BELGIE - BELGIQUE
P.B. 9260 WICHELEN 1 3/5163 P006.546
HEEMKRING SCHELLEBELLE
Station van Schellebelle onder Duits Commando tijdens WO I
" ROND DE STENEN LINDE" DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT Jaargang: 39 Nr.: 1 - 2014 Afgiftekantoor: 9260 SCHELLEBELLE
Verantwoordelijke uitgever: SECRETARIAAT HEEMKRING Daniël DE PAUW, p.a. Dorp 19 bus 2 - 9260 SCHELLEBELLE - 0476 - 634920
TIJDSCHRIFT - Uitgegeven met de steun van: - Het Gemeentebestuur van Groot-Wichelen - Het Verbond voor Heemkringen van Oost-Vlaanderen - Het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - Abonnementsvoorwaarden - Jaarabonnement (4 nummers): € 10 - Steunabonnement: vanaf € 15 - Ereabonnement: vanaf € 25 euro - Losse tijdschriftnummers: € 3 (+ mogelijke verzendingskosten) - Alle betalingen langs het Secretariaat Heemkring Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle - Administratie: Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle Telefoon: 0476 - 634920 E-mail:
[email protected] Website: www.hkschellebelle.be - Copyright - Geheel of gedeeltelijk nadruk verboden zonder schriftelijke toestemming van de uitgever - Gedeeltelijk nadruk of citaten in vaktijdschriften zijn toegelaten mits duidelijke bronvermelding - Alle auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikel - Dienst van het wettelijk depot onder nr. 3644
EXTRA PUBLICATIE * “De Langzame Haast van Pater Bontinck”. Een historicus op missie in het hart van Afrika. - Redactie: Aurèle LOOMAN, Willy VAN DOORSELAER. - Auteurs: William BLONDEEL, Maria BONTINCK, Karel DE JAEGER, Leen HUET, Lieve JORIS, Ignace MATONDO, Brigitte RASKIN, Pierre SALMON, Adolf TEMMERMAN, Adolph UYTTENHOVE, Annemieken VANDAMME, Emiel VAN DE VELDE, Marc VAN DOORSELAER, Willy VAN DOORSELAER, Daniël VAN GROENWEGHE, Jean-luc VELLUT, Honoré VINCK. - Prijs: € 5. Verzendingskosten (binnenland): € 3,5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2005/8746/1 - ISBN: 90-76417-06-7 * “Woordenboek van het Schellebels Dialect”. Met heemkundige aantekeningen en dialect cd. - Auteur: Guido Van der Eecken - Prijs: € 45. Verzendingskosten (binnenland): € 5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2007/Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90-9022207-3 * ”Schellebelle Getekend verleden” - Auteur: Marcel De Grauwe - Prijs: € 39. Verzendingskosten (binnenland): € 5 - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2013/ Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90902738-77
DRIEMAANDELIJKS
TIJDSCHRIFT
HEEMKRING SCHELLEBELLE Gesticht op 7 april 1973
COLOFON
Bestuursleden:
Werkgebied:
*Danny BAEKE, Christine PAUWELS, Ertbrugstraat 68, 9260 Schellebelle. 09-3296408
[email protected]
De oude heerlijkheid Schellebelle-Wanzele De oude vrijheerlijkheid Ertbrugge.
*Marcel DE GRAUWE, Ertbrugstraat 20, 9260 Schellebelle. 09-3661418
[email protected]
Bestuur: Voorzitter: Guy UYTTENHOVE, Oostakkerstraat 10, 9260 Schellebelle. 0475-435868
[email protected] Ondervoorzitter, afgevaardigde Heemkunde Oost-Vlaanderen, vzw.:
*Marc RASSCHAERT, Moleneindestraat 9, 9290 Uitbergen.
[email protected] bij
Daniël DE PAUW, Oostakkerstraat 13, 9260 Schellebelle. 0476-634920
[email protected]
*Dolf TEMMERMAN, Spoorwegstraat 28, 9260 Schellebelle. 09-3694588 *Nancy VAN DEN ABEELE Ertbrugstraat 41, 9290 Schellebelle 0478-524216
[email protected]
Secretariaat, lidmaatschap Christine PAUWELS, p/a Pastorij Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle. 0486-453252
[email protected] Redactie tijdschrift: Guido VAN DER EECKEN, Rijkestraat 39, 9968 Oosteeklo. 09-3737321
[email protected] Digitale ruildienst: Jan DELENS, Jules Vitslaan 9, 9090 Melle. 0499-109888
[email protected]
*Conny VAN DER SNICKT, Onnebossen 27, 9260 Serskamp. 09-3697768
[email protected] *Marc VAN HECKE Heuvel 43, 9260 Schellebelle 09-3661236
[email protected] LIDMAATSCHAP: - € 10 als gewoon lid - € 15 als steunend lid - € 25 als erelid Lidgelden te storten op rekeningnummer: BE28 4475 5851 6120 BIC KRED BEBB KBC Schellebelle
[email protected] www.hkschellebelle.be
SCHELLEBELLE 1914-18: EEN DORP IN HET BERUCHTE “ETAPPENGEBIET” Marc VAN HECKE Binnenkort zal het 100 jaar geleden zijn dat Duitse stormtroepen België binnenvielen, voor een „korte campagne‟ - zo dachten ze, vóór Kerstmis zouden ze weer thuis zijn. Het draaide wel even anders uit voor de Kaiser - en voor heel Europa - toen zijn troepen in NoordFrankrijk definitief werden gestopt aan de Marne en even later het front ook bij ons vastliep in de modderbrij van de IJzervlakte. De legers van beide partijen groeven zich in op het verstarde front, voor een waanzinnige uitputtingsslag die 4 jaar zou duren. Over de militaire operaties die zich aan de IJzer en “in Flanders Fields” voltrokken weten de meeste mensen nog wel iets, maar hoe het er met de burgerbevolking áchter het Duitse front aan toeging, in het “Okkupations-gebiet” (bezet België), is heel wat minder geweten. De Duitse bezetter had het pas veroverde België ingedeeld in twee gescheiden zones: het “Generalgouvernement” en het “Etappengebiet”. Schellebelle bevond zich centraal in dat laatste gebied en onze Heemkring wijdt in oktober dit jaar een tentoonstelling aan het leven in het beruchte “Etappengebiet”. Dit artikel legt uit wat deze nogal vreemde term in de praktijk betekende.
Brussel was nauwelijks ingenomen (20/08/1914) toen de Duitsers hun zogenaamd “Generalgouvernement” installeerden, dat gezag zou hebben over het hele grondgebied. Maar -1-
toen eind oktober bleek dat het front vastgelopen was, realiseerden ze zich dat een andere organisatie zich opdrong, om zowel het politieke gezag uit te kunnen oefenen als om hun strijdende troepen te kunnen verzekeren van een ononderbroken logistieke steun. Afgezien van de zones waarin de militaire operaties plaatsvonden (het Operationsgebiet = de frontlinie en het Marinegebiet = de Kust & driehoek Knokke-Oostende-Brugge), werd „bezet België‟ opgedeeld in twee gescheiden zones. I - Het GENERALGOUVERNEMENT. Dit gebied kreeg een burgerlijk bestuur, gevestigd te Brussel, met aan het hoofd de Generalgouverneur (er zijn er drie geweest, waarvan von Bissing de bekendste was). Deze nam de leiding van het land over - de Koning was weg en het parlement was ontbonden. De gouverneur, onder gezag van de Duitse Rijkskanselier, moest enerzijds de openbare orde handhaven en anderzijds, met het oog op het grootst mogelijk profijt voor Duitsland, het land verder besturen via de nog steeds functionerende ministeries. Belgische ambtenaren bleven op post, maar alle topambtenaren waren aangestelde Duitsers. De Belgische administratie had niets in te brengen. De Generalgouverneur kon regeren zonder enige verantwoording af te leggen. Het ligt voor de hand dat alleen de Duitse belangen telden (arbeid, financiën, industrie...). De bevoegdheid van het Generalgouvernement strekte zich over het grootste deel van België uit, met uitzondering van, zoals hierboven gezegd, de Operationsgebiete en het Etappengebiet. De scheiding tussen deze gebieden evolueerde in de tijd en zoiets als “dé overzichtskaart” bestaat niet. De kaart hierboven geldt voor 1915-1916; nadien werd o.a. St-Niklaas overgeheveld naar het Generalgouvernement en kwamen gaandeweg grote delen van Henegouwen onder de Etappe van het 5de en het 6de Duitse Leger. Maar die evoluties hadden geen enkele invloed op Schellebelle, dat de hele oorlog binnen de Etappe van het 4de Leger bleef. Verder in dit artikel spreken we enkel nog van dit laatste gebied. II - Het ETAPPENGEBIET. Het woord “Etappe” heeft niets te maken met de huidige betekenis (bv. een etappe in een rittenkoers), maar is een oud militair begrip en géén uitvinding van de Duitsers in de 1 ste WO. Het is de algemene naam voor het achterwaarts gebied van een leger en speelt een essentiële rol: het staat in voor de verbindingslijnen van het leger met het thuisland, de bevoorrading (voeding, munitie, kledij, brandstoffen, materialen, paarden enz.) en alle verdere steun zoals afvoer & verzorging van gekwetsten, krijgsgevangenen enz. Dit is logistieke steun in de brede betekenis en men moet hierbij bedenken dat het niet enkel gaat om transport, stockage en verdeling van voorraden die vanuit de thuisbasis worden geleverd, maar om het actieve foerageren, d.i. de nodige voorraden ter plaatse opsporen, verwerven & produceren hetzij door aankoop, hetzij door opeisingen en inbeslagnames. In de 1ste WO had elk Duits Leger zijn eigen Etappengebiet en aangezien op Belgisch grondgebied drie Legers (4de, 5de en 6de) ingezet waren, bestonden er ook 3 verschillende Etappengebiete in België - maar enkel dat van het 4de Leger is voor ons van belang (Oost- en West-Vlaanderen). De twee andere Etappes waren beperkt in omvang (respectievelijk Doornik en Arlon). Verder in dit artikel wordt met „Etappengebiet‟ bedoeld: “Etappengebiet der 4de Armee”.
-2-
Het Etappengebied sloot onmiddellijk aan bij het Operationsgebiet (het front met een strook van ± 25 km) en stond direct onder het gezag van de commandant van het 4de Leger, (er zijn twee geweest: Hertog Albrecht von Württemberg en vanaf 1917 General Sixt von Arnim). In principe was hij het opperste gezag in het Etappengebiet. Stempel van het “Etappen-gebiet der 4e Armee” op een identiteitskaart.
De verordeningen van de Gouverneurgeneral te Brussel, moesten eerst door hem worden goedgekeurd om ook in het Etappengebiet van toepassing te zijn. In tegenstelling tot het Generalgouvernement ging het hier om een militair i.p.v. een burgerlijk bestuur. Ook was de Etappe veel meer dan het Generalgouvernement onderhevig aan de evoluties op het front en daarom moesten de verordeningen in de Etappe veel directer worden uitgevaardigd en uitgevoerd. Hertog Albrecht von Württenberg
Het A.O.K. (Armee Oberkommando) lag in Tielt, maar voor de uitvoering van de opdrachten van het Etappengebiet werd te Gent vanaf 12/10/1914 een speciale Staf geïnstalleerd, de Etappen-Inspektion, o.l.v. een generaal, de Etappen-Inspekteur, die enkel verantwoording verschuldigd was aan de bevelhebber van het 4de Armee. (“Inspektion” betekent hier niet enkel „controle‟, „toezicht‟, maar wel het actieve organiseren en leiding geven). Er zijn vier Inspekteurs geweest, waarvan de 2de, Generaal von Westarp en de laatste, Generaal Emil von Schickfuss und Neudorff (sic) berucht werden voor hun brutaliteit en onmenselijkheid. Het Etappengebiet had in Duitse ogen slechts één doel, nl. het Leger aan de nodige voorraden te helpen. De Inspekteur zorgde er met zijn hele Staf voor, dat het Etappengebiet deze voorraden kon opbrengen en toeleveren aan het Leger. Alle middelen waren goed om dat doel te bereiken, de Inspekteur was aan niemand verantwoording verschuldigd en al helemaal niet aan de lokale bevolking of aan de gemeentebesturen. Zo kon hij naar believen opeisingen uitvoeren, werkkrachten oppakken en inzetten waar nodig, kloosters, scholen enz. bezetten en er een andere bestemming aan geven. Het feit dat de Legercommandant zelf de bevoegdheid had om zijn maatregelen af te dwingen betekende dat de bevolking in het Etappengebiet aan een veel strenger regime was onderworpen dan de mensen in het gebied van het Generalgouvernement. Er werd wel eens gezegd: het Operationsgebiet is een hel, het Etappengebiet het vagevuur, en het Generalgouvernement het paradijs... Er bestond geen mogelijkheid voor burger of gemeente om zich te verzetten. Gent - aan het Justitiepalies tijdens de 1ste WO
-3-
Om het Etappengebiet zo efficiënt mogelijk als „wingewest‟ te exploiteren was de EtappenInspektion uitstekend georganiseerd. Geïnstalleerd in het statige Justitiepaleis (aan de Kouter te Gent), telde de Staf tientallen bureaus, elk verantwoordelijk voor één bepaald domein, waarbinnen ze leiding gaven aan tientallen ondergeschikte besturen, die vaak in nabijgelegen paleizen op de Kouter waren ondergebracht. De domeinen van hun werkgebied waren onbegrensd en omvatten de complete bevoorrading van een leger in alle behoeften, gaande van de zwaarste munitie tot het leveren van klompen en rattenvallen. Ze bedreven zelf o.a. locomotiefherstelplaatsen, spoorwegstations, bakkerijen, stoeterijen, munitiedepots, hospitalen. Ze leidden zelf fabrieken en ateliers, o.a. een textiel-verf- en impregnatiefabriek in Kwatrecht enz... De officieren sliepen in luxueuze hotels en velen leidden een liederlijk leven met bras- en andere partijen - ongetwijfeld na de diensturen, want bij de Duitsers klinkt het steeds: Dienst ist Dienst, Schnapps ist Schnapps. De gewone soldaten aan het front keken geringschattend neer op deze geprivilegieerden en noemden ze smalend: Etappenschweine - in tegenstelling tot de troetelnaam die ze voor zichzelf bedachten (Frontschweine, wat gevoelsmatig zoiets betekent als de Franse “poilu” van ´14 -´18). Das Etappenschwein
Het Etappengebiet was territoriaal ingedeeld in 14 Etappen-Kommandanturen: Tielt, Beernem, Kortrijk, Maldegem, Eeklo, Gent, Deinze, Ertvelde, Lokeren, Dendermonde, Aalst, Oudenaarde, Geraardsbergen en Sint-Niklaas (dat evenwel in 1917 werd overgeheveld naar het Generalgouvernement). Binnen deze Etappen-Kommandanturen kregen de belangrijkste gemeenten een eigen Ortskommandantur (bv. Wetteren). Ten slotte waren er ook 2 mobiele EtappenKommandanturen (opererend vanuit het Operationsgebiet, nl.: Roeselare en Izegem). En de rol van Schellebelle in het Etappengebied? Het leven der Schellebellenaars onder de Duitse laars? Vooreerst waren er strikte persoonlijke vrijheidsbeperkingen, voor alles was een vergunning nodig, voor een fiets bv., een Passierschein om naar een ander dorp te gaan enz. Verder moest Schellebelle zoals elk dorp in de Etappe bijdragen voor de oorlogsvoering van het 4de Armee en de alomtegenwoordige opeisingbevelen uitvoeren. Er kwam een echte storm van regelgeving. Men kan het zo gek niet bedenken of er kwam wel een Duitse verordening om het op te eisen; alle materialen, vee & landbouwproducten, maar ook werkkrachten (verplicht tewerkgestelden). Niets ontsnapte aan registreerplicht. Stempel van de `mobiele' Etappen Kommandantur. Zo'n stempel op een document betekende meestal niet veel goeds: de straffen en boetes werden door `rechters' van de Kommandantur opgelegd.
-4-
Zo lieten ze bv. alle kippen tellen om dan te verordenen dat per zoveel kippen dagelijks een ei moest geleverd worden (!). Zo ook verdwenen de notelaars op het dorpsplein om er Duitse geweerkolven mee te maken en werd het mooie bos van het Eedgoed gekapt, om met het hout verdedigingsstellingen uit te bouwen aan het front. Schellebelle had zelf niet het statuut van een Ortskommandantur, maar door het feit van aan de Schelde én aan de verbindingsweg Dendermonde-Wetteren-Gent te liggen en vooral omdat bij ons twee spoorwegen samenkomen, moet Schellebelle een belangrijke rol gespeeld hebben in de gigantische logistieke operatie van het Etappengebiet. Alhoewel te Schellebelle géén officieel Duits munitiedepot was, is het aannemelijk dat er bij het station (sommigen menen in de vork waar de 2 spoorwegen samenkomen) minstens een munitie-overslaginstallatie bestond, waar de verschillende binnenkomende munitieklassen (artilleriegranaten; kogels voor geweren; springstoffen voor de genie enz.) volgens behoefte in pakketten werden samengesteld om dan rechtstreeks via Gent per munitietrein ofwel naar Zarren te worden vervoerd (dit was het eindstation voor het 4de Armee van waaruit de voorraden naar de eenheden aan het front werden verdeeld); ofwel naar Brugge (hoofdkwartier en logistiek centrum van het Marinekorps). In 1919 verloren te Schellebelle drie spelende kinderen het leven toen een granaat van achtergelaten Duitse munitie ontplofte, volgens sommigen op de locatie van de vermeende munitie-installatie.
Het station van Schellebelle onder Duits Commando
De spoorlijnen waren voor de legers aan het front van levensbelang; de controle over sporen en stations werd dan ook overgenomen door Duitse spoorwegambtenaren versterkt met een detachement militairen voor de beveiliging. En te Schellebelle was er wellicht ook een afdeling werkkrachten (burgers en militairen?) voor los- en laadoperaties o.a. van munitie. -5-
Er moeten in elk geval Duitse troepen-werkkrachten gelegerd zijn geweest te Schellebelle, zo heeft mijn grootmoeder, Clemence Temmerman (°1897) ons dikwijls verteld. Zeer waarschijnlijk soldaten van de “Landsturm”, meestal mannen van middelbare leeftijd, die niet meer geschikt waren voor Frontdienst. Een hele sectie Beierse soldaten - zo herinnerde ze zich goed - was ingekwartierd in de hoeve van haar vader “Flink” Carolus Temmerman (hoek Trompstraat/Hoogstraat). Ze werkten vermoedelijk bij de exploitatie van het station en/of de munitiefaciliteit. “Het waren allemaal” zo zei ze steeds, “brave mensen, die geen vlieg kwaad deden”. Haar leven lang zou grootmoeder af en toe enkele Duitse woorden blijven gebruiken, die ze in haar jeugdjaren bij deze Duitsers moet geleerd hebben. Schellebelle diende, net als Wetteren en vele andere gemeenten, ook als een rustzone waar afgeloste compagnies van het front tijdelijk werden ondergebracht en waar ze hun wonden konden likken en weer op adem komen vóór de volgende frontopdracht. Het was in feite een permanent komen en gaan van Duitse compagnies, en het inkwartieren van de soldaten en de inbeslagname van huizen betekenden een zware last voor de bevolking. Men dient zich maar eens voor te stellen wat er van familiale “privacy” overbleef (al bestond dit woord toen nog niet in Vlaanderen), wanneer in huis of zelfs in de schuur Duitse troepen waren ondergebracht ... Het klooster van de Maricolen anderzijds herbergde een heel ander soort door de Duitsers opgesloten logees: het werd ingericht (op kosten van de gemeente!) als hospitaal (Lazarett) voor de behandeling - vooral afzondering - van de prostituees die o.a. voor de hoger genoemde Etappenschweine werkten en bij wie hardnekkige geslachtsziekten waren vastgesteld. En tenslotte was het voor de gewone man net als voor het gemeentebestuur dagelijks bang afwachten, of ze niet van één of andere inbreuk zouden worden beschuldigd. Op elk misdrijf echt of vermeend - werd door de Kommandantur buitenproportionele straffen opgelegd. Deze straffen werden zonder ernstige vorm van proces opgelegd door militaire rechters, en gingen van geldboetes over gevangenisstraffen tot zelfs de doodstraf. Wanneer bv. bij iemand een simpele duif werd gevonden (duiven houden was vóór de oorlog de geliefkoosde hobby van ontelbare Vlamingen, maar werd door de Duitsers onverbiddelijk Verboten), stelde hij zich bloot aan een paar jaar gevangenisstraf. En de gemeente zelf moest voor alles wat gebeurde opdraaien; zelfs als telefoondraden door een stormwind waren afgeknapt, werd dit door de bezetter zonder meer gekwalificeerd als misdrijf door onbekende daders. Met een serieuze geldboete voor de gemeente tot gevolg.
Tot hier onze beknopte uitleg over de betekenis van het woord Etappe. We hopen u later, op onze tentoonstelling in oktober te mogen ontmoeten.
-6-
OVER DE GROTE OORLOG (1914 -1918) Marcel DE GRAUWE Ook Heemkring Schellebelle gaat een tentoonstelling samenstellen om de Eerste Wereldoorlog te herdenken, maar we gaan ons niet toespitsen op veldslagen, loopgraven, militair materiaal en oorlogstoestanden aan het front maar wél proberen om vooral het sociale leven achter het front te tonen. Dat er heel veel miserie is geweest, die de mensen getekend heeft is een feit. De volkszangers waren in die tijd een wezenlijk deel van het leven van elke dag en mijn moeder - die graag zong - heeft in haar schriften die ze gebruikte in de Zondagsschool tussen de notities van huishoudkunde, rekenen, Frans en taal, heel wat liederen opgetekend die de dramatische toestanden van de oorlog bezongen. Ze begon te werken op de boerderij van mijn grootvader na de lagere school en begon in 1920 - ze was toen veertien jaar - naar de Zondagsschool te gaan. Die school stond in de Drabstraat en werd veertig jaar geleden verbouwd tot vier kleine huisjes die afgebroken werden in 2011. Op 20 december 1920 noteerde ze in haar schrift het volgende lied.
DE KLACHT VAN EEN KRIJGSGEVANGENE In ‟t gevang zit ik te zuchten hier Met een zweep geslagen als een dier ------------------Des nachts in mijne dromen Mag ik weer naar België komen Maar hoe droef als ik ontwaak k Zie weer gezichten als bliksemschichten Zich op mij richten zoo boos en wreed ------------------Hier zonder medelijden
Tusschen die grauwe murren Zit een jongeling te treuren In duitschland in een gevang Dagen en nachten in droeve klachten Zit hij te smachten naar ‟t Vaderland Refrein Ouders lief ik lijd hier toch zoo zeer Misschien nooit en zie ik U nog weer K‟ word hier uitgejouwd en veracht Moeder hoordet gij mijn droeve klacht
-7-
Moet ik zoo veel langer lijden En hard werken als een slaaf Zoo altijd zuchten nooit geen genuchten Kon ik ontvluchten uit dit gevang Refrein O Duitschland wat eene grote schand
Laf zijt gij nog slechter als een hond Veel mannen die niets hebben misdaan moeten in uw land mijn lot doorstaan Hebt gij dan geen hart o monster wreed Laat ons vrij verlost ons uit ons leed
Na dit lied staat het Bedevaartslied van de Heilige Cornelius en dat geef ik ertussen nog even mee. BEDEVAARTLIED VAN DE H. CORNELIUS Cornelius gij hulp van duizend kranken Gij hulp en troost van alle lijders smart Aanhoor het lied der koren die U danken Aanvaard het lof van ons erkentelijk hart Refrein Heft jubelend aan o broeders kringen Laat ons in vreugd een loflied zingen Ter eer van hem die uit de hemel woon Waakt over ons als vriend en schutspatroon En dan nog een lied dat aantoont welke emoties de mensen beroerden. Over de wijs waarop deze liedjes moesten gezongen worden staat niets vermeld, dat wist men gewoon! KINDERBEDE Nu met dezen droeven tijd vind men niemand meer verblijd Zoo sprak onlangs een klein kindje teer Tot zijne Moeder zeer Waar blijft Vader weer Lieve Moeder ik wil hem zien of Klaas weet het wel misschien waar hij zich bevind, is hij op het veld misschien neergeveld als een dapper held Refrein Ach lieve Moeder, „k min hem zoo teer k‟ smeek den Albehoeder schenk mijn Vader ‟t leven weer en moest hij sterven, ‟t zonlicht derven hij ons verlaten, „k leed nog meer ------------------‟t Kindje ging vroeg naar het bed want het had maar weinig pret sliep spoedig in, en het droomde dan Dat zijn Vader kwam haar in d‟ armen nam o voor haar was hij zoo schoon
maar het was maar eenen droom wat het wichtje zag, ze ontwaakte ras Keek rond waar hij was Maar vond niets helaas ------------------s‟ Sanderdaags zag men het kind toch zoo droevig en ontzind naar ‟t kerkhof gaan, met eenen bloemenkrans knielde z‟op het graf Waar haar broertje lag daar riep zij, ach Franske zoet schenk mij toch een weinig moed voor ik scheid van hier, „k ga naar Moeder weer „k zal haar troosten zeer Slot-Refrein En zeggen moeder, „k min hem zoo zeer smeek den Albehoeder schenk mijn vader ‟t leven weer hij zal niet sterven, ‟t zonlicht derven als hij terug keert, lijd ik niet meer.
-8-
Maar er staan ook heel wat liederen in opgetekend die blijk geven van levenslust en humor. Tot afsluiter dus dit kluchtliedje. IK HEB ER ZESTIEN Moeder de koele nachten Die komen er weer aan Moeder ik kan niet meer wachten K‟ moet hebben eenen man Wel dochter als gij wilt trouwen Zeg mij dan wie U vrijd Moeder ik zal ze U gaan noemen K‟ Heb er voorwaar zestien
Den tiensten die kan malen Den elefsten is ne smit Den twaalefsten maakt de zalen waar den dertienden op zit Den dertienden kan arriveeren Den veertienden maakt de schoens Den vijftienden kan avanceren al naar het nieuw fatsoen Den zestienden is ne zanger, hij is koopman in papier Hij is overal in ontvanger En heeft geld naar zijn plezier Met den deezen zou ik willen trouwen Moeder met den deezen zou ik willen gaan Om op den stoel te springen en centen te ontvangen
Den eersten is handschoenmaker Den tweeden is fabrikant in Zwitsers katoen en laken de schoonste van het land Den derden is plafoneerder Den vierden is een koetsier Den vijfden kan acculeeren Den zesden is parukier Den zevenden is nen bakker Den achtsten een winkelier Den negenden is ne waker, dat is nen herbergier
Wel dochter het zal U rouwen als gij den zanger verkiest T‟ zal zijn om uw harte te prangen Als thij zijn stemme verliest.
HET KUNSTBOEK “SCHELLEBELLE GETEKEND VERLEDEN” van ons dorp vertellen. Kostprijs: € 39 (verzendingkosten binnenland: € 5) Uitgever: Heemkring Schellebelle Dorp 19/2, 9260 Schellebelle 0486-453252 rekeningnummer: BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB
Auteur / Schilder: Marcel De Grauwe. Bladzijden: 175 pagina's. Het boek bevat 242 illustraties zowel in kleur als in zwart-wit en is onderverdeeld in 7 hoofdstukken waarin vulgariserende teksten de geschiedenis en het wel en wee
Te bekomen op volgende adressen: Ertbrugstraat 68 - 0486-453252 Oostakkerstraat 13 - 0476-634920 Ertbrugstraat 20 - 09-3661418
Marcel De Grauwe heeft zowat zestig jaar lang het leven in het dorp vastgelegd met tekeningen en schilderijen. De oogst was dan ook bijzonder groot om uit al dit materiaal een prachtig kunstboek samen te stellen.
-9-
HET 4DE REGIMENT LANSIERS (deel 6, slot) Marc RASSCHAERT VANAF 1952 TOT DE ONTBINDING IN 1994. Pas in november 1952 werd het 4de regiment Lansiers opnieuw een actieve eenheid en uitgerust met Patton tanks. Te Leopoldsburg samengesteld, ontving de nieuwe korpscommandant Majoor Cordier, op 31 mei 1953 te Tienen, de roemrijke standaard die reeds in 1837 aan het 2de Curassiers was toevertrouwd. Na Luitenant-kolonel Thiran voerde Luitenant-kolonel Van Tiggelen het bevel over het tankregiment van het 1ste Belgische Corps. In februari 1957 werd het 4de Lansiers omgevormd tot verkenningsregiment van de 1ste Infanteriedivisie en betrok het zijn nieuw garnizoen te Werl in Westfalen Duitsland. SITUERING TE WERL: - Deelstaat: Noordrijn-Westfalen, District Soest, Regierungsbezirk Arnsberg. Coördinaten: 51°33'N 7°54'E. - Algemeen: Oppervlakte: 76,24 km². Aantal inwoners op 31-12-2012: 30.455 of 399 inwoners per km². Hoogte 73 tot 228 m boven „Normallnul‟ (het Duitse referentiepunt voor hoogtemeting). Burgemeester Michael Grossmann (CDU). - Overige: Postcode: 59457. Netnummer: 02922. Kenteken: SO. Stadkernen: 10 stadsdelen. Gemeentenummer: 05 9 74 052. Website: www.werl.de
Noordrijn - Westfalen
De Staf en de diensten en het B Eskadron werden gevormd uit het kader van het 4de Lansiers, en de twee gevechtseskadrons A en C, respectievelijk uit het 1ste Jagers te Paard en het 1ste Verkenningseskadron. Op 25 november 1958 nam Luitenant-kolonel Verschueren het bevel over. Tijdens de daaropvolgende jaren werd de Chaffee tank door de Walker Bulldog tank en de Halftrack door Full-track rupswagens vervangen. CHAFFEE: Bemanning: 5. Lengte: 5,56 m; 5,03 m (zonder kanon). Breedte: 3 m. Hoogte: 2,77 m. Gewicht: 18,4 ton. Pantser: 9,5 - 38 mm. Hoofdbewapening: 1x 75 mm kanon M6. Secundaire bewapening: 1x Browning M2HB machinegeweer; 2x Browning M1919A4 machinegeweer Motor: 2x Cadillac 44T24, 16 cilinder. Snelheid: 56 km/u op de weg; 40 km/u op terrein.
- 10 -
WALKER BULLDOG: Bemanning: 4. Lengte: 8,20 m. Hoogte: 2,71 m. Gewicht: 23,5 ton. Pantser: 25 - 38 mm. Bewapening: 1x 75 mm kanon M32; 1x .30 in MG; 1x .50 in MG met luchtdoelschut mond. Motor: 6 cilinder Continental AOS-895-3 gasoline, 500 hp Cummins VTA-903T diesel. Snelheid op de weg: 72 km/u. Rijbereik: 170 km.
HALF TRACK: Bemanning: 3 + 10 passagiers. Lengte: 6,18 m. Breedte: 2,22 m. Hoogte: 2,26 m. Gewicht: 9,3 ton. Pantser: 6 - 12 mm. Hoofdbewapening: 1x .50cal Browning M2 . Secundaire bewapening: 2x .30cal M1919A4 machinegeweer. Motor: 110 kW (147 PK). Snelheid op de weg: 64 km/u. Rijbereik: 320 km. FULL TRACK: Bemanning: 2 + 11 passagiers. Lengte: 5,18 m. Breedte: 2,74 m. Hoogte: 2,74 m. Gewicht: 18,82 ton. Pantser: 1,3 - 1,6 mm. Hoofdbewapening: 1 mitrailleur 12,7mm M2HB "flex" met 1.800 schoten. Motor: Continental AO 895-4 6 cilinder benzine van 295 pk. Snelheid op de weg: 71 km/u. Rijbereik: 185 km. Land van herkomst: Verenigde Staten. Aantal gebouwd: 1.729. Operationeel sinds 1952 tot ca. 1982. Later ging het 4de Lansiers als verkenningsbataljon over naar het 1ste Belgische Corps, om tenslotte begin 1961 terug een tankbataljon te worden van de 16de Divisie. Sedert 19 oktober 1961 werd het 4de Lansiers bevolen door Luitenant-kolonel SBH (stafbrevethouder) Gerits. Onder zijn bevel had op 17 augustus 1962 de verhuizing plaats naar
- 11 -
het nieuwe garnizoen te Soest in Westfalen, waar het in “Kanaal van Wessem” - de vroegere Duitse Bleidorn Kaserne - gehuisvest werd. SITUERING TE SOEST: - Deelstaat: Noordrijn-Westfalen, District Soest, Regierungsbezirk Arnsberg. Coördinaten: 51°34'N 8°06'E - Algemeen: Oppervlakte: 85,81 km². Aantal inwoners op 31-122012: 46.685 of 544 inwoners per km². Hoogte: 90 m boven Normallnul. Burgemeester: Eckhard Ruthemeyer (CDU). - Overige: Postcode: 59494. Netnummer: 02921. Kenteken: SO. Stadkernen: Kernstad en 18 Ortsteile. Gemeentenummer: 05 9 74 040. Website: www.soest.de - Partnersteden: Bangor (Wales), Guérard (Frankrijk), Herzberg (Brabdenburg, Duitsland), Kampen (Nederland), Sárospatak (Hongarijë), Soest (Nederland), Strzelce Opolskie (Polen), Tienen (België) en Visby (Zweden).
Soest
De Bleidorn Kaserne – Kanaal Van Wessem
In 1963 neemt Luitenant-kolonel Denis het bevel over. Tijdens zijn bevelvoering ontvangt het regiment, in december 1968, als eerste van de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde tankeenheden de nieuwe Leopard tank. Sinds april 1969 wordt het 4de Lansiers bevolen door Luitenant-kolonel Leroy. Tijdens de zomer van 1970 verlaten de oude “trouwe” Pattons M47 voor altijd het Kanaal van Wessem. PATTON M47: Bemanning: 5. Lengte: 6,307 m. Breedte: 3,51 m. Hoogte: 3,016 m. Gewicht: 42,13 ton; gevechtsklaar: 46,17 ton. Pantser: 101 mm. Hoofdbewapening: 90 mm kanon. Secundaire bewapening: 1x 12,7 mm; 2x 7,62 mm machinegeweer. Motor: Continental V12, 820 pk. Snelheid op de weg: 48 km/u. Rijbereik: 128 km.
