Handboek bovenbouw vmbo-tl Prof. dr. Leo Kannercollege
Leo Kannercollege – VSO Leiden
januari 2014
Inhoudsopgave
Inleiding
3
1. Invulling en keuze vakkenpakket
4
2. Overige verplichte onderdelen
5
3. Het eindexamen
7
Biologie
10
Economie
12
Engels
14
Geschiedenis en staatsinrichting
15
Lichamelijke opvoeding
16
Maatschappijleer
17
Nask
19
Nederlands
20
Rekenen
22
Wiskunde
24
Bijlage: examenreglement
26
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 2
Inleiding In dit handboek proberen wij een zo volledig mogelijk beeld te geven van de bovenbouw van het vmbo op het Prof. dr. Leo Kannercollege (Kannercollege). Officieel behoort het gehele vmbo, dus tot en met klas 4, tot de basisvorming. Op het Kannercollege zien wij klas 4 echter als bovenbouw, omdat ook deze leerlingen in hun examenjaar zitten. Ook het derde leerjaar hoort er eigenlijk al bij, omdat de leerlingen dan beginnen met de stof voor het examen en zelfs al hun eerste examen doen. Het gehele Voortgezet Speciaal Onderwijs valt onder de sector Primair Onderwijs. Dat is de reden dat leerlingen bij ons Staatsexamen doen. Hiervoor gelden soms andere regels dan voor een vmbo-examen in het regulier voortgezet onderwijs. Daarnaast is de laatste jaren één en ander gewijzigd in de slaag-zakregeling en wordt in het schooljaar 2013-2014 de landelijke rekentoets ingevoerd. Hierover kunt u meer lezen in hoofdstuk 3 Het eindexamen. Waar in het handboek gesproken wordt over ‘hij’ kunt u natuurlijk ook ‘zij’ lezen.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 3
1. Invulling en keuze vakkenpakket Tijdens het eindexamen van het vmbo-tl moeten de leerlingen een presentatie houden op basis van een sectorwerkstuk. Binnen deze sector doen de leerlingen een onderzoek naar een bepaalde vraagstelling. In de derde klas kiezen de leerlingen tussen de vakken geschiedenis en NASK. Ook oriënteren zij zich op de sectoren in het vmbo. Dit proces wordt in de klas begeleid door de groepsleerkracht waarbij gebruik gemaakt wordt van het computerprogramma Qompas Sectorkeuze. Op het Leo Kannercollege is het vakkenpakket voor het vmbo volledig vastgelegd. Hoewel er in het regulier onderwijs sprake is van keuzevakken, is die keuze er op onze school niet. Dit heeft te maken met de beperkte omvang van de school. Hieronder is weergegeven welke vakken bij welke sectoren horen. Het vak NaSk geeft toegang tot alle sectoren. Het vak geschiedenis geeft toegang tot de sectoren Economie, Landbouw en Zorg en welzijn.
Sector
Vakken
Economie
Landbouw
Techniek
Zorg en welzijn
Nederlands
Nederlands
Nederlands
Nederlands
Engels
Engels
Engels
Engels
Wiskunde
Wiskunde
Wiskunde
Wiskunde
Rekenen
Rekenen
Rekenen
Rekenen
Economie
Economie
Economie
Economie
Biologie
Biologie
Biologie
Biologie
NaSk of geschiedenis
NaSk of geschiedenis
Alleen toegankelijk met NaSk
NaSk of geschiedenis
Bij de keuze voor een sector is het belangrijk om te weten dat deze keuze geen invloed heeft op de keuze voor een vervolgopleiding. Een vmbo-tl diploma geeft altijd toegang tot alle opleidingen (m.u.v. opleidingen waarvoor een toelatingstraject geldt, zoals kunstopleidingen, modeopleidingen en sommige grafische opleidingen).
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 4
2. Overige verplichte onderdelen Niet alle lessen en activiteiten zijn direct gekoppeld aan een examenvak. Ze maken echter wel deel uit van het verplichte onderwijsprogramma. De leerling is daarom verplicht om hieraan deel te nemen of anders vervangend werk te doen. Het 1. 2. 3. 4. 5.
gaat om de volgende onderdelen: Sectorwerkstukuur Oriëntatie op leren en werken Stage Mentoraat Activiteitenweek
2.1 Sectorwerkstukuur In 4 vmbo-tl staat er een uur sectorwerkstuk op het rooster. In dat uur werken de leerlingen tot 1 februari aan het afronden van hun werkstuk. Vanaf 1 februari werken ze aan hun presentatie en de poster die ze hierbij moeten gebruiken. De presentaties worden ook in de klas geoefend. 2.2 Oriëntatie op leren en werken Oriëntatie op leren en werken is een verplicht onderdeel van het staatsexamen. De leerling moet hiervoor minimaal één van onderstaande activiteiten ondernemen: a) bezoek aan (een) open dag/avond(en) om te komen tot een keuze voor een vervolgopleiding; b) een excursie (bijvoorbeeld een bezoek aan een bedrijf of instelling) die in verband staat met de door hem gewenste opleiding of het beroep; c) iemand interviewen die de opleiding waar de belangstelling naar uit gaat volgt of heeft gevolgd ; d) het afnemen van een enquête over de vervolgopleiding of over de beroepsmogelijkheden. De leerlingen maken van elke activiteit een kort verslag, dat ze opnemen in de bijlage van hun profielwerkstuk. Wij vinden het vooral belangrijk dat leerlingen open dagen bezoeken. Als de leerling redelijk zeker weet welke vervolgopleiding hij wil gaan doen, bieden veel ROC’s de mogelijkheid om een dag mee te lopen. De leerling krijgt dan een beter beeld van het dagelijks leven tijdens de opleiding, de grootte van de opleiding en de locatie en het type studenten. Leerlingen die een meeloopdag willen volgen, kunnen hiervoor verlof aanvragen bij de bouwcoördinator. Bij de meeste opleidingen moet je vóór 1 mei inschrijven. Begin dus al in de derde klas met het bezoeken van open dagen. Om het keuzeproces te ondersteunen, werken wij tijdens de mentoruren met het studiekeuzeprogramma Qompas. Dit computerprogramma biedt diverse tests waarmee de leerling zijn interesses en kwaliteiten kan onderzoeken. Bovendien bevat het programma informatie over verschillende opleidingen en beroepen. Als een leerling of ouder meer wil weten over opleidingen en doorstroom, dan kan hij terecht bij onze decaan, Eveline Dunselman
[email protected]
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 5
2.3 Stage Leerlingen van het vmbo gaan in hun vierde jaar 4 of 5 dagen stage lopen. Dit doen wij, omdat we het belangrijk vinden dat de leerling al een keer buiten de veilige schoolsituatie komt en ervaart wat er op een werkvloer van hem verwacht wordt. Bovendien is het een goede voorbereiding op het MBO, waar studenten vaak al vanaf de eerste maand stage moeten lopen. Omdat onze leerlingen vanuit een zeer groot gebied komen, vragen wij ouders om te helpen bij het zoeken naar een stageplek. Deze stageplek is bij voorkeur bij een bedrijf dat al aansluit bij de vervolgopleiding van de leerling. Zo hebben leerlingen de afgelopen jaren stage gelopen bij ICT-bedrijven, garages en diverse winkels. Tijdens de stages worden de leerlingen zowel op school als op de stageplek begeleid. Wij proberen alle leerlingen één keer te bezoeken. 2.4 Mentoraat In de examenklas van het vmbo-tl op het Leo Kannercollege wordt niet meer gewerkt met groepsleerkrachten, maar heeft elke klas een vaste mentor. De mentor is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen en ouders. De mentor houdt de vorderingen van de leerlingen in de gaten en zal waar nodig bijsturen. De rapportgesprekken worden ook door de mentor gehouden. Naast de individuele aandacht zal de mentor ook aandacht besteden aan het groepsproces. In het lesrooster zijn twee lesuren opgenomen voor het mentoraat. De mentor zal (in samenwerking met de ouders) de leerling begeleiden bij het zoeken naar een passende vervolgopleiding. Daarnaast wordt gewerkt aan studievaardigheden en worden de leerlingen begeleid in het schrijven van het sectorwerkstuk.
2.5 Activiteitenweek In juni vindt de jaarlijkse activiteitenweek plaats. Tijdens deze week ondernemen de leerlingen van 4 vmbo-tl, havo en vwo en 5 vwo diverse activiteiten. De activiteiten zijn gericht op kunst en cultuur, sport en algemene ontwikkeling. Deelname aan de activiteitenweek is verplicht. Leerlingen die hier, om wat voor reden dan ook, niet aan mee kunnen of willen doen, krijgen vervangende opdrachten. Zij zijn die week dus niet vrij, maar komen gewoon naar school.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 6
3. Het eindexamen De leerlingen op het Leo Kannercollege doen eindexamen middels staatsexamen. We moeten ons dan ook houden aan de wet- en regelgeving van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en in het bijzonder het College voor Examens (CvE). Deze regelgeving wijkt iets af van de regels die gelden in het regulier onderwijs. Daar komt bij dat de regels regelmatig veranderen. Het kan daarom voorkomen dat wij tussen de start in het vierde leerjaar en het daadwerkelijke examen dingen moeten aanpassen in het onderwijsprogramma. Grote veranderingen, zoals de invoering van de rekentoets, zijn in het algemeen enkele jaren van tevoren bekend, maar vakinformatie kan tot vlak voor het examen aangepast worden. Dit gebeurt dus niet omdat de school dit wil, maar doordat het CvE het programma wijzigt. Wij houden deze vakinformatie daarom maandelijks in de gaten. 3.1 Centraal Examen en College Examen Het examen bestaat uit twee onderdelen: het Centraal Examen (CE) dat landelijk wordt afgenomen en het College Examen (CIE) dat alleen voor de staatsexamens geldt. Het CIE heeft dezelfde status als schoolexamens in het regulier onderwijs. Het gaat hierbij om mondelinge examens. Het Centraal Examen doen we op hetzelfde moment als de rest van Nederland. Dit is meestal in de tweede helft van mei. Het enige verschil is dat onze leerlingen standaard een tijdverlenging krijgen van een half uur. Leerlingen met dyslexie, faalangst of andere problematiek kunnen nog een half uur extra krijgen. Het College Examen vindt plaats in de laatste week voor de zomervakantie, behalve de rekentoets. Deze wordt in de periode van het CE afgenomen. 3.2 Praktische opdrachten en sectorwerkstuk Voor het vak maatschappijleer moeten de leerlingen een werkstuk, de Praktische Opdracht (PO) maken. Dit gebeurt tijdens de les. Meer informatie hierover staat in het vakspecifieke gedeelte van dit handboek. De grootste opdracht is het sectorwerkstuk. Uit het sectorwerkstuk moet blijken dat de leerling de kennis en vaardigheden van de sectorvakken in voldoende mate kan toepassen. Hiervoor moet de leerling zelfstandig (dus niet in tweetallen, zoals in het regulier onderwijs) een onderzoeksopdracht uitvoeren. Het hele proces moet worden vastgelegd (onderwerpskeuze, vraagstelling, verrichte werkzaamheden, geraadpleegde hulpbronnen en dergelijke). Meer over het sectorwerkstuk staat in het vakspecifieke deel van dit handboek.
3.3 Start van het examen in de derde klas In de derde klas doen de leerlingen al hun eerste examen voor het vak maatschappijleer. Dit vak wordt alleen getoetst door middel van een mondeling College Examen. Wij hebben om enkele redenen gekozen voor deze opzet: De leerling doet al ervaring op met mondelinge examens. Het is namelijk best spannend om een mondeling te doen met twee docenten die je niet kent. En als je zakt, doe je het gewoon volgend jaar nog eens. Er ontstaat ruimte voor de andere vakken, want er vervalt een lesuur en er is een werkstuk minder af te ronden. De rekentoets wordt in de toekomst mogelijk ook in het voorexamenjaar afgelegd.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 7
Als de leerling slaagt voor het examen, ontvangt hij hiervoor een certificaat. Bij het behalen van het volledige diploma, wordt dit certificaat ingewisseld. Het is dus van belang dit goed te bewaren. Een leerling die zakt voor dit examen mag dit in het examenjaar opnieuw doen. De leerlingen die gezakt zijn worden gezamenlijk begeleid naar het examen. 3.4 Herkansingsregeling Als een leerling zakt voor zijn examen wordt bekeken of er een mogelijkheid is dat hij met herkansingen wel slaagt. Als dit het geval is, wordt er voor de dag na de uitslag een afspraak gemaakt met de leerling, zijn ouders/verzorgers, de mentor en voorzitter van de examencommissie om te bekijken op welke manier de leerling de meeste kans van slagen heeft. Iedere leerling mag één examen van het Centraal Examen en één College Examen herkansen. Dit mag voor hetzelfde vak zijn, maar dat hoeft niet. De herkansingen vinden altijd plaats in de tweede helft van augustus. Het is daarom belangrijk hier rekening mee te houden met het plannen van een vakantie. Bij het staatsexamen heb je alleen recht op herkansing als er daarmee uitzicht is op het behalen van een diploma. Dit betekent dat leerlingen die alleen examen doen in maatschappijleer geen recht hebben op herkansing. Het is ook niet mogelijk om een herkansing in te zetten om een cijfer op te hogen. Meer hierover staat in het Examenreglement in bijlage 3. 3.5 Gezakt: en nu? Het komt voor dat een leerling ook met herkansingen geen kans heeft op slagen. Of een leerling is na het doen van herkansingen nog steeds niet geslaagd. In dat geval gaan de bouwcoördinator, voorzitter van de examencommissie en de mentor met de leerling en zijn ouders/verzorgers overleggen wat de mogelijkheden zijn. Hieronder de meest voorkomende opties: 1. De leerling is ruim gezakt en had geen recht op herkansing. In dat geval kiezen leerlingen er bijna altijd voor om het gehele examenjaar opnieuw te doen. Zij hebben dan immers kans om met een mooi diploma van school te gaan. 2. De leerling is net gezakt. Ook dan mag de leerling natuurlijk het hele examenjaar opnieuw doen, maar als hij voor de andere vakken goede cijfers heeft, is dat niet altijd zinvol. Er is dan een aantal mogelijkheden: a. De leerling is 18 jaar of ouder: Hij mag dan de overige vakken op het volwassenenonderwijs afronden. b. De leerling is nog geen 18 jaar: Hij is dan verplicht om volledig dagonderwijs te volgen. Een overstap naar het volwassenenonderwijs is dus in de meeste gevallen niet zinvol. Het is beter om het hele examenjaar opnieuw te doen en eventueel in overleg met de school andere activiteiten te plannen in de uren dat hij geen vak volgt.
3.6 Overgangsnormen en slaag-zakregeling examen Het overgaan naar een volgend leerjaar wordt net als in voorgaande jaren bepaald door een combinatie van resultaten, inzet en belastbaarheid en het uitzicht op het behalen van het diploma. In artikel 13 van het examenreglement staan de regels voor het vaststellen van de uitslag van het examen. Het combinatiecijfer is het gemiddelde van de cijfers voor het vak maatschappijleer en het sectorwerkstuk. Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 8
3.7 Overgang van vmbo naar havo Als een leerling van het vmbo wil doorstromen naar het havo moet hij aan de volgende voorwaarden voldoen: - het gemiddelde van de cijfers voor het centraal schriftelijk zijn 6,8 of hoger; - de leerling heeft een goede werkhouding en huiswerkattitude; - de leerling heeft een duidelijke motivatie om het havo te willen doen. Hij moet dus niet alleen door willen stromen omdat hij nog niet weet wat hij moet gaan studeren of zich te jong voelt voor het MBO. Als een leerling toegelaten wordt tot het havo, komt hij in 4 havo. 3.8 Inhaalprogramma Leerlingen die de overstap maken van het vmbo naar het havo moeten een inhaalslag maken ten opzichte van leerlingen die uit 3 havo/vwo komen. Ze moeten voor de vakken wiskunde en literatuurgeschiedenis een inhaaltraject volgen. Dit doen zij zelfstandig in de zomervakantie. In de bovenbouw van het havo zijn er twee wiskundes: wiskunde A en wiskunde B. De leerlingen die vanuit het vmbo doorstromen adviseren wij om wiskunde A te doen, omdat dit beter aansluit bij de wiskunde die zij op het vmbo gehad hebben. Hiermee wordt het profiel Natuur en Techniek echter ontoegankelijk. Alleen leerlingen die in het vmbo een uitzonderlijk gevoel voor wiskunde hebben laten zien, laten wij toe tot wiskunde B. Sommige leerlingen komen vanuit het regulier onderwijs in de vierde klas op het Leo Kannercollege. Soms hebben zij in het regulier onderwijs het vak maatschappijleer of hun sectorwerkstuk al afgerond. Als er een verklaring of certificaat met een eindcijfer is van de school van herkomst kan dit ingewisseld worden bij het behalen van een diploma. De leerling heeft dan dus vrijstelling voor dat vak of die vakken. Een kopie van het certificaat of de verklaring moet voor de start van de examens in het bezit zijn van de voorzitter van de examencommissie.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 9
Biologie Inleiding Biologie speelt vandaag de dag een belangrijke rol in vele maatschappelijke discussies. Door de manier van leven van de mens komt de samenleving vaak onder druk te staan. Denk daarbij aan ziekten, klimaatverandering en voedselproductie. Bij het vak biologie leer je op een biologische manier hier tegenaan te kijken en een mening te vormen.
Toepasbaarheid van het vak Biologie houdt zich bezig met het bestuderen van het leven en de invloeden hierop, door te kijken en door het bestuderen van de natuur. Dit kijken en bestuderen staat binnen de biologielessen centraal en kan verdeeld worden in een theoretisch en een praktijkgedeelte. Er is continu een wisselwerking tussen het abstracte (theorie) en het visuele (praktijk). Het is belangrijk dat moeilijke begrippen zichtbaar worden gemaakt, zodat je je een beeld kunt vormen van de soms moeilijke theorie. Al doende leer je verbanden te zien tussen de verschillende thema’s en grotere problemen aan te pakken, zoals maatschappelijke vraagstukken, waarvan er bij de inleiding al enkele zijn genoemd.
Doelen In de bovenbouw werken we naar het eindexamen toe. De doelen die er binnen de les gesteld worden, zijn dan ook dezelfde als die van dit examen. Er kan ook naar een hoger niveau gekeken worden, waarbij het doel is dat je leert om uitspraken te kunnen doen op het gebied van maatschappelijke problemen, die gebaseerd zijn op feiten (theorie). Daarbij is het ook belangrijk dat je hier een mening over hebt, die uiteraard heel persoonlijk kan zijn.
Invulling Biologie is met vier boeken een groot vakgebied. Het ene thema staat in relatie met de anderen en het is belangrijk dat je de relaties gaan leren zien tussen de verschillende thema´s. Op deze manier leer je een praktijksituatie (context) vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. Hierdoor ontstaat er een compleet beeld van de biologie: het systeemdenken. De thema’s zijn: organen en cellen, ordening, voortplanting en ontwikkeling, erfelijkheid, evolutie, regeling, zintuiglijke waarneming, stevigheid en beweging, gedrag, stofwisseling, planten, ecologie, mens en milieu, voeding en vertering, gaswisseling, transport en opslag, uitscheiding en bescherming. Binnen de biologie worden er elf organisatieniveaus gebruikt. Deze lopen van klein naar groot: molecuul, organel, cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem, en systeem aarde. Het is als het inzoomen van een camera. Per context moet je kunnen bepalen hoever er ingezoomd is en vanuit dit organisatieniveau moet je kunnen denken en praten. Het is een langdurig proces om dit aan te leren en je hebt er veel voorbeelden voor nodig.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 10
Eindexamenstof Bij het eindexamen krijg je een context, waarbinnen vragen over de verschillende thema’s worden gesteld. Je ziet dan ook dat de vaardigheid van het kunnen schakelen van het ene naar het andere thema belangrijk is. Binnen het examen is er een verschil in toetsing tussen het schriftelijk examen en het mondeling. Hieronder in het kort de verdeling: De indeling van de biologiestof voor het schriftelijk examen is anders dan die in het boek. Grofweg toetst dit examen de volgende thema’s uit het boek: organen en cellen, voortplanting en ontwikkeling, planten, gedrag, evolutie, ecologie, stofwisseling, voeding en vertering, transport, opslag, uitscheiding en bescherming, regeling, zintuiglijke waarneming en erfelijkheid. Het mondelinge examen toetst grofweg de volgende onderdelen: ordening, mens en milieu, stevigheid en beweging en opslag, uitscheiding en bescherming.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 11
Economie Inleiding Wat is economie? Als ik een leerling vraag: ”Wat is economie?” Dan hoor ik vaak: “Geld!” Beslist geen slecht antwoord. Maar economie is veel meer. Het gaat over behoeftes (iets wat je wilt hebben), welvaart (in hoeverre je in je behoeftes kunt voorzien) en prioriteiten stellen (vaststellen hoe belangrijk iets is). Daarbij speelt geld inderdaad een rol. Economie op het Leo Kannercollege Economie is op het Leo Kannercollege voor het vmbo-tl een verplicht vak. Dat is op zich logisch: je hebt voortdurend te maken met behoeftes en welvaart, met geld en soms ook met geldgebrek. Je krijgt voor het eerst economie in klas 2. We bereiden je dan voor op het vak in de bovenbouw, de derde en de vierde klas.
Toepasbaarheid en doel Het doel van het vak economie is om je ‘economische notie’ te geven. Door dit vak ga je begrijpen dat economie is vrijwel in alle facetten van het leven een rol speelt. Iedereen heeft immers behoeften, moet prioriteiten stellen en moet leren omgaan met geld.
Invulling Geld, geld en geld Om in behoeften te voorzien is geld nodig. Er is ook geld uit landen met een andere munt: dit noemen we vreemde valuta. Met economie leer je bijvoorbeeld hoe je euro’s omrekent naar dollars. Budget Ook leer je hoe je een budget maakt: een overzicht van te verwachten inkomsten en uitgaven. Dat is bijvoorbeeld heel handig als je op jezelf gaat wonen. Als je een begroting maakt, kun je namelijk tekorten voorkomen! Nederland en de rest van de wereld Nederland heeft veel te maken met ‘Brussel’. In Brussel zit namelijk het hoofdkantoor van de Europese Unie. Ook hebben we te maken met grote landen als China, Amerika en Japan. De ontwikkelingslanden spelen ook een rol. Bij economie leer je hoe dat zit. Economie en ecologie Iedereen wil in zijn behoeften voorzien en soms gaat dat ten koste van het milieu. Ook daarover gaat economie. We noemen dat het spanningsveld tussen de Economie en de Ecologie (=het milieu). Je leert ook wat duurzaamheid is. Nieuwsgierig? kom naar de les!
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 12
Belastingen Niemand betaalt graag belastingen. Bij economie leer je welke soorten er zijn, hoe je het kunt berekenen en ook waarom we belastingen betalen. Inkomensverschillen De een verdient meer dan een ander. Dat noemen we inkomensverschillen. Zijn deze verschillen wel rechtvaardig? Worden ze groter of kleiner? Is er sprake van nivellering en wat is dat precies? Dat leren we je met het fraaie vak economie!
Eindexamenstof Bij het Centraal Schriftelijk Examen (CSE) worden alle onderwerpen getoetst behalve het onderwerp milieu. Tijdens het mondelinge examen kunnen alle onderwerpen aan bod komen. Wil je meer weten? Neem dan contact op met meester Jan of meester Abbes.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 13
Engels Inleiding Op het Leo Kannercollege is Engels een verplicht vak voor alle sectoren. Het vak wordt in alle leerjaren gegeven. In de onderbouw wordt de basis gelegd wat betreft woordenschat, grammatica en schrijven. Vanaf derde wordt er ook kennisgemaakt met literatuur.
Toepasbaarheid van het vak Engels is een wereldtaal. Bijna overal wordt Engels gesproken. De Engelse taal kom je in Nederland overal tegen: op televisie, bij spelletjes en in de reclame. Maar ook bij vervolgopleidingen wordt er vaak gebruik gemaakt van Engelse artikelen of boeken. De basis om Engels te spreken, te lezen en te schrijven wordt in het vmbo-tl gelegd.
Doelen en invulling Bij het vak Engels zijn er verschillende onderdelen: kijk- en luistervaardigheid, gespreksvaardigheid, schrijfvaardigheid en literatuur. Kijk- en luistervaardigheid Kijk- en luistervaardigheid bestaat uit het begrijpen van een instructie in het Engels, bijvoorbeeld het kunnen toepassen van een gebruiksaanwijzing of bewegwijzering in het Engels, maar ook het begrijpen van video- en geluidsmateriaal, ingesproken door moedertaalsprekers Gespreksvaardigheid Gespreksvaardigheid bestaat uit het begrijpen van een gesprekspartner en het adequaat in het Engels kunnen reageren. Schrijfvaardigheid Schijfvaardigheid bestaat uit ‘vrij schrijven’, informatie op kunnen vragen en het schrijven van een ansichtkaart, memo of brief. Deze vaardigheden worden geoefend met behulp van de methode New Interface, maar ook los daarvan behandeld in de klas. Literatuur In de derde wordt gestart met het lezen van literatuur. In de vierde gaan we hiermee verder. De leeslijst omvat voor het vmbo-tl drie boeken, twee artikelen en een gedicht of origineel Nederlandse songtekst. De artikelen worden klassikaal behandeld.
Eindexamenstof Het eindexamen vmbo-tl is opgesplitst in de volgende onderdelen: 1. Centraal Schriftelijk Examen (CSE) - Leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. 2. College-examen (CE) – dit is een mondeling examen - Spreekvaardigheid en bespreking van de leeslijst Beide onderdelen tellen mee voor 50% van het eindcijfer
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 14
Geschiedenis en staatinrichting Inleiding ‘Als je de geschiedenis kent, ben je beter in staat het heden te begrijpen.’ Als je het met deze stelling eens bent, vind je geschiedenis vast een heel leuk vak! En wie de geschiedenis kent, durft vaak ook kritisch te kijken naar en te denken over wat er nu in onze eigen tijd, in de actualiteit, gebeurt.
Toepasbaarheid van het vak Geschiedenis is algemeen vormend. Het is een goede basis als je rechten, (kunst)geschiedenis, theologie en bijvoorbeeld politicologie wilt gaan studeren. Je leert bronnen te analyseren en te interpreteren.
Doelen Bij alle historische onderwerpen zijn de zogenaamde historische vaardigheden van toepassing. Dit betekent dat het bij geschiedenis bovenal gaat om de vragen die gesteld worden waaraan een bepaald historisch verhaal wordt opgehangen. Deze vormen de structuur en het patroon van het vak. In hoofdlijnen gaat het vooral om de drie hoofdclusters Tijd (chronologie, causaliteit en continuïteit en verandering), Interpretatie (standplaatsgebondenheid en bron en vraagstelling) en Betekenis voor nu (oordelen over het verleden).
Invulling In je eindexamenjaar behandelen we het Historisch Overzicht. Dat gaat over de twintigste eeuw. De eeuw met de wereldoorlogen, met verschillende economische crises, de Koude Oorlog en het oprichten van de Europese Unie. Je leert afbeeldingen te herkennen, maar vooral leer je ontwikkelingen en personen in de goede tijd te plaatsen en te herkennen. Hoe zag Nederland eruit en hoe en waarom dachten mensen zo, en hoe en waarom veranderde dat? Geschiedenis in de klas behandelt voortdurend verschillende onderdelen in de maatschappij van vroeger. We bekijken de economische, de culturele, politieke en sociale kant. Dit doen we met geschreven bronnen, met afbeeldingen en ander beeldmateriaal. We leren je kritisch te kijken, te denken en te oordelen, en het te koppelen aan de kennis die je al hebt.
Eindexamenstof Centraal Schriftelijke Examen Staatsinrichting (Module 6) Historisch Overzicht (Module 7) College-Examen (mondeling examen) Drie van de vijf kerndelen (de drie Modules uit leerjaar 3) Historisch Overzicht
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 15
Er is een focus op bepaalde personen en gebeurtenissen die we in de lessen expliciet aan bod laten komen, maar alle onderdelen uit de stofomschrijving kunnen aan bod komen.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 16
Lichamelijke opvoeding Inleiding Op het Leo Kannercollege volgen alle leerlingen het vak Lichamelijk Opvoeding (LO). Dit vak wordt gegeven door twee vakdocenten, meester Frits Stoffers en meester Yoeri van Rijnberk. Rekening houdend met ieders mogelijkheden en leerbehoefte wordt er door de vakdocent invulling gegeven aan deze lessen. Hierbij staat voorop dat elke leerling op zijn of haar manier mee kan doen en plezier beleeft aan de les. Gedurende het hele jaar komen tijdens de lessen verschillende domeinen van de sport aan bod. Denk hierbij aan turnen, doelspelen, terugslag spelen, atletiek, afgooispelen of stoeispelen.
Doelen De doelen die gesteld worden bij het vak LO zijn anders dan die op andere scholen. De nadruk ligt hier voornamelijk op de sociale kant van het sporten. Hoe speel je samen een spel? Hoe ga ik om met de regels? Hoe ga ik om met winnen en vooral met verliezen? Hoe gedraag ik me in de les, ook wanneer ik een spel niet zo leuk vind? Deze aspecten worden aan het eind van ieder blok gekoppeld aan een cijfer. Het cijfer inzet/gedrag. Dit cijfer telt voor 75% van het rapportcijfer voor dat blok. De overige 25% bestaat uit de behaalde cijfers binnen dat blok voor de behandelde sporten. Hygiëne Bij ons op school is douchen na de gymles voor iedereen verplicht. Wanneer er een reden is om niet te douchen zal dit vanuit thuis gecommuniceerd moeten worden. Ook in het kader van hygiëne is het dragen van aparte gymkleding verplicht. Hieronder verstaan wij een sportshirt, sportbroek en gymschoenen (geen zwarte zolen). Wanneer een leerling dit niet bij zich heeft, zijn er altijd schone spullen om te lenen op school aanwezig. Bij herhaaldelijk vergeten van de sportkleding of niet willen douchen zal contact op worden genomen met de mentor om volgende stappen te bespreken.
Invulling Ook voor het vak LO is een leerlijn op school. In deze leerlijn staat beschreven welke sport wanneer behandeld wordt en wat de specifieke doelen zijn voor die les. De leerlijn loopt, net als bij andere vakken, door verschillende jaren. De doelen voor bijvoorbeeld basketbal zijn in leerjaar één dus anders dan in leerjaar vier.
Autisme en sport Voor mensen met autisme kan sporten ingewikkelder zijn dan voor andere mensen. Regels zijn regels maar in de sport kunnen situaties soms anders gezien of beoordeeld worden. Het is dan ook van groot belang om leerlingen te leren hiermee om te gaan. Dit doen we door veel te praten met leerlingen en veel individuele aanwijzingen en tips te geven. Op deze manier is en blijft de gymles voor iedereen gezellig en sportief.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 17
Maatschappijleer
(alléén 3 vmbo)
Inleiding Maatschappijleer bereidt de leerling voor op deelname aan de samenleving. Je krijgt inzicht in politieke, sociaaleconomische en sociaal-culturele verhoudingen. Daardoor kan je je een kritische en goed onderbouwde mening vormen over actuele maatschappelijke vraagstukken.
Toepasbaarheid van het vak Maatschappijleer biedt een goede basis voor diverse mbo-opleidingen, bijvoorbeeld sociaal maatschappelijke dienstverlening en sociaal juridische dienstverlening.
Doelen Bij maatschappijleer leer je om actuele maatschappelijke vraagstukken op kritische wijze te analyseren. Een beter begrip van onze complexe samenleving is daarvan het gevolg.
Invulling en eindexamenstof In 3 vmbo-tl begin je met het vak Maatschappijleer en je sluit dit vak aan het einde van het schooljaar af met een officieel mondeling examen. Het is je eerste ‘echte’ eindexamenonderdeel. De examenstof bestaat uit twee onderdelen, die getoetst worden tijdens het mondeling examen: Kennis en beheersing van de stof uit het lesboek “Thema’s Maatschappijleer”; Een Praktische Opdracht, bestaande uit een werkstuk en een presentatie. Kennis en beheersing van de stof uit het lesboek Thema’s Maatschappijleer Maatschappijleer gaat over belangrijke maatschappelijke en actuele onderwerpen. Leerlingen moeten hun kennis uit de lesmethode kunnen toepassen op actuele maatschappelijke problemen. Iedere kandidaat krijgt tijdens het mondeling examen vragen voorgelegd waarmee de kennis uit het boek getoetst wordt. Het is van belang dat je goed op de hoogte bent van actuele maatschappelijke problemen. Regelmatig kijken naar het journaal of nieuwszenders, maar ook het lezen van kranten en andere nieuwsbronnen is van groot belang. Een Praktische Opdracht, bestaande uit een werkstuk en een presentatie De praktische opdracht bestaat uit het maken van een werkstuk en een presentatie over dat werkstuk. Het werkstuk bestaat uit een onderzoeksopdracht, waarbij je een tweetal actuele maatschappelijke vraagstukken bestudeert. De presentatie bestaat uit vier powerpoint sheets waarop het werkstuk wordt samengevat. Je presenteert je werkstuk aan de examinatoren tijdens het mondeling examen. Aan het begin van het schooljaar krijg je een uitgebreide handleiding, waarin precies staat beschreven hoe je deze opdracht moet aanpakken, van begin tot eind. Uiteraard worden alle leerlingen door de docent zorgvuldig en intensief begeleid, zowel in de klas als individueel. Desondanks vinden de meesten het maken van zo’n werkstuk erg moeilijk en hebben zij ook thuis extra ondersteuning nodig. Wij verzoeken je ouders
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 18
daarom uitgebreid kennis te nemen van de Handleiding PO Maatschappijleer, zodat zij precies weten wat er van je wordt verwacht. Het kan enorm helpen als ouders of verzorgers thuis de voortgang van het werkstuk scherp in de gaten houden, helpen met het zoeken naar bruikbare informatie en vooral met het schrijven zelf. Vrijwel direct na de herfstvakantie wordt er begonnen met het maken van het werkstuk. Werkstuk en presentatie zijn vóór de voorjaarsvakantie (uiterlijk 14 februari 2014) gereed.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 19
Nask
(combinatie van natuur- en scheikunde)
Inleiding Tegenwoordig is het moeilijk om aan een baan te komen en voor bijna alle sectoren zijn de toekomstperspectieven somber. In de sector techniek zijn er nog steeds mogelijkheden en ook in de toekomst zal daar veel personeel nodig blijven. Voor een aantal leerlingen kan dit een reden zijn om voor Nask te kiezen, voor andere leerlingen is al heel lang duidelijk dat zij deze richting willen gaan volgen. Veel van onze leerlingen zijn erg geïnteresseerd in exacte vakken en zien daar ook hun toekomst in.
Doelen Natuurkundige kennis kan tot ‘algemene ontwikkeling’ gerekend worden. Nask is een van de vakken die leerlingen trainen in het oplossen van problemen en in het logisch nadenken. Zo’n systematische manier van denken kan veel vaker van pas komen.
Invulling Wat Nask inhoudt, weten leerlingen van de tweede en derde klas al. Daar komen onderwerpen aan de orde als lenzen, elektriciteit, krachten en geluid. Allemaal zaken waarmee de leerlingen dagelijks mee te maken hebben. Af en toe wordt er een practicum uitgevoerd waarvan een verslag gemaakt wordt. Ook leren leerlingen met formules werken. De lesopbouw bestaat over het algemeen eerst uit klassikale instructie en klassikale verwerking van een aantal opgaven. Vervolgens werkt de leerling zelfstandig verder, zodat de docent kan zien of de klassikale instructie goed verwerkt wordt. Om de leerstof zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, worden de instructiemomenten vaak aangepast aan hun dagelijkse belevenissen. Voorbeelden uit de praktijk spreken meestal meer aan dan voorbeelden uit het boek. In de vierde klas herhalen we de stof uit de derde klas en gaan we daar dieper op in. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: Stoffen en materialen in huis Elektrische energie in huis Verbranden en verwarmen Licht en beeld Geluid Kracht en veiligheid Bouw van de materie Straling en stralingsbescherming Het weer Eindexamenstof De hierboven beschreven onderwerpen worden in het Vmbo-tl geëxamineerd in 2 examens: 1. Het centraal schriftelijk eindexamen 2. Het college-examen (mondelinge examen) Beide onderdelen tellen mee voor 50% van het eindcijfer.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 20
Nederlands Inleiding Bij het vak Nederlands komen alle onderwerpen aan bod die de leerlingen in het vmbo-tl nodig zullen hebben bij een vervolgopleiding. De leerlingen wordt duidelijk gemaakt dat taal (in dit geval dus de Nederlandse) niet weg te denken is uit ons dagelijks leven.
Toepasbaarheid van het vak Nederlandse taal is een belangrijk onderdeel voor iedereen die in Nederland woont en werkt. Het is je persoonlijke visitekaartje. Op alle niveau’s, van mbo tot universitair, wordt van je verwacht dat je op een correcte wijze spreekt en schrijft. Op de middelbare school leggen we de fundamenten voor je toekomstige beroepsuitoefening.
Doelen Je bent straks in staat om op mbo-niveau te functioneren; daartoe haal je een ruime voldoende voor het Staatsexamen Nederlands.
Invulling Onze leerlingen hebben vaak moeite met tekstbegrip en het onderscheiden van oorzaakgevolg. Begrijpend lezen en samenvattingen schrijven vormen een groot gedeelte van de lesstof. Het schrijven van een samenvatting en artikel wordt behandeld aan de hand van oude eindexamens. Ook zijn wij intensief bezig met het leren schrijven van een zakelijke brief. Dit behandelen we uitvoerig, omdat de leerlingen deze vaardigheid nodig zullen hebben om een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Voor de onderdelen werkwoordspelling en begrijpend lezen zijn er twee aparte modules, die klassikaal behandeld worden. Na klassikale instructie en het maken van enkele opgaven (ook klassikaal) gaat de leerling zelfstandig aan de slag met opdrachten en krijgt hij/zij individuele feedback. Naast de hierboven beschreven lesstof moeten de leerlingen ook werken aan een boekenlijst. In de derde klas worden er al boeken gelezen die op een boekenlijst voor het eindexamen komen te staan. Hier worden vervolgens boekverslagen van geschreven. In het eindexamenjaar is de lijst al voor een groot deel gelezen en gedocumenteerd, zodat de leerling dat schooljaar tijd overhoudt om de eerder gelezen boeken er nog eens op na te slaan wanneer de examens eraan komen. In totaal moeten er tien boeken worden gelezen, waarvan één verfilming; deze doen we klassikaal. De boeken mogen alleen op de eindexamenlijst wanneer deze zijn goedgekeurd door de voorzitter van de examencommissie hier op school. Dit voorkomt dat de leerlingen boeken kiezen van een te laag niveau. Als richtlijn hanteren wij www.lezenvoordelijst.nl. De boeken die op de lijst voor 15 t/m 19 jaar staan zijn allemaal toegestaan voor het eindexamen. De boeken op niveau 1 zijn het makkelijkst, de boeken op niveau 6 het moeilijkst. Op basis van de uitkomsten van de Cito-taaltoets, die in de derde is afgenomen, krijgen de leerlingen een remediërend programma aangeboden dat zij onder begeleiding van de docent Nederlands moeten volgen. Dit programma is alleen voor leerlingen met een score 2F of lager. Deze programma’s starten in de tweede periode.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 21
Eindexamenstof De stof voor het eindexamen Vmbo-tl is opgesplitst in de volgende onderdelen: 1. Het Centraal Schriftelijk Examen (CSE) - Leesvaardigheid en schrijfvaardigheid 2. Het College-examen (CE) - Mondelinge taalvaardigheid - Leesvaardigheid aan de hand van een casus - Kennis van de gelezen literatuur Beide onderdelen tellen mee voor 50% van het eindcijfer
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 22
Rekenen Inleiding In het schooljaar 2013/2014 krijgen alle leerlingen in het voortgezet onderwijs voor het eerst te maken met een rekentoets als onderdeel van het eindexamen. Uitgangspunt voor de rekentoets voor vmbo-tl is referentieniveau 2F.
Toepasbaarheid van het vak In het dagelijks leven krijgt iedereen met rekenen te maken: boodschappen doen, krant lezen, reizen, koken. Iemand die vlot en goed kan rekenen, heeft daar elke dag plezier van. Vanuit maatschappelijke onvrede over de rekenvaardigheden en omdat Nederland zakte op de internationale ranglijsten is de commissie Meijerink gevormd om hierop een passend antwoord te formuleren. Dit heeft geresulteerd in het referentiekader Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (Meijerink, 2008), aanleiding voor de ‘Wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen’. In deze wet is vastgelegd wat leerlingen op een bepaald moment in hun schoolloopbaan minimaal moeten kennen en kunnen als het gaat om rekenen/wiskunde.
Doelen Om de prestaties van leerlingen op het gebied van rekenen te verbeteren, heeft de overheid richtlijnen ontwikkeld. Deze richtlijnen worden referentieniveaus genoemd. Door referentieniveaus in te voeren, wil de overheid scholen helpen de rekenprestaties van leerlingen te verhogen. Referentieniveaus omschrijven duidelijk wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Bij de overstap tussen scholen kunnen de referentieniveaus helpen om het niveau van de leerling vast te stellen. Scholen kunnen de referentieniveaus daarnaast ook gebruiken om te bepalen of extra hulp nodig is. Referentieniveaus; fundamenteel en streefniveau De opeenvolgende referentieniveaus vormen twee sporen: het spoor van het Fundamentele niveau en het spoor van het Streefniveau. Er zijn steeds drie niveaus beschreven. De fundamentele niveaus (1F, 2F en 3F) richten zich op basale kennis en inzichten en zijn gericht op een meer functioneel gebruiken van de rekenvaardigheden. De streefniveaus (1S, 2S en 3S) bereiden al voor op de meer abstracte wiskunde. Voor de streefniveaus (1S, 2S en 3S) geldt dat onderhouden van rekenvaardigheden aandacht heeft en dat de nadruk ligt op aansluiting bij wiskundige vaardigheden.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 23
Invulling Binnen het gebied van rekenen zijn er vier domeinen, die samen de relevante inhouden dekken: Getallen, Verhoudingen, Meten en Meetkunde & Verbanden. Bij alle domeinen zijn er telkens drie typen kennis en vaardigheden. Die zijn als volgt te karakteriseren: paraat hebben: kennis van feiten en begrippen, reproduceren, routines, technieken; functioneel gebruiken: kennis van een goede probleemaanpak, het toepassen, het gebruiken binnen en buiten het schoolvak; weten waarom: begrijpen en verklaren van concepten en methoden, formaliseren, abstraheren en generaliseren, blijk geven van overzicht.
Eindexamenstof De rekentoets 2F is een centrale toets. De toets wordt schriftelijk afgenomen in één zitting van 90 minuten. Bij de rekentoets mag de rekenmachine bij bepaalde delen van de opgaven wel en niet gebruikt worden. In de toets worden de alle domeinen getoetst.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 24
Wiskunde Inleiding Wiskunde komt je overal tegen: grafieken in kranten, statistiek die wordt toegepast in bijvoorbeeld de economische sector of sportuitslagen, wiskundige modellen in de meteorologie, berekeningen in technische beroepen, kortom: in het dagelijks leven is de wiskunde niet weg te denken. Toepasbaarheid van het vak Bij wiskunde gaat het om onderwerpen die je later weer nodig hebt bij een vervolgopleiding. Binnen de sector techniek heb je bijvoorbeeld beroepen als timmerman en automonteur, waarbij vaardigheden als rekenen en ruimtelijk inzicht heel belangrijk zijn. Binnen de sector economie is het ook van belang dat je naast rekenvaardigheden om kunt gaan met statistiek en verschillende verbanden. Doelen De leerlingen doen vaardigheden op in de volgende domeinen: inzicht en handelen, getallen, verhoudingen, meetkunde, verbanden en informatieverwerking. Als we kijken naar de bovenbouw in het vmbo-tl zit er een opbouw in de moeilijkheidsgraad. Onderwerpen als vlakke meetkunde, lineaire verbanden, ruimtemeetkunde en statistiek worden in 3 vmbo-tl geïntroduceerd, waarna in 4 vmbo-tl verdieping van deze onderwerpen plaatsvindt. Waar bijvoorbeeld het onderwerp goniometrie aan de orde is, komen in 3 vmbo-tl alleen tweedimensionale figuren aan bod en in 4 vmbo-tl komen daar driedimensionale figuren bij. Invulling De lesopbouw bestaat over het algemeen eerst uit klassikale instructie en klassikale verwerking van een aantal opgaven. Vervolgens werkt de leerling zelfstandig verder, zodat de docent kan zien of de klassikale instructie goed verwerkt wordt. Opgaven waar meerdere leerlingen op vastlopen, worden de daaropvolgende les uitgebreid besproken. Daar waar een leerling individueel vastloopt, vindt individuele instructie plaats. De volgende hoofdstukken worden voor het eindexamen getoetst: Hoofdstuk
Titel
Onderwerpen
1
Rekenen
De rekenmachine, verhoudingen, procenten, meten en schatten
2
Lineaire verbanden
Rechte lijnen, lineaire verbanden, vergelijkingen oplossen, som- en verschilverbanden
3
Vlakke meetkunde
Symmetrie en regelmaat, Pythagoras, vergroten en verkleinen, goniometrie
4
Machtsverbanden
Kwadratische verbanden, oplossingen zoeken, derdemachtsverbanden, wortelverbanden
5
Statistiek
Centrummaten, boxplot, gegevens in beeld, uitkomsten schatten
6
Ruimtemeetkunde
Plaatsbepaling in de ruimte, inhoud, aanzichten en doorsneden, berekeningen in de ruimte
7
Verschillende verbanden
Exponentiële groei, exponentiële verbanden, hyperbolische verbanden, periodieke verbanden
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 25
Eindexamenstof De hierboven beschreven onderwerpen worden in het Vmbo-tl geëxamineerd in twee examens: 1. Het centraal schriftelijk eindexamen 2. Het college-examen (mondelinge examen) Beide onderdelen tellen mee voor 50% van het eindcijfer.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 26
Bijlage: examenreglement Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Definities Aanmelden Indeling examen Vakken staatsexamen Examendossier, werkstukken Schriftelijk / mondeling examen, schriftelijke toets Beoordeling mondeling examen of praktisch examen Profielwerkstuk en ‘oriëntatie op studie en beroep’ vwo/havo Sectorwerkstuk en ‘oriëntatie op leren en werken’ vmbo Rekentoets Onregelmatigheden Klachten en bezwaar Uitslag Uitslagregeling Herkansing Uitreiking diploma en cijferlijst Certificaat Ontheffingen / vrijstellingen Bezwaren en inzien van schriftelijk examenwerk Aansprakelijkheid Gevallen onvoorzien
Examenreglement staatsexamens VO Volgens artikel 2 lid 3a van de Wet College voor examens stelt het College voor examens bij regeling het examenreglement vast. Het navolgende strekt tot uitvoering hiervan. Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit Reglement wordt verstaan onder: Onze Minister: onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Staatsexamen: het staatsexamen ter verkrijging van een diploma vwo, havo, of vmbo. Deelstaatsexamen: het examen in één of meer van de voor het staatsexamen voorgeschreven vakken. Centraal examen: het centraal examen bedoeld in art. 4 lid 1 van het Staatsexamenbesluit VO. College-examen: het college-examen bedoeld in art. 4 lid 1 van het Staatsexamenbesluit VO. Examenonderdeel: het centraal examen of het college-examen. College voor examens: het College genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Commissie staatsexamens VO: commissie namens het College voor examens belast met het organiseren en afnemen van staatsexamens Voortgezet Onderwijs. Artikel 2 Aanmelden Kandidaten dienen zich aan te melden voor 1 januari 2014.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 27
VSO-scholen dienen hun leerlingen aan te melden voor 1 december 2013; wijzigingen op de vso-aanmelding kunnen worden doorgegeven tot uiterlijk 15 februari 2014. Artikel 3 Indeling examen 1. Het staatsexamen in een vak bestaat uit een centraal examen en/of een collegeexamen. Het centraal examen is identiek aan het centraal examen voor de dagscholen en de dag/avondscholen. Het college-examen bestaat uit: a. een schriftelijke toets en een mondeling examen, of b. een schriftelijke toets, of c. een mondeling examen, of d. een praktisch examen. 2. Het staatsexamen wordt afgenomen overeenkomstig het desbetreffende examenprogramma, vastgesteld op grond van artikel 7 van het Eindexamenbesluit VO. 3. Ten aanzien van het college-examen geldt dat: a. keuzen die ingevolge het in het tweede lid bedoelde examenprogramma moeten of kunnen worden gemaakt door de school, worden gemaakt door het College voor examens, en b. het College voor examens kan afwijken van de voorschriften met betrekking tot het schoolexamen die om praktische redenen in het college-examen niet uitvoerbaar zijn, met dien verstande dat het college-examen zoveel mogelijk gelijkwaardig blijft aan het schoolexamen. 4. Het College voor examens stelt jaarlijks voor elk vak op grond van de wet College voor examens artikel 4a een programma van toetsing en afsluiting vast in de vorm van vakinformatie. 5. Deze vakinformatie bevat, naast de door Onze Minister vastgestelde onderwerpen voor het centraal examen, regels omtrent alle onderdelen van het college-examen. Artikel 4 Vakken staatsexamen Artikel 8 van het Staatsexamenbesluit heeft betrekking op de vakken voor het behalen van het diploma vwo, havo en/of vmbo. Artikel 5 Examendossier, werkstukken 1. Het examendossier is het geheel van de onderdelen van het college-examen, zoals dit door het College voor examens in de vakinformatie is vastgelegd. Werkstukken, boekenlijsten, artikelen, songteksten/gedichten (zie de vakinformatie) dienen vóór 1 mei van het betreffende examenjaar in tweevoud opgestuurd te worden naar DUO, afdeling staatsexamens vwo-havo-vmbo, Postbus 30158, 9700 LK Groningen. Van het tijdig ingezonden materiaal ontvangt de kandidaat een ontvangstbevestiging. Een uitzondering vormen de werkstukken voor tekenen en handvaardigheid: deze dienen te worden meegebracht naar het college-examen. Voor kandidaten aan een vso-school liggen de werkstukken op de afgesproken datum klaar ter controle door de plaatselijk voorzitter mondeling. 2. De examinatoren moeten voor aanvang van het mondeling examen het ingezonden materiaal kunnen inzien. Wanneer het op te sturen materiaal niet tijdig bij DUO, afdeling staatsexamens is ontvangen, wordt de kandidaat voor het betreffende vak niet opgeroepen voor het college-examen of wordt de reeds verstuurde oproep ingetrokken.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 28
Artikel 6 Schriftelijk/mondeling examen, schriftelijke toets 1. Een kandidaat wordt alleen toegelaten tot het examen indien hij de examenoproep en een geldig legitimatiebewijs voorzien van een recente pasfoto kan tonen. 2. Bij het schriftelijk examen of een schriftelijke toets dient de kandidaat 30 minuten voor aanvang van het examen in de examenzaal aanwezig te zijn. 3. Een kandidaat wordt niet toegelaten tot het schriftelijk examen of de schriftelijke toets indien hij zich meer dan 30 minuten na aanvangstijd van het examen meldt bij de plaatselijk voorzitter. 4. Bij alle vakken van vwo en havo, met uitzondering van het profielwerkstuk, en bij alle talen bij het vmbo wordt de kandidaat 20 minuten voor aanvang van het mondeling examen verwacht in het voorbereidingslokaal om zich op het examen voor te bereiden. Deze voorbereiding is een verplicht onderdeel van het examen. De precieze aard van deze voorbereiding kunt u voor ieder vak vinden in de vakinformatie. Indien een kandidaat zich te laat voor de voorbereiding meldt, wordt de tijd die de kandidaat te laat is, niet gecompenseerd. Voor kandidaten op het Kannercollege geldt dat zij 30 minuten voorbereidingstijd hebben. 5. Als de kandidaat zich minder dan 5 minuten te laat bij de examinatoren meldt voor de afname van het mondeling examen, wordt het examen volgens rooster afgenomen. De tijd die de kandidaat te laat is, wordt niet gecompenseerd. Bij de beoordeling wordt geen rekening gehouden met het feit dat de kandidaat door te laat te komen zich niet heeft kunnen voorbereiden. Het mondeling examen komt te vervallen als de kandidaat zich 5 minuten of meer te laat bij de examinatoren meldt voor de afname. 6. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van het College voor examens, a. in het eerste tijdvak verhinderd is bij één of meer schriftelijke toetsen of examens, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het tweede tijdvak zo veel mogelijk gemiste toetsen en examens alsnog af te leggen; b. niet in staat is al zijn schriftelijke toetsen en examens in het eerste en tweede tijdvak af te leggen, krijgt hij uitstel naar het derde en zo nodig vierde tijdvak, maar voor niet meer vakken dan nodig zijn voor een profiel (vwo en havo) of een sector (vmbo), met dien verstande dat een kandidaat die examen doet in meerdere schoolsoorten, slechts voor één schoolsoort uitstel naar het derde en zo nodig vierde tijdvak kan krijgen. 7. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van het College voor examens, afwezig is bij een of meer mondelinge en/of praktische toetsen in de periode juni/juli, wordt geprobeerd de gemiste toetsen alsnog in dezelfde periode in te roosteren. Is dat niet mogelijk, dan krijgt de kandidaat uitstel naar het derde en zo nodig vierde tijdvak, met dezelfde beperkende voorwaarden als in lid 6b. 8. Mondelinge, praktische of schriftelijke examens of toetsen waarbij de kandidaat in het vierde tijdvak afwezig is, komen te vervallen. Artikel 7 Beoordeling mondeling examen of praktisch examen 1. Bij aanvang van het college-examen in een vak waarvoor een werkstuk of boekenlijst vereist is, bepalen de examinatoren of de betreffende documenten in redelijke mate voldoen aan de gestelde eisen; is dit niet het geval, dan wordt voor het betreffende onderdeel van het college-examen het cijfer 1 toegekend. 2. Inhoudelijke toetsing van een werkstuk of boekenlijst gebeurt tijdens de afname van het mondeling of het praktisch gedeelte van het college-examen. Tijdens de afname worden Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 29
vragen over het werkstuk gesteld. In de vakinformatie is per vak aangegeven welke invloed de beoordeling van het werkstuk, de bijbehorende presentatie en de beantwoording van daarover gestelde vragen heeft bij de bepaling van het cijfer voor het college-examen. 3. In de vakinformatie is per vak aangegeven waarop de kandidaat tijdens het collegeexamen wordt beoordeeld en is de weging van de cijfers voor de verschillende onderdelen vastgelegd. Artikel 8 Profielwerkstuk en ‘oriëntatie op studie en beroep’ vwo/havo Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn voor het betreffende profiel. Het profielwerkstuk heeft betrekking op ten minste één vak dat bij de uitslagbepaling is betrokken. Dit vak dient een studielast te hebben van minimaal 320 uur voor havo en minimaal 400 uur voor vwo. Artikel 9 Sectorwerkstuk en ‘oriëntatie op leren en werken’ vmbo Het sectorwerkstuk dient te gaan over een maatschappelijk relevant onderwerp dat past bij de beroepswereld van de betreffende sector. Artikel 10 Rekentoets 1. De rekentoets is een verplicht onderdeel van het staatsexamen. 2. Het resultaat van de rekentoets heeft geen invloed op de uitslag. 3. Het resultaat van de rekentoets wordt op de cijferlijst vermeld. Artikel 11 Onregelmatigheden 1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig onderdeel van het staatsexamen of deelstaatsexamen dan wel ten aanzien van een aanspraak op ontheffing aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan het College voor examens maatregelen nemen. De kandidaat krijgt daarvan schriftelijk bericht. 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid ook in combinatie met elkaar kunnen worden genomen, zijn: a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het college-examen of het centraal examen; b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan één of meer toetsen van het college-examen of het centraal examen van het betreffende vak; c. het ongeldig verklaren van één of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het college-examen of het centraal examen; d. minder vergaande maatregelen dan die, bedoeld onder a tot en met c. 3. Indien de ontzegging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, betrekking heeft op een kandidaat die in meer dan één vak examen aflegt, kan de ontzegging betrekking hebben op de toetsen van alle vakken. 4. Indien de onregelmatigheid pas wordt ontdekt na afloop van het examen, kan het College voor examens de kandidaat het betreffende diploma of het certificaat en de cijferlijst onthouden, of kan het College voor examens bepalen dat aan de betrokken kandidaat dat diploma of certificaat, en die cijferlijst, slechts kunnen worden uitgereikt nadat opnieuw examen is afgelegd in de door het College aan te wijzen onderdelen en op de door het College te bepalen wijze.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 30
5.
6.
7.
Het besluit waarbij een in het eerste lid bedoelde maatregel wordt genomen, wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de inspectie en, indien de kandidaat minderjarig is, aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat. De kandidaat kan tegen een besluit waarbij een in het eerste lid bedoelde maatregel wordt genomen, bezwaar maken bij het College voor examens. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt vijf dagen nadat het besluit aan de kandidaat is bekendgemaakt op de voorgeschreven wijze. Het College voor examens beslist binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, tenzij het college deze termijn heeft verlengd met ten hoogste twee weken. Het College voor examens stelt bij zijn beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen. Het College voor examens deelt zijn beslissing op het bezwaar mee aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat die minderjarig is en aan de inspectie. De kandidaat die zonder een door het College voor examens aanvaarde reden afwezig is bij enig onderdeel van het staatsexamen of deelstaatsexamen in een vak, is uitgesloten van verdere deelname aan het centraal examen en het college- examen in dit vak. Een eventueel al afgelegd centraal examen en/of al afgelegde onderdelen van het college-examen in dit vak wordt/worden ongeldig verklaard. Artikel 12 Klachten en bezwaar
1. Klachten kunnen ingediend worden door een email te sturen naar
[email protected] of een brief te sturen naar Antwoordnummer 392, 9700 LK Groningen. Vermeld daarbij altijd uw naam- en adresgegevens en het telefoonnummer waarop u overdag te bereiken bent. 2. Tegen een besluit waar u het niet mee eens bent, kunt u bezwaar indienen. Een bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend bij OCW/DUO, Examendiensten, afdeling staatsexamens VO, Postbus 30158, 9700 LK Groningen. Artikel 13 Uitslag 1. De uitslag wordt door de voorzitter en de secretaris vastgesteld op grond van (voor zover van toepassing): één of meer door de Commissie staatsexamens VO uitgereikte cijferlijsten; één of meer door het College voor examens uitgereikte cijferlijsten; één (!) cijferlijst van een school voor voortgezet onderwijs; één of meer cijferlijsten van instellingen voor educatie en beroepsonderwijs; één of meer door de Commissie staatsexamens VO uitgereikte bewijzen van ontheffing; één of meer door het College voor examens uitgereikte bewijzen van ontheffing. Vakken met een onvoldoende eindcijfer mogen bij de uitslag worden betrokken. De uitslagregeling geldt ook als de examens voor bepaalde vakken in verschillende jaren zijn afgenomen. 2. De hierboven bedoelde cijferlijsten en bewijzen van ontheffing worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken, indien na het kalenderjaar van het verrichten van de onderwijs- of examenprestatie waarop de cijferlijst of de ontheffing berust, nog geen 10 jaren zijn verstreken. 3. Niet alle op de door de kandidaat ingeleverde documenten vermelde vakken hoeven bij de uitslagbepaling te worden betrokken. De overgebleven vakken dienen een staatsexamen te vormen. 4. De uitslag luidt ‘geslaagd ’ of ‘afgewezen’.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 31
Artikel 14 Uitslagregeling 1. De kandidaat die staatsexamen vmbo heeft afgelegd, is geslaagd indien: a. hij, voor zover van toepassing, voor het sectorwerkstuk de beoordeling “goed” of “voldoende” heeft behaald en b. het rekenkundig gemiddelde van de door hem bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is en c. hij voor het vak Nederlands als eindcijfer tenminste een vijf heeft behaald en d. hij heeft deelgenomen aan de rekentoets en e. hij 1) voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger, of 2) voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarbij ten minste één 7 of hoger, of 3) voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarbij ten minste één 7 of hoger. 2. De kandidaat die staatsexamen vwo of havo heeft afgelegd, is geslaagd indien a. het rekenkundig gemiddelde van de door hem bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is en b. hij heeft deelgenomen aan de rekentoets en c. hij 1) voor alle vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, of 2) voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, of 3) voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, of 4) voor twee van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt en d. hij voor de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en Wiskunde A, Wiskunde B dan wel Wiskunde C ten hoogste één maal het eindcijfer 5 en verder eindcijfer(s) 6 of hoger heeft behaald en e. hij voor geen van de onderdelen genoemd in het vierde lid een eindcijfer lager dan 4 heeft behaald. 3. Kandidaten die bij de uitslagbepaling cijfers voor de in het tweede lid onder d genoemde vakken willen laten meetellen die behaald zijn voor 2013 hoeven niet te voldoen aan de eis, verwoord in het tweede lid onder d. Deze overgangsbepaling geldt tot en met het examenjaar 2015. 4. Bij de uitslagbepaling volgens het tweede lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van tenminste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, genaamd het combinatiecijfer, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald:
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 32
voor havo: maatschappijleer en het profielwerkstuk, voor vwo: maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen en het profielwerkstuk. Daaraan kan via inwisseling worden toegevoegd: a. literatuur, b. klassieke culturele vorming, c. algemene natuurwetenschappen in het havo, d. godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. 5. Het College voor examens bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het vierde lid, als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende delen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt deze uitkomst indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. Artikel 15 Herkansing 1. De vmbo-kandidaat die voor het sectorwerkstuk de kwalificatie 'niet afgerond' heeft gekregen maar bij een beoordeling 'voldoende' of 'goed' in hetzelfde examenjaar in aanmerking komt voor een diploma vmbo, krijgt in het derde of vierde tijdvak één keer de gelegenheid opnieuw een sectorwerkstuk in te leveren en te presenteren. Dit beperkt niet het recht van de kandidaat op herkansing voor een college-examen in een bepaald vak. 2. Een kandidaat die een staatsexamen heeft afgelegd en daarvoor niet geslaagd is, mag een herkansing afleggen bestaande uit één college-examen en/of één centraal examen, niet noodzakelijkerwijs van hetzelfde vak, mits hij daardoor alsnog kan slagen. Een herkansing mag alleen worden afgelegd in vakken waarin in het lopende examenjaar staatsexamen is afgelegd. Bij de uitreiking van de cijferlijst na vaststelling van de uitslag wordt aan de kandidaat die daarvoor in aanmerking komt, een herkansingsformulier uitgereikt. De kandidaat kan, binnen de daarvoor gestelde termijn, aangeven of hij aan de herkansing wenst deel te nemen en voor welk(e) vak(ken). De gestelde termijn staat vermeld op het herkansingsformulier. 3. Herkansingen worden afgenomen in het derde tijdvak of, zo nodig, in het vierde tijdvak. Het College voor examens kan besluiten het centraal examen of een schriftelijk onderdeel van het college-examen bij de herkansing mondeling te laten afnemen. 4. Bij vakken waarbij het college-examen uit een schriftelijk en een mondeling onderdeel bestaat, kan een kandidaat het College voor examens toestemming vragen bij de herkansing slechts één van beide onderdelen te doen. Het College voor examens neemt op dit verzoek een gemotiveerde beslissing. Als een onderdeel van het college-examen niet opnieuw wordt geëxamineerd, geldt voor dat onderdeel het resultaat dat eerder in het lopende examenjaar is behaald. 5. Voordat de berekening van het eindcijfer plaatsvindt, wordt het cijfer van de herkansing voor het afgelegde centraal examen dan wel college-examen bepaald. Als het cijfer van de herkansing hoger uitvalt, dan wordt er met dat resultaat gerekend. Is het cijfer van de herkansing niet hoger dan wordt met het eerdere resultaat gerekend. 6. De kandidaat die een staatsexamen heeft gedaan en in het lopende examenjaar de rekentoets heeft gemaakt, heeft recht op een herkansing van de rekentoets. Deze herkansing staat los van andere herkansingen. 7. Herkansing voor deelstaatsexamens is niet mogelijk. Artikel 16 Uitreiking diploma en cijferlijst 1. Aan een voor een staatsexamen vwo, havo of vmbo geslaagde kandidaat wordt een diploma uitgereikt. Op het diploma wordt het behaalde profiel / worden de behaalde
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 33
profielen (vwo en havo) vermeld en bij het vmbo de behaalde sector / sectoren en de leerweg. Bij het diploma wordt voor vwo en havo per behaald profiel een cijferlijst uitgereikt; bij het diploma vmbo wordt één cijferlijst uitgereikt waarop de leerweg en alle behaalde sectoren staan beschreven. Op een cijferlijst wordt/worden vermeld, voor zover van toepassing: het profiel waarin het examen is afgelegd (voor vwo en havo); de vakken waarin de kandidaat is geëxamineerd; de vakken waarvoor een ontheffing is verleend, voor zover zij bij de uitslag zijn betrokken; de cijfers voor het centraal examen en/of het college-examen en het eindcijfer per vak; het combinatiecijfer (vwo en havo) de samenstellende onderdelen van het combinatiecijfer en de daarvoor behaalde cijfers; het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk en het vak / de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft, dan wel het onderwerp of de titel van het sectorwerkstuk en de beoordeling daarvan; de rekentoets; de uitslag “geslaagd”. Vakken waarin de kandidaat wel examen heeft gedaan maar die niet bij de uitslag zijn betrokken, kunnen op verzoek van de kandidaat weggelaten worden op de cijferlijst. Aan een kandidaat die heeft deelgenomen aan een staatsexamen vwo, havo of vmbo en daarvoor, ook na een eventuele herkansing, niet is geslaagd, wordt een cijferlijst uitgereikt met daarop vermeld, voor zover van toepassing: het profiel waarvoor het examen is afgelegd (voor vwo en havo); de sector/sectoren en de leerweg (vmbo); de vakken waarin de kandidaat is geëxamineerd; de cijfers voor het centraal examen en/of het college-examen en het eindcijfer per vak; het combinatiecijfer (vwo en havo); de samenstellende onderdelen van het combinatiecijfer en de daarvoor behaalde cijfers; het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk en het vak / de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft, dan wel het onderwerp of de titel van het sectorwerkstuk en de beoordeling daarvan; de rekentoets; de uitslag “afgewezen”. 2. Aan een kandidaat die heeft deelgenomen aan een deelstaatsexamen vwo, havo of vmbo, wordt een cijferlijst deelstaatsexamen uitgereikt met, zover van toepassing, daarop vermeld: de vakken waarin de kandidaat is geëxamineerd; de leerweg (vmbo); de cijfers voor het centraal examen en/of het college-examen en het eindcijfer per vak; de rekentoets; het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk en het vak / de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft, dan wel het onderwerp of de titel van het sectorwerkstuk en de beoordeling daarvan.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 34
Artikel 17 Certificaat Aan een kandidaat die een staatsexamen heeft gedaan en is afgewezen en aan een kandidaat die deelstaatsexamen heeft gedaan, wordt per schoolsoort één certificaat uitgereikt voor, voor zover van toepassing, 1) het vak of de vakken waarvoor hij een eindcijfer 6 of meer heeft behaald, 2) voor het vwo en het havo het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk indien hij hiervoor het eindcijfer 6 of meer heeft behaald , en 3) voor het vmbo het thema van het sectorwerkstuk, indien dit beoordeeld is met «goed» of «voldoende», met dien verstande dat indien een examen in een vak dat op een certificaat voorkomt uit meerdere onderdelen bestaat, alle onderdelen in hetzelfde jaar dienen te zijn afgelegd. Artikel 18 Ontheffingen/vrijstellingen 1. Op basis van een diploma of getuigschrift, niet zijnde een diploma of certificaat vwo, havo, vmbo en mavo kan een kandidaat een verzoek om ontheffing voor één of meer vakken indienen. 2. Een verzoek om ontheffing voor één of meer vakken zoals bedoeld in lid 1, dient voor 1 januari van het kalenderjaar waarin men examen wil afleggen, te worden ingediend. Als het College voor examens positief beslist, wordt aan de kandidaat een ‘Bewijs van ontheffing’ uitgereikt. 3. Vrijstelling van rechtswege op basis van certificaten en cijferlijsten vwo, havo, vmbo en mavo is geregeld in de vrijstellings- en overgangsregeling aanpassing profielen vwohavo 2007. 4. Een kandidaat die in het bezit is van een havo-diploma, heeft op grond daarvan ontheffing voor de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel van het vwo: maatschappijleer en algemene natuurwetenschappen Ontheffingen voor kandidaten van vso-scholen dienen altijd aangevraagd te worden door de school. Artikel 19 Bewaren en inzien van schriftelijk examenwerk Het schriftelijk examenwerk en de protocollen van de mondelinge examens worden gedurende ten minste zes maanden na afloop van het examen bewaard. Een kandidaat kan omtrent zijn werk gedurende genoemde periode van zes maanden inlichtingen inwinnen bij het College voor examens. Het College voor examens zal op ten minste twee data in het examenjaar kandidaten de mogelijkheid bieden in Amersfoort hun schriftelijk examenwerk in te zien. Voor deze inzage moeten kandidaten zich uiterlijk twee weken voor de gewenste datum per mail in Groningen aanmelden. De data worden op de site van DUO gepubliceerd. Inzage op andere momenten vindt, na afspraak, uitsluitend in Groningen plaats. Artikel 20 Aansprakelijkheid Examenfunctionarissen, aangesteld door het ministerie van OCW of benoemd door het College voor examens, zijn nimmer aansprakelijk voor schade en/of letsel van de kandidaat en derden veroorzaakt tijdens een examenonderdeel van het staatsexamen, behalve als er sprake is van grove schuld of nalatigheid. De kandidaat vrijwaart de examenfunctionarissen tegen aanspraken van derden ter zake van schade en/of letsel veroorzaakt tijdens een examenonderdeel van het staatsexamen, behalve als er sprake is van grove schuld of nalatigheid.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 35
Artikel 21 Gevallen onvoorzien In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist, namens het College voor examens, de manager staatsexamens VO.
Handboek Bovenbouw vmbo-tl
CONCEPT V012314 LKC
pagina 36