling of een subsidiair beschermde aanspraak kan maken, heeft men niet. Men zal op andere wijze zijn verblijfsrecht moeten bekomen. Dit kan bijvoorbeeld via een aanvraag van verblijfsmachtiging op grond van artikel 9 bis (regularisatie) (zie verder). Tot slot geven we voor de volledigheid iets mee over de EU-richtlijn betreffende tijdelijke bescherming: De “Richtlijn betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen” is al omgezet in de Belgische wetgeving33. Ze kan toegepast worden indien zich een gelijkaardige situatie als de Kosovo-crisis voordoet met een massale instroom van vluchtelingen die nood hebben aan bescherming omwille van de situatie in het land van herkomst. De redenering achter het tijdelijk statuut is dat de massale instroom een individuele behandeling van de asielaanvraag tijdelijk onmogelijk maakt. Deze regeling over tijdelijke bescherming als dusdanig is tot op heden nooit operationeel geweest.
33 Wet van 18 maart 2003 tot wijziging van de vreemdelingenwet, B.S. 11 april 2003.
74 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
7 - Het nationale kader van de Belgische asielprocedure Hieronder geven wij een overzicht van de Belgische asielprocedure. Het schema van de Belgische asielprocedure vind je in bijlage I.
A De Dienst Vreemdelingenzaken De DVZ is bevoegd voor: ¬¬ de registratie van de asielaanvraag ¬¬ het Dublinonderzoek ¬¬ de inoverwegingname van meervoudige asielaanvragen
A.1 De asielaanvraag en registratie De asielaanvraag kan gebeuren aan de grens of in het land. ¬¬ Aan de grens: dit is meestal de luchthaven van Zaventem. De asielzoeker, die niet over geldige binnenkomstdocumenten beschikt, dient een asielaanvraag in bij de douanebeambte, die dan contact opneemt met de DVZ. In de praktijk dient de asielzoeker de woorden ‘political asylum’ expliciet uit te spreken, zo niet is er geen asielaanvraag. Hij wordt “vastgehouden aan de grens”, wat betekent dat hij wordt overgedragen aan het gesloten centrum. Dit kan zijn: -- het transitcentrum 127 te Zaventem; -- het repatriëringscentrum 127 bis te Steenokkerzeel; -- of een gesloten centrum voor Illegalen (Brugge, Merksplas, Vottem, enz.). Daar zal hij verblijven in afwachting van een verdere behandeling van de asielaanvraag. ¬¬ In het land: dit geldt voor de asielzoeker die de grens is overgestoken en zich op het grondgebied bevindt. Hij dient de aanvraag in bij de DVZ. Je dient je asielaanvraag best zo snel mogelijk in na binnenkomst. In bepaalde gevallen zal een aanvraag niet bij binnenkomst ingediend worden omdat de nood op bescherming op dat moment niet aanwezig is (bv een student die al in België verblijft voor zijn studies en waar in het herkomstland een burgeroorlog uitbreekt). De persoon dient dan van zodra hij nood heeft aan bescherming een aanvraag in te dienen en niet te wachten tot het verstrijken van zijn verblijfstitel.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 75
¬¬ Is een vreemdeling opgesloten in een strafinrichting of een gesloten centrum, dan heeft hij de mogelijkheid om asiel aan te vragen bij de directeur van de inrichting. Deze zal de asielaanvraag doorgeven aan de DVZ. Als de asielaanvraag aan de grens gebeurt, krijgt de asielzoeker een Bijlage 25 en een Bijlage 11 ter. Gebeurt de asielaanvraag in het land, dan krijgt hij een Bijlage 26. Geen van deze bijlagen zijn verblijfstitels, ze blijven geldig tot er een beslissing is genomen rond de asielaanvraag. De DVZ registreert de belangrijkste identiteitsgegevens (geboortedatum, naam en voornaam, nationaliteit en geboorteplaats). Deze gegevens worden, samen met de gegevens van de burgerlijke stand, ingevuld in het wachtregister. Het is van groot belang de identiteit en de gegevens van de burgerlijke stand correct weer te geven. Als deze gegevens fout werden genoteerd, heeft de asielzoeker tijdens het interview nog de kans om dit recht te zetten. Wijzigingen die later worden gemeld kunnen enkel na afspraak op de DVZ (directie asiel, bureau RN) en op voorlegging van geldige documenten (internationaal paspoort of gelegaliseerde akten) worden rechtgezet. Elke asielzoeker krijgt ook een Openbaar Veiligheidsnummer (OV-nummer) en een Nationaal Nummer (NN). Beide nummers zullen voor de Belgische overheid het kenmerk zijn voor het dossier. Op basis van deze nummers kan men de asielzoekers makkelijk terugvinden in het wachtregister. Er worden foto’s en vingerafdrukken genomen. Via het Eurodacsysteem kunnen de lidstaten asielzoekers identificeren die in het systeem zijn opgenomen. Door de vingerafdrukken te vergelijken kunnen de lidstaten nagaan of de asielzoeker reeds een asielaanvraag heeft ingediend in een andere lidstaat of de asielzoeker het grondgebied van de Europese Unie onregelmatig is binnengekomen. Het weigeren om de vingerafdrukken te geven is een wettelijke grond voor detentie34. Woonplaatskeuze: De asielzoeker wordt gevraagd een woonplaats te kiezen. Alle correspondentie in het kader van de asielprocedure wordt naar dat adres gestuurd (oproepingen, vragen om inlichtingen, kennisgevingen, enz.). ¬¬ De gekozen woonplaats hoeft niet de werkelijke verblijfplaats te zijn (het kan bijvoorbeeld het adres van de advocaat zijn). ¬¬ Indien de asielzoeker geen woonplaatskeuze doet, wordt hij geacht woonplaats te kiezen op het CGVS. Alle correspondentie wordt dan naar daar gestuurd, maar de asielzoeker wordt niet verwittigd als er post toekomt voor hem. Dit duurt tot zolang de asielzoeker zijn woonplaatskeuze meedeelt.
34 Zie artikelen 51/5 en 74/6§1bis van de Vreemdelingenwet.
76 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ Elke latere adreswijziging moet gebeuren per aangetekende brief, zowel aan de DVZ als het CGVS. De asielzoeker is verplicht om zich binnen de acht werkdagen na de asielaanvraag aan te melden bij de gemeente van zijn effectieve verblijfplaats. Na positieve woonstcontrole krijgt hij een attest van immatriculatie die geldig is voor drie maanden en telkens met drie maanden wordt verlengd. Na een jaar procedure wordt er verlengd met telkens één maand. Taalkeuze: Er is een Nederlands- en Franstalige taalrol. Spreekt de asielzoeker één van deze landstalen, dan wordt hij aan die taalrol toegewezen en krijgt hij geen tolk gedurende het verdere verloop van de procedure. Spreekt hij geen landstaal, dan wordt hij aan een taalrol toegewezen. De asielzoeker heeft hierin geen inspraak en er is hiertegen geen beroep mogelijk. De taal van de procedure ligt nu definitief vast. Dit betekent dat alle briefwisseling en communicatie in die taal zal gebeuren, dus zowel de interviews als de zittingen bij de RvV of de RvS. Dit betekent ook dat hij best een advocaat en hulpverlener heeft die die taal machtig is. Men heeft wel recht op een tolk. Indien er geen tolk gevraagd is bij het begin van de procedure kan men daar later niet meer op terugkomen. De aanvraag van een tolk gebeurt schriftelijk op het ogenblik van de asielaanvraag. Ook op deze beslissing kan later niet worden teruggekomen. Indien de asielzoeker om een bepaalde reden liever een vrouwelijke of mannelijke tolk wenst, dient hij dit te melden aan de ambtenaar. In de mate van het mogelijke zal hier rekening mee gehouden worden.
Eerste gehoor en vragenlijst: Het eerste gehoor vindt in de mate van het mogelijke plaats op de dag dat de asielaanvraag gebeurt. Indien dit niet mogelijk is, zal de DVZ de asielzoeker enkele dagen later opnieuw uitnodigen. Indien de asielzoeker niet aanwezig kan zijn, moet de DVZ hiervan schriftelijk op de hoogte worden gebracht, ten laatste binnen de 15 dagen na ontvangst van de oproep. De reden van afwezigheid moet gemotiveerd en gestaafd worden aan de hand van een bewijs (bijvoorbeeld medische attest, bewijs ongeval, enz.). Doet men dit niet, kan de asielaanvraag verworpen worden. Een nieuwe datum zal bepaald worden indien de DVZ de reden voor afwezigheid aanvaardt. Indien de asielzoeker om persoonlijke redenen wenst ondervraagd te worden door een vrouw of man kan dit gevraagd worden. De DVZ zal in de mate van het mogelijke rekening houden met de vraag. De asielzoeker dient alle documenten die zijn vluchtverhaal ondersteunen, neer te leggen. Van identiteits- en reisdocumenten krijgt de asielzoeker de originelen terug en maakt de DVZ een kopie voor het dossier. Van andere stukken krijgt men een kopie, een
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 77
ontvangstbewijs en een korte beschrijving. De DVZ zal de originelen samen met het dossier overmaken aan het CGVS. Gedurende de eerste fase van de procedure is de steun van een advocaat of vertrouwenspersoon niet wettelijk voorzien. In de praktijk weigert de DVZ dat een advocaat aanwezig is. De asielzoeker zal ook een vragenlijst moeten invullen. Dit gebeurt met de hulp van de ambtenaar en desgevallend in aanwezigheid van een tolk. Deze vragenlijst zal dienen als voorbereidend document voor het eigenlijke interview op het CGVS. Men polst onder meer naar de redenen van zijn vlucht en de vrees bij terugkeer. De asielzoeker moet deze vragenlijst ondertekenen ter goedkeuring. Hij mag ook weigeren. Indien hij weigert worden de redenen van weigering vermeld. Soms wordt de vragenlijst met de asielzoeker meegegeven (bijvoorbeeld omdat er geen tolk beschikbaar is) en die kan deze binnen de vijf dagen naar het CGVS toesturen (per brief, mail of fax). De vragenlijst wordt dan best ingevuld met behulp van de advocaat of hulpverlener. De termijn van vijf dagen is geen wettelijke termijn. Er is geen sanctie voorzien. Een kopie van die vragenlijst wordt automatisch meegegeven op de dag van het invullen van de vragenlijst.
Aandachtspunten: de asielaanvraag ¬¬ Zijn al de voorgaande stappen doorgenomen en is de asielzoeker vertrouwd met Belgische instanties en de beslissingen die ze nemen? Het is aangewezen het schema van de procedure te hanteren in elk stadium van de procedure zodat de asielzoeker beter begrijpt in welk stadium hij zich bevindt. ¬¬ Het gebeurt zelden dat een asielzoeker bij een hulpverlener of advocaat aanklopt voor hij bij de DVZ is langsgeweest. Mocht dit toch het geval zijn, dan kan de asielzoeker best voorbereid worden op de stappen die zullen worden gezet tijdens deze eerste fase. Licht de bevoegdheden van de DVZ toe (registratie, Dublinonderzoek en meerdere asielaanvragen). ¬¬ In dit stadium van de procedure is bijstand van een vertrouwenspersoon of advocaat niet toegelaten. ¬¬ Verloop van de registratie: Het uur van aanmelden: Het is belangrijk de asielzoeker erop te wijzen dat hij zich zo vroeg mogelijk meldt bij de DVZ (ten laatste om 8u30), dat hij een volgnummer zal krijgen en het niet noodzakelijk zo is dat hij die dag gehoord zal worden. In dat geval krijgt hij een uitnodiging mee om zich later opnieuw aan te bieden.
78 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
DVZ Antwerpsesteenweg 59b 1000 Brussel De registratie: Wijs de asielzoeker erop dat politie- en veiligheidspersoneel bij de DVZ aanwezig is en dat deze mensen zeker niet ‘bedreigend’ zijn. Bij de aanvaag dienen kinderen hun ouders te vergezellen. Bij de registratie van de asielaanvraag worden een aantal standaardprocedures doorlopen: 1. De taal van het onderzoek wordt onderzocht. De keuze van een tolk wordt vastgelegd. 2. Identiteitsgegevens en documenten die de asielaanvraag kunnen ondersteunen, worden geregistreerd. Indien de asielzoeker geen bewijs of kopie van de achtergelaten documenten heeft ontvangen, is het belangrijk zo snel mogelijk contact op te nemen met de DVZ zodat belangrijke stukken niet verloren gaan. 3. Vingerafdrukken en foto’s worden genomen. 4. Er wordt een OV-nummer en NN toegekend. 5. Een informatiebrochure wordt overhandigd in een taal die de asielzoeker begrijpt. 6. De asielzoeker moet een adres van woonplaatskeuze geven. 7. Een TBC-screening zal plaatsvinden. 8. Een vragenlijst wordt ingevuld, met behulp van een ambtenaar van de DVZ. Indien de asielzoeker zich niet zeker voelt over de inhoud is het beter de vragenlijst niet te ondertekenen en de reden van de weigering uit te leggen. De registratie van minderjarige asielzoekers verloopt via een aparte regeling. Wachttijd in de zaal: De asielzoeker zal heel wat tijd doorbrengen in de wachtzaal samen met veel anderen. Bereid hem voor op een luidruchtige omgeving met alleen basisvoorzieningen. Raad aan iets mee te nemen om de tijd door te komen en wat voedsel en drank mee te nemen. De eerste oproeping van de asielzoekers gebeurt op nummer om de anonimiteit van de asielzoekers te beschermen.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 79
A.2 Het Dublin-onderzoek De Dienst Vreemdelingenzaken onderzoekt bij elke asielaanvraag (aan de grens en in het land) eerst welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De regels hiervoor liggen vast in de Dublin-verordening35. In deze verordening wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag. Als een andere staat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag kan de asielzoeker aan die staat worden overgedragen en houdt België zich niet meer bezig met dit asielverzoek. Als België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag wordt de asielprocedure in België afgehandeld.
A.2.1 Beknopt overzicht van de Dublin-criteria De belangrijkste principes om de verantwoordelijke staat te bepalen zijn de volgende (ze worden toegepast in de volgorde zoals hieronder vermeld): ¬¬ De staat die een gezinslid (echtgeno(o)t(e) of ongehuwde partner, minderjarig(e) kind(eren) en op voorwaarde dat de band van verwantschap is aangetoond) heeft erkend als vluchteling en waar dat gezinslid legaal verblijft, mits betrokkenen dit wensen. ¬¬ De staat waar een gezinslid (echtgeno(o)t(e) of ongehuwde partner, minderjarig(e) kind(eren)) een asielaanvraag heeft ingediend waarover nog geen beslissing in Eerste Aanleg werd genomen en mits betrokkenen dit wensen. ¬¬ De staat die een geldige verblijfstitel of een geldig inreisvisum heeft afgeleverd. In geval de asielzoeker houder is van verschillende verblijfstitels of visa, is de staat verantwoordelijk die de verblijfstitel of het visum met de langste geldigheidsduur heeft afgeleverd, of, bij gelijke geldigheidsduur, de staat die de verblijfstitel of het visum heeft afgeleverd waarvan de geldigheid het laatst verstrijkt. Als de verblijfstitel of het visum dat de asielzoeker voorlegt reeds verlopen is, blijven bovenstaande toewijzingsregels van kracht voor zover dat verblijfstitel niet langer dan twee jaar, en het visum minder dan zes maanden is verlopen. 35 Verordening Nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, Publicatieblad van de Europese Unie, 25.2.2003,L50/1. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2003/l_050/l_05020030225nl00010010.pdf. De Dublin II verordening is van toepassing op volgende staten: Duitsland, Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Spanje, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Tsjechië, Roemenië, het Verenigd Koninkrijk, Slowakije, Zweden en Zwitserland – Noorwegen en Ijsland.
80 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
De DVZ zal de verklaringen die de asielzoeker maakt rond de verblijfstitel of het visum controleren door de Europese gegevensbank voor visumcontroles te raadplegen. Indien zowel het paspoort als het visum vals zijn, is het land dat het visum heeft uitgegeven niet verantwoordelijk voor de zaak. Indien echter enkel het paspoort vals is, maar het visum echt is, is het land dat het visum heeft uitgegeven wel verantwoordelijk. ¬¬ De staat waarvan de asielzoeker illegaal de grens heeft overschreden. De verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek vervalt na een periode van één jaar na de illegale binnenkomst en indien men de doortocht kan bewijzen. Na deze periode van twaalf maanden, en als vastgesteld is dat de asielzoeker minstens vijf maanden in één lidstaat onafgebroken heeft verbleven, is die staat verantwoordelijk (bij verblijven van minstens vijf maanden in verschillende lidstaten, is de staat waar betrokkene het meest recent verbleef verantwoordelijk). ¬¬ De staat van binnenkomst als de asielzoeker niet visumplichtig is voor dat land. ¬¬ De staat waar in een internationale transitzone van een luchthaven een asielaanvraag werd ingediend. ¬¬ Als bovenstaande criteria niet van toepassing zijn, de staat waar het asielverzoek het eerst wordt ingediend. ¬¬ Als de asielzoeker een niet-begeleide minderjarige is, is de staat waar de ouder of de voogd wettig verblijft verantwoordelijk. Verblijft de ouder of voogd in geen enkele Dublin-staat, dan is de staat waar de minderjarige zijn asielaanvraag heeft ingediend verantwoordelijk. In situaties waarin de toepassing van bovenstaande regels ertoe kan leiden dat familieleden van elkaar gescheiden worden, kan een lidstaat beslissen om gezinsleden en andere afhankelijke familieleden te herenigen op basis van humanitaire gronden. Het gaat hier niet om een verplichting, maar wel om een gunstmaatregel (zie pagina 83). De DVZ kan volgens de zogenaamde soevereiniteitsclausule om bepaalde redenen beslissen om een asielaanvraag te behandelen, ook al is het daartoe volgens de criteria van de Dublinconventie niet toe verplicht (zie pagina 84).
A.2.2 De Dublinprocedure Als de DVZ bij het verhoor van de asielzoeker vaststelt dat een andere lidstaat van de EU verantwoordelijk is, dan kan België overname van het asieldossier vragen aan de andere lidstaat.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 81
Het verhoor zal dan worden stopgezet. In principe heeft de asielzoeker de gelegenheid om te verklaren waarom hij niet meer naar de andere lidstaat wil terugkeren. In de praktijk is dit niet altijd het geval. De DVZ zal zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de drie maanden een overnameaanvraag richten tot de betrokken lidstaat. Te late overnameaanvragen hebben tot gevolg dat België verantwoordelijk wordt. Binnen de twee maanden na ontvangst van het verzoek tot overname moet de aangesproken lidstaat reageren. In sommige gevallen kan de verzoekende instantie een sneller antwoord vragen van de aangezochte lidstaat, nl. binnen enkele weken. In andere gevallen kan de aangezochte lidstaat een extra maand beslissingstijd vragen. Geen reactie binnen deze termijn betekent de aanvaarding van de verantwoordelijkheid. In afwachting van een antwoord van de staat aan wie de overname wordt gevraagd, kunnen volgende asielzoekers worden opgesloten: ¬¬ Asielzoekers met een verstreken visum voor een andere Dublin-staat. ¬¬ Asielzoekers zonder geldige binnenkomstdocumenten die verklaard hebben in een andere Dublin-staat te hebben verbleven. ¬¬ Asielzoekers van wie na afname van de vingerafdrukken wordt vastgesteld dat zij in andere Dublin-staat hebben verbleven. In principe mag die opsluiting niet langer duren dan één maand, maar deze periode kan worden verlengd met één maand indien het om een ‘buitengewoon complexe’ aanvraag gaat. In geval van overdracht kan de detentie nog worden verlengd. In geval van beslissing tot opsluiting wordt een Bijlage 39 betekend. Asielzoekers die niet opgesloten worden, zullen opnieuw uitgenodigd worden door de DVZ om het antwoord te vernemen. HYPOTHESE 1: DE ANDERE LIDSTAAT NEEMT DE ASIELZOEKER OVER Bij een asielaanvraag aan de grens levert de DVZ een Bijlage 25quater af. Het is een beslissing tot weigering van binnenkomst met terugdrijving of terugleiding tot aan de grens. Op dit document wordt de verantwoordelijke staat vermeld en de uiterste datum waarop de asielzoeker zich bij de overheid van die staat moet aanbieden. De asielzoeker krijgt ook een Bijlage 10bis (doorlaatbewijs of ‘laissez passer’). De asielzoeker zal naar de grens worden gebracht van het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Bij een asielaanvraag in het land levert de DVZ een Bijlage 26quater af. Het is een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. Op dit document wordt de verantwoordelijke staat vermeld en ook de uiterste datum waarop de asielzoeker zich bij de overheid van die staat moet aanbieden. De asielzoeker krijgt eveneens een Bijlage 10bis en het AI zal worden ingetrokken.
82 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
De DVZ kan de asielzoeker vasthouden in een gesloten centrum om zelf de overdracht uit te voeren (en te vermijden dat de asielzoeker zich niet naar de andere staat begeeft en bijvoorbeeld illegaal in België verblijft). Deze vasthouding mag maximaal twee maanden duren. De laatste jaren zijn het aantal opsluitingen in dit verband enorm toegenomen. De eigenlijke overdracht moet - behoudens uitzonderingen36 - binnen de zes maanden na de aanvaarding van het verzoek tot overname gerealiseerd worden, anders wordt België toch verantwoordelijk. Let op: er bestaat het vermoeden van afstand van de asielprocedure als de asielzoeker geen gevolg geeft aan een uitnodiging van de DVZ binnen de 15 dagen. HYPOTHESE 2: BELGIË IS VERANTWOORDELIJK VOOR HET BEHANDELEN VAN DE ASIELAANVRAAG Het verhoor (dat aanvankelijk werd onderbroken omdat de DVZ meende dat een andere lidstaat verantwoordelijk was) wordt voortgezet en de asielaanvraag zal volgens de normale procedure worden afgehandeld. Er wordt overgegaan naar de onderzoeksfase. Zelfs als België niet verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, kan de DVZ op elk ogenblik beslissen om de aanvraag toch te behandelen. De toestemming van de asielzoeker is hiervoor vereist. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren om humanitaire (familiale) redenen.
A.2.3 Gronden waardoor de DVZ zich verantwoordelijk kan verklaren, ook al is men er strikt genomen niet toe gehouden door de verordening Vaak zal een al te strikte toepassing van de Dublinconventie zeer problematisch zijn en leiden tot wantoestanden of op gespannen voet staan met een aantal fundamentele rechten. Hieronder geven we een overzicht van een aantal pistes.
a De humanitaire clausule Om de scheiding van gezinsleden te vermijden bevat de verordening een bepaling, de zogenaamde humanitaire clausule. Artikel 15 bepaalt: « Iedere lidstaat kan gezinsleden en andere afhankelijke familieleden herenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden. Ook wanneer hij met toepassing van de in deze verordening vastgestelde criteria niet verantwoordelijk is voor de behandeling.
36 1 jaar in geval van strafdetentie en 18 maanden «indien de asielzoeker onderduikt» (Artikel 19 § 4 van de verordening). Er moet ook opgemerkt worden dat indien een asielzoeker België verlaat tijdens de procedure tot vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek en opnieuw een asielaanvraag indient in een andere Lidstaat, België gehouden is om er de terugname van te vragen. Dit is niet zo indien hij ondertussen het grondgebied van de EU heeft verlaten gedurende een periode van minstens drie maanden of in bezit is gesteld van een verblijfsvergunning door een Lidstaat (Artikel 4 § 5 van de verordening).
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 83
Wanneer de ene betrokkene afhankelijk is van de hulp van de andere wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd, zorgen de lidstaten er normaliter voor dat de asielzoeker kan blijven bij of herenigd worden met een familielid dat zich op het grondgebied van een van de lidstaten bevindt, op voorwaarde dat er in het land van herkomst familiebanden bestonden ». Deze clausule is niet bindend voor de staten en men stelt vast dat deze bepaling zeer restrictief wordt toegepast.
b De soevereiniteitsclausule Zelfs wanneer krachtens de verordening België de verantwoordelijke lidstaat is, kan de DVZ op elk moment en om gelijk welke reden beslissen om de aanvraag te onderzoeken op voorwaarde dat de asielzoeker zijn toestemming verleent37. De asielzoeker die wenst dat zijn aanvraag in België wordt behandeld, heeft er alle belang bij om, nog voor er een beslissing genomen is, een aangetekend schrijven te sturen naar de DVZ. Daarin beschrijft hij zijn toestand en nodigt hij de DVZ uit om deze clausule toe te passen.
c De eerbiediging van het privé- en het gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) De Dublin-verordening beperkt het begrip ‘gezin’ tot het kerngezin dat al bestond in het land van herkomst. De verordening beperkt de hereniging van ongehuwde koppels tot de gevallen waar ongehuwde paren en gehuwde paren op een vergelijkbare manier door de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat behandeld worden in het kader van het vreemdelingenrecht. Hierdoor is een strikte toepassing van de Dublinverordening niet conform het recht op een gezinsleven zoals omschreven in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het Europees Hof van Straatsburg heeft een veel bredere opvatting over het begrip gezin. België kan dus verplicht zijn om het asieldossier te behandelen van een persoon voor wie de overname of de terugname door een andere staat een onevenredige inmenging zou zijn in zijn recht op gezinsleven.
d Medische redenen Soms is terugkeer naar een verantwoordelijke lidstaat onmogelijk omwille van medische redenen. Bepaalde ernstige ziekten kunnen immers beletten dat de asielzoeker op reis gaat of voortdurende zorgverstrekking nodig maken zodat iedere overdracht gevaarlijk is. Naast deze extreme gevallen waar de overdracht zelf een onmenselijke of vernederende be37 Artikel 51/5 al. 2 van de wet en artikel 3 § 2 van de Dublinverordening.
84 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
handeling kan zijn, kunnen er eveneens gevallen bestaan waar de terugwijzing naar de verantwoordelijke staat waar een persoon trauma’s heeft opgelopen, zeer schadelijke gevolgen heeft, in het bijzonder op psychisch vlak. Verder bieden sommige lidstaten niet altijd gepaste medische dekking aan de asielzoekers of bieden ze opvangvoorwaarden aan die onverenigbaar zijn met het lijden aan bepaalde ziektes, ondanks de richtlijn die de opvang op Europees niveau harmoniseert. Het is aangewezen hier voldoende bewijsstukken rond te verzamelen en te overhandigen aan de DVZ.
e Het risico op refoulement, rechtstreeks of onrechtstreeks België zou de Rechten van de Mens schenden door een asielzoeker terug te zenden naar een andere Europese staat zonder zich ervan te vergewissen dat deze laatste de asielzoeker niet zal uitwijzen, zodat deze terechtkomt in een situatie van onmenselijke en vernederende behandeling. De asielzoeker die wenst dat zijn aanvraag in België wordt behandeld, moet het vermoeden van objectiviteit en onpartijdigheid van de verantwoordelijke staat omkeren. Hij moet zich dus baseren op concrete elementen waaruit blijkt dat de verantwoordelijke staat zich schuldig zou kunnen maken aan terugwijzing, indien hij een rechtscollege wil overtuigen. Men kan zich onder meer beroepen op rechtspraak van het EHRM, verslagen van NGO’s of internationale organisaties. Indien er goede redenen zijn om de overdracht tegen te gaan, is het aan te raden om preventief op te treden en de DVZ een aangetekende brief te sturen met een uiteenzetting van deze redenen alvorens er een beslissing wordt genomen. Op die manier is de DVZ verplicht om zich afdoende te motiveren en de aangebrachte argumenten te weerleggen. Indien de DVZ deze elementen niet of niet voldoende in overweging neemt, zal een schending van de motiveringsplicht kunnen worden aangevoerd in een procedure tot schorsing en/of vernietiging voor de RvV. Uit de praktijk blijkt dat België de verantwoordelijke lidstaat niet altijd volledig informeert over de specifieke situatie van een asielzoeker. Vaak worden in een vraag tot overdracht enkel de elementen pro overdracht opgenomen en neemt de DVZ de elementen contra een overname niet op. Controle hierop is moeilijk omdat er in de fase van het Dublin-onderzoek geen inzage in het dossier toegestaan wordt. Overdracht kan soms worden vermeden doordat de advocaat of HV zelf contact opneemt met de instantie die in de andere lidstaat over de overdracht beslist.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 85
A.2.4 Beroepsmogelijkheden tegen een Dublin overname
Indien de overname wordt aanvaard door een andere lidstaat, kan een annulatieberoep voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen worden ingediend binnen een termijn van 30 kalenderdagen volgend op de kennisgeving van de beslissing. Dit beroep is niet opschortend (recht op materiële hulp vervalt). Indien men opschorting wenst, moet tegelijkertijd een schorsingsberoep worden ingesteld.
Aandachtspunten: het Dublinonderzoek ¬¬ Leg de betekenis en de gevolgen van het Dublinonderzoek en het Eurodac systeem uit. ¬¬ Ga samen met de asielzoeker na of er humanitaire, familiale of andere redenen zijn waardoor de aanvraag toch in België dient te worden behandeld, ook al is een andere staat verantwoordelijk. Neem indien nodig contact op met de Cel Dublin bij de DVZ. ¬¬ De asielzoeker moet begrijpen dat hij zich moet wenden tot de Europese lidstaat die een eventuele overname heeft aanvaard. Doet men dit niet, dan zal geen enkele andere lidstaat de asielaanvraag in behandeling nemen. Op de website van ECRE (www.ecre.org) tref je adressen aan van niet-gouvernementele organisaties in de Europese lidstaten die asielzoekers bijstaan in de asielprocedure. Je kan met die diensten contact opnemen om er informatie op te vragen over de asielprocedure, de begeleiding tijdens de procedure en het opvangsysteem. De asielzoeker zal zich wellicht meer op zijn gemak voelen indien hij, vóór zijn vertrek naar een andere Europese lidstaat, al beschikt over een adres van een dienst waar hij terecht kan voor de begeleiding van de asielaanvraag. ¬¬ Indien de asielzoeker onderwerp uitmaakt van een Dublin-onderzoek is het belangrijk mee te geven dat de kans bestaat dat hij wordt vastgehouden in een gesloten centrum tot de overdracht plaatsvindt. Het is aan te raden om zijn belangrijkste bezittingen mee te nemen naar de afspraak op de DVZ. De overige bezittingen kunnen later opgehaald worden door ambtenaren van het gesloten centrum.
86 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
A.3 Onderzoek in overwegingname van de asielaanvraag Een asielzoeker kan na afloop van een eerdere asielprocedure een nieuwe asielaanvraag indienen als hij nieuwe elementen heeft. Nieuwe elementen zijn gegevens die in de afgelopen asielprocedures niet konden worden aangebracht, dus na het afsluiten van de eerste asielprocedure, met name na de inberaadname van de zaak door de RvV (bijvoorbeeld men komt na het einde van de vorige asielprocedure in het bezit van nieuwe documenten die de ingeroepen vrees voor vervolging aantonen, er zijn nieuwe gebeurtenissen die plaatsgevonden hebben nadat dit nog kon worden ingeroepen, enz.). Oordeelt de DVZ dat de nieuwe asielaanvraag identiek is aan de voorgaande, omdat er geen sprake is van nieuwe elementen, dan neemt zij de aanvraag niet in overweging en levert zij een Bijlage 13quater af. Het AI zal worden ingetrokken en de asielzoeker moet dan het land verlaten. Het indienen van een meervoudige asielaanvraag kan aanleiding geven tot opsluiting, als de DVZ oordeelt dat er sprake is van misbruik van de asielprocedure. Indien er wel nieuwe elementen zijn, of indien het gaat om de eerste asielaanvraag dan wordt er overgegaan naar de onderzoeksfase (zie verder).
Beroepsmogelijkheden bij niet in overwegingname: Tegen de weigering om de asielaanvraag in overweging te nemen (Bijlage 13quater) kan enkel een annulatieberoep bij de RvV worden ingesteld (zie verder). Er is geen schorsingsberoep voorzien.
Aandachtspunten: meerdere asielaanvragen: ¬¬ Indien de asielzoeker overweegt een tweede (of derde, enz.) asielaanvraag in te dienen is het belangrijk te vermelden dat zonder nieuwe elementen de aanvraag niet in overweging zal genomen worden. ¬¬ Eventueel kan de advocaat een begeleidend schrijven opstellen waarin toelichting over het nieuwe element wordt gegeven. ¬¬ Wijs op het risico op opsluiting als de DVZ tot misbruik van de procedure besluit.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 87
B Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen Achtereenvolgens bespreken we: ¬¬ de bevoegdheden van het CGVS ¬¬ het verloop van de procedure ¬¬ de mogelijke beslissingen ¬¬ de beroepsmogelijkheden
B.1 De bevoegdheden van het CGVS Onderzoek status vluchteling en subsidiaire bescherming: De dossierbehandelaar van het CGVS onderzoekt eerst of de asielzoeker in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus. Als dat niet het geval is, wordt nagegaan of de subsidiaire bescherming moet worden verleend.
Behandeling van de asielaanvragen van de EU-onderdanen: Er is een versnelde procedure voorzien voor asielaanvragen van EU-onderdanen, en onderdanen van kandidaat-lidstaten. Het CGVS kan beslissen om dergelijke asielaanvraag niet in overweging te nemen.
B.2 Het verloop van de procedure De oproeping voor het gehoor: De asielzoeker zal door het CGVS worden opgeroepen voor een interview. Deze oproeping kan gebeuren via kennisgeving aan de persoon zelf op de DVZ, of wordt per aangetekende brief of per drager tegen ontvangstbewijs naar de gekozen woonplaats gestuurd. Een kopie van deze oproeping wordt aan de advocaat meegedeeld voor zover de advocaat zich al bekend heeft gemaakt. Is de gekozen woonplaats het adres van een opvangcentrum dan gebeurt de oproeping per fax. Indien het verblijfsadres verschilt van het adres van de woonplaatskeuze en beide adressen zijn gekend bij het CGVS, dan zal het CGVS ook een kopie van de oproep naar het andere adres sturen. Een kopie zal ook naar de vertrouwenspersoon gestuurd worden indien deze gekend is op het ogenblik van de registratie van de asielaanvraag. De vragenlijst die werd ingevuld bij de DVZ dient als voorbereidend document voor dit interview. In principe wordt dit document niet gebruikt om verhalen te vergelijken, tenzij bij manifeste tegenstrijdigheden (bijvoorbeeld betrokken asielzoeker verandert van na-
88 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
tionaliteit). De asielzoeker kijkt best de vragenlijst na. Indien er fouten in staan, moet dit worden medegedeeld. Het is uiteraard ook een goede indicatie van wat de asielzoeker inroept als gronden voor asiel. Eén interview door het CGVS is verplicht, maar het CGVS kan de persoon later nog verzoeken om bijkomende inlichtingen te komen geven. De datum voor deze bijkomende inlichtingen zal door kennisgeving aan de persoon zelf worden vastgelegd. Het is dus zeer belangrijk om de woonplaatskeuze actueel te houden, anders riskeert men deze kennisgeving te mislopen. Indien de asielzoeker door overmacht, bijvoorbeeld opname in het ziekenhuis, niet aanwezig kan zijn op het gehoor dient hij dit te motiveren en te staven met documenten die bewijzen dat hij verhinderd was. Dit moet gebeuren per aangetekend schrijven. Er dient ook een brief te worden toegevoegd waarin de redenen uiteengezet worden waarom hij zijn land verlaten heeft. De afwezigheid van de advocaat tijdens het interview is geen reden tot uitstel. Enkel ernstige redenen worden als verontschuldiging aanvaard door het CGVS. De asielzoeker moet binnen de 15 dagen na het gehoor een geldig motief voor zijn afwezigheid meedelen, zoniet kan de asielaanvraag verworpen worden. Hetzelfde geldt als er binnen de maand na gehoor geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek om inlichtingen.
Het gehoor: Dit vindt plaats op het CGVS. Het verloopt in de taal van de procedure die werd vastgelegd bij de registratie van de asielaanvraag. Indien een tolk gevraagd werd bij de aanvraag zal het CGVS voor een tolk zorgen. Indien de asielzoeker bemerkt dat het tolken moeizaam verloopt, dient hij dit aan te geven tijdens het gehoor. Wij raden advocaten om verschillende redenen aan om op het interview aanwezig te zijn. Zo heeft de aanwezigheid van de advocaat een rustgevend effect op de asielzoeker. Het is ook een unieke mogelijkheid om het volledig vertaalde relaas van de cliënt te horen, waardoor een beter zicht op de asielmotieven mogelijk wordt. Andere voordelen zijn: ¬¬ Het vaststellen aan welke aspecten van het relaas de dossierbehandelaar extra aandacht besteedt. ¬¬ Het beter voorbereid zijn om in beroep te gaan tegen een negatieve beslissing. ¬¬ Er kunnen notities worden gemaakt38. ¬¬ Eventuele problemen met de tolk of andere incidenten kunnen worden geacteerd in het gehoorverslag en de supervisor van de dossierbehandelaar kan hierover worden aangesproken.
38 Zie RvS nr. 173.899 van 7 augustus 2007 waar de Raad van State in zijn arrest rekening hield met de notities van de advocaat.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 89
¬¬ Indien de tolk van een vijandige etnie zou zijn en er vrees is voor een nietobjectieve vertaling, kan dit gemeld worden. ¬¬ Op het einde kan de advocaat de dossierbehandelaar trachten te overtuigen een status toe te kennen. Er kunnen opmerkingen gemaakt worden omtrent de geloofwaardigheid, het al dan niet voorhanden zijn van bewijsmateriaal, informatie over het land van herkomst, de vaagheid van bepaalde vragen, de ‘redelijke waarschijnlijkheid’ van de vervolging, de ernst van de gevreesde schade, enz. De opmerkingen kunnen eventuele tegenstrijdigheden, incoherenties of vaagheden ophelderen. Een vaak gehoorde klacht is dat tijdens de asielprocedure te weinig rekening wordt gehouden met culturele verschillen. Wijs er op wanneer de dossierbehandelaar te etnocentrisch is. Er kan ook gewezen worden op relevante vragen die door de dossierbehandelaar niet werden gesteld. ¬¬ Er kan melding gemaakt worden van psychologische problemen, eventueel gestaafd met attesten. ¬¬ De advocaat kan vragen een kopie van het administratief dossier op te sturen wanneer de beslissing negatief is. Dit kan via een standaardformulier tijdens het gehoor39. Hieronder een aantal aandachtspunten voor het bijwonen van een gehoor40: ¬¬ Men dient aandachtig te zijn en zich te concentreren op het gehoor. Bezigheden zoals slapen, de krant lezen, sms’en zijn uit den boze. ¬¬ Tracht niet te familiair te zijn met de dossierbehandelaar, noch met de tolk. Het gevaar hierbij is dat de asielzoeker zich buitengesloten voelt uit dit ‘onderonsje’. ¬¬ Zet de GSM af, hoogstens op trilfunctie. ¬¬ Soms heeft een advocaat meerdere cliënten tegelijkertijd die een gehoor ondergaan. Het is te verkiezen om dan een vervanger te zoeken zodat het volledige interview kan worden bijgewoond. Is dat niet mogelijk, dient het over en weer gaan zich te beperken tot één keer. ¬¬ Non-verbale tussenkomsten tijdens het gehoor zoals luid zuchten, met de ogen draaien, enz. moeten vermeden worden. ¬¬ Op tijd komen is de boodschap. Als de asielzoeker zijn advocaat verwacht, is hij weigerachtig tegenover het gehoor bij diens afwezigheid. Bovendien is zijn binnenkomst een onderbreking die de asielzoeker uit zijn concentratie haalt. ¬¬ Antwoord niet namens de asielzoeker tijdens het gehoor.
39 Dit formulier is ook terug te vinden op www.cgvs.be. 40 Het CGVS heeft een intern onderzoek gedaan naar de kwalitieit van de bijstand van advocaten tijdens het gehoor.
90 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ Tussenkomsten tijdens het gehoor kunnen erg problematisch zijn omdat de dossierbehandelaar niet meer geconcentreerd is, het gevoel heeft geen leiding te hebben over het gesprek, in een defensieve houding wordt gedrukt. Wijzigingen van verklaringen naar aanleiding van een tussenkomst spelen niet altijd in het voordeel van de asielzoeker41. ¬¬ Gebruik geen non-verbale communicatie met de asielzoeker om bepaalde antwoorden te suggereren. ¬¬ Men neemt beter geen agressieve houding aan. Dat is ongepast en nefast voor de goede naam. ¬¬ Als de advocaat de taal spreekt van de tolk en de asielzoeker, wordt best geen ‘onderonsje’ gedaan waar de dossierbehandelaar buitenstaander is. ¬¬ Ga niet rechtstreeks in discussie met de tolk. Meld vertaalproblemen aan de dossierbehandelaar. ¬¬ Vraag niet aan de asielzoeker of hij wel zeker is van wat hij zonet heeft gezegd. Dat is niet toegestaan. Er kan ook een vertrouwenspersoon worden aangesteld. Dit is iemand die op vraag van de asielzoeker meegaat naar het interview. Die persoon mag niet tussenkomen. Hij mag wel nota’s nemen en krijgt nadien ook de beslissing opgestuurd. De aanstelling moet men minimum acht dagen op voorhand aanvragen (zie bijlage III). Indien er tekenen zijn dat een asielzoeker psychologische problemen heeft (bijvoorbeeld post-traumatische stressstoornis, depressie, aanpassingsproblemen, psychiatrische aandoeningen, enz.) kunnen elementen door de begeleider worden aangereikt die de psycholoog bij het CGVS ertoe brengen een onderzoek te starten. Deze psycholoog heeft de taak het CGVS te adviseren over de psychische toestand van de asielzoeker wanneer deze toestand een hinderpaal vormt voor de afhandeling van het dossier. Wanneer de advocaat of hulpverlener meent dat het nodig is om de aandacht van het CGVS te vestigen (via een attest of verslag) op een belangrijk “medisch/psychologisch” probleem dat de correcte behandeling van het dossier in de weg zou kunnen staan of de belangen van de asielzoeker zou kunnen schaden, kan men dit eenvoudig richten aan Dhr. Commissaris-Generaal op het adres van het CGVS. Op het CGVS wordt dit attest of verslag voorgelegd aan de dossierbehandelaar. In bijna alle gevallen beslist de dossierbehandelaar om het dossier voor te leggen aan de expert-psycholoog. Aan welke vereisten moet een document, opgesteld door een arts, psychiater of psycholoog waarin wordt verwezen naar “psychische stoornissen” bij de asielzoeker volgens het CGVS, voldoen om bruikbaar te zijn in het kader van de asielprocedure? ¬¬ Men dient zich te houden aan de vastgestelde feiten (bijvoorbeeld een eenmalige consultatie). 41 Soms kan het volgens ons toch wenselijk zijn als de dossierbehandelaar bijvoorbeeld dieper ingaat op iets dat hij of zij manifest verkeerd begrepen heeft.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 91
¬¬ Informatie over de eventuele doorverwijzer geven. ¬¬ Een “oriënterende diagnostiek” (indien de lijdensdruk nog niet juist kan omschreven worden) vermelden. ¬¬ Aangeven wie om het attest verzoekt (asielzoeker zelf, advocaat, familie, initiatief van de opsteller, enz.). ¬¬ Elementen van behandeling: follow-up, voorziene duur en frequentie, met inbegrip van de voorgeschreven medicatie. ¬¬ Eventueel relevante bijkomende medisch-psychologische verslagen indien beschikbaar (bijvoorbeeld hospitalisatieverslagen). ¬¬ Het uitgebreid vermelden van het gehele vluchtverhaal van betrokkene is niet productief, tenzij het gaat om feiten die de asielzoeker, omwille van het opgelopen trauma, niet zou kunnen of durven vertellen. ¬¬ Het feit dat een asielzoeker een psychologische en/of psychiatrische pathologie vertoont, is op zich geen reden tot erkenning als vluchteling. Uit de attesten blijkt dat heel wat opstellers dit verkeerde standpunt hanteren en hiermee soms niet gepaste verwachtingen creëren bij hun patiënten. ¬¬ Het deontologische aspect: wanneer de expert-psycholoog contact opneemt met de opsteller van het attest vermeldt hij altijd of de asielzoeker zijn toelating geeft tot het mededelen van vertrouwelijke informatie. Het akkoord van de asielzoeker gebeurt door een door hem én de tolk ondertekend formulier dat aan het dossier toegevoegd wordt. De opsteller van het attest blijft volledig verantwoordelijk voor de inhoud van het attest en de eventuele bijkomende informatie. Ook tijdens het gehoor kan zich een probleem manifesteren. De interviewer kan in dit geval de expert-psycholoog vragen de asielzoeker nader te onderzoeken. Ook de advocaat kan wijzen op psychische problemen. De dossierbehandelaar beslist dan wat hij ermee doet. De uitnodiging voor een onderzoek nadien gebeurt steeds schriftelijk, met kopie en uitleg over het doel van het onderzoek, aan de advocaat. Vanuit de deontologische voorschriften van de psychologen bevat elke uitnodiging de vaste formule: “Ik vestig uw aandacht erop dat dit onderzoek enkel kan plaatsvinden met uw instemming”. Na het onderzoek volgt steeds een schriftelijk en gemotiveerd “psychologisch evaluatieverslag” dat aan het dossier wordt toegevoegd.
Beoordeling van de asielaanvraag: Aan het begin van het gehoor op het CGVS wordt de asielzoeker systematisch gewezen op zijn verplichtingen. Samenvattend kan gesteld worden dat de asielzoeker wordt verzocht:
92 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ De waarheid te vertellen. De geloofwaardigheid van het individuele relaas is cruciaal. Valse of onjuiste verklaringen kunnen tot gevolg hebben dat de asielaanvraag wordt verworpen. Het is mogelijk dat de asielzoeker allerlei indianenverhalen gehoord heeft van andere asielzoekers, van mensensmokkelaars of landgenoten, zoals bijvoorbeeld nooit je paspoort te laten zien. Dit soort verhalen gaan een eigen leven leiden. Onwetende asielzoekers zijn vatbaar voor misleidende informatie, eenvoudigweg omdat ze nog niet correct of onvoldoende geïnformeerd zijn. De asielzoeker heeft echter de plicht om mee te werken aan het onderzoek en om de waarheid te vertellen. Hij heeft de plicht oprechte en volledige verklaringen af te leggen. Leugenachtige verklaringen kunnen een erkenning als vluchteling of de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus in de weg staan. ¬¬ Al het mogelijke te doen om zijn identiteit, herkomst, reisweg of de aangehaalde feiten te bewijzen door middel van het voorleggen van documenten. De bewijslast berust in beginsel in elke fase van de asielprocedure bij de asielzoeker zelf. Dit houdt allereerst in dat de verklaringen van de asielzoeker coherent, plausibel en niet in strijd met algemeen bekende feiten moeten zijn. De loutere afwezigheid van tegenstrijdigheden of incoherenties in het asielrelaas op zich is vaak niet voldoende om erkend te worden als vluchteling. Het is immers de taak van de asielzoeker om in de mate van het mogelijke bewijzen aan te brengen van de feiten die hij aanhaalt42. Indien de asielzoeker er niet in slaagt om documenten of objectieve stukken ter staving van zijn asielrelaas voor te leggen, moet hiervoor een aannemelijke verklaring gegeven worden. Het is immers pas wanneer alle elementen onderzocht werden en men overtuigd is van de geloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen, dat het voordeel van de twijfel kan worden verleend.43 Hierbij moet overigens benadrukt worden dat om enige bewijskracht aan een document te ontlenen, het bovendien ondersteund dient te worden door geloofwaardige, coherente en plausibele verklaringen. Wanneer het asielrelaas doorspekt is van incoherente, ongeloofwaardige of tegenstrijdige verklaringen, kan niet zonder meer besloten worden tot een geloofwaardig relaas omdat de asielzoeker bepaalde documenten neerlegt. Geloofwaardige verklaringen en bewijsstukken gaan hand in hand. In principe moeten volgende vragen worden gestaafd: 42 Interessant in dit verband zijn ook artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2004/83/EG van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming) en artikel 11 van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2005/85/EG van 1 december 2005 betreffende de minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus). 43 UNHCR, Guide des procédures et critères à appliquer pour déterminer le statut de réfugié, Genève, 1992, 54.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 93
-- Wat vreest de asielzoeker wanneer hij naar zijn land van herkomst zou moeten terugkeren? -- Om welke reden vreest de asielzoeker problemen wanneer hij naar zijn land van herkomst zou moeten terugkeren? Kopieën worden zelden aanvaard als bewijskrachtig en zijn slechts een begin van bewijs. Op het CGVS zal men meestal het origineel teruggeven na hiervan een kopie te hebben gemaakt. Het is ook mogelijk dat het CGVS het origineel wil houden en dan krijgt de asielzoeker een ontvangstbewijs en krijgt hij het origineel na de procedure terug. Indien men geen bewijsstukken kan voorleggen, mag men absoluut geen valse stukken neerleggen om toch maar schriftelijke bewijzen te hebben. Dat zou een reden kunnen zijn om de vluchtelingen- of subsidiaire beschermingsstatus niet toe te kennen. Bewijsstukken van problemen die anderen (familieleden of personen met een gelijkaardig profiel) in het herkomstland hebben gehad, kunnen ook nuttig zijn. Dit geldt ook voor gegevens van familieleden over erkenningen als vluchteling in België of in een ander land. Het is aan te raden om zo snel mogelijk in de procedure bewijsstukken voor te leggen. Dit heeft het voordeel dat er geen vertaling nodig is. Als de stukken relevant zijn, laat de dossierbehandelaar ze immers vertalen. Stukken later op de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) neerleggen voor een eensluidend verklaarde vertaling brengen extra kosten met zich mee. Daarenboven is het veel moeilijker om stavingsstukken neer te leggen op het niveau van de RvV44. De asielzoeker krijgt tijdens het gehoor bij het CGVS de mogelijkheid de documenten toe te lichten. Bijkomende stukken kunnen best worden afgegeven tijdens het gehoor, maar als er bijkomende stukken verwacht worden, is het beter dit al tijdens het gehoor aan te geven. Er wordt rekening gehouden met elk stuk dat wordt voorgelegd voor de beslissing genomen wordt. Nieuwe elementen worden best zo snel mogelijk meegedeeld.
Cedoca, de documentatie- en researchdienst bij het CGVS Dit is een ondersteunende dienst voor de dossierbehandeling op het CGVS. De medewerkers van het researchteam maken de bestaande informatie van herkomstlanden toegankelijk voor de dossierbehandelaars. De informatie wordt bekomen door een uitgebreid netwerk van internationale contacten en de dossierbehandelaars gaan bij de researchers te rade voor landgebonden vragen in individuele dossiers. Het CGVS organiseert ook zelf 44 Voorwaarden artikel 39/76 Vreemdelingenwet.
94 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
missies naar een land indien er onvoldoende informatie voorhanden is over een land van herkomst. Deze dienst is helaas niet toegankelijk voor derden. De gebruikte informatie zit in het administratief dossier waar je na een eventuele weigeringsbeslissing een kopie van kan krijgen.
Aandachtspunten: procedure CGVS De oproeping: ¬¬ De advocaat bereidt samen met de asielzoeker het interview bij het CGVS voor. De vragenlijst die op DVZ werd ingevuld, zal als basis dienen voor het interview op het CGVS. ¬¬ Samen met de advocaat wordt uitgemaakt welk adres van woonstkeuze het beste is. Op dit adres zal de oproeping van het gehoor toekomen. Is de gekozen woonplaats het adres van de opvangstructuur waar de asielzoeker verblijft, dan zal de oproeping per fax gebeuren en dient ‘voor akkoord’ te worden teruggefaxt. Het is belangrijk dat hierover goede afspraken worden gemaakt tussen alle betrokkenen in de procedure. Het niet verschijnen van de asielzoeker tijdens het gehoor kan onomkeerbare gevolgen hebben voor zijn erkenning. Het is belangrijk de woonplaatskeuze actueel te houden. Het interview: ¬¬ Datum en tijdstip staan vermeld op de oproeping. Soms is het aangewezen dat advocaat en asielzoeker vroeger afspreken dan het opgegeven tijdstip. Er is hiervoor een aparte ruimte voorzien in het gebouw. CGVS Koning Albert II-laan 26A 1000 Brussel ¬¬ Ga na aan de hand van het procedureschema of de asielzoeker begrijpt in welke fase van de procedure hij zich bevindt. ¬¬ Om dit interview voor te bereiden verwijzen we naar het hoofdstuk vluchtverhaalanalyse. ¬¬ Benadruk het belang van een waarheidsgetrouwe weergave van de feiten. ¬¬ Wijs de asielzoeker erop dat hij best zo snel mogelijk originele documenten voorlegt die zijn vluchtverhaal of identiteit staven. De hulpverlener wijst op de noodzaak om een geloofwaardige verklaring te hebben indien hij bepaalde documenten niet kan voorleggen of kan bekomen. Bijkomende stukken kunnen worden afgegeven tijdens het gehoor. Indien er bijkomende stukken verwacht worden is het aangewezen dit te melden tijdens het gehoor. Deze stukken worden best zo snel mogelijk neergelegd wil men dat er rekening mee wordt gehouden voor het nemen van een beslissing. Leg uit dat de informatie die aan de asielinstanties gegeven wordt vertrouwelijk wordt behandeld.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 95
¬¬ Spoor de asielzoeker aan om zelf op zoek te gaan naar relevante informatie of documenten. ¬¬ Breng vrouwen op de hoogte van hun rechten in geval van (vermoeden van) gendergebonden vervolging (zie hoofdstuk VI - Bijzondere situaties). ¬¬ Een eventueel uitstel van interview moet verantwoord worden, het niet aanwezig kunnen zijn van de advocaat tijdens het interview is geen reden tot uitstel! Het bewijs van reden van het verhinderd zijn moet aangetekend verstuurd worden naar het CGVS, alsook een brief van de asielzoeker waarin hij de redenen uiteenzet waarom hij zijn land is ontvlucht. ¬¬ In geval van trauma of van andere psychologische problemen die het vaststellen van de feiten of het interview kunnen bemoeilijken, kan men een attest van een specialist en van de gevolgde begeleiding toevoegen. Men kan suggereren om een onderhoud met de expertpsycholoog van de asielinstanties te voorzien. Als bijlage vind je de voorwaarden waaraan zo’n attest moet voldoen. ¬¬ Het CGVS heeft ook een bijzondere procedure voorzien voor asielzoekers die omwille van een ernstige psychiatrische problematiek niet of nauwelijks gehoord kunnen worden, de zogenaamde NIAK-dossiers (Niet Interviewbare Alleenstaande Asielzoekers). Deze asielzoekers krijgen een cliëntgerichte benadering op het ritme van de asielzoeker. De uiteindelijke beslissing zal genomen worden door de behandelende geneesheer, de expertpsycholoog van de asielinstanties, de dossierbehandelaars van het CGVS en de DVZ en de hulpverleners betrokken bij de asielzoeker. ¬¬ De advocaat vergezelt de asielzoeker naar het CGVS. Bij verhindering zoekt de advocaat een vervanger. Door mee te gaan naar het interview ziet de advocaat toe op een correct verloop van de asielprocedure van bij het begin. De advocaat doet dit door tijdens het interview waakzaam te zijn voor de interactie tussen interviewer, asielzoeker en tolk. De goede advocaat neemt volledige notities (dit kan van belang zijn bij verdere stappen in de procedure: de notities hebben dezelfde waarde als die van het CGVS). De advocaat kan vragen bepaalde zaken in het gehoorverslag te noteren. Na het interview kan hij aandacht vragen voor opmerkingen i.v.m. de evaluatie van de asielaanvraag, de geloofwaardigheid van de asielzoeker, het al dan niet voorhanden zijn van bewijsmateriaal, de informatie over het land van herkomst, de ‘redelijke waarschijnlijkheid’ van de gevreesde vervolging, het verband met het Vluchtelingenverdrag. ¬¬ Indien een vertrouwenspersoon het gehoor wil bijwonen, moet dit op voorhand schriftelijk worden aangevraagd bij het CGVS (zie bijlage III). ¬¬ De advocaat kan ieder incident per fax of aangetekende zending melden aan de supervisor van de dossierbehandelaar. ¬¬ Het verzaken in te gaan op een verzoek van het CGVS tot verdere inlichtingen na het gehoor kan aanleiding geven tot een negatieve beslissing.
96 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ Het gehoorverslag wordt niet voorgelezen aan de asielzoeker en er wordt geen kopie meegegeven. Er kan wel gevraagd worden om het asieldossier in te kijken.
B.3 De mogelijke beslissingen Het CGVS kan volgende beslissingen nemen: De asielaanvraag van een EU-onderdaan wordt niet in overweging genomen: Dit gebeurt indien uit de verklaringen van de asielzoeker niet duidelijk blijkt dat er een gegronde vrees voor vervolging bestaat of dat er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade. Deze beslissing wordt normaal gezien binnen de vijf werkdagen genomen. Wordt de aanvraag toch in overweging genomen, dan zal de procedure verder lopen zoals voor de andere asielzoekers.
De asielaanvraag wordt onontvankelijk, bedrieglijk of kennelijk ongegrond verklaard: In bepaalde gevallen kan een asielzoeker worden uitgesloten van de status van vluchteling of subsidiaire bescherming, zonder enige inhoudelijke toetsing. Deze beslissingen zullen echter in de praktijk zelden worden genomen. De Commissaris-Generaal gaf op verschillende studiedagen zelf aan dat het problematisch is dergelijke beslissing te nemen zonder een voorafgaande beoordeling ten gronde.
Het CGVS erkent betrokkene als vluchteling: De beslissing van het CGVS, die aangetekend wordt verstuurd naar de gekozen woonplaats van de kandidaat-vluchteling, vermeldt enkel dat hij erkend werd als vluchteling. De beslissing wordt niet gemotiveerd. Theoretisch kan de minister van Binnenlandse Zaken binnen een termijn van 15 dagen nog beroep aantekenen (bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen), maar dit gebeurt bijna nooit. Na deze termijn zal het CGVS per brief vragen om de exacte identiteitsgegevens mee te delen. Eventuele foutieve gegevens kunnen dan rechtgezet worden. Vanaf dan kan de asielzoeker voor onbeperkte duur in België verblijven. Hij ontvangt een attest van erkenning waarmee hij naar de gemeente van de verblijfplaats dient te gaan. Hij zal in het Vreemdelingenregister worden ingeschreven en een elektronische B kaart (voorheen Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR) onbeperkt verblijf) ontvangen. Vanaf nu beschikt hij over een verblijfstitel.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 97
Het CGVS erkent betrokkene niet als vluchteling, maar kent wel de subsidiaire beschermingsstatus toe: De beslissing van weigering van erkenning van de vluchtelingenstatus en de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus wordt aangetekend opgestuurd naar de door de asielzoeker gekozen woonplaats. In deze beslissing wordt uiteengezet waarom het CGVS van oordeel is dat de persoon niet in aanmerking komt voor het vluchtelingenstatuut, maar wel voor subsidiaire bescherming. De asielzoeker kan met deze beslissing akkoord gaan. Hij verkrijgt dan een bijzonder verblijfsrecht op basis van de subsidiaire bescherming. Hij ontvangt dan een elektronische A kaart (voorheen BIVR beperkt verblijf) en wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister. De asielzoeker kan ook bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in beroep gaan tegen deze beslissing, omdat hij meent in aanmerking te komen voor het (voordeliger) statuut van erkende vluchteling. Wie in beroep gaat tegen deze beslissing kan echter ook het statuut van subsidiaire bescherming verliezen, indien de RvV van mening is dat de persoon hier toch niet voor in aanmerking komt. Het indienen van een beroep is dus niet zonder risico.
Het CGVS weigert zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire beschermingsstatus In de beslissing van weigering van erkenning van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus, die aangetekend wordt opgestuurd naar de door de asielzoeker gekozen woonplaats, worden de argumenten van de negatieve beslissing (de “motivering”) uiteengezet. Tegen deze beslissing kan een beroep ten gronde worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Als de geweigerde asielzoeker geen beroep indient bij de RvV, zal de gemeente die de stand van de procedure in het wachtregister ziet, aan de DVZ instructies vragen om het al dan niet afleveren van een bevel om het grondgebied te verlaten (Bijlage 13quinquies). Het gemeentebestuur moet het attest van immatriculatie blijven verlengen zolang het geen andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken ontvangt. Het gemeentebestuur mag dus niet ambtshalve het attest van immatriculatie intrekken en aan de betrokkene een bevel afleveren om het grondgebied te verlaten. Als de DVZ wel de instructie geeft om een Bijlage 13quinquies af te leveren, zal de gemeente de asielzoeker uitnodigen. Als de asielzoeker zich aanbiedt op de gemeente, zal de Bijlage 13quinquies worden betekend en tegelijkertijd de Bijlage 26 en het AI (oranje kaart) worden ingehouden.
98 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Als de asielzoeker zich niet aanbiedt op de gemeente, zal de politie nagaan of de asielzoeker nog op het opgegeven adres woont. Als de asielzoeker er niet meer woont, zal de gemeente dit meedelen aan de DVZ en opnieuw instructies vragen.
De asielaanvraag wordt zonder voorwerp verklaard Wanneer het CGVS vaststelt dat een asielaanvraag zonder voorwerp is geworden, bijvoorbeeld omdat de asielzoeker vrijwillig afstand deed van de procedure, vrijwillig is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, Belg geworden of overleden is, stelt het CGVS de afstand van de asielaanvraag vast.
Overige beslissingen: Naast de hierboven omschreven beslissingen heeft het CGVS nog de bevoegdheid om: ¬¬ iemand van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire bescherming uit te sluiten omwille van specifieke ernstige misdrijven (zie verder); ¬¬ de vluchtelingenstatus of de subsidiaire bescherming in te trekken indien betrokkene had moeten uitgesloten worden of op frauduleuze wijze zijn status heeft bekomen (zie verder); ¬¬ de vluchtelingenstatus of de subsidiaire bescherming op te heffen indien de omstandigheden in het land van herkomst van de asielzoeker ingrijpend en duurzaam zijn veranderd en hij niet langer aanspraak kan maken op internationale bescherming (zie verder).
Aandachtspunten: beslissing CGVS ¬¬ Overloop met de asielzoeker de gevolgen van de beslissing die genomen werd en wijs hem op de mogelijkheden die hij (nog) heeft. ¬¬ In geval van erkenning verwijzen we naar hoofdstuk VII van het handboek. ¬¬ In geval van subsidiaire bescherming verwijzen we naar hoofdstuk VII van het handboek. ¬¬ In geval van een weigeringsbeslissing evalueert de advocaat deze beslissing samen met de asielzoeker. Indien nodig stelt de advocaat tegen deze beslissing een beroep in bij de RvV. Daar beroepstermijnen kort zijn, is het aan te raden om zo vlug mogelijk advies te geven in de dossiers. Indien de advocaat beslist om geen beroep in te dienen, zou de asielzoeker de kans moeten hebben om een tweede advies te vragen aan een andere advocaat. Indien er gewacht wordt tot de allerlaatste dag om de asielzoeker te melden dat er geen beroep zal worden ingediend, ontneemt men de asielzoeker deze mogelijkheid.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 99
¬¬ De advocaat evalueert of een advies moet worden gevraagd aan het UNHCR (Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen). De advocaat neemt hiervoor contact op met het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV). In bijlage VIII wordt de samenwerking tussen het BCHV en het UNHCR in de Belgische asielprocedure toegelicht. Het BCHV bereidt asieldossiers voor met het oog op het vragen van advies aan het UNHCR krachtens artikel 57/23 bis van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
B.4 Beroepsmogelijkheden Tegen beslissingen van het CGVS kan men in beroep gaan bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV), een administratief rechtscollege. Er zijn, afhankelijk van de genomen beslissing, twee soorten beroepen mogelijk bij de RvV, een beroep ten gronde of een annulatieberoep: ¬¬ Tegen vrijwel alle beslissingen van het CGVS is een beroep met volle rechtsmacht mogelijk binnen een termijn van 30 dagen: tegen kennelijk ongegronde, bedrieglijke en onontvankelijke beslissingen, tegen beslissingen waarin de asielaanvraag zonder voorwerp werd verklaard, tegen weigeringsbeslissingen, alsook tegen beslissingen tot intrekking of opheffing van de status. Dat beroep heeft een schorsende werking, er kan met andere woorden geen verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel worden uitgevoerd op gedwongen wijze. Ook binnen de beroepstermijn van 30 dagen kan geen verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel worden uitgevoerd. ¬¬ De enige uitzondering op de regel is de beroepsmogelijkheid tegen een beslissing tot niet- inoverwegingname van een asielaanvraag door een EUonderdaan. In dat geval staat enkel een niet-schorsend annulatieberoep binnen een termijn van 30 dagen open.
100 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
C De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen: beroep ten gronde tegen een beslissing van het CGVS We gaan hier summier in op de procedure ten gronde tegen een beslissing van het CGVS. De RvV is daarnaast ook het administratief rechtscollege dat bevoegd is voor de annulatie van individuele beslissingen die worden genomen in toepassing van de Vreemdelingenwet, maar dat komt hier verder niet aan bod. We verwijzen voor een meer gedetailleerde uitleg graag naar “Een praktijkgerichte handleiding voor het indienen van een asielberoep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, een publicatie van het team Rechtspositie van de Stedelijke Integratiedienst Gent, te downloaden op de website www.vreemdelingenrecht.be en te bestellen bij het team Rechtspositie van de Stedelijke Integratiedienst Gent (
[email protected] of tel. 09/265.77.05)45. De toepasselijke bepalingen over de procedure bij de RvV zijn terug te vinden vanaf artikel 39/56 e.v. Vreemdelingenwet en in het K.B. van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen46.
C.1 Aard van de procedure De RvV heeft volle rechtsmacht, maar geen eigen onderzoeksbevoegdheid. Volle rechtsmacht betekent dat de RvV het geschil in zijn geheel moet onderwerpen aan een nieuw onderzoek en dat hij in dat opzicht beschikt over dezelfde beoordelingsbevoegdheid als het CGVS. De procedure is formeel en schriftelijk. Er is wel een zitting, maar de rechter kan in principe enkel rekening houden met elementen uit het dossier. Het beroep is opschortend, tenzij voor onderdanen van de EU of voor asielzoekers die een weigering van inoverwegingname van de asielaanvraag hebben gekregen47.
C.2 Het verzoekschrift en de beroepstermijn Het beroep tegen de weigeringsbeslissing van het CGVS gebeurt met de indiening van een verzoekschrift. Aangezien de procedure hoofdzakelijk schriftelijk is, is het in principe niet meer mogelijk andere middelen aan te voeren dan deze die in het verzoekschrift worden uiteengezet. De partijen en hun advocaat kunnen hun bemerkingen mondeling
45 Zij hebben tevens een handleiding voor annulatieberoepen bij de RvV, waar de procedures tot schorsing en schorsing in Uiterst Dringende Noodzakelijkheid (UDN) worden uitgelegd. 46 B.S. 28 december 2006, het zogenaamde procedure K.B.. 47 In principe zal de asielzoeker opgeroepen worden door de gemeente om een Bijlage 35 in ontvangst te nemen (maandelijks verlengbaar), doch met het oog op de administratieve vereenvoudiging werd beslist om tijdelijk geen Bijlagen 35 meer af te leveren en blijft de asielzoeker in het bezit van zijn attest van immatriculatie gedurende de behandeling van het beroep.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 101
op de zitting toelichten, maar enkel voor zover deze werden vermeld in het verzoekschrift. De wet bepaalt echter een uitzondering op de regel dat het niet mogelijk is ter zitting andere middelen aan te voeren dan die in het verzoekschrift uiteengezet. De RvV kan elk nieuw gegeven in aanmerking nemen dat ter kennis wordt gebracht door de partijen, met inbegrip van hun verklaringen tijdens de zitting indien: ¬¬ deze gegevens steun vinden in het rechtsplegingsdossier EN ¬¬ ze van die aard zijn dat ze op zekere wijze het gegrond of ongegrond karakter van het beroep kunnen aantonen EN ¬¬ de partij aannemelijk maakt dat zij deze nieuwe gegevens niet eerder in de procedure kon mededelen. Wat de tweede voorwaarde betreft: hierover heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken in een arrest van 27 mei 200848: Het Hof meent dat deze bepaling door de RvV zo moet worden toegepast dat het “de bevoegdheid met volle rechtsmacht van de Raad die kennis neemt van de beslissingen van de CGVS, niet beperkt”. Deze zinsnede is niet erg duidelijk en de praktijk zal dan ook moeten uitwijzen hoe de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen hiermee zal omgaan. Volgens het Grondwettelijk Hof kunnen de voorwaarden om nieuwe gegevens ook later in de procedure in te roepen “geen hindernis vormen voor de bevoegdheid met volle rechtsmacht van de RvV”. Ook deze overweging van het Hof zal door rechtspraak en rechtstheoretici nog verder moeten worden uitgediept. Intussen moeten we advocaten blijven aanraden om zoveel als mogelijk alle elementen in het inleidend verzoekschrift te verwerken. Bepaalde elementen moeten bovendien verplicht (op straffe van nietigheid) opgenomen worden in een verzoekschrift: ¬¬ de naam, nationaliteit, woonplaats van de verzoekende partij en het kenmerk van zijn dossier bij de verwerende partij (het CGVS); ¬¬ de keuze van woonplaats in België; ¬¬ de beslissing waartegen het beroep is gericht; ¬¬ een uiteenzetting van de feiten en de middelen die ter ondersteuning van het beroep worden ingeroepen: de asielzoeker moet het vluchtrelaas in het
48 GwH 27 mei 2008, nr. 2008-081, BS 2 juli 2008.
102 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
verzoekschrift uiteenzetten én uitleggen waarom hij niet akkoord gaat met de beslissing van het CGVS; ¬¬ in geval van nieuwe gegevens: een uiteenzetting waarom er ernstige aanwijzingen bestaan voor een gegronde vrees voor vervolging in de zin van de Conventie van Genève of voor een reëel risico op ernstige schade in de zin van de subsidiaire bescherming. Tevens moeten de redenen vermeld worden waarom de nieuwe gegevens niet op het gepaste ogenblik aan het CGVS konden medegedeeld worden; ¬¬ de taal waarin de asielzoeker ter zitting moet worden gehoord; ¬¬ de handtekening van de verzoeker of zijn advocaat. Het verzoekschrift moet verplicht ingediend worden in het Nederlands of het Frans, naargelang de taal van de procedure en moet aangetekend worden verstuurd. Er moeten zes afschriften bijgevoegd worden van het verzoekschrift en als er nieuwe stukken zijn, moeten hiervan vier afschriften worden bijgevoegd. Anders wordt de zaak niet ingeschreven op de rol. Artikel 10 van het procedure K.B. voorziet de mogelijkheid om deze vergetelheid te regulariseren binnen één dag nadat je hiervan wordt verwittigd door de griffie. De beroepstermijn is 30 dagen vanaf de kennisgeving. In geval van kennisgeving bij aangetekend schrijven met ontvangstmelding wordt als dag van kennisgeving beschouwd, de dag van de aanbieding van het schrijven aan de woning van de bestemmeling, ongeacht of deze de brief persoonlijk in ontvangst heeft genomen of niet. Indien de kennisgeving van beslissingen van het CGVS bij gewoon aangetekende brief gebeurt, neemt de RvV aan dat de brief werd ontvangen op de derde werkdag49 die volgt op die waarop de brief werd verzonden, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. Voor de berekening van de beroepstermijn is de vervaldag in de termijn inbegrepen, tenzij die dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is. In dat geval wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.50 Voorbeeld: de beslissing wordt per aangetekende brief aan de post overhandigd op donderdag 3 april. De beroepstermijn begint dan te lopen op de derde werkdag, dinsdag 8 april, en vervalt op dinsdag 22 april. Het verzoekschrift moet derhalve ten laatste op die datum gepost zijn (poststempel geldt als bewijs). Is de woonplaatskeuze de advocaat, dan begint de beroepstermijn te lopen daags na de binnenkomst van de fax waarmee de kennisgeving is gebeurd.
49 Opgelet: ook zaterdagen worden geacht werkdagen te zijn. Enkel zondagen en wettelijke feestdagen niet. 50 DE BOCK, F., “De rechtsmacht en de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen: overzicht van rechtspraak juni 2007 - november 2007”, T. Vreemd. 2008, p.42.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 103
Aandachtpunten: verzoekschrift ¬¬ Elementen die cruciaal zijn, dienen vermeld te worden in het verzoekschrift, zoniet kunnen ze in principe niet meer aangevoerd worden tijdens de mondelinge zitting. ¬¬ Vertrek vanuit de analyse van de bestreden beslissing. ¬¬ Werk de rechtsmiddelen voldoende uit. Weerleg duidelijk de argumenten van het CGVS en vermeld welke rechtsregel geschonden werd. ¬¬ Wees concreet. ¬¬ Lees altijd het afgedrukte verzoekschrift grondig na. ¬¬ Houd de termijn in het oog voor het indienen van het verzoekschrift. ¬¬ Bewaar zeker het bewijs van de aangetekende zending of het ontvangstbewijs, het kan als bewijs dienen dat het verzoekschrift op tijd werd ingediend. ¬¬ Kijk het aantal afschriften van het verzoekschrift en van eventueel bijkomende bewijsstukken na. ¬¬ Vergeet niet eventueel een tolk te vragen voor tijdens de zitting. Verplichte elementen in het verzoekschrift, ingediend in het Nederlands of Frans naargelang de taal van de procedure: ¬¬ De naam, nationaliteit, woonplaats van de verzoekende partij en het kenmerk van haar dossier bij de verwerende partij. ¬¬ De gekozen woonplaats in België. ¬¬ De beslissing waartegen het beroep is gericht. ¬¬ Een uiteenzetting van feiten en middelen die ter ondersteuning van het beroep worden ingeroepen. ¬¬ In het geval van nieuwe gegevens dient men aan te tonen waarom deze niet eerder werden voorgelegd. ¬¬ De taal waarin de asielzoeker ter zitting moet worden gehoord. ¬¬ De handtekening van de verzoeker of zijn advocaat.
C.3 Na het indienen van het beroep Binnen de acht dagen na de kennisgeving van het beroep (of binnen 15 dagen in het geval van nieuwe elementen in het verzoekschrift) heeft het CGVS de mogelijkheid om een verweernota te maken.
104 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Op die verweernota kan in principe niet geantwoord worden tenzij er sprake is van nieuwe elementen en onder de strikte voorwaarden die we hierboven besproken hebben. Als de RvV weigert om deze nieuwe elementen te aanvaarden, kan het een middel zijn voor een cassatieberoep bij de Raad van State zijn. Uiteraard kunnen nieuwe elementen die niet werden aanvaard een nieuwe asielaanvraag rechtvaardigen. Onmiddellijk na ontvangst van het verzoekschrift wordt de zogenaamde depistageprocedure gestart, om beroepen die doelloos zijn, kennelijk onontvankelijk zijn, waarvan afstand wordt gedaan of die dienen van de rol te worden geschrapt, ertussenuit te halen. Partijen worden eerst opgeroepen waarna door middel van een tussenarrest een beslissing wordt genomen. Wordt de depistageprocedure niet toegepast, dan bepaalt men het tijdstip van de zitting. De partijen worden ten minste acht dagen voor de zitting in kennis gesteld van het tijdstip van de zitting. Het CGVS treedt er op als verwerende partij. Vijf dagen voor de zitting kan men het dossier gaan inkijken ter griffie. De RvV kan ook rechtstreekse briefwisseling voeren met partijen voor het verkrijgen van alle nodige informatie. Laat aan de griffie weten wanneer je vakantie zal nemen, met de vraag geen zittingen vast te leggen in die periode. De RvV zal daar rekening mee houden.
Aandachtspunt: na het indienen van het beroep ¬¬ Laat aan de griffie weten wanneer je vakantie zal nemen, met de vraag om geen zittingen van cliënten vast te leggen tijdens die periode. ¬¬ De hoorzitting wordt voorbereid aan de hand van het dossier dat men vijf dagen voor de vastgestelde datum kan raadplegen op de RvV. De advocaat neemt met de asielzoeker de inhoud van het administratief dossier door en toetst deze aan de elementen waaruit het persoonlijk dossier bestaat. De advocaat zorgt ervoor dat alle relevante elementen degelijk zijn voorbereid en bereidt de asielzoeker voor op de mondelinge zitting waar aandacht zal besteed worden aan de elementen die betwist worden.
C.4 De hoorzitting Ondanks het schriftelijke karakter, moeten partijen ter terechtzitting aanwezig zijn. De asielzoeker kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door zijn advocaat.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 105
De asielzoeker en de advocaat worden uitgenodigd op de zitting. De aanwezigheid van een van beiden is verplicht en het is dan ook aangewezen dat beiden verschijnen. De getuigenis van de asielzoeker is een belangrijk bewijsmiddel op het vlak van geloofwaardigheid. Alleen wanneer de asielzoeker een geloofwaardig en samenhangend verhaal brengt zal, bij afwezigheid van andere bewijsmiddelen, de RvV hem het voordeel van de twijfel kunnen toekennen. Indien geen van beiden verschijnt wordt het beroep verworpen. Het CGVS is vertegenwoordigd door een functionaris. Alle zaken worden opgeroepen op hetzelfde uur. De partij die niet verschijnt op de zitting zal in het ongelijk worden gesteld, tenzij overmacht wordt aangetoond. Overmacht wordt zeer strikt geïnterpreteerd. Weet de asielzoeker op voorhand dat hij niet aanwezig zal zijn (bijvoorbeeld wegens ziekte), dan kan hij best op voorhand contact opnemen met de RvV om de bewijsstukken van de overmacht over te maken. De zitting is in principe openbaar. In uitzonderlijke gevallen kan aan de rechter een zitting met gesloten deuren worden gevraagd. De rechter kan dit ook ambtshalve bevelen. Ter zitting kunnen partijen mondeling hun opmerkingen voordragen. Behalve in het geval van nieuwe gegevens (zie hoger) kunnen zij enkel bepleiten wat in hun verzoekschrift of verweernota is uiteengezet. De voorzitter kan, indien hij dat nodig acht, de partijen ondervragen. Dit zal enkel met een tolk gebeuren, indien dit in het verzoekschrift werd gevraagd. Let op: procedure-incidenten zijn mogelijk (bijvoorbeeld het stellen van een prejudiciële vraag, van valsheid betichte stukken, verknochtheid, wraking, enz.), die al dan niet kunnen worden gevolgd door een tussenvonnis. Wees hierop voorbereid, te meer omdat de functionaris van het CGVS een gespecialiseerd iemand is. Wanneer de asielzoeker in detentie is, dan verloopt de procedure op versnelde wijze, zoals omschreven in artikel 39/77 Vreemdelingenwet.
Aandachtspunten: hoorzitting ¬¬ Wees aanwezig en bereid je goed voor. In geval van overmacht toon je dit duidelijk aan. Het adres: Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Gaucheretstraat 92-94 1030 Brussel
106 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
¬¬ Mondelinge opmerkingen kunnen tijdens de zitting door asielzoeker en advocaat worden meegedeeld. ¬¬ Er zal enkel rekening gehouden worden met nieuwe informatie en verklaringen tijdens de zitting onder strenge voorwaarden. ¬¬ De hoorzitting verloopt in het Nederlands of Frans (de taal die bij het begin van de asielprocedure werd vastgelegd) en een tolk wordt ter beschikking gesteld door de RvV indien de asielzoeker bij de asielaanvraag reeds om een tolk verzocht.
C.5 Het arrest De RvV kan de beslissing van het CGVS vernietigen, hervormen of bevestigen.
Vernietiging De RvV heeft, in tegenstelling tot de vroegere Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen, geen eigen onderzoeksbevoegdheid meer. Zij zal dus enkel kunnen beslissen op basis van het voorliggende dossier (en op grond van informatie die van algemene bekendheid is51) . Indien zij niet kan beslissen op basis van het dossier zal ze de beslissing van het CGVS vernietigen en het dossier terugsturen naar het CGVS. Dit is het geval indien: ¬¬ er substantiële onregelmatigheden zijn die niet door de RvV kunnen worden hersteld; ¬¬ essentiële elementen ontbreken zodat de RvV niet kan komen tot een beslissing zonder dat aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd. Na een vernietiging moet het CGVS opnieuw een beslissing nemen. Deze is niet noodzakelijk positief, maar het CGVS zal wel rekening moeten houden met de opmerkingen van de RvV.
Hervorming of bevestiging Indien de RvV genoeg elementen heeft om te beslissen op basis van het dossier kan ze zelf beslissen over de vluchtelingenstatus en over de subsidiaire bescherming. Indien ze tot dezelfde conclusie komt als het CGVS is er sprake van een “bevestiging”, indien de RvV een andere mening heeft zal ze de beslissing van het CGVS “hervormen”. Wie door het CGVS de subsidiaire bescherming toegekend kreeg en hiertegen in beroep ging, kan door de RvV erkend worden als vluchteling. Daarnaast kan de persoon de subsidiaire beschermingsstatus behouden, maar ook verliezen!
51 Rvs 181.821 van 8 april 2008, T.Vreemd. 2008, nr. 3.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 107
Wie geen enkele status kreeg van de CGVS, kan door de RvV de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming krijgen. Volgende hypotheses kunnen zich bij een hervorming of bevestiging voordoen: ¬¬ De RvV erkent betrokkene als vluchteling Ongeveer één maand na de erkenning zal betrokkene opgeroepen worden om het attest van erkenning af te halen. Erkende vluchtelingen hebben een speciaal statuut (zie verder). ¬¬ De RvV weigert de vluchtelingenstatus, maar kent de subsidiaire bescherming toe Personen onder subsidiaire bescherming hebben zoals aangegeven eveneens een speciaal statuut. De rechten van de subsidiair beschermde zijn vergelijkbaar maar minder verregaand dan die van de erkende vluchteling (zie verder). Indien de asielzoeker niet akkoord is met de beslissing van de RvV kan hij tegen de beslissing van de RvV een cassatieberoep indienen bij de Raad van State. Aangezien dit beroep niet opschortend is, zal hij in afwachting van de behandeling ervan toch het subsidiair beschermingsstatuut toegekend krijgen. ¬¬ De RvV weigert zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire beschermingsstatus In het arrest moet worden gemotiveerd waarom beide statuten worden geweigerd. De beslissing wordt aangetekend verstuurd naar de gekozen woonplaats van de kandidaatvluchteling. De RvV brengt de DVZ op de hoogte van de negatieve beslissing. De asielzoeker kan nog een cassatieberoep tegen de beslissing van de RvV indienen bij de Raad van State. De negatieve beslissing wordt eveneens in het wachtregister ingevoerd. De gemeente, die in het wachtregister de stand van de procedure ziet, vraagt aan de DVZ instructies. De DVZ zal dan de instructie geven aan de gemeente om het verblijfsdocument (AI) in te trekken en een bevel af te geven om het grondgebied te verlaten (Bijlage 13 quinquies). Op een bevel om het grondgebied te verlaten, staat een termijn binnen dewelke men het grondgebied dient te verlaten. Als deze termijn is verstreken, bevindt de asielzoeker zich illegaal op het grondgebied en kan hij worden opgesloten en onder dwang worden gerepatriëerd. Soms zijn er goede redenen om deze termijn te verlengen. In welke gevallen en hoe deze termijn kan worden verlengd, zie hoofdstuk VII. Na afloop van de asielprocedure.
108 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Aandachtspunten: beslissing RvV ¬¬ Overloop met de asielzoeker de gevolgen van de beslissing die genomen werd en wijs hem op de mogelijkheden die hij (nog) heeft. ¬¬ In geval van erkenning verwijzen we naar hoofdstuk VII van het handboek. ¬¬ In geval van subsidiaire bescherming verwijzen we naar hoofdstuk VII van het handboek. ¬¬ In geval van een weigeringsbeslissing evalueert de advocaat deze beslissing samen met de asielzoeker. Indien nodig stelt de advocaat tegen deze beslissing een cassatieberoep in bij de RvS. Daar beroepstermijnen kort zijn is het aan te raden om zo vlug mogelijk advies te geven in de dossiers. Indien de advocaat beslist om geen beroep in te dienen, zou de asielzoeker de kans moeten hebben om een tweede advies te vragen aan een andere advocaat. Indien er gewacht wordt tot de allerlaatste dag om de asielzoeker te melden dat er geen beroep zal worden ingediend, ontneemt men de asielzoeker deze mogelijkheid. ¬¬ De beslissing wordt aangetekend verstuurd naar de gekozen woonplaats en zal worden ingevoerd in het wachtregister. Het gevolg hiervan is dat de gemeente aan DVZ om instructies zal vragen. De DVZ kan de instructie geven om het verblijfsdocument in te trekken en de gemeente zal dan een bevel om het grondgebied te verlaten afleveren of een nieuwe termijn op het reeds afgeleverde bevel aanbrengen (Bijlage 13qq). ¬¬ Als de termijn voor het instellen van een cassatieberoep of de termijn op de Bijlage 13qq verstreken is, bevindt de asielzoeker zich illegaal op het grondgebied. De procedure is nu afgesloten en er moet met de asielzoeker bekeken worden welke stappen hij vervolgens zal zetten. We verwijzen voor de behandeling hiervan naar het hoofdstuk VII van dit handboek.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 109
D De Raad van State We gaan hier heel kort ook in op de beroepsmogelijkheid tegen een arrest van de RvV. Deze procedure is geregeld in het zogenaamde procedurereglement voor de cassatieprocedure52.
D.1 Procedure Tegen de beslissing van de RvV kan men een administratief cassatieberoep indienen bij de Raad van State (RvS). Dit rechtscollege zal zich uitspreken over de vraag of er geen schending is van de wet of van een substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste53. Het cassatieberoep is niet schorsend, en een apart verzoek tot schorsing is niet mogelijk. De Raad van State zal zich niet uitspreken over de grond van de zaak. Ze kan dus geen verblijfsstatuut toekennen. Wel kan ze nagaan of de RvV juridisch correct gehandeld heeft bij het nemen van haar beslissing. Een cassatieberoep moet altijd ingediend worden met de bijstand van een advocaat: hij of zij moet het verzoekschrift ondertekenen. Het cassatieberoep moet bovendien verplicht opgesteld worden in de taal die gebruikt werd in de asielprocedure. De RvS past een filterprocedure toe bij cassatieberoepen. Alvorens een cassatieberoep te behandelen gaat de RvS na of het beroep wel toelaatbaar is54. Volgende verzoeken worden niet toegelaten: ¬¬ Cassatieberoepen waarvoor de RvS niet bevoegd is of geen rechtsmacht heeft of die kennelijk onontvankelijk zijn. Volgende verzoeken worden wel toegelaten: ¬¬ Cassatieberoepen waarvan de middelen een schending van de wet of een substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste aanvoeren, voor zover het erin aangevoerde middel niet kennelijk ongegrond is en voor zover die schending daadwerkelijk van die aard is dat ze tot cassatie van de bestreden beslissing kan leiden en de strekking van de beslissing kan hebben beïnvloed.
52 K.B. van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State – B.S. 1 december 2006. 53 Artikel 14§2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973. 54 Artikel 20 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973.
110 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
OF ¬¬ Cassatieberoepen waarvoor de RvS niet onbevoegd of zonder rechtsmacht is en die niet zonder voorwerp of kennelijk onontvankelijk zijn en waarvan het onderzoek noodzakelijk blijkt om te zorgen voor de eenheid van rechtspraak. Binnen de maand zou er in principe een gemotiveerde beslissing over de toelaatbaarheid moeten vallen. Na een beslissing van toelaatbaarheid heeft de RvS zes maanden om uitspraak te doen over de gegrondheid van het cassatieberoep. Deze termijnen zijn richttermijnen, een overtreding heeft geen gevolgen. Indien blijkt dat de RvV de wet heeft overtreden zal de RvV een nieuwe beslissing moeten nemen. De nieuwe beslissing is niet noodzakelijk positief, ze kan bijvoorbeeld opnieuw negatief, maar beter gemotiveerd zijn. Indien een cassatieberoep ontoelaatbaar of ongegrond wordt bevonden, dan kan de RvS eventueel van oordeel zijn dat het gaat om een ‘kennelijk onrechtmatig beroep’ en de indiener een geldboete tussen 125 en 2 500 euro opleggen.
D.2 Beroepstermijn Inzake beroepen tegen beslissingen over verblijfsrecht geldt een termijn van 30 dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing waartegen beroep bij de Raad van State werd ingediend.
D.3 Zegelrechten Per persoon en per verzoekschrift moet voor 175 € zegelrechten betaald worden. Deze rechten hoeven echter niet meteen bij het indienen van het verzoekschrift betaald te worden: ze worden “in debet” ingeschreven bij het registratiekantoor. Dit wil zeggen dat de overheid het bedrag achteraf kan opeisen, indien de persoon voldoende bestaansmiddelen heeft. Artikel 33 van het procedurereglement van de Raad van State voorziet een “pro-Deoprocedure” waardoor het hierboven omschreven zegelrecht van € 175, niet verschuldigd is. Vreemdelingen kunnen zich beroepen op deze rechtsbijstand, indien hun aanspraak rechtmatig lijkt en indien zij aantonen dat hun inkomsten ontoereikend zijn (art. 667 en 668 Ger.Wb.). De voorzitter van de Kamer waarbij de zaak aanhangig is, doet zonder rechtspleging uitspraak over de pro-Deoaanvraag. Hiertegen is geen beroep mogelijk. Bij een weigeringsbeslissing moet de verzoekende partij alsnog het zegelrecht betalen.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 111
D.4 Verblijf gedurende de procedure Eerst en vooral is het belangrijk te weten dat het indienen van een verzoek bij de RvS tegen een beslissing inzake asiel geen schorsende werking heeft. Dit wil zeggen dat een vreemdeling zonder verblijfsrecht toch van het grondgebied kan worden verwijderd, ook al is hij een procedure bij de RvS begonnen: hij bevindt zich immers illegaal in België. Anderzijds heeft de asielzoeker die een cassatieberoep indiende bij de RvS wel recht op OCMW-steun of verdere materiële hulp in een opvangstructuur tot aan de definitieve uitspraak. De meeste asielzoekers die een verzoek bij de RvS indienden in België worden “gedoogd” voor de duur van de procedure.
112 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ BIJZONDERE SITUATIES ]
VI BIJZONDERE SITUATIES 1 - Alleenstaande minderjarige asielzoekers1 De begeleiding van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) is op bijzondere wijze geregeld. In het licht van dit handboek hebben we alleen aandacht voor de begeleiding van de alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA), een specifieke groep onder de niet-begeleide minderjarigen vreemdelingen. De voogdijregeling werd uitgewerkt in de voogdijwet van 24 december 20022 en het KB van 22 december 20033. Iedere4 alleenstaande minderjarige asielzoeker die asiel aanvraagt aan de grens of op het grondgebied krijgt een voogd aangeduid door de Dienst Voogdij. Deze dienst ressorteert onder de Federale Overheidsdienst Justitie. De algemene opdracht van de voogd bestaat erin om de minderjarige te vertegenwoordigen in het kader van alle rechtshandelingen en dus ook in de asielprocedure en alle andere procedures (voor de administratie of de rechtbanken). De voogdijregeling gaat terug op de vaststelling dat minderjarigen niet handelingsbekwaam zijn. Belangrijk is dat de voogdijwet zeer duidelijk stelt dat bij iedere beslissing die genomen wordt inzake minderjarigen, hun belangen primeren. De voogd heeft dan ook als opdracht om te allen tijde op te komen voor de belangen van de minderjarige. Naast de algemene opdracht van vertegenwoordiging geeft de wet een aantal specifieke opdrachten aan de voogd: 1) een asielaanvraag indienen; 2) in het belang van de minderjarige waken over de naleving van de vreemdelingenwet;
1 Niet Begeleide Minderjarige Vreemdelingen (NBMV) die een asielaanvraag indienen worden Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers genoemd (AMA). 2 Programmawet van 24 december 2002 tot organisatie van de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, BS 31 december 2002. 3 K.B. van 22 december 2003 tot uitvoering van titel XIII, hoofdstuk 6 “Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” van de programmawet van 24 december 2002, BS 29 januari 2004. 4 Voor Europese niet-begeleide minderjarigen geldt een andere regeling.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 113
3) rechtsmiddelen aanwenden; 4) begeleiding van de NBMV in elk stadium van de procedure; 5) bijstand aan een advocaat vragen; 6) zorg dragen voor de NBMV tijdens zijn verblijf: onderwijs, passende psychologische bijstand en medische verzorging; 7) passende huisvesting (wanneer de NBMV niet in een opvangcentrum verblijft); 8) erover waken dat de politieke, filosofische en godsdienstige overtuiging van de NBMV in acht wordt genomen; 9) familieleden opsporen; 10) een duurzame oplossing zoeken in het belang van de minderjarige; 11) aan de NBMV alle beslissingen uitleggen die genomen zijn door de autoriteiten; 12) de goederen van de NBMV beheren; 13) alle passende maatregelen nemen opdat de NBMV de hulp van de overheden ontvangt; 14) binnen de 15 dagen een rapport opmaken over de persoonlijke situatie van de NBMV; 15) opleidingen volgen. De voogd zal zijn opdracht enkel kunnen uitvoeren als hij zich volledig onafhankelijk opstelt ten aanzien van alle betrokken overheden en actoren. Dit is ook vastgelegd in de wet. De voogdijwet stelt dat de voogden geen richtlijnen mogen krijgen van de asielinstanties, noch van alle andere diensten die de minderjarige begeleiden. De taken van de voogd zijn zo ruim omschreven dat het gevaar bestaat dat iedere andere begeleider die in contact komt met de minderjarige richting voogd kijkt voor de totaliteit van de begeleiding. Dit is niet aangewezen en evenmin de bedoeling van de voogdijregeling. De voogd heeft een waakhondfunctie, wat betekent dat hij erop moet toezien dat alle instanties en diensten die verantwoordelijkheid dragen voor de niet-begeleide minderjarige (begeleiders in de opvanginstellingen, de overheid in het algemeen, de school, de DVZ, het CGVS enz.) hun verantwoordelijkheid opnemen. Waakhond zijn betekent niet dat de voogd de taken van de verantwoordelijke instanties uitvoert, maar wel dat hij controleert of alle instanties hun werk naar behoren doen en handelen in het belang van de minderjarige.
114 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
De voogd als waakhond waakt erover dat de asielprocedure correct verloopt, rekening houdend met de leeftijd en de psyche van de minderjarige. Dit doet hij o.m. door aanwezig te zijn tijdens de interviews en tussen te komen waar nodig. De voogd waakt erover dat de advocaat zijn taak naar behoren invult, dat de jongere goed gehuisvest is, dat de school haar verantwoordelijkheid neemt, dat de DVZ ingaat op de voorstellen tot duurzame oplossing, dat de OCWM’s tussenkomen waar ze moeten tussenkomen, dat er een goede opvang wordt geboden enz. De waakhondfunctie houdt in dat de voogd proactief optreedt, controleert, vaststelt hoe de situatie is en indien nodig tussenkomt opdat de situatie zou verbeteren in het belang van zijn pupil. Wat men moet vermijden is dat advocaat, voogd of hulpverlener er verkeerdelijk van uit gaan dat één van de anderen de minderjarige begeleidt. Het feit dat er meerdere begeleiders zijn, leidt niet noodzakelijk naar een betere begeleiding indien dit niet gepaard gaat met een goede communicatie en taakafbakening tussen hen. Het is voor een jongere heel belangrijk te voelen dat hij in een netwerk is opgenomen. De voogd zal deel moeten uitmaken van dit netwerk. Dit betekent in de praktijk dat de voogd eerst en vooral zal horen wat de individuele maatschappelijke werkers en opvoeders (in de opvanginstelling) weten over de minderjarige. Welk aanvoelen hebben zij bij deze minderjarige? Het is heel belangrijk dat er overleg en uitwisseling van informatie is, ermee rekening houdende dat ook de maatschappelijke werkers door een beroepsgeheim gebonden zijn en dat er een gedeeld beroepsgeheim is. Volgens veldwerkers zal de jongere ook maar vertrouwen kunnen krijgen in de voogd als de individuele maatschappelijke werkers ook vertrouwen hebben in de voogd. Idealiter zou er tweemaal per jaar ook een ‘coördinatievergadering’ moeten worden gehouden met het “netwerk” (jongere, advocaat, begeleider opvang, school, enz.) geleid door de voogd. Deze vergadering zou heel de situatie van de jongere moeten evalueren. Alleen een goede communicatie en taakafbakening tussen de diverse begeleiders kan leiden tot een goede opvolging van de minderjarige. Voogd, advocaat en andere hulpverleners moeten van elkaar weten welk stuk van de begeleiding elk van hen opneemt en ook aan de minderjarige moet men dit duidelijk meedelen. Iedere begeleider blijft de taken opnemen waar hij/zij expertise in heeft en voert deze ook uit ten aanzien van andere asielzoekers. De advocaat zou zich - ook al is er een voogd aangesteld - moeten concentreren op de procedurele kant van de belangenbehartiging van de minderjarige. Los daarvan moet ook de voogd aanwezig zijn bij alle persoonlijke contacten die de AMA heeft met de asielinstanties. Hij is samen met de AMA aanwezig bij de asielaanvraag op de DVZ, tijdens het interview op het CGVS en nadien eventueel ter zitting bij de RvV . We wijzen erop dat er in Brussel, Antwerpen, Namen en Charleroi pools van advocaten zijn opgericht gespecialiseerd in jeugd- en vreemdelingenrecht voor minderjarigen (specifiek gespecialiseerd in niet-begeleide minderjarigen). Meer informatie kan je hierover bekomen bij de lokale Bureaus voor Juridische Bijstand. Voor algemene informatie over
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 115
de Voogdijwet kan men terecht op de website van Service de Droit des Jeunes www.sdj. be. De Federale Overheidsdienst Justitie heeft haar uitgebreid Vademecum onlangs geactualiseerd en bijgewerkt: Vademecum voor voogden van Niet-Begeleide Minderjarige Vreemdelingen. Dit vademecum is een praktisch hulpmiddel dat zeer begrijpelijk en volledig is, ook voor nieuwe en onervaren voogden. Het is op te vragen bij de Dienst Voogdij of te downloaden via de website van de Federale Overheidsdienst Justitie www.just.fgov.be.
2 - Vrouwelijke vluchtelingen en gender-gebonden vervolging A Algemeen De laatste jaren wordt in de literatuur en door de asielinstanties terecht meer aandacht besteed aan de specifieke situatie waarin vrouwelijke vluchtelingen zich bevinden, alsook aan gender-gebonden vervolging. ‘De’ vrouwelijke vluchteling bestaat echter niet, net zomin als ‘de’ vluchteling bestaat. Iedere (vrouwelijke) vluchteling heeft haar/zijn eigen vluchtverhaal. Voor een aantal vrouwelijke vluchtelingen zal de reden voor de vlucht op dezelfde gronden gebaseerd zijn als voor mannen die hun land ontvluchten. Voor een aantal vrouwelijke vluchtelingen zal het vluchtmotief moeilijker te achterhalen zijn. Het is voor deze laatste groep dat we hier aandacht vragen. Voor hen is er voor de begeleider een extra taak weggelegd om zowel bij de voorbereiding als bij de behandeling van de asielprocedure bij de asielinstanties specifieke aandacht te hebben en te vragen voor vrouwspecifieke en/of gender-gebonden situaties en vervolgingsgronden. Voor wat de vrouwspecifieke vervolgingsgronden betreft, leert de ervaring dat nog te veel vrouwen er zich onvoldoende bewust van zijn dat ze eigen vluchtmotieven zouden kunnen hebben. Indien de begeleider geen specifieke aandacht aan de eigen vluchtmotieven besteedt, blijven al te vaak bepaalde zaken onvermeld. Het is de taak van de begeleider de asielzoeker hiervan bewust te maken. De begeleider die zich informeert over gewoonten en gebruiken ten aanzien van vrouwen in het land van herkomst, alsook over sociaal-culturele en religieuze achtergronden zal in staat zijn de juiste vragen te stellen aan de asielzoeker en om de aandacht van de asielinstanties te vestigen op bepaalde situaties die relevant zijn voor de asielzoeker.
116 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Voor wat gender-gebonden vervolging betreft, kunnen we verwijzen naar de richtlijn van het UNHCR van 7 mei 20025. Deze richtlijn biedt een goede leidraad voor de begeleider die bijzondere aandacht wil geven aan een gender-specifieke lezing van de vluchtelingendefinitie. De richtlijn gaat dieper in op een interpretatie van de vluchtelingendefinitie vanuit een “genderperspectief” en geeft achtergrondinfo. De richtlijn beschrijft tevens de mogelijke vormen die de vervolging van vrouwen kan aannemen, op de link met een van de vijf criteria, op de auteurs voor vervolging en op de vijf criteria zelf. De richtlijn stelt dat gender slaat op de verhouding tussen mannen en vrouwen op basis van sociaal of cultureel onderbouwde en gedefinieerde identiteiten, statussen, rollen en verantwoordelijkheden die aan het ene of het andere geslacht worden toegewezen. Mannen of vrouwen die zich niet gedragen overeenkomstig deze sociaal of cultureel bepaalde identiteiten, statussen, rollen of verantwoordelijkheden kunnen in bepaalde gevallen gender-gebonden vervolging vrezen. Zowel vrouwen als mannen kunnen het slachtoffer worden van gender-gebonden vervolging. Voorbeelden van gender-gebonden vervolging zijn: seksueel geweld, huiselijk geweld, gedwongen familieplanning, genitale verminking, bestraffing voor het niet respecteren van sociale gebruiken, discriminatie van homoseksuelen, enz. De moeilijkheid is een oorzakelijk verband aannemelijk te maken tussen het niet conformerende gedrag en de vervolging. Een moeilijk vraagstuk in deze context is ook de beoordeling van de houding van de overheid. Biedt de overheid bescherming aan individuen of treedt ze niet of discriminerend op ten aanzien van bepaalde groepen? Zeker in gevallen waar huiselijk geweld, of misbruik van iemands seksuele geaardheid aan de orde zijn, speelt dit een rol. Naast bovengaande elementen die vooral een rol spelen in de analyse van de asielaanvraag en het naar boven brengen van het vluchtverhaal, moet de asielzoeker worden ingelicht over een aantal rechten bij de behandeling van de asielaanvraag. Enkele hiervan kwamen eerder al aan bod. We herhalen ze kort: mogelijkheid om een aparte asielaanvraag in te dienen, mogelijkheid om te worden verhoord door iemand van hetzelfde geslacht, mogelijkheid om een tolk van hetzelfde geslacht te vragen, mogelijkheid om te vragen om in een aparte ruimte te worden verhoord, mogelijkheid om te verzoeken om niet samen met familieleden te worden verhoord, mogelijkheid om beroep te doen op kinderopvang om ongeremd te kunnen spreken en speciale aandacht voor zwangere vrouwen en personen die het slachtoffer zijn geweest van seksueel geweld.
5 Guidelines on International protection No. 1: Gender-related persecution within the context of artikel 1 A (2) of the 1951 Convention and/or its 1967 Protocol relating the status of refugees (http://www.unhcr. org).
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 117
B Vrees voor besnijdenis We willen hier ingaan op de beschermingsmogelijkheden tegen rituele verminking van de vrouwelijke geslachtsorganen. Het CGVS krijgt immers meer en meer te maken met vrouwen die de vrees vrees voor genitale verminking inroepen. Deze asielaanvragen gebeuren door: ¬¬ moeders van nog onbesneden dochters; ¬¬ onbesneden (jonge) vrouwen die besnijdenis vrezen; ¬¬ reeds besneden vrouwen die nog ergere besnijdenis vrezen. Deze risicogroepen, die grotendeels afkomstig zijn uit Guinée, krijgen in principe de vluchtelingenstatus toegekend. Het CGVS heeft sinds eind april 2008 een bijzondere procedure ingevoerd voor de behandeling en opvolging van deze dossiers. Men wil deze kwetsbare groep zoveel mogelijk beschermen. De sociale druk om tot besnijdenis over te gaan is immers vaak groot en men wil voorkomen dat meisjes of jonge vrouwen alsnog besneden worden, hetzij in België, hetzij tijdens een reis naar het buitenland. In tegenstelling tot wat de algemene regel is: ¬¬ is de aanwezigheid van de betrokken meisjes op het gehoor bij hun ouders verplicht; ¬¬ is het belangrijk een gedegen medisch attest voor te leggen dat aantoont dat de vrouw of het meisje nog niet besneden is – eventueel kan het CGVS doorverwijzen naar bepaalde artsen; ¬¬ worden deze beslissingen gemotiveerd door het CGVS. Men verwijst in de beslissing ook naar de Belgische strafwet die vrouwenbesnijdenis uitdrukkelijk verbiedt; ¬¬ worden de dossiers waar men toekomstige besnijdenis vreest, ook na de erkenning opgevolgd; ¬¬ moet men na een beslissing tot erkenning een verklaring op eer ondertekenen dat de vluchteling jaarlijks een medisch attest zal neerleggen dat bewijst dat de betrokkene of diens dochter(s) niet (verder) besneden zijn. Doet de vluchteling dit niet, dan kan eventueel de vluchtelingenstatus ingetrokken worden. Het CGVS zal in geval van aanwijzingen van besnijdenis (omdat bijvoorbeeld geen attest werd neergelegd) de zaak melden aan het parket. Uit het medisch attest moet duidelijk blijken dat het meisje of de vrouw nog steeds niet (verder) besneden is. Volledigheidshalve dient nog te worden vermeld dat ook reeds besneden vrouwen die worstelen met een trauma in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus (zie ook dwingende redenen p. 54).
118 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Er bestaat in België een gespecialiseerde organisatie waar men terecht kan wanneer men met het probleem wordt geconfronteerd. Men kan daar ook terecht voor een lijst van gespecialiseerde geneesheren: GAMS (Groepering die zich inzet voor het Afschaffen van Seksuele Verminking van Vrouwen) www.gams.be.
3 - Erkend als vluchteling in een ander land Twee mogelijke situaties doen zich voor. Je bent in een ander land erkend en je hebt al dan niet een nieuwe vrees voor vervolging in het land waar je als vluchteling bent erkend: Een vluchteling erkend in een bepaalde staat kan die staat verlaten op grond van nieuwe vrees voor vervolging in die staat. In dat geval wordt de asielaanvraag volgens de gewone asielprocedure beoordeeld. De vrees voor vervolging zal zowel ten aanzien van het eerdere gastland als ten aanzien van het land van herkomst worden beoordeeld. Verblijf van meer dan drie maanden in een derde land zal in geval van gegronde vrees niet worden tegengeworpen aan de asielzoeker (zie ook eerder over veilig derde land). Een persoon die in een ander land als vluchteling is erkend en die in België wil komen wonen, zonder nieuwe vrees voor vervolging, kan niet automatisch voor een lange periode in België verblijven. Hij is onderworpen aan de gebruikelijke regels met betrekking tot visa en verblijfsvergunningen van langere duur, zoals tijdelijk verblijf, verblijf voor studies, verblijf van onbeperkte duur of gezinshereniging. Indien een familielid van de vreemdeling als vluchteling erkend werd in een ander land van de Europese Unie, dan mag hij in België blijven voor een periode van maximum drie maanden indien hij houder is van een “reisdocument voor vluchtelingen” dat in het land van toevlucht werd uitgereikt. Om langer in het land te blijven, heeft men een verblijfsvergunning nodig die werd uitgereikt door de Belgische ambassade of het Belgische consulaat in het land van toevlucht. Indien een familielid als vluchteling erkend werd in een niet-Europees land, zal een toeristenvisum meestal noodzakelijk zijn om naar België te reizen. Voor een vergunning van langere duur moet men zich richten tot de ambassade of het consulaat van België6. Om in België de overdracht of de bevestiging te krijgen van de vluchtelingenstatus die werd toegekend in een ander land, zelfs een lidstaat van de Europese Unie, moet men: 1. een verblijfsvergunning bezitten die werd uitgereikt door de ambassade of het consulaat van België met het oog op familiehereniging (bij een tijdelijke verblijfsvergunning, voor studies in België bijvoorbeeld, is een overdracht van status niet mogelijk);
6 Zie www.diplobel.be voor alle adressen van Belgische ambassades en consulaten.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 119
2. ingeschreven zijn in de gemeente en houder zijn van een “witte kaart” (BIVR) of een “gele kaart” (identiteitskaart voor vreemdelingen); 3. toegelaten zijn tot een verblijf van onbepaalde duur (gezinshereniging geeft tijdens de eerste drie jaar recht op een verblijf van bepaalde duur. De wet geeft dan geen recht op een overdracht (bevestiging) van de vluchtelingenstatus); 4. al minstens 18 maanden regelmatig en zonder onderbreking in België verblijven, zonder beperking in de duur van het verblijf; 5. de bevestiging van de vluchtelingenstatus aanvragen bij het CGVS en bij de aanvraag een kopie voegen: -- van de “witte kaart” of “gele kaart”; -- van het reisdocument dat is uitgereikt in het land dat de vluchtelingenstatus heeft erkend. De Commissaris-generaal kan beslissen om de status te bevestigen als aan de voorwaarden wordt voldaan. Door de overdracht of de bevestiging van de vluchtelingenstatus die in een ander land werd toegekend, kan men de voordelen genieten die in België met de status van erkende vluchteling verbonden zijn. Vooraleer deze overdracht is toegekend, kan alleen het land dat de vluchtelingenstatus heeft erkend, een “reisdocument” verlengen of uitreiken. Er is een probleem wanneer de asielaanvraag van een vluchteling die werd erkend in een derde land, wordt geweigerd door de asielinstanties, terwijl de overheden van het land waar deze vluchteling werd erkend hem niet meer toelaten naar dit land terug te keren. Daarom is het van belang na te gaan of deze vluchteling al dan niet kan terugkeren naar het land waar hij werd erkend.
4 - Staatloosheid Tot op heden7 is de rechtbank van Eerste Aanleg bevoegd om zich uit te spreken over het statuut van staatloze. De redenen waarom iemand staatloos is, variëren. De oorzaak kan bijvoorbeeld de discriminerende nationaliteitswetgeving van een land zijn, maar ook het uiteenvallen van een staat in meerdere staten of zelfs het feit dat iemand vrijwillig en bewust afstand heeft gedaan van zijn nationaliteit. Wie beweert staatloos te zijn moet dit staven voor de rechtbank. Hij moet m.a.w. via de wetgeving en praktijken van het herkomstland aantonen dat hij geen nationaliteit meer heeft.
7 In het regeerakkoord van Leterme 1 staat dat men het CGVS de bevoegdheid wil geven in plaats van de rechtbank van Eerste Aanleg. Tot op heden is dit niet uitgevoerd.
120 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Een erkende staatloze beschikt in België niet over een bijzonder statuut, zoals bijvoorbeeld dat van erkende vluchtelingen. De rechtbank die het statuut van staatloze toekent, koppelt daar evenmin automatisch een verblijfsrecht aan vast. Dit verblijfsrecht moet via een aanvraag van artikel 9 bis van de Vreemdelingenwet worden aangevraagd aan de DVZ, na de erkenning van de staatloosheid door de rechtbank. Eén van de vereisten hierbij is dat men aantoont dat er in het land van herkomst geen verblijfsrecht is en dat men er onmogelijk naar kan terugkeren. Maar ook tijdens de procedure tot erkenning als staatloze beschikt de kandidaat-staatloze niet automatisch over een verblijfsrecht. In sommige gevallen heeft de rechtbank van Eerste Aanleg via een kortgeding de DVZ verplicht een voorlopige verblijfstitel af te leveren8. Een asielzoeker kan erkend worden als vluchteling en als staatloze. Anderzijds is het mogelijk dat een asielzoeker die niet erkend wordt als vluchteling wel erkend wordt als staatloze. Opgepast: als de kandidaat-staatloze ook nog een asielvraag heeft ingediend of als vluchteling erkend werd, mag de betrokkene zich in principe niet wenden tot de autoriteiten van het land dat hij ontvlucht is. Gezien het om procedures gaat voor de rechtbank van Eerste Aanleg en de rechtspraak met betrekking tot staatlozen erg uiteenlopend is, is het aangewezen een beroep te doen op een advocaat als raadsman. De stedelijke integratiedienst van de stad Gent heeft een zeer praktische en uitgebreide handleiding geschreven omtrent staatlozen: “Staatlozen: nergens en nooit onderdaad, overal en altijd vreemdeling. Praktijkgerichte handleiding”, Gent, 2007. Men kan dit handboek kosteloos bestellen bij het team Rechtspositie van de Stedelijke Integratiedienst Gent (
[email protected] of tel. 09/265.77.05). Het is ook te downloaden op www.gent.be.
8 Rb. Gent 29 augustus 1997 (kortgeding), T. Vreemd. 1998, nr. 1 en 2, 61; Brussel 17 februari 2000, J.T. 2000, 5984, 719; Brussel 4 mei 1999, Rev.dr.étr. 1999, nr. 103, 243; Rb. Brussel 11 april 1997 (kortgeding), T. Vreemd., 1997, nr. 1, 63.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 121
122 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ NA DE ASIELPROCEDURE ]
VII NA AFLOOP VAN DE ASIELPROCEDURE Als begeleider zal je je steeds vergewissen van het traject dat de afgewezen asielzoeker heeft afgelegd. Indien de begeleiding tijdens de asielprocedure altijd door dezelfde begeleider gebeurde, dan zal de beoordeling van de individuele situatie in het verlengde van de eerder opgestarte begeleiding liggen. Dit is niet altijd het geval. Het is mogelijk dat een afgewezen asielzoeker zich voor het eerst bij jou aanbiedt op het einde van de procedure. De asielzoeker zal in dit geval vaak op zoek zijn naar een tweede advies aangaande zijn situatie in België. Probeer altijd een duidelijk zicht te krijgen op alle relevante elementen vooraleer een advies te geven. Aan het eind van de procedure blijkt hoe waardevol een goed bijgehouden dossier kan zijn. Zonder al te veel moeite kunnen de asielzoeker en de begeleider alle genomen stappen en beslissingen reconstrueren en er de gepaste conclusies uit trekken.
1 - Erkend als vluchteling Erkende vluchtelingen hebben nagenoeg dezelfde rechten en plichten als Belgen. We geven hieronder een kort overzicht:
A Verblijf De erkenning van de vluchtelingenstatus geeft recht op een onbeperkt verblijf in België. De erkende vluchteling moet vragen om te worden ingeschreven in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij verblijft. Op vertoon van het vluchtelingenattest dat hem werd uitgereikt door het CGVS, reikt de gemeente hem een identiteitsdocument uit: ¬¬ In de meeste gevallen, een elektronische B kaart dat 5 jaar geldig is en zonder voorwaarden hernieuwd wordt (voorheen een Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR), witte kaart onbeperkt verblijf) De verlenging of de hernieuwing moet worden aangevraagd door de erkende vluchteling.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 123
B Tewerkstelling Een erkende vluchteling heeft geen werkvergunning nodig. Hij heeft toegang tot de arbeidsmarkt onder dezelfde voorwaarden als Belgen. Hij heeft evenmin een beroepskaart nodig om zich als zelfstandige te vestigen.
C Reizen Om geldig naar het buitenland te kunnen reizen heeft de erkende vluchteling een «reisdocument voor vluchteling» nodig, ook wel «blauw paspoort» genoemd. Hij riskeert immers zijn vluchtelingenstatus te verliezen als hij een paspoort vraagt aan de ambassade van zijn land van herkomst. Het blauwe paspoort is zelfs verplicht om te reizen naar een land van de Europese Unie. Elk familielid dat als vluchteling werd erkend, moet zijn eigen blauwe paspoort hebben. We raden aan om altijd informatie in te winnen over de vereiste visa bij de ambassades of consulaten van de landen waar de vluchteling naartoe wil gaan, zelfs voor een land van de Europese Unie. De adressen van de ambassades en consulaten vind je op www. diplobel.be. Het is de erkende vluchteling in principe niet toegestaan terug te keren naar zijn land van herkomst, aangezien hij erkend werd wegens vrees voor vervolging in dat land. Als hij toch naar zijn land zou reizen, riskeert hij om die reden zijn vluchtelingenstatus te verliezen. In sommige uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld een begrafenis van een familielid) mag de vreemdeling naar zijn land gaan voor een korte periode, maximum een maand. Hij moet dan de toestemming krijgen van het CGVS. Het CGVS bepaalt, indien het akkoord gaat, de voorwaarden voor dit verblijf.
D Documenten aanvragen De dienst Documenten van het CGVS is bevoegd om aan de erkende vluchteling de documenten uit te reiken. Het is hem immers niet toegestaan om zich tot de ambassade of het consulaat van zijn land van herkomst te richten om officiële documenten aan te vragen zoals een getuigschrift van geboorte, huwelijk, enz. Op de website van het CGVS kan je formulieren downloaden om deze documenten aan te vragen.
E Vluchtelingenstatus voor de minderjarige kinderen De kinderen die tegelijk met de vreemdeling in België zijn aangekomen en werden geregistreerd bij de asielaanvraag, worden als vluchteling erkend. Dit betekent dat de kinderen ingeschreven moeten zijn op de Bijlage 25 of 26, die door de DVZ werd afgeleverd.
124 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Als een kind tijdens de procedure wordt geboren in België moet de geboorte via de gemeente geregistreerd worden. De gemeente faxt de geboorteakte door naar de DVZ (die het wachtregister aanpast) en schrijft het kind bij op de bijlage van de moeder. De kinderen die na de erkenning van de vluchtelingenstatus zijn aangekomen, moeten worden aangegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken. De kinderen die in België werden geboren na de erkenning van de vluchtelingenstatus, worden niet automatisch erkend. De erkende vluchteling kan echter vragen dat die kinderen dezelfde status genieten. ¬¬ Als beide ouders als vluchteling werden erkend, moet de aanvraag worden gericht aan de dienst Documenten van het CGVS; ¬¬ Indien een van beide ouders niet als vluchteling werd erkend, dient de aanvraag te worden gericht aan de DVZ, bureau asiel;
F Gezinshereniging De naaste familieleden van de erkende vluchteling kunnen een «visum gezinshereniging» aanvragen bij de Belgische diplomatieke post van het land waar zij zich bevinden. Het is de Dienst Vreemdelingenzaken die de aanvraag zal behandelen. De familieleden die hier bedoeld worden, zijn: ¬¬ de echtgenoot of geregistreerde partner; ¬¬ de kinderen ten laste die jonger zijn dan 18 jaar; ¬¬ gehandicapte kinderen ten laste die ouder zijn dan 18 jaar; ¬¬ de vader en de moeder van een erkende vluchteling, als hij jonger is dan 18 jaar en niet vergezeld wordt van een volwassene die voor hem zorgt. De voorwaarden kunnen variëren naargelang de categorie. We gaan hier niet dieper op in. Voor meer info kunt u surfen naar www.vreemdelingenrecht.be of neem contact op met de juridische helpdesk van het Vlaams Minderhedencentrum (VMC). Gegevens achteraan. De familieleden die gemachtigd worden tot verblijf via gezinshereniging, krijgen een verblijfsrecht dat beperkt is tot drie jaar. Na die drie jaar wordt de machtiging tot verblijf onbeperkt. Voor familiehereniging met erkende vluchtelingen zijn vooral het BCHV (hebben sedert 2008 een fonds om financiële hulp te verstrekken inzake familiehereniging van erkende vluchtelingen) en de dienst Tracing van Rode Kruis Vlaanderen gespecialiseerde diensten met heel wat ervaring (zie adressenlijst).
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 125
G Belg worden De erkende vluchteling kan de Belgische nationaliteit verwerven. Hij verliest dan zijn vluchtelingenstatus. Mogelijke procedures zijn: ¬¬ De naturalisatie. Men moet dan ouder dan 18 jaar zijn en minstens twee jaar wettelijk in België verblijven. ¬¬ De nationaliteitsverklaring. Men moet zeven jaar wettelijk in België verblijven, of gehuwd zijn met een Belg(ische) en drie jaar met hem/haar samenwonen (of zes maanden in sommige gevallen). Wordt de erkende vluchteling Belg, dan worden zijn kinderen jonger dan 18 jaar over wie hij het ouderlijke gezag uitoefent, eveneens Belg. Als begeleider kan je de erkende vluchteling doorverwijzen naar sociale diensten die de vluchteling kunnen helpen op het vlak van o.a. tewerkstelling, onderwijs, nationaliteitsverwerving en eventueel familiehereniging. Je kan de website www.vreemdelingenrecht. be raadplegen voor doorverwijzing naar eerstelijns sociale diensten.
H Afstand, beëindiging en intrekking van de vluchtelingenstatus ¬¬ Vrijwillig afstand doen van de vluchtelingenstatus en de gevolgen Een vluchteling kan vrijwillig afstand doen van de vluchtelingenstatus. De vluchteling kan dit doen door op het CGVS (Dienst Documenten) een verklaring “attest van het beëindigen van het statuut” te ondertekenen. Met dit attest moet de vluchteling naar de gemeente van feitelijk verblijf gaan. De gemeente zal de identiteitsdocumenten vervangen op voorlegging van een geldig nationaal paspoort afgegeven door de ambassade van het land van herkomst van de vluchteling. Het verblijfsrecht in België vervalt niet automatisch. Dezelfde regels als voor andere vreemdelingen die op regelmatige basis in België verblijven, gelden verder. Een overzicht van de rechten en plichten van de regelmatig op het grondgebied verblijvende vreemdelingen kan men bekomen bij het VMC. ¬¬ Beëindiging van de vluchtelingenstatus en de gevolgen Het CGVS kan de vluchtelingenstatus beëindigen wanneer de vluchteling: (1) een nieuwe nationaliteit verwerft, (2) reist naar het land van herkomst zonder toestemming van het CGVS, (3) zich opnieuw vestigt in het land van herkomst, (4) een paspoort bekomt van het land van herkomst of (5) wanneer de omstandigheden die hebben geleid tot de erkenning niet langer bestaan. De vluchteling zal in die gevallen op het CGVS worden uitgenodigd. Hij zal moeten uiteenzetten waarom hij denkt voort aanspraak te maken op de vluchtelingenstatus. Het
126 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
CGVS zal de status beëindigen indien deze niet langer met de werkelijkheid overeenstemt en de vluchteling niet zelf afstand doet. Een beslissing van beëindiging heeft dezelfde gevolgen als de vrijwillige afstand. Dit betekent dat het verblijfsrecht behouden blijft en dat dezelfde regels gelden als voor de andere op regelmatige basis verblijvende vreemdelingen. Tegen een beslissing tot beëindiging van de vluchtelingenstatus staat een beroep met volle rechtsmacht open bij de RvV. ¬¬ Intrekking van de vluchtelingenstatus en gevolgen Indien de erkenning is gebeurd op basis van onjuiste of frauduleuze elementen of indien het gedrag van de vluchteling aantoont dat er geen vrees is voor vervolging, kan het CGVS de vluchtelingenstatus intrekken. Het CGVS trekt het statuut uiterst zelden in. De vluchteling zal naar het CGVS worden uitgenodigd. De vluchteling zal uitleg moeten geven over de nieuwe elementen waarover het CGVS beschikt. Het CGVS zal een beslissing tot intrekking nemen indien het oordeelt dat een intrekking van de status gerechtvaardigd is. Tegen een beslissing tot intrekking van het statuut staat eveneens een beroep met volle rechtsmacht open bij de RvV. In geval van intrekking is het de bevoegdheid van de DVZ om te oordelen of een verder verblijf in België mogelijk is. In bepaalde gevallen kan de DVZ een bevel om het grondgebied te verlaten betekenen.
2 - Toekenning subsidiaire beschermingsstatus A Verblijf De toekenning van de subsidiaire bescherming geeft het recht om in België te verblijven, aanvankelijk voor een beperkte duur. Het gemeentebestuur van de verblijfplaats reikt aan de persoon die subsidiaire bescherming geniet, een elektronische A kaart uit (voorheen was dit een Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR), witte kaart beperkt verblijf), dat één jaar geldig is. Het kan jaarlijks worden verlengd en hernieuwd. Vervolgens wordt de persoon die subsidiaire bescherming geniet, vijf jaar na het indienen van de asielaanvraag, gemachtigd tot een verblijf van onbeperkte duur.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 127
B Tewerkstelling De persoon die subsidiaire bescherming geniet, mag in België werken. Tijdens de vijf jaren van beperkt verblijf moet hij een werkvergunning, genaamd «arbeidskaart C», aanvragen. Wanneer zijn verblijf onbeperkt is, heeft hij geen werkvergunning meer nodig. Indien de persoon die subsidiaire bescherming geniet, zich als zelfstandige wenst te vestigen, tijdens de duur van het beperkte verblijf, moet hij een «beroepskaart» bij het gemeentebestuur aanvragen. Deze kaart zal worden uitgereikt door de dienst Economische Vergunningen van de FOD Economie.
C Reizen De persoon die subsidiaire bescherming geniet, mag naar het buitenland reizen. Hij moet een geldig paspoort hebben en eventueel het vereiste visum voor het land waar hij naartoe wil gaan. Hij moet ook zijn verblijfskaart bijhebben. Als hij geen paspoort heeft, kan de FOD Buitenlandse Zaken hem een «vreemdelingenpaspoort» uitreiken, maar enkel vanaf het ogenblik dat hij gemachtigd is tot een onbeperkt verblijf. De persoon die subsidiaire bescherming geniet, moet zich bewust zijn van het feit dat elke reis naar zijn land van herkomst zijn status van beschermde persoon in vraag kan stellen. Een dergelijke reis kan namelijk betekenen dat de omstandigheden die de toekenning van de subsidiaire bescherming mogelijk hebben gemaakt, opgehouden hebben te bestaan of dat valse verklaringen aan de basis lagen van de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus. Hetzelfde geldt als de betrokkene contact zou opnemen met de ambassade van het land van herkomst.
D Documenten aanvragen Het CGVS is, in tegenstelling tot hetgeen voor erkende vluchtelingen geldt, niet bevoegd om documenten van de burgerlijke stand uit te reiken aan personen die subsidiaire bescherming genieten. Tegelijk kunnen zij zich ook niet altijd wenden tot hun ambassade omdat dit zijn status van beschermde persoon in vraag zou kunnen stellen. Eventueel zal de subsidiair beschermde een beroep moeten doen op de procedure voor een akte van bekendheid (vervangt de geboorteakte voor huwelijk en naturalisatie). Hiervoor kan hij terecht bij zijn advocaat.
128 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
E Subsidiaire bescherming voor minderjarige kinderen De persoon die subsidiaire bescherming geniet, kan subsidiaire bescherming voor zijn kinderen verkrijgen. ¬¬ De kinderen die tegelijk met de vreemdelingen in België zijn aangekomen, genieten subsidiaire bescherming wanneer de kinderen werden vermeld op de Bijlage 25 of 26, die door de DVZ werd afgeleverd. ¬¬ De kinderen die zijn aangekomen na de toekenning van de subsidiaire bescherming, moeten worden aangegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken om er een asielaanvraag in te dienen (tenzij gezinshereniging geregeld is – zie hieronder). ¬¬ De kinderen die in België zijn geboren na de toekenning van de subsidiaire bescherming, moeten worden ingeschreven in het vreemdelingenregister door de gemeente, op voordracht van de geboorteakte.
F Gezinshereniging Bepaalde familieleden van de subsidiair beschermde kunnen zich herenigen met hem/ haar zo gauw hij/zij een BIVR heeft. Komen in aanmerking: ¬¬ de echtgenoot of geregistreerde partner; ¬¬ de minderjarige kinderen; ¬¬ de meerderjarige gehandicapte kinderen die omwille van hun handicap niet kunnen voorzien in hun eigen behoeften. De procedure verschilt naargelang de aanvraag in België of in het buitenland wordt gedaan, dan wel of er een tijdelijke of definitieve BIVR is.
G Belg worden De subsidiair beschermde kan de Belgische nationaliteit verwerven. Hij verliest dan zijn subsidiaire beschermingsstatus. Mogelijke procedures zijn: ¬¬ De naturalisatie. Men moet ouder dan 18 jaar zijn en minstens twee jaar wettelijk in België verblijven. ¬¬ De nationaliteitsverklaring. Men moet zeven jaar wettelijk in België verblijven, of gehuwd zijn met een Belg(ische) en drie jaar met hem/haar samenwonen (of zes maanden in sommige gevallen).
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 129
Wordt de erkende vluchteling Belg, dan worden zijn kinderen jonger dan 18 jaar over wie hij het ouderlijke gezag uitoefent, eveneens Belg.
H Beëindigen status Het CGVS kan de subsidiaire beschermingsstatus opheffen of intrekken. ¬¬ Het CGVS kan de status opheffen wanneer de omstandigheden die de toekenning van deze bescherming rechtvaardigden, in positieve zin geëvolueerd zijn in het land van herkomst. Tijdens de vijf jaar van beperkt verblijf kan de minister van Binnenlandse Zaken aan de persoon die subsidiaire bescherming geniet, een bevel geven om het grondgebied te verlaten. ¬¬ Het CGVS kan de status intrekken wanneer de subsidiaire bescherming werd toegekend op basis van valse verklaringen, valse documenten of verzwegen feiten. Tijdens de tien jaar die volgt op de indiening van de aanvraag tot subsidiaire bescherming kan de minister van Binnenlandse Zaken een bevel geven om het grondgebied te verlaten Het CGVS is, in geval van intrekking van de subsidiaire beschermingsstatus, verplicht om in zijn beslissing een advies te geven over het feit of een verwijderingsmaatregel naar het land van herkomst in overeenstemming is met artikel 3 EVRM. Tegen deze beslissingen is een beroep tot annulatie en schorsing mogelijk bij de RvV.
3 - Verlenging van een bevel om het grondgebied te verlaten Als een asielzoeker geen vluchtelingen- noch subsidiaire beschermingsstatus verkrijgt, zal hij normaliter automatisch een bevel krijgen om het grondgebied te verlaten. In de praktijk is terugkeren naar het land van herkomst niet altijd mogelijk. Artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Anti-Folterverdrag werden al herhaalde malen aangehaald. Het verbod op terugzending in geval van een reëel risico op een vernederende of mensonterende behandeling of straf of foltering wordt door het CGVS alleen beoordeeld in het kader van het onderzoek naar de toepassing van de subsidiaire bescherming. De DVZ is, als administratieve overheid belast met de toelating van vreemdelingen tot het grondgebied en met hun verwijdering, ambtshalve gehouden de desbetreffende artikelen toe te passen alvorens tot verwijdering over te gaan. In de praktijk is in de beslissingen van de DVZ echter weinig te merken van de ambtshalve toepassing van artikel 3 EVRM.
130 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Soms zijn er ook andere redenen die een verblijf in België kunnen rechtvaardigen, ondanks de weigeringsbeslissing van de asielinstanties. Een van de mogelijkheden is een aanvraag tot verlenging van (de termijn van) het bevel om het grondgebied te verlaten. Als begeleider doe je er goed aan bij zulk een aanvraag uitdrukkelijk te verwijzen naar de reële risico’s die bestaan bij terugkeer. Op die manier dwing je de DVZ om een uitspraak te doen over het al dan niet bestaan van een risico bij terugkeer. Bij een ontbrekende of onvoldoende motivering kan je een beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen instellen.
In welke gevallen vraag je een verlenging aan van het bevel om het grondgebied te verlaten? In de praktijk worden volgende redenen alvast door de DVZ aanvaard: 1 Humanitaire clausule in de beslissing van het CGVS Indien het CGVS de toekenning van een status weigert, maar tegelijk de aandacht van de minister of zijn gemachtigde vestigt op een klemmende humanitaire situatie waarin de afgewezen asielzoeker zich bevindt, doe je er als begeleider goed aan een verlenging van het bevel aan te vragen. 2 Situatie in het land van herkomstland Ook wanneer de situatie in het herkomstland om praktische redenen of omwille van de veiligheid ter plaatse verhindert dat een asielzoeker terugkeert, vraag je een verlenging aan. 3 De afgewezen asielzoeker is ziek en zijn gezondheidstoestand laat hem niet toe te reizen. In dat geval kan de DVZ een verlenging van maximum drie maanden geven, mits voorlegging van een medisch attest. 4 De afgewezen asielzoekster is zwanger. DVZ verlengt het bevel om het grondgebied te verlaten vanaf de zevende maand van de zwangerschap tot de twee maanden volgend op de geboorte. 5 De afgewezen asielzoeker beslist om vrijwillig terug te keren met de hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De afgewezen asielzoeker moet aan DVZ kunnen aantonen dat hij bij IOM een officiële aanvraag heeft ingediend om vrijwillig terug te keren. Indien IOM een datum van vertrek kan vastleggen en de afgewezen asielzoeker een nationaal identiteitsdocument kan voorleggen, zal de DVZ het bevel tijdelijk verlengen.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 131
6 Schoolgaande kinderen Ouders van een minderjarig kind kunnen de DVZ vragen om hun bevel om het grondgebied te verlaten te verlengen zodat het kind het schooljaar verder kan afmaken. Dit geldt in principe enkel voor bevelen die worden afgeleverd vanaf de paasvakantie. Let op: Omdat EU-onderdanen geen bevel krijgen om het grondgebied te verlaten geldt bovenstaande niet voor hen.
Hoe motiveer je de aanvraag, wat is de procedure die je moet volgen? De praktijk van de verlenging van de bevelen is niet geregeld in de Vreemdelingenwet. Er is nergens bepaald wie bevoegd is, noch volgens welke procedure de aanvraag moet worden ingediend. Nochtans is de praktijk van de verlenging al jaren ingeburgerd. Je doet er als begeleider steeds goed aan, vooraleer je een aanvraag tot de DVZ richt, na te gaan welke informatie de DVZ nodig heeft. De aanvragen dien je in principe in bij bureau C van de DVZ. Gezien er geen standaardprocedure is, zijn er geen vormvereisten. Het spreekt voor zich dat je de aanvraag tot verlenging zo grondig mogelijk motiveert en er alle dienstige bewijsstukken aan toevoegt.
Wat is de houding van de DVZ? De DVZ beslist geval per geval. Normaal verlengt de DVZ van maand tot maand, tenzij duidelijk blijkt uit het dossier dat de terugkeer gedurende een langere periode onmogelijk is. Dit betekent dat de afgewezen asielzoeker elke maand opnieuw een aanvraag tot verlenging zal moeten indienen. Op het ogenblik dat het vaststaat dat de terugkeer op korte termijn niet mogelijk is, weigert de DVZ het bevel nog te verlengen, omdat men niet wil verlengen zonder einddatum. De DVZ raadt in dat geval de aanvrager aan een artikel 9 bis of ter in te dienen. Gezien de behandelingstermijn van deze procedure blijft de aanvrager vaak maanden of jaren zonder verblijfstitel. Een oplossing op korte termijn is voor deze categorie van personen niet te vinden.
Wat is de houding van de rechtspraak? Tot op heden is er weinig rechtspraak voorhanden. Dit is te wijten aan het feit dat de DVZ geen beslissing neemt ten aanzien van een aanvraag tot verlenging. In dit geval zou men eigenlijk een procedure moeten opstarten wegens het stilzitten van de overheid, maar materieel ontbreken vaak de noodzakelijke bewijzen van aanmaning, opvolging van het dossier, enz.
132 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Indien de DVZ een negatieve beslissing neemt, dan staat een eerder afgeleverd en uitvoerbaar bevel vaak een procedure bij de Raad van State in de weg. Men kan immers het belang niet aantonen.
Wat kan je als begeleider doen? Als begeleider doe je er goed aan na te gaan of een gerechtelijke tussenkomst nuttig is. Ook kan je overwegen om, wanneer een beslissing uitblijft in geval van onmogelijkheid tot terugkeer, een advies te vragen aan het College van Federale Ombudsmannen (gegevens zie adressenlijst). Die dienst volgt deze problematiek op de voet op en pleegt regelmatig overleg met de DVZ.
4 - Regularisatie Bepaalde afgewezen asielzoekers kunnen humanitaire of medische redenen hebben om een verder verblijf in België te willen aanvragen. Deze mogelijkheid wordt voorzien in de wet. In het oude artikel 9 lid 3 en sinds juni 2007 in de artikelen 9bis (regularisatie omwille van humanitaire redenen) en 9ter (regularisatie omwille van medische redenen) van de Vreemdelingenwet. Over de procedure 9ter hebben we het reeds gehad hierboven. Over de procedure van artikel 9bis willen we het hier kort hebben. Hoewel het strikt genomen een uitzonderingsprocedure was en is, wordt ze in de praktijk veelvuldig gebruikt. Opdat de opgegeven humanitaire redenen in de aanvraag 9bis onderzocht zouden worden, moeten er enkele ontvankelijkheidsvoorwaarden vervuld zijn. ¬¬ Aanwezigheid van buitengewone omstandigheden die het niet- aanvragen van de machtiging tot verblijf in het buitenland rechtvaardigen. Artikel 9 bis is immers een uitzondering op de regel dat men in de Belgische ambassade of consulaat in het buitenland een aanvraag tot verblijfsmachtiging doet. Het moet onmogelijk of bijzonder moeilijk zijn om naar zijn land van herkomst af te reizen voor een aanvraag tot machtiging verblijf. De aanwezigheid van buitengewone omstandigheden dient te worden beoordeeld op het moment dat de aanvraag wordt behandeld en niet op het moment dat de aanvraag werd ingediend. ¬¬ Beschikken over een identiteitsdocument (internationaal erkend paspoort, gelijkgestelde reistitel of nationale identiteitskaart). Deze tweede voorwaarde is echter niet van toepassing op asielzoekers met een lopende asielprocedure (zolang de procedure loopt) of vreemdelingen die aantonen dat zij in de onmogelijkheid verkeren om dit document in België te verwerven. Let op: deze onmogelijkheid wordt zeer restrictief geïnterpreteerd door de DVZ.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 133
¬¬ Nieuwe elementen: de aanvraag mag niet meer steunen op elementen die reeds voordien werden ingeroepen of hadden moeten ingeroepen worden in een asielprocedure, een medische verblijfsaanvraag of een vroegere regularisatieaanvraag. Vervolgens gaat men in op de voorwaarden ten gronde: Zijn er redenen die een verblijf van meer dan drie maanden in België rechtvaardigen? Terzake heeft de DVZ een zeer ruime appreciatiemarge. De criteria voor regularisatie zijn niet wettelijk bepaald. Over het algemeen kan men zeggen dat er kans op regularisatie is wanneer er ernstige humanitaire redenen zijn om de persoon een verblijfsrecht te geven. Wanneer artikel 3 of 8 EVRM in het gedrang is, is het essentieel om deze bepalingen uitdrukkelijk te vermelden en de motivering hieromtrent uit te werken. Uit de praktijk en de toelichting van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat een aanvraag meestal slechts zinvol is in één van de volgende gevallen: ¬¬ Lange asielprocedure ¬¬ Lange gezinsherenigingsprocedure ¬¬ Onverwijderbaarheid ¬¬ Staatlozen ¬¬ Bijzondere banden met België Op 19 juli 2009 werd een instructie bekend gemaakt door de minister van Migratie. Deze instructie vermeldt de verschillende situaties die aanleiding kunnen geven tot een regularisatie. Het is daardoor duidelijker geworden welke gevallen aanleiding kunnen geven tot een regularisatie. Volgende situaties worden opgesomd: ¬¬ Langdurige asielprocedures (met en zonder Raad van State) ¬¬ Prangende humanitaire omstandigheden ¬¬ Duurzame lokale verankering: onderbroken verblijf van 5 jaar ¬¬ Duurzame lokale verankering: voorleggen van een arbeidscontract Voor deze twee laatste criteria, namelijk de regularisatie op basis van werk en die van een onderbroken verblijf van 5 jaar, heeft men slechts een periode van 3 maanden om een regularisatieaanvraag in te dienen, met name van 15 september tot en met 15 december 2009. De overige criteria kunnen blijvend het voorwerp uitmaken van een regularisatieaanvraag totdat de instructie wordt opgeheven of gewijzigd. De instructie is intussen verder verduidelijkt in twee vademecums. Voor meer details en de teksten van de instructie en vademecums verwijzen we naar www.vreemdelingenrecht.be.
134 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Voor details over de rechten en plichten tijdens illegaal verblijf verwijzen we naar een brochure die te vinden is op de algemene website van het VMC: www.vmc.be onder Verblijfsstatuut – Illegaal verblijf.
5 - Terugkeer A Algemeen Indien uit de individuele begeleiding van het dossier blijkt dat er geen nood is aan bescherming en dat er ook geen andere elementen meespelen die een terugkeer bemoeilijken of onmogelijk maken, dringt een intensiever gesprek over een terugkeer zich op. De mogelijke verblijfsmotieven en verwijderbaarheid moeten nauwgezet en herhaaldelijk (op het einde van de asielprocedure, maar ook bij aanhouding en vlak voor het gedwongen vertrek) worden gecontroleerd. De veiligheid bij terugkeer is niet zeker wanneer de asielprocedure nog niet definitief is afgelopen, wanneer de asielprocedure niet correct is verlopen of wanneer de asielzoeker aanspraak maakt op een of andere bescherming, maar deze nood niet zag omgezet in een (voorlopige) verblijfstitel. Om te kunnen werken aan een ondersteunde vrijwillige terugkeer van afgewezen asielzoekers moet aan een aantal basisvoorwaarden voldaan zijn: de veiligheid in het land van herkomst moet gewaarborgd zijn en er moet aandacht worden besteed aan de waardigheid en het toekomstperspectief van de afgewezen asielzoeker. In eerste instantie moet men zich goed kunnen informeren over de mogelijkheden van een waardige en veilige terugkeer. Op basis daarvan kan de terugkeerder inschatten welke de meest realistische verwachtingen zijn voor zijn leven na terugkeer, en kunnen reeds bepaalde obstakels geïdentificeerd worden. Dit moet worden gecontroleerd aan de hand van actuele, nauwkeurige en controleerbare informatie die door onafhankelijke waarnemers wordt verstrekt. In de praktijk is deze informatie vaak afwezig, of zijn er tegenstrijdige berichten. In deze gevallen moet ernstig getwijfeld worden aan de wenselijkheid van terugkeer en moeten alle mogelijke verblijfsopties opnieuw worden overwogen. Wanneer blijkt dat een veilige en waardige terugkeer mogelijk is, kan men eventueel aanspraak maken op ondersteuning voor reïntegratie in het herkomstland in geval van terugkeer. Dit bestaat uit geïndividualiseerde materiële en/of financiële hulp die wordt geboden door een organisatie als IOM (gegevens achteraan) of een NGO. Ondersteunde terugkeer biedt verschillende voordelen: niet alleen keert men terug met een bepaalde financiële en materiële ondersteuning, men kan vooral op eigen houtje met een grotere mate van zelfbeschikking en met minder contact met de autoriteiten ter plaatse terugkeren.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 135
B Terugkeer vanuit de open opvangstructuren Het is ons uitgangspunt dat uitgeprocedeerde asielzoekers alle kansen moeten krijgen om zelfstandig of ondersteund terug te keren vanuit de open opvangstructuren. Daarom moet spreken over de terugkeer integraal deel uitmaken van de begeleiding. Eerder in het handboek kwam al aan bod dat dit onderwerp van bij het begin bespreekbaar moet zijn, ook al zijn we ons ervan bewust dat de asielzoeker tijdens de asielprocedure gefocust is op de procedure en het idee van terugkeer vaak niet onder ogen wenst te zien. Al na een eerste negatieve beslissing kan je de mogelijkheid van een zelfstandige of ondersteunde terugkeer ter sprake brengen. Na een negatieve eindbeslissing kan de mogelijkheid van ondersteunde terugkeer op maat worden besproken. De definitieve afwijzing van de asielaanvraag door de RvV is een sleutelmoment. De begeleider zorgt ervoor dat verdere verblijfsmogelijkheden worden onderzocht (nieuwe asielaanvraag, regularisatie, staatloosheid, naturalisatie, enz.), maar tegelijk moet de mogelijkheid voor zelfstandige ondersteunde terugkeer worden besproken. Naarmate het meer waarschijnlijk wordt dat de uiteindelijke uitkomst van het traject niet een verblijf in België zal zijn, is terugkeer meer en meer aan de orde. Dit zijn moeilijke momenten voor de asielzoeker en de begeleider. Continuïteit in de opvang is cruciaal, zeker op dit sleutelmoment in het hele traject. Bij uitstek op dat moment moeten stabiliteit en ondersteuning gegarandeerd worden om vertrouwen in te boezemen bij de afgewezen asielzoeker. De kansen op onderduiken moeten tot een minimum worden herleid. Weinig afgewezen asielzoekers zijn immers echt klaar om te werken op terugkeer op het moment van hun afwijzing. Als begeleider kan je in elk geval even stilstaan bij de gevolgen van een illegaal verblijf en wijzen op de rechten (o.a. dringende medische hulpverlening) die blijven gelden. De mogelijkheid om alsnog het verblijf te regulariseren of een verblijfsstatuut te bekomen, blijft een permanent aandachtspunt in de begeleiding.
C Terugkeer vanuit de gesloten centra Regelmatig worden uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale verblijvers opgepakt en opgesloten in een gesloten centrum om te worden gerepatrieerd. In het gesloten centrum wordt door de DVZ nagegaan welke nationaliteit de persoon heeft (dit kan via bestaande identiteitsdocumenten, geldig of vervallen, of dit kan via een interview met het consulaat van het land van herkomst van de betrokkene). Vervolgens wordt nagegaan welk land aansprakelijk is voor de terugname van de betrokkene: dit kan het land van herkomst zijn, maar dit kan ook, afhankelijk van de reisweg van betrokkene, een derde land zijn (in kader van grensleidingen of Dublin). Wanneer het land dat de betrokkene moet terugnemen akkoord gaat (afhankelijk van het land kan dit per individu moeten worden aangevraagd, of dit kan reeds via bilaterale, Europese of Beneluxterugnameakkoorden vastliggen) kan de DVZ over de juiste reisdocumenten beschikken en de repatriëring organiseren.
136 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Ook vanuit de gesloten centra, waar de asielzoeker zit met het oog op gedwongen uitwijzing, kan worden gevraagd om te vertrekken als een ondersteunde terugkeerder, met de financiële en materiële hulp van IOM. Deze optie wordt niet altijd automatisch aangeboden, dus de asielzoeker moet het zelf vragen aan de sociale dienst van het centrum. In feite moet iemand die ondersteund wil terugkeren terug in vrijheid worden gesteld. De DVZ tracht dit zoveel mogelijk te vermijden en regelt samen met IOM de ondersteunde terugkeer van personen uit de gesloten centra zonder dat de personen in vrijheid worden gesteld. Tenzij als advocaat, die vrij zijn cliënt in het gesloten centrum kan gaan bezoeken, is je rol als begeleider uitgespeeld zodra de betrokkene opgesloten wordt in een gesloten centrum. Je kan er eventueel voor zorgen dat de betrokkene bezoek krijgt van NGO’s die bezoeken brengen aan de gesloten centra. Vluchtelingenwerk Vlaanderen en CIRE coördineren een netwerk van NGO’s die de gesloten centra bezoeken. Als begeleider kan je terecht bij Vluchtelingenwerk en CIRE om te weten te komen waar de betrokkene is opgesloten en om een bezoek door een NGO aan te vragen.
D De maximumduur van opsluiting Volgens de Vreemdelingenwet mag een vreemdeling slechts worden opgesloten voor de duur die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van een uitwijzingsmaatregel met een maximum van twee maanden. Deze duur kan worden verlengd met twee maanden als de noodzakelijke stappen voor uitwijzing werden genomen in de loop van zeven werkdagen vanaf het moment dat de vreemdeling werd opgesloten, als het gebeurt met de nodige zorgvuldigheid en de effectieve verwijdering binnen een redelijke termijn nog steeds mogelijk is. In de wet is eveneens voorzien dat de maximumduur vijf maanden is. Een tweede verlenging kan slechts na akkoord van de Minister van Migratie en Asielbeleid. Echter, in de praktijk is de detentieduur van de vreemdeling soms onbeperkt. Immers, bij iedere mislukte poging tot repatriëring (omdat de vreemdeling zich verzet) neemt de DVZ een nieuwe beslissing tot detentie, waardoor de termijnen opnieuw beginnen lopen van nul. Wanneer iemand niet kan worden geïdentificeerd of de vlucht kan niet worden georganiseerd binnen deze termijn wordt die persoon vaak vrijgelaten met een bevel om het grondgebied te verlaten. Voor sommige nationaliteiten ontstaan zo tijdelijke gedoogpraktijken: wanneer men weet dat betrokkenen geen kans maken op repatriëring, worden zij bij aanhouding niet opgesloten. Sinds de aanbevelingen van de commissie-Vermeersch gebeurt een uitwijzing in stappen, voor zover de opeenvolgende pogingen mislukken. Deze stappen zijn in stijgende vorm van dwang: ¬¬ een gedwongen vertrek zonder escorte
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 137
¬¬ een gedwongen vertrek met escorte, d.i. verschillende politieagenten die betrokkene begeleiden op zijn vlucht zelf, geboeid. ¬¬ Een beveiligde vlucht vanuit de militaire luchthaven van Melsbroek, d.i. een speciaal georganiseerde vlucht voor meerdere gedetineerden uit een bepaald land of een bepaalde regio. Voor meer info verwijzen we naar het Handboek voor bezoekers en personeel van gesloten centra van Jesuit Refugee Service Belgium.
E Meer info? Als begeleider kan je in elk geval met alle concrete vragen inzake terugkeer terecht bij de helpdesk terugkeer van Vluchtelingenwerk. De helpdesk tracht informatie en advies te geven over alle aspecten van vrijwillige terugkeer (legale verblijvers), terugkeer met instemming (uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale verblijvers) en gedwongen terugkeer: vragen m.b.t. specifieke nationaliteiten, identiteitsbewijzen, reisdocumenten, ambassades, terugkeerprogramma’s (en modaliteiten), verlengingen, (on)verwijderbaarheid, veiligheid, terugname(akkoorden), enz. Voor 19 landen publiceerde Vluchtelingenwerk in het kader van het Country of Return Information-project (nog tot einde juni 2009) landenrapporten die informatie aanleveren gericht op de terugkeerder. Deze rapporten zijn te raadplegen op www.cri-project.eu. De medewerkers van de helpdesk volgen de situatie inzake gedwongen verwijderingen en volgen ook een aantal pilootprojecten inzake terugkeerondersteuning en opvolging na terugkeer. Wil je als begeleider de activiteiten van Vluchtelingenwerk rond terugkeer op de voet volgen, bezoek dan regelmatig onze website. Je kan je ook abonneren op een elektronische nieuwsbrief rond terugkeer. De helpdesk terugkeer beantwoordt vragen over: ¬¬ de situatie in het terugkeerland (bronnen: Verenigde Naties (VN), mensenrechtenorganisaties en andere NGO’s, overheidsinformatie, statistieken, parlementaire vragen, persartikels, enz.); ¬¬ over de praktische steun die terugkeerders kunnen krijgen bij terugkeer en reïntegratie; ¬¬ over de verwijderbaarheid in geval van gedwongen terugkeer.
138 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ ADRESSENLIJST ]
VIII ADRESSENLIJST 1 - De asielinstanties DIENST VREEMDELINGENZAKEN Postadres en aanmeldingsadres: WTC, tower II Antwerpsesteenweg 59B 1000 BRUSSEL Tel: 02/206.15.99 Fax: 02/206.14.63
[email protected] www.dofi.fgov.be DVZ Helpdesk Regularisatie- en visumaanvragen Tel: 02/793.80.00 Fax: 02/274.66.91
[email protected]
COMMISSARIAAT-GENERAAL VOOR DE VLUCHTELINGEN EN DE STAATLOZEN WTC, tower II Koning Albert II-laan 26A 1000 BRUSSEL Tel: 02/205 51 11 Fax: 02/205 51 15 www.cgvs.be
[email protected] CGVS Adviseur expertpsycholoog
[email protected]
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 139
RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN Gaucheretstraat 92-94 1030 Brussel Permanentie griffie/telefonische bereikbaarheid (werkdagen): Maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag: 09u00 – 16u00 Donderdag: 09u00 – 18u00 Tel: 02 /791.60.00 Fax: 02/791.62.26 (Nederlandstalige griffie) Fax: 02/791.61.95 (Franstalige griffie) www.rvv-cce.be Faxnummer voor procedures in uiterst dringende noodzakelijkheid voor Nederlandstalige procedures : 02.791.64.00 voor Franstalige procedures : 02.791.64.01
RAAD VAN STATE Wetenschapsstraat 33 1040 Brussel Tel: 02/234.96.11 Voor vragen over de procedure bestuursrechtspraak kan u terecht bij de griffie bestuursrechtspraak. Voor vragen over de adviesbevoegdheid van de Raad kan u de procedure wetgeving raadplegen.
140 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
2 - Juridische ondersteuning A Vlaanderen/België Amnesty International Vlaanderen Hoofdzakelijk tweede lijnshulp, specifiek advies inzake individuele dossiers Kerkstraat 156 2060 Antwerpen Tel: 03/271.16.16 Fax: 03/235.78.12 www.amnesty.be
[email protected] Permanentie/consultatie: enkel na telefonische afspraak
Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV) Tweede en derde lijnshulp, bijstand heropening van asieldossiers Defacqzstraat 1, bus 10 1000 Brussel Tel: 02/537.82.20 Tel: 02/541.01.90 (familiehereniging) Fax: 02/537.89.82 www.cbar-bchv.be
[email protected] Juridische permanentie (enkel telefonisch): Maandag tot vrijdag : 13u30-17u00
Bureaus juridische bijstand Adressen, telefoonnummers en permanentie voor juridische eerste lijnsbijstand en tweede lijnbestand zijn terug te vinden op: www.advocaat.be
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 141
Fedasil Hoofdzakelijk derde lijnhulp aan OCMW’s en open opvangcentra asielzoekers, wat het opvangsysteem en steunverlening in de open opvangcentra en OCMW’s betreft, ook voor asielzoekers toegankelijk Kartuizersstraat 21 1000 Brussel Tel: 02/213.44.11 Fax: 02/213.44.22 www.fedasil.be
[email protected] Permanentie/consultatie: enkel telefonisch
Vlaams minderhedencentrum vzw - afdeling rechtspositie en rechtsbijstand Derde lijnshulp (advies eerste en tweede lijnshulp, geen individuele dossierbehandeling), alle doelgroepen Vooruitgangstraat 323 1030 Brussel www.vmc.be www.vreemdelingenrecht.be Juridische helpdesk, in samenwerking met Vluchtelingenwerk Vlaanderen: Tel: 02/205.00.55 Fax: 02/205.00.60 De juristen van het VMC en Vluchtelingenwerk Vlaanderen beantwoorden vragen over het asielrecht, vreemdelingenrecht, internationaal privaatrecht en gezondheid verbonden aan het vreemdelingenrecht. Onder asielrecht vallen alle vragen die te maken hebben met het statuut van asielzoekers, erkende vluchtelingen – Conventie van Genève- en het statuut van subsidiaire bescherming, de asielprocedure, de detentie van asielzoekers en de opvang. Onder vreemdelingenrecht vallen alle andere vragen die geen betrekking hebben op asielrecht, het gaat om het ruimere vreemdelingenrecht zoals verblijfsstatuten, nationaliteit, visa enz. Onder Internationaal Privaatrecht vallen alle vragen over de toepassing en erkenning in België van buitenlands personen- en familierecht. Onder gezondheid en vreemdelingenrecht vallen alle vragen die te maken hebben met toegang tot zorg, verblijf of terugkeer bij ziekten en sociale rechten van zieke vreemdelingen.
142 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Permanentie/consultatie : enkel telefonisch Maandag en vrijdag 9u00-12u30 Woensdag : 13u30-17u00 Minder dringende vragen over asielrecht, Internationaal Privaatrecht en gezondheid kunnen ook gesteld worden door het invullen van een on-line vragenformulier dat te vinden is op de website www.vreemdelingenrecht.be.
Vluchtelingenwerk Vlaanderen Derde lijnshulp (geen individuele dossierbehandeling) in het kader van de asielprocedure Gaucheretstraat 164 1030 Brussel www.vluchtelingenwerk.be Juridische helpdesk, in samenwerking met het VMC: Tel: 02/205.00.55 Fax: 02/201.03.76 De juristen van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en het VMC beantwoorden vragen over het asielrecht, vreemdelingenrecht, internationaal privaatrecht en gezondheid verbonden aan het vreemdelingenrecht. Onder asielrecht vallen alle vragen die te maken hebben met het statuut van asielzoekers, erkende vluchtelingen – Conventie van Genève- en het statuut van subsidiaire bescherming, de asielprocedure, de detentie van asielzoekers en de opvang. Onder vreemdelingenrecht vallen alle andere vragen die geen betrekking hebben op asielrecht, het gaat om het ruimere vreemdelingenrecht zoals verblijfsstatuten, nationaliteit, visa enz. Onder Internationaal Privaatrecht vallen alle vragen over de toepassing en erkenning in België van buitenlands personen- en familierecht. Onder gezondheid en vreemdelingenrecht vallen alle vragen die te maken hebben met toegang tot zorg, verblijf of terugkeer bij ziekten en sociale rechten van zieke vreemdelingen. Permanentie/consultatie : enkel telefonisch Maandag en vrijdag 9u00-12u30 Woensdag : 13u30-17u00 Minder dringende vragen over asielrecht, Internationaal Privaatrecht en gezondheid kunnen ook gesteld worden door het invullen van een on-line vragenformulier dat te vinden is op de website www.vreemdelingenrecht.be.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 143
Vlaamse Vereniging Steden en Gemeenten (VVSG) Derde lijnshulp voor stedelijke en gemeentelijke diensten en OCMW’s, alle doelgroepen Aarlenstraat 53/4 1040 Brussel www.vvsg.be Tel: 02/211.55.86
[email protected]
B Antwerpen Antwerps Minderhedencentrum - de8 Tweede lijnsdienst, juridische informatie over verblijfsrechten van vluchtelingen en mensen zonder papieren Van Daelstraat 35 2140 BORGERHOUT Tel: 03/270 33 29 Fax: 03/235.89.78 www.de8.be
[email protected] Juridische helpdesk : telefonisch of per mail Maandag en woensdag: 09u00 -12u30 Donderdag: 09u00 -17u00 Per mail :
[email protected] Het Bureau voor Juridische Bijstand organiseert in samenwerking met de8 een Vreemdelingenpermanentie (permanentie gespecialiseerde advocaten vreemdelingenrecht) Overwegend advies bij asiel- en regularisatiedossiers Lamorinièrestraat 137 2018 Antwerpen Tel: 0473/92.42.23 Permanentie/consultatie: Dinsdag- en donderdagnamiddag: 13u00-15u00
144 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Bond Zonder Naam vzw – sociale dienst Eerste lijnsdienst, overwegend asielzoekers, vluchtelingen en mensen zonder papieren Rolwagenstraat 49 2018 Antwerpen Tel: 03/233.06.84 Fax: 03/233.43.92
[email protected] Permanentie/consultatie: Donderdag: 09u00-13u00
Centrum voor maatschappelijk werk De Mutsaard (deel van CAW De Mare) Overwegend asielzoekers, vluchtelingen, mensen zonder papieren en geregulariseerden Begeleiding en bijstand (juridisch-administratief, psycho-sociaal en materieel) aan mensen met een precair verblijfsstatuut gebeurt op afspraak Maurits Sabbelaan 57 2020 Antwerpen Tel: 03/247.88.20 Fax: 03/247.88.92
[email protected] Permanentie/consultatie: enkel op afspraak
Protestants Sociaal Centrum vzw – sociale dienst (CAW De Terp) Eerste lijnsdienst, overwegend asielzoekers, vluchtelingen en mensen zonder papieren Lange Stuivenbergstraat 54-56 2060 Antwerpen Tel: 03/235.34.05 Fax: 03/272.20.85
[email protected] www.cawdeterp.be Permanentie/consultatie : telefonisch Dinsdag en donderdag: 09u00-12u00 en 14u00-16u00 Woensdag en vrijdagnamiddag op afspraak
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 145
Vluchtelingendienst Mechelen (Werkgroep Integratie Vluchtelingen) Eerste lijnshulp, occasioneel tweede lijnhulp, asielzoekers, vluchtelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers (occasioneel allochtonen) St. Romboutskerkhof 1 2800 Mechelen Tel: 015/34.07.88 - 015/33.07.28 Fax: 015/34.07.90
[email protected] Permanentie/consultatie: Telefonisch te bereiken elke werkdag tijdens kantooruren Consultatie op maandag, dinsdag en donderdag: 13u00-16u00 of op afspraak
C Brussel en Vlaams Brabant Cadens Vluchtelingenonthaal (deel van CAW Leuven) Eerste lijnshulp, occasioneel tweede lijnhulp, alle doelgroepen (vooral asielzoekers en vluchtelingen) rond verblijfsrecht Diestesteenweg 42 3010 Leuven Tel: 016/46.49.61 Fax: 016/47.43.79
[email protected] Permanentie/consultatie: Maandag, woensdag en vrijdag: 09u00-11u00 – daarbuiten op afspraak
Caritas Internationaal Hulpbetoon – sociale dienst Allochtonen, asielzoekers, vluchtelingen en mensen zonder papieren Liefdadigheidsstraat 43 1210 Brussel Tel: 02/229.36.11 Fax: 02/229.35.85 Permanentie/consultatie:elke werkdag om 08u30 of om 13u30, behalve donderdagvoormiddag, verdere opvolging op afspraak
146 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Foyer Dienst Rechtsbescherming Eerste en tweede lijnshulp, alle doelgroepen Werkhuizenstraat 25 1080 Brussel Tel: 02/414.04.53 Fax: 02/414.16.97 www.foyer.be Permanentie/consultatie: telefonisch iedere werkdag: 9.00u-17.00u Eerste lijnspermanentie: enkel op afspraak
Groot Eiland – sociale dienst (deel van CAW Archipel) Eerste lijnshulp, vragen rond statuut vreemdeling Groot Eilandstraat, 84 1000 Brussel Tel: 02/502.66.00 Fax 02/512.67.38
[email protected] www.archipel.be Permanentie/consultatie: Dinsdag en vrijdag : 9.00u-12.00u De eerste acht cliënten krijgen een gesprek met een maatschappelijk werker, nadien wordt op afspraak gewerkt
Internationale Socialistische Solidariteit – sociale dienst (bicommunautaire dienst) Overwegend voor asielzoekers, vluchtelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers Parmatraat 28 1060 Brussel Tel: 02/533.39.84 Fax: 02/534.62.26 Permanentie/consultatie: specifieke uren per doelgroep, op afspraak Vrije consultaties in de voormiddag
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 147
Protestants Sociaal Centrum – vluchtelingendienst (bicommunautaire dienst) Specifiek voor asielzoekers, vluchtelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers Cansstraat 12 1050 Brussel Tel: 02/500.10.13 Fax: 02/512.70.30 Permanentie/consultatie: elke voormiddag, zonder afspraak
D Limburg CAW Sonar - Integraal Welzijnswerk Eerste lijnshulp, alle doelgroepen (specifiek ook inzake vrijwillige terugkeur) Ursulinestraat 7 3800 Sint-Truiden Tel/fax: 011/68.86.00 www.cawsonar.be
[email protected]
Permanentie/consultatie: Dinsdag: 13u30-18u30 Donderdag: 09u12u00 Buiten deze uren op afspraak De Medewerkers Integraal Welzijnswerk zijn bereikbaar te: Integraal Welzijnswerk Sint-Truiden Ursulinenstraat 7, bus 6 3800 Sint-Truiden Tel/fax: 011/68.86.00
[email protected]
Integraal Welzijnswerk Overpelt Kerkdijk 4 3900 Overpelt
148 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Tel: 011/64.05.00 Fax: 011/64.13.50
[email protected]
Integraal Welzijnswerk Tongeren Maastrichtersteenweg 47 3700 Tongeren Tel: 012/23.07.82 Fax: 012/39.33.20
[email protected]
Integraal Welzijnswerk Hasselt Rozenstraat 28 3500 Hasselt Tel: 011/85.99.20
[email protected]
Integraal Welzijnswerk Genk Noordlaan 135 3600 Genk Tel.: 089/57.31.01 Fax: 089/57.31.04
[email protected]
Integraal Welzijnswerk Bree Kloosterpoort 13 3690 Bree Tel./fax:089 57 21 48
[email protected]
Gastvrij Sint-Truiden (Masala, onthaalhuis voor vluchtelingen) Eerste lijnshulp (afgeleide juridische hulpverlening), overwegend asielzoekers, vluchtelingen en mensen zonder papieren Kazernestraat 2c 3800 Sint-Truiden
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 149
Tel: 011/48.68.15 Fax: 011/69.47.80
[email protected] [email protected] Permanentie/consultatie: Maandag en woensdag: 16u00-19u00 Dinsdag, donderdag en vrijdag: 09u00-12u00
Multicolores (migrantenwerking van ABVV) Eerste lijnshulp, alle doelgroepen (voornamelijk allochtonen) Koningin Astridlaan 45 3500 Hasselt Tel: 011/30.09.77 Fax: 011/43 73 09 Permanentie/consultatie: Elke werkdag: 9u00-17u00, behalve vrijdag enkel voormiddag
Provinciaal integratiecentrum Limburg – sociaal-juridisch werk Tweede en derde lijnshulp, alle doelgroepen Universiteitslaan 1 3500 Hasselt Tel: 011/23.82.55 Fax: 011/23.82.10
[email protected] www.limburg.be/integratiecentrum Permanentie/consultatie: Telefonisch, ter plaatse of op afspraak, elke werkdag behalve op maandag op de volgende uren: 09u00-12u00u en 13u30- 16u00
E Oost-Vlaanderen Integratiedienst – Team Rechtspositie Hoofdzakelijk derde lijnshulp, alle doelgroepen, enkel cliënten gevestigd in stad Gent
150 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Kaprijkestraat 12 9000 Gent Tel: 09/265.76.76 Tel: 09/265.77.05 Tel: 09/265.76.83 Tel: 09/265.77.04 Fax: 09/265.76.70 (met vermelding van de naam van de bestemmeling)
[email protected] www.gent.be/integratiedienst Permanentie/consultatie: per brief, per fax en per mail elke werkdag: 09u00-11u30 en 14u00-16u00
Team rechtspositie Oost-Vlaams Diversiteitscentrum vzw (ODiCe vzw) Hoofdzakelijk derde lijnhulp, alle doelgroepen, in het bijzonder asielzoekers en mensen met precaire verblijfsstatuten Dok Noord 4 - Hal 25 9000 Gent Tel: 09/267.66.47 Fax: 09/267.66.44 www.odice.be Permanentie/consultatie: telefonisch Elke werkdag: 9u30-16u30
Transithuis CAW Artevelde Eerste lijnhulp (occasioneel tweede lijnhulp), asielzoekers, erkende vluchtelingen, uitgeprocedeerde asielzoekers en mensen zonder papieren, die in Gent verblijven Kortrijksepoortstraat 252 B 9000 Gent Tel: 09/225.71.20 Fax: 09/225.72.20
[email protected] Permanentie/consultatie: Maandag (Albanese tolk), dinsdag (Russische tolk), woensdag en donderdag: 09u0012u00 Vrijdag op afspraak en in de namiddag op afspraak
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 151
F West-Vlaanderen Adviescentrum voor Allochtonen Oostende (ACA) - CAW Middenkust in samenwerking met de Sociale Dienst voor Vreemdelingen Eerste lijnhulp (occasioneel tweede lijnhulp), alle doelgroepen Hospitaalstraat 35 8400 Oostende Tel: 059/40.25.24/25 Fax: 059/40.25.06
[email protected] [email protected] Permanentie/consultatie Consultatie op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag: 09u00- 11u30 Buiten deze uren is het centrum telefonisch bereikbaar of via afspraak
CAW De Viersprong – Vreemdelingenwerking Eerste lijnhulp, alle doelgroepen Spinolarei 10 A 8000 Brugge Tel: 050/44.37.78 Fax: 050/44.37.73
[email protected] www.deviersprong.be Permanentie/consultatie: Maandag tot donderdag van 10u00-12u00 en 14u00 -16u00 Op andere tijdstippen op afspraak
Dienst rechtshulp en juridische bemiddeling OCMW Kortrijk Eerste lijnhulp, enkel voor inwoners van groot Kortrijk Budastraat 27 8500 Kortrijk Tel: 056/24.49.39 Fax: 056/24.48.48
[email protected]
152 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
3 - Medisch Vlaams Minderhedencentrum, Steunpunt gezondheid en vreemdelingenrecht Voor medisch gerelateerde vragen over vreemdelingen zonder wettig verblijf, asielzoekers, gezinsherenigers, geregulariseerden. Het gaat over vragen mbt toegang tot de gezondheidszorg, verblijfsmogelijkheden of terugkeer bij ziekten, sociale rechten bij ziekten Vooruitgangstraat, 323 1030 Brussel Permanentie/consultatie : Via de juridische helpdesk van het VMC en Vluchtelingenwerk Vlaanderen: 02.202.00.55 Maandag en vrijdag : 9u00-12u30 Woensdag : 13u30-17u00 Of via het vragenformulier terug te vinden op www.vreemdelingenrecht.be.
Medimmigrant Derde lijnhulp (occasioneel eerste en tweede lijnhulp), mensen zonder papieren of met een precair verblijfsrecht met een medisch probleem en die verblijven in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest Gaucheretstraat 164 1030 Brussel Tel 02/274.14.33 of 34 Fax 02/274.14.48
[email protected] www.medimmigrant.be Permanentie/consultatie: telefonisch Maandag en vrijdag: 10u00u-13u00, Dinsdag: 14u00-18u00
Ondersteuningspunt Medische Zorg – Antwerps Minderhedencentrum de8 Hier kan men terecht voor informatie over de procedures die mensen in precair verblijf in de stad Antwerpen toegang geven tot de gezondheidszorg
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 153
Van Daelstraat 41 2140 BORGERHOUT Tel: 03/270.33.36 Fax: 03/235.89.78
[email protected]
Oriëntatiepunt Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen Hoofdzakelijk tweede en derde lijnhulp, meld- en informatiepunt inzake de gezondheidszorg voor mensen zonder wettig verblijf en mensen met een precaire verblijfsstatus Dok Noord 4 - Hal 25 9000 Gent Tel: 09/267.66.46 Fax: 09/267.66.44
[email protected] www.orientatiepunt.be Permanentie/consultatie: enkel telefonisch, schriftelijk of per fax bereikbaar Elke werkdag: 13U00 -16U00 Woensdag: 09u30-12u30
Steunpunt Algemeen Welzijnswerk: voor adressen van Centra Algemeen Welzijn (CAW) Waar men terecht kan voor informatie, advies, opvang, praktische hulp, crisishulp en begeleiding Diksmuidelaan 36 a 2600 Antwerpen Tel : 03/366.15.40 Fax : 03/385.57.05
[email protected] www.steunpunt.be
154 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
4 - Tolk- en Vertaaldiensten Ba-bel, Vlaamse centrale Tolkentelefoon Vooruitgangstraat 323/3 1030 Brussel Tel: 02/208.06.11 Fax: 02/208.06.12
[email protected]
Brussel Onthaal – Sociaal Vertaalbureau Cellebroerstraat 16 1000 Brussel Tel: 02/511.27.15 Fax: 02/503.02.29
[email protected] www.sociaalvertaalbureau.be
Tolkendienst Provinciaal Integratiecentrum West-Vlaanderen Hoogstraat 98, bus 7 8800 Roeselare Tel: 0479/77.24.00
[email protected] www.pic-wvl.be
Provincie Oost-Vlaanderen Dienst Minderheden Provinciaal Administratief Centrum Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent Tel: 09/267.71.44 Fax: 09/267.71.97
[email protected] www.oost-vlaanderen.be
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 155
Tolkenproject Provinciaal Integratiecentrum Limburg Universiteitslaan 1 3500 Hasselt Tel/fax: 011/23.82.20
[email protected] www.limburg.be
Tolkendienst Provincie Antwerpen (TOPA) Boomgaardstraat 22, bus 101 2600 Berchem Tel: 03/240.61.77
[email protected]
Tolkendienst Aanbod Sociaal Tolken voor Anderstaligen in Vlaams-Brabant (PASTA) Provincieplein 1 3010 Leuven Tel: 016/26.77.70 Fax: 016/26.77.01
[email protected] www.vlaamsbrabant.be/pric
Tolk- en Vertaalservice Gent (TGV) Wolterslaan 16 9000 Gent Tel:09/235.29.63 Fax: 09/233.37.80
[email protected] www.gent.be/TGV
Dienst Integratie Antwerpen (DIA) – Stedelijke Tolk- en Vertaaldienst (STA) Carnotstraat 110 2060 Antwerpen Tel: 03/227.70.93 Fax: 03/227.70.98
156 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[email protected] www.antwerpen.be
Dienst Diversiteit Mechelen M. Sabbestraat 119 2800 Mechelen Tel: 015/29.83.63 Fax: 015/29.83.49
[email protected] www.mechelen.be/samenlevenengezondheid
Dienst Minderheden Turnhout Draaiboomstraat 6 2300 Turnhout Tel: 014/42.33.81 Fax: 014/41.63.27
[email protected] www.turnhout.be
Dienst Maatschappelijke Integratie Vilvoorde Frans Geldersstraat 25 1800 Vilvoorde Tel: 02/255.47.53
[email protected] www.vilvoorde.be
5 - Terugkeer Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) Terugkeer, op website zijn alle gegevens van de Reab-partners terug te vinden Rue Montoyer 40 1000 Brussel Tel: 02/290.33.86 Fax : 02/282.45.83
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 157
[email protected] www.belgium.iom.int
Vluchtelingenwerk Vlaanderen Terugkeer-helpdesk Vragen in individuele dossiers rond verwijderbaarheid, administratieve problemen bij terugkeer en terugkeerondersteuning. Tel: 02/274.00.23
[email protected] Elke werkdag tijdens de kantooruren
6 - Landeninformatie Vluchtelingenwerk Vlaanderen Planetsearch Landeninfo ter ondersteuning asielrelaas: Tel: 02/274.00.30
[email protected]
7 - Opsporingen Rode Kruis-Vlaanderen - dienst Tracing Eerste lijnhulp inzake opsporingen, Rode Kruis berichten, vrijwillige terugkeer en familieherenigingen Motstraat 40 2800 Mechelen Tel: 015/44.35.25 Fax: 015/44.36.19
[email protected] Permanentie/consultatie: enkel op afspraak
158 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
8 - Andere De Federale ombudsman De Federale ombudsman onderzoekt individuele klachten over beslissingen en de werking van de federale administratie. Hertogsstraat 43 1000 Brussel Tel: 02/289.27.27 Gratis nummer : 0800 999 62 Fax: 02/289.27.28 www.federaalombudsman.be
[email protected]
Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) klachtenlijn Eerste, tweede en derde lijnhulp, specifiek inzake de racismewet en de antidiscriminatiewet Koningsstraat 138 1000 Brussel Groene lijn racismeklachten: 0800/17364 www.diversiteit.be
[email protected]
Gams België Derde lijnshulp, informatie en voorlichting over medische en juridische gevolgen in het geval van besnijdenis in België of Afrika Dwarsstraat 125 1210 Sint-Joost-Ten-Node Tel: 02/219.43.40 www.gams.be
[email protected]
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 159
Vluchtelingenwerk Vlaanderen – Ciré Coördinatie en ondersteuning bezoeken in gesloten centra en terugkeerwoningen voor families met kinderen Gaucheretstraat 164 (Vluchtelingenwerk Vlaanderen) 1030 BRUSSEL Tel.: 02/274.00.20 Fax: 02/201.03.76 www.vluchtelingenwerk.be
[email protected] rue du Vivier, 80/82 (Ciré) 1050 BRUSSEL Tel: 02/629.77.10 Fax : 02/629.77.33 www.cire.irisnet.be
[email protected]
JRS Belgium – Jesuit Refugee Service Bij deze NGO kan je terecht met vragen rond detentie en bezoeken in de gesloten centra Maurice Lietaertstraat 31/9 1150 Brussel Tel: 02/738.08.18 Fax: 02/738.08.16 www.jrsbelgium.org
[email protected]
160 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 161
162 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ LITERATUURLIJST ]
IX LITERATUURLIJST AGUIRRE, A., Noot onder arrest RvV 30 oktober 2007, T. Vreemd 2008, 140-144. “Basisvoorwaarden zelfstandige terugkeer uitgeprocedeerde asielzoekers”, OCIV vzw, 2002. BERNARD F., VAN DER KLAAUW J. en VAN HEULE D. “Vluchtelingen”, in Migratie- en Migrantenrecht, Deel 3, 1998, Die Keure, 125-185. BEYS, Mathieu, De stand van zaken betreffende Dublin, Gebruiksaanwijzing voor de verordening 343/2003 en enkele uitwegen om de onbillijke toepassing ervan tegen te gaan, Vluchtschrift Caritas, juli 2007, p. 4 e.v. “Binnen 48 uur. Zorgvuldige behandeling van asielverzoeken?”, A.B. Terlouw (redactie), Centrum voor Migratierecht Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2003. BOSQUET Cathérine, “Reflexion autour du secret professionnel”, Comité de Vigilance en travail social, 2003. BOUCKAERT, S., “Medische aspecten van het vreemdelingenrecht en artikel 3 van het E.V.R.M. Een overzicht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de Raad van State en de burgerlijke Rechtbanken.”, T. Vreemd. 2005, 186-203. Brochure “De asielprocedure in België: informatie voor specialisten”, www.cgvs.be, met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds. Brochure “U bent als vluchteling erkend in België – Uw rechten en plichten”, www.cgvs. be, met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds. CAELEN, Yves, «Une profession dans la tourmente? La pratique du travail social face aux dérives sécuritaires», Hémisphère gauche, nr.1, september 2002, p. 231. CARLIER J-Y, VANHEULE D., HULLMANN K. and GALIANO C.P. (eds.) “Who is a Refugee? A comparative Case Law Study”, Kluwer Law International, 1997. CARLIER J-Y. en SAROLEA S. “De erkenning van de hoedanigheid van vluchteling: een overzicht aan de hand van de rechtspraak van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen”, in Migratie- en Migrantenrecht, Deel 7, 2002, Die Keure, 81-114. “Centrum voor Documentatie inzake asiel”, brochure CGVS. “Chartre de qualité de l’accompagnement social”, CIRE asbl.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 163
“Child Refugees in Europe. Guidelines on the psychosocial context, Assessment of and Interventions for Traumatised Children and Adolescents”, ECRE and Caritas, november 2002. “Code de déontologie”, Union professionnelle francophone des assistants sociaux (UFAS), Uitgave 2002. “De asielprocedure in België: informatie voor specialisten”, Brochure CGVS. “De asielprocedure vanuit genderperspectief. Richtlijnen en aanbevelingen voor de behandeling van de vrouwelijke asielzoeker”, Nederlandstalige Vrouwenraad ad hoc werkgroep ‘Vrouwelijke Vluchtelingen’, Brussel, 1997. DE MOFFARTS G., “De Belgische asielprocedure, Knelpunten en Ontwikkelingen”, in Migratie- en Migrantenrecht, Deel 8, 2003, Die Keure, 23-75. DENYS Luc, “Vreemdelingenrecht – Commentaar”, UGA, Heule. DENYS, L., “Van artikel 9 lid 1,2 en 3 Vw. naar artikelen 9 lid 1 en 2, 9bis en 9 ter Vw.”, T. Vreemd. 2007, 162 –176. DENYS, L., “Van artikel 9, lid 1, 2 en 3 Vreemdelingenwet naar artikelen 9, lid 1 en 2, 9 bis en 9 ter Vreemdelingenwet”, in Migratie- en Migrantenrecht, Deel 12, 2007, Die Keure, p. 1-59. DOORNBOS Nienke, “De Papieren Asielzoeker. Institutionele communicatie in de asielprocedure.”, Recht en Samenleving 18, Instituut voor Rechtssociologie/Centrum voor Migratierecht KU Nijmegen, 2003. EHRM, 7 juli 1989, Soering / Verenigd Koninkrijk, Serie A, nr. 161. EHRM, 15 november 1996, Chahal / Verenigd Koninkrijk, Serie A , §§78-82. EHRM, 20 maart 1991, Cruz Varaz en anderen / Zweden, Serie A, nr. 201. EHRM, 2 mei 1997, D./ Verenigd Koninkrijk, Reports 1997-III. FOBLETS, M.C., VAN HEULE,D. en ROGGEN J., “Naar een Europees asiel- en migratierecht: over enkele recente ontwikkelingen en hun (te verwachten) implementatie in het Belgische Vreemdelingenrecht” in Migratie- en Migrantenrecht, Deel 11, 2006, Die Keure, p. 33-176. “Gids voor hulpverleners en pleegouders van niet begeleide buitenlandse minderjarigen”, Federatie Pleegzorg, Leuven, 2003. HATHAWAY James C., “Refugee Status”, Butterworths Canada Ltd, 1991. HENDERSON Mark, “Best Practice guide to Asylum and Human Rights Appeals”, ILPA, 2003.
164 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
“Handboek voor begeleiders van vluchtelingen en asielzoekers in detentie en opvangcentra”, Jesuit Refugee Service Europe. “Handboek Rechtsbescherming”, VluchtelingenWerk Nederland. “Handleiding Vluchtverhaalanalyse”, VluchtelingenWerk Nederland, Postbus 2894, 1000 CW Amsterdam, oktober 2001. “Handleiding voor asielberoepen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, Team rechtspositie van de Integratiedienst stad Gent, 2007. “Handleiding voor Annulatieberoepen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, Team rechtspositie van de Integratiedienst stad Gent, 2007. Het Internationaal verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten opgemaakt te New York, tot stand gekomen op 19 december 1966 en van kracht op 23 maart 1976 (BUPO-verdrag) “Hulp bij terugkeer: vaststellingen en perspectieven”, Ciré en Vluchtelingenwerk Vlaanderen 2005, 121 p. International Journal of Refugee Law, Volume 16 n°3, 2004. “Jaarverslag 2007 van het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen”, www.cgvs.be LEIJSEN Mia, “Kenmerken van succesvolle hulpverleners”, Antenne juni 2006, 14-18. LEMMENS, M. en ROGGEN, J., “De hervorming van de asielprocedure anno 2006 : een verbetering van de rechtspositie ?”, T. Vreemd. 2007, p. 6-22. MAES, A., “Is de Raad voor vreemdelingenbetwistingen bevoegd om artikel 3 EVRM te toetsen?” (noot onder RvV 30 juli 2007), T. Vreemd. 2008, p. 61. Memorie van Toelichting bij de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, Parl. St. Kamer, Doc 51, 2478/001. “Michigan Guidelines over het alternatief van binnenlandse bescherming” in Migratieen Migrantenrecht, Deel 7, 2002, Die Keure, 115-122. NOLL Gregor, “Negotiating Asylum. The EU Acquis, Extraterritorial Protection and the Common Market of Deflection”, Martinus Nijhoff Publishers, Den Haag, 2000. “Older Refugees in Europe. Survey Results and Key Approaches”, ECRE and Asylkoordination Österreich, 2002. “Onderzoek naar psychosociale en therapeutische hulpverlening aan asielzoekers”, Rode Kruis-Vlaanderen, Opvang Asielzoekers, 2004.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 165
QUINTYN Luc, “Algemene inleiding tot de psychotraumatologie”, basistekst bijscholing Lessius Hogeschool, september 2002. Revue du droit des étrangers, ADDE asbl, driemaandelijkse uitgave, Bruxelles. Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (de opvangrichtlijn ) Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake de minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (de Kwalificatierichtlijn). Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende de minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (de Procedurerichtlijn). Richtlijn 2001/55/EG van de raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen. “Richtlijnen voor advocaten tijdens de asielprocedure bij het CGVS”, brochure CGVS. RvV 30 juli 2007, met noot van A. Maes, T. Vreemd. 2008, p. 61-67. RvV 23 oktober 2007, nr. 2940 en 2939. RvS 13 februari 2007, nr. 167.754. RvV 8 april 2008, nr. 181.821. SPIJKERBOER, T.P. en VERMEULEN B.P., “Vluchtelingenrecht”, Serie Migratierecht III, Nederlands Centrum Buitenlanders, Amsterdam, 1995. “Staatlozen, nergens en nooit onderdaan, overal en altijd vreemdeling. Praktijkgerichte Handleiding”, Team rechtspositie van de Integratiedienst stad Gent, met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds, 2007. STEVENS J., “Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen”, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen België, tweede editie, 1997. Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht, Vlaams Minderhedencentrum vzw, driemaandelijkse uitgave, Die Keure. “The Ethics of Social Work. Principles and Standards”, International Federation of Social Workers (IFSW), document dat werd bekrachtigd tijdens de AV van 6-8 juli 1994. UNHCR, “Guide des procédures et critères à appliquer pour déterminer le statut de réfugié”, 1992.
166 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
UNHCR, “Interviewing Applicants for Refugee Status (RLD 4)”, 1995. UNHCR, “A Practical Guide to Empowerment”, 2001. UNHCR, “Conclusions sur la protection internationale des refugiés” 1991. UNHCR, “Human Rights and Refugee Protection. Part I General Introduction”, 1995. UNHCR, “Human Rights and Refugee Protection. Part II Specific Issues”, 1996. UNHCR, “Refugee Protection. A Guide to International Refugee Law”, 2000. UNHCR, “Note on Burden and Standard of Proof in Refugee Claims”, 16 december 1998. UNHCR, “Guidelines on International Protection: Membership of a particular social group within the Context of Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 7 mei 2002. UNHCR, “Guidelines on International Protection: Internal Flight or Relocation Alternative within the Context of Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 2003. UNHCR, “Guidelines on Policies and Procedures in dealing with Unaccompanied Minors Seeking Asylum”, 1997. UNHCR, “Guidelines on International Protection: Gender-related Persecution within the context of Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 7 mei 2002. UNHCR, “Guidelines on International Protection: Cessation of Refugee Status under Article 1C(5) and (6) of the 1951 Convention and/or or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 10 februari 2003. UNHCR, “Richtlijn betreffende asielaanvragen die gebaseerd zijn op godsdienst onder Artikel 1 A(2) van het Vluchtelingenverdrag”, 28 april 2004. “Vademecum voor voogden van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen”, FOD Justitie, dienst voogdij, augustus 2007. VAN DEN BUYS Els, VANBILSEN Sara, CUPERS Marijke en CLIJSTERS Koen, “Empowerend groepswerk met asielzoekers, Ervaringen van OCMW Heusden-Zolder”, met steun van het Federaal Impulsfonds voor migrantenbeleid 2006-2007, 96. VAN ENDT- MEIJLING M., “Met nieuwe ogen, werkboek voor de ontwikkeling van een transculturele attitude”, Coutinho, 70-99. VAN EYKEREN Trees, “Een handleiding voor het begeleiden van kandidaat-terugkeerders vanuit een empowerment-benadering”, Vluchtelingenwerk en Fedasil, november 2005, 64p.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 167
VAN HEULE D., “Asiel in België: vluchtelingen- en subsidiaire beschermingsstatus”, Migratie- en Migrantenrecht, Deel 12, 2007, 253-271. VAN HEULE D., “Het recht op asiel en de asielprocedure in een nationaal en Europees perspectief”, in Migratie- en Migrantenrecht, Deel 7, 2002, Die Keure, 123-227. VAN HEULE D., “Vluchtelingen. Een Overzicht na de wet van 6 mei 1993”, Mys en Breesch, Gent, 1993. VAN HOOREBEEK Katelijn, “Een open deur voor elke kleur. Werken aan toegankelijkheid van het CAW voor etnisch-culturele minderheden”, SAWvzw Berchem en VMC vzw Brussel, 2004. Verdrag van 10 december 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen op 10 december 1984 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, door België ondertekend op 4 februari 1985 en in werking getreden op 25 juli 1999 (het Anti-folterverdrag). VERSTREPEN K. (ed.), “Inleiding tot het vreemdelingenrecht”, Orde van Vlaamse Balies, Die Keure, 2002. “Verwarde staat, Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen toont hiaat in snelle asielprocedure”, ASKV/Jonge Sla, Maart 2007, 48p. “Vluchtverhaalanalyse. Een handleiding voor inhoudelijke bijstand in de asielprocedure.”, De Acht vzw, 2003.
168 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
[ BIJLAGEN ]
X BIJLAGEN BIJLAGE I : Schema van de Asielprocedure BIJLAGE II : Overzicht van de belangrijkste bijlagen en de beroepsmogelijkheden BIJLAGE III : Aanstelling van een vertrouwenspersoon interview CGVS BIJLAGE IV : Wijziging van woonplaats BIJLAGE V : Aanvraag kopie van bepaalde administratieve stukken CGVS BIJLAGE VI : Attest van immatriculatie model A BIJLAGE VII : Vragenlijst vluchtverhaalanalyse voor de begeleider BIJLAGE VIII : Rol van het UNHCR in de asielprocedure BIJLAGE IX : Tuchtrecht advocaten
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 169
BIJLAGE I : Schema van de Asielprocedure
170 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
BIJLAGE II : Overzicht van de belangrijkste bijlagen en de beroepsmogelijkheden
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 171
172 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 173
174 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 175
176 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 177
BIJLAGE III : Aanstelling van een vertrouwenspersoon interview CGVS
178 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
BIJLAGE IV : Wijziging van woonplaats
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 179
BIJLAGE V : Aanvraag kopie van bepaalde administratieve stukken CGVS
180 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
BIJLAGE VI : Attest van immatriculatie model A
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 181
BIJLAGE VII : Vragenlijst vluchtverhaalanalyse voor de begeleider 0. Identiteit en reisroute Identiteit 1. Bent u naar school geweest ? Hoeveel jaar? Wat studeerde u ? 2.Gaan in uw land van herkomst veel meisjes naar school, naar de universiteit ? 3.Werkte u ? Zo ja, wat deed u ? Zo nee, hoe kwam uw familie aan eten en andere benodigdheden? 4.Werken vrouwen gewoonlijk buitenshuis in uw land ? 5.Wat was uw laatste (vaste) adres in uw land van herkomst ? 6.Hebt u meer dan één nationaliteit ? Zo ja, welke?
Reisroute en contacten 1.Hebt u reeds gereisd of gewoond buiten uw land van herkomst voor uw vertrek ? 2.Indien ja, kan u toelichten: wanneer (van maand/jaar - tot maand/jaar), land en plaats, reden van het verblijf, statuut. 3.Hebt u ooit een paspoort gevraagd in uw land van herkomst ? 4.Zo neen, waarom niet ? 5.Zo ja, is het paspoort uitgereikt ? 6.Zo ja, wat is de datum van uitreiking, vernieuwing, verval ? 7.Bent u nog in het bezit van dit paspoort ? 8.Zo neen, waar bevindt dit paspoort zich nu (wees zo precies mogelijk) ? 9.Als er geen paspoort werd uitgereikt, wat is de reden ? 10.Wanneer heeft u beslist om uw land te verlaten ? 11.Waarom net dan en niet eerder ? 12.Welke gebeurtenis was beslissend ? Wat precies heeft u deze beslissing doen nemen? 13.Hoe hebt u uw vertrek georganiseerd ? 14.Hoe hebt u alle nodige documenten, visa, geld, ticketten, toelating tot vertrek (voor de landen waar dit nodig is) bekomen, etc. ? 15.Wie heeft u geholpen ? Hoe ? Waarom ? 16.Wanneer heeft u uw land van herkomst verlaten ? Hoe ? 17.Beschrijf uw reisroute in detail en geef aan met welk vervoermiddel u reisde. 18.Welke documenten (echte of vervalste) heeft u gebruikt ? 19.Met wie bent u vertrokken ? 20.Wie heeft u geholpen ? 21.Indien u uw land van herkomst legaal verlaten hebt, hoe kon u dit op deze manier doen aangezien u vreest vervolgd te worden ? 22.Hebt u de grenscontrole misleid ? Hoe en waar ?
182 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Transitlanden 1.Door welke landen bent u gereisd ? 2.Hoe bent u in ieder land binnengekomen ? 3.Had u een visum ? Welk type ? Hoe, wanneer en waar hebt u dit visum bekomen ? 4.Waar woonde u in dit land? Hoe verdiende u er de kost ? 5.Waarom heeft u beslist dit land te verlaten ? Hoe heeft u dat gedaan ? 6.Bent u reeds vastgehouden door de autoriteiten bevoegd voor de grenscontrole van een ander land? Zo ja, kan u details geven ? 7.Hebt u ooit asiel aangevraagd in een ander land ? Werd u ooit erkend als vluchteling in een ander land ? 8.Zo niet, waarom niet ? 9.Zo ja, kan u zeggen: waar, wanneer, hoe, bij welke overheid ? wat was het resultaat ?
Asielland 1.Hoe bent u binnengekomen in België ? Clandestien, met een toelating, met een toeristen- of ander visum, met een verblijfskaart of een arbeidskaart ? Kan u details geven ? 2.Bent u vastgehouden door de grenspolitie / dienst vreemdelingenzaken ? Zo ja, kan u details geven ? 3.Wat is uw huidig statuut ? 4.Hebt u de Ambassade, het Consulaat of enige andere autoriteit van uw herkomstland gecontacteerd ? Hebt u de intentie om dit te doen ? Zo ja: waar, wanneer en waarom ? 5.Hebt u de Ambassade of het Consulaat van een ander land gecontacteerd ? Zo ja, kan u toelichting geven ? 9.Hoe bent u met deze dienst in contact gekomen ? 10.Bent u het slachtoffer van geweld geweest tijdens uw reis ? Kan u details geven ?
1. Wat is het risico bij terugkeer ? Terugkeer 1.Denkt u gevaar te lopen indien u zou terugkeren naar uw land van herkomst? 2.Wat zouden volgens u de mogelijke gevolgen zijn van deze risico’s (fysieke verwondingen of psychologische problemen, verlies van rechten, etc.) ? 3.Voor vrouwelijke asielzoeksters: denkt u specifieke problemen te hebben die het gevolg zouden zijn van de ervaringen die u meegemaakt hebt? 4.Denkt u specifieke fysieke risico’s te lopen bij terugkeer naar uw land van herkomst? 5.Indien dit zo is, kan u details en redenen geven ? 6.Zijn er gerechtelijke acties lopende tegen u in uw land van herkomst ? 7.Wilt u terugkeren naar uw herkomstland ? Indien niet, waarom niet ? 8.Zouden de overheden van uw land van herkomst u laten terugkeren ? Indien niet, waarom niet ?
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 183
Detentie 1.Bent of was u in uw herkomstland gezocht door de overheid of door een of andere groep, vb. politie, militairen, andere overheid, andere groepen of personen ? 2.Indien ja, kan u toelichting geven ? 3.Bent u reeds gearresteerd geweest? Bent u reeds in de gevangenis of in een andere plaats opgesloten geweest? 4.Wat waren de redenen hiervoor ? 5.Hoe werd u behandeld tijdens deze arrestatie / opsluiting? Werd u ondervraagd? Zo ja, waarover? Hoe werd u behandeld tijdens de ondervraging? Kan u in detail beschrijven hoe u behandeld werd? 6.Werd u bewaakt en ondervraagd door personen van hetzelfde geslacht ? 7.Indien er meerdere arrestaties / opsluitingen plaats vonden kan u dan voor ieder van hen aanduiden: datum aanhouding, duur vasthouding, onder welke betichting, datum en wijze van vrijlating? 8.Wat waren de plaats en de omstandigheden van de opsluiting ? 9.Hoeveel personen werden vastgehouden in uw cel (of andere plaats waar u opgesloten werd)? 10.Werden mannen en vrouwen vastgehouden in dezelfde plaats? Werden mannen en vrouwen opgesloten in gescheiden plaatsen ? Hoe / waar werden mannen / vrouwen vastgehouden ? 11.Hoe werd u behandeld ? 12.Bent u tijdens of na uw opsluiting ooit geregistreerd geweest door het Internationale Comité van het Rode Kruis of door een andere organisatie ? 13.Bent u in het bezit van documenten omtrent uw arrestatie of opsluiting ? Kan u die bekomen ? 14.Heeft een proces plaats gevonden ? Zo ja, kan u toelichting geven: wanneer, waar, naam advocaat (privé of pro Deo?), naam rechter en procureur, vonnis. 15.Hoe bent u vrijgelaten ? Onder welke omstandigheden ?
Andere gebeurtenissen 16.Bent u ooit ontvoerd geweest ? Heeft men u ooit als vermist verklaard? Zo ja, kan u details geven ? 17.Werd u ooit bedreigd of afgeperst? Zo ja, kan u details geven: waarom, door wie, waarmee (vb. dood, mishandeling, etc.), tegen wie (vb. uzelf, gezinsleden, andere familieleden, etc.)? 18.Zijn u of zijn uw gezinsleden ooit het slachtoffer geweest van seksueel of familiaal geweld ? Zo ja, kan u dit toelichten: wanneer, waar, wie ?
Intern vluchtalternatief / alternatieve oplossingen 1. Hebt u hulp of bescherming gevraagd bij de bevoegde autoriteiten in uw land van herkomst ? 2. Indien niet, waarom niet ?
184 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
3. Zo ja, wat hebt u gedaan ? Kan u data, maatregelen, plaatsen en autoriteiten toelichten ? 4.Had u in uw land van herkomst de bevoegde autoriteiten om hulp of bescherming kunnen vragen ? 5. Hebben de politie of gerechtelijke autoriteiten maatregelen genomen naar aanleiding van uw problemen ? 6. Wat was het resultaat? 7.Indien u geen bescherming heeft gezocht bij de autoriteiten van uw land van herkomst, wat was daar de reden voor ? 8.Hebt u hulp gezocht bij andere organisaties, nationale of internationale, in uw land ? 9. Had u in uw land van herkomst bij andere organisaties, nationale of internationale, hulp kunnen zoeken ? 10.Indien ja, kan u dat toelichten ? 11.Indien neen, kan u dat toelichten ? 12.Hebt u overwogen om naar een ander deel van uw land van herkomst te verhuizen ? 13. Zo ja, kan u dit toelichten ? Zo neen, kan u dit toelichten ?
2. Wat is de reden voor de vervolging ? “wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging” 1.Waarom verliet u uw land ? 2.Heeft u zelf specifieke problemen gehad? 3.Waarom had u die problemen ? 4.Hebben die problemen gevolgen voor u (vb. fysieke wonden en/of psychologische problemen, verlies van rechten, etc.) ? 5.Heeft u geprobeerd om stappen te ondernemen om een einde te stellen aan deze problemen ? Zo ja, wat heeft u gedaan ? Zo nee, waarom heeft u niets geprobeerd? 6.Hebben uw problemen rechtstreeks te maken met het feit dat u tot een bepaalde groep behoort (ras, godsdienst, nationaliteit, ethnische groep, sociale groep, politieke partij)? 7.Zo ja, waarom en hoe ? 8.Hoe onderscheidt uw groep zich van andere groepen? Hoe kan U herkend worden als lid van uw groep? 9. Wat is uw godsdienst ? Sinds wanneer ? 10.Hebt u eerder een andere godsdienst beleden ? 11.Wanneer heeft u zich bekeerd ? Waarom en hoe ? 12.Bent u praktizerend of niet ? 13.Hoe praktizeert u uw geloof ? 14.Wat betekent ‘praktizeren’ voor u ? 15. (voor hoogwaardigheidsbekleders) Welke verantwoordelijkheden had U binnen uw godsdienst? 16.Wat zijn de fundamentele peilers van uw geloof ?
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 185
17.Zijn er gedragsregels of door uw geloof opgelegde regels die tegenstrijdig zijn aan de wetten en gebruiken in uw land ? Zo ja, kan u die toelichten ? 18.Zijn alle leden van uw religieuze gemeenschap vervolgd door de autoriteiten van uw land ? Indien dit niet het geval is door wie en waarom bent u vervolgd ? 19.Welke rol spelen / taken vervullen / rechten hebben vrouwen in uw gemeenschap? 20.Bestaan er “straffen” als mannen of vrouwen de opgelegde normen en regels niet naleven? Zo ja, kan u die toelichten ? 21.Maakt(e) u deel uit van een sociale, religieuze, etnische, politieke of vrouwen-groep in uw land of elders ? Indien ja, sinds wanneer ? 22.Hoe bent u lid geworden van deze groep of organisatie? Waarom bent u lid geworden ? 23.Hebt u stukken die uw lidmaatschap bewijzen ? Zo niet, waarom niet? 24.Wie zijn de leiders van de groep? 25.Kan u uw groep beschrijven aan de hand van volgende elementen: vb. voor politieke partijen: doelstelling, strategie, structuur, aantal leden, (gekende of onbekende) leiders (minstens de belangrijkste leider), geschiedenis, acties ? 26.Kan u uw activiteiten en verantwoordelijkheden in deze groep beschrijven ? Kan u precieze data en plaatsen aanduiden? 27.Hebt u meegewerkt aan belangrijke activiteiten of acties ? Zo ja, op welke manier ? 28.Is er in de nationale of internationale pers iets verschenen over deze acties of activiteiten ? 29.Indien u uw samenwerking heeft gestopt met de groep/organisatie, sinds wanneer was dit en om welke redenen ? 30.Wat zijn de gevolgen van deze stopzetting ? 31.Hebben u, of uw gezinsleden, ooit problemen gehad omwille van de verhouding tussen mannen en vrouwen in uw gemeenschap (op basis van de rollen en verantwoordelijkheden die aan het ene of het andere geslacht worden toegewezen. Vb. Seksueel geweld, huiselijk geweld, gedwongen familieplanning, genitale verminking, wrede of onmenselijke behandeling voor het overtreden van de sociale zeden van de gemeenschap waartoe u behoort, discriminatie van homoseksuelen.) 32.Zo ja, kan u deze problemen toelichten ? 33.Hebt u geprobeerd de autoriteiten van uw land te contacteren om hulp of bescherming te vragen ? 34.Indien niet, waarom ? 35.Zo ja, wat heeft u gedaan ? Hoe ? Preciseer de data, de genomen maatregelen, de plaatsen, en door wie de maatregelen werden genomen. 36.Hebben de politie of gerechtelijke autoriteiten maatregelen genomen naar aanleiding van uw problemen ? 37.Wat was het resultaat ?
Familierelaties 1.Vermeld de sociale, religieuze, etnische, politieke of vrouwen-groep waartoe u of uw familieleden behoorden in uw land van herkomst of elders.
186 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
2.Bent u op de hoogte van de activiteiten die door uw (of één van uw) familieleden (ouders, partner, andere familieleden) werden uitgeoefend ? Vertelden zij u over hun activiteiten ? Zo nee, waarom niet? 3.Sinds wanneer maakten ze deel uit van deze groep ? 4.Hoe zijn ze lid geworden ? 5.Waarom zijn ze lid geworden ? 6.Wie waren de verantwoordelijken van deze groep ? 7. Kan u meer vertellen over deze groep aan de hand van de volgende elementen: doelstelling, strategie, structuur, aantal leden, (gekende of onbekende) leiders (op z’n minst de belangrijkste leider), geschiedenis, actieterreinen ? 8.Kan u de activiteiten en verantwoordelijkheden van uw familieleden in deze groep beschrijven ? Kan u data en plaatsen aangeven ? 9.Aan welke belangrijke activiteiten namen uw familieleden deel ? Hoe ? 10.Werden deze activiteiten in de nationale of internationale pers vermeld ? 11.Indien uw familielid of familieleden niet langer lid is / zijn, sinds wanneer is dat en om welke reden ? 12.Heeft het verlaten van deze groep gevolgen gehad voor iemand van de familie? Zo ja, welke? 13.Op welke wijze wordt u getroffen door het feit dat uw familieleden lid zijn van deze organisatie ? 14.Is dat normaal in uw land van herkomst ? 15.Werd er ooit iemand van uw familie gearresteerd, vastgehouden, ontvoerd of is er ooit iemand van uw familie verdwenen ? 16.Zo ja, kan u details geven: namen, familiebanden, data arrestatie of verdwijning, duur vasthouding door wie, hoe vrijgelaten? 17.Waarom werd uw familielid aangehouden ? Waarom is uw familielid verdwenen? 18.Hebt u nog contact met, of hebt u informatie over uw familieleden die nog in het herkomstland verblijven ? 19.Welke leden van uw familie hadden een beroep ? Kan u toelichting geven ? 20.Heeft u familieleden in andere landen ? Zo ja, kan u het land, de volledige naam van de persoon, de familieband, de nationaliteit, het statuut, beroep en volledig adres geven ? 21.Heeft u familieleden die asiel aangevraagd hebben / erkend vluchteling zijn in België of in een ander land ? 22.Zo ja, geef de volledige naam, de familieband, de datum van de asielaanvraag (dag/ maand/jaar), het land en het resultaat.
Militaire dienst en lidmaatschap van gewapende groepen 1.Is de militaire dienst verplicht in uw land ? Voor mannen / vrouwen ? 2.Zo ja, vanaf welke leeftijd ? Hoelang duurt de dienst ? 3.Bestaan er in uw land alternatieven, zoals vb. sociale dienst, die de militaire dienst kunnen vervangen ? 4.Bent u opgeroepen voor militaire dienst? Zo ja, wanneer, hoe, waar, etc.? 5.Hebt u uw militaire dienst voltrokken ? 6.Indien ja, vrijwillig of dienstplichtig ?
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 187
7.Kan u alle plaatsen alsook de militaire taken die u diende uit te voeren beschrijven ? (plaats: stad, provincie, land; data: van maand/jaar tot maand/jaar); taken: type eenheid, rang, militaire opdrachten). 8.Was u verantwoordelijk voor andere militairen ? Hoeveel ? 9.Hebt u uw militaire dienst beëindigd ? 10.Indien u geen militaire dienst heeft gedaan, of niet beëindigd, waarom was dat ? 11.Indien u deserteerde, kan u de datum, plaats, hoe en waarom u deserteerde toelichten ? 12.Bent u ooit lid geweest van een gewapende groep ? 13.Indien ja, hoe werd u lid / gerekruteerd ? Wanneer ? Waarom bent u lid geworden ? 14.Wie waren uw oversten ? 15.Kan u meer vertellen over deze groep? vb. doelstelling, strategie, structuur, aantal leden, (gekende of onbekende) leiders (op z’n minst de belangrijkste leider), geschiedenis, actieterreinen. 16.Kan u uw activiteiten bij deze groep beschrijven, inclusief data en plaatsen ? 17.Hebt u deelgenomen aan activiteiten waar er misbruik van macht of fysiek geweld heeft plaats gevonden ? 18.Zo ja, beschrijf de aard van het / elk incident en uw aandeel hierin. Kan u data, plaats en slachtoffers nauwkeurig omschrijven ? 19.Indien u niet langer tot deze groep behoort, sinds wanneer en waarom ? 20.Wat waren de gevolgen van het verlaten van de groep ? 21.Werden ook kinderen (meisjes, jongens) gerekruteerd ? Door wie ? Vanaf welke leeftijd ?
3. Wat zijn de bewijzen ? 1. Kan u bewijzen aanbrengen voor uw verklaringen ? 2. Zo ja, waar bevinden de bewijzen zich ? Kan men er gemakkelijk aan geraken ? 3. Indien niet, waarom niet ? 4. Welke stappen werden ondernomen om bewijzen te verzamelen ?
188 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
BIJLAGE VIII : Rol van het UNHCR in de asielprocedure De werking van de juridische dienst van het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen De juridische dienst kwam in februari 1996 tot stand in de schoot van het BCHV, en dit met de logistieke, technische en financiële steun van het UNHCR, om hen bij te staan met deskundig advies op grond van artikel 57/23 bis van de wet van 15 december 1980.
Mandaat UNHCR Sinds de meest recente hervorming van de asielprocedure bepaalt dit artikel het volgende : “De vertegenwoordiger van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen of diens gemachtigde, mits de asielzoeker daarmee instemt, kan alle stukken, waaronder de vertrouwelijke stukken, inzien die zich bevinden in de dossiers inzake de aanvraag om als vluchteling te worden erkend, gedurende het hele verloop van de procedure met uitzondering van de procedure voor de Raad van State. Hij kan een mondeling of schriftelijk advies verstrekken aan de Minister in zoverre dat advies de bevoegdheid betreft om te bepalen welke Staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of om een latere asielaanvraag te verwerpen, aan de Commissarisgeneraal voor de vluchtelingen en de staatlozen, uit eigen beweging of op diens verzoek. Hij kan eveneens uit eigen beweging een schriftelijk advies verstrekken aan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Wanneer de Commissaris-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen afwijkt van een advies dat haar is verstrekt krachtens het tweede lid, moet zij in haar beslissing uitdrukkelijk de redenen daarvan vermelden.” De taak van de Juridische Dienst bestaat erin het UNHCR te helpen om die zaken te selecteren waar een advies nodig blijkt te zijn, en dit door een voorafgaand onderzoek van de dossiers en door een voorstel tot tussenkomst voor te bereiden voor de individuele gevallen die specifieke bescherming nodig hebben. Door de jaren heen heeft het BCHV een zekere legitimiteit verkregen dankzij haar nauwe samenwerking met het UNHCR. Dit liet toe om bij gelegenheid in eigen naam interventies te doen die steeds de bescherming van de vluchtelingen voor ogen hielden, of de juridische bijstand van de personen die een asielaanvraag indienden (ondersteunen van nieuwe asielaanvragen, ondersteunen van hangende dossiers, vraag tot intrekking van een beslissing).
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 189
Onderzoek Het onderzoek van de dossiers door het BCHV is kosteloos en bestaat uit een diepgaande lectuur en analyse van de verschillende beslissingen en beroepen (door de asielinstanties en de Raad van State), uit de analyse van de verklaringen van de persoon die de asielaanvraag indiende of van zijn raadgever bij de procedure alsook de eventuele nieuwe elementen die hij aanvoert, uit opzoekwerk naar het land van herkomst of de specifieke groep waartoe de betrokkene behoort, en tenslotte uit een analyse van de jurisprudentie of van de toepasselijke doctrine. In ongeveer 50% van de gevallen wordt een kopie van het administratief dossier (de gehoorverslagen van de zittingen bij de asielinstanties, rapporten van CEDOCA) bij het CGVS aangevraagd en bestudeerd. Ongeveer de helft van de personen die hun dossier naar het BCHV sturen worden uitgenodigd om een interview af te leggen. Dit interview duurt meestal een halve dag en verloopt indien nodig met behulp van een tolk. Wanneer het BCHV beslist dat er voldoende argumenten zijn om het dossier te verdedigen, maakt het een voorstel van advies op voor het UNHCR of komt zelf tussen bij de asielinstanties.
Criteria De criteria voor een interventie van het UNHCR en de criteria voor een selectie van het BCHV zijn de volgende: ¬¬ De motivering van de negatieve beslissing door één van de asielinstanties respecteert sommige aspecten van de Conventie van Genève van 1951 aangaande het statuut van vluchteling of de interpretatie hiervan door het UNHCR niet. ¬¬ De negatieve beslissing, genomen door één van de asielinstanties geeft een interpretatie van het begrip subsidiaire bescherming die niet correct is in het kader van de wet van 1980, of in het kader van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. ¬¬ De motivering van de negatieve beslissing bevat foute informatie over de situatie in het land van herkomst van de kandidaat-vluchteling. ¬¬ De geloofwaardigheid van de persoon die asiel aanvraagt, werd niet op een correcte manier bestudeerd ( vb: men heeft hem niet gewezen op het feit dat hij zichzelf tegenspreekt ). Het is echter belangrijk hieraan toe te voegen dat het UNHCR geen advies uitbrengt enkel gebaseerd op de geloofwaardigheid, indien er geen aanvullende elementen voorhanden zijn Indien het relaas niet geloofwaardig lijkt, of niet tot het toepassingsveld van de Conventie van Genève behoort of tot het toepassingsveld van de subsidiaire bescherming, of indien de beslissingen van de asielinstanties correct gemotiveerd werden, maakt het BCHV een interne weigering tot interventie op. Het UNHCR en het BCHV letten erop enkel tussen te komen in dossiers die ze sterk achten. Hun geloofwaardigheid en reputatie van kwalitatieve interventies zijn van primordiaal belang voor het succes van toekomstige interventies.
190 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Het BCHV stelt zich in geen geval in de plaats van de met een bepaald dossier belaste advocaat. Het BCHV komt het liefst tussen op preventieve wijze. Het is dus aan te bevelen om het de te bestuderen asielaanvragen voor te leggen voordat er een beslissing genomen is in beroep. Toch wacht het BCHV meestal tot Dienst Vreemdelingenzaken een eerste uitspraak deed voordat ze een dossier onderzoekt. Opdat uw aanvraag zou worden onderzocht, verwacht het BCHV van u: ¬¬ dat de asielzoeker, vooraleer contact op te nemen met hen, beroep doet op een sociaal assistent of advocaat met wie hij bespreekt of het nuttig is uw dossier aan het BCHV over te maken ¬¬ de volledig ingevulde vragenlijst van het BCHV waarop u duidelijk de reden vermeldt die u aanzette beroep te doen op het BCHV ¬¬ voeg de kopies van alle beslissingen van de asielinstanties toe en indien van toepassing ook het beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de Raad van State
Contactgegevens: Adres: Defacqzstraat 1 b 10 – 1000 Brussel Tel: 02/537.82.20 Fax: 02/537.89.82 e-mail:
[email protected] website: http://www.cbar-bchv.be/
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 191
BIJLAGE IX : Tuchtrecht advocaten Klacht tegen een advocaat WAT EN WAAROM? Vluchtelingenwerk Vlaanderen streeft al jaren naar een verbeterde juridische bijstand voor asielzoekers. Hoewel vele advocaten zeer verdienstelijk werk leveren stellen we vast dat er zich soms problemen voordoen met advocaten die flagrante fouten maken, zich schuldig maken aan ernstige nalatigheden en hun verplichtingen niet nakomen. Asielzoekers zijn relatief kwetsbaar en staan om diverse redenen weigerachtig tegenover het idee klacht neer te leggen tegen hun advocaat. Nochtans is de advocaat gebonden aan regels die verband houden met de uitoefening van zijn beroep en heeft zijn cliënt recht op een degelijke juridische bijstand. Een advocaat is “waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid”1 verschuldigd, in hedendaagse termen te vertalen als “maximale deskundigheid, snelle dienstverlening en totale eerlijkheid”2. Hieronder vallen een heleboel verplichtingen. Een aantal voorbeelden van tuchtrechtelijk beteugelbare wanpraktijken zijn: ¬¬ Een verregaande slordigheid aan de dag leggen ¬¬ Systematisch niet bereikbaar zijn voor zijn cliënt ¬¬ Niet verschijnen op een zitting ¬¬ Leugenachtige verklaringen afleggen tegenover de cliënt ¬¬ Een beroepstermijn laten verstrijken terwijl de opdracht was om in beroep te gaan ¬¬ Overdreven ereloon vragen ¬¬ … Advocaten zijn aangesloten bij een Orde van Advocaten, met aan het hoofd de stafhouder. Wanneer u ontevreden bent over uw advocaat kan u zich wenden tot de stafhouder van de balie waarvan hij lid is. Naargelang de aard van de klacht en de concrete situatie, zal de stafhouder met u naar de gepaste oplossing zoeken. Indien de stafhouder het probleem niet kan oplossen of geen akkoord kan bereiken, kan hij verzoening, bemiddeling of arbitrage voorstellen.
1 Artikel 456 Gerechtelijk Wetboek 2 Uit de toespraak van stafhouder W. Hendrickx van 23 mei 1989, vademecum 11, in J. STEVENS, Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen België, tweede editie, 1997, p.686.
192 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
U kan ook formeel een klacht indienen bij de stafhouder, zodat hij desgevallend een tuchtonderzoek kan opstarten. Hoe u dit moet doen en hoe dit alles verloopt, leest u hieronder3. Het komt de rechtsorde ten goede wanneer u eventuele mistoestanden aankaart.
HOE? In geval van ongenoegen over het handelen (of niet-handelen) van uw advocaat kan u een brief of een e-mail richten naar de stafhouder van de balie waarvan uw advocaat lid is. De lijst van de Vlaamse balies met hun respectieve stafhouders vindt u op de website van de Orde van Vlaamse Balies: www.advocaat.be > lokale balies. U kan daar ook de gegevens van uw advocaat op terugvinden en de balie waaraan hij of zij verbonden is (www.advocaat.be > zoek een advocaat).4 In deze brief of e-mail geeft u aan waarom u ontevreden bent en wat u wenst. U kan ook best zoveel mogelijk bewijsstukken bijvoegen. Indien u een formele klacht (met het oog op een eventuele tuchtprocedure) wenst in te dienen bij de stafhouder, moet die aan volgende voorwaarden voldoen om ontvankelijk te zijn: ¬¬ schriftelijk; ¬¬ de volledige identiteit van de klager bevatten (naam, voornaam en adres); ¬¬ ondertekend; ¬¬ gedateerd. Indien u hulp nodig heeft bij het opmaken van een klacht (omdat u bijvoorbeeld als asielzoeker de taal niet voldoende machtig bent of omdat u niet bekend bent met de mogelijkheid klacht neer te leggen tegen een advocaat), kan een hulpverlener u uiteraard hierbij helpen. De hulpverlener heeft hiervoor wel uw toestemming nodig en hij dient de klacht te formuleren in uw naam. Wanneer uw advocaat, die optreedt in het kader van de kosteloze juridische tweedelijnsbijstand (de zogenaamde “pro-Deoadvocaat”), onbehoorlijk werkt, kan de voorzitter van het Bureau voor Juridische Bijstand klacht indienen. Hieruit volgt dat een hulpverlener in eigen naam de voorzitter van het BJB op de hoogte kan brengen van een probleem met een advocaat, zodat de BJB-voorzitter op zijn beurt een klacht kan indienen bij de stafhouder.
3 Het tuchtrecht voor de advocatuur wordt geregeld in artikelen 456 t.e.m. 477 Gerechtelijk Wetboek. 4 Let wel, u vindt op de website van de Orde van Vlaamse Balies alleen de gegevens terug van de Vlaamse advocaten. Voor de Franstalige of Duitstalige advocaten dient u de website van de Ordre des barreaux francophones et germanophone (OBFG) te consulteren: www.avocat.be.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 193
Het is tot op heden niet duidelijk of ook een belangenorganisatie in eigen naam een klacht kan indienen. Dit probleem stelt zich soms omdat bijvoorbeeld de kandidaatvluchteling of de uitgeprocedeerde asielzoeker gerepatrieerd werd en niet meer in eigen naam klacht kan neerleggen. De huidige tuchtprocedure is bij wet van 21 juni 2006 ingevoerd en trad in werking op 1 november 2006. In 2007 diende Vluchtelingenwerk Vlaanderen klacht in met het oog op het bekomen van een principiële beslissingen hieromtrent. De zaak is nog hangende bij de Tuchtraad. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat de stafhouder ook ambtshalve of op aangifte door de procureur-generaal een onderzoek kan instellen.
WAT GEBEURT ER MET DE KLACHT? De stafhouder Na ontvangst van de klacht zal de stafhouder de zaak onderzoeken of zal hij een onderzoeker aanstellen. U wordt hiervan als klager schriftelijk op de hoogte gebracht. De stafhouder verzamelt bewijsstukken en kan u, de advocaat en eventueel ook getuigen horen. U kan eventueel nog bijkomende informatie of bewijsstukken voorleggen. Na dit onderzoek zijn er twee mogelijkheden: ¬¬ De stafhouder kan oordelen dat er voldoende redenen zijn om de advocaat voor de tuchtraad te laten verschijnen. In dat geval zal hij het dossier samen met zijn bevindingen doorzenden naar de voorzitter van de tuchtraad, die de tuchtraad zal bijeen roepen om over het dossier te oordelen. ¬¬ De stafhouder is van mening dat de advocaat niet voor de tuchtraad moet verschijnen (omdat de klacht bijvoorbeeld onontvankelijk, ongegrond of onvoldoende gewichtig is). U wordt van deze beslissing schriftelijk op de hoogte gebracht. ¬¬ Het kan ook zijn dat de stafhouder niets onderneemt of u niet laat weten wat hij heeft beslist. Indien de stafhouder zes maanden na uw klacht nog geen beslissing heeft genomen, kan u naar de voorzitter van de tuchtraad stappen.
De voorzitter van de tuchtraad De stafhouder kan het dossier overmaken aan de voorzitter van de tuchtraad (zie hierboven). Indien de stafhouder meent dat de advocaat niet voor de tuchtraad moet verschijnen of indien de stafhouder niets heeft ondernomen binnen een termijn van zes maanden na de klacht, kan u (als klager) zelf initiatief nemen.
194 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
U richt dan een aangetekend schrijven naar de voorzitter van de tuchtraad binnen een termijn van drie maanden na de beslissing van de stafhouder om de advocaat niet te vervolgen, ofwel binnen drie maanden na de termijn van zes maanden waarbinnen de stafhouder heeft stilgezeten. U stuurt de brief aan de voorzitter van de tuchtraad naar het adres van de tuchtraad (zie hierna) met vermelding “Aan de Voorzitter van de Tuchtraad”. De voorzitter van de tuchtraad kan dan de volgende beslissingen nemen binnen een termijn van drie maanden: ¬¬ de voorzitter kan de stafhouder vragen om het onderzoek binnen een bepaalde termijn af te ronden; ¬¬ de voorzitter kan ook beslissen om de klacht zelf te onderzoeken of te laten onderzoeken; ¬¬ de voorzitter kan beslissen dat er geen reden is om de advocaat voor de tuchtraad te laten verschijnen; ¬¬ de voorzitter kan beslissen dat de advocaat voor de tuchtraad moet verschijnen. De voorzitter zal u schriftelijk laten weten welke beslissing werd genomen. Tegen de beslissing van de voorzitter van de tuchtraad is geen beroep mogelijk.
De tuchtraad Er zijn in België zes tuchtraden, drie voor het Nederlandstalig landgedeelte en drie voor het Franstalig landgedeelte, met telkens een tuchtraad van beroep. Voor het Nederlandstalig landsgedeelte zijn dit : Antwerpen (Tuchtraad voor advocaten - Bolivarplaats 20/17 - 2000 Antwerpen), Gent (Tuchtraad voor advocaten - gerechtsgebouw, lokaal 38 (1e verdiep) - Koophandelsplein 23 - 9000 Gent) en Brussel (Tuchtraad voor advocaten - Koningsstraat 148 - 1000 Brussel). De tuchtraad van beroep zetelt eveneens te Brussel (Koningsstraat 148 - 1000 Brussel). De drie tuchtraden voor het Franstalig landsgedeelte bevinden zich in Luik, Bergen en Brussel, met een Tuchtraad van Beroep te Brussel. Zendt de voorzitter van de tuchtraad het dossier door naar de tuchtraad, dan wordt er een zitting vastgesteld. U wordt als klager van de plaats en het tijdstip van de zitting op de hoogte gebracht. Indien u dat wenst kan u op de zitting worden gehoord en eventueel geconfronteerd met de advocaat. De tuchtraad kan vier soorten sancties opleggen aan de advocaat, in volgorde van ernst:
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 195
¬¬ een waarschuwing ¬¬ een berisping ¬¬ een schorsing van maximum 1 jaar (tijdelijk verbod op de uitoefening van het beroep) ¬¬ een schrapping (definitief verbod op de uitoefening van het beroep, de betrokkene is geen advocaat meer) Al deze sancties kunnen eventueel ook worden uitgesproken met opschorting of uitstel waarbij de advocaat zich dan aan een aantal opgelegde voorwaarden dient te houden. U bent als klager eigenlijk geen partij in de tuchtprocedure, waardoor u niet automatisch op de hoogte wordt gebracht van de uitspraak van de tuchtraad. U kan wel informatie vragen aan de stafhouder of aan de voorzitter van de tuchtraad, maar deze beslissen vrij welke info zij u geven.
De tuchtraad van beroep Indien de betrokken advocaat, de procureur-generaal of de stafhouder van de balie van de betrokken advocaat het niet eens is met de beslissing van de tuchtraad, kan die in beroep gaan bij de tuchtraad van beroep, die gevestigd is in de Koningsstraat 148 te 1000 Brussel. Als klager heeft u die mogelijkheid niet.
196 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 197
Schadevergoeding? Indien u door een fout van de advocaat schade hebt gelopen en u wil hiervoor schadevergoeding bekomen, dan kan dat niet via de hierboven omschreven tuchtprocedure, maar moet u bij de gewone rechtbank een procedure inleiden. Advocaten hebben trouwens een verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
Klachten omtrent het ereloon: De hierboven beschreven tuchtprocedure kan er toe leiden dat een advocaat omwille van een inbreuk op de deontologische regels, een tuchtsanctie oploopt. Indien u meent dat de kosten- en ereloonstaat van uw advocaat buitensporig is, kan het bedrag desgevallend worden herleid. U deelt vooreerst uw ongenoegen over het ereloon schriftelijk mee aan uw advocaat. Indien u geen overeenstemming bereikt met uw advocaat kan u de stafhouder schriftelijk vragen om tussen te komen. Voeg zoveel mogelijk bewijsstukken toe. Aan de verschillende balies bestaan verschillende instanties die de erelonen van advocaten controleren, eventueel bemiddelen of een verzoening nasterven. Dit is aan elke balie anders geregeld, maar telkens met de bedoeling de zaak zo soepel en snel mogelijk te regelen. De stafhouder kan ook voorstellen om het geschil omtrent het ereloon voor te leggen aan een arbitragecollege. U bent vrij om hier al dan niet op in te gaan. Beide partijen ondertekenen vooraf een arbitrageovereenkomst waarin zij bevestigen dat zij zich zullen neerleggen bij de beslissing van het arbitragecollege. De arbiters zijn meestal één of meerdere ervaren advocaten of leden of oud-leden van de raad van de Orde van de Orde van Advocaten waartoe de advocaat behoort. Een arbitrageprocedure verloopt soepel en snel. De zittingen zijn niet openbaar en de uitspraken worden niet publiek bekendgemaakt. Beide partijen brengen hun argumenten naar voor. U kan zich uiteraard laten bijstaan door een advocaat. Het arbitragecollege doet een uitspraak die bindend is voor beide partijen. Er is dus geen hoger beroep mogelijk. Arbitrage is ofwel kosteloos ofwel zeer democratisch. Indien uw zaak niet in der minne of via arbitrage kan worden geregeld, kan u uw dossier nog voorleggen aan een rechtbank. Uiteraard mag u zich hierbij laten bijstaan door een advocaat.
198 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE
Meer weten? ¬¬ De bepalingen over het tuchtrecht vindt u terug in de artikelen 456 t.e.m.
477 van het Gerechtelijk Wetboek. ¬¬ U kan ook terecht op de website van de Orde van Vlaamse Balies1: www. advocaat.be. ¬¬ De Juridische Helpdesk van VMC en Vluchtelingenwerk Vlaanderen, elke
werkdag te bereiken van 9 tot 12u30, behalve op woensdag, dan bereikbaar van 13u30 tot 17u, of per e-mail op
[email protected].
1 De Orde Van Vlaamse Balies heeft deze tekst nagelezen en goedgekeurd.
HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE - 199
200 - HANDBOEK VOOR BEGELEIDERS BIJ DE ASIELPROCEDURE