- 12 -
LEOPARD: Bemanning: 4. Lengte: 9,54 m. Hoogte: 2,62 m. Gewicht: 42,5 ton. Pantser: 70 - 300 mm. Hoofdbewapening: 105mm L7A3 kanon. Secundaire bewapening: 2x 7,62 mm MG31 machinegeweer. Motor MTU MB 838 Ca-M500; 10cilinder; 37,4 l; 830 pk. Snelheid op de weg: 65 km/u. vooruit; 25 km/u. achteruit. Rijbereik: 600 km op de weg; 450 km op terrein. Van 1962 tot aan zijn ontbinding in 1994 verbleef het 4de regiment Lansiers te Soest om nadien samen te smelten met het 2de regiment Lansiers uit Leopoldsburg. HET NIEUW REGIMENT TOT AAN DE ONTBINDING IN 2010. Een nieuw regiment was een feit: “ Het 2/4de Lansiers” gekazerneerd te Leopoldsburg. Het mutskenteken van dit regiment is gevormd uit de kenmerkende bestanddelen van het 2de en 4de regiment Lansiers Het kenteken bestaat uit: - Lansen: Uit het kenteken 2de Lansiers en tevens kenmerken van het kenteken 4de Lansiers van voor 1906. - Kroon: Koninklijke kroon uit beide kentekens. - Centaurus: Uit het kenteken van het 4de Lansiers. - Band: Uit beide kentekens. - Frans Oorlogskruis: Het 2de Lansiers verdiende als enige Belgische eenheid dit ereteken in 1918, toen het onder bevel stond van het 7de Franse Legerkorps. - Kleuren: Donkerblauw, blauw en geel. De synthese van de kleuren van beide regimenten. Dit nieuwe regiment droeg op zijn standaard de volgende eervolle vermeldingen: LUIK HALEN ANTWERPEN BEVEREN (bij ROESELARE) WIPPELGEM ZWIJNDRECHT DE GETE DE LEIE 1940 OPSCHRIFT VELDTOCHT 1914 – 1918 Versierd met de nestel 2de klasse met de kleur van het lint van de Leopoldsorde.
- 13 -
Dit regiment werd ontbonden in 2010 en de standaard en de tradities van beide regimenten (4de & 2de Lansiers, later het 2/4L ) gingen over naar het CBOS (Centrum Basisopleiding en Scholing) te Leopoldsburg. ENKELE BUITENLANDSE OPDRACHTEN ONDER NATO - NAVO BEVEL. 4de Regiment Lansiers: Van april 1993 tot augustus 1993: UNOSOM 2 – SOMALIË Van december 1993 tot maart 1993: BELBAT 5 – KROATIË 2/4de Regiment Lansiers: Van augustus 1994 tot november 1994: BELBAT 7 – KROATIË Van juli 1995 tot december 1995: BELBAT 10 – KROATIË Van december 1996 tot maart 1997: BELBAT 14 – KROATIË Van augustus 1999 tot december 1999: BELKOS 1 – KOSOVO Van december 2000 tot april 2001: BELUKOS 5 – KOSOVO Van augustus 2002 tot november 2002: BELUROKOS 10 – KOSOVO (Peloton Verkenners) Van augustus 2004 tot november 2004: BELUKOS 16 – KOSOVO Van december 2006 tot maart 2007: BELMOKOS 23 – KOSOVO Van december 2008 tot december 2009: BELKOS 29 – KOSOVO DE KORPSCOMMANDANTEN VANAF HET PRILLE BEGIN TOT HET BITTERE EINDE. 2de Curassiers: Kolonel Delobel Kolonel Ablay Kolonel Frison Kolonel Euchene Kolonel Selle
01 juli 1836 - 17 november 1842 30 november 1842 - 13 oktober 1848 13 oktober 1848 - 20 december 1854 08 januari 1855 - 02 mei 1859 08 mei 1859 - 24 juli 1863
4de regiment Lansiers: Kolonel Bouquelle Kolonel Frantzen Kolonel Nijpels Kolonel Mabille Kolonel Baron De Wenckstern Kolonel SBH Van Eechout Lt-kol Henot Lt-kol Lutens Kolonel Van Bomberghen Kolonel SBH Mersch Kolonel Graaf Van Der Stegen De Putte Lt-kol Daufresne De La Chevalerie Kolonel Hosselet Kolonel De Formanoir De La Cazerie Kolonel SBH Gillain Kolonel De Schietere De Lophem Kolonel SBH De Longueville Kolonel Burggraaf Jolly
24 juli 1863 - 30 mei 1867 24 juni 1867 - 13 juni 1869 16 augustus 1869 -24 oktober 1874 05 april 1875 - 23 september 1879 24 september 1879 - 26 maart 1885 30 maart 1885 - 05 april 1889 30 september 1889 - 30 juni 1890 30 juni 1890 - 30 september 1891 30 september 1891 - 26 september 1894 26 september 1894 - 27 maart 1900 03 april 1900 - 26 september 1905 september 1905 september 1905 - 11 januari 1908 11 januari 1908 - 01 juli 1913 01 juli 1913 - 12 oktober 1914 13 oktober 1914 - 02 februari 1918 04 februari 1918 - 13 oktober 1918 13 oktober 1918 - 23 februari 1919
- 14 -
Kolonel SBH Baron De Renette De Villers Pervin Kolonel SBH Montegnie Lt-kol Jonkheer Joris Lt-kol Cordier O Lt-kol Thiran F Lt-kol Van Tiggelen Kolonel Verschueren Lt-kol SBH Gerits Lt-kol Denis Lt-kol Leroy Lt-kol Van Aken Majoor Van Thienen Lt-kol SBH Steens Lt-kol SBH Derwael Lt-kol SBH Vervotte Lt-kol SBH Ceulemans Majoor Ghesquire Lt-kol SBH Simons Lt-kol SBH Maenhoudt Lt-kol Lecluyse Lt-kol Mommens
25 februari 1919 - 07 april 1920 07 april 1920 - 03 maart 1926 26 augustus 1939- 08 mei 1940 20 november 1952 - 24 februari 1954 24 februari 1954 - 11 augustus 1955 11 augustus 1955 -25 november 1958 25 november 1958 - 10 oktober 1961 10 oktober 1961 - 20 november 1963 20 november 1963 - 29 maart 1969 29 maart1969 - 09 oktober 1973 05 oktober 1973 - 19 januari 1976 19 januari 1976 - 24 april 1976 24 april 1976 - 19 mei 1978 19 mei 1978 - 24 juni 1980 24 juni 1980 - 11 juni 1982 11 juni 1982 - 01 februari 1985 01 februari 1985 - 28 juni 1985 28 juni 1985 - 04 december 1987 04 december 1987 - 23 mei 1990 23 mei 1990 - 17 januari 1992 17 januari 1992 - 30 juni 1994
2/4de Lansiers: Lt-kol Bruyninkx Lt-kol SBH Danau Lt-kol Cuylits Lt-kol SBH Wouters Lt-kol SBH Ir Robberecht Lt-kol SBH Maes Lt-kol Breyne Lt-kol SBH Wouters Tom Lt-kol SBH Van Ryckeghem
21 oktober 1994 - 17 juni 1994 17 juni 1994 - 29 november 1996 29 november 1996 - 21 mei 1999 21 mei 1999 - 04 juli 2001 04 juli 2001 - 15 juni 2003 15 juni 2003 - 01 juli 2005 01 juli 2005 - 17 september 2007 17 september 2007 - 04 september 2009 04 september 2009 - 02 juni 2010
........................................................ Bronnen : Historiek 4de Regiment Lansiers Historiek 2de Lansiers Wikipedia Verbroedering 2/4L Http://www.mil.be/cav/units/index.asp
DAGBLADKNIPSEL UIT 1827
- 15 -
OP ZOEK NAAR MIJN STAMVADER. IS „OVERDENBORGER‟ „OBERNBURGER‟? Hilda OVERDENBORGER Hierna de naam van misschien iemand die iets te maken heeft met mijn “stamvader” Joannes Overdenborger uit “Germania”, in 1780 gedoopt in Schellebelle en in 1783 gehuwd te Wichelen. Ik noem hem “stamvader” omdat iedereen die de naam en verbastering ervan, draagt of gedragen heeft, een nakomeling is van deze Joannes Overdenborger. Momenteel zijn er nog 15 in leven in België en 16 in Texas in de VS. Mijn niet aflatende zoektocht naar de herkomst van mijn familienaam brengt mij in de bevolkings- en parochieregisters van Wichelen. Een eerste verwijzing van mijn stamvader zijn herkomst vind ik in een overlijdensakte van de bevolking van Wichelen: L’an treize de la republique le vingt quatre du mois Frimaire (15/12/1804) .../...que le vingt trois du mois de frimaire Jean Vanoverdenborger, âgé cinquante cinq ans, né à Schellebelle, domicilié à Wichelen, fils de …& de … …/… Noot hierbij: 1. Aangever is zijn oudste zoon Constantinus die niet kan lezen noch schrijven en in bijna alle aktes die hij aangeeft wordt er „Vanoverdenborger‟ (of aanverwant) geschreven i.p.v. „Overdenborger‟. Later bij huwelijken van enkele van zijn kinderen wordt dit bij notariële akte door zijn moeder, Maria Francisca Persoons, weer rechtgezet. 2. De namen van de ouders van de overledene zijn aangegeven door telkens drie puntjes, dus blijkbaar kende Constantin niet eens de namen van zijn grootouders. Noch in de Vondelingenregisters, noch in de Zwarte Doos te Gent is enig spoor te vinden. Dank zij het openstellen van gegevens op de website saerch.arch.be vind ik andere aanwijzingen in de parochieregisters van Wichelen bij doopsels en begrafenissen van zijn kinderen, vb. - 1785, 3 oct baptus est Martinus fs leg Joannis Overdenborger germani et Maria Francisca Persoons …/… - 27 Octobr. 1787 baptizata est Franciscus Overdenborger …/… filius legitimus Joannis baptizati in Schellebelle sed nati (lege ruimte) et Maria Francisca Persoons. …/… - 24 decem 1789: Franciscus Van Overdenborger sepultus est filius Joannis baptizati a 12 annis in Schellebelle oriundi Germania …/… - 4 octobris 1789 Victoria Overdenborgher baptizata est filia legitima Joannis nati in Germania sed baptizati in Schellebelle et Maria Francisca Persoons …/… Dus ga ik op zoek naar gegevens in het oude parochieregister van Schellebelle uit de tweede helft van de 18de eeuw. Ik vind niets op “Overdenborger” noch op “Vanoverdenborger”. Op een dag vallen mijn ogen, in de index van de parochieregisters van Schellebelle, op de naam Obernburger, nl. bij de geboorten: Obernburger Jan, 5 april 1780, verwijzing 118. Zou deze akte een toelichting kunnen geven?
- 16 -
Tot hiertoe is dit het enige doopsel met een naam die een beetje lijkt op de naam van mijn stamvader, gevonden op de website van het rijksarchief te Beveren in de parochieregisters Oost-Vlaanderen arrondissement Dendermonde, periode 1600-1800, Schellebelle, doopakten/doopakten reg. nr. 1056_000_00909_000_0_0001 p.61: 5a aprilis 1780 baptizavi sub conditione Joannem filium Jacobi Obernburger ex Germaniâ et parochiâ Baestrop et Elizabethae Obernburger conjugum, aetatis 24 annorum et duorum mensium modo ad veram fidem conversum, susceptor ejus fuit Adrianus Ludovicus De Meij. (De 5de april 1780 heb ik onder voorwaarden gedoopt, Joannes zoon van het echtpaar Jacobus Obernburger uit de parochie Baestrop in Duitsland en Elizabeth Obernburger, in de leeftijd van 24 jaar en twee maand, kort geleden tot het ware geloof bekeerd, zijn doopophouder was Adrianus Ludovicus De Meij). Handtekeningen: …De Rammelaere … (onderpastoor), Johannes Oberburger (dopeling), Ik denk dat het de moeite is om deze piste te bewandelen om uit te zoeken of deze Joannes Obernburger dezelfde was als Joannes Overdenborger. Namelijk, de eerste vermelding van de naam Overdenborger is te vinden bij de notering van huwelijk van Joannes Overdenborger in 1783 in het parochieregister van Wichelen. 1783 Octobris 5. Joannes Overdenborger et Maria Francisca Persoons, praeviis tribus proclamationibus, matrimonis juncti sunt coram testibus Philippo de Mol et Elizabetha de Knijf per R. Duum A. Fineau Coadj. In Wichelen ex commissione Castoris. (1783. Op 5 oktober zijn Joannes Overdenborger en Maria Francisca Persoons, voorafgegaan door de drie kerkelijke roepen, in het huwelijk verenigd voor de getuigen Phillipus de Mol en Elizabeth de Knijf ...) De naam Obernburger vind ik nergens in de streek in andere registers terug. Wordt er geen bewijs of link gevonden tussen mijn familienaam, dezelfde als die van mijn “stamvader” Joannes Overdenborger gehuwd in 1783 te Wichelen, gedoopt in Schellebelle, uit Germania en deze Joannes Obernburger, gedoopt op 5 april 1780, leeftijd 24 jaar en 2 maand, in Schellebelle uit Germania, dan denk ik dat het toch interessant voor Heemkring Schellebelle is om te weten dat deze Duitser, - meer dan waarschijnlijk een nazaat van (de familie van) de beroemde Joannes Obernburger, geboren als Johann Thomas Schmid(t) in 1486 in Obernburg, overleden 23 juni 1552 in Villach Karinthië, o.a. doctor in de rechten, geheim secretaris van Keizer Karel V, enz…, - in jullie dorp tot “het ware geloof” bekeerd is en er gedoopt is en er dus alleszins verbleven heeft. Meerdere gegevens over Joannes Obernburger, °1486, zijn te vinden op o.a. volgende website: http://hvv-obernburg.de/html/johannes_obernburger.html Obernburg am Main is een gemeente in de Duitse deelstaat Beieren, gelegen in het Landkreis Miltenberg. De stad telt 8.466 inwoners. Curiosa: Die Obernburger wurden von der ländlichen Umgebung "Stadtbauern" genannt. (De Obernburgers worden in de landelijke omgeving “stadsboeren” genoemd.) Tot zover mijn opzoekingen in verband met de herkomst van mijn familienaam. Ik hoop ten zeerste een aanduiding te vinden om te zien of er al dan niet verwantschap is tussen beide heren Joannes uit de 2de helft van de 18de eeuw, gedoopt in Schellebelle maar geboren in Germania.
- 17 -
EEN ONGEVAL IN HERENTALS IN 1902 WERD EEN STUKJE FAMILIEGESCHIEDENIS… Karel DE JAEGER Bij het afspeuren van het Internet op zoek naar bijkomende informatie voor de vele stambomen die ik maak, botste ik op een heel oud krantenartikel in “„t Getrouwe Maldeghem” van 13 april 1902. Een destijds over heel Vlaanderen zeer populair weekblad. Het beschreef het bizarre maar dodelijke ongeluk van een Schellebellenaar in Herentals: H e r e n t h a l s . — Schrikkelijk ongeluk. — Zekere Victorin Vlieberg, van Schellebelle, was op bezoek bij zijnen schoonbroeder. In den nacht moest hij opstaan en een venster voor eene deur nemende, viel hij op de kalseiden van den koer en zijn schedel werd verbrijzeld. Ik vroeg me onmiddellijk af of er enig familieverband was tussen deze ongelukkig overleden man en mijn grootmoeder Irene Flieberg (1913 - 2005) en ging op speurtocht in de archieven. Victorin werd te Wetteren geboren op 27/09/1851, hij was de zoon van Seraphin Flieberg (1813 - 1895) en van Maria Angelina Boucqué (1820 - 1881). Bij zijn geboorte was zijn vader een kleine landbouwer in de Boskant (Wetteren - Serskamp). Victorin werd genoemd naar een oudere broer van zijn vader (Victor, °1810). Zijn vader Seraphin was zelf ook geboren te Wetteren, als zoon van Jan Jacob Vlieberghe (1770 - 1839) en Carolina Van Hecke. U merkt de verschillende schrijfwijze tussen de naam in Wetteren en die in Schellebelle, destijds meer regel dan uitzondering naargelang de interpretatie van de verschillende pastoors (parochieregisters) en/of klerken op de gemeente (bevolkingsregisters na de Franse Revolutie). Mensen hadden immers nog geen „papieren‟ of paspoorten en zelf kunnen schrijven was slechts voor een kleine minderheid voorbehouden. De naam Vlieberghe is in Wetteren en Laarne al zeer oud en komt er onder diverse schrijfwijzen voor, gaande van Vlieberg(h) over Van Vlieberg(h)e, Van Flierberge(n), Vliebergh(en), Van Vlierberghe, (Van) Flieberge, Flieberg(h) tot zelfs Van Vliembergen. De naam is een verwijzing naar de plaatsnaam Vlieberg in Kortrijk. Hij komt al zeer lang geleden voor hier in de streek, zo was er een Raesse Van Vliegenberghe in Melle in 1396. Seraphin Flieberg ging later in de Wettersestraat te Schellebelle wonen. In alle aktes wordt er steevast landbouwer als beroep vermeld. Toen hij heel oud werd (hij stierf toen hij 82 was) was hij gaan inwonen bij zijn dochter Victoria op Hekkergem. Victorin zelf huwde met Sidonia Roels (21/04/1857 - 29/06/1952), een jonge Schellebelse “bloemwerkster” (naaldkantwerkster) dochter van Jean Baptiste Roels en Constantia Thas. Ze woonden op de Hoogstraat, vermoedelijk juist naast waar nu het Italiaanse restaurant is, al wordt in de allerlaatste geboorteakte van hun kinderen „Dorpsplaats‟ vermeld. Samen kregen ze een pak kinderen, waarvan er zoals zo dikwijls vroeger een aantal reeds stierven op jonge leeftijd: - Oscar, (°1884). - Abdon Jean-Baptiste (°1885) stierf bij een ongeval in 1913. - Leo Leonard (°1886) stierf als boreling.
- 18 -
- Alphonse (°1888) stierf als boreling. - Abel (°1889). - Theophiel (°1890) stierf als boreling. - Gabriëlla (°1891). - Augusta (°1892). - Anna Blondina (°1894) stierf als boreling. - Alice (°1895). - Emiel (°1898). - Leon (°1900) stierf als boreling. - Ernest (°1901). - Maria Ida (°1902). Zoals zo velen in de tweede helft van de 19de eeuw, een tijdsperiode die gekenmerkt was door diverse slechte oogsten, probeerde Victorin zijn brood te verdienen buiten de landbouw. In zijn huwelijksakte staat hij vermeld als brouwersgast. Omdat er ook regelmatig een Matthys opduikt als getuige bij de geboortes is het vermoeden groot dat hij dus werkzaam was in de brouwerij Matthys in de Wettersestraat, dichtbij waar zijn vader gaan wonen was. Eénmaal hij 40 jaar was vinden we hem steeds vermeld als biervoerder.
Zoals bijna iedereen in die tijd moeten ook zij een klein cafeetje hebben gehad thuis, want naast brouwersgast wordt Victor ook „herbergier‟ genoemd en Sidonie „tapster‟. Zij bleef dat combineren met het naaldkantwerk. Zijn jongere broer Leo trouwde met Melanie Roels, de jongere zus van zijn vrouw. Ook een typisch fenomeen van ons vroegere dorpsleven, huwelijken bleven dikwijls beperkt tot het trouwen met mensen uit de eigen straat of dichte omgeving… En twee van zijn zusters (Amelia en Ida) trouwden op dezelfde dag in 1894. Ongetwijfeld leest U dit als een „besparing‟ (één feest zal minder gekost hebben dan twee feesten), wat natuurlijk ook aangeeft dat we hier over eenvoudige en waarschijnlijk arme mensen spreken. Een andere zuster van Victor: Valentina (06/05/1867 - 17/03/1951), trouwde met de uitgeweken Schellebellenaar Leon De Grauwe (1865 - 1951), een slachter/beenhouwer. Dit koppeltje nam een beenhouwerszaak over in Herentals. Hoe zij ooit ginder ver verzeilden (Herentals ligt voor ons gezien voorbij Dendermonde en Mechelen) is helaas niet meer te
- 19 -
achterhalen, maar de jonge Leon woonde reeds in Herentals toen hij trouwde en zijn broer Victor De Grauwe staat als getuige in de trouwakte vermeld als veldwachter in Geel. Bij de familie De Grauwe waren wel veel schippers, maar Herentals ligt niet direct aan één van de traditionele waterlopen (wel aan het Albertkanaal, maar dat dateert pas uit 1936). Het is welbekend dat de Kempen vroeger een dunbevolkte streek was, waar pas op het einde van de 19de eeuw de Industriële Revolutie doorbrak. Misschien waren er daarom precies daar wat meer mogelijkheden voor jonge ondernemende mensen? Opvallend in dat verband is bijvoorbeeld de enorme bevolkingsaangroei van Herentals tussen 1880 en 1890, precies ook de periode dat het Schellebelse gezinnetje daarheen trok.
Herentals. Evolutie van het inwoneraantal in de 19de eeuw.
Zelf stond Valentina in haar trouwakte vermeld als “wonende te Schellebelle, daarvoor Leuven”. Geloof maar niet dat een meisje uit een relatief arm gezin ginder gaan studeren was hoor, meer dan vermoedelijk ging zij daar gaan “dienen” bij rijk volk. Het koppeltje Leon De Grauwe - Valentina Flieberg kreeg samen 7 kinderen, die op hun beurt zorgen voor een ruime verspreiding van de naam De Grauwe in de Kempenstad. Leon De Grauwe vond ik nog terug als een gerenommeerd kampioen boogschieten. Uit alle informatie blijkt dat hun beenhouwerszaak goed draaide daar in Herentals en dus zal er op geregelde tijdstippen wel een centje extra te verdienen geweest zijn wanneer er een grote slachting gepland stond, of als er misschien vlees moest vervoerd worden achteraf. Goed mogelijk dus dat schoonbroer Victor (die als biervoerder over transportgerief beschikte) af en toe een handje kwam toesteken bij zijn zuster. Tot de dag (of beter de nacht) van het fatale ongeluk. Zijn vrouw Sidonie was al een paar maand in verwachting van hun 14de kind (Maria Ida). De arme vrouw bleef dan ook achter met een grote kroost, de oudste zoon Oscar was net nog geen 18 jaar. De ongelukkige Victor zal vermoedelijk nog met enig respect richting Schellebelle gevoerd zijn voor de begrafenis alhier, mogelijks nog met een corbillard. Zijn dood werd vastgesteld en aangegeven door de Herentalse dokter Jean Rombauts.
- 20 -
Sidonie Roels voedde al haar kinderen verder alleen op en hertrouwde nooit meer. Met zo een rij kinderen erbij zal ze uiteraard ook geen „interessante‟ partij meer geweest zijn voor eventuele trouwlustigen… In 1913 verloor ze ook nog eens haar zoon Abdon, een spoorwegwerker, die in het station van Kwatrecht om het leven kwam bij een treinongeluk. Zijzelf werd nog zeer oud. Mijn moeder Lea herinnert zich haar nog, knikkebollend in haar zeteltje bij haar dochter Gusta op de Hoogstraat (het huis naast waar later de fotograaf Theo Van Hecke zijn zaak had, mijn ouders hebben er pasgetrouwd zelf ook nog een jaar of twee gewoond eind de jaren „50). Uiteindelijk stierf ze in het huis van één van haar schoonzoons, Camiel Bogaert, een postbode, in de Statiestraat nr 46. Ze werd 95 jaar. De oudste zoon van Victor en Sidonie, Oscar Flieberg trouwde met Odile Coolen (1889 1966); ze kregen twee kinderen: mijn grootmoeder Irene (1913) en mijn grootoom Victor (1916). Deze Victor was een zeer gekende man op de gemeente. Zo had hij een bloeiende fietsenhandel op Hekkergem en was hij zijn tijd al vooruit met de bouw van de eerste appartementen in de gemeente (de “appartementen van Fliebergh” in de Bellekouter). Hij was ook zeer gekend in het wielermilieu en een tijdje zelfs sportdirecteur. Victorin, die verongelukte in Herentals, was dus de grootvader van mijn grootmoeder. Op onderstaande foto uit de late jaren ‟30 ziet u rechts onderaan (zittend) Sidonie Roels. Tweede van links boven is mijn overgrootvader Oscar Flieberg met naast zich mijn overgrootmoeder Odile Coolen.
Deze tak van de “Flieberghs” kent nu geen mannelijke nazaten meer. Met Oscar Flieberg, die in de sociale woningen in de Lindenlaan woonde, stierf een paar jaar terug de laatste naamdrager.
- 21 -
SCHENKINGEN AAN DE HEEMKRING Danny BAEKE De Heemkring mocht de voorbije maanden de volgende voorwerpen ontvangen:
Vander Mijnsbrugge 3 pannen, 1 houtschaaf, 1 boormachine, 1 sikkel, 1 slijpriem en 1 kinderstrijkijzer. Fam. Van De Steen 3 korsetten, 2 herenbroeken, 1 vest, 1 jas, 1 paar nylonkousen, 1 porseleinen lavaboset, 4 soepkommen, 7 messen, 12 borden, 1 kom, 2 pompen, 3 kruiken, 1 fotokader, 1 schilderij, 1 koffer, 1 mand, 1 druivenmand, 1 paar schoenen, 1 koffiepot, 1 strijkijzer, 1 bedpan, 1 lamp, 1 ketel en 1 kader met spreuk “God ziet u”. Anonieme schenking 9 handtassen, 1 doos met speelblokjes, 2 vazen, 1 kinderweegschaal, 1 wereldbol, 1 springtouw, 1 soepterrine, 1 bierglas, 1 peper- en zoutvat, 3 halskettingen, 1 broche, 1 kleed, 3 schorten, 2 breiwerkjes, 1 mantel, 1 herenhemd, 1 sjaal, 1 communiekleed, 2 strikken, 10 prenten, 2 eierdopjes, 2 kostuums, 20 borden, 2 tafereel borden, 1 kapstok en 1 waskom. Van Den Abeele Roza Lijnwaat en broderiekant.
Springtouw
Waskom
Nylonkousen
Broderiekant
Sikkel, slijpriem en kinderstrijkijzer
- 22 -
Communiekleed Korset
Porseleinen kom
Doos met speelblokjes
Porseleinen lavaboset
Wij danken de schenkers en hopen dat bij het lezen en bekijken van al deze giften de nodige interesse is opgewekt en dat we mogen blijven rekenen op jullie enthousiasme. Giften, doodsprentjes, doodsberichten, oude foto‟s en dergelijke zijn steeds welkom: 1. Via e-mail:
[email protected] 2. Via bestuurslid. (zie tijdschrift) 3. Ons lokaal (pastorij Schellebelle, Dorp 19/2) is open de eerste zondag van de maand van 10.00h-13.00h.
- 23 -
OVER MOTTEN EN MOTEN. Dolf TEMMERMAN DE MOOT VAN ERTBRUG. De “Moot” van de gewezen Vrijheerlijkheid Ertbrug stond tot 1904 dicht bij het station van Schellebelle waar nu de boomkwekerij “Primaplant” van de familie Vlaeminck gelegen is. J. Pieters heeft de geschiedenis van deze “Vrijheerlijkheid” geschreven en daarin is een bijzondere aantekening te lezen over de “moot” waaruit de eigenlijke betekenis van het woord kan afgeleid worden. Er staat: item staet bij het pachthof tot Ertbrugge eenen thorre van witten arduyn met een motte omwaetert alwaer de Vierschaer en de Weth gehouden wordt. Verder vinden we nog een duidelijk bruikbare omschrijving van de plaats “De Moot” naar Armand Heins rond 1900 waar de moot stond: Op voornoemde schets van (+/- 1757) stond het “hof ter Eertbrugge” aangeduid als la “cense” en in elk denombrement wordt het vermeld, nu eens als “eenen wal behuyst met eenen nederhove (1679)”, dan weer als een bewaelt ende beplant neerhof (1760).
Wijlen mijn vader °1894 - 1976 sprak van de “moot” en niet van een “motte”. - 24 -
Uit wat vooraf gaat: - een toren met een motte omwatert; - een toren met een wal met eenen nederhove; - een bewaelt neerhof; Kunnen we bepalen dat als men mag spreken van een moot er drie voorwaarden moeten vervuld zijn t.w.: een gracht, een woonst en een vloerdrempel die minstens ligt tot boven het vermeende hoogste waterpeil van de voedende beek, hier de Roebeek. In het oud Nederlands stond het woord “mote” zowel voor wal als voor gracht zoals bewezen wordt in de “Statuten en Ordonnantiën van de Stede en Lande van Dendermonde”: Item a1de huysen en opgaende bomen op leen staende daar heggen waren of mote… In het woordenboek van John Holtrops: “Engels-Nederduits” (1823) staat: Mote(s): Een gracht: zie moat Moat: Een gracht rondom een kasteel. Eveneens in het “Kramers‟ Engels” woordenboek (1970) lezen we:
Nog verdere verduidelijkingen. Nu is de gangbare mening dat als in een Vlaamse tekst “motte” voorkomt men moet denken aan een “heuvel” of een ophoping van aarde met daar bovenop een woonst. De “moot” van Ertbrug was een omwalde woonst, die op geen heuvel stond en die beveiligd was door de Roebeek. MISVERSTANDEN. Er heerst al jaren begripsverwarring over het Franse woord “motte”. In het Frans betekent “motte”: o.a. een aardhoop, berg, heuvel. “Une motte de beurre” is zoveel als: een brok boter. Vlaamsonkundige klerken schreven allerlei namen op het gehoor van achter hun bureau en daar zijn flagrante bewijzen van: - Wie kan uit Vesquerhorde nog “vissersoorden” opdiepen? - Wie vindt in motte (aardhoop) nog “mote” (gracht) terug? In de geschiedenis van Schellebelle (De Potter en Broeckaert) staat een verlichtende opmerking: Noch de vorm noch de betekenis van de naam eener Vlaamse gemeente dienen in Franse schriften te worden opgespoord. Idem voor motte. VERWERKING VAN ERFGOED. De motte-epidemie is wijd verspreid: - Brief nr. 99/4122/MDG/LAN/PVDB van 26.10.1999, Afdeling ROHM: Oost-Vlaanderen. Monumenten en Landschappen. Ik citeer uit deze brief: Het woord motte of mote zult u inderdaad tevergeefs zoeken in onze klassieke woordenboeken. Dit betekent echter niet dat het woord niet algemeen zou worden gebruikt in het wereldje van archeologen, historisch-geografen en historisch-eclogen.
- 25 -
Tal van publicaties zijn hierover reeds verschonen. Ook in het Frans en het Duits bestaat dezelfde term: motte (fr), Motte (d). - WICHELEN: De “motte” van het Meerbos. Open Monumentendag 12.09.1999: In het weekblad “Aktueel” van 25.08.1999 lezen we over het “Geklasseerd Meerbos”: De motte werd als verdediging tegen rovers en andere kornuiten door de toenmalige bevolking geapprecieerd. (…) Volgens Paul Matthijs, die het dossier indiende, liep de heirbaan Gent-Dendermonde langs het Meerbos. Was de indiener geen belanghebbende partij en helper-beheerder van dit erfgoed in de Provincie? In het Heemkundig Tijdschrift van Wichelen nr. 2/2000 is er sprake van de “Castrale Motte van het Meirbos”: De site is op 04.02.1999 beschermd als monument omwille van zijn historische waarde. De steller van het beschermingsbesluit meent wat volgt: Alhoewel de toewijzing van de “castrale motte” in twijfel mag worden getrokken, gaat het ongetwijfeld om een belangrijke bewoningssite mogelijks met kasteelachtig karakter. Op zijn minst was het een hoeve met walgracht. Ook de verantwoording bulkt van de onbetrouwbare gegevens: vb: Of het nu echter een boerderij met walgracht betreft, een omgrachte kasteelsite, dan wel een castrale motte, blijft evenwel de onbeantwoordbare hamvraag. Ons inziens lijkt de hypothese van castrale motte weinig waarschijnlijk… en toch blijkt deze “motte” onder deze bewoordingen beschermd te zijn? - Tijdschrift Heemkunde Wichelen: nr. 4/1976. H. Van Steendam p 76: Niet alleen in verband met de hoger beschreven moten blijven nog talrijke vragen onopgelost. - J. De Meulemeester. Verwijzing naar M&L 4/1985: p. 27-28 Naast enkele stedelijke motten, liggen de sites telkens in beekvalleien of drassige en waterrijke terreinen. Dit brengt ons tot de ontstaansgeschiedenis en datering van het verschijnsel “motte”. De term betekent “aardhoop”. Alhoewel er nog steeds geen definitief antwoord is gebracht op de vraag waar en wanneer de motten voor het eerst ontstonden. - Als we Dr J. Weyns raadplegen in zijn “Volkshuisraad in Vlaanderen”: “Huisraad op het hof ter Rozen te Zaffelare” vinden we op p 1275 (schets 651): Een ronde binnenwal geeft de plaats aan waar de mansus of versterking ooit gestaan heeft. Weer begripsonzekerheid ... . Waarschijnlijk heeft men hier te doen met een binnenwal waarop een spijker stond. Cl. Trefois zegt in zijn “Landelijke Architectuur” p 211: De oudste graanspijkers waren eertijds door omwalling afgezonderd. - H. Reydon in: WAT IS HEEMKUNDE? p 56 (…) een afleiding van de spijker, een voorraadschuur voor het koren (…) en ook staande op een eilandje binnen de gracht, welke niet alleen diende om het broodgraan (nvdr en zaaigoed) veilig voor brand en ongedierte te bewaren. - J. Lindemans. “Geschiedenis van Opwijk”. p.p. 56 en 57: Het is zelfs waarschijnlijk dat de “kamstede” vroeger bestond dan het hof met mote
- 26 -
(aarden opworp waar het herenhuis op stond) en wallen (…) Het gebouw was niet zeer graat en stond op de mote, ingesloten in een engen waterwal, de rampaerden (1725). - J. De Meulemeester: M&L 27: Over Ringwalsites: De bewoonbare oppervlakte binnen de aarden wal is derwijze beperkt dat zij enkel ruimte laat voor één woning. De vraag moet dan ook gesteld worden af deze soort van aarden versterkingen niet als een versterkte woning te beschouwen is, waarvan het militaire karakter eerder symbolisch dan effectief is. - “Oudheidkundige Kring van het Land van Waas.” Deel 77 over het raadsel van de Alvinusberg te Kemzeke. - p 91: De Alvinusberg was geen mote van het kasteel Stekelburg. - p 95: Wegens de omwalling en de omvang van de mote kon de Alvinusberg moeilijk een molenberg geweest zijn. - p 98: Een waaktoren op een mote gebouwd … De motte-epidemie wil maar niet ophouden: - Zulk: Jaarboek nr 40 (2009) p 233: De aanleg van het kasteel op een motte (lichte verhevenheid) … - Lebbeke: Tijdschrift nr 3/2009, p 83: Er staat: Op de kaart is duidelijk de ronde motteheuvel (…) met rondom de brede waterpartij en de gracht. - Erpe-Mere: Mededelingen van de Heemkundige Kring, nr 4/2010. De castrale motte van Erpe. - Toerisme Oost-Vlaanderen schreef voor Ronse een speciale uitgave en daarin gaat men m.i. wel de goede op: Er staat: Over de moten weet men in de grond nog niet veel alhoewel ze gedurende vele eeuwen in gebruik zijn genomen (…) Het waren, zo wen weent, kleine waterburchten of versterkingen gevormd daar een meestal kunstmatig aangelegde bodemverheffing omgeven door een ringwal. Op de aldus ontstane heuvel werd meestal een gebouw als versterking of woning opgetrokken. De mote of omwalling (gracht) diende niet alleen tot afweer van ongure klanten maar ook tot afvoer van de stinkende WC-specie. Bij elke deftige regenvlaag werd de vuiligheid - ook slachtafval - meegevoerd. Zie de bekende spreuk van Breugel. “Ze schijt door een gat” (in de wal). En nog dit uit: “La Vie a l‟Epoque de la Renaissance”. Textes de Lia Pierotti-Cei: Over de huisvesting: Ieder huis was afgezonderd van zijn buur door een quintaine waar een beek passeerde waarvan het water de afval meenam. Bij de vorming van de steden verdwenen de quintaines en de huizen begonnen zich te roten. Publieke goten vervingen de beken en de bewoners konden op hun afval kwijt in de er op aansluitende putten. Is wat voorgaat voldoende overtuigend?
- 27 -
DE FAMILIE DE POORTER - HOSTEN VLUCHTELINGEN TE SCHELLEBELLE TIJDENS DE 1STE WO. Conny VAN DER SNICKT De wreedheid van een oorlog is gewoon niet te vatten voor wie hem niet heeft meegemaakt. Men kan ons er zoveel over vertellen als men wil, ook al lezen we er nog zoveel over en zien we tientallen films, nóóit zullen we nog maar een fractie voelen, van wat iemand die de oorlog heeft meegemaakt, gevoeld heeft. Al komen onze haren omhoog bij het horen van oorlogsverhalen, stokt onze adem in de keel bij het zien van de horror veroorzaakt door de mens, slaat ons hart een slag over bij het horen van het hels lawaai van het artilleriegeschut op de televisie, lopen de tranen over onze wangen bij het horen van „The Last Post‟ die de gesneuvelde soldaten ere aandoet, al doen we nog zo ons best om een beetje in de plaats te staan van de mensen uit die tijd, proberen we ons voor te stellen wat het is om te moeten vrezen voor zijn leven en dat van familie, kennissen en vrienden, nóg zullen we niet weten hoe verschrikkelijk het was! En gelukkig maar! Laat ons hopen, laat ons hopen dat die tijd nooit meer weerkomt! Sommige mensen hebben echter in hun leven minder geluk. De tijdsperiode waarin je wiegje staat bepaalt je leven, evenals de plaats. Wie leefde in de periode van de Eerste Wereldoorlog had niet altijd geluk om oud te mogen worden, ook al lag er hun niets anders in de weg om dit te kunnen. Ook de familie De Poorter - Hosten was geen aangenaam leven gegund. Vader Alfons Depoorter was sinds 1901 burgemeester van het West-Vlaamse dorpje Esen geworden. Ze behoorden dus tot de begoede burgerij, het leven lachte hun toe, tot … In september 1914 kwamen de eerste Duitsers aan in Esen. De Eerste Wereldoorlog was een paar maanden oud, de mensen waren bang, héél bang. Ze hoorden verhalen vertellen, het was niet veel goeds! Overal was er crisis, niemand was content want er was geen werk en wie werkte ploeterde voor een hongerloon. Duitsland had de oorlog verklaard aan Frankrijk en wou hiervoor door België trekken wat resoluut geweigerd werd. Op 4 augustus 1914 kwamen de Duitsers toch over onze grens, vanaf dan zijn we in oorlog! Niet lang erna, in oktober, tijdens de slag van Diksmuide vluchtten een aantal inwoners van het nabije Esen naar een dichtbij gelegen brouwerij waar een kelder met stenen gewelven was. Ze gingen er schuilen in de kelders maar werden ontdekt door de Duitsers en moesten het gebouw onmiddellijk verlaten. De zoon van de brouwer was niet vlug genoeg door een schotwonde aan zijn rug die hij eerder had opgelopen. De Duitsers hadden echter niet veel geduld en schoten de zoon ter plaatse dood. De mensen waren onthutst maar durfden niets te ondernemen. Wat konden ze doen? Ze hadden geen wapens. Maken dat ze uit de ogen van de bezetter waren, of ze deelden hetzelfde lot. De Duitsers drongen de woning van de burgemeester binnen en daar vonden ze Duitse wapens. Hoe kwamen die daar? Waarschijnlijk uit wraak staken ze dan maar verschillende huizen en de kerk in brand. Een boerenwagen met zestien personen die probeerde te vluchten, werd onder vuur genomen. Elf overleefden het niet, de anderen werden gewond. De dorpelingen werden gevangen genomen en terug ondergebracht in de brouwerij waar ze uiteindelijk met meer dan vijfhonderd zouden verblijven. Wie nog op de hoeven gevonden
- 28 -
werd, brachten ze samen naar één of andere boerderij. De vrijgekomen hoeven werden door de Duitsers opgeëist om als verzorgingspost voor hun gewonde soldaten dienst te doen. De toestand in de brouwerij van Esen was ondertussen onhoudbaar geworden. Er waren teveel mensen en nog kwamen er bij, om te schuilen of als gevangene. Ze konden er niet meer weg, want de Duitsers lieten hen niet meer gaan, bang dat er spionnen voor het Belgische leger bij waren. In de brouwerij was er bijna geen eten, er was eigenlijk niets, kinderen stierven van ziekte en ontbering. Dit duurde vier weken tot de val van Diksmuide op 11 november 1914. Uiteindelijk werden in die periode 49 burgers door de Duitsers doodgeschoten.
Burgemeester Alfons Depoorter - die op 26 februari 1853 in Esen geboren werd - had het onheil zien aankomen en had zijn vrouw gevraagd om samen met de kinderen te vluchten. Hij was maar wat blij geweest dat, toen de Duitsers hun huis doorzocht hadden, er niemand van zijn familie aanwezig was, wie weet wat er zou gebeurd zijn! Zo kwam het dat, wegens het oorlogsgeweld, Marie-Louise Hosten - die op 22 juli 1855 te Woumen geboren werd - in oktober 1914 met haar kinderen uit hun geboortedorp Esen vluchtte en terecht kwam bij haar schoonzus Mathilde Depoorter te Roeselare. Haar zoon Jozef - die op 16 februari 1889 geboren was - overleed er op 18 mei 1915 ten gevolge van een langdurige ziekte, hij was amper 26 jaar. Alle ontberingen die ook deze familie moest ondergaan wogen voor de moeder niet op tegen het verlies van haar kind. Lang kon ze niet in zijn nabijheid blijven, zijn graf zou ze niet meer terug zien want in 1917 werden ze uit Roeselare verdreven. Ze kwamen als bannelingen naar Schellebelle, moe, uitgeput en radeloos. Marie-Louise was op dat moment al ziek, ze kon de dood van haar zoon Jozef niet verwerken en zou zelf op 11 januari 1918 te Schellebelle overlijden. Deze heel gelovige vrouw had deel uitgemaakt van de godvruchtige genootschappen te Esen. Enkele maanden later sluit ook Michiel-Jozef De Poorter - die op 15 mei 1897 geboren werd voorgoed zijn ogen te Schellebelle op 3 maart 1918.
- 29 -
Werd de naam „DEPOORTER‟ in West-Vlaanderen aan elkaar geschreven, hier werd hij van elkaar geschreven: „DE POORTER‟. Zelfs op eenzelfde herdenkingsprentje vindt men de twee schrijfwijzen.
Vader is ontroostbaar, evenals de rest van het gezin, de loopgravenoorlog eiste zijn tol, op de één of andere manier, is het niet ginder het is hier, hoe hard men ook vlucht, … soms is het niet genoeg. Radeloos zijn ze, wie is de volgende? Komt er dan nooit een einde aan hun ellende? Zijn bloemmeke, Rosa-Pia-Maria, ze baarde hem zorgen, haar huid leek doorschijnend, ze was zo mager geworden, er zat niets van levenslust meer in haar oogjes, hij kon haar toch ook niet verliezen? Zijn vrees werd waarheid. Het op 5 augustus 1903 geboren jongste kind en daarmee de lieveling van papa, ging op 2 mei 1918 naar haar mama en broers, ze was veertien jaar. De vreugde om de Wapenstilstand die er zit aan te komen zullen ze niet meer meemaken, voor hen komt hij te laat! 11 November 1918, de wapens worden neergelegd, de vrede komt tot stand. De op 30 november 1893 geboren Georges-Louis-Jozef komt na vier lange jaren terug naar huis, het is te zeggen naar Schellebelle, de nieuwe thuis. Hij vindt er verdriet en ellende. De waanzin aan het front en het daaropvolgende familieleed zijn hem teveel. Hoeveel kan een mens verdragen? Hij is geknakt door zoveel angst en verdriet. Op 31 januari 1919 verlaat hij te Schellebelle deze wereld. Zijn moeder, twee broers en een zus waren hem voorgegaan, hij volgde. - 30 -
Vader Alfons keert terug naar Esen. Hier heeft hij niets meer te zoeken, hij overlijdt er op 5 mei 1934. Enkel Maria Josepha Sylvia, de oudste dochter, zal een hoge ouderdom bereiken. Ze werd geboren in Esen op 11 april 1891 en overlijdt op 5 september 1973 te Gits. Wat betekent de familienaam DEPOORTER? Poorters waren de inwoners van een stad die de voorrechten van die stad genoten, voorrechten waar onze voorouders hard hadden voor gevochten en die ze indien nodig met hun leven verdedigden. Men werd poorter van een stad door geboorte uit Vrije Poorters, door te huwen met een Poorter of Poorteresse van de stad, of door ten minste één jaar en één dag in de stad te wonen. Als poorter moest men een goed in de stad bezitten dat erfbaar was bv. een woning, waarop men elk jaar poorterrechten moest betalen.
EEN EN ANDER OVER FLANDRIA SCHELLEBELLE NV. “SCHOOLMEESTER” EN TECHNIEKER SLAAN HANDEN IN ELKAAR Robert VAN DEN BOGAERD Bron: Hugo SCHATTEMAN Aimé Schatteman werd geboren te Schellebelle in 1907. Zijn vader, hoofdonderwijzer Kamiel Gustaaf Schatteman, vond het normaal dat zijn zoon in zijn voetsporen zou treden. Dit gebeurde ook. Aimé stond eerst voor de klas in Grembergen en daarna te Wichelen. Dergelijk bestaan was echter niets voor Aimé Schatteman. De dag begon pas voor hem na de schooluren, wanneer hij zijn handelsambities kon ontplooien. Na het eerst geprobeerd te hebben als kippenkweker, begon hij een handel in radio‟s: de befaamde “Soniclairs” uit die tijd. De radio‟s van dit merk bleven in trek tot na de 2de wereldoorlog. HIER KOM IK NOOIT MEER. Hiervoor nam hij een bekwame technieker onder de arm. Zijn keuze viel op Fonske Van Herreweghe, maar omdat deze onmisbaar was in de ouderlijke garage, stak hij van wal met diens jongere broer Jozef, een jonge maar bekwame vervanger. Hij was echter pas 18 jaar en om een eigen zaak mee op te richten werd hij bij wet prompt meerderjarig gemaakt. De zaak stond aanvankelijk op zijn naam. Aimé Schatteman werd echter gemobiliseerd in 1938. Toen hij de laatste maal zijn klas verliet, sloeg hij zijn collega‟s met verstomming. Met een hamer sloeg hij met een grote spijker een stuk papier op de kalender en met de woorden “hier kom ik nooit meer binnen”, nam hij afscheid.
- 31 -
START VAN FANDRIA. Tijdens de laatste jaren van de oorlog volgde een nieuwe start. Beide compagnons begonnen met de fabricatie van elektrische huishoudapparaten. De prille firma Flandria had onmiddellijk de wind in de zeilen. Met de start van Electro Techniek Flandria in 1952 kreeg het bedrijf een eerste uitbreiding. In de Stationsstraat werd er een fabriek gebouwd waar op grote schaal strijkijzers, wafelijzers en elektrische radiatoren gemaakt werden onder leiding van Jozef Van Herreweghe. In 1968 volgde andermaal een uitbreiding. Er kwam ook een elektrogroothandel bij, die op korte tijd tot de grootste van Vlaanderen behoorde. Later zou deze groothandel onder leiding van zijn oudste zoon Guido naar de Hekkergemstraat verhuizen en kreeg de naam Electra mee. ELEKTRISCHE VERWARMING. Sedert 1956 was het bedrijf toegegroeid naar de specialiteit van verwarmingstoestellen en laagspanningsborden. Deze waren zowel bestemd voor residentieel als voor industrieel gebruik. Flandria accumulatoren en convectoren waren sterk in vraag. Bij zover dat ook andere merknamen bij Flandria gefabriceerd werden. Voor nieuwbouw werd zelfs op maat gewerkt. Hugo Schatteman, de jongste zoon van Aimé Schatteman, die sinds 1960 reeds in de zaak kwam, stond - bij de dood van zijn vader in 1974 - plotseling aan het hoofd om dan samen met medestichter Jozef Van Herreweghe het roer in handen te nemen. Tot zijn 75 ste was Jozef nog elke dag paraat in het bedrijf. Hij overleed in 2003. De Elektrotechnische werkhuizen stelden in 1970 35 mensen tewerk. De modernisering van de productiemogelijkheden waren er de oorzaak van dat het werknemersbestand slonk tot 1718 man. VAN RADIOTECHNIEK TOT FLANDRIA SCHELLEBELLE NV, Ondertussen had Flandria zich toegelegd op de fabricatie van elektrische verwarming, nl. radiatoren, convectoren, accumulatiekachels, vloerverwarming en straling voor grote ruimtes zoals kerken. De kerk van Schellebelle is door Flandria voor de verwarming zo ingericht.
De accumulatiekachels misstonden niet in een gezellige leefruimte
- 32 -
DYNAMISCHE ACCUMULATIETOESTELLEN. Zoals de statische accumulatietoestellen bestaan ze ook uit verwarmingselementen verzonken in een materiaal met groot accumulatievermogen. Daar de thermische isolatie hier echter meer doorgedreven is, is de warmteafgifte door straling en natuurlijke convectie geringer. De gemiddelde temperatuur van de wanden bedraagt ongeveer 50°C, tegenover 65°C bij de statische toestellen. De natuurlijke convectie dient om te beletten dat de vertrekken te zeer afkoelen als men er niet verblijft of tijdens de nacht. Op het gewenste ogenblik wordt de warmte onder de vorm van warme lucht, via een ventilatiesysteem vrijgelaten langs een leiding aangebracht doorheen de kern. De verspreiding van de opgehoopte warmte gebeurt dus hoofdzakelijk door de gedwongen convectie. Een kamerthermostaat stelt de ventilator, die de lucht van het vertrek doorheen het kanaal van de kern jaagt, in werking. Aan de uitgang van het toestel bekomen we warme lucht die de kamer snel op de gewenste temperatuur brengt. Zoals voor de statische toestellen is hier ook een beveiliging voorzien die alle gevaar voor oververhitting uitschakelt. Een bijkomende rechtstreekse verwarming op dagtarief kan de installatie vervolledigen. Toen reeds, ruim dertig jaar geleden spoorde men de mensen, waar accumulatoren geplaatst werden, aan om hun huis te isoleren en dubbel glas te plaatsen. P.V.B.A. Op aanraden van de jongste zoon Hugo, die rechten had gestudeerd, werd een P.V.B.A. gesticht. Een jaar later werd een NV opgericht met de benaming: FLANDRIA SCHELLEBELLE NV. Aimé Schatteman nam de leiding van het commerciële en financiële gedeelte op zich en zijn echtgenote Melanie het administratieve. De technische kant en de leiding van het atelier berustte bij Jozef Van Herreweghe. In 1974 overleed Aimé plotseling en nam zijn jongste zoon Hugo zijn taak over. Er kwamen tellerkasten en meetensembles bij voor de stroomleveringmaatschappij EBES. TEGENWERKING. Door de uitbreiding van het aardgas en de gepaard gaande tegenwerking tegen de elektrische verwarming door sommige politici (belangen bij aardgas?), kreeg de firma het steeds moeilijker. Men verweet de elektrische verwarming bezoedelend en belastend te zijn voor het milieu. Begrijpe wie kan, als men weet dat elektrische verwarming één van de weinige systemen is die juist geen uitstoot heeft. Uiteindelijk werd de firma gesloten in december 2003.
- 33 -
VERS VAN MARCELS PALET (1) Marcel DE GRAUWE IETS OVER DE PRALINE EN AMANDELEN. Ik heb al meermaals gezegd dat ik niet geloof in het toeval. Waarom niet? Een voorbeeld. Tijdens mijn actieve loopbaan als ambtenaar ben ik veel jaren lang zes keer per jaar naar Cannes geweest om er standen op te bouwen en ook weer af te bouwen. Dit gebeurde in het kader van de hulp die de federale overheid verleende aan Unibelfilm: de Belgische federatie van filmproducenten. Ik mocht de standen ontwerpen, het ministerie van economische zaken betaalde mijn reis- en verblijfskosten en ook de huur van de standplaatsen voor de MIP - TV (Marché International des Productions TV ,in april), de filmmarkt en het filmfestival (in mei) en de Vidcom (Marché International des Productions Video, in oktober). Het was ter gelegenheid van de filmmarkt dat mevrouw Renée Jossa, toenmalig directrice van Unibelfilm mij voorstelde aan Annie Cordy. De pittige Brusselse actrice en zangeres had in 1953 een heuse hit met het liedje (in feite een spotlied): “Bonbons, Caramels …”; we hadden een gezellige babbel. Ongeveer een maand later ging ik in Brussel een bestelling spieramen ophalen bij André Cooremans, een fijn ambachtsman, die mij voorstelde aan ... zijn zuster Annie Cordy, geboren Annie Cooremans. Bij elke wereldtentoonstelling was en is de Belgische praline een publiekstrekker. In Hannover in het jaar 2000 lag er in ons paviljoen in het gedeelte van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een reuzenlip in fondantchocolade van wel honderdtwintig kilogram zwaar. Om 13u en 19u deelden onze onthaaldames een half uur lang apart verpakte chocoladelipjes uit, de zogenaamde “Kisses from Brussels” en wanneer de chocoladebakkers hun demonstraties hielden, liepen de bezoekers storm om toch maar gratis chocolade te kunnen proeven. Maar waarom wordt de Belgische praline in het buitenland - op de brave Duitsers na steevast anders genoemd? Ik heb vele malen aan Nederlanders uitgelegd dat pralines nu eenmaal pralines heten. U hebt hen nog maar pas uw rug toegekeerd of ze spreken alweer over bonbons en dat is toch een belediging want dat woord komt van de kinderbrabbeltaal om iets lekkers aan te duiden. De Fransen spreken over chocolats Belges en in Engeland heten ze dan weer Belgian choclates. Ook Brusselaar Jacques Brel zong - ook om er me te lachen - bijna huilend: Je Vous ai aporté des bonbons…. Chocolade komt van bij ons in repen en tabletten, met als toppunt de praline. De vroegste lekkernijen werden gemaakt van gepelde amandelen die men in karamel, dus kokende suiker, wentelde. De Fransen, die graag andermans pluimen op hun hoed steken, willen ons doen geloven dat de praline bij hen zou ontstaan zijn omdat de kok van maarschalk César Plessis- Praslin - hertog van Choiseul - het zoet borrelhapje uitvond in de zeventiende eeuw. Tja... Praslin diende al van zijn veertiende in het Franse leger en eindigde als oude ijzervreter, heel dubieus toch! De amandel was al in de middeleeuwen in de hoge kringen zeer populair. In onze streken was de amandel een teken van weelde. Al in de middeleeuwen bekleedde men de amandelen met
- 34 -
suiker als dragees en ook ons doopsuiker verwijst daar naar, ook al is de amandel daar nu uit verdwenen, suiker is nu eenmaal veel goedkoper. Alles werd destijds met amandelen klaargemaakt en nagemaakt. Tijdens de vasten at men streng vegetarisch ook al heette dat toen nog niet zo, maar de rijken konden moeilijk zonder vlees of vis en dus dronken ze amandelmelk, aten pap van amandelen en conterfeyten varkentjes en vissen uit marsepein om toch geen vlees of vis te moeten eten. Als men er oude kookboeken op naslaat staan daar zeer veel recepten in met amandelen. Dus de kok van maarschalk Praslin heeft gewoon een bestaand recept gebruikt, daar ben ik zeker van. Maar om u toch niet op uw honger te laten zitten geef ik hierna een paar oude recepten. VASTENKOEKJES. Ingrediënten: 800 g. amandelen, 1200 g. meel, 1050 g. suiker, 10 eieren, 10 g. ammoniak, 1 snuifje vanille, 1 snuifje kaneel, een scheutje melk en een goede klont boter. Bereiding: Meng in een kom het meel, de hele of geplette amandelen, de suiker, de eieren, ammoniak, vanille, melk en kaneel en kneed dit alles tot men een stevig deeg bekomt. Beboter een langwerpige bakvorm van ongeveer 20 cm x 10 cm en doe er het deeg in. Warm de oven op 150 graden en laat een kwartier bakken. Neem de koek uit de bakvorm na afkoeling en snij daarna in sneetjes van ongeveer 3 cm breed. AMANDELKOEKJES. Ingrediënten: 500 g. geplette amandelen, 500 g. poedersuiker, 50 g. boter, 2 gehele eieren of 4 eierdooiers, 5 druppeltjes amandelessence of als je dat niet hebt een snuifje geraspte citroen of appelsienschil en een koffielepel bittere cacaopoeder. Bereiding: Kook in een kom een halve liter water, neem van het vuur en doe er de amandelen in. Laat tien minuten rusten, giet af en pel de amandelen. Droog ze af en plet de amandelen in stukjes. Meng de amandelen met de suiker, eieren, amandelessence of citroenschil en de cacao tot men een homogene deeg bekomt. Neem bolletjes deeg, ongeveer een soeplepel, en doe ze op een beboterde bakplaat en laat een kwartier bakken op 150 graden. “BLANC MANGER” PAP. Ingrediënten: 1 l. melk, 200 gr. suiker, 100 gr. meel, 100 gr. amandelpoeder, 2 gr. vanille, een snuifje geraspte citroenschil en een koffielepel bittere cacao. Bereiding: Meng in een kom suiker, bakkersmeel en amandelpoeder met een houten lepel. Giet er daarna langzaam al roerend - om klonters te voorkomen - de melk bij. Zet op het vuur en voeg daarna steeds al roerend de rest van de ingrediënten toe. Blijf roeren tot de crème smeuïg indikt. Neem van het vuur en giet de crème in vormpjes en laat afkoelen. Smakelijk.
- 35 -
DE FAMILIENAAM “VAN WYNSBERGE”. Guido VAN DER EECKEN In onze streek komt de familienaam VAN WYNSBERGE (er zijn nog een tiental andere schrijfwijzen) tamelijk veel voor. Volgens Frans Debrabandere, in zijn “Woordenboek van de Familienamen in België en Noord-Frankrijk” is de naam een verwijzing naar de plaatsnaam Wijnsberg gelegen tussen Ingooigem, Vichte en Waregem. Gaat het hier dan om een “berg” waar op de hellingen aan wijnbouw gedaan werd? Ja zeker! Velen zijn van mening dat ons klimaat niet geschikt is voor wijnbouw. Dat is fout. Er zijn druivenvariëteiten die ook in een gematigd klimaat goed gedijen. De Duitse Rijn- en Moezelwijnen zijn daar een goed voorbeeld van en - wat weinigen nog weten - ook Vlaanderen is vroeger een wijnstreek geweest die uitstekende wijnen voortbracht. VLAANDEREN ALS WIJNLAND. België is zowat overal gekend als het bierland en terecht, nergens anders ter wereld kent men zo een uitgebreid gamma aan verschillende bieren met een omvangrijke productie. Maar vroeger was dit niet zo. In de middeleeuwen werd hier meer wijn dan bier geproduceerd. De eerste, momenteel gekende, sporen van inlandse wijnbouw dateren al van in 830 en situeren zich in de streek rond Gent. Later in de middeleeuwen werden de meeste Vlaamse wijnen op grote schaal gewonnen rond de oude abdijen van Gent en Leuven. De zorg om natuurlijke wijn voor het heilig misoffer zal daar wel niet vreemd aan geweest zijn. Toen Keizer Karel V zich in 1555 naar Spanje terugtrok nam hij drie karrenvrachten Vlaamse wijn mee, want dat vond hij de beste wijn die toen op de markt was. Zijn mening is belangrijk, hij kon over elke wijn beschikken die in zijn keizerrijk werd voortgebracht en: “in zijn rijk ging de zon nooit onder”. Elke heer bezat hier toen zijn eigen wijngaard. Tevens gold een wijngaard als één van de beste bruidsschatten die men zijn dochter kon meegeven. In 1658 lagen in Schellebelle 11 wijngaarden tussen de huidige Stationsstraat en de Roebeek. Het landschap vormt hier een natuurlijke glooiing naar het zuidwesten. De eigenaars van deze wijngaarden waren allemaal notabelen uit de streek. Die gronden worden er nog steeds “De Wijngaardbochten” genoemd. Op het eind van de dertigjarige Frans-Spaanse oorlog werd in 1659 door de “Vrede van de Pyreneeën” de druiventeelt als nijverheidsgewas in onze streek verboden. Onze gewesten behoorden toen tot “De Spaanse Nederlanden” en het was voor Spanje natuurlijk gemakkelijk om ergens anders toegevingen te doen. Het ligt voor de hand dat deze economische maatregel
- 36 -
door Frankrijk werd opgedrongen omdat de Vlaamse wijnbouw een geduchte concurrent was voor de Franse druiventelers. Nadien verdween geleidelijk aan de Vlaamse wijncultuur en werden we een bierland. Dit ging echter niet van vandaag op morgen. De inventaris van brauwerije de paele aan de Hoogstraat (later brouwerij “‟t Veer”) vermeldt in 1690 - dus 31 jaar na het verbod op de druiventeelt - nog 50 stopen wijn (1 stoop = ongeveer 2,5 liter). HEROPBLOEI? Wijnbouw was ooit een belangrijke nijverheidstak in Vlaanderen. Familienamen zoals: (Van den) Wijn(en)daele, (Van den) Wijngaerd, (Van den) Wijnhove, Wijnmann, (Van) Wijnsberge, (Van den) Wijnstock enz. verwijzen er nog naar. Door Frans protectionisme verdween hier de wijncultuur. Momenteel vind je in Vlaanderen terug wijngaarden in het Leuvense, het Hageland, Haspengouw en in het West-Vlaamse Heuvelland (Monteberg). Daarnaast zijn er ook kleinschalige projecten zoals in Gent (Sint-Pieters abdij). Ook werden op diverse plaatsen wijnclubs opgericht waarvan de leden elke maand kennis maken met wijnen van over de hele wereld. Ook de Vlaamse wijnen komen hierbij aan bod. Is dit het begin van een heropbloei?
NECROLOGIE 2012 - 2013 (deel 1) Daniël DE PAUW Mevr. Gabrielle Van De Wiele werd geboren op 21 augustus 1928. Ze was de weduwe van Albert Becque en woonde op Ertbrug. Ze overleed op 2 november 2012. Dhr. François Bédart werd geboren op 16 juni 1936 en is op 17 november 2012 overleden. Dhr. Daniël Clinckspoor werd geboren op 10 oktober 1925 en overleed op 20 december 2012. .................................................
Dhr. Jozef Van Wesemael werd te Wetteren geboren op 10 maart 1948. Hij was de echtgenoot van Christiane Baeyens en woonde in de Watermolenstraat. Thuis is hij op 3 januari 2013 overleden.
Mevr. Lea Uyttenhove werd op 10 mei 1933 geboren. Ze was de echtgenote van Jan Van Den Bogaert en woonde in de Trompstraat op de plaats van de vroegere wasserij. Ze overleed op 6 januari 2013.
Mevrouw Georgina Van Herreweghe werd op 2 augustus 1926 te Schellebelle geboren. Ze was de weduwe van Henri Van Hende en woonde in de Oostakkerstraat. Na een slepende ziekte is ze thuis overleden op 7 januari 2013.
- 37 -
Dhr. Gustaaf Den Haese werd geboren te Schellebelle op 10 februari 1937. Hij was de echtgenoot van Iréne Van Styvendaele en woonde in de Wanzelestraat. Op 18 januari 2013 is hij in het ACZ Aalst overleden.
Mevr. Mathilde Janssens werd op 23 november 1953 geboren en is op 21 januari 2013 overleden. Mevr Rosa Coppens werd te Schellebelle geboren op 8 oktober 1933. Ze was de echtgenote van Kamiel Stevens en woonde in de Hoogstraat. Op 28 januari 2013 is ze in de ASZ Campus te Aalst overleden Dhr. Emille Van Leuven werd geboren op 21 april 1924. Hij overleed op 31 januari 2013.
Mevr. Maria Bontinck werd geboren te Schellebelle op 9 juli 1921. Ze was de weduwe van Emiel Lauwaert en woonde op de Hoogstraat. Thuis is ze op 8 februari 2013 overleden.
Dhr. Roger De Langhe werd te Wetteren geboren op 13 september 1926. Hij was de echtgenoot van Fernanda Burgelman en woonde in de Wettersestraat. In de campus ASZ te Aalst is hij op 11 februari 2013 overleden.
Dhr. Georges Vercouter werd te Wervik geboren op 13 juli 1924. Hij was de echtgenoot van Anna Melkenbeek en woonde in de Stationsstraat. Hij overleed te Wetteren op 28 februari 2013.
Mevr. Julia Eeckhout werd te Schellebelle geboren op 9 maart 1949. Haar echtgenoot was Wilfried Eeckhout. Ze was voorzitster van de kerkfabriek en woonde in de Hoekstraat. Ze overleed op 17 maart 2013 in het OLV Ziekenhuis te Aalst.
.............................................. Aan de familieleden of kennissen van overleden Schellebellenaren die niet kerkelijk begraven worden, vragen we om een rouwbrief of een aandenken aan de Heemkring te bezorgen. Dat mag in onze brievenbus op het Dorp 19A gestoken worden. Bedankt voor de medewerking.
- 38 -
BELGIE - BELGIQUE
P.B. 9260 WICHELEN 1 3/5163 P006.546
HEEMKRING SCHELLEBELLE
Station van Schellebelle onder Duits Commando tijdens WO I
" ROND DE STENEN LINDE" DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT Jaargang: 39 Nr.: 2 - 2014 Afgiftekantoor: 9260 SCHELLEBELLE
Verantwoordelijke uitgever: SECRETARIAAT HEEMKRING Daniël DE PAUW, p.a. Dorp 19 bus 2 - 9260 SCHELLEBELLE - 0476 - 634920
TIJDSCHRIFT -
-
-
-
-
Uitgegeven met de steun van: - Het Gemeentebestuur van Groot-Wichelen - Het Verbond voor Heemkringen van Oost-Vlaanderen - Het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen Abonnementsvoorwaarden - Jaarabonnement (4 nummers): € 10 - Steunabonnement: vanaf € 15 - Ereabonnement: vanaf € 25 euro - Losse tijdschriftnummers: € 3 (+ mogelijke verzendingskosten) Alle betalingen langs het Secretariaat Heemkring Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle Administratie: Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle Telefoon: 0476 - 634920 E-mail:
[email protected] Website: www.hkschellebelle.be Copyright - Geheel of gedeeltelijk nadruk verboden zonder schriftelijke toestemming van de uitgever - Gedeeltelijk nadruk of citaten in vaktijdschriften zijn toegelaten mits duidelijke bronvermelding Alle auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikel Dienst van het wettelijk depot onder nr. 3644
EXTRA PUBLICATIE * “De Langzame Haast van Pater Bontinck”. Een historicus op missie in het hart van Afrika. - Redactie: Aurèle LOOMAN, Willy VAN DOORSELAER. - Auteurs: William BLONDEEL, Maria BONTINCK, Karel DE JAEGER, Leen HUET, Lieve JORIS, Ignace MATONDO, Brigitte RASKIN, Pierre SALMON, Adolf TEMMERMAN, Adolph UYTTENHOVE, Annemieken VANDAMME, Emiel VAN DE VELDE, Marc VAN DOORSELAER, Willy VAN DOORSELAER, Daniël VAN GROENWEGHE, Jean-luc VELLUT, Honoré VINCK. - Prijs: € 5. Verzendingskosten (binnenland): € 3,5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2005/8746/1 - ISBN: 90-76417-06-7 * “Woordenboek van het Schellebels Dialect”. Met heemkundige aantekeningen en dialect cd. - Auteur: Guido Van der Eecken - Prijs: € 45. Verzendingskosten (binnenland): € 5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2007/Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90-9022207-3 * ”Schellebelle Getekend verleden” - Auteur: Marcel De Grauwe - Prijs: € 39. Verzendingskosten (binnenland): € 5 - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2013/ Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90902738-77
DRIEMAANDELIJKS
TIJDSCHRIFT
HEEMKRING SCHELLEBELLE Gesticht op 7 april 1973
COLOFON
Bestuursleden:
Werkgebied:
*Danny BAEKE, Christine PAUWELS, Ertbrugstraat 68, 9260 Schellebelle. 09-3296408
[email protected]
De oude heerlijkheid Schellebelle-Wanzele De oude vrijheerlijkheid Ertbrugge.
*Marcel DE GRAUWE, Ertbrugstraat 20, 9260 Schellebelle. 09-3661418
[email protected]
Bestuur: Voorzitter: Guy UYTTENHOVE, Oostakkerstraat 10, 9260 Schellebelle. 0475-435868
[email protected] Ondervoorzitter, afgevaardigde Heemkunde Oost-Vlaanderen, vzw.:
*Marc RASSCHAERT, Moleneindestraat 9, 9290 Uitbergen.
[email protected] bij
Daniël DE PAUW, Oostakkerstraat 13, 9260 Schellebelle. 0476-634920
[email protected]
*Dolf TEMMERMAN, Spoorwegstraat 28, 9260 Schellebelle. 09-3694588 *Nancy VAN DEN ABEELE Ertbrugstraat 41, 9290 Schellebelle 0478-524216
[email protected]
Secretariaat, lidmaatschap Christine PAUWELS, p/a Pastorij Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle. 0486-453252
[email protected] Redactie tijdschrift: Guido VAN DER EECKEN, Rijkestraat 39, 9968 Oosteeklo. 09-3737321
[email protected] Digitale ruildienst: Jan DELENS, Jules Vitslaan 9, 9090 Melle. 0499-109888
[email protected]
*Conny VAN DER SNICKT, Onnebossen 27, 9260 Serskamp. 09-3697768
[email protected] *Marc VAN HECKE Heuvel 43, 9260 Schellebelle 09-3661236
[email protected] LIDMAATSCHAP: - € 10 als gewoon lid - € 15 als steunend lid - € 25 als erelid Lidgelden te storten op rekeningnummer: BE28 4475 5851 6120 BIC KRED BEBB KBC Schellebelle
[email protected] www.hkschellebelle.be
MERKWAARDIGE DOOPSELS TE SCHELLEBELLE IN 1779 EN 1780 Hubert WILLEMS
Vrije vertaling: Op 3 juli 1779 heb ik onder voorwaarde gedoopt, aangezien hij voorheen door een ketter gedoopt is, Daniel zoon van de echtgenoten Conradi en Anna Martha, geboren in Germania 25 jaar geleden. Getuige is Joannes Antonius Malfroy. Pastoor Melis.
Vrije vertaling: Op 5 april 1780 heb ik, onder voorwaarde gedoopt, Joannes, zoon van de echtgenoten Jacobus Obernburger afkomstig van Germania en de parochie Baestrop, en Elisabeth Obernburger. Hij is 24 jaar en 2 maanden oud en op deze wijze keert hij naar het ware geloof terug. Getuige is Adrianus Ludovicus De Mey. Onderpastoor De Rammelaere.
- 39 -
Op enkele maanden tijd werden twee Duitssprekende jonge mannen, die niet rooms-katholiek waren, gedoopt te Schellebelle. Bij Joannes wordt expliciet de parochie van herkomst vermeld: Baestrop. Na enig zoekwerk vinden wij in de huidige deelstaat Hessen, in Duitsland, het stadje Vöhl met verschillende Ortsteile waaronder Basdorf en Obernburg. Basdorf is de moderne schrijfwijze van Baestrop. Dit is geen toeval: Joannes Obernburger moet daar geboren zijn, in het voormalige Pruisen. Er is nog meer: in de 18e eeuw vinden wij veel Conradi‟s in de streek van Hessen. Beide mannen kenden elkaar zéér goed, misschien familie? Joannes is trouwens in 1783 dooppeter van Theresia, dochter van Daniel Conradi.
Vrije vertaling: Op 14e november 1783 heb ik gedoopt Theresia, dochter van de echtgenoten Daniël Conradi en Joanna de Middeleir hier woonachtig, gisteren geboren rond negen uur savonds. Getuigen Joannes Overborger en Theresia Verdict. Jozef Bernard Melis, pastoor en parochiepriester. Getekend: Daniël Conradi, Johannes Obernburger, merkteken + Theresia Verdickt. Waarschijnlijk waren er nog “duitsers” aanwezig in Schellebelle rond die periode: de peter van het eerste kind van Daniel, Matthias geboren in 1780, was een zekere Matthias Lölty, (de pastoor schrijft Loltie). Opmerkelijk is dat ze alle drie een mooi handschrift hadden, dit in tegenstelling tot inwoners van Schellebelle, waarvan vele bekenden niet te kunnen schrijven. Van Lölty vinden we geen doopsel. Was deze rooms-katholiek, of is hij elders herdoopt? Nergens is van hem verder nog geen spoor te vinden. De vraag is hoe deze mannen (familieleden, vrienden of lotgenoten ) in het verre Schellebelle aangespoeld zijn. Waren het ambachtslui die hier ergens een opdracht kwamen uitvoeren? Waren het economische vluchtelingen? Of achtergebleven soldaten? Er waren in die periode
- 40 -
nogal wat veldslagen! Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal van Michael Jeremiah Zigin, die als ulaan in het korps van de Hertog van Saksen, blijven plakken is in WichelenSchoonaarde, daar huwde en voor een talrijk nageslacht zorgde (alle Sichiens, Sichins en Sigins in Vlaanderen stammen van onze ulaan af). Het minst aantrekkelijke scenario is, dat deze mannen gevlucht zijn omdat ze samen iets op hun kerfstok hadden. Verder onderzoek in Duitse archieven kan duidelijkheid brengen. Kort na hun doopsel trouwden beiden, Daniel Conradi in Schellebelle, Joannes Obernburger in Wichelen en zorgden daar voor een nageslacht, dat voor Joannes uitzwermde tot in de USA. Het is duidelijk dat een doopsel vereist was om met hun geliefden te kunnen huwen. HUWELIJK VAN DANIEL CONRADI: Huwt op 1 mei 1750 met Joanna (De) Middeleir, minderjarige dochter van Joannes en Theresia Verdickt. Kinderen: - Matthias ° Schellebelle 19.07.1780; † Schellebelle 23.02.1781. Dooppeter: Matthias Lölty. - Jean Baptiste ° Schellebelle 12.12.1781; † Schellebelle 12.02.1782. - Theresia ° Schellebelle 15.11.1783; † Schellebelle 06.03.1784. Dooppeter: Joannes Obernburger. - Regina ° Schellebelle 16.03.1785. - Henrica ° Schellebelle 14.06.1787. - Casimir ° Schellebelle 01.02.1792 - Seraphina ° Schellebelle 06.05.1794; † Schellebelle 11.09.1794. - Theresia ° Schellebelle 28.11.1795. HUWELIJK VAN JOANNES OVERDENBORGER: Huwt op 5 augustus 1783 met Maria Francisca Persoons, dochter van Livinus Persoons en Anne Marie Vermackelen te Wichelen. Kinderen: - Constantinus ° Wichelen 20-6-1784; † Wichelen 9-2-1852. Nageslacht verzeild naar Lokeren en USA. - Martinus ° Wichelen 3-10-1785; † Wichelen 2-8-1790. - Franciscus ° Wichelen 21-10-1787; † Wichelen 14-10-1789. - Victoria ° Wichelen 4-10-1789; † Wichelen 20-1-1795. - Bernardus ° Wichelen 5-8-1791. - Joannes Baptista ° Wichelen 28-4-1794. Kinderen uit een 2de huwelijk te Lokeren. - Isidore ° Wichelen 8-10-1796: † Wichelen 1802. - Petronille ° Wichelen 4-1798; † Wichelen 23-5-1802. - Marinus ° Wichelen 11-1-1799; † Lede 13-11-1862. - Isidorius ° Wichelen ± 1803; † Wichelen 16-11-1819.
- 41 -
SEKSUALITEIT IN DE “GROOTEN OORLOG” Marc RASSCHAERT PROSTITUTIE EN OORLOG. Dit fenomeen gaat nauw samen en is terug te vinden in alle oorlogen die er op onze kleine aardbol reeds gewoed hebben en nog steeds woeden. Prostitutie komt tot stand wanneer de ellende van armoede, honger en uitzichtloosheid waarin veel achterblijvende vrouwen zich bevinden de bovenhand neemt en de vrouwen er onrechtstreeks toe verplicht om zich te prostitueren teneinde hun levenskwaliteit te verbeteren. Zo was het ook tijdens “De Grooten Oorlog” en dat zal men ook in Schellebelle geweten hebben daar “Het Klooster” dienst deed als behandelingscentrum voor de “Gentse Hoeren” die besmet waren met een SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoening) In ons kleine België tierde dit oude beroep welig en zelfs de Duitse bezetter was er zich van bewust dat men er alles moest aan doen om dit aan banden te leggen. Het Duitse “oorlogscomité voor warme onderkleding” ging daarom contracten aan met Belgische vrouwen om wollen onderkledij voor de Duitse soldaten te produceren. Niet uit het oogmerk om de Duitse soldaten in de loopgraven een “warm gevoel te geven” maar eerder om de vrouwen een bestaansminimum te garanderen om de uitbreiding van de prostitutie (waarin ze onrechtstreeks werden gedwongen) tegen te gaan. In de oorlogsgebieden ontstond immers een groeiende vraag naar hoeren en daardoor ontstond er ook een groter aanbod. Deze vraag naar gewillige dames kwam van de grote groepen jonge mannen die zeer binnenkort het front moesten vervoegen. Een natuurlijk historisch fenomeen zoals de historicus Antony Beevor het zo mooi verwoordde “……geslachtsprikkelend effect van dodelijk gevaar”. De in New Orleans beroemde hoerenmadam Nell Kimball, 1854-1934, maakte in haar autobiografie hier al melding van. Zij schrijft namelijk dat toen de VS in de lente van 1917 Duitsland de oorlog verklaarde, de mannen in rijen tegelijk haar bordeel bezochten. Elke man en jongen wou het immers één keer gedaan hebben voordat hij het misschien voor eeuwig niet meer zou kunnen meemaken. Seks was een therapie tegen het instorten van het individu en was voor velen dan ook de enige doeltreffende behandeling. Het deed de gruwelijkheden van de oorlog even vergeten en verschafte de soldaten een intiem moment van geborgenheid en menselijke warmte.
- 42 -
FRONTBORDELEN EN GESLACHTSZIEKTEN. Pragmatische legerleiders beseften natuurlijk dat het verband tussen seks en morele weerstand voor de soldaten van levensbelang was. Voornamelijk de Duitsers en de Fransen zorgden dan ook voor hun eigen frontbordelen. De Duitse soldaat en journalist Heinrich Wandt (1890-1965) die tijdens de “Grooten Oorlog” in Gent op post was schreef er een oorlogsrelaas over. Hij hekelt er de oorlog en de zwijnerijen van de Duitse Officieren in. Er waren twee soorten bordelen, nl. bordelen met blauwe lampen voor de officieren en de bordelen met de rode lampen voor het voetvolk, de gewone soldaat. Aan deze laatste stonden dan ook ellenlange rijen. Das Etappenschwein
Het voordeel van een frontbordeel was dat de legerleiding de volledige controle had over de fysieke gezondheid van de prostituees en daardoor de verspreiding van de SOA‟S (seksueel overdraagbare aandoeningen zoals syfilis, gonorroe, enz.…) enigszins binnen de perken kon houden. In zijn boek “Zacht en eervol” schrijft Leo van Bergen, dat vooral bij de soldaten van de Gemenebestlanden deze ziekten epidemische vormen konden aannemen, vooral de Canadezen namen hierin het voortouw: 20% van de manschappen had een SOA. De uitval van deze manschappen was dan ook een groot probleem voor de generaals. Het voorkomen ervan door controles van de bordelen en het nemen van preventieve maatregelen door het verspreiden van condooms (in ons dialect: Eengelse kaapoote) werd steeds belemmerd door moraalridders die vonden dat “Je het maar niet moest doen”.
MORAALRIDDERS. Er werden maatregelen genomen om de mannen alleen nog in fel verlichte zalen en onder streng toezicht te laten dansen. De saloons en bordelen in de buurt van de kazernes werden gesloten en de drank werd verboden. Vrouwen en meisjes die zich, in de ogen van de moraalridders, te vrijpostig gedroegen werden zonder proces opgesloten en verloren soms voor jaren hun vrijheid. In de trainingskampen werden de mannen “voorgelicht” op een wijze waarbij het “hebben van seks” werd gedegradeerd tot ”het
- 43 -
slechts overbrengen van SOA‟s” en moreel werd “het toegeven aan deze lust” slechts als verraad van je kameraden en zelfs als landverraad bestempeld. De miliciens werden opgedragen zich een “invisible armour” (ingebeelde geliefde) te ontwikkelen om zichzelf te beschermen tegen de geneugten van de vleselijke liefde en zijn “bestaande” gevaren. PROSTITUTIE EN BORDEELBEZOEK. Mannen die kuisheid hoog in het vaandel droegen werden soms door hun eigen kameraden in de val gelokt. In zijn boek “Compagnie K” van William Halsey bekent Philip Wadsworth dat zijn kameraden zijn kuisheid niet konden uitstaan en voor hem een prostituee inhuurden die het oprechte verdrietige meisje moest spelen. Philip Wadsworth gaat met haar van bil en wordt beloond met een geslachtsziekte en moet daardoor dienen in een strafbataljon. Soms werden er ook vrouwen overhaald met behulp van eetbare cadeaus zoals worst en brood. Deze nieuwe trend was gans anders dan het gedoe in de soldatenbordelen waar ze verlof voor kregen om dan in de rij te gaan staan om hun driften bot te vieren. Hoewel ze in zekere zin ook voor deze dames betaalden woog het moreel niet zo zwaar als de betalende liefde in het bordeel. VERANDERD SEKSUEEL GEDRAG VAN HET THUISFRONT. Daar de meeste mannen ver weg aan het front zaten veranderde ook in het thuisland het seksuele gedrag van de eenzame “verlaten” vrouwen. Geheime prostitutie was dan ook tering en inslag en héél véél soldaten liepen dan ook een geslachtsziekte op, in het thuisfront. Daardoor realiseerde de legerleiding zich dat het beter was om de manschappen geen verlof naar het thuisfront meer toe te kennen. Na verder onderzoek bleek echter dat de “geheime prostitutie” in feite niks te maken had met commercie maar eerder met het fenomeen “seks buiten het huwelijk” de zogenaamde seks – om – de – seks. Toen begon het één het en ander uit de hand te lopen en werd de legerleiding bang voor het moreel van de soldaten omdat deze hun vrouwen van dit promiscue gedrag (seks met véél partners) verdachten. Gedrag dat, gezien de cijfers over de verbreiding van geslachtsziekten ook daar waar ze voorheen niet voorkwamen - niet onwaarschijnlijk was. Bovendien kwam hier nog bij dat er vooral op “het platte land” nogal schandaleuze relaties met te werk gestelde krijgsgevangenen werd waargenomen. ........................................................ Bronnen: - Wikipedia - Drs. G.E (Gielt) Algra – Stichting het veteraneninstituut Nederland
SPOTRIJMPJE UIT WO I Dames en heren aanzie mij aan altijd spatsieren mee kloppers aan. ‟t Is niet om te stoefen maar „k draag altijd mijn nieuwe kloppers van ‟t commiteit.
- 44 -
DE EERSTE OORLOGSMAANDEN 1914. Dolf TEMMERMAN MOBILISATIE. Op 31 juli 1914 kwam het bericht dat de Belgische Regering vijf klassen soldaten opgeroepen had. In het station van Gent-Sint-Pieters kwamen de opgeroepenen van Oost-Vlaanderen met pak en zak aangerukt. In de kazernen was geen plaats genoeg voor opvang. Ook de burgerwacht werd gemobiliseerd. Op 4 augustus waren Duitse troepen onze grens overschreden en hadden ze dus België aangevallen. Te Gent werden alle bekende Duitse winkels geplunderd. Op 8 augustus kwamen de eerste treinen met gekwetsten aan te Gent. Op 9 augustus kwam uit Brussel het nieuws dat de Belgen samen met de Fransen een grote overwinning geboekt hadden te Luik. Het feestpaleis te Gent (in het park) werd bezet met vluchtelingen, oorlogsvrijwilligers en burgerwacht. Nog op 16 augustus blokletterde “La Flandre Libérale” dat: “Les forts de Liège tiennent toujours” (de forten van Luik houden nog altijd stand) en ze waren al 10 dagen buiten strijd. Er kwamen vluchtelingen van Leuven, Aarschot en Tienen en ze vertelden over de gruwelen die de Ulanen verricht hadden. Op 17 augustus gingen duizenden Gentenaars bidden naar Oostakker. De Gentse burgemeester Braun vroeg met aanplakbrieven om de kalmte te bewaren en zich te onthouden van elke vijandelijkheid ten opzichte van de vreemde soldaten. Op 20 augustus werd Brussel bezet. Op 22 augustus schreef de “Vooruit”: “De Duitsers zijn op weg naar Gent”, er zouden 200 Ulanen van Aalst naar Gent opmarcheren. De militaire bakkerij en alle auto‟s vertrokken naar Antwerpen. Er reden vanuit Gent nog treinen naar Aalst, Antwerpen linkeroever en naar Oostende. Het Gentse stadsbestuur wachtte echter tevergeefs op de komst van de Ulanen. Er kwamen verbondenen binnen en men maakte de bevolking wijs dat de Ulanen niet zo beestig waren als men eerst beweerd had. De Ulanen die men te Melle, Heusden en Destelbergen gezien had, waren afgesneden van hun korps en werden krijgsgevangen gemaakt. LOPERKESMAANDAG. Te Wetteren zouden op vrijdagnamiddag 21 augustus ruim 150 Ulanen, wielrijders en ruiterij zijn binnengekomen. Ze kwamen van over de Scheldebrug, van over de ijzerenweg-wegbrug aan de Molenhoek, van aan de Statiekouter en verzamelden op de markt. Ze werden ontvangen door het gemeentebestuur dat te horen kreeg dat als er geweld tegen de troepen zou gebruikt worden de gemeente zou plat geschoten worden. In het Station en in de Post eisten ze geld. Hun buit was mager en ze trokken verder met de revolvers die ze op het politiebureel hadden buitgemaakt. De geweren werden vernietigd en verbrand op de koer van het stadhuis. Een Belgische auto met soldaten, die op de markt kwam gereden terwijl de Ulanen er waren, werd buitgemaakt en de soldaten er in krijgsgevangen genomen. Ze zouden aan de Berlindekapel overnacht hebben en ze zijn ‟s zaterdags in alle richtingen terug vertrokken. Te Wetteren waren op 22 augustus vluchtelingen te zien. Ze liepen en riepen: “Loopt, loopt ze komen af…” Maandag 24 augustus was een dag van paniek, bijna iedereen ging op de loop, vandaar “loperkesmaandag”, “vliegendemaandag” of “zottemaandag”. Het gerucht deed de ronde dat de Duitsers al de mannen neerschoten. Later is gebleken dat dit gerucht wel degelijk op feiten
- 45 -
berustte. Te Andenne, Tamines, Dinant, Aarschot, Leuven en nog een tiental andere steden en dorpen zijn er door de Duitsers gruwelijke massamoorden en brandstichtingen gepleegd. In de “Onnebossen” te Serskamp zaten vluchtelingen uit Erpe. Er gebeurde niets. De 27ste augustus werd de Gentse burgerwacht weer onder de wapens geroepen. SEPTEMBER EN OKTOBER 1914 AAN DE SCHELDE. Op 2 september werd het gerucht verspreid dat de belegering van Antwerpen begonnen was. Op 4 september werd bekend dat de Franse regering van Parijs naar Bordeaux vertrokken was en dat Oostenrijk aan België de oorlog verklaard had. In de vroege morgen van 7 september hoorde men vanuit de richting Melle geweervuur en het bulderen van kanonnen. De voorposten van de burgerwacht en de vrijwilligers waren op Ulanen gebotst en werden achteruit gedreven. De 7de september om 10 uur „s voormiddag passeerden duizenden Duitsers te Schellebelle in de richting van Gent. Te Kwatrecht en Melle geraakten ze in gevechten met Belgische en Franse troepen verwikkeld. De generaal von Böhn bevond zich voor Gent en liet aan de burgemeester een brief bezorgen waaruit: “… verzoek ik U morgen de 8ste september ‟s voormiddags om 9 uur, onder bescherming der witte vlag naar mijn hoofdkwartier te Oordegem te komen”. Gent werd onder voorwaarden gespaard. Op 16 september begonnen er schermutselingen te Dendermonde. De klas van 1914, waartoe mijn vader Jef Temmerman (Jef Pieroom) behoorde, werd op 21 september 1914 onder de wapens geroepen. Ze moesten zich naar de Sint-Pieterskazerne te Gent begeven en zouden vandaar naar een opleidingskamp in Normandië gevoerd worden. Op 27/28 september was het front 30 km lang: langsover Sint-Amands, Baasrode, Dendermonde, Appels, Schoonaarde, Uitbergen tot Wetteren. Op 29 september moesten alle vaartuigen op de Schelde vernietigd worden en de brug van Schoonaarde moest verdedigd worden. Er werd op aangedrongen dat ten allen koste er moest belet worden dat de Duitsers daar een brug zouden bouwen. Er bevond zich in de omgeving van Wetteren-Serskamp een Belgische artillerie divisie die het veer van Schellebelle en de Schelde te Uitbergen moest in het oog houden. Ze dierven Schoonaarde niet beschieten uit schrik hun eigen troepen te treffen. Een belangrijke Belgische troepenmacht moest de overgang van de Schelde door de Duitsers beletten om Gent te beschermen. Op 29 september trokken de Duitsers Hofstade en Lede binnen. Op 6 oktober was de situatie als volgt: De lijn van de Nete was doorbroken, de Duitsers waren de Dender gepasseerd, de verdedigingslijn van de Schelde lag zwaar onder vuur, op het standhouden van de verbindingslijn onder Antwerpen - zelfs met de steun van Franse en Engelse troepen - kon niet meer gehoopt worden. Lord Kitchener was zelf te Antwerpen en gaf er de verzekering dat de stad niet zou vallen omdat ze niet vallen mocht. ‟s Woensdags kreeg de bevolking echter de raad om de stad te verlaten langs de noordkant. De laatste militaire treinen met ravitaillement tussen Gent en Oostende vertrokken in de nacht van 6 op 7 oktober. De uittocht uit Antwerpen begon in de nacht van 6 op 7 oktober. De Duitsers staken te Schoonaarde de Schelde over. Op 9 oktober rukten er Duitsers op in de richting van Lokeren en een Beierse divisie trok op naar Gent via Kwatrecht, Gontrode en Lemberge…. Te Gent was versterking aangekomen
- 46 -
van Fransen en Engelsen. De Duitsers moesten machteloos toezien hoe het Belgische leger zich vanuit Antwerpen zonder veel tegenstand kon terugtrekken naar de Westhoek. De 9de oktober was Gent weer in rep en roer want men riep dat de Duitsers weer te Kwatrecht waren en er te Melle hevig gevochten werd. Er was ook de roep dat Antwerpen ingenomen was. De 11de oktober verlieten onze troepen Gent. ‟s Anderendaags trok een Duitse verkennerploeg de stad binnen, die werd door de burgemeester en het schepencollege ontvangen. De 13de oktober verschenen geen dagbladen meer. Op 15de oktober had het Belgisch leger zich achter de IJzer teruggetrokken en zou daar vier jaar stand houden. Het feit dat mijn vader, Jef Pieroom, nog werd opgeroepen toen er hier al Duitsers geweest waren, is te wijten aan een Frans offensief aan de Marne, waardoor de Duitsers hun troepen hier moesten terugtrekken om ze ginder te gebruiken als versterking. Op 25 september waren Oost- en West-Vlaanderen nog onbezet gebied.
VAN DER SNICKT PIERRE EN DE EERSTE WERELDOORLOG. Conny VAN DER SNICKT WIE WAS HIJ? Mijn overgrootvader Petrus Van der Snickt (Pierre genaamd) werd op 28 mei 1893 te Lede geboren als derde kind van Leander Van der Snickt en Clementine Wauters. Zijn vader Leander was geboren te Lede op 14 januari 1863, als zoon van Vitalis Van der Snickt en Maria-Theresia Govaert. Op 29 augustus 1888 trouwde Leander te Erpe met Clementine Wauters die te Erpe geboren werd op 11 september 1861 als dochter van Petrus Wauters en Marie van den Bergh. Leander - die landbouwer was te Lede - overleed er op 25 februari 1932 terwijl zijn vrouw - die kantwerkster was - reeds het aardse voor het eeuwige gewisseld had op 17 oktober 1930. DE KINDEREN. Het koppel Leander en Clementine kregen vijf kinderen, waarvan het eerste misschien de reden tot het huwelijk was geweest, of misschien zoals men noemt een achtmaanderke was. In ieder geval acht maand na het huwelijk, op 28 april 1889, kregen ze een dochter. 1) Justine, werd te Lede geboren en trad in het huwelijk met een beenhouwer van Lede, Hizer de Kerpel. Justine Van der Snickt en Hizer de Kerpel waren de ouders van Ivonne De Kerpel. Zij huwde met Daniël De Waele en samen baatten ze een beenhouwerij uit op de hoek van de Wanzelestraat en de Suikerstraat in de Bruinbeke. Als kind werd ik er regelmatig om triepen (bloedworst) gestuurd en dan kwam Ivonneke, zoals wij ze noemden, uit één of andere plaats tevoorschijn gevolgd door naar ik denk haar zoon. Altijd kreeg ik een stuk triep in mijn handjes gestopt om onder de baan - 100 meter verder woonden wij - op te eten. Met mijn eerste Communie werden wij bij haar ook uitgenodigd op de koffie. Ik wist toen nog niet dat zij familie was. Zij was een volle nicht van mijn grootvader Albert. Het was er heel gezellig, het meest van al omdat ze zo vriendelijk tegen mij was. De meeste mensen klapten enkel met de ouders maar zij gaf mij ook aandacht en ze presenteerde mij van alles wat ze in huis had, ze wou mij echt plezieren en als kind ben je dan blij. 2) Twee en een half jaar later op oudejaarsavond, 31 december 1891 werd te Erpe CamilleAdophe geboren, die bij het overlijden van zijn ouders nog steeds ongehuwd was. - 47 -
3) Op 28 mei 1893 werd Petrus (Pierre) te Lede geboren (zie verder). 4) Het vierde kind werd dochter: Maria Amelie, die te Lede het levenslicht zag op 12 april 1897 en zou huwen met Aloïs Van Cauter. 5) Het laatste kind was Maria Josepha die ook te Lede geboren werd op 3 augustus 1899 maar die reeds vóór haar ouders overleden was en blijkbaar ook nooit huwde. SOLDAAT PETRUS. Op zondag 28 mei 1893 werd als derde kind, Van der Snickt Petrus, zoon van Leander en Clementina Wauters, te Lede geboren. De jonge Petrus groeide op als een onverschrokken jongeling die zijn idealen nastreefde. De oorlog was op komst, maar dat beseften ze nog niet, niemand geloofde dat het er zou van komen, België was neutraal en dat de anderen hun problemen zelf moesten oplossen daar was iedereen het over eens want ze hadden zelf al zorgen genoeg. Op 3 augustus verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk. Toen de Duitsers op 4 augustus 1914 de Belgische grens overstaken om zo Frankrijk te kunnen aanvallen, dacht iedereen nog dat het van korte duur zou zijn, een paar dagen, hooguit een paar weken. Jongelingen zoals Petrus waren verbouwereerd over zoveel lef. Het was onbeschoft wat de Duitsers zich durfden te permitteren, wat dachten die wel? Ook Petrus wou die moffen wel eens een lesje leren, eentje die ze niet vlug zouden vergeten! Wist hij veel wat hem te wachten stond? Ook hij geloofde dat het een kwestie van een paar weken zou zijn, hooguit een paar maand, hij zal er zeker niet stil bij gestaan hebben dat hij zijn leven op het spel ging zetten. Moed had hij genoeg! Hij zag zichzelf misschien als één van de helden, de redder van het land, zijn land waar zijn voorouders nog geen honderd jaar ervoor ook voor gevochten hadden. Eigenlijk vond hij dat hij geen keus had, hij moest gewoon gaan, hij moest zijn vaderlandse plicht doen, hij moest laten zien dat je met de Vlaming niet een vaartje kon lopen! Koning Albert moest de aftocht blazen in Antwerpen waardoor hij zijn troepen achter de IJzer moest samen brengen. De mannen werden er haastig geïnstalleerd, ze konden geen tijd meer verliezen. Wat niemand geloofde was werkelijkheid, de oorlog was een feit, ze konden er niet omheen, al twee maand werd er gevochten! De rauwe werkelijkheid was dan nog dat de Duitsers met zoveel meer waren dan zij! Op 18 oktober brak de slag om de IJzer los. De Duitsers richtten hun aanvallen op het Belgische leger dat zich gedwongen zag om meer en meer achteruit te wijken. Op 20 oktober was enkel nog Diksmuide op de oostelijke IJzeroever niet in Duitse handen gevallen. De nacht erna staken de Duitsers in de bocht van Tervate, de IJzer over. Ze timmerden er een brug over en vielen zo de Belgische voorposten aan op de grens tussen twee legerdivisies, de eerste en vierde LD. Ook het achtste linieregiment waar later Petrus zou worden ingedeeld, was hier opgesteld. Vanuit de veroverde boerderijen schoten de Duitse soldaten met mitrailleurs naar het Belgisch leger. Wanhopig probeerden de Belgen de Duitse opmars te stoppen, maar het leek een onmogelijke zaak. En zo gebeurde het dat de nog ongehuwde Petrus Van der Snickt - die op het gehucht nr 66 te Lede bij zijn ouders woonde - tijdens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zich als vrijwilliger in het leger aandiende op 19 november 1914. Hij kwam bij het 8ste Linieregiment terecht als soldaat tweede klasse. Hij was trots om het leger in te gaan. Hij zou eens iets laten zien! Wij moesten winnen en hij zou daar bij helpen!!! Dat hij één van de felste gevechten uit de IJzerslag zou meemaken, dat wist hij niet, dat kon hem ook niet schelen, winnen moesten ze! Er werd een geïmproviseerde tegenaanval ingezet van twee bataljons, één van het 8ste Linieregiment en één van de eerste Karabiniers, echter zonder resultaat. De aanval werd door de Duitsers in de kiem gesmoord. Vele soldaten werden gedood of gewond. De grond kleurde rood, de lucht was zwart, het gejammer hield
- 48 -
niet op! Kogels floten langs de oren, mannen kermden van pijn, radeloos en toch vastbesloten zaten ze daar in hun gangen! Nooit had Petrus zich zo‟n ellende kunnen voorstellen, pure waanzin! Toch gaven de jongens niet op want in de namiddag maakten ze terug een tegenaanval met vier bataljons nu. Ook dit mocht niet baten, ze dienden zich terug te trekken tot in Stuivekenskerke waar ze zelf de kerk in brand staken omdat de Duitsers - wanneer ze de kerk konden veroveren - geen mooie observatiepost bij zouden hebben. Gelukkig hadden ze dit gedaan want ze werden nog verder verdreven, tot achter de spoorwegbedding. De verliezen langs beide zijden waren zo groot dat de Duitse legerleiding een pauze in de gevechten wou inlassen. De Belgen maakten gebruik om ondertussen de IJzervlakte onder water te zetten waarna de Duitse opmars stopte en de stellingenoorlog begon. Petrus werd op 12 november 1917 te Boezinge - een deelgemeente van Ieper - gewond door het ontploffen van een obus. Hij werd overgebracht naar het hospitaal van Hoogstade waar hij twee dagen werd verzorgd. Dit hospitaal werd tijdens de oorlog als oorlogshospitaal gebruikt omdat het voldoende dicht bij het front gevestigd was zodat ze gemakkelijk de gekwetsten konden aanvoeren en het lag toch ver genoeg om veilig te zijn voor het grote oorlogsgeschut. Bovendien was het ook nog eens gelegen aan een grote baan zodat men in staat was om het te bevoorraden met levensmiddelen en medicatie. Dit hospitaal was in 1915 van grote waarde tijdens de Tweede Slag om Ieper waarbij door de Duitsers op 22 april voor het eerst gifgas gebruikt werd. Daarna werd Petrus overgebracht naar Calais waar hij vier dagen zou verblijven om vandaar naar het militair hospitaal te Villiers overgebracht te worden waar hij tot 28 november 1917 zou verblijven. Op 28 september 1918 werd hij te Diksmuide andermaal gewond, ditmaal een schotwonde. Hij werd op 2 oktober overgebracht naar het Hospitaal “Le Petit-Fort Philippe” waar hij vier dagen zou blijven om dan voor 13 dagen overgebracht te worden naar het hospitaal de Mortain. Van 19 oktober 1918 vertrok hij naar D.C. St-Pair waar hij verbleef tot 9 november en dan nog een verlenging van 8 dagen kreeg om op 17 november het C.T.A.M. terug te vervoegen. Op zijn vuurkaart van oud-strijder zien we dat hij vereerd werd met zes frontstrepen, het oologskruis met palm, de medaille van de strijdervrijwilliger 1914-18, de overwinningsmedaille en de herinneringsmedaille 1914-18. Die werd hem toegekend op datum van 22 september 1953. Het “Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II” met zwaarden werd hem niet toegekend omwille, ik citeer: „ingevolge uw gedrag gedurende en na de oorlog 1914-1918‟. Hij was op 27 juli 1928 veroordeeld tot het betalen van een boete van 610 frank omdat hij op 7 april - na te diep in het glas te hebben gekeken - zich agressief opgesteld had tegen zijn vrouw. Dit bericht was in de krant verschenen. Na de oorlog werd Petrus grondwerker en hemdenmaker. Hij huwde te Lede voor de wet op 29 december 1920 en een dag later voor de kerk, met Alice Marie Nuël. Zij werd ook te Lede geboren op 12 juli 1901 als dochter van Desiré Celina Nuël en Marie Therese Van den Abeel.
- 49 -
Zij kregen drie kinderen waaronder mijn grootvader Albert Joseph Van der Snickt die op 23 augustus 1920 geboren werd, dus ruim vier maand vóór het huwelijk! Hadden ze geen tijd gevonden om vroeger te huwen, was hij niet in staat geweest om te huwen om de één of andere reden? Was hij in Frankrijk als seizoenarbeider op het veld gaan werken? In ieder geval was de vader oud genoeg, hij was reeds 27 jaar. Nog twee kinderen zouden volgen, Augusta Clementina die om 9 uur s‟morgens op 5 april 1923 te Lede het levenslicht zag en drie dagen later gedoopt werd door Cl.v. Haelst. Desiré was het derde en laatste kind dat om 8 uur s‟morgens op 13 januari 1925 geboren werd en de volgende dag door dezelfde pastoor als die van zijn zus zou gedoopt worden. Albert zou in de Statiestraat in Lede het hemdenfabriekje overnemen van zijn vader. Later werd het door zijn broer Desiré overgenomen, terwijl Albert taxichauffeur werd. Waarschijnlijk lag het zware astma van mijn grootvader Albert - die gekend stond als „taxi Albert‟ - aan de basis van het vroegtijdig overlaten van zijn fabriekje, want de stoffen maakten veel stof en dat is iets wat je als astmalijder kan missen. Overgrootvader Petrus overleed op 30 december 1957 en werd te Lede begraven.
HET KUNSTBOEK “SCHELLEBELLE GETEKEND VERLEDEN”
Auteur / Schilder: Marcel De Grauwe. Bladzijden: 175 pagina's. Het boek bevat 242 illustraties zowel in kleur als in zwart-wit en is onderverdeeld in 7 hoofdstukken waarin vulgariserende teksten de geschiedenis en het wel en wee van ons dorp vertellen. Kostprijs: € 39 (verzendingkosten binnenland: € 5)
Uitgever: Heemkring Schellebelle Dorp 19/2, 9260 Schellebelle 0486-453252 rekeningnummer: BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB Te bekomen op volgende adressen: Ertbrugstraat 68 - 0486-453252 Oostakkerstraat 13 - 0476-634920 Ertbrugstraat 20 - 09-3661418
Marcel De Grauwe heeft zowat zestig jaar lang het leven in het dorp vastgelegd met tekeningen en schilderijen. De oogst was dan ook bijzonder groot om uit al dit materiaal een prachtig kunstboek samen te stellen.
- 50 -
SCHENKINGEN AAN DE HEEMKRING Danny BAEKE De Heemkring mocht de voorbije maanden de volgende voorwerpen ontvangen: * Familie Van den Steen 6 handtassen, 2 dameshoeden, 1 damesmantel, 2 lange onderbroeken, 2 hoeden in bond, 4 paar handschoenen, zwarte kant en 1 handtas.
* Anonieme schenking Schoenmakersmateriaal (hamer en 2 leesten)
* Van Huffel Takkensnoeier
* Van den Bogaerd Robert 1126 doodsprenten, 27 communiekaarten en 30 kaarten van priester- en zusterwijdingen.
- 51 -
* Gilbert Venneman 3 oude foto‟s met Schellebellenaars
Schellebellenaars op bezoek in de mijnen.
”Le beau monde uit Schellebelle” in 1922 op bezoek in Duitsland
Velo-Club “Wie rijdt er mee?” 1911 Wij danken de schenkers en hopen dat bij het lezen en bekijken van al deze giften de nodige interesse is opgewekt en dat we mogen blijven rekenen op jullie enthousiasme. Giften, doodsprentjes, doodberichten, oude foto‟s en dergelijke zijn steeds welkom: 1. Via e-mail:
[email protected] 2. Via bestuurslid. (zie tijdschrift) 3. Ons lokaal (pastorij Schellebelle, Dorp 19/2) is open de eerste zondag van de maand van 10.00h-13.00h.
- 52 -
SOLDATENBRIEVEN UIT 1956 Marc VAN DOORSELAER Het woord „heem’ is afkomstig van het Germaanse woord „haima’, wat woning betekende. 'Heem' is verwant aan het Engelse home en het Duitse Heim(at), maar is in die betekenis grotendeels verdrongen door het woord 'thuis'. In het Nederlands vinden we het woord terug in 'in-/uitheems', 'heimwee', 'ontheemd', 'heemkunde' Heemkunde, afgeleid van het woord heem, is kennis van en onderzoek naar de eigen leefomgeving. Het gaat onder meer om de geschiedenis, de geografie en het dialect van een woonplaats of omgeving. Bij één van mijn bezoeken in Schellebelle kwam ik bij mensen en die toonden mij een reeks brieven van een jonge man, kersvers soldaat, net aan zijn legerdienst begonnen. Zijn militaire dienst begon op 1 februari 1956 en deze liep tot 26/07/1957. Vergeet niet, we zijn hier pas 11 jaar na het beëindigen van wereldoorlog 2. Aan het taalgebruik kan je afleiden dat de soldaat waarschijnlijk maar enkel lager onderwijs heeft gevolgd. Het is meer spreektaal dan schrijftaal. Fonetisch lezen was een hulpmiddel om alles te ontcijferen, maar hier en daar bleek dat zelfs onvoldoende. Daarom een getypte versie van de brieven De u-vorm heeft de overhand op de jij-vorm. Het contact met het thuisfront behield hij met een aantal brieven, die vooral in de eerste maand van zijn legerdienst frequent geschreven en opgestuurd werden. Merkwaardig is dat het gaat om een aantal brieven gericht aan een nonkel en een tante. In het begin was dit zelfs om de twee dagen. Inhoudelijk zie ik dat de kwaliteit en de hoeveelheid van het eten en ook het weder belangrijke onderwerpen zijn. In het begin komt het heimwee naar zijn familie op de voorgrond, op het einde geeft de schrijver meer aandacht aan de hobby van het vissen. De aandachtspunten van de soldaat zijn eerder beperkt in omvang. Om de privacy een beetje te bewaren lieten wij natuurlijk de handtekening van de milicien computergewijs verdwijnen. Hier en daar voegde ik een verklaring voor een dialectwoord toe. Deze staan tussen haakjes en cursief We zijn nog in de tijd van de beginperiode van de televisie, lang vóór computer en internet bestonden en zeker lang vóór de GSM en de SMS. Deze brieven geven, althans tussen de lijnen door, een tijdsbeeld weer van een periode welke wij ons vandaag niet meer kunnen voorstellen. 57 jaar terug naar de kindertijd van velen. Vandaag hebben wij 57 jaar technologische evolutie doorgemaakt. Toen leefden mensen nog samen, niet elk in zijn afgesloten wooneenheid. Er was nog tijd voor familiebanden. Wat is er nu beter: de “goeie oude tijd” van toen of …vandaag?
* Amay 2-2-1956
- 53 -
Beste nonkel en tante, ik kom u een klein briefje te schrijven want veel tijt (tijd) hep (heb) ik niet, wij zijn hier om 4 uur aangekomen en waaren blauw van de kouw (koude). Op een uur waaren (waren) wij al in een ander kostuum. Wij kregen een geweer enz. enz.…. Het eten is hier nog al goed, ook het bet (bed). ‟s Morgens om 6 uur moeten wij er uit. Vlug onze klederen aangespeeld, bed netjes in orde, gééten (gegeten) en zo vlug naar buiten. Nu moet ik sluiten. Vele groeten en tot binnenkort. XXX * Amay 4-2-1956 Februari Beste nonkel en tante, Gisteren heeft het hier gans de dag hesneeuwt (gesneeuwd). In dat weer moesten wij oeffenen. Ook het eten is veranderd, ‟s morgens, ‟s middags en ‟s avonds en voorts kunnen wij op ons tanden bijten. Na een week zal ik het toch ook wel gewoon zijn. ‟t Is te hopen dat zij mij vlug eens laten afkommen. Spijtig dat het zo ver is. Hoe is het met het werk? En met de vis? Wij hebben hier de ganse dag ons werk, altijd wat anders. „k Ben altijd blij dat het avond is om mij wat op mijn gemak te houden. Nu hebben wij de ganse dag niets te doen, wij zijn ingespuit (ingespoten) in de rug. Meer nieuws weet ik toch niet, dat komt later. Maak veel groeten aan ‟t werkvolk en aan de vamielie (familie) De Pape. De beste groeten en tot blij weerzien. XXX * Amay 6-2-1956
- 54 -
Beste nonkel en tante, Ik hep (heb) u (uw) brief zaterdag te 1 uur goed ontvangen. „k Ben hier nu al 6 daagen en er is nog geen eene dag voorbij gegaan dat ik geen 10 tot 20 maal aan u denk, ook op zaterdag en op zondag hep (heb) ik veel aan ons kaartpel (kaartspel) gedagt (gedacht). Het is hier triestig, zoo ver van Moeder, Vader, broer en sus (zus), Vrienden en kennissen. Ik hep (ben) hier de zondag naar de 8 uure mis geweest, dan eten en dan gans de dag slappen (slapen) en mij verveelen. ‟ s Avonds gaan wij voor een uur naar de kantien, wij zijn nu 3 dagen gespuit (ingespoten) en krijgen niets anders dan melk en zij is aangebrand en als watter (water). Eén ding was er goed zondag, wij hadden esp (hesp) met kaas, de eerste keer dat het mij ijgelijk (eigenlijk) smaakte. Ook mijn spuiten hebben nu hun tomen uitgewerkt. Ik kon er gans de nagt (nacht) niet van slapen, altijd op de ruch (rug) liggen of roepen van de pijn. Er viellen er veel van hunne sies, gelukkig was ik er niet bij. Nu sluit ik wand (want) meer weet ik niet meer. De beste groeten van XXX tot zaterdag, ik zal bellen als ik in het stasjon (station) ben want wij wetten (weten) nog niet wanneer wij mogen vertrekken. Laat hem eens lezen aan mijn sus (zus). XXX
Doe ook de groeten aan de Vamielie (familie) De Pape en besonder (bijzonder) aan de schootjes zitter Andreja. * 15-2-1956 Beste nonkel en tante, ik ben wat in retar (vertraging) met mijn briefje, het komt door het slechte weeder (weer) en met het veele werk. Wij hebben vandaag naar den tier (schietoefening) geweest. Ja, er liggen er al veel in haar bet met zere (pijnlijke) voetten en met pijn in hun lischen (lies) van te marseren (marcheren) en het schieten. Ik hep (heb) 2 maal 5 pattronen afgevuurt en er waaren er 6 in de roos. De luitenant zegde dat het goed was, wij waaren zo met drieën. Ook moet gij mij verwachten de 20ste, zo dus binnen 14 dagen op een zaterdag. De sneeuw licht (ligt) hier al 40 cm dik. Stel het voor hoe goed het moet zijn om te marseren (marcheren) hé. Wij zullen op de duur noch ons oplijding (opleiding) hebben in de sneeuw. Dat komt nog alle 10 jaar voor, zij (zegde) onze kommandant. Ook zegde hij dat het maar gouw (gauw) begint te dojen (dooien), dat ge in de moder (modder) eens kunt kruipen dat gemakanders (ge elkaar) niet meer kent. Meer weet ik niet meer, zo dus ben ik verplicht mijn briefje te luiten. De beste groeten van XXX - 55 -
U moet niet denken dat die plekken die er op zijn dat het van het wennen (wenen) is. Het is van mijn haar dat juist gewassen is. Commentaar: Een leuke verspreking is wel dat de soldaat schrijft dat er al velen zijn die in haar bed liggen met zere voeten. Dit zou thuis wel eens verkeerd begrepen kunnen worden. * Amay 18-2-1956 Beste nonkel en tante, Graag stuur ik u dagelijk een briefje, maar de tijd ontbreekt, dat weet u ook wel. Ook denk ik dat u met één of twee per week wel kontent (tevreden) bent, want ik hep (heb) er van de week noch maar 3 ontvangen en het is nu zaterdag. Eén van Rollant de smet uit Duitland (Duitsland), één van zussen van Gent en één van thuis. Ik hoop dat ik één van die dagen één van u zal ontvangen. Binnen 10 minuten brengen ze brieven. Ik ben al kersu (curieus) of er geen bij zal zijn voor mij want wij zijn weer gespuit (ingespoten) in ons schouderblaren en wij zijn weeral stijf hoor. Ja, zij zijn daar met de brieven en er is een bij van André, het is maar een korte. Maar wat nieuws van mijn makkers heeft (geeft) toch wat moet (moed) want het is hier al erg verandert tegen verleden week. Wij zijn met 40 in ons peloton en er zijn er 22 van gestraft, allemaal voor hunnen (hun) dril niet te kennen. Ik kwam er goed van tussen. Ze hebben allemaal koeken en mogen niet buiten en niet in de kantiene. Ook moeten zij alle 2 u naar …. loppen (lopen) om karwij (karwei) te doen of weer te keren. Zo spelen zij maar met ons voeten. Wij moeten op 30 seconden verzamelt zijn. De vier laatsten moeten altijt (altijd) karwij (karwei), refter doen. Dat is noch (nog) al vliehen (vliegen) om daar te zijn. Ik ben noch (nog) al gelukig (gelukkig) in die dingen. Ik heb nog geen straf of geen karwij (karwei) refter moeten doen, want het is geen mopje in de refter werken. 150 kommen en 300 teljoren, 150 pollepers (pollepels) enz. enz. Het is hier noch (nog) altijt (altijd) kout (koud) en het sneeuwt hier weer al. Dat is goed voor de manen (mannen) van de omheefing (omgeving): die zitten hier al te vloeken omdat alle uuren moeten alles afvagen. Daar ben ik alle maal niet bij. Als wij buiten gaan moet uw hant (hand) niet van uw kop zijn, altijt (alijd) maar groeten voor hoversten (oversten) en bij zonder voor een stukken (stuk) korporaal. Ons bet (bed), ja dat keeren ze alle dagen 3 tot 4 keren om, daar hebben zij hun weer in hé.
Nu weet ik niet veel meer dat van belang is. Wand (want) ik kan noch (nog) 10 bladeren schrijven over allemaal die dinkskens. Doe de beste groeten aan thuis en aan de beenhouwer. Tot binnen 8 dagen. Daag!! tot ziens
- 56 -
* Amay 27-2-1956 Allo! Beste tante en nonkel hier ben ik dan terug met mijn belofte twee maal per week te schrijven. He (ge) ziet wel dat ik er rap bij ben, het is pas maandag en ik ben al bezig om te schrijven. Daar aan kunt u zien dat ik dagelijks veel aan u denk. Ik denk ook dat u veel aan mij denkt. Nu wat over het weer gesprooken, hoe is het daar? Hier is het weder tussen de twee, en wij staan klaar om te vertrekken. Ze verwachten hier in de kasern (kazerne) een halve meter water. Wij hebben alles ontruimt en zullen waarschijnlijk naar een andere kazeren (kazerne) moeten. Wij zijn in drie verdeelt, wij hebben moeten eksaamen (examen) moeten doen voor wacht, voor lopen en voor radio draager. De die met meest punten zijn er die het werk geven aan de soldaten die de om heving (omgeving) moeten doen ontruimen. De anderen moeten hart (hard) werken, de radio draagers die zien veel koude af. Die moeten met de kaptijn (kapitein) mee, er lichen (liggen) er al veel in de kliniek met vervroren kaken en oren. Ik ben bij de wachten, een mooi sopken (jobken). Goed gekleed en gewaapend het bevel beveelen. Juist iets voor mij hé. Nu ga ik sluiten met de beste groeten aan thuis en vrienden. XXX Zeg eens aan thuis dat die jongen van Laarne bij de radiodragers is? Die voto is maar voor te verbranden – ze zijn allemaal misluckt. * Amay 3-3-1956 Beste nonkel en tante ‟t Bijzonderste van al ga ik maar eerst rap schrijven, om het niet te vergeten. Wij hebben 2 dagen en 2 nachten aan het ijs doen springen geweest. De derde dag was het al gevarlek (gevaarlijk), eerst hing (ging) de luitenant er op met dinamiet en als hij 40 meter op de Maas was schoot hij er door. Een geluk dat hij een touw rond het lijf hat (had). Wij trokken met man en macht aan de koord en wij kreegen hem op het droge. Dan moesten wij met 5 maatje trekken en het was aan mij. Ik moest er op met bijl en dinamiet en ik was bang. Ik zegde dat ik dat niet deet (deed) en hij zij (zei) als ik dat niet deet (deed) dat ik er de gevolgen maar moest voor mij houden. En nu zit ik hier met 4 dagen koekskens. Maar er zijn er hier zo veel. Wij zitten hier met 5 man van de 12 op onze kamer en spelen een spel kaarten want het is mijn dag voor te kaarten en daar denk ik veel aan. Het is nu 2 uur en hep (heb) weer al honger. Wij hadden voor 6 man petatten, iets wat ik alleen kon op eten en 1 boulet er bij. Juist genoeg om de ???? tussen mijn tanden te vullen. Wij hadden naar de majoor allen geschreven en hij heeft weesten kijken en op die avond hadden wij elke één doos sardientjes, 4 sneden brood, een grote kom aardappelen en 2 schellen (schijfjes) kaas. Het was als op een kermis, maar ‟s anderendaags kosten (konden) wij op ons kin kloppen. Zo haat (gaat) het dan, zij doen wat zij willen. Als hij (gij) u brief moest eerder krijgen dan bij ons thuis, zeg dan dat zij mij eten opsturen, wandt (want) het is hier kostelijk aan eten en drinken. In de kantine is het als overal, als ze oppengaat (open gaat) en alles is gans verhoogd en daar proveteeren (profiteren) ze van. Voor een vles (fles) solo is het 7 fr. en voor 1 santwis (sandwich) 4 fr. Als ik uit de refter kom kan ik er op mijn gemak nog 5 op eten. U kunt denken: ‟t morgens 5, ‟s noens en ‟s avonds. Maar dat komt allemaal nog wel hoed (goed). Nog 17 maand en ze hebben gedaan met ons kloten te spellen (spelen).
- 57 -
Ik heb veel sans (geluk) zegde de sezand (sergeant) dat ik niet in het kasot (cachot) zit, want hij zegde dat dit dienst wijgeren (weigeren) was. Nu gaan wij er over zwijgen want ze zullen wel eens gaan blazen voor te zien of wij nog niet naar huis gegaan zijn. Doe de groeten thuis en aan het werkvolk en aan de vamielie (familie) De Pape dat ik nog leef en dat ik zondag wel kom als het geen alarm is want het is niet plezand hoor. De beste groeten van XXX * Namen 18-5-1956
Beste nonkel en tante Ydelijk (Eindelijk) kom ik gouw (gauw) een klein briefje te schrijven, want u zult wel al dikwijls in de brieven gekeken hebben of er geen bij is van mij. Dat komt door het veele werk wij hebben aan onze blok. En ook moet ik de wacht op, daar hebben ze mij ook mee liggen. Maar daar maak ik mij geen zorgen over, nog 14 maand en ook aan het leger. Nonkel, hebt gij al de veiken (fuiken) gevonden en zat er iets in? En laagen de lijnen er nog? Woensdag gaan wij naar Baasrode en van als ik tijd heb zal ik eens bellen van bij Mark of ik naar huis kom. Nu ga ik maar sluiten wand ik zie niet goed meer en er is nog geen licht. Aan allen de beste groeten en tot zondag. XXX
- 58 -
* Fuhlingen 17-6-1957 Beste nonkel en tante, ik heb uw briefje goed ontvangen, de zondag namiddag en nu is het maandag 4 uuren en ik ben al weer aan het penen pennen). Hebben zij iets gevangen de zondag en heeft nonkel iets gehad in de feuken (fuiken)? Ik heb ook niet veel gevangen want het is hier stik eet (sikheet), 39° warmte, dat is al iets hé? Ook schrijft ze dat ik niet zal thuis zijn met de kermis, maar daar zullen de baazen wel voor zorgen hier. Zo het schijnt kom ik van zondag tot zondag, 8 dagen dus. Ik zal wel kunnen kermissen hé. Van dat zwemmen gesprooken, ik kan dat niet leren geloof ik. Het is verloren gesparteld en geslagen, ik blijf niet boven. Wel mijn rug is vel (fel) verbrand en het velt af en dat is een verschrikkelijke pijn. Ik had er geen zalf aan gedaan en ik heb ook van gans de nacht niet kunnen slapen. Heeft nonkel nu al bloed laten inspuiten en wat zecht (zegt) de dokter van? Ik hoop dat alles zal in orde zijn en als het in orde is dan moet hij toch oppassen dat hij hem toch niet overwerkt hoor. Tante, hout (houdt) hem maar wat in het ooch (oog), want als hij kan zal hij weer werken tot als hij er bij valt. En dan zou het kunnen gebeuren dat het niet zo goed meer afloopt. De 15de maand is er door hé tante? Maar dat is voor mij niet meer te lang binnen hé. Nu van het afzwaaien gesproken, nog 39 dagen en de schoonen dag, die onvergetelijke dag van ons leven, de dag van schijding (het scheiden) van al mijne beste vrienden. Maar daar denken wij maar een paar dagen aan de dan begint terug het mooie burgerleven, aan allen de beste groeten en tot zondag. Eens komt de dag van afzwaaien met bier met emmerkens. Dus beste nonkel en tante tot de 23-6-1957
- 59 -
DE FAMILIE SMETRYNS, STILLE DENKERS ROBERT VAN DEN BOGAERD DE JONGSTE SMETRYNS WERD KATHEDRALENBOUWER. PATER SMETRYNS WEIGERDE ZIJN ERFDEEL AF TE STAAN. Achiel, de jongste van het gezin en geboren op 22 april 1895, werkte aanvankelijk zeven jaar mee met zijn andere broers als mechanieker in hun werkhuis te Schellebelle. Op 22-jarige leeftijd begon hij Latijn te studeren en trad binnen in de abdij te Dendermonde als novice. Een voorval bij zijn intrede typeerde “de” Smetryns. Hij werd toen verzocht een document te ondertekenen waarbij hij later zou afzien van zijn erfdeel van het ouderlijk bezit. Dit moest afgestaan worden aan de orde waarbij hij toetrad. De jonge novice weigerde dit categoriek. “U neemt me binnen zonder iets of niet, ik zal er wel voor werken.” Dit laatste heeft hij vooral gedaan in de verre missielanden. Op 30 april 1923 maakte hij wel een testament op waarin hij afstand deed van zijn erfenis, ten voordele van zijn broers en zuster. Hij werd tot priester gewijd op 24 augustus 1927 en het jaar nadien vertrok hij als pater Humbertus naar Transvaal. De Roomse priesters werden er nochtans aanvankelijk aanzien als “verdachte en ongewenste indringers”. De protestantse zendelingen waren er werkzaam en voerden er het hoge woord. Pater Smetryns op jongere leeftijd ERBARMELIJKE TOESTANDEN. De levensomstandigheden waarin hij ginder terechtkwam waren ook niet bijster ideaal. Zo schreef hij in een brief naar zijn familie: “Mijn eerste “hotel” was een krot uit stalen golfplaten aan elkaar verbonden met zinkdraad met daarin een aarden vloer. Het dak was zo lek als een zeef zodat het regenwater dwars door mijn veldbed lekt. Hierbij kwamen nog de talrijke mierennesten, die beestjes waren ook op de vlucht voor het water.” Hij deed er aanvankelijk gewoon missiewerk tot hij per toeval aan zijn levenswerk begon: de kerkenbouw. Zijn eerste missiepost die hij toegewezen kreeg was Doornspruit, zonder kerk. Zo ging de vlieger echter niet op, vond pater Humbertus. IN ALLES GOED. Hij tekende een plan en samen met enkele blanke en zwarte arbeiders begon hij een kerk te bouwen. Hij speelde niet alleen architect (zonder specifieke opleiding hiervoor), hij was ook de meestergast en metselaar. Hij deed dit ook nog in Warnbath en Louis Trichard.
- 60 -
Dit werd de start van zijn bijzondere taak in de missie, kerken- en kloosterbouw. In de zeven daaropvolgende jaren rezen een tiental kerkjes en andere gebouwen uit de grond. Zijn meesterwerk is de kathedraal te Pietersburg, die hijzelf ontwierp en in één jaar bouwde, samen met 37 zwarte gevangenen en 11 blanke metselaars, die nooit tevoren iets groter hadden “gezet” dan een gewoon huis. De gevangenen waren hem toegewezen door de regering. De kathedraal heeft 56 pijlers en 127 vensters in gekleurd glas. Ze is verdeeld in 3 beuken, 6 altaren en biedt plaats aan 1000 personen. De kathedraal werd op 7 mei 1933 ingehuldigd door Mgr Van Nuffel. Er was een delegatie van bisschoppen uit Durban, Johannesburg, Kimberly, Kroonstaf, Lydenberg en Bulawayo. De drie klokken die later naar Zuid-Afrika werden vervoerd en in deze kathedraal werden opgehangen, kwamen van huize Smetryns in Schellebelle. Een feit waarrond later twijfel zou ontstaan zijn. NAAR DE BAHAMAS. In 1939 kwam hij terug naar België om een heelkundige bewerking te ondergaan. Het uitbreken van de oorlog belette hem het jaar nadien om terug te keren. Na de oorlog vroeg hij een visum aan om terug te keren naar Zuid-Afrika. Dit werd hem geweigerd omdat hij, toen reeds, in het openbaar stelling had genomen tegen de apartheidspolitiek. In 1951 vertrok hij dan toch opnieuw, maar nu met bestemming de Bahama-eilanden. Daar kwam hij in heel andere levensomstandigheden terecht. Amerika was de moderne tijd in vergelijking met vroeger. Ook daar had men van zijn goede “deugden” al gehoord en werd hij er ook - hoe kon het ook anders - een bouwmeester van formaat. Hij bouwde daar naast verschillende kerken ook scholen. Op het eiland Salvador, waar Colombus destijds aan wal kwam, trok hij een school op naast het standbeeld van deze beroemde ontdekkingsreiziger. Bij de feestelijke opening van de Sint Cecilia-pastorij met schooltje, feestzaal en een kerkje werd alles betaald door een rijke Amerikaan. VERDIENDE RUST. Nadat hij acht jaar op de Bahamas had doorgebracht, kwam hij naar zijn geboorteland terug. Hij maakte zich nog verschillende jaren verdienstelijk als aalmoezenier in het rusthuis in Lokeren en laatst in Wichelen. Hij overleed op 8 februari 1969 in een ziekenhuis te Dendermonde. HET CONSTRUCTIEBEDRIJF. Het constructiebedrijf van de familie Smetryns ging niet met slaande trom van start. De stille denkers zoals men dit geslacht kon typeren, deden alles zelf. Tot zelfs de motorblokken toe werden ter plaatse gegoten. Niets was onmogelijk bij Smetryns. De eerste motor die ze bouwden werd voor aandrijving gestookt met steenkolen. Later werd die omgebouwd tot diesel. In hun atelier maakten ze een installatie om een elektrische laspost te voeden met een semi-diesel.
- 61 -
DORSMACHINES ALOM GEPREZEN. Met hun dorsmachines zouden de Smetryns in gans het land bekendheid verwerven. Zij waren de grote hervormers van dorsen op de grote landbouwbedrijven. Hun eerste nieuwigheid was een “pinmachien”, nog aangedreven door een rad en getrokken door paarden. Later ontwierpen ze voor de aandrijving ervan zelf hun motoren.
De types dorsmachines die bij Smetryns werden vervaardigd zijn ontelbaar. Het waren steeds verbeterde versies van de vorige. In hun publiciteitsfolder van destijds stond: “De Smetryns dorsmachine is de machine van de kenner…” Dit was ook zo met hun motoren. Ze begonnen met kleine tweetakt motoren van 15 PK tot grotere 2 cilinders van 30 PK. De motoren dienden niet alleen om de grootste dorsmachines aan te drijven. Ook de maalderijen deden beroep op de Smetryns motoren. DEN TRAVEAUX. Voor het herstellen van scheepsmotoren kenden zij in die tijd huns gelijke niet. Hiervoor hadden ze een werf in de Drabstraat, in de volksmond: den Travaux. Tot in de jaren dertig lag daar nog het staketsel: de barkadeire, waarlangs de binnenschepen met paardenkracht op het droge getrokken werden. Soms bleven te Schellebelle schepen zes maanden aan de steigers liggen en moesten hun beurt afwachten, maar de schippers eisten dat hun motoren hersteld werden door “Smetryns”. Eens gebeurde het dat Remi zelf naar de Schelde kwam om de herstelling uit te voeren. Remi
- 62 -
kwam er aan in zijn donkerblauwe werkplunje en met een zakje met het nodige materiaal, maar hij mocht van de schipper niet aan boord komen. Hij werd aanzien als een gewone werkman. “Er moet een “Smetryns” komen om de herstelling uit te voeren, ik wil niemand anders”. Remi moest dan eerst de schipper overtuigen dat hij wel degelijk een “Smetryns” was. Verder in het verleden was nog een bedrijf gevestigd in de Drabstraat. Er is waarschijnlijk niemand meer die daar nog enige bedrijvigheid gezien heeft. Alle bedrijvigheid werd daar immers ruim 90 jaar geleden stopgezet. “Charles & Rite” was de naam van deze firma met maatschappelijke zetel in Brussel. Het bedrijf was gespecialiseerd in grote werken aan waterwegen en voerde deze uit over heel het land. Men beschikte voor die tijd al over zwaar materiaal. Dat was nodig om gelijk welk werk aan te kunnen. Het was ook dit bedrijf dat de “Kalkense vaart” gegraven heeft. Op de chantier van de travaux te Schellebelle werden de herstellingen van het eigen materiaal uitgevoerd. GOED BURGERLIJK BESTAAN. Een volzin op het doodsprentje van vader Smetryns vermeldt: “En gij lieve kinderen, blijf eendrachtig, godsdienstig, onberispelijk en eerbiedigt Uwe moeder alle dagen van haar leven”. Eendracht en de eerbied voor hun moeder sierde de ganse familie. De zes zonen die huwden bleven te Schellebelle wonen. Allen in de nabijheid van hun werkhuis, maar zolang moeder leefde bleven allen ‟s middags bij haar eten. Gans het geslacht Smetryns mag beschouwd worden als ingenieurs zonder diploma. Ze leidden allen een goed burgerlijk bestaan en leken daar best tevreden mee. Dit is waarschijnlijk de reden waarom weinig aan de toekomst werd gedacht. OPVOLGERS ERVEN MECHANISCHE KNOBBEL. Toch hadden verschillende opvolgers dezelfde knobbel voor mechaniek. Toen de ouderen er het bijltje bij neerlegden werd de zaak verder gezet in de vorm van een verkoopcentrum van landbouwmachines. Bij eventueel defect werd het euvel onmiddellijk hersteld door een “Smetryns”. Het is een dienst naverkoop “avant-la-lettre” zou men kunnen zeggen. Vandaag is het bedrijf in handen van een opvolger van de derde generatie, maar met dezelfde veelzeggende naam.
BOEREN Dolf TEMMERMAN Er zijn hier geen echte boeren meer. Wel zijn er nog zegswijzen, spreuken en ander gedoe opgetekend die best als erfgoed zouden bekend blijven en die soms ook wel eens het overwegen waard zijn. Zoals: - Een echt boerenjaar. - Voor een Vlaamse boer zijn alle jaren goed. - Hij voelt vaste grond onder de voeten.
- 63 -
- De boer moet alles betalen, of de duivel zal hem halen. - Hij laat het gras van onder zijn voeten niet maaien, noch de kaas van zijn brood halen. - Hebben is hebben en krijgen is de kunst en houden is 't geweunst. - De boer is gelijk zijn varkens: ze worden al knorrende vet. - Als er nood doet zal hij: tussen twee vlagen meepakken wat hij kan, zelfs in een vliegende gauwte, in zeven haasten en zelfs tussen de vespers en het lof. - Op goede dagen leeft hij tussen geur en kleur en fleur van alle seizoenen. - Soms een erwtje geven om een boontje te krijgen. - De beste mest op het veld is „s meesters oog en voet. - Hij zal zijn kar niet méér beladen dan zijn paardje trekken kan. - Die zijn zaken verklapt is zijn winsten moe. - Een kan beter zwijgen dan twee. - Hij laat zich niet zijn wijsheid afvragen, hij zwijgt zoals de doden in de aarde. - Hagen hebben ogen en velden hebben oren. - Babbelen brengt geen aarde aan de dijk. - Een boer van één jaar en een boer van honderd dat is het zelfde. - Men leert geen boer zijn humeuren af. - Geen boer zonder boerin. (Nu zoeken ze een vrouw!) - De beste koeien staan op stal. - De schoonste bloemen ruiven „t eerst. - Van een boerin kan men een juffrouw maken doch van een juffrouw geen boerin. - Vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. - Heeft hij zijn schat gevonden dan kust hij ze op zijn eigen manier. - Landen verzanden maar ook zanden verlanden. - Hij zoekt geen haartjes in de boter. - Hij kweekt zijn jongens met pap van brokken tot blokken. - Op 't veld gewonnen, in het huis verlepeld. - De kinderen moeten een handje toesteken. - Jong gekend is oud gekend en een ploeg die werkt blinkt, als stil water stinkt. - Zonder Gods hogen zegen, onnuttig hemel en aarde te bewegen. - Geen koren zonder kaf. - Hij lacht gelijk een boer die een hoefijzer vindt. - Men kan boeren zien met een broek van elf-en-dertig-lappen. - Volgens de stedelingen: Een boer is een boer, keer hem om „t is nog een boer. Boeren zijn koppig dom en onwetend. Een boer op klompen is en blijft een stom stuk boer. - Te lande klinkt het anders: De boeren zijn slimme vogels en de stedelingen lompe kinkels. Arbeid veredelt en luiheid vernedert. Arbeid verwarmt en luiheid verarmt. - De boer heeft armen aan zijn lijf. Hij kan ploegen, zweten en zwoegen. Hij is op voor dag en dauw en haan. - Hij slaapt gelijk een kater voor een muizenhol. - Als de grond gereed is laat hij Gods water over Gods akker lopen. - Heeft hij geen paard dan koopt hij een ezel. - Hij zaait naar de zak. - De boer doet zijn best en God doet de rest. - “„t Zal opkomen”, zei de zot en hij zaaide zagemeel. - Wie distels zaait zal distels maaien.
- 64 -
- Soms klaagt de boer putten uit de grond. - Wie slaapt in de zaaitijd moet vasten in de maaitijd. - Wie wil maaien dan moet hij ook zaaien. - Een zaadje in het zand is een raapje / boontje in de hand. - Wie vroeg zaait ook vroeg maait. - ‟t Is te laat de stal gesloten als het paard gestolen is. - Met tijd en stro rijpen de mispels. - Drijf uw vee niet op andermans goed. - Te veel koeien, te veel moeien. - Soms maakt hij een kromme sprong, of trapt over de schreef en zwinselt naar huis al landmetend. - Als het hooi achter de wagen loopt zijn de gaffels goedkoop. - Hij krijgt zijn bedsermoen zelfs als hij gebaart te slapen. - De boerin is thuis in haar huis en kan spreken, over land en zand, koetjes en kalfjes, duiven en kiekens en kraaien. - Over de dorsers in de schuur: Is er maar één, dan klopt hij voor ‟t Lof. Zijn er twee aan 't werk, ze verwijten elkander van “Zatlap, Zatlap”. Als er drie dorsen, dan stoefen ze: “Schoon pachthof, Schoon pachthof”. Zijn er vier aan het werk dan hoort men: “Sla wat rapper! koekenbakker! Sla wat rapper koekenbakker”. - Als er iemand vreemd komt op het hof dan bassen de honden. - Als de boerin oud is wordt ze begijn. - Wie de boer goed wil kennen die slaat zijn vrouw of zijn hond. - Een oude boer is soms krom gelijk een kronkelende tak, soms doof gelijk een helen zak petatten, hij eet zonder smaak en toch werkt hij voort, want krakende wagens piepen en kraken wel, maar ze bollen toch voort. - De buren zeggen: “zijn pees is af” maar hij wil niet van zijn veld. Hij wil blijven. Hij wil het land niet uit. Een oude boom verplant men niet. - Hij was geen sant in eigen land, maar als hij “boven de aarde ligt” weet iedereen wel iets goeds van hem te zeggen. - Ten einde ligt hij op de akker der doden en in gewijden grond op Gods akker. - Als de boeren ophouden met klagen en de pastoors ophouden met vragen, zal zeker de wereld vergaan. - Als de boer over 't weer begint te klagen zal hij toch voor één vlaag niet thuis blijven. - De mens maakt de almanakken en God maakt de dagen. - Rusten de handen, dan rusten de tanden. Dan zou de boer liever dood vallen. Dat hij ruste in vrede.
VERS VAN MARCELS PALET (2) Marcel DE GRAUWE GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD. Iedereen die vroeger zijn dagelijks gebed opzegde sprak deze bede uit. In tijden van hongersnood, omwille van mislukte oogsten of oorlog, klonk de roep “geef ons brood” uit alle
- 65 -
monden. Ik denk nog steeds met een beetje nostalgie terug aan het brood dat mijn grootvader bakte in de oven op de boerderij. Op basis van roggemeel, water en gist kneedde men bij ons gewoonlijk ronde broden die liefdevol met een propere linnendoek afgedekt werden om het deeg te laten rijzen. Ondertussen had hij de oven gloeiend heet gestookt met bundels takkenbossen. Wanneer hij uit de oven de hete as wegtrok in een kuip onder de oven keek ik als kind aandachtig toe als hij zorgvuldig de broden met een palet in de oven schoof. Op de boerenbuiten was het brooddeeg compact want men bakte maar twee keer per maand. Men legde de broden in de kelder in een gemetste bak, afgesloten met een houten deksel. En dat brood bleef lang vers en schimmelde niet! Maar het lekkerst was de ovenkoek die hij voor mij bakte met het laatste restje deeg uit de trog, te weinig voor een brood. Hij stak er een beetje krenten in en legde de koek op de minst hete plaats in de oven. Ik kon amper wachten om in de hete koek mijn tanden te zetten en wanneer het brood toch te hard werd ging het samen met een paar laurierblaadjes en een teentje look in een lekker geurende groentesoep. Vers brood uit de oven besmeerd met smout en een flinke streep zout met een plak hesp, daarvoor stak ik de Schelde over! Na de Eerste Wereldoorlog, als het weer wat beter ging maakte men vooral in de stad het wit brood. Tijdens de Tweede Wereldoorlog toen het brood alweer gerantsoeneerd was en met zegeltjes moest aangekocht worden ging mijn moeder er prat op dat ik dagelijks mijn witte boterham kreeg. Wat de brave ziel niet wist was dat ik liever grof brood at en mijn witte boterham omwisselde met de bruine boterham van Georges en André Van Geert (beiden al geruime tijd overleden). Ondertussen zijn de smaken alweer aangezwengeld en verkiezen veel mensen het gezonde meergranen brood. Voor mijn en uw plezier hierna nog een paar oude recepten, het eerste alleen al omwille van de naam. BEIGNETS VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS. Ingrediënten: 700 gr. meel, 6 dl. melk, 40 gr. biergist, 6 eieren, 10 gr. vanillepoeder, een snuifje zout en voor het decor kristalsuiker. Bereiding: Meng in een kom het meel met 4 dl. melk, doe er de eieren, zout en vanillepoeder bij en meng goed met de handen of met een houten lepel. Meng in de overblijvende lauwe melk de biergist en roer goed om. Meng dit mengsel onder het deeg, dek af en laat 45 minuten rusten. Neem een balletje deeg (een soeplepel) en bak de balletjes in heet frituurvet goudbruin; laat het overtollige vet (of olie) uitlekken op keukenpapier en rol daarna de beignets in de suiker Het is wel zo dat in de keuken veel termen in het Frans gesteld zijn. Ook in de recepten die mijn moeder in haar schriften optekende staan soms Franse benamingen. Een van de bereidingen die mijn aandacht trok omdat er bij stond dat het een dure en tijdrovende bedoening was omdat verschillende zaken vooraf moesten klaargemaakt worden. Ik vermoed dat in de huizen van de rijken verschillende kokkinnen hiermee bezig waren. Wat is er dus nodig om het volgende gekoesterde en geheim gehouden recept dat doorgegeven werd van moeder op dochter klaar te maken? Het recept komt van mijn
- 66 -
grootmoeder meetsen Ida Van de Velde die op het einde van de negentiende eeuw kokkin was bij een notaris in Antwerpen. TRIOMF VAN DE LEKKERBEK. Ingrediënten: 2 genoiseschijven, 800 gr. confituur van fruit naar keuze, 400 gr. “pasta reale”, 800 gr. ricottacrème, 800 gr. patisseriecrème, 500 gr. gebroken, geplette pistachenoten, 300 gr. gelei van fruit, 300 gr. mix van gekonfijt fruit. Bereidingen vooraf: - Genoise: nodig: 10 eieren, 300 gr. suiker, 250 gr. meel,1 snuifje vanille, boter. Bereiding: klop de eierdooiers en de suiker op tot een schuimige pasta, roer er langzaam het meel en de vanille onder en meng zorgvuldig. Klop het eiwit op en voeg het toe aan het deeg. Doe het deeg in een ronde beboterde bakvorm met hoge rand en een diameter van 30 centimeter en bak in de voorverwarmde oven op 150 graden ongeveer 40 minuten en laat afkoelen. - Pasta reale: nodig: 100 gr. amandelmeel, 200 gr. suiker, 3 druppels amandelaroma, 1 snuifje vanille, 1 koffielepel honing, eventueel een snuifje alimentair kleurpoeder (groen). Bereiding: meng alle ingrediënten zorgvuldig in een bodempje water tot men een smeuige massa bekomt. - Ricottacrème: nodig: 300 gr. smeuïge geitenkaas, 150 gr. suiker, 1 snuifje vanille, 1 soeplepel gesnipperde, geraspte fondantchocolade. Bereiding: meng zorgvuldig in een kom de geitenkaas, suiker en vanille en laat dit mengsel 12 uur rusten. Kneed daarna nog tweemaal dit mengsel om de ricotta fijner te maken en voeg daarna pas de chocoladeschilfers toe en nogmaals goed mengen. - Patisseriecrème: nodig: 1 l. melk, 300 gr. suiker, 150 gr. meel, 8 eierdooiers, 1 snuifje vanille, 1 koffielepel geraspte citroenschil Bereiding: laat de melk opkoken met de geraspte citroenschil en de vanille. Klop in een kom de eierdooiers los met de suiker en het meel. Giet de lauwe reeds gekookte melk beetje bij beetje om klonters te voorkomen bij de eierdooiers en meng zorgvuldig. Laat op een zacht vuurtje steeds al roerend de bereiding ongeveer vier minuten indikken. Neem van het vuur en giet de crème in een kom en laat afkoelen. Als dit allemaal klaar is kunnen we beginnen met de uiteindelijke bereiding van de “Triomf van de Lekkerbek”. Bereiding: Leg op een groot dienblad een genoiseschijf en bestrijk ze met de confituur van fruit naar keuze. Leg er daarna een laag pasta reale op en vervolgens een laag patisseriecrème. Hierop komt dan een laag ricottacrème en daarop de tweede genoiseschijf met een laag patisseriecrème, de gepelde, geplette pistachenoten en hierop vervolgens de gelei van fruit uitbundig gedecoreerd met de mix van gekonfijt fruit. Ik hoef U niet te vertellen dat de voedingswaarde, de calorieën van deze lekkernij heel wat hoger liggen dan wat er heden ten dage gepredikt wordt maar bijvoorbeeld bij een “grande bouffe” zou dit gerecht niet misstaan.
- 67 -
NECROLOGIE 2012 - 2013 (deel 2) Daniël DE PAUW
Mevr. Georgette Uyttendaele werd geboren te Schellebelle op 18 november 1924. Ze was de weduwe van Roger Clement en woonde in de Bruinbekestraat. Op 1 april 2013 overleed ze in het ASZ Wetteren.
Mevr. Ivette De Bock werd geboren te Schellebelle op 8 april 1939. Ze was de echtgenote van Jozef Ongena en woonde in de Wettersestraat. Onverwachts is ze op 5 april 2013 in het AZ Sint-Blasius te Dendermonde overleden. Mevr. Christine De Winter werd geboren op 27 januari 1951. Ze overleed op 8 april 2013. Dhr. Ivo Verbinnen werd te Aarschot geboren op 9 mei 1945. Hij was de echtgenoot van Nadine Vereecken en woonde in de Suikerstraat. Hij overleed in AZ Sint-Blasius te Dendermonde op 10 april 2013. Dhr. Carlos Van De Meerssche werd geboren op 6 mei 1937. Hij woonde in de Stationsstraat en overleed op 21 april 2013.
Mevr. Christiana De Poorter werd geboren op 11 april 1939. Ze was de echtgenote van Etienne De Paepe en woonde in de Bellekouter. Op 9 mei 2013 is ze overleden.
Mevr. Jeanine Van Dorpe werd geboren op 3 maart 1950. Ze overleed op 16 mei 2013. Dhr. Charles De Pauw werd geboren op 2 februari 1920. Hij was de weduwnaar van Ferdinanda De Coen en woonde op het Dorp. Hij overleed op 21 mei 2013.
Jonge heer Joran Lievens werd te Aalst geboren op 12 juli 2004. Hij was het zoontje van Jan Lievens en Sabine Denorme en woonde in de Pijpoelstraat. Joran overleed in het UZ te Gent op 23 mei 2013.
Mevr. Juliana De Vulder werd geboren op 6 november 1923 en is op 24 mei 2013 overleden. Mevr. Ivona De Kegel werd geboren op 29 oktober 1928 en overleed op 15 juni 2013. Dhr. Walter De Kerpel werd geboren op 29 november 1958 en overleed op 28 juni 2013.
- 68 -
BELGIE - BELGIQUE
P.B. 9260 WICHELEN 1 3/5163 P006.546
HEEMKRING SCHELLEBELLE
Station van Schellebelle onder Duits Commando tijdens WO I
" ROND DE STENEN LINDE" DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT Jaargang: 39 Nr.: 3 - 2014 Afgiftekantoor: 9260 SCHELLEBELLE
Verantwoordelijke uitgever: SECRETARIAAT HEEMKRING Guy Uyttenhove, p.a. Dorp 19 bus 2 - 9260 SCHELLEBELLE - 0475/435868
TIJDSCHRIFT -
-
-
-
-
Uitgegeven met de steun van: - Het Gemeentebestuur van Groot-Wichelen - Het Verbond voor Heemkringen van Oost-Vlaanderen - Het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen Abonnementsvoorwaarden - Jaarabonnement (4 nummers): € 10 - Steunabonnement: vanaf € 15 - Ereabonnement: vanaf € 25 euro - Losse tijdschriftnummers: € 3 (+ mogelijke verzendingskosten) Alle betalingen langs het Secretariaat Heemkring Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle Administratie: Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle Telefoon: 0476 - 634920 E-mail:
[email protected] Website: www.hkschellebelle.be Copyright - Geheel of gedeeltelijk nadruk verboden zonder schriftelijke toestemming van de uitgever - Gedeeltelijk nadruk of citaten in vaktijdschriften zijn toegelaten mits duidelijke bronvermelding Alle auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikel Dienst van het wettelijk depot onder nr. 3644
EXTRA PUBLICATIE * “De Langzame Haast van Pater Bontinck”. Een historicus op missie in het hart van Afrika. - Redactie: Aurèle LOOMAN, Willy VAN DOORSELAER. - Auteurs: William BLONDEEL, Maria BONTINCK, Karel DE JAEGER, Leen HUET, Lieve JORIS, Ignace MATONDO, Brigitte RASKIN, Pierre SALMON, Adolf TEMMERMAN, Adolph UYTTENHOVE, Annemieken VANDAMME, Emiel VAN DE VELDE, Marc VAN DOORSELAER, Willy VAN DOORSELAER, Daniël VAN GROENWEGHE, Jean-luc VELLUT, Honoré VINCK. - Prijs: € 5. Verzendingskosten (binnenland): € 3,5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2005/8746/1 - ISBN: 90-76417-06-7 * “Woordenboek van het Schellebels Dialect”. Met heemkundige aantekeningen en dialect cd. - Auteur: Guido Van der Eecken - Prijs: € 45. Verzendingskosten (binnenland): € 5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2007/Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90-9022207-3 * ”Schellebelle Getekend verleden” - Auteur: Marcel De Grauwe - Prijs: € 39. Verzendingskosten (binnenland): € 5 - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2013/ Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90902738-77
DRIEMAANDELIJKS
TIJDSCHRIFT
HEEMKRING SCHELLEBELLE Gesticht op 7 april 1973
COLOFON Bestuursleden: Werkgebied: De oude heerlijkheid Schellebelle-Wanzele De oude vrijheerlijkheid Ertbrugge.
*Marcel DE GRAUWE, Ertbrugstraat 20, 9260 Schellebelle. 09-3661418
[email protected]
Bestuur: Voorzitter:
*Marc RASSCHAERT, Moleneindestraat 9, 9290 Uitbergen.
[email protected]
Guy UYTTENHOVE, Oostakkerstraat 10, 9260 Schellebelle. 0475-435868
[email protected]
*Dolf TEMMERMAN, Spoorwegstraat 28, 9260 Schellebelle. 09-3694588
Ondervoorzitter Danny BAEKE, Ertbrugstraat 68, 9260 Schellebelle. 09-3296408
[email protected] Secretariaat, lidmaatschap Christine PAUWELS, p/a Pastorij Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle. 0486-453252
[email protected]
*Nancy VAN DEN ABEELE Ertbrugstraat 41, 9290 Schellebelle 0478-524216
[email protected] *Conny VAN DER SNICKT, Onnebossen 27, 9260 Serskamp. 09-3697768
[email protected] *Marc VAN HECKE Heuvel 43, 9260 Schellebelle 09-3661236
[email protected]
Redactie tijdschrift: LIDMAATSCHAP: Guido VAN DER EECKEN, Rijkestraat 39, 9968 Oosteeklo. 09-3737321
[email protected] Digitale ruildienst: Jan DELENS, Jules Vitslaan 9, 9090 Melle. 0499-109888
[email protected]
- € 10 als gewoon lid - € 15 als steunend lid - € 25 als erelid Lidgelden te storten op rekeningnummer: BE28 4475 5851 6120 BIC KRED BEBB KBC Schellebelle
[email protected] www.hkschellebelle.be __________________________________
WOENSDAG 28 OKTOBER 1914 - HET KORTE OPONTHOUD VAN PATER HILARION THANS TE SCHELLEBELLE Marc VAN HECKE Vermoedelijk behoor ik, jaargang 1953, tot de laatste generatie die op school pater Hilarion Thans (1884-1963) als auteur heeft leren kennen. Wie jonger is dan mij zegt zijn naam hoogstwaarschijnlijk niets. Ook al in mijn jeugdjaren was hij, zeker bij de jeugd, geen gekende schrijver (meer), en hij behoorde niet tot onze „verplichte lectuur‟. Natuurlijk was hij geen specifieke jeugdschrijver, alhoewel hij een paar goede jeugdboeken had geschreven. Begonnen als dichter, werd hij later vooral auteur van religieuze werken, hagiografieën, reis- en andere verhalen, enige toneelstukken en tenslotte van drie (dag)boeken met zijn belevenissen in de 1ste én de 2de wereldoorlog (zie verder). Kortom, geen literatuur die ons als jonge adolescenten bijzonder aansprak. Dat wij zijn naam toch leerden kennen, komt zo: tot halverwege de jaren ´60 werd in de katholieke scholen, alleszins nog in het „lager middelbaar‟, een inleiding tot de Nederlandse literatuur gegeven aan de hand van “Zuid en Noord - Bloemlezing uit Zuid- en Noord-Nederlandse schrijvers”. Dat was een legendarische schoolboekenreeks samengesteld door de jezuïet Evarist Bauwens, die onze ouders, en de generatie vóór hen ook al op school hadden gekend (de 1ste uitgave dateert van 1891 !). In alle uitgaven sinds de jaren ‟20-‟30 was pater Hilarion Thans, toentertijd een veel gelezen schrijver, met een paar uittreksels uit zijn werken opgenomen in die prachtige bloemlezing die voor zovele generaties een gekoesterd begrip was. Maar uit ónze humanioratijd is enkel de naam van de auteur blijven hangen, zijn boeken bleven volstrekt ongekend. Tot ik later bij toeval in bezit kwam van één van zijn boeken, “Verduistering” (1949), een uniek document, waarin hij het verhaal doet van zijn persoonlijke belevenissen in de meidagen van 1940, toen de Duitsers België binnenvielen en zich in eerste instantie meester wilden maken van het fort Eben-Emael en van de bruggen op het Albertkanaal. Pater Thans was in die dagen leraar te Oud-Rekem, en de gebeurtenissen speelden zich in de onmiddellijke omgeving af. Meteen vond ik het boek van Thans één der interessantste (niet-militaire) getuigenverslagen ooit gepubliceerd over het begin van de 18-daagse Veldtocht. Een klein meesterwerk en een
- 69 -
onmisbaar boek, voor wie iets wil vatten van de realiteit, de onbeschrijflijke verwarring en chaos waaraan de bevolking toen ten prooi viel. Hilarion Thans reveleerde zich voor mij als een sterk en boeiend verteller met oog voor het menselijke leed en het grote onrecht; een fijn observator en optekenaar van alles wat hij zag en hoorde. (Opmerking: in Rond De Stenen Linde , Nr 3/2000 verscheen een eveneens boeiende getuigenis van een Schellebelse soldaat, die zich in die periode met zijn eenheid in dezelfde streek bevond. Het is treffend hoezeer zijn weergave van de ontreddering en verwarring - ook bij de militairen - gelijkloopt met het relaas van pater Hilarion.)
Kort nadien zocht en vond ik zijn twee andere oorlogsboeken, deze keer zijn herinneringen aan de Groote Oorlog, “Onder de Wolk” (1924) en “Mijn Oorlog” (1921). Beide boeken beantwoordden volledig aan wat ik na lezing van “De Verduistering” had verwacht. Het is jammer dat Hilarion Thans in de vergetelheid is geraakt, want alleen al voor deze drie oorlogsherinneringen, geschreven zonder literaire aspiraties, verdient hij blijvende aandacht; het is merkwaardig, dat het relaas van pater Hilarion doodgezwegen wordt, nu de “Groote commercialisering” van de herdenking 14-18 zijn hoogtepunt bereikt, met een ongeziene overvloed van tientallen (her)uitgaves van boeken, waarvan zeer vele zonder toegevoegde waarde en vaak volkomen overbodig. In “Onder de Wolk” (1924), in zijn eigen woorden: “geen geschiedkundig relaas, maar een eenvoudig document van oorlogsneurose”, vertelt hij zijn persoonlijke belevenissen van 31 juli tot begin november 1914. Pater Franciscaan Thans (Minderbroeder), maakt bij het uitbreken van de oorlog deel uit van het Klein Seminarie te Mechelen. Vanuit zijn sterk patriottisch gevoel wil hij zo snel mogelijk als vrijwilliger-brancardier dienst nemen bij het Belgisch leger, maar dit wordt hem door de Pater Provinciaal (de overste van de Broederorde) geweigerd - 50 medebroeders hebben al dienst genomen, en ten andere, de overste vindt pater Hilarion niet sterk genoeg voor de job. Naarmate de Duitse inval vordert, groeit het aantal tegenstrijdige berichten; verkeerde informatie komt in de pers; de geruchtenmolen viert hoogtij; een zeer verwarrende periode breekt aan. Mensen vluchten, keren ‟s anderendaags terug om enkele dagen later weer op de vlucht te slaan ... niemand weet waaraan zich te houden. Thans noteert alles wat hij hoort en ziet, wat de man in de straat denkt en zegt, en maakt ons met zijn dagboek op zeer boeiende wijze getuige van de aanhoudende chaotische toestand. Uiteindelijk, nadat het seminarie al een keer was ontruimd en terug betrokken, beslist de Pater Provinciaal eind september, dat de broeders definitief Mechelen moeten verlaten, en ze krijgen allen een nieuwe bestemming. Pater Hilarion moet via Antwerpen per trein naar Tielt, toevallig naar het klooster waar hij vroeger zijn noviciaat volbracht. De vlucht voor de Duitsers bewijst zich als zinloos, als ook Tielt wordt ingenomen; de opmars wordt pas op de IJzer gestopt. Op zijn aanvraag verkrijgt Hilarion Thans op 25 oktober van de Duitse autoriteit een “Reiseschein” (= de toelating) om terug te keren naar het Klein Seminarie te Mechelen - precies op de dag dat de Belgen hun eerste poging ondernemen om de IJzervlakte onder water te zetten. Op 27 oktober begeeft Thans zich met een medebroeder op pad - hij zal vooral te voet het traject naar Mechelen afleggen, via Deinze, Gent, Schellebelle, Dendermonde en Willebroek. Op het moment dat pater Thans in Mechelen zal aankomen (29 oktober), is de beslissende inundatie van de IJzervlakte een feit - en het front zal voor vier jaar gestabiliseerd worden.
- 70 -
De marsroute van pater Hilarion op 27, 28 en 29 oktober 1914.
Zoals we van de boeiende verteller Thans gewoon zijn, wordt zijn kleine odyssee in zijn dagboek op dikwijls schilderachtige wijze in beeld gebracht. We brengen hieronder een uittreksel van zijn dagboek dd 28 oktober 1914, de dag waarop hij in “het heldere Schellebelle” een kort oponthoud maakt. 28 oktober 2014 (‟s Morgens, na de overnachting in het Gesticht van de Zusters van Liefde te Kwatrecht) Door de goede zusters met proviand voor de reis voorzien, zijn we opgestapt om half zeven. Een vochtigkoele morgen, met blauwe diepten tusschen het wolkengrauw. We bereiken een kruispunt der banen: een wijst naar Aalst en Brussel, een naar Wetteren. Dat is de onze. Op blinden of deuren der lage woningen lezen we Duitsche opschriften, immer dezelfde: Gute leute. Gute alte leute. Wat voor de komende troepen beduiden moet “Geen baldadigheden als 't u belieft!” De spoorbaan waar we over moeten is streng bewaakt, doch de Pruisen zijn charmant genoeg ons den weg te toonen, en raden ons aan, overal de kameraden te raadplegen.
Der heiss umstrittene Bahnübergang in Quatrecht. De spoorwegovergang te Kwatrecht, waar een hevige strijd woedde.
- 71 -
Langs denneboschjes, vruchtbare akkers, hooge boomgroepen leidt de baan - waarover Duitsche ruiters ons tegemoet rijden - tot in het heldere Schellebelle. Hier bevragen we ons naar een gerij. Een dalende wegel voert naar de blanke Schelde. In het schippershuis praten we met een oude moeder. Ze heeft veertien kinderen, alle in leven. Zeven er van zijn getrouwd; hebben op hun beurt vele kinderen. Zij zelve, en haar man, hebben hun ouders nog. Een groot portret aan den wand toont ons die vier geslachten: gansch een volk kloeke mannen, krachtige vrouwen en frische kinderen. Ondertusschen staat een karretje voor de deur, en we rijden, gezapig aan, over de grijze kalsijde, rechts de onafzienbare akkers, links de spiegelende bochten van den stroom. En daarachter weer de groene vlakte van Vlaanderen.
De oeverdorpen zijn droef gehavend. Want te Wichelen en te Schoonaarde wierpen, lange dagen, de Belgen de aanvallende Duitschers terug, die den stroom wilden oversteken om den kring rond Antwerpen te sluiten. De torenspitsen liggen afgeschoten; de daken met open bressen; de witte gevels zijn door kogels als door de pokken geschonden; overal ruiten stuk; de groene dijken melaatsch van grijsgele granaatputten. Vóór Dendermonde stappen we af. Duitsche burgerpolizei onderzoekt onze papieren. De aanblik der stad is ontzettend. Alle huizen hol en zwartgeblakerd. Géén dat niet uitgebrand werd. Het kloosterke der Arme Klaren laat door zijn gapende vensterholen, den voorbijganger schouwen in zijn schamele geheimenissen. Stilte alom; zwarte, holoogige verlatenheid. Alle gevels hebben den grijns van doodskoppen. Nog grijpt ons een bittere walm van roet naar de keel ... --∞--
- 72 -
Pater Hilarion blijft in Mechelen tot september 1915, wanneer hij door zijn overste aangeduid wordt als leraar te Oud-Rekem. Hij blijft in hart en nieren een patriot, en een antiDuits gedicht van hem werd door de bezetter ontdekt. Hiervoor zou hij opgepakt worden en veroordeeld, maar hij slaagde er in om in december 1916 op avontuurlijke wijze - via een rioolpijp - naar het neutrale Nederland te ontsnappen. Hij weet over te steken naar Engeland, en vervolgens naar Frankrijk, waar hij een opleiding tot brancardier zal volgen. Vanaf maart 1917 zal hij dienst doen als ziekenverzorger in het Belgische fronthospitaal Cabour. In “Mijn Oorlog” (1921) vertelt pater Hilarion zijn avontuurlijke ontsnapping en zijn leven in het hospitaal Cabour. Ongetwijfeld zijn meest aangrijpende boek, dat ons de grauwe werkelijkheid laat zien, de pure menselijke ellende van de verwoeste levens waarmee hij als aalmoezenier-ziekenverzorger dagelijks te maken kreeg. Geen opbeurend relaas, wel een eersterangs getuigenverslag van de gruwelijkste kant van de “Groote Oorlog”, een uniek venster op de werkelijkheid van het fronthospitaal. --∞-De drie oorlogsboeken van pater Hilarion, “Onder de Wolk”, “Mijn Oorlog” & “Verduistering” kunnen integraal gedownload worden (PDF) op: www. dbnl.org --∞-Wie was pater Hilarion Thans ? Hilarion Thans was het voorbeeld van een grensoverschrijdend man: hij werd in 1884 in het Nederlandse Maastricht geboren als Antoon Thans en stierf, in 1963, in het nabije BelgischLimburgse Smeermaas-Lanaken. Hij trad toe tot de orde van de minderbroeders (pater Franciscaan, pater Hilarion O.M.F = Ordo Fratrum Minorus). Noviciaat in het klooster te Tielt; klooster te Sint-Truiden, Klein Seminarie te Mechelen; priesterwijding in 1909. Het grootste deel van zijn leven was hij leraar Grieks en Latijn te Oud-Rekem (Limburg). Hij geldt als een Vlaams schrijver en publiceerde dichtbundels: Omheinde hoven (1913), Verloren stroom (1920), en boeken, o.m. Mijn oorlog (1921), Passiebloemen (1924), Onder de wolk (1925), Broeder Francesco (1926), Zuster Chiara (1927), Vertellen (1933-1945), Pelgrim (1934), Heide (1936), Geestelijk onderricht (1946-1963), Terra d'amore (1949), Verduistering (1949), Eigen leven en werk (1953), Vertellen. Eigen en volksche vertelsels (z.j.)
- 73 -
REACTIE OP MERKWAARDIGE DOOPSELS IN SCHELLEBELLE VAN JUNI JONGSTLEDEN: Hilda OVERDENBORGER OVERDENBORGER = OBERNBURGER Doopgetuige Joannes Overborger op de doopakte van Theresia Conradi te Schellebelle in 1783, tekent als Johannes Obernburger. 14e 9bris 1783 baptizavi theresiam filiam danielis conradi, et joanne de middeleir hic conjugum natam heri vesp(ertina) circa nonam susceptores fuerunt joannes overborger et theresia verdickt J(oseph) B(ernardus) melis pastor et p(er)sona Daniel Conradi jo hannes obernburger s(i)g(num) + theresia verdickt
14de november 1783 heb ik gedoopt Theresia, dochter van Daniël Conradi en Joanna de Middeleir van hier, gehuwden, gisteren geboren rond negen uur savonds, de doopophouders waren Joannes Overborger en Theresia Verdict. Jozef Bernard Melis, pastoor en parochiepriester, Daniël Conradi, Johannes Obernburger, merkteken + Theresia Verdickt. Als gevolg van Hubert Willems‟ artikel in juni jl. schreef ik naar de gemeente Basdorf en kreeg als antwoord dat de bevolkingsboeken pas aanvangen in het jaar 1876 maar dat ze mijn mail hebben doorgestuurd naar meneer pastoor. Sehr geehrte Frau Overdenborger, da unsere Personenstandsbücher erst ab dem Jahr 1876 beginnen, haben wir Ihre E-Mail an das zuständige Pfarramt weitergeleitet. Mit freundlichen Grüßen aus Vöhl. De pastoor aldaar schrijft: Liebe Frau Overdenborger, Auf Ihre nachstehende Anfrage antworte ich Ihnen nach Durchsicht der Kirchenbücher: Johannes Obernburger wurde am 16.02.1753 in Basdorf geboren. Als Eltern waren Johann Jacob Obernburger und Anna Catharina eingetragen. Offen bleibt die Frage, warum Johann Obernburger nach Flandern auswanderte. Mit freundlichem Gruß und Gottes Segen, Pfarrer Hohmeister. Beste mevrouw Overdenborger. Ingaande op uw onderstaande vraag heb ik de parochieregisters nagekeken: Johannes Oberburger werd op 16.02.1753 in Basdorf geboren. De ouders waren Johann Jacob Obernburger en Anna Catharina Eingetragen. Het blijft een open vraag waarom Johann Obernburger naar Vlaanderen emigreerde. Met vriendelijke groeten en Gods zegen, pastoor Hohmeister.
Bingo ! Dank aan allen voor de hulpvaardigheid!
- 74 -
JEF “PIEROOM” EN DE GROTE OORLOG Dolf TEMMERMAN ZIJN LEEFWERELD. Mijn vader: Jozef Temmerman (Jef Pieroom), werd geboren op 12 maart 1894 in de Hoek te Schellebelle. Vroeger zei men dat de duvel daar begraven was, misschien een overblijfsel van een heidens gedoe? Zijn moeder was Sophia Philomena Conradi, geboren op 6 augustus 1857 en op 16 maart 1894 gestorven in het kinderbed na zijn geboorte. Zijn vader was Adolf Temmerman, mijn dooppeter, geboren op 18 januari 1861 en overleden op 20 maart 1954. Hij hertrouwde op 8 april 1896 met Maria Van Den Bergh. Jef groeide op in de Hoek bij zijn meetzen Antonia, Adoni Veracht, met als roepnaam Done, geboren op 5 november 1834 en overleden op 16 februari 1917. Zij was winkelierster. Zijn grootvader Franciscus werd geboren op 16 december 1825 en overleden ???: zijn roepnaam was Sies, hij was ploegbaas piocheur (spoorwegarbeider) en landbouwer. Hij had als bijnaam stekker, misschien te danken aan zijn beroep: piosser of stekker (?): ze moesten toen met de schop en met een zware ijzeren staaf de ballast al stampend en “stekkend” onder de dwarsliggers zien te krijgen. Er is nog een andere mogelijkheid: het was in de Hoek, in die tijd, de gewoonte dat een stervende of plotse dode het bezoek kreeg van de buren, waarbij ze kwamen om te zeggen dat nu alle schulden kwijtgescholden en alle veten bijgelegd waren. Het woord “stekker” zou kunnen vervormd zijn uit “stuiter” (aflezer, belezer, bijlegger of begeleider) want er was een familieband met de genezers Osselaer van aan de Berlindekapel te Kalken … Zijn zoon, nonkel Tiest (1858 - 1938) en jonkman gebleven, woonde naast het ouderlijk huis en hij maakte ook mostaardpleisters. Meetzen Done hield - zoals gezegd - een kruidenierswinkeltje en had ook een hele nest opgekweekt.
Kruidenierswinkel van meetzen Done en peetzen Sies Temmerman.
- 75 -
Tussen 1858 en 1876 waren er negen geboorten, echter niet allemaal overlevers. Peetzen Sies zou ook gewerkt hebben bij de aanleg van de spoorlijn tussen Dendermonde en Gent. In de jaren rond 1845 was hier veel armoede wegens de aardappelenplaag en waren hier veel seizoenarbeiders die naar Frankrijk trokken voor de oogst. Vrouwen en kinderen bleven hier achter. Er zijn meldingen dat menigeen de winkelwaren die bij meetzen Done gehaald waren, niet konden betalen. De mensen waren eerlijk en zodra de mannen terugkeerden met hun verdiende centen werden alle schulden betaald. Waar meetzen Done haar winkelwaar bestelde of haalde is mij een raadsel. Op de Verhoogstraat moest Amedé Van der Haegen nog voor de oorlog 1940-45 zijn winkelwaar per fiets halen in Sint-Niklaas (zijn Mathilde was van daar). Er waren toen wel leurders. Ik herinner mij een farce van Muer (Felix Conradi), broer van vaders moeder en schoenmaker. Een mostaardleurder, per bezakte ezel, was eens op Hekkergem een huis binnen gegaan en moet er volgens Muer te lang vertoefd hebben. Het was bij de noen en Felix had pellepetatten opstaan. Hij heeft niet beter gevonden om, ongezien die ezel een hete patat onder zijn staart te stoppen. Een ezel is niet dom maar toch, in plaats van zijn staart op te heffen om het hete projectiel te laten vallen deed hij juist het omgekeerde en sloeg op de vlucht. Als Felix schoenen zat te maken voor zijn venster en er stopten schoolkinderen, maakte hij ze van alles wijs o.a. dat ze in de plassen moesten lopen en goed stampen, dan zou hun moeder hun schoenen niet moeten kuisen. Muer kon fietsen - zijn broer Fons niet - en hij had een nu niet meer bekende manier om op dit paard te springen, nl. op de as van het achterwiel zat links een verlengsel: hij zette zijn linkervoet op dit verlengsel en wipte zo op het zadel. Hij kwam ook jaarlijks bij ons Schaarbeekse krieken halen om die op jenever te steken. Hij was ook lid van de Bolhoeden en heeft op een foto een soort emmer op zijn kop. Fons, zijn broer, ook schoenmaker, woonde in de Bruinbeek, was vaandeldrager bij de fanfare en deed zijn bestellingen, maatnemingen en leveringen te voet (tot zelfs in Lochristi). In de Hoek had iedereen een bijnaam: mijn peter Dolf was Pieroom en mijn vader was dus: Pieroomeze Jef. Dolf senior had die naam niet geërfd, hij had hem als knaap gekregen omdat hij kon vertellen over een man die “Pier Oom” noemde. Jef werd als wees door meetzen Done en Sies verwend. Als peuter kreeg hij zelfs bij de buurmeisjes Vermeulen opvang. Hij kon tot zijn 14 jaar naar school gaan en als hij ‟s namiddags thuis kwam kreeg hij een dikke “boterham” en trok er mee de straat op bij zijn kameraad, die het niet zo breed had. Samen aten ze de “smouterham” op. En het gebeurde dikwijls dat hij terug bij zijn meetzen ging zeggen dat hij nog honger had en hij kreeg nog. Peetzen Sies had ook een boomgaard aan de overkant van de straat, waar nu het kapelletje staat en daar kweekte Jef ook wat kennissen mee. Ze konden er ook varen met een waskuip in de wal - waarschijnlijk een afgedankte vlasroot - tot het spel kantelde. Sies Bayens, van Dokes, heeft dat ook eens meegemaakt. Als het gevroren had en als het ijs voldoende draagkracht had zat de jeugd van de Hoek, op hun kloppers, daar te sleren…. De naam van zijn tengere schoolkameraad ben ik vergeten maar hij moet zich op latere leeftijd van kant gemaakt hebben. Jef moest bij zijn meetzen ‟s noens de schotels wassen en al eens dweilen en schuren en de bedden opmaken. Van peetzen Sies en nonkel Tiest leerde hij spitten en alle tuinwerk. Nonkel Tiest was spoorwegman maar boerde na zijn uren ook nog wat: een varken moest bras van rogge en patatten krijgen. Mijn peter Dolf was ook van dat gedacht. Hij dorste zijn eigen graan en was ook duivenmelker. Als hij vroeg gepakt had en met zijn prijs naar huis keerde is hij wel eens van de alf (boze geest) geleid geweest. Ik heb hem als knaap eens betrapt toen hij op de beekkant, achter zijn hof, met de voeten in het koude water had gezeten en een koperdraad rond zijn blote enkels zat te draaien tegen de reumatiek! Hij heeft me ook eens als peuter aan de hand meegenomen om in de Wanzeelsedreef in de Onnebossen aan de eikenbomen
- 76 -
euvergalle (korstmos) te gaan plukken … voor wat dat moest dienen weet ik niet. Hij was ook eens zijn patatten aan het uitdoen met een kapper. Dat stond me aan en ik vroeg om ook eens te mogen kappen. Lap! Bij de eerste kap de steel gebroken. Die man was oud en die steel ook. Op het Dorp van Schellebelle stonden tot voor de oorlog 1914-18 notelaars. Als de noten rijp werden lieten de schoolgasten de gelegenheid niet voorbij gaan om er eens onder te knuppelen. Die notelaars waren eigendom van de gemeente en ze konden verkocht worden als pekelnoten (als ze nog niet rijp waren) en ook als ze rijp waren moesten ze de kas van de gemeente spijzen. De veldwachter moest dus toezicht houden. Al de schoolgasten geboren rond 1900 beweren door de champetter in het “Kot” te zijn gestoken wegens het notenknuppelen. Na schooltijd was Jef eens niet recht naar de Hoek gegaan maar compagnie gaan zoeken op het Dorp of aan het veer. Hij alleen werd betrapt en werkelijk voor een paar uur in het “Kot” gestoken. Om de grootouders in de Hoek echter niet te verontrusten ging de champetter tot daar en hij werd daarbij nog getrakteerd met twee druppels. Jef moest zijn loop hebben ofwel langs de Hoogstraat naar het Dorp en het veer of langs Hekkergem eens binnen bij de Conradi‟s. Zijn meetzen en peetzen, Done en Sies, waren wel aan één en ander gewend. Aan het veer heeft hij ook wel veel tijd versleten omdat hij op de Aard twee tantes wonen had die met een De Both getrouwd waren. Hij kon over de veerdam dus ook wat vertellen: Smetze Krommen was een geweldig zwemmer en dierf het aan om onder een sloep of schip door te duiken. Na zijn schooltijd moet hij ook aan de, te dien tijde, uitgevoerde dijkwerken aan de Schelde bezig zijn geweest. Ik heb hem horen spreken van “maillon” lossen en placeren. Er moet in die tijd dan een oude eik bovengehaald zijn, die na enige dagen op de dijk te liggen helemaal uiteen viel. Een duiker zou bij deze werken geklemd gezeten hebben en maar op het nippertje gered worden. Nadat zijn vader hertrouwd was is het koppel op de Verhoogstraat gaan wonen en zo kreeg Jef een thuis en een t’ onzent en daarna nog twee broertjes: Maurice en Alfons. Mijn peter werd na zijn militaire dienst te “Anvers”, in onbeperkt verlof (illimité) gezonden op 29 september 1884 en mocht zijn uitrusting mee naar huis nemen o.a.: Un bonnet de police, une chemise, un calecon, etc. Hij was voor zijn tijd groot van gestalte, taille 1,79m, was blond van haar: cheveux blonds en op zijn verlof- “cartouche” is zijn naam geschreven op zijn Duits: Temmermann en graad was: “1ste mineur M 81”. Hij heeft bij de spoorwegen te Dendermonde nog gewerkt en is op zijn oude dag nog bareelwachter geweest aan de overweg aan het Eetgoed, vandaar de naam van de vijver aldaar: “Dolfkesput”. Op het land (De Berken) plantte hij patatten of rogge en die plek werd indertijd jaarlijks met behulp van zijn drie zonen omgespit soms nog in de maneschijn. In de volksmond bekend als grauven mee de lanteern op de spoa. Zijn broer Tiest, spoorwegman, woonde naast het ouderlijk huis en kreeg ‟s avonds regelmatig ontstekers (omsteken, ontsteken: „s avonds bij de buren een babbeltje slaan) op bezoek o.a.: Voarken, den Dook en ?.... Hij kocht af en toe een gazet en mijn vader moest dan op hun vraag daaruit iets voorlezen. In 1910 werd bekend dat in Frankrijk reeds vliegtuigen werden gemaakt. En Voarken deed dan een voorspelling, hij zei: “Als ze goed kunnen vliegen zal het oorlog worden”. Dat heeft Pieroomeze Jef dan zelf ondervonden. ONDER DE WAPENS. In onze vorige bijdrage gaven we een overzicht van de eerste oorlogsmaanden in ons land. Op 4 augustus waren Duitse troepen de grens overgetrokken en hadden dus België aangevallen. Op 16 september begonnen er schermutselingen te Dendermonde.
- 77 -
De klas van 1914, waartoe Jef Pieroom behoorde, werd op 21 september 1914 onder de wapens geroepen. Ze moesten zich naar de Sint-Pieterskazerne te Gent begeven en zouden vandaar naar een opleidingskamp in Normandië gevoerd worden. Het feit dat hij nog werd opgeroepen, toen er hier al Duitsers geweest waren, is te wijten aan een Frans offensief aan de Marne, waardoor de Duitsers hun troepen hier moesten terugtrekken om ze ginder als versterking te gebruiken. Op 25 september waren Oost- en West-Vlaanderen nog onbezet gebied. Uit wat voorafging, kunnen we opmaken dat de oorlog wel zeer dichtbij gekomen was. Al in de herfst van 1914 bleken schaarste en hongersnood onafwendbaar. De levensomstandigheden tussen de stedelingen en plattelandsbewoners waren niet te vergelijken. Uit een kookboekje van 1917: Als het vlees ontbreekt, moet het noenmaal samengesteld zijn als volgt: een groentesoep, vervolgens een spijs die voedzaam is, bereid met bonen, erwten, linzen, macaroni, met kaas, enz. en bestaat het tweede gerecht voornamelijk uit kolen, verse groenten of salade, en kan met een bonen-, erwten-, of linzensoep opgediend worden. Eind december 1916 schreef iemand: “ er is geen boter, geen vlees, geen vet meer voorhanden”. Het Belgische leger had er in de maand oktober aan de vooravond van de Slag aan de IJzer een chaotische terugtocht opzitten en er moest aan de discipline gewerkt worden. Halfweg de maand januari 1915 kwamen enkele duizenden goed gedrilde rekruten naar het front en daar zal Jef Pieroom ook wel bij geweest zijn. Zware leefomstandigheden aan de vuurlinies maakten een formele naleving moeilijk: de vijand, regen, sneeuw, koude, warmte, modder, gekwetsten en doden, enz. geen familiaal contact, bevelen in het Frans. Kortom ellende alom. HET SLAGVELD. Een eerste kennismaking met de werkelijkheid zou niet helemaal meevallen. Ze gingen met nog enkele mannen naar een niet ver afgelegen plaats achter een tot puingeschoten huisje waar een week voordien bloedig werd gemoord. Daar lagen achtergelaten kanonnen, hopen lijken van vriend en vijand, geweren enz. en daar zou Pier met een viertal mannen een observatiepost bezetten. Een andere wrede kennismaking was het feit dat op vrijwilligers beroep werd gedaan om zware verminkten van het slagveld te halen. Al riepen die mensen nog zo erbarmelijk: “schiet mij dood” of om hulp en op hun moeder, van weerszijden zou men niet gedogen dat ze door vreemden zouden opgehaald worden. “Ligt daar zo eens een hele nacht‟, zei Pier. “Mag ik ze nu gaan halen? Er zal wel iemand meegaan”, vroeg hij aan de kapitein! De kapitein zag er het dodelijke gevaar van in en zei te wachten tot de volgende ochtend. In de nacht hield het gehuil op. Het waren iemands kinderen of geliefden. Dagelijks was er angst en verdriet zowel op het front als op het thuisfront. De meeste oud-strijders spraken niet graag over de meegemaakte moordenarij, alleen op 11 november, hun feestdag, spraken ze er ondereen wel over. Wat alle piotten hebben kunnen meemaken volgt hierna: WAT ER ALLEMAAL KON GEBEUREN EN GEBEURDE TE VELDE. - Op corvee gezonden worden: een hele dag patatten schillen. - De eerste oefeningen in ‟t Frans, wat ¾ van de Vlamingen nog niet verstond. - In Frankrijk soms uitgescholden worden voor “boches” of “tas de vermine” omdat ze ons Vlaams voor Duits aannamen.
- 78 -
- Op stro slapen dat op mest leek. - Hier of daar ingekwartierd worden om te overnachten. Kazerne en strozak. - “Debit de boissons”: drankverkoop altijd prijs. - Naar huis verlangen “de tijd van weleer is dood voor ons, misschien voor eeuwig”. - “Geconsigneerd”: de strozak uitkloppen. - Vaderlandsliefde gepromoot in ‟t Frans. - Op stap met de “pas gymnastique”. - Vervoer in goederenwagens. - Klaroengeschal: “Réveil”. - “Salle de police”: voor futiliteiten. De vrees om gestraft te worden doet gehoorzamen. - Bevel: “A droite par quatre”. - “Service de campagne”: bv. kilometers stappen ook ‟s nachts. - ‟s Zondagsmorgens een “chocolat au lait” krijgen. - Om ziekten te voorkomen: 3 vaccinaties. - Geëmbuskeerde officieren drilden de schachten. - Bij drankesbattementen: zattemanspraat en smerige liedjes. - Patrouilles en tirailleur. - Bevel tot stilstand: “Halte là” en Qui vive?” - “Pavillon de sûreté”: veiligheidsslot op geweer. - Loopgrachten graven en zandzakjes vullen. - “Ecole de péloton”: velddienst. - “Obeisséz soldat”: wacht kloppen. - De ransel van 10 kg. De zware ransel en de volle “cartouchière” werden dikwijls vervloekt. - Blaren op de voeten van de lange marsen. - ‟t Rapport bij de dokter. Er waren zowel onder de anciens als onder de schachten karottentrekkers. Men zocht kwetsuren en ziekten uit schrik voor de dood. De dokters wisten dat ook, ze schreven ziektebriefjes zoals: “teinture d‟iode” voor: “exempt de bottines” en voor maagpijn: “exempt de jambières”. Ze werden zo slim als de piotten. “Vu et soigné”. “Soigné” wil in soldatentaal zeggen: niet ziek. “Exempt de marche”: betekende iets beter dan plantrekker. - Leren schermen met de bajonet: miquer, tourner, retirer. - Blijde kennismakingen met landgenoten. - Naamafroeping bij aankomst van de facteur. - Rattenvangen met hondjes. - Muziekconcert voor de gekwetsten. - “Vu zijn” met 2 cachetten en “exempt de service”. - In een mollengat kruipen van schrik voor het gedonder. - “‟t Licht uit” horen blazen gaf wat rust. - “Piquet doen”: gekleed slapen om altijd klaar te zijn. - Kuisen en nog kuisen bij de komst van een generaal of van de koning. Als de koning in de omgeving kwam moest er altijd een “garde” bij zijn, gekozen uit de beschikbare en meest “gelukhebbende” soldaten. Pier is daar ook eens bij geweest. - “Garde à vous” blazen: bij wapenschouwing en défilé. - 14 juillet: de piotten kregen ook verlof. - Bij de apotheker gaan om: “Gachets de caféine” om wakker te blijven. - Kaki uitrusting in 1915. - “Revues en défilés”… “manoeuvres” en “présentez armes”. - Inspectie van het haar en de kleren. - Ons bazen: korporaal, sergeant, eerste sergeant, luitenant. Hoe hoger in graad hoe wijzer en hoe verstandiger. Een dogma in het leger.
- 79 -
- Houten barakken, als berging achter het front, met daarin met venerische ziekten geplaagde soldaten. Rechtstaande aan een leuning met een druipende zak. - Schachten werden naar verschillende regimenten uitgestuurd. Moos Venneman en Pier vertrokken samen uit Schellebelle, maar werden gescheiden en zagen mekaar maar eerst na de oorlog terug. - Abri: klein kamertje in de vuurlinie. Er was een Brusselaar die als devies had: “Pour vivre heureux, vivons cachés”: en hij zocht altijd de verst afgelegen abri op. Bij de “anciens” was er niet al te veel vaderlandsliefde er waren daar meestal minderonderlegde jongens bij en bij wie van “ideaal” of van “vaderlandsliefde” bitter weinig sprake was of kon zijn. Met dat “ideaal” werd er vaak geschermd bij officiële plechtigheden, in oorlogsboeken en oorlogsfilms, maar de naakte waarheid was heel anders: de frontsoldaten hielden stand omdat het moest en daarmee uit. In de abri‟s werd er gebeefd van schrik wegens de weggeschoten en aanzoevende obussen en gedacht: “nu is mijn uur gekomen, Gods wil geschiede”. ‟t Was alsof het de gewoonte moest zijn om in doodsangst te leven. We hoorden alle soorten geluiden wat verschillende obus grootten betekende. Als ze overvlogen werd er gemonkeld, “‟t is nog voor ons niet”. - Soldaat zijn: leren schieten, steken, moorden, branden en afzien. - “Levez-vous”: opstaan geblazen. - “Ballons captif”: vliegtuigen en zeppelins. In het begin werd er vruchteloos naar geschoten. - “Trachée de combat”: boyau de la mort. - Regimentsdagorders: “et pour les flamands la même chose”. - Een blijde gebeurtenis: vers stro krijgen. - De gamelle diende zowat voor alles, samen met schop en bajonet. - De schoenen waren doortrokken van ‟t nat, opletten voor de kardoezen en de ransel. - Kanonvuur en fuséelicht. Bij belegering met kanonvuur van de ene put in een andere springen. Afgeschoten granaten vielen zelden op één en dezelfde plaats. - “Garde police”: twee uur op en af. - Met hooi de bevuilde planken bedekken, om niet uit te sleren. - De doos vlees op de “réchaud” verwarmen. - Nachtwerk: dragen van passerellen en planken over de Yperlee. - Botten opvullen met hooi of stro en twee paar kousen tegen de hevige vorst en stampen met de voeten op de parapet. - Formaliteiten van wachtwoord en consignes. - Luizen, luizen in het stro en in de schuren. Pier verklaarde het zo: “Als ik zoveel halve centen zou hebben als ik luizen heb gehad, dan was ik nu miljardair in franken”. De piottenpakkers zouden op zeker moment gezegd hebben: “we gaan er geen meer “pakken” want ze hebben te veel luizen”. De luizen hadden een wispelturig gedrag en hadden lust om te verhuizen. - Kakihelm gekregen met leeuwenkop: de P.P. (piottenpakkers hadden ook een helm). - Pinnekensdraad spannen. Daar heeft onze Jef een merkwaardig verhaal over. Hij was eens als vrijwilliger in het versperde gebied tussen de twee linies op verkenning gezonden, gekropen in het gras, in de grachten, gekeken, geluisterd, gewacht en voortgekropen. Het was een pikdonkere nacht. Opeens hoort hij het knippen met een draadschaar op enkele meters voor hem. Noch eens geluisterd en de herkomst van geluid min of meer bepaald. Neemt zijn geweer in aanslag en schiet naar het geluid. Hij hoort een zachte schreeuw en weet meteen dat hij raak getroffen heeft. Het schot is aan beide kanten gehoord, fusees en lichten speuren het terrein af, geweervuur langs beide zijden. Hij was dood van schrik en kroop op zijn buik in een gracht waarin water stond en is daar
- 80 -
een hele nacht en een dag achter een stuk tronk blijven liggen. ‟s Avonds daarna is hij bij zijn dode tegenstander gekropen en heeft hem afgetast op zoek naar militaire gegevens. Hij heeft meegenomen wat hij kon en heeft daarbij kunnen vaststellen dat de man geraakt was in zijn portemonnee. De kogel was afgeweken op een vijfmarkstuk en heeft daarbij de borst doorboord. Hij heeft alles aan zijn oversten overgereikt en het doorschoten geldstuk mocht hij houden als herinnering. Later heeft hij thuis het zilveren geldstuk aangebracht in de huls van een zware obus. Tijdens de oorlog 40-45 is de huls verdwenen. Waar het beschoten geldstuk nu is weet ik niet. - Wegens het gevaar van brand was het verboden in de schuren te roken en onbeschermde kaarsen te gebruiken. - Elke officier die men passeerde moest gegroet worden. - Vlaamse officieren spraken ondereen “Vlaams” maar commandeerden in het Frans. - Bij gebrek aan patatten kwam er rijst. - Vliegers wierpen bommen. Het was van vluchten, bukken en kruipen. - In de “corps de garde” was geen verwarming, bij de officieren wel. - “Bachten de kupe” werden de soldaten niet altijd aanzien als engeltjes. Er zaten ook kwajongens tussen en de soldij was niet groot. Ze bedrogen de herbergiersters, de winkeliersters en de boerinnen als ze het gat veil hadden! Ze poeften waar het kon of muisden er uit zonder betalen. In sommige winkels waren prijsverschillen voor burgers en soldaten. Er waren ook eerlijke! En een “kavietje” werd al eens kort en klein geslagen. En “flikflakken” bestond ook. - De fusees verlichtten de nacht. - Steenstraete: zeer gevaarlijk. In een “secteur” in hoefijzervorm waarvan de Duitsers de toelopende punten bezetten werden de abri‟s telkens als ze opgebouwd waren overhoop geschoten met doden en gewonden als gevolg. Jef heeft dit een paar keren meegemaakt en werd een keer met drie doden met een vlot over de IJzer getrokken. - Tijdens de laatste avond voor ze naar de eerste linies moesten werd er veel gedronken, ook door de officieren. Die tocht ging over passerelles, door modder, tussen obusputten, tussen stukgeschoten huizen, loopgrachten en soms stinkende lijken. - Op bepaalde plaatsen mocht niemand zijn hoofd buiten steken omdat die plaatsen “gerepereerd” waren. Mitrailleuren waren daar standvast op gericht. - Zes dagen onder de blote hemel in de loopgrachten was vreselijk in de winter. Jef heeft in de winter van 1917 (op 22 januari) bevroren voeten gehad waarop hij niet meer kon staan. Hij werd daarvoor behandeld in een infirmerie. De dokter deed met een vliem onderaan elke teen een insnijding om er bloed uit te krijgen. Uit een kleine teen kwam geen bloed en daar heeft hij later last mee gehad. In een van zijn scheenbenen was eens een verloren gevlogen kogel aangeland, deze heeft hij er zelf uitgetrokken en een verpleger heeft de wonde verbonden. Daarna werd hij in De Panne met een bad gezuiverd, zijn kleren ontsmet en vers ondergoed gekregen. In 1934 werkte hij bij de spoorwegen als klinker en dan werd uit zijn rechterhand nog een stukje verroeste schrapnel verwijderd dat hem hinderde bij het hameren. Klinkers werden later lassers. - Mis in de loopgrachten. - In september was er te Vinkem een kleine opstand wegens Franse preken in de missen. - In zijn boek “L‟Yser” 17de uitgave, noemt Pierre Nothomb de piotten “les JAS” (spreekt uit “Las”). Het woord is geboren aan de IJzer en het is geen gevlei, vb: “Le Jas n‟est pas raffiné... Il se lave, mais il est mal rasé… - Een soldaten obsessie: de vrouwen achter het front en bij de Duitsers was het ere- en speelveld te Gent. Eva was overal bekend.
- 81 -
- De vijand had ook zijn speurposten, tot aan de loopgrachten en erin vielen obussen, schrapnels en handgranaten. Dikwijls moesten we ons in de modder laten vallen om aan de spattende scherven te ontkomen. - Eergevoel dat werd ook verleerd in de oorlog. Van zodra de compagnie in “repos” lag werd er als eens in groep op uitgetrokken, ‟t zij om potten te gaan pakken, ‟t zij om in danstenten te gaan kijken. - Gemis aan menselijkheid en doorzicht was soms een kenmerk van onze officieren. Als men niet onmiddellijk deed wat ze bevolen klonk het rap van: “Je vais vous foutre dedans”. - De “officiers supérieurs” reden te paard en de piotten te voet. Een piot deugde voor alles: delven, graven, metsen, en “vaderlanderkers” vullen met aarde voor een loon van 33 centiemen daags. Aan het front geleek de piot niet meer op een mens: een vuile stoppelbaard, met slijk bezette kapoot, zijn doornatte schoenen, zijn gevloek, zijn luizen, zijn ruwe manieren, de “ceinturon” losdoen om achter hoek of kant zijn gevoeg te doen. - De eerbaarheid was gedaald en dat was soms te horen achter het front bij de verlofgangers. Obscene daden: in onderbroek, zatgeweg op een tafel staan dansen en zingen, bij iemand die ruggelings gelegen lag en zich niet kon “bougeren” portretten trekken. - ‟s Morgens appel en “corvee de cour” dit kan wel iets te maken hebben met de “schijtputten”. Jef had daar een leuke anekdote over: een gehate officier kwam eens inspectie doen in een loopgracht toen onverwachts een obus insloeg in zo een schijtpoel. De man kreeg een kokarde stront op zijn borst en werd door de aanwezige soldaten uitgelachen. - Dorst overwint de schrik. - Bevel: “Aux armes” bij een mogelijke aanval. - Mannen van goede wil werden gevraagd bij verkenningsopdrachten. - Nog vijanden: muggen, vliegen, luizen, vlooien, ratten en muizen. - Krijgsgevangenen maken. Als er al eens krijgsgevangenen werden binnengebracht werden die soms door een of andere “abruti” geschopt of geslagen en dat was niet naar de zin van Jef. Hij vloog uit en vroeg: krijgde gij uëk geern ne schup onder au kluuëten misschien? - Verlof: genieten achter het front (Bray-Dunes en Ghyvelde): slapen, pinten pakken, kaarten en mekaar pesten: lijden en zien lijden maakte de piotten tot broeders. Het zattemans zeisel: “en ons 100 fr moet op” zal wel uit de bevrijdingstijd komen? Ze zwierden arm in arm en lieten de rokskens wel eens zwaaien. - De moraal was laag. Minister De Ceuninck klaagt in augustus 1917: “het is onmogelijk aan te nemen, dat de officieren van welke graad ook, die sedert drie jaar in nauw verband met het leger leven, zich niet met de soldaten in hun moedertaal kunnen onderhouden over de gewone zaken van de dienst”. - Gasaanval: ‟t masker op en buiten, de klaroenen bliezen: “garde à vous”. Gasaanvallen: in november 1917 en maart 1918 evenals in oktober 1918: pijnlijk voor de ogen, neus, keel en longen. Tijdens dit laatste offensief kwam Jef - en hij niet alleen - zonder masker in een wolk van gas terecht. Hij vertelde dat als ze geen water in hun bereik hadden om hun zakdoeken of wat andere textiel nat te maken, om voor hun gezicht te houden, dat ze dan op hun neusdoeken of op hun kapoot hebben gepist. - Op verkenning gaan tijdens het laatste offensief, om te controleren of de Duitse posten, die voor hen lagen, nog bezet waren was een gevaarlijke onderneming, want als de post bezet was dan werden zij weggemaaid.
- 82 -
- Waar ze passeerden ontving het volk hen als redders, het volk gaf lucht aan de haat voor de Duitsers. - Aan het kanaal van Schipdonk boden de Duitsers nog hevige weerstand, er vielen nog vele doden en gekwetsten. - Op 11 november klaroengeschal en de oorlog was ten einde. TERUG THUIS. Veel heeft hij dan bij zijn terugkeer moeten uitleggen en zijn kozijns: de De Boths‟ en de Migerode‟s noemden hem onze oorlogsmaan op zijn Schellebels. “Zijn” meetzen Done was in 1917 overleden. “Het zijn steevast de ouders, de vrouwen, de moeders en de kinderen die de verliezers van de oorlog zijn”. Hij heeft ook als spoorman de bezetting van de Rijnoever meegemaakt en toen hij te Düsseldorf eens in een cabaret zat, zei een accordeonspelende oorlogsverminkte telkens, nadat hij enkele airkens gespeeld had: “Eine Stunde vor ihre Tod dauert noch zo lange.” En dan ging iemand met een kroes rond. Lang en bangelijk wachten op een mogelijke voltreffer dat hebben alle piotten meegemaakt. Hij was van de gaze getaukt maar wilde eerst geen invalide zijn. Hij heeft jaren gekwelsterd met kruiden voor zijn longen, tot hem eindelijk rond 1934 een invaliditeit werd toegekend voor schade aan zijn longen. Men was toen niet meer zo gul als pas na de oorlog. Ik heb hem als knaapje nog eens in zijn soldatentenue gezien toen hij voor een “revue” naar Wetteren moest. Hij had de “floche” aan zijn muts er boven opgelegd. Hij was verzwaard en kreeg zijn broek niet goed meer toe. Een van de piottengewoonten had hij toch niet helemaal verleerd nl. buitenslapen op stro. Ik herinner mij dat hij na een zeer zwoele dag, dat zoals gezegd werd, de warmte binnen zat, hij zich op een avond, in de hof een strobed maakte en daar de nacht doorbracht. In 1923 werd het oorlogsmonument te Schellebelle opgericht en te dier gelegenheid werden eigen Schellebelse herinneringsmedailles uitgereikt aan de overlevende oud-strijders. Jef heeft ze langst bewaard want er is maar één van bekend. Ik heb hem als burger zijn eretekens nooit zien dragen zelfs niet op 11 novembervieringen. Hij heeft zijn plicht vervuld maar wilde geen “held” zijn van oorlogswreedheid die veel leed heeft veroorzaakt. De naar ziel en lichaam gekwetste soldaten konden nog niet begeleid worden zoals dat nu wel met psychologische bijstand zou kunnen gebeuren. Hij was vuurkruiser en stierf, helder van geest, op enkele uren na 11 november 1976. Hij kreeg een spuitje tegen zijn kankerende pijn. Tijdens de wilde oorlogsgevechten kon dat met een geweer of revolver en een kogel. Zijn laatste woorden waren: “Ik ga naar huis”. In de Hoek was er eertijds wel begeleiding door de buren: “alles kon kwijtgescholden worden”. Voor hem riepen de medailles waarschijnlijk te wrede bloedige herinneringen op. Ik was, op de arm van mijn moeder, bij de inhuldiging van het monument en de uitdeling van de herinneringsmedailles aanwezig
- 83 -
SCHENKINGEN AAN DE HEEMKRING Danny BAEKE De Heemkring mocht de voorbije maanden de volgende voorwerpen ontvangen:
Dr. Vandermijnsbruge Haan van de potjesmarkt jaren 1914, 1 oud artikel (1936) over “Scheldevisschers”
De Poorter Christiane Klompen, 1 bierglas brouwerij „t veer, 2 broodtrommels, 2 telefoons, 2 schrijfmachines, palm-glas, wandelstok (laatste bewoner van het Eedgoed), vlaaienkom, kaars, rugzak, aardappelstamper, lei 2 stuks, boekje “van God en klein pierke”, boerentas, vloeipapier & vloeidepper, stempels & stempelhouder, paaskaars, 3 foto‟s. Van Den Abeele Postzegels, boek “ken uw land”, losse prenten
Bontinck Roger 1oude familiefoto met op de voorgrond Roger
Marie Van Assel Tombolalot “Grote Braderie” van 1973
- 84 -
Fam. De Gussem – Vereecken 3 doopmantels, 2 doopkleedjes, 1 doopmutsje, 1 zwarte overbloes afgewerkt met pareltjes, 3 boeken en zetel met nachtemmer.
Afgeboord met ganzendons (1920)
Fam. Van Acker 120 postkaarten “Groote Oorlog 14-18”
Wij danken de schenkers en hopen dat bij het lezen en bekijken van al deze giften de nodige interesse is opgewekt en dat we mogen blijven rekenen op jullie enthousiasme. Giften, doodsprentjes, doodsberichten, oude foto‟s en dergelijke zijn steeds welkom: 1. Via e-mail:
[email protected] 2. Via bestuurslid. (zie tijdschrift) 3. Ons lokaal (pastorij Schellebelle, Dorp 19/2) is open de eerste woensdag van de maand van 15.00h-18.00h
- 85 -
DE FAMILIE MATTHIJS. Conny VAN DER SNICKT De familienaam Matthijs / Matthys, is een patroniem. Het is de naam van de apostel Matthias die de plaats van Judas innam. De familie Matthijs is door iedereen gekend, is het niet persoonlijk dan is het zeker van horen vertellen. Het is een familie die heel wat brouwers en burgemeesters heeft voortgebracht en die gekend stond voor zijn menslievendheid en medeleven met de gewone burger. Brouwer Matthijs, die natuurlijk vele cafeetjes had waar zijn bier werd afgenomen, was de kwaadste nog niet. Wanneer één van zijn afnemers hem niet direct het afgenomen bier kon betalen gaf hij uitstel tot het bier daadwerkelijk was verkocht. Een hele verademing voor de huishoudens die destijds amper de eindjes aan elkaar konden knopen. Zo kregen ze met andere woorden een renteloze lening toegestaan. Natuurlijk had dat ook voordeel voor hem want wanneer ze moesten stoppen met hun zaakje dan kon hij daar natuurlijk ook geen bier leveren, dus het mes sneed langs twee kanten, maar hij moest het toch maar willen doen. HET GEZIN BERNARD MATTHIJS. Op 8 mei 1776, werd te Massemen-Westrem Bernardus Matthijs geboren als zoon van de in 1743 te Wetteren geboren Franciscus Matthijs burgemeester van Wetteren - en Angeline Constantine Van der Schueren. Ze hadden nog een andere zoon: Constant, die was negen jaar jonger dan Bernard. Bernard had Ferdinandina Van der Smissen leren kennen. Ze was iets ouder dan hij - zij werd geboren op 12 januari 1775 te Wetteren en hij zag haar blijkbaar wel zitten. Ze huwden op 20 november 1800 en kwamen zich te Schellebelle vestigen. Bernard nam de brouwerij “Van Lierde” over, deze brouwerij kwam van zijn schoonfamilie. Zijn schoonmoeder was namelijk Johanna van Lierde, woonachtig te Schellebelle en de dochter van “Brouwer Van Lierde”, gehuwd met François Van der Smissen. Brouwer Bernard Matthijs wist het verder nog tot schepen van Schellebelle te schoppen, een functie die hij uitoefende van 1808 tot 1830, waarna hij burgemeester van onze gemeente werd tot aan zijn dood op 14 april 1844. Hij overleed ten gevolge van een ernstige ziekte.
- 86 -
Zijn vrouw Ferdinanda stierf te Gent in het klein begijnhof (huis van Maria Geboorte) op 18 maart 1860 ten gevolge van een longontsteking. De beide echtelieden werden begraven voor de Calvarie tegen de kerk van Schellebelle. Hun huwelijk was vruchtbaar geweest want ze kregen zeker acht kinderen: 1) Angelus, 2) Serafien, 3) Charles-Louis, 4) Albert, 5) Sophie, 6) Ursula, 7) Benedicta en tenslotte 8) Johannes Baptista. 1) Angelus Matthijs werd te Schellebelle geboren (burgerlijk Serskamp) op 29 februari 1804 om 11 uur ‟s avonds. Zijn grootvader en dooppeter was Franciscus Van der Smissen en zijn grootmoeder en doopmeter was Angeline Constantine Van der Scheuren. Hij trad in het gezelschap van Jezus (Jezuïeten) maar doordat in die periode de Jezuïeten in België verboden waren, trok hij weg.
Die 29 februarii 1804 Baptizatus est angelus fs Bernardi matthijs et ferdinandinae van der smissen conjugum natus 28 hujus hora undecima nocturna susceptores fuerunt franciscus van der smissen et angelina constantina van der scheuren J. van Buynder vicepastor
2) Serafien Matthijs werd geboren te Schellebelle in 1805. Hij huwde met ??? Blondeel. Uit dit huwelijk werden geboren: Maria Coleta, Leopold, Marie-Josephina en Eugenie een tweeling, Hortense Melanie en als laatste Alfons. 1° Maria Coleta overleed in Lede op 1 april 1839. 2° Leopold, huwde met Louise ??? . Hij overleed te Elsene op 21 november 1879. Leopold en Louise kregen op hun beurt ook verschillende kinderen waaronder: 1* ??? bleef ongehuwd en overleed te Elsene. 2* Josephine was eveneens ongehuwd. 3* Alfred huwde met Clothilde Moens die geboren was te Lede op 13 mei 1867. Alfred - geboren te Elsene op 20 september 1860 - was een ingenieur en tevens bierbrouwer. Samen met zijn schoonbroer Jozef Moens begon hij in 1893 een brouwerij en mouterij “De Kapel” genaamd. Die was gelegen in de Kleine Ommegangweg te Lede. Hij baatte nabij het station van Lede ook nog de stokerij “Majo” uit. Het huwelijk van Alfred en Clothilde werd gezegend met vijf kinderen die allen te Lede geboren werden, waaronder: A: Irene werd geboren op 22 juli 1889 en is overleden op 9 juli 1969. B: Gaston werd op 28 december 1891 geboren en overleed op 25 september 1942. Gaston was gehuwd met Maria Siau, hij werd burgemeester van Lede van 1933 tot 1938. Ondertussen was de brouwerij te Lede in 1922 reeds stopgezet. 4* Celine huwde met dokter Struelens. 5* Georges werd geboren op 13 juni 1893 in Aalst en is overleden op 25 juni 1942, Simone Verbrugghen als weduwe achterlatend.
- 87 -
6* Leon werd geboren op 28 juli 1894 te Lokeren en overleed op 2 september 1980. 7* Jeanne werd geboren op 27 maart 1906 en overleed te Gent op 25 november 1971. Jeanne is twee keer gehuwd geweest, een eerste maal met Joseph Quirynen en een tweede keer met René Buys. 3° en 4° de tweeling Marie-Josephina en Eugenie; ze werden geboren te Lede op 27 december 1837 en zijn er ongehuwd overleden. Eugenie op 4 maart 1839 en MarieJosephina op 29 juni 1886. 5° Hortense Melanie werd geboren op 24 juni 1833 en huwde met Amandus De Smedt. Uit dit huwelijk werden geboren: 1* Jules: hij werd op 7 juni 1884 priester gewijd. 2* Marie: huwde op 21 mei 1881 te Lede met Alfons Jooris. Alfons en Marie kregen twee kinderen: Joseph en Marguerite. Deze laatste werd kloosterlinge te Mechelen. 6° Alfons die ook te Lede geboren werd op 7 oktober 1839 overlijdt er ongehuwd op 19 juli 1874. 3) Charles-Louis Matthijs werd geboren op 24 augustus 1806 te Schellebelle (burgerlijk Serskamp). Zijn meter was Josepha Van der Smissen. Hij was kapitein van de burgerwacht van Schellebelle waarmee hij tijdens de omwenteling van 1830 naar de kusten van Holland trok. Hij liet in 1861 een mooi huis bouwen op de Hoogstraat (ons bekend als het Maricollen-klooster). Lang zou deze ongehuwde man van zijn nieuwe woning niet mogen genieten want in hetzelfde jaar waarin hij het betrekt komt hij ook te overlijden ten gevolge van een leverziekte op 5 maart 1863. 4) Albert Matthijs werd te Schellebelle geboren op 20 mei 1808 en haalde zelfs zijn eerste verjaardag niet want op 21 april 1809 overleed hij te Schellebelle aan de Heiligenziekte: “Het Sint-Antoniusvuur” ook kriebelziekte genoemd. De ziekte was al in de 11de eeuw bekend. Het was een ziekte, die meestal bij arme mensen voorkwam, door het eten van roggebrood dat door de schimmel “moederkoren” besmet was. Deze schimmel kan op alle graangewassen voorkomen maar vooral rogge is er gevoelig aan. De rogge vertoonde dan een zwart graantje dat ook „een tand‟ genoemd werd. Het is dit graantje dat giftig is. De rijkere mensen aten meestal het duurdere tarwebrood en tarwegranen zijn veel minder gevoelig voor deze schimmel. De gifstoffen van de besmette rogge kwamen in de bloedbaan terecht en veroorzaakten krampen doordat de bloedvaten samentrokken. Uiteindelijk konden vingers en tenen hierdoor geleidelijk afsterven, wat ons doet denken aan gangreen. De gifstoffen van deze besmette rogge veroorzaakten hallucinaties en maakten dat de zieke uiteindelijk krankzinnig werd. Het is uit de gifstoffen van het moederkoorn dat nu LSD gesynthetiseerd wordt, geen wonder dat men hallucineerde. Men dacht vroeger dat deze ziekte besmettelijk was omdat soms de hele familie te lijden had aan de symptomen, wat natuurlijk niet verwonderlijk was want iedereen at van hetzelfde brood. Deze ziekte bestaat bij ons bijna niet meer omdat de granen aan grote controles onderworpen zijn en er dus eigenlijk geen besmettingen meer kunnen gebeuren, of zouden kunnen gebeuren. De laatste doden die ik vond dateren van 1951 in Frankrijk waar toen 7 doden vielen, 50 mensen moesten opgenomen worden en zo‟n 250 hadden in meer of mindere mate symptomen.
- 88 -
Moederkoorn is de benaming die de schimmel kreeg omdat vroeger de vroedvrouwen dit als medicijn gebruikten om zware bloedingen na de bevalling te stoppen. 5) Sophie Matthijs werd op 10 april 1810 te Schellebelle geboren en overleed te Gent op 86jarige leeftijd. Zij erfde waarschijnlijk van haar broer CharlesLouis het mooie huis in de Hoogstraat, want bij haar dood laat ze het na aan Monseigneur Bracq, bisschop van Gent, met het doel er een nonnenklooster met lagere meisjesschool en internaat voor schipperskinderen in onder te brengen. Later werden de zijvleugels aan dit klooster aangebouwd. Tijdens de 1ste WO was dit een quarantainehuis voor Vlaamse prostituees die noodgedwongen voor de Duitsers werkten. Het gebouw werd in 2006 afgebroken en er kwamen appartementen in de plaats. 6) Ursula Matthijs was een laat nieuwjaarsgeschenk. Zij werd de 2de januari 1812 geboren en huwde met dokter Franciscus Bernardus Van Damme die geboren was op 14 december 1807. Franciscus woonde op het Strijpen te Oordegem. Uit dit huwelijk werd in 1841 een dochter, Maria Clementina geboren. De familie moet wel heel goed bij kas gezeten hebben als we weten dat Maria Clementina op 7 mei 1865 te Cannes in Frankrijk, waar ze met haar ouders reeds vijf jaar verbleef, komt te overlijden. Maria Clementina werd niet ouder dan 23 jaar en 9 maanden. Haar stoffelijk overschot werd naar Schellebelle overgebracht waar ze werd begraven. Haar ouders schonken aan de kerk van Schellebelle een kruisweg, die werd geschilderd - voor de som van 1.200 frank - door de heer Zorgeloos uit Gent. Franciscus was naast dokter ook de burgemeester van Oordegem en bezat in Schellebelle een mooi huis. Hij overleed op 30 november 1872, amper drie jaar na de dood van zijn dochter. Zijn vrouw Ursula zal hem nog 21 jaar overleven. Drie jaar vóór haar dood - namelijk in 1889 - zal ze eerst nog een kantschool in het klooster oprichten waar ook nog godsdienstonderricht en algemene opvoeding aan de meisjes gegeven werd. De kantschool was eigenlijk meer een fabriek voor ongehuwde meisjes. Veel verdienden ze er niet als men rekent dat een kantwerkster toen ongeveer 1,15 frank verdiende voor 12 uur werk en een brood 0,30 frank kostte per kilo. In 1921 werd de school opgeheven. Ursula kocht nog voor de zusters de oude gemeenteschool, die lag naast de kloostertuin in de Stationsstraat. De kleuterschool werd daar in ondergebracht.
- 89 -
De familie werd begraven in de familiekelder van Matthijs op het kerkhof van Schellebelle. Het huis ging naar de zoon van Ursula‟s broer, namelijk naar Louis, het kind van Johannes Baptista en Fanny Josephina de Weirt. 7) Benedicta Matthijs werd geboren te Schellebelle op 8 augustus 1814. Zij trouwde op 8 september 1847 met Augustinus Van de Velde die gemeentesecretaris van Schellebelle was en tevens het ambacht van olieslager uitoefende. Benedicta overleed op 13 februari 1873 en haar man op 30 november 1884. Zij kregen vijf kinderen: 1° Alfred die overleed op 29 oktober 1852. 2° Marie-Josepha die overleed op 10 april 1856. 3° ??? overleden 28 juli 1863. 4° Prudence die geboren werd op 29 maart 1855 en huwde met dokter Jules Houghens uit Gavere waarbij ze één kind kreeg dat in 1934 te Gavere overleed. 5° De laatste dochter was Ernestine die op 31 augustus 1850 te Schellebelle geboren werd en op 30 april 1870 huwde met Achille-Philippe d‟Hollander. Ernestine en Achille kregen op hun beurt vijf kinderen. 1* en 2*: Maria en Marguerite die ongehuwd bleven. 3* Irma. Huwde met Verbrugghen. Ze kregen twee kinderen: Willy en Firmin. 4* Ernest. Huwde met Celina, samen kregen ze ook twee kinderen: Marie-Lucie en Elisabeth. 5* Werner, werd de echtgenoot van Berthe de Clercq. Ook zij kregen twee kinderen: Achille en Jacqueline. 8) Jean-Baptist Matthijs werd geboren op 6 februari 1817. Zijn peter was Angelus Matthijs en meter was Regina Matthijs. Hij huwde op 10 oktober 1849 met de negen jaar jongere Fanny Josephina De Weirt die afkomstig was van Kalken en op 29 januari 1917 overleed. Fanny Josephina was de dochter van Franciscus en Antoinette Tibbaut. Franciscus De Weirt was notaris te Kalken, burgemeester, lid van de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen en plaatsvervangend vrederechter van het kanton Wetteren. Jean-Baptist baatte net als zijn vader, de brouwerij uit in de Wettersestraat nr 22, “De Ruyter” genaamd. Nu een mooi gerestaureerde woning. Bovendien maakte hij ook zelf azijn die hij verkocht. De Wettersestraat noemde in 1658 de straete naer den
- 90 -
Ruyter naar de gelijknamige brouwerij op de hoek met de Ertbrugstraat. Deze brouwerij was werkzaam tot aan de Tweede Wereldoorlog. Regelmatig kwamen er voor Jean-Baptist ook wijnleveringen aan in het station van Schellebelle, wijn die hij gekocht had in Lyon en die hij doorverkocht aan klanten uit Gent. Buiten dit alles was hij ook nog eens - na een paar jaar het ambt van secretaris te hebben waargenomen - burgemeester van onze gemeente van 1847 tot 1887, het jaar waarin hij overleed. Hij overleed waarschijnlijk aan een slepende ziekte want reeds op 9 januari 1885 verscheen er volgend bericht in de krant „De Werkman‟.
HET GEZIN JEAN-BAPTIST MATTHIJS. Jean-Baptist en Fanny Josephina De Weirt hadden verschillende kinderen: 1) Adolphina Ferdinandina Matthijs werd geboren te Schellebelle op 21 september 1850 en overleed in Denderleeuw op 31 maart 1929. Adolphina werd begraven in de familiegrafkelder op het kerkhof van Schellebelle. Zij was in 1879 gehuwd met Oscar de Clippele, geneesheer te Denderleeuw, zoon van Pieter-Jan - kinderrechter van het kanton van Geraardsbergen - en Jeanne-Catherine. Ook dit gezin had verschillende kinderen waaronder: 1°Madeleine die geboren werd te Denderleeuw en kloosterlinge werd te Sint-Pieter Gent. 2° Jozef die eveneens geboren werd te Denderleeuw op 15 januari 1884. Hij werd amper 5 jaar want hij stierf er op 11 februari 1889, maar werd begraven in de familiegrafkelder te Schellebelle. 3° Dan was er nog Julia die op 17 november 1888 het levenslicht zag en zou huwen met Georges Limpens. Die was substituut-procureur des Konings te Kortrijk en rechter in de rechtbank van Gent. Julia en Georges kregen volgende kinderen: Jean, Marie-Cecile, Albert, Stine, Thérèse, Françoise, en Joseph. 4°Antoine de Clippele huwde met Marie-Anne Blayes-Bouciaert. Antoine was eerst substituut-procureur des Konings te Gent en dan Raadsheer bij het Hof van Beroep te Gent. Ook dit gezin had verschillende kinderen: Colette, Lucie, Monique, Pierre, Jean, Claire, Anne en Zane. 5° Anne was gehuwd met Hubert Baeten. Hij was afkomstig van Herzele en geneesheer te Dendeleeuw. 6° Etienne werd Jezuïet. 2) Rachel Matthijs werd geboren op 30 april 1852 te Schellebelle en overleed in de Hoogstraat te Gent op 7 juli 1925. Ook zij werd begraven in de familiegrafkelder te Schellebelle.
- 91 -
3) Marie-Louis-Melanius Matthys (gekend als Louis Matthijs) werd te Schellebelle geboren op 24 maart 1854 en ingeschreven in het geboorteregister. De getuigen waren de olieslager Constant Matthijs en de rentenier Charles-Louis Matthijs die beiden in Schellebelle woonden. Louis zal een getuigschrift van middelbaar onderwijs behalen maar deed geen verdere studies. Hij zal in 1887 zijn vader Jean-
Baptiste opvolgen als burgemeester van Schellebelle en het beheer van de brouwerij in eigen handen nemen na diens dood. Schellebelle had in die tijd twee brouwerijen die in particulier bezit waren en die wijd en ver gekend waren. Men had de kleinste brouwerij aan de rand van het dorpsplein “Het Veer” dat vlak naast de veerdam lag, één brouwketel had en vooral aan particulieren leverde. De grootste was de “Brouwerij Matthijs”. Die had twee brouwketels en verkocht voor het grootste deel haar bier aan de herbergen in de streek. De twee brouwerijen hadden in 1880 samen 5 man in dienst waaronder drie brouwersknechten en twee voermannen. Eén brouwersknecht werkte voor “Het Veer” en de twee andere waren tewerk gesteld in de “Brouwerij Matthijs”. “Het Veer” had één voerman in dienst en de brouwerij “Matthijs” had er één en dan nog deze die ook voor “Het Veer” werkte. De tewerkstelling gold niet voor iedereen voor het hele jaar, alleen wanneer men hen nodig had konden ze er gaan werken. Brouwerij “Het Veer” werd rond 1900 gemechaniseerd, maar Louis heeft zijn brouwerij nooit willen moderniseren zelfs niet toen in 1880 de stoommachines hun opwachting maakten en al het werk in de brouwerijen gemakkelijker maakte. Motordrijfkracht daar was hij blijkbaar niet direct voor te vinden geweest. Nochtans had zo‟n verbetering zijn voordelen want men hoefde niet meer seizoensgebonden te brouwen omdat men met motorkracht een koelinstallatie voor het mouten kon gebruiken. Het water kon opgepompt worden en men kon het graan malen zonder dat men mankracht nodig had. De lijfspreuk van Louis Matthijs was: “sapristi, zei mijnheer Louis” iets wat hij tientallen keren per dag herhaalde. Ook azijn en wijnen werden door Louis verkocht. Op 14 april 1888 huwde hij te Leupegem met Alice-Clothilde-Marie-Louise Ghyselinck. Ze was de dochter van Victor Ghyselinck en Aimée de Raedt en was toen 22 jaar. Na het huwelijk gingen ze in zijn ouderlijk huis wonen, in de Wettersestraat 22. De heugelijke feiten van het huwelijk en de benoeming tot burgemeester maakten de bevolking blij gezind, ze bereidden dan ook een mooi feest voor om hem te verwelkomen.
- 92 -
Het huwelijk werd gezegend met vijf kinderen: 1° Maurice Marie Joseph werd op 23 februari 1894 geboren te Schellebelle. Zijn peter was zijn oom Oscar de Clippele en zijn meter was tante Ghyselinck. Hij huwde met Maria Walrave afkomstig uit Laarne. Maurice was oorlogsvrijwilliger in de oorlog 1914-18. Hij werd voorzitter van de rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde waar hij ook woonde en er op 10 december 1954 overleed. 2° Marguerite Marie Clementine Fanny werd geboren te Schellebelle op 25 mei 1889 en huwde op 4 oktober 1923 met Henri Wauters, brouwer te Hamme. 3° André Marie Carlos Antoine werd geboren te Schellebelle op 4 juli 1897 en overleed op 6 oktober 1949. Hij was in 1935 gehuwd met Marie Bove en had geen kinderen. 4° Yvonne Marie-Louise Rachel zag op 27 juni 1903 het levenslicht en werd 54 jaar. Ze overleed te Schellebelle op 12 september 1957. Yvonne is nooit gehuwd geweest. 5° Marie-Agnes Adolphine Valentine werd als laatste telg in dit gezin geboren op 7 november 1904; ze bleef eveneens ongehuwd en is op 13 augustus 1958 te Gent overleden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 7 oktober 1895 werd Louis verslagen. Hij legde op 31 december zijn ambt als burgemeester neer en werd opgevolgd door zijn aangetrouwde kozijn Achille D‟Hollander, die wel verkozen was. Dat het tussen die twee niet boterde dat wist ondertussen iedereen, wat er aan de grondslag lag voor deze familiestrijd, daar hebben we nog het raden naar. In ieder geval ging het om twee katholieke scheurpartijen waarvan de partij van de familie D‟Hollander als de officiële katholieke partij doorging. Hun spotnaam was: Rieëbokken (lijkgeur verspreidende stinkende bokken). De partij van de familie Matthys sloot nauw aan bij het Daensisme. Hun spotnaam was: Kazewanten (het werkvolk in de brouwerij gebruikte versleten kousen om hun handen te beschermen bij het verplaatsen van de biertonnen).
- 93 -
Tijdens zijn ambtsperiode had Louis samen met het gemeentebestuur geijverd voor de verbetering en het onderhoud van de buurtwegen in de gemeente, ook de jaarlijkse paardenen veulenmarkt wou hij in ere houden, maar hij spande zich vooral in voor gratis lager onderwijs aan behoeftige kinderen. Op 26 april 1928 om half vier in de ochtend overlijdt Louis in zijn woning. Maurice en André doen de aangifte. Vier dagen later op maandag 30 april wordt hij om 11 uur te Schellebelle bijgezet in de familiekelder. Zijn weduwe overlijdt op 15 oktober 1937 in haar woning en zes dagen later kreeg zij haar dienst in de kerk om dan bijgezet te worden in de familiekelder. Na de beide begravingen had er een broodbedeling plaats ten voordele van de behoeftige families.
In 1941 zal de brouwerij Aigle Belgica het klantenbestand met de leveringsrechten overkopen om dan de volledige brouwinstallatie weg te halen. Het einde van “Brouwerij Matthijs” (De Ruyter) is een feit. 4) Marie Valentine Matthijs werd geboren te Schellebelle op 21 augustus 1855 en overleed in de Hoogstraat te Gent op 14 mei 1931. Ook zij vond haar laatste rustplaats in het familiegraf te Schellebelle. 5) Marie Amelia Matthijs werd geboren te Schellebelle op 14 april 1859. Ze was zenuwziek en overleed op 9 mei 1922. Ze werd eveneens begraven in de familiekelder op het kerkhof te Schellebelle.
- 94 -
6) Marie Eulalie Augustina Matthijs werd geboren op 21 maart 1861 te Schellebelle. Zij huwde met Valentin Vertongen uit Hamme. Valentin was de zoon van Feliciaan burgemeester van Hamme en provincieraadslid van Oost-Vlaanderen - en van Stefanie van Bogaert. Valentin stierf te Hamme op 21 maart 1914. Zij hadden drie kinderen, allen geboren te Hamme: 1° Maria die met de notaris van Hamme: Albert de Geyter, huwt en zes kinderen kreeg namelijk: Antoine, Valentine, Marie-Louise, Elisabeth, Cecile en Joseph. 2° Gilbert, geboren op 2 februari 1894 huwde met Marthe Reynen waarbij hij twee kinderen kreeg: Annie en Denise. 3° En dan was er nog Angèle Vertongen die huwde met André de Wulf, geneesheer te Gent. Ze kregen minsten één kind namelijk: Antonio. 7) Marie Celine Matthijs werd geboren op 27 september 1866 te Schellebelle, haar peter was haar oom Jean van Zele die dokter was en meter was haar tante Ursula Matthijs die de echtgenote was van dokter Van Damme. Marie huwde op 1 mei 1889 met Louis Walrave, kandidaat-notaris te Laarne en zoon van August. Haar man werd in 1896 benoemd tot notaris te Overmere en enkele maanden later te Dendermonde. Begin 1914 toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak verlieten ze hun huis in de Kerkstraat te Dendermonde en gingen in Gent wonen om na de oorlog terug te keren naar huis. Hun huis was platgebombardeerd want ze moesten het heropbouwen. Marie Celina is na de oorlog verschillende jaren gemeenteraadslid en schepen van de stad Dendermonde geweest. Ze overleed op 5 januari 1960 te Dendermonde. -------------------------------Bronnen: Handschrift over de familie Matthys van Gerda Temmerman. Archief Heemkring Schellebelle. Graven op het oud kerkhof van Schellebelle. “Ziekten en remedies in de volksgeneeskunde 1973”. “Beknopte en volledige encyclopedie der wetenschap nijverheid en kunst” bewerkt door G. L. Kepper.
HET “ZOTTEKOT” DE BROUWERIJ “MATTHIJS” EN “DE RECHTVAARDIGE RECHTERS” Marcel DE GRAUWE N.d.R.: Deze bijdrage werd begin dit jaar geschreven, vóór de recente ontwikkelingen in verband met “De Rechtvaardige Rechters” bekend waren. In de nacht van 10 op 11 maart 1934 werd het paneel: “De Rechtvaardige Rechters”, een onderdeel uit het schilderij “Het Lam Gods” in de kathedraal van Gent gestolen. Karel De Jaeger schreef een viertal jaar geleden voor de Constleerende het toneelstuk: “De Rechtvaardige Rechters gevonden”. Het beste bewijs dat heel wat mensen nog steeds geboeid zijn door de meest ophefmakende kunstroof in Vlaanderen en misschien wel in gans de wereld van de vorige eeuw. Maar in zijn toneelstuk was er geen spraak van het “Zottekot” noch de brouwerij Matthijs. Als kind woonde ik al in de Ertbrugstraat op nummer 4. Nu draagt mijn huis het nummer 20. Mijn straat paalt aan de site van de brouwerij. Vooral mijn moeder zei dikwijls dat we niet mochten gaan spelen rond het “Zottekot” want daar waren dingen gebeurd die niet pluis waren! Het was een groot somber huis aan de - 95 -
Wettersestraat dat voorbij de kartonfabriek vlakbij de grens van Schellebelle en Wetteren stond, aan het eind van een oprijlaan van wel tweehonderd meter lang. Rechtover de oprijlaan stond op de site van de brouwerij het kapelletje van Sint Barbara. De villa werd het “Zottekot” genoemd omdat daar Oscar Lievens (1877 - 1935) woonde die als "zotte Lievens" door het leven ging. Deze eenzame zonderling met bizarre gewoonten boezemde de mensen schrik in omdat niemand wist hoe hij de kost verdiende en men vertelde dat hij tijdens WO I als spion in Nederland had verbleven. Ik ben als kunstschilder leerling geweest van José Goedertier, leraar in de hogere teken- en schilderklassen en ook directeur van de tekenacademie van Wetteren. Hij was een formidabel leraar die zijn leerlingen kon motiveren en als kunstenaar was hij algemeen geacht. Hij was de neef van Arsène Goedertier die een rol speelde in de bovenvermelde kunstroof. Hij sprak niet graag over deze zaak want tenslotte had zijn oom de familie in opspraak gebracht. Maar hij was er stellig van overtuigd dat zijn oom met de eigenlijke roof niets te maken had. Wel dat hij kon opgetreden zijn als tussenpersoon en wel redenen had om het Bisdom en meer bepaald kanunnik Van der Ghyn en Bisschop Coppieters geen goed hart toe te dragen. Maar hij bleef wel vaag over het onrecht dat zijn oom of zijn grootvader was aangedaan. De grootvader van mijn leraar was onderwijsinspecteur tijdens de eerste schoolstrijd (1878 1884) en nam vrijwillig ontslag om het Bisdom ter wille te zijn. Omdat daardoor de inkomsten flink afgenomen waren verhuisde de familie Goedertier naar Overmere waar de grootvader koster werd. Daar leerde Arsène als speelkameraad Honoré Jozef Coppieters, latere bisschop van Gent, kennen. Door de gewijzigde loopbaan moesten de Goedertiers het met heel wat minder stellen en kregen waarschijnlijk enige hulp van de rijke katholieke brouwersfamilie Matthijs uit Schellebelle. Louis Matthijs was tot 1895 burgemeester van Schellebelle. Maar misschien was die hulp niet genoeg en kwam het Bisdom zijn gegeven woord niet na. Arsène Goedertier overleed plotseling op 29 november 1934 te Dendermonde op een verkiezingsbijeenkomst. Mijn vader vertelde dat hij nog zou gezegd hebben: “De Rechtvaardige Rechters zitten… “ en de rest kwam er niet meer uit. Was hij door het noodlot voorbij gehold? En toen kwamen aan de toog in de herbergen de tongen los. Oscar Lievens bezat een grote zwarte auto die hij liet onderhouden door een type die men in Schellebelle de “fransman” noemde; in een leegstaand kolenmagazijn werkte hij aan auto‟s en veel materiaal was daar niet voor nodig. De “fransman” had rondgetrokken met een circus als trapezist en hij was nog zeer lenig. Oscar Lievens werd, een jaar na de roof, begin maart 1935 dood aangetroffen in zijn woning. Men stelde dat het een natuurlijk overlijden betrof ten gevolge van zijn maagzweren. Maar in Schellebelle fluisterde men dat hij vergiftigd was. Te meer omdat een andere bekende van hem, zijn schoonbroer Achiel De Swaef uit Lede, ook een verre verwant van de familie Goedertier, overleed op 29 november 1934 de dag dat ook Arsène Goedertier stierf. In een artikel dat verscheen in de krant “L‟Indépendance Belge” op 13 juni 1935 stelde men dat het Parket te kort was geschoten en dat men
- 96 -
een autopsie had moeten laten uitvoeren op de lichamen van De Swaef en Lievens wegens een verdacht overlijden en waarom ook niet bij Goedertier! Maar waar past dan in dit verhaal de Brouwerij Matthijs? Wel het zou ophef gemaakt hebben dat het paneel van de “Rechtvaardige Rechters” teruggevonden werd op het privé terrein van een invloedrijke familie die magistraten en advocaten telde met veel relaties in de hoogste kringen. Er zijn ook een paar iconografische gelijkenissen tussen het “Lam Gods” en de tuin van de brouwerij Matthijs. Als men de linker zijpanelen met de “Rechtvaardige Rechters” dichtklapt komen de rechters in het waterbekken en bij de sequoiaboom te staan. In de tuin van de brouwerij lag onder het ondertussen afgebroken kapelletje van Sint Barbara een bron en een brouwerij zonder water kan niet brouwen en vlakbij het kapelletje stond ook een sequoiaboom die spijtig genoeg een twaalftal jaren geleden zonder omwegen omgelegd werd. In de tuin van de brouwerij - dat herinner ik mij nog zeer goed - lag op een heuveltje een prieeltje met veel groen daar omheen. De omgeving was toen nog niet volgebouwd met verkavelingen. Goedertier zal deze overeenkomst wel gezien hebben. Dat hij de brieven, die aan het Bisdom gericht waren heeft geschreven is bewezen, want bij hem thuis vond men de schrijfmachine. Hij ondertekende deze brieven met DUA. U moet weten dat de burgerij in de jaren dertig veelal Frans sprak, ook de Goedertiers. DUA zou betekenen: “Dans Une Alcove”, wat een afgesloten ruimte aanduidt. En ANS - dat de codenaam was voor de antwoorden die gepubliceerd werden in de zoekertjesrubriek van “La Dernière Heure” - zou staan voor: “A Notre Schellebelle”. Ook voor die andere code die hij gebruikte: AMDG is er een uitleg: Arsène tegen Matthijs, Dendermonde (politieke arrondissementshoofdplaats) en Gent (Bisdom). Maar Arsène Goedertier is voor zijn geplande finale achterhaald door het noodlot, zijn dood! Het Belgische Gerecht heeft wel gezocht in de kerk van Wetteren, de woning van Arsène en ook in het “Zottekot”, maar ze hebben niets gevonden. Tijdens de Duitse bezetting gedurende de Tweede Wereldoorlog namen de Duitsers alle betekenisvolle kunstwerken, zowel in privaat als in openbaar bezit mee naar Duitsland. Bijvoorbeeld de Madonna van Michelangelo (Brugge) en het Retabel Het Lam Gods (Gent) werden na de oorlog terug gevonden in een zoutmijn in Silezië. Ook de Duitsers hebben intensief gezocht naar het ontbrekende paneel. Zowel in de kerk van Wetteren, de woning van Goedertier als in de tekenacademie van Wettteren waar Arsène nog een tijdje directeur is geweest. Het “Zottekot” stond tijdens de oorlog leeg en dat hebben ze gedurende meerdere dagen binnenste buiten gekeerd, zelfs het kapelletje van Sint Barbara kreeg alle aandacht maar ook zij vonden niets. Omdat de hoofdspelers van toen al lang overleden zijn zal er veel geluk of toeval nodig zijn om het paneel terug te vinden. En - nu laat ik mijn fantasie op hol slaan - ik stel de vraag: “Wat als het paneel al gevonden is en dat men wacht tot de restauratie van het retabel afgerond is om bij de terugplaatsing van het meesterwerk in de kathedraal uit te pakken met het teruggevonden paneel?” Dat zou pas vonken geven! En dan wil ik afsluiten met een wijsheid: het leven vindt niet plaats daar waar uw schoenen staan maar begint daar waar uw dromen beginnen en dromen komen soms uit! ----------------------------Bronnen: eigen notities en Kwets (maandblad van Wetteren).
- 97 -
DE GROOTE OORLOG 1914-18 Periode die iedereen beroert Robert VAN DEN BOGAERD Het is dit jaar de honderdste verjaardag van het einde van “De Groote Oorlog” die een einde stelde aan de massale slachtpartij in een groot deel van de wereld. In ons land kreeg deze een bepalende wending, maar bracht ook met slachtoffers uit alle steden en gemeenten van ons land. Daarom vinden er overal te lande herdenkingen en plechtigheden plaats ter nagedachtenis van deze droeve gebeurtenis. DUITSE KEIZERIJK. In tegenstelling tot de overheersende gedachte was het niet Duitsland dat de aanstoker was van deze oorlog maar wel het Duitse Rijk. Duitse Keizerrijk (Duits: Deutsches Kaiserreich) is de onofficiële benaming voor de periode tussen 18 januari 1871 en 9 november 1918 waarin het Duitse Rijk een semiconstitutionele monarchie was. Het Duitse Keizerrijk heette officieel “Duitse Rijk” (Duits: Deutsches Reich), een benaming die verwees naar het oude Heilige Roomse Rijk. Ook na de val van de monarchie bleef deze naam gehandhaafd, tot 1945. In de geschiedwetenschap scheidt men met Keizerrijk de jaren van 1871 tot 1918 af van de latere republikeinse tijd. In de (buiten de Duitstalige wereld) gebruikelijke terminologie van Arthur Moeller Van den Brucks boek Das Dritte Reich (1923) geldt het Keizerrijk als “Tweede Rijk”. Hij noemde het Heilige Roomse Rijk “Eerste Rijk” en verwachtte een “Derde Rijk”. Het nationaalsocialistisch regime maakte van deze laatste term officieel alleen gebruik in de vooroorlogse periode. VOORGESCHIEDENIS. Aan het Heilige Roomse Rijk, dat reeds eeuwen in verval was, kwam door de stichting van de Rijnbond en de troonafstand van keizer Frans II in 1806 definitief een einde. Door de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen had het nationalisme in Europa echter een opgang gemaakt en kwam er vanwege de burgerij een roep om een nieuwe Duitse eenheidsstaat te vormen waarin de Duitse inwoners van het voormalige rijk verenigd waren. Volgens de aanhangers van de Groot-Duitse richting diende deze ook Oostenrijk te omvatten, volgens de aanhangers van de Klein-Duitse richting niet. Deze laatsten waren veelal Pruisische nationalisten die Oostenrijk als belangrijkste Duitse staat door Pruisen wilden vervangen. Over het algemeen waren deze Pruisische nationalisten burgers die tot de belangrijkste posities opgeklommen waren; de oude Pruisische adel was over het algemeen conservatief gezind en gunde Oostenrijk nog steeds zijn aloude leidersrol in de Duitse landen. Een, naar later bleek, belangrijke uitzondering hierop was Otto von Bismarck. Hij was weliswaar van adel maar in allereerste plaats was hij echter een rasechte nationalist. Otto von Bismark
- 98 -
In de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) streden echter de Zuid-Duitse staten wel samen mee aan Pruisische zijde tegen Frankrijk. Von Bismarck greep deze kans aan om uiteindelijk een Klein-Duitse vereniging te bewerkstelligen. De Reichsgründung en een Politiek stelsel speelden een rol in de verdere ontwikkelingen. De bismarckiaanse periode (1871-1890) en de wilhelminische periode (1890-1918) waren bepalende perioden. Hierover meer uitweiden zou ons te ver leiden en is voor ons minder belangrijk om weten. EERSTE WERELDOORLOG. Op 28 juni werden de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophie vermoord in Sarajevo, door de 19-jarige Servische nationalist Gavrilo Princip. Dit is zowat het startschot voor de eerste wereldoorlog, die een maand later losbarst. De Driebond (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië) vond zichzelf tegenover de Triple Entente (de geallieerden) in de eerste wereldoorlog. Het enthousiasme voor de oorlog was aanvankelijk groot, maar de prijs van de oorlog (= het uitblijven van de uiteindelijke overwinning en de voorheen ongekende verschrikkingen en massale slachtpartijen in de loopgraven), was erg hoog. De interne problemen die in alle Europese staten bestonden, vooral de sociale spanningen die werden opgeroepen door de grote armoede onder het proletariaat, kwamen in Duitsland daardoor in alle hevigheid aan de oppervlakte. De geloofwaardigheid van het bewind brokkelde af. Gedurende de oorlog kwam het bestuur van het Keizerrijk in steeds grotere mate bij het leger te liggen. De Oberste Heeresleitung van Paul von Hindenburg en Erich Ludendorff dwongen in 1917 Bethmann Hollweges ontslag af. In dat laatste jaar kon dankzij de Russische Revolutie nog een wapenstilstand met Rusland worden bedongen, die in maart 1918 tot de vrede van Brest-Litovski leidde. Kort hierop werd de toestand echter uitzichtloos en volgde de totale ineenstorting. De eerste wereldoorlog leidde tot het Verdrag van Versailles dat tentakels had die een rol zouden spelen bij de Tweede Wereldoorlog. Wat nu wordt tegengesproken door Sophie De Schaepdrijver, de historica die met “De Groote Oorlog” hét standaardwerk over “14-18” schreef. Ik citeer haar in een interview: “als de crisis van de jaren dertig er niet geweest was, als Duitsland op het einde van de jaren dertig rijk en welvarend was geweest, dan was de Tweede Wereldoorlog er niet gekomen en was Hitler niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis”. Kop in het Nederlandse dagblad Het Centrum op 11 november 1918
HET REDDENDE WATER. In mijn inleiding had ik het over het feit dat de beslissende wending van de oorlog in ons land gebeurde. Dit kwam niets te vroeg. Het Belgische leger was totaal uitgeput en de Duitsers, met hun groot en goed getrainde strijdmacht waren niet te stoppen. Niet door de Belgen maar ook niet door de Fransen. Toen kwam iemand op het lumineuze idee om met water de vijand halt toe te roepen. Op 28 oktober werd eerst Veurne-sas geopend maar het water steeg te traag.
- 99 -
Toen werd de Nieuwpoortse binnenschipper Hendrik Geeraert, expert van het sluizencomplex, erbij gehaald. Die wist waar de klepel hing en dat het die avond vloed was rond 22 uur. Hij voer rond die tijd met zijn bootje naar het verlaat van de Noordzeevaart om daar door de struiken verborgen zwendels open te draaien. Er stond een stevige westenwind wat een bijkomende bondgenoot was. In die nacht vloeide in een doodse stilte, 700.000 kubieke meter zeewater in de IJzervlakte. Zes uur later in het midden van de nacht voer hij terug om de zwendels te sluiten om zo te beletten dat het water opnieuw zou wegebben. Dit gebeurde vier nachten, nadien zou de genie van het Belgische leger er toezicht op houden. Op 2 november stond de hele IJzervlakte blank en was de slag om de IJzer voorbij. En viel het Duitse offensief stil. van aan de zee tot aan Zwitserland Vanaf dit tijdstip tot aan de wapenstilstand zou dit nog 47 maanden duren. Maar het machtige leger van de Duitsers moest zwichten voor het water. De Duitse opmars was gestopt. ONDERGANG. Dit leidde in september 1918 tot de benoeming tot rijkskanselier van de liberale prins Max van Baden, die men als de geschikte persoon zag om onderhandelingen met de Geallieerden (inmiddels inclusief de Verenigde Staten) te voeren. Matrozenopstanden in Wilhelmshaven en Kiel leidden in november echter tot de Novemberrevolutie. In Beieren werd koning Lodewijk III op 7 november afgezet en werd de republiek uitgeroepen. Andere staten volgden. Prins Max verklaarde Wilhelm op 9 november voor afgezet. Friedrich Ebert werd voorlopig hoofd van de regering. Terwijl men nog zocht naar een geschikte opvolger voor de afgezette keizer, riep Philip Scheidemann nog op dezelfde dag de republiek uit die bekend zou worden als de Weimarrepubliek. Wilhelm II week op 10 november uit naar Nederland. VERDRAG VAN VERSAILLES, 1919. Tijdens het Verdrag van Versailles werd de wapenstilstand getekend maar werden ook de straffen van Duitsland bepaald. Het Verdrag omvat 440 artikelen. Eén daarvan was de Duitse gebiedsinperking. Daarin werden de nieuwe grenzen van Duitsland vastgelegd en kregen vele landen een stukje grond bij. Eén daarvan was het gebied Moresnet, Eupen, Malmedy en St-Vith dat aan België moest afgestaan worden. Duitsland erkende de soevereiniteit van België over Neutraal Moresnet dat hierdoor bij België gevoegd werd. Dit zijn dus een paar strafpunten van dit omvangrijke verdrag. De volgende waren de Duitse herstelbepalingen. Het Verdrag van Versailles was op de hoogte van de aan het Duitse Rijk opgelegde herstelbetalingen. Vrouwe Germania geketend aan de schandpaal. Duitse politieke prent (juni 1919)
Door een speciale commissie werd het Verdrag tot 21 mei 1921 vastgelegd. Tot die datum moest het Rijk 20 miljard ophoesten, een bedrag dat afgewezen werd. In 1921 werd het door de geallieerden hersteld tot 132 miljard goudmark wat door een stemming noodgedwongen geaccepteerd werd. Volgens deze eis moest Duitsland 30 jaar lang jaarlijks 2 miljard goudmark betalen als mede 20% van de waarde van zijn export. - 100 -
Dat werd ingevolge de internationale economische crisis die inmiddels was uitgebroken, ingetrokken. Daarna kwamen nog een aantal voorstellen, de één al meer onbetaalbaar dan de andere. Door de machtsovername door de nationaalsocialisten, die het Verdrag van Versailles stukje bij beetje buiten werking stelden, werd dit gedurig verminderd. Tot de uiteindelijke betalingen tot na de Tweede Wereldoorlog terechtkwamen bij de achtereenvolgende regeringen van de Bondsrepubliek. Zo stierf het Verdrag van Versailles een stille dood. Op 3 oktober 2010 werden de laatste schulden door de Duitsers afgelost. GEVOLGEN VOOR DUITSLAND. Door het Verdrag van Versailles verloor Duitsland, afgezien van zijn koloniën, 70.579 km 2 (van 540.787 km2) van zijn grondgebied met 6,5 miljoen inwoners (1910), wat gepaard ging met een enorme economische schade door het verlies van delfstoffen en landbouwproducten. Voor de opkomende nationaalsocialisten vormde dit verdrag, samen met de dolksteeklegende, een uitstekende kans om nadien het Duitse ongenoegen te kanaliseren en aan te zetten tot verdere gezamenlijke acties. Het in 1933 aan het bewind komen van de Nazi-partij met aan het hoofd Adolf Hitler ontstak dan de lont voor de tweede oorlog. MORESNET. Weinigen onder ons hebben ooit al gehoord van “Moresnet”. Schrijver dezes evenmin. Moresnet was aanvankelijk een dwergstaatje dat ruim 100 jaar bestond (1816-1919) en in de nabijheid lag van de Belgische grens nabij Eupen. Het had een oppervlakte van 344 ha. en een grensomtrek van 11 km. In 1914 werd het bezet door Duitsland waarin Pruisen was opgegaan. Het verloor de oorlog en werd bij het Verdrag van Versailles, zoals hoger beschreven, toegevoegd aan België. Het is nu een deelgemeente van Kelmis in de provincie Luik, beter bekend met zijn Franse naam “La Calamine”.
NECROLOGIE 2013 (deel 3) Nancy VAN DEN ABEELE - Christine PAUWELS
Mevr. Charlotte Van De Velde werd geboren te Schellebelle op 21 januari 1928. Ze was de weduwe van Achille Petit en woonde in de Hekkergