H
ET25~AruGBESTAAN oDO CDEREERSTEJDDDDD
COÖPERATIEVE BOTERFABRIEK o0 0 0 TE
TUNGELROY. 0 0 0 0
EENIGE GESCHIEDKUNDIGE OPMERKINGEN 000000 VAN DE ONTWIKKELING 000000 OCDER ZUIVEL-INDUSTRIE IN LlMBURG JO [l:HlO DODe DOOR
w.
VERHEIJ. 0000 Q0 0 0
:- Het 25-jarig bestaan der -: eerste Coöperatieve Boterfabriek :.. in Limburg te Tungelroij. -:
Eenige geschiedkundige opmerkingen van de ontwikkeling der Zuivelindustrie :- : : :- in Limburg :- : :- :ct oor W. Ver h e ij.
J. J. OPRICHTER
C. AM E N T .
DER EERSTE IN
COÖP. ZUII'ElfABRIEK
Z IJID_NEDEIILA~·D.
INLEIDING. S~n
het begin van het jaar 1892 werd te Tungelroij, ~~~ (gemeente Weert) gelegen aan den verbindingsweg Weert-Maeseyck, de eerste coöperatieve handkrachthoterfabriek in 't Zuiden van ons land opgericht. Den 20sten Mei van dat jaar werd aldaar voor den eersten keer de melk centrifugaal ontroomd. Thans is het 25 jaar geleden, dat dit feit plaats vond en zal deze gebeurtenis den 21sten Mei op feestelijke wijze herdacht worden. En daar is wel reden voor. Immers deze oprichting heeft verstrekkende gevolgen gehad. Een geheel en ommekeer bracht ze niet alleen in de Zuivelindustrie, maar ook in 't geheel economische leven van den Zuidelijken boerenstand. In de Zuivelindustrie, want door de fabriekmatige bewerking der melk, wist men betere boter te maken, en toen de boeren zagen, welke voordeelen deze bereiding gaf boven die, zooals ze op de boerderij placht te geschieden, zich uitend zoowel in een verbetering van kwaliteit als kwantiteit, wat tot gevolg had, dat men ook meer geld maakte voor de melk, toen rezen de boterfabrieken als paddestoelen uit den grond, die zich al gauw tot een bond organiseerden, (1893), den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond
(Z. N. Z.). In 't geheele economische leven van den Zuidelijken boerenstand. Immers de boeren zagen uit 't voorbeeld, te Tungelroij gegeven, wat zij door samenwerking vermochten. Zij werden uit hun slaap van achterlijkheid wakker geschrikt, lieten hun individualiteit varen, en voorgegaan door voortvarende hoogstaande mannen, die alleen 't belang der boeren op 't oog hadden, richtten zij overal vereenigingen op, niet alleen om de melk samen te verwerken, maar ook om den veestapel door rationeele fokkerij op hooger peil te brengen, gezamenlijk landbouwbenoodigdheden te koopen, om zich te vrijwaren tegen het bedrog der kooplui; Onderlinge Verzekerings-Maatschappijen op te richten, enz. Door de oprichting van Mijnen verkreeg men dat de handel in vastere banen geleid werd. Boerenbonden werden opgericht en kwamen tot bloei. Overal steeg de welvaart.
4 Beweerden wij te veel, dat deze gebeurtenis een heugelijke was? Het nageslacht van Limburgsche en Noord-Brabantsche boeren kan die enkele energieke mannen die, onder leiding en voorlichting van den ver-vooruitzienden heer J. J. C. Ament, het initiatief hebben genomen tot oprichting van deze eerste boterfabriek te Tungelroij, niet dankbaar genoeg zijn. Aan hen zij dit boekske opgedragen! Moge het tevens een kleine bijdrage zijn voor de geschiedenis van onzen Limburgschen landbouw, en moge het strekken tot aansporing van ons jongeren om 't werk onzer voorgangers in stand te houden, voort te zetten en tot meerderen bloei te brengen.
DE TOESTAND VAN DEN LANDBOUW, IN HET BIJZONDER VAN DE ZUIVELINDUSTRIE IN ONS LAND, OMSTREEKS 1890. ~e
toestand van den boerenstand in Nederland was omstreeks 1890 verre van rooskleurig. Een algemeene malaise heerschte er tengevolge van de prijsdaling der meeste landbouwartikelen, veroorzaakt door de ongekend snelle en ingrijpende verandering in 't wereldverkeer omstreeks hef midden der 1ge e.euw; door de plotselinge belangrijke toename der productie van landbouwvoortbrengselen, vooral van het graan, doordat zoovele nieuwe gronden in Amerika en elders in cultuur genomen werden. Deze nieuwe gronden eischten geen mest; er werd roofbouw gepleegd op groote schaal. Was de grond uitgeput, dan nam men een ander stuk onder de ploeg. Tevens pasten de overzeesche boeren de landbouwtechniek, die in Amerika vooral een hooge vlucht nam, overal intensief toe. Zij konden daardoor goedkooper produceeren. De wereldmarkt werd overvoerd. Het aanbod overtrof verre de vraag, waardoor de prijzen reusachtig daalden. Die malaise deelde zich aan alle standen mede. Zij verspreidde zich als een olievlek op het water. Den boeren ging 't slecht, waardoor zij minder kochten van de neringdoenden, wat weer een terugslag gaf op den groothandel. _
BESTUU R BIJ DE OPRICHTING IN
1892.
5 Dat de zuivelproducten in prijs daalden, daarvoor bestonden ook nog andere redenen. De Nederlandsche boter had in vroegere jaren een Europeesche v~rmaardheid, maar langzaam werd ze achteruit gedrongen, en ten sJotte van haar eerste plaats geheel verdrongen door de Deensche en Normandische boter, die beter van kwaliteit was. De Nederlandsche boer was niet met zijn tijd meegegaan, had zich niet aangepast aan de nieuwere stroomingen die de resultaten der wetenschap hadden teweeggebracht. Men was zelfs afkeerig van al die nieuwigheden op Zuivelgebied. In Denemarken echter had men al gauw de nieuwere inzichten gevolgd in de boterbereiding en Nederland, het klassieke boterland, moest in de leer gaan bij zijn leerlingen. Een andere reden van dien snellen achteruitgang was het verknoeien van de boter met water, margarine etc. En slaan wij dan een blik op Limburg, dan vinden we daar den toestand nog veel erger dan in de andere streken van ons land. Door de afgelegen ligging, het slechte transportwezen, waren de Limburgsche boeren zoo goed als niet in de gelegenheid om kennis te maken met de nieuwere inzichten. En waren zij er ook toe in staat gesteld, het is de vraag of zij ze dan zouden toegepast hebben, want het lag in den aard der Zuidelijke boeren taai vast te houden aan voorvaderlijke gebruiken, Men was er op het gebied van veeteelt en zuivelbereiding verre ten achter. Overal vond men er nog de vuile potstallen; de verzorging van het vee en van de melk liet veel te wenschen over. Aan rationeele fokkerij dacht bijna niemand. De weiden en 't bouwland, vooral in de zandstreken, brachten weinig op, omdat 't gebruik van kunstmeststoffen nog niet bekend was. In Zuid-Limburg werd 't vee hoofdzakelijk vetgemest, alleen om de grootere plaatsen vond men meer melkkoeien, die afgemolken en vetgemest werden. In Noord-Limburg,' waar men toen nog veel woeste gronden bezat, en de koei,en meer op stal dan op de wei waren, vonden de boeren de hoofdbron van hun bestaan uit de inkomsten der melkerij. De melk werd of zoo uit de koeien aan de kalvers gegeven om :ie vet te mesten, of ze werd op de boerderij tot boter
6 verwerkt, vaak van zeer slechte kwaliteit. In beid~e gevallen werd al zeer weinig geld voor -de melk gemaakt. Vooral in het land van Weert werden veel kalveren met de volle melk vetgemest. Hoewel de kalveren vaak van prima kwaliteit waren en ze zeer gezocht waren, vooral te Brussel, bracht dat mesten toch nog minder op dan de botermakerij. De beste kalveren, hetzij zelf gefokt, hetzij aangekocht langs den Maaskant of in de Belgische Kempen,· werden bestemd voor de mesterij. Het liefst had men z.g. paardebillen, waarvoor men de hoogste prijzen betaalde. De dieren werden in kleine, donkere hokjes geplaatst, waarin ze zich nauwelijks konden roeren. Behalve volle melk kregen ze soms nog eieren op den koop toe. Men kan zich wel voorstellen dat deze, onder abnormale omstandigheden gehouden en eenzijdig gevoederde dieren vaak zeer zwak waren. Men vond het zelfs een deugd als ze aan bloedarmoede leden. Vaak waren ze zoo zwak, dat ze 't transport naar de slachtplaats niet konden verdragen, soms stierven ze reeds in 't hok aan diarrhee of andere ziekten. In aanmerking genomen het groote risico en de dure voeding, is het best te begrijpen, dat men gemiddeld niet meer maakte dan 2 1/ 2 à 3 cent per K.G. melk. De botermakerij stond op zeer lagen trap. Men liet de volle melk enkele dagen staan om zuur en dik te worden en karnde daaruit de boter of op grootere bedrijven, waar men meer koeien hield, zette men de melk ter ontrooming en uit den room werd boter gemaakt. Een thermometer werd daarbij niet gebruikt, van afkoeling was geen sprake. Ook kostte deze bewerking veel tijd, en 't ergste was dat men een zoo go~d als onverkoopbaar product maakte. Hoe men de boter kwijt raakte en wat er dan verder mee gebeurde heeft de Heer J. J. C. Ament eens verteld op een lezing te Leeuwarden: "In den regel werd door iederen veehouder de gemaakte boter wekelijks afgezet, d.W.z. naar den winkelier gebracht, alwaar ze dienst deed als ruilmiddel tegen kruidenierswaren en andere huishoudelijke artikelen. Er was geen sprake van betaling of berekening naar kwaliteit. De winkelier
COÖP. HANDKRACH T FABRIEK SINDS 1892.
7
c
achtte het zijn plicht den boer te ontlasten van zijn product; tenminste als deze het schappelijk maakte met zijn inkoopen. De winkelier deed de aangebrachte boter in den regel ook wekelijks over aan een koopman en verloor niet zelden aanmerkelijk èn door het z.g. "zweeten" der slecht bewerkte boter èn door de lage prijzen, die hij bedong. Was de koopman of opkoop er op de hoogte van zijn zaak, dan ging 't mengelmoes van boterklotten en klotjes in een groote kuip water; ze werd daarin met de handen door elkaar gewerkt, zooals 't heette om de karnemelk te verwijderen, om ze verder met messen te "kammen" en daardoor te ontdoen van het grove vuil en eindelijk om ze te kleuren met aftreksel van saffraan, roode wortels· enz. Waarna men ten slotte een homogeen artikel kreeg, dat door het zuiveringsproces zeker aan gewicht verloren had, doch dit werd ruimschoots vergoed door de belangrijke hoeveelheid water, die onder deze bewerkingen door de boter geadsorbeerd was. Het spreekt van zelf dat dergelijke boter geen prima waar was, doch zij ging van de hand". Men ziet, de toestanden waren meer dan treurig. De boer was geheel afhankelijk van zijn winkelier. Wat kon hij anders doen? Immers een georganiseerde handel bestond toen in Limburg niet en was ook niet mogelijk. En daar de afnemer meestal niet naar de kwaliteit zag, was dat alweer een prikkel te minder om het product te verbeteren. Wel bestonden er hier en daar z.g. botermijnen, waar op bepaalde dagen de boter gemijnd werd. Hier was tenminste eenige concurrentie en werd betaald naar kwaliteit en werkelijk werd ten gevolge daarvan iets meer zorg besteed aan de bereiding. Helaas ontaardde deze verkoop maar al te vaak weer in den ouden ruilhandel. In 't Noorden van ons land had men reeds spoedig bemerkt dat het mis liep, indien men niet de boterbereiding in andere banen leidde. Men maakte veel propaganda voor de nieuwere methoden van bereiding, gaf cursussen, zond zelfs een commissie naar Denemarken om zich op de hoogte te stellen. Omstreeks de tachtiger jaren begon de centrifugale
8 ontrooming opgang te maken. In 1886 kwam te Warga (Friesland) de eerste coöperatieve zuivelfabriek tot stand. Wel bestonden er ook reeds eenige particuliere fabrieken in de Noordelijke provincies, zoodat er tusschen deze beide vormen eenigen naijver ontstond, die prikkelde tot meerdere volmaking van het zuivelbedrijf. In 't Zuiden heerschte echter nog diepe rust. Aan groote inrichtingen, door stoom gedreven viel niet te denken, wijl het melkvee hier over een groot oppervlak verdeeld was, terwijl men in het weidenrijke Friesland beschikte over veel en goede melkkoeien in eene betrekkelijke kleine omgeving. In 1886 werd de eerste bruikbare handcentrifuge afgeleverd door de Laval; doch deze maakte door haar geringe capaciteit en groot krachtverbruik weinig opgang. De Laval centrifuge werd echter spoedig verbeterd en in 1888 vervaardigde Mélotte te Rémicourt (België) een handcentrifuge,_ die in België vlug opgang maakte. Ze werd daar door de grootere boerenbedrijven in gebruik genomen. In Nederland was ze nog niet bekend, maar ze zou er gauw ingang vinden, vooral in onze Zuidelijke provincies. We zullen zien hoe.
HET ONTSTAAN EN DE ONTWIKKELING VAN DE COOPERATIEVE ZUIVELFABRIEK TE TUNGELROY. Tungelroy, een gehucht behoorende onder de gemeente Weert, was in het begin der negentiger jaren, een echt heidorp. 't Was zoo goed als afgesloten van de buitenwereld. Aan ontginning werd nog niets gedaan. De kleine boertjes moesten hard zwoegen op hun schrale akkers om zich eenbestaan te verwerver:. We hebben reeds vroegers gezien, welke slechte toestanden er in 't Land van Weert heerschten, hoe weinig het geploeter der boeren opbracht. De meeste boertjes hadden één, twee of hoogstens drie koeien, die hoofdzakelijk op stal gehouden werden en mestmakerij was hoofdzaak. De koeien gaven weinig melk en we weten reeds dat de geldelijke opbrengst gering was, hetgeen door
T EGENWOORDIG BESTUUR.
e-
de eenzijdige en dure voeding der kalveren en het daaruit voortspruitende hooge risico, hetzij doordat men een bij-na onverkoopbaar melkproduct maakte, wat deels kwam door de slechte zorg, aan de melkwinning en bewaring besteed, deels doordat de melk, vooral in het warme jaargetijde, bij 't oproomen zuur en dik werd. , Vooral in 1890-1892 heerschte er in die streken groot gebrek. In den winter van 1890-'91 bevroor alle wintergraan en om tenminste wat van de akkers te kunnen halen, zagen de boeren zich gedwongen in 't voorjaar opnieuw het bouwland te bezaaien met haver en eve.ne. Doch in den daarop volgende zomer vernietigde een hagelbui den geheel en oogst. Deze was niet door verzekering gedek~ Het was meer dan treurig. ' In dien droevigen tijd was de heer J. J. C. Ament hoofd der school te Tungelroy. Het ging dezen jongen, energieken onderwijzer zeer ter harte, dat 't zoo slecht ging met de boeren en hij zon op allerlei middelen om hen te kunnen helpen. Gelukkig bezat de "meester" geheel 't vertrouwen der boeren en dit zou in de toekomst niet beschaamd worden. In 't naburige Belgische stadje Bree, waar sommige Tungelroysche boeren familieleden of kennissen hadd~n, had men hoog hooren opgeven van de voordeelen der handkracht centrifuges, waardoor de melk machinaal ontroomd werd. In Bree was in 1891 door enkele boeren eene handkracht-boterfabriek opgericht, een z.g. "samenmelkerij". Ament had er ook van gehoord en stelde zich van de zaak op de hoogte en al spoedig rijpte bij hem de' overtuiging, dat zulke samenmelkerij een weldaad voor de boeren zou zijn. Dus er moest een dergelijke' inrichting .te Tungelroy komen. In 't begin van April 1892 riep hij 'een vergadering van boeren bijeen en wist deze van het nutdér Samenmelkerij zoo te overtuigen dat er ongeveer 30 boeren een lijst teekenden, waardoor zij zich verbonden samen een _ centnfuge met verdere benoodigdheden aan te schaffen. Er werd een bestuur gekozen, besta3Dde uit den Heer H. Peerlings, als voorzitter, die thans nog deze fundie
10 ve~vult, en zes andere, gekozen uit de drie kringen, waaruit Tungelroy is verdeeld; (Dorp, Theurke en Pelmershei) n.l. J, M. Hoeken; J. M, Heijmans, ]. Cremers, P. J Kessels, C. Moonen en H. Niessen. Ament was zooveel als waarnemend secretaris'-penningmeester en P. Veuskens zou hoofdwerkman worden. Het aanvangsalaris van dezen laatste werd vastgesteld op 48 cts. (1 franc) per dag. AI deie heeren zijn nog in leven. . Een wettelijken grondslag bezat de nieuwe vereeniging niet. Om er een vereeniging van te maken' met rechtspersoonlijkheid daaraan dacht niemand. Het was een gewone contracÎlleele overeenkomst der 33 leden, niet voor een n.otaris gesloten, want dat zou ook te duur zijn. Er werd een reglement gemaakt, aan welks artikelen de leden zich moesten onderwerpen. Dit reglement had men overgenomen van een naburige Belgische samenmelkerij. En toch paste m~n, wellicht onbewust, reeds 't coöperatiebeginsel toe, om door gemeenschappelijke uitoefening van een bedrijf de stoffelijke belangen der leden te bevorderen. Het was een z.g.»losse" vereeniging. Tegenover derden stond men al zeer zwak. Ondanks die gebrekkige inrichting, is alles goed gegaan, Wat pleit voor de soliditeit der leden. Va.n:vèrgaderingen werden geen notulen gehouden; dat vQnd men nietnoodig. Het waren gewoonlijk echte kameraadschappelijke Limburgsche onderonsjes, waar men over kQetjes en kalfjes sprak en terloops ook de fabriekszaken behandelde. Als een merkwaardig staaltje van naïviteit volgt hier het reglement.
.
.'
REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE.
Art. 1.
Art. 2.
Ieder lid-Ieveraar is gehouden vanat het begin van ieder kwartaal het getal zijner koeien schriftelijk op te geven en oP. 't bureau der melkerij af te geven. ('t Bureau was gevestigd bij den meester). Het Bestuur heeft 't rechtten allen tijde, hetzij door _ een lid des Bestuurs, hetzij door een landbouwkundig~ of een veearts zijner keus de weilanden en'
11
Art. 3.
a.
b. c. Art. 4.
a.
b.
c. Art. 5.
Art. 6.
Art. 7.
de stallen der tnelkleveraars te doen nazien, om zich te verzekeren van de gezondheidstoestand der beesten, de zorgen der melking, de zuiverheid der kuipen of vaten, de plaats, bestemd om de melk te bewaren en der voedingsstoffen. De afgevaardigde heeft insgelijks het recht de melk van iedere koe afzonderlijk te vragen om ze te onderzoeken, en zelfs van de koeien in zijn tegenwoordigheid te duen melken. Mag niet geleverd worden: De melk van zieke of in behandeling zijnde koeien, tot op den dag, dat een bewijs van een veearts bewezen heeft dat de melk wederom door de melkerij zonder schade kan verwerkt worden. De melk van versch gekalfde koeien, gedurende de tien dagen na de kalving. De melk der volgaande koeien, gedurende de laatste maand der dracht. Het Bestuur kan de melk weigeren, die de vereischte hoedanigheid niet bezit, als: Te waterachtige melk, dat is zulke melk, niet ontroomd of met water vereenigd zijnde, geen vier graden room geeft. De zure slijmachtige of dikvloeiende melk; de bittere en roode melk. De melk, voortkomende van de dieren, aangehaald in art. 3. Indien de leveraar de melk' van een of meerdere koeien niet kan leveren, in welk geval ook, moet hij er binnen 24.uren aan het Bestuur kennis van geven, zoo· niet, dan is hij strafbaar met een boete van 50 cents per dag en per koe. De melk moet geleverd worden, zooals zij uit den uier der koe komt, na onmiddellijk door een teems of zift gegoten te zijn. De kruiken om de melk te vervoeren moeten door den Voorzitter gekeurd worden. Na iedere reis moeten zij zorgvuldig gezuiverd worden; die, waarvan
Art.
Art.
Art.
Art.
Art.
de zuiverheid te wenschen overlaat, zullen in de fabriek gehouden worden, alwaar zij op kosten van de leveraarszqUen ~zuiverd worden tegen 10 cents per kruik. Het Bestuur kan de melk weigeren welke in onreine kruiken wordt aangebracht.- De melkkruiken moeten met het nummer der melkerij gemerkt zijn. 8. De melk derversehiUende melkingen mag zoo min mogelijk vermengd worden; die van 's morgens moet altijd alleen geteverd worden. Indien de melk moet bewaard blijven tot aan de volgende melking, moeten de kruiken in een en kouden en zuiveren kelder, in koud water gezet worden. 9. De aanneming .der melk in de melkerij zal geschieden op het uur, daartoe door het Bestuur aan te geven, met dien verstande, dat met den afstand moet rekening gehouden worden, zoodat in het warm saisoen de verst wonenden het vroege en in het koude seizoen het latere uur hebben. Alle veranderingen van het uur zullen in de ontvangkamer der melk, tenminste drie dagen voor de 'uitvoering er van aangeplakt worden. 10. Het gewicht der melk .wordt aangeteekend in een . daartoe bestemd register. De rijkheid der melk wordt vastgesteld door de machine. Iedere week worden ten minste twee stalen genomen der aangebrachte melk en het midden getal zal aangenomen worden om de rijkheid der melk gedurende de week te bepalen. 11. De boter zal betaald worden volgens den prijs ervoor bekomen, na aftrek der kosten. De rekening der leveraars wordt gehouden in een daartoe bestemd register, dat voor kwijting zal afgeteekend worden na elke uitbetaling. 12. Ieder lid mag zooveel boter terugnemen als hij noodig heeft, mits hij er acht dagen te voren aangifte van doet. Die boter zal betaald worden volgens ·den laatst gemaakten prijs.
"--"'---1'-' J.0()H ..., CENTRI fUGENLOKAAl ~
~
~.
~
....~
BAK' OVEN.
.t?p'
~
~.
~~
I
" f
open 5c"oorr/~M.
MI:LKONTVANG5T EN KARNLOKAAL:
~
~
._... j.. ~.ft'h-.~
'I:>
._- --<} t',?~ ... _... ~."
,
r:."
MELKONTVANGST.
••.••. "
~.
'-ti "). o
L:0 '
_ .. ~. __ ._-_._. fIJt' '" .. : .. ,,_ .._--~-_ ....>
(""" ,;'t't'",-.~." ... .. " .... ",
OPKAMER
wèlarc?nder
~ KARN' EN éENTRIFUGENlOKAAl.
KELDER.
~
~
"')-
"').
..... ;_ ......... f't:JtJ ~-... ---_ ... _.. , _.) WOONKAMER
(tevens dienstig voor melkonderzoek en kaasbereiding. )
(... q.f ..) KEUKEN.
····;-_· .. _·t t'P
"f .. - .........
PLATTE GROND VAN DE HANOKRACf-ITFABRlfK.
13 A~t. 13. Ieder leveraar verplicht zich de ontroomde en boter~
melk alle dagen terug te nemen. Art. 14. Het is verboden aan de leden, het dienstdoende personeel en aan alle andere personen van iets, wat het ook wezen moge, uit de melkerij te dragen, zonder schriftelijke toestemming van den Voorzitter des Bestuurs. Art. 15. Dit reglement zal steeds in de melkerij ter inzage liggen van de leden deelnemers.
Deze, op zoo'n zwakke basis gegrondveste vereeniging, maar toch sterk door het eensgezind streven en voelen der leden, was de kiem, die eenmaal wortel geschoten, later een wijdvertakten boom zou worden, die heerlijke vruchten zou afwerpen, ondanks de vele stormen die dezen boom in den aanvang moest trotseeren. De moeilijkheden begonnen al direct bij het ontstaan. Op de eerste plaats had men geen gebouw, waar men de werktuigen kon plaatsen, want dit was nog niet klaar. Wat nu te doen? dan maar zoolang in het bakhuis van de Voorzitter! Om den lezer een goed denkbeeld te geven van hoe primitieven aard de eerste boterfabriek was, is hierbij de platte grond van het betreffende bakhuis gegeven. (Op den dag van het feest zal bedoeld bakhuis, zooveel mogelijk in zijn origineelen toestand van 20 Mei 1892 te zien zijn). De Melotte centrifuge verwerkte 250 L. per uur. Als karn gebruikte men de "Triomfkarn" een tuimelmodel. Gelet op de onvoldoende plaatsruimte en gemis· van de noodige werktuigen, kon men toch tevreden zijn met de in de eerste dagen verkregen resultaten. Uit de melk van den eersten dag werd ± 25 K.G. boter gemaakt. Daar het in dien tijd van het jaar zeer warm was, moest men den room afkoelen in een put, die circa 150 M. van de werkplaats verwijderd was. Den 20en Mei werd de eerste melk gecentrifugeerd.
14 Er werd de eerste dagen nog niet veel melk geleverd. Van 20 Mei-28 Mei werd verwerkt 3420 Liter melk, waaruit 122.2 K.G. boter werd verkregen. Een register werd aangelegd waarop werd aangeteekend hoeveel melk ieder lid geleverd had en het aantal roomgraden. Op 't eind der week werd voor elk lid het totaal aantal liters melk genoteerd, de gemiddelde roomgraad berekend en deze twee getallen met elkaar vermenigvuldigd leverde het aantal kilograden. (Bij eerste afrekening was 1 pond boter verkregen uit 120 kilograden). Deze methode van uitbetaling bezat vele bezwaren. Afgezien nog van het foutieve beginsel van deze bepaling, kostte ze veel tijd en glaswerk, want men moest met de roombuisjes;zeer voorzichtig omgaan, en dan nog braken ze elk oogenblik bij het centrifugeeren. Maar ook was 't verkeerd dat men hiernaar de uitbetaling regelde. Immers de afgelezen roomlaag in het buisje was geenszins een maatstaf voor 't botergehalte der melk want vette melk kan een dunnere roomlaag geven als minder vette. Ziehier hoe er zoo'n weekstaat uitzag.
NAAM VAN DEN No. LEVERANCIER.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
J.
Cremers H. Niessen M. Heijmans Gebr. Koppen Th. Lambers A. Pleunis Gebr. Peerlings M. Stals J. Maes Rutten Peeters enz.
TERMIJN 20 MEI-28 MEI 1892. Room-\ graad.
Kilo's melk.
8 8 1/. 9 9 9 9 8 7 1/2/' 9
1701/. 154 158 217 110 67 324 1/2
106 1 /2
300 1/. 9 1/. '113 1 /.
7
71
AANMERKINGEN
I
Kilo- \ BOTE R. graden. pond.1 ons.
1364 1309 1422 1953 990 603 2596 798 2704 1078 497
11 10 11 16 8 5 21 6 22 9 4
2 4 1/. 4 11.
1\/2 1 3 3 1 /2'
..
2 11
1/.
15 Men begrijpt wel, dat in .aanmerking genomen de weinige ervaring die men had, de primitieve inrichting van. localen en nog vele onvolkomenheden der centrifuge, alles niet als van een leien dakje ging. Elk oogenblik was .er iets stuks aan de Mélotte en ontelbare malen zijn de heer Ament of andere bestuursleden met onderdeelen van de centrifuge naar Rémicourt gereisd om ze te laten herstellen en zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de inrichting en werking der machine. Men zat op 't laatst overladen met onderdeel en, want de zaak moest toch marcheeren. Men leerde zoodoende wel zeer goed hoe de centrifuge in elkaar zat en werkte. Och, die technische moeilijkheden waren nog niet het ergste. Daardoor lieten zich de leden ook niet afschrikken. Men wilde 't eenmaal begonnen werk nu· flink doorzetten. Erger was het, wat men te verduren had van den kant der burgers en bevooroordeelde boeren. Deze laatste vonden het hemeltergend dat men zoo met de voorvaderlijke gebruiken brak. Mettertijd zou men wel ondervinden, dat al die nieuwigheden niets anders waren dan duivelswerk en God zou niet lang wachten met Zijn gerechte straf. Andere maakten de zaak verdacht, door te vertellen dat men zl.llke boter niet anders kon verkrijgen dan door geheime middelen, door vergiftige stoffen aan de melk toe te voegen, immers 't draaien kon 't niet alleen doen. Kalveren, die de ondermelk van zulke bewerkte melk zouden drinken, zouden kapot gaan; menschen, die deze boter zouden gebruiken, zouden ziek worden. Men beweerde zelfs, dat kinderen, die gevoed werden met ondermelk de tering zouden krijgen. Een leverancier uit Stramproy moest ophouden met het leveren van melk, omdat zijn knecht weigerde pap te eten, die gekookt was van centrifugemelk, enz. Ook was 't product niet bruikbaar. De boter was slecht te smeeren; vleesch er mee bakken was onmogelijk. Men kende in Duitschland voorbeelden genoeg dat deze machines weer waren van de hand gedaan, daar ze op den duur niets waard bleken. De kooplieden waren ook zeer wantrouwig tegenover het nieuwe product. Daarbij waren de prijzen van de boter in dien tijd
16 niet hoog. De fabriek kon de boter niet verkoopen en de leden moesten zelf ieder hun deel maar aan den man zien te brengen. Maar dat ging ook niet gemakkelijk. De winkeliers beschouwde deze boter als margarine of fabrieksboter ; zoo ook de burgers. Bij eene poging om boter in 't klein te verkoopen aan de gegoede bijgerij te Weert, waarvoor de voorzitter met een bestuurslid deze persoonlijk bezocht, kon niet meer afgezet worden dan 3 K.G. per week. Een hooggeplaatst persoon gaf bij deze gelegenheid . het volgende te kennen: "Ik wil u gaarne helpen, doch gij kunt van mij toch niet verlange, dat ik fabrieksboter ga eten." Een ander inwoner van Weert beweerde dat de Tungelroysche boer "zich een boks veur einen zeumersche daag liet aanmèten." Als men ook met zijn mandje naar Weert trok, 's avonds keerde men meestal met 't mandje vol boter naar huis terug; Dat duurde ongeveer twee of drie weken. Het was om moedeloos te worden en de meester deed alle moeite om de boeren een riem onder 't hart te steken. Kon hij toch maar een koopman vinden voor hun boter! en jawel, zijn ijverig zoeken werd eindelijk beloond. Te Tongerloo (België), even over de grens, ontmoette hij op 16 Juni een opkoop er van boter, die zeer verlegen om dergelijke boter was; Deze was niet bang voor de machineboter. De koop werd gesloten en Ament was in de wolken dat hij een gedeèlte van de boter verkocht had voor 95 centimes per pond. Intusschen was het nieuwe gebouw klaar gekomen. Men moet nu niet denken dat dit een moderne zuivelfabriek was, zooals men ze heden in bijna elk dorp aantreft Alles was nog maar heel eenvoudig ingericht. Men had het zoo gebouwd, dat, mocht de zaak eens niet meer goed gaan; men het kon verhuren of verkoopen als woonhuis, wat het thans ook is. Twee weken had men zich beholpen in het bakhuis, thans had men tenminste wat meer ruimte. Men was nu een gedeelte der boter kwijt, maar dat was toch maar half werk, om er op te vertrouwen nu en dan eens aan een kooplustige koopman de boter te verkoop en;
Coöperatieve Zuivelfabriek. TE
TUNOELROIJ. (Platte grond.)
0-
W
N
17 Het plan wetd geopperd naar Roermond te gaan en ze te veilen op de daar bestaande Botermijn. Op een Zaterdagmorgen trok een der bestuursleden per huifkar naar Roermond. Met spanning werd te Tungelroij den uitslag afgewacht en ...... 's avonds zag men de leege kar terugkeeren. Bovenop wapperde de roode zakdoek als vlag, ten teeken dat de boter verkocht was tegen een goeden prijs, n I. 48-50-52 cent per pond. Den daaropvolgenden Zaterdflg trok men er weer heen met hetzelfde resultaat. De fabrleksQoter vond cr gretig aftrek. Maar het zou nog beter worden. Op de mijn te . Roermond kocht de Heer Chr. Gorris voor zijn broer te Brussel meermalen de boter op. Deze wilde maar wat graag de Tungelroijsche boter en Ament was er als de kippen bij om met dezen koopman zaken te doen. De heer Gorris kwam zelf uit Brussel over om de zaak te regelen. Men sloot met hem een contract voor één jaar tegen 1.20 gld. per K.G. boter, te leveren in Brussel. Gorris was er zeer tevreden over, de boeren eveneens en elk jaar werd het contract hernieuwd tot 1903 toe. Dus zelf toen reeds de Botermijn te Maastricht was opgericht, werd er nog geregeld een gedeelte der boter naàr Brussel gezonden. Toen men 't succes der Tungelroijsche boeren zag, begon de belangstelling zich van alle kanten te doen gevoelen. Steeds meerdere boeren gaven zich als lid op. Andere leverden hun melk als niet lid-leverancier. Als een merkwaardig staaltje van de vaste overtuiging, dat de melk, centrifugaal verwerkt, voordeelig was, zij hier gemeld, dat eiken dag een boertje uit Mildert, ongeveer 11/ 2 uur loopen van de fabriek, zijn melk per marskraam aanbracht en dan weer de ondermelk mee terugnam. Tungelroij werd het voorbeeld voor andere dorpen. De fabriek stond steeds vol centrifuges, die geprobeerd moesten· worden voor andere fabrieken en reeds in 1893 waren er 13 andere handkrachtfabriekjes in Limburg opge"cttt. Men kreeg meer ondervinding, men besteedde mèer zorg aan de verwerking, o.a. werd reeds begin 1893
18
begonnen met vetbepaling volgens de methode Gerber, waardoor men een nauwkeuriger methode van uitbetaling kreeg., De, room werd soms, hoewel op primitieve wijze, gepasteuriseerd, in een voederketel boven een vuurtje. Ook werd er onder leiding van Ament zelfs allerlei soorten kaas gemaakt uit min of meer afgeroomde melk. Het succes was nu verzekerd. Uit alle deelen van het land kwam men naar het onbekende Tungelroij. Dagelijks kwamen er menschen uit Limburg, Noordbrabant, Gelderland, zelfs van het eiland Ameland. De tegenwoordige' Rijkslandbouwleeraar van Drenthe, de heer J. Elema ,en ,de heer Lips, later Rijkslandbouwleeraar te 's Bosch, verbleven er enkele weken om zich op de hoogte te stellen met het nieuwe bedrijf. De boeren waren wakker geworden en ook op ander ~ebied begon men zijn bemoeiingen uit te strekken. De veestapel ondervond er de meeste voordeelen van. De reeds in 1891 opgerichte veeverzekering te Tungelroij begon meer belangstelling in te boezemen. Men was gedwongen meer zorg te besteden aan de behandeling van het vee. Melkwedstrijden werden georganiseerd, waarvoor verbazend veel ambitie' werd getoond. Er kwam in 1899 een fokvereeniging tot stand, waaraan een controlevereeniging verbonden was, enz. enz. Dat er boter van puike kwaliteit gemaakt werd, bewijzen de vele bekroningen die haar ten deel vielen, In 1894 kreeg ze den 1en prijs op de landbouwtentoonstelling te Weert. In 1899, op de laatste tentoonstelling, door de Limburgsche Maatschappij van Landbouw georganiseerd te Maastricht, den 2en prijs. Op die tentoonstelling werd door Tungelroij gedemonstreerd hoe men met de handkrachtcentrifuge de boter van goede kwaliteit kan maken. Daarna in 1900 te Brussel bekroond. In Boedapest, Luik, Parijs, Antwerpen, Gent, 's Hage, werden prijzen behaald. Nu alles zoo voor den wind ging, nu door den goeden afzet der boter, de veestapel zich vergrootte, er ook beter vee kwam, ,dat meer melk produceerde, er steeds meer ontgonnen werd en er dus ook meer vee k0n geweid worden, moest
19 men er aan gaan denken om 't bedrijf in andere banen te leiden. Reeds in 1900 had 't naburige Stramproij (Dorp) zijn handkrachtfabriek omgezet in een' stoomzuivelfabriek en de voordeelen daarvan bleken daar even groot te zijn. Dit voorbeeld vond direct navolging en Tungelroij mocht' niet achterblijven. Reeds had de Vereeniging. die, zooals we zagen, op een zwakke basis was opgericht, in 1901 rechtspersoonlijkheid gekregen door haar statuten in te richten volgens. de wet van 1855 en men zou ook verder toon en dat men met de nieuwe strooming wilde meegaan. Op een bijeengeroepen vergadering werd met algemeene stemmen besloten een nieuwe sioomzuivelfabriek te bouwen. Er zouden aandeelen, onder de leden, ten bedrage van 100 gld., worden uitgegeven, onder beding, dat één lid niet meer dan 5 aandeelen mocht nemèn. De rente van ieder aandeel werd vastgesteld op 4 % per jaar en elk jaar zouden er een bepaald aantal aandeel en worden terugbetaald. De aansprakelijkheid der leden was beperkt, in evenredigheid met het aantal koeien; ook zou er een klein reservefonds gemaakt worden. Binnen enkele dagen waren alle aandeel en geplaatst bij de leden. Den 20en Juli 1903 werd de' nieuwe fabriek geopend. Hieronder. volgt aan de hand van de platte grond een verklaring der inrichting: Het gebouw bestaat uit de eigenlijke fabriek en de woning van den directeur. Lokaal A is 't ontvanglocaal (5 X 6.60 M.) en ligt met locaal 0, dat voor kantoor en melkonderzoek dient (3'X 4 M.) op gelijke hoogte, 1.20 M. hooger dan de gelijkvloers liggende localen B en C. In locaal A bevinden zich de volle en afgeroomde melkbakken en de bak voor karnemelk, verder een bascule voor het wegen der melk. In de rechterachterhoek bevindt zich een pomp om water op te voeren uit de Nortonput naar )het reservoir. Tusschen A en 0 bevindt zich een raam met loket waar om de 14 dagen de uitbetalingen geschieden. Tusschen A en B is geen afscheiding, terwijl de afscheiding tusschen C en (A en B) uit een glazen beschot bestaat. In locaal B (5' X 6.20 M.) bevinden zich: pasteudseertoestellen
20 voor ondermelk en room, een regeneratief, melkpomp, centrifuge. karn en kne~er. In locaal C (4 X 5.20 M.) bevindt zich de stoommachine en stoomketel. De ruimte E (2.80 X 4 M.) bevindt zich onder een afdak en is de bergplaats voor steenkolen. Onder A is de roomkelder, waarin gemetselde roombakken met leidingen voor koud water en stoom. Ook wordt hier door een koeler de room gekoeld en gezuurd. Onder 0 ligt de boterkelder onder den beganen grond. Het midden gedeelte heeft 2 verdiepingen, gedeeltelijk ingericht voor bergplaats, gedeeltelijk behoorend bij 't woonhuis dat rechts van A en B ligt. Het geheele gebouw kostte ongeveer 4000 gld. De centrifuge is een Alfaseparator, 1400 L. per uur. De boter wordt gekarnd in een Holsteinsche· karn, 150 L. karn vermogen, en gekneed met een Ahlbornkneder.', De inventaris kostte 3980.70 gld. (*) De voordeelen deden zich reeds direct gevoelen. Terwijl in 1902 ft 1256,50 aan arbeidsloon werd betaald, bedroeg dat in ~903 ft 900. Dit is een besparing van 316.50 gld. De boteropbrengst vermeerderde met ± 1200 K.o. of ruim 1400 gld. Verder bleek dat in 1902 bijna 111" K.G. melk meer noodig was voor 1 K.o. boter dan in 1903. Als nog een voordeel kan geacht worden, dat door 't p$lsteuriseeren van de ondermelk, wat met afgewerkten stoom gf!schiedde en dan niets kostte, de boeren steeds zoete magere melk kregen en tevens 't besmettingsgevaar bij mensch en dj er verminderde. De meerdere uitgaven aan brandstof -bij sto:ol11 in vergelijking met handkracht worden echter ruimschools gedekt door de besparing aan brandstöf, die vroeger noodig was voor het koken der afgeroomde melk. Een roompasteur is pas in den laatsten tijd aangeschaft waardoor de kwaliteit en houdbaarheid der boter zeker in hooge mate is gestegen. Ten slotte volgt nog een overzicht over de ontwikkeling der fahriek.
c'"
Een paar jaren geleden werd deze fabriek verbouwd: een nieuwe stoommachine met ketel en karnkneder werden aangeschaft.
COöP. STOOMZUIVEl.FABRIEK SINDS
1903.
21 Jaar.
Aantal leden.
Aantal koeien.
I Verwerkte K G'I melk.
Bereide boter in
K.G.
15.391 33(*) 184 427.'890 1893 1898 to3 840.358 30.670 305 828.003 1902 91 312 29.554 1.070.283 38.963 1907 93 382 34.623 1912 91 335 959.295 348 47.505 1916 toO 1.273.486 In het begin nam het aantal leden sterk toe tot to3, daarna nam het af om ten slotte weer te stijgen tot toO, het aantal koeien nam geleidelijk toe. Alleen is 't merkwaardig dat tusschen 1902 - 1907 bij een gelijk aantal koeien de melkopbrengst met hooge mate steeg. wat wijst op een verbetering van het veeras en verpleging. Het aantal K.G. bereide boter nam ook geleidelijk toe.
DE ONTWIKKELING DER ZUIVEL-INDUSTRIE IN LIMBURG NA 1892. aWl,n korte trekken zullen we nu eens nagaan, wat de '~~ gevolgen zijn geweest der oprichting van de Coöpe• Y ratieve Boterfabriek te Tungelroy. Het is merkwaardig . hoe van een zoo kleine vereeniging zoo'n groote stuwkracht kon uitgaan, dat er een industri~ en organisatie uit zou ontstaan, die tot de belangrijkste behooren van ons land. De vooroordeel en tegen de centrifugeboter waren, nadat het succes dat de Tungelroysche boeren op zoo'n schitterende wijze was tot uiting gekomen, grootendeels verdwenen, De voordee1en vielen dan ook al te ze2r in het oog. Welke waren dan die voordeel en ? 1°. Vroeger maakte elke boerin naar eigen smaak de boter, en die smaak liet vaak veel te wenschen over. Thans werd door alle boeren de melk gebracht op één punt, waar ze verwerkt en verkocht werd. Door dat nu één persoon op de fabriek steeds zooveel mogelijk op dezelfde manier en volgens de nieuwere inzichten de boter maakte, verkreeg men er meer éénvormig product, wat in vele opzichten uitmuntte boven (0, Op het einde van dat jaar bestond de vereeniging uit 35 "vaste" en 33 losse leden.
22 de boter der boerinnen, zoowel in kwantiteit als kwaliteit. 2°. De boterbereiding eischte vroeger in het boerenbedrijf veel tijd en zorg, en nu dat onderdeel van het bedrijf naar de fabriek was overgebracht, kon men zijn vollen tijd besteden aan de veehouderij en akkerbouw en daarvoor meer zorg besteden, wat wel noodig was. 3°. Nu kon de boerin, aan wie meestal de boiermakerij was opgedragen, zich meer geven aan haar huishoudelijke en moederlijke plichten. 4°. Men kreeg nu meer geld voor zijn boter, doordat men thans veel hooge re prijzen maakte. Ook ontving men het botergeld op gezette tijden. Het is dan ook niet te verwonderen, dat reeds in hd begin van 1893 dertien dorpen het voorbeeld van Tungelroy hadden nagevolgd en op het eind van dat jaar was het aantal reeds gestegen tot 32. Vergelijken we de ontwikkeling van de Zuivelfabrieken in Friesland eu Limburg, dan zien we tusschen die beiden een groot verschil. In Friesland was reeds in 1886 een Coöperatieve Zuivelfabriek opgericht te Warga, terwijl er al eenige jaren eerder een paar particulieren fabrieken bestonden Hier was de groei der coöperatieve fabriek slechts langzaam en de particulieren konden er best tegen concurreeren. In Limburg echter namen de coöperatieve fabrieken verbazend snel in aantal toe en de weinige speculatieve hadden veel moeite om het hoofd boven water te houden en verdwenen een voor een. Pas na 1896 kregen de coöperatieve de overhand boven de particuliere in Friesland. Ter verduidelijking volgt hieronder een overzicht van het aantal fabrieken in beide provincien in verschillende jaren:
Tabel J.
AANTAL ZUIVELFABRIEKEN.
Provincie 11887118931189511898119001190311910 11915 0.
'0 0
-
u
.=-'" -u d):O 0
-
0. _0. 0. _0. 0. _0. (1):0 Q):O
'0 0
-
u
V:O
'0 0
.- 0
Cu
-
-
u
.- c Cu
-
'0 0
-
u
Cu
-
-
_0. 0. _0. 0. _0. ei. __ Q. 1):0 QJ:O :0 C1.I:O
'" Cu" u .-
'0 0
.- 0
-
'0 0
-
u
.- 0
Cu
-
'0
0
-
u
QJ:O
.- 0
Cu
-
o .u
0
Cu
Limburg - - 32 - 60 32 109 28 157 15 184 11 129 8 90 3 Friesland 2 13 30 37 35 43 66 47 76 51 83 16 86 38 39 36
COöP. STOO,'I'IZUIVELFABRIEK. JNTÉRIEUR.
23 AANM.: We zien uit de tabel dat tusschen 1903-1910 een sterke daling plaats vindt in aantal wat de provincie Limburg betreft. Dit vindt hierin zijn oorzaak dat, toen vele handkrachtfabriekjes zich vereenigden tot een stoom-zuivelfabriek. De boeren moeten met hun tijd mee, d. W. z. dat de handkrachtfabriekjes moeten verdwijnen. De zuiveltechniek heeft in de laarste jaren zoo'n hooge vlucht genomen, dat ze zich niet meer laat opsluiteh in een handkrachtfabriekje Daarbij was een kwaliteit en grootte van den veestapel zeer toegenomen, dus men kreeg ook meer melk. De capaciteit der handkrachtfabriekjes werd te klein. Stramproij ging voorop en in 1900 werd er de eerste Ceöperatieve Stoomzuivelfabriek in Limburg geopend; weldra gevolgd door Schimmert, Nuth en Tungelroij. Tabel 11 geeft een overzicht van het aantal handkracht·· en Stoomzuivelfabrieken, coöperatieve en niet-coöperatieve in Limburg. HANDKRACHT. STOOMZU IVl':LFABRIEK. coöp. niet coop. cöop. niet coöp. 1893 ± 32 26 60 1895 6 10 2 156 1900 5 14 174 4 1906 4 38 91 6 1910 2 45 2 45 1915 1 Ook uit deze tabel blijkt dat de niet coöperatieve steeds in aantal verminderen. Den gen Juli 1893 werd op initiatief van de heeren Jan Truijen, Meijel, Th. Verheggen, Buggenum en J. J. C. Ament, Tungelroij, een vergadering bijeen geroepen te Roermond, waarop alle toen bestaande coöperatieve boterfabrieken vertegenwoordigd waren, 13 in getal (Tungelroij, Meyel, Stramproy, Buggenum, Thorn, Hunsel, Heel, Swartbroek, Hulsen, Ospel, Puth, Helden en Echt). Besloten werd een Zuivelbond op te richten, waar alleen zuiver coöperatieve vereenigingen mochten toetreden Ze zou ten doel hebben de bevordering van de Zuivelindustrie welks doel men zou trachten te bereiken door zich op de hoo~te te houden van de verbeteringen, die de wetenschap,-
24 pelijke en practische zuivelbereiding zou aan de hand doen en de leden daarmee bekend te maken. Difinitief kwam de Bond tot stand op de vergadering van 28 September 1893, waarop het reglement goedgekeurd en een bestuur gekozen werd. Op deze vergader~1ng waren reeds 42 fabriekjes vertegenwoordigd, waaronder enkelen uit aangrenzende Noord-Brabantsche dorpen. De groei van dezen Bond was reusachtig. Op het einde van 1893 was het aantal aangeslotenen reeds gestegen tot 53. Tien jaren later in 1903 tot 142. Iedere fabriek verkocht de boter op haar manier. Men sloot contracten met binnen- en buitenlandsche kooplieden tegen een vasten prijs in het jaar. De binnenlandsche afnemers hielden zich over 't algemeen goed aan het contract, van de buitenlandsche kon dat niet altijd gezegd worden, want in slappe tijden, als de boterprijs lager werd, werden hunnerzijds allerlei aanmerkingen gemaakt op de kwaliteit der boter, over de verpakking etc. En om toch maar haar afnemers te behouden, was de fabriek vaak gedwongen een nieuw contract aan te gaan om tegen den lageren prijs de boter te leveren.(*) Men voelde dan ook gauw behoefte aan een meer geregelden afzet. Het was de taak van den Bond om in die behoefte te voorzien eJ1 op 11 Januari 1895 werd besloten om te Maastricht een botermijn op te richten. In 't begin ondervond men niet veel medewerking. Er waren weinig kooplustigen en de prijzen laag. Slechts 1305 K.O. werden op den 18en Mijndag (15 Mei 1895) verkocht tegen den prijs van gemiddeld 75 cents, terwijl een gedeelte zelfs onverkocht bleef. Het Bestuur van den Bond hield echter vol. Men dwong de fabrieken meer boter te leveren, maakte wat meer propaganda en weldra mocht de mijn, de sympathie ondervinden van de buitenlandsche kooplieden. De vraag was op 2 Juli 1895, reeds zoo groot dat de directeur der mijn dringend om meer boter vroeg. We voegen hierbij eenige tabellen om de ontwikkeling (.) Een gunstige uitzondering hierop maakte de Heer in allen deele zijn contracten nakwam.
J. Oorris te Brussel, die
TUNGELROY OP TE
OE TENTOONSTELLING
R OERMOND
IN
1909.
25 te demonstreeren van den Zuid- Nederlandschen Zuivelbond en van de Mijn te Maastricht. Botermijn te Maastricht. Jaar.
1896 1897 1905 1906 1910 1915 1916 Jaar.
1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 •
IVerkochte K.G. boter. I 670.000 980.000 1.900.000 2.200.000 4.100.000 4.80000U 5.600.000
ICoöp Aantal aangesloten I Zuivelfabrieken 47 54 79 86 98 111 128 140 142 147 149 150 155 153 141 215 201 198 183 175 167 157 155
*
Guldens.
700.000 1.000.000 2.3-00.000 2.800.000 5.600.000 8.000000 11.000.000
I Gemidd. prijs p. K.G. 1.06 5 gld. 1.06 7ii " 1.24 " 25 1.27 1.34 50 " 1.65 6\) " " ±2."
Aantal StoomZuivelfabrieken.
1 3 5 9 13 17 31 38 45 51 54 59 65 70 67 70
Toetreding van de N -Brab. fabrieken wegens uitbreiding van den Bond aldaar.
26 Als voornaamste oorzaak dat de bloei van de mijn zulke groote afmetingen heeft genomen geldt: het vertrouwen dat de handelswaar genoot. Herhaalde malen werden pogingen in 't werk gesteld andere botermijnen te stichten, maar steeds liepen ze spaak. Alleen die te Eindhoven in 1897 opgericht berokkende eenige schade aan die van Maastricht, door 't uittreden uit den Bond van vele Noord-Brabantsche leden, maar in 1909 moest ze 't bijltje erbij neer leggen, door de gebrekkige organisatie zich niet kunnende aanpassen aan de toestanden geschapen door de oprichting der Botercontrolestatiûns en invoering van het Rijksmerk. Behalve met de afzet van de boter heeft de Z.-N. Z. ook andere belangen van de leden behartigd. Men deed in 1893 en 1894 proeven over de bepaling van het vetgehalte volgens de methode van Gerber, exposeerde in 1899 op de tentoonstelling te Maastricht, behaalde op verschillende tentoonstellingen prijzen en medailles. Hij leerde de vereenigingen de gezamenlijke aankoop van veevoeder. (thans in handen van den Limburgschen landbouwbond). Op initatief van het Bestuur werd aangedrongen op het aanstellen van een zuivelconsulent, wat in 1897 ook geschiedde. De Bond zorgde verder voor een orgaan waarin de leden voorgelicht werden, geeft elk jaar een kalender uit met tabellen en practische raadgevingen, subsidieerde melkwedstrijden en zuivelcurssen, richtte mijnen op voor den verkoop van eieren en gevogelte, enz. enz. Verder wordt er een zeer strenge controle uitgeoefend op de fabrieken om na te gaan of er niet geknoeid wordt. Ten slotte zij nog vermeld dat elke week eens boter gekeurd wordt op reuk, smaak, gehalte en bewerking. Bij de Z. N. Z. waren op 1 Sept. 1916, aangesloten 155 fabrieken met een gezamelijk aantal leden van ruim 23000 met ongeveer 70000 stuks vee. Er werd het laatste jaar in 148 fabrieken aangevoerd ongeveer 185.000.000 KG. melk, d. i. per fabriek ruim 1,200.000 KG. of per lid ruim 8000 L. en per koe ongeveer 2800 L. Voor de bereiding van 1 KG. boter in .. een stoom-
27 zuivelfabriek was noodig 27.03 K.O. melk; in een handkrachtfabriek 28.52 K.O. melk.
Tungelroij viert den 21 Mei a. s. met recht feest en met haar de geheele Zuid-Nederlandsche Zuivelbond. Met trots en vreugde moge de oprichters van 1892 op hun werk terugzien. Hun taaie volharding is rijkelijk beloond. Uit hun kleine vereeniging is een organisatie ontstaan, waarop geheel Nederland trots eh kan zijn. Moge de Boterfabriek te Tungelroy steeds in kracht toenemen! Moge de jongere generatie het werk hunner voorgangers voortzetten en tot een groote bloei brengen! Eén persoon viert op dien dag vooral feest. Het is de Heer J. J. C. Ament, vroeger hoofd der school te Tungelroy, thans Zuivelconsulent voor Limburg. Zoo wel de oprichting van de eerste handkrachtfabriek, als ook van de Z. N. Z. is in hoofdzaak aan zijn ijverig streven te danken. Moge hij nog vele jaren medewerken tot den groei en bloei van de Zuivelindustrie in Limburg, voor geheel Nederland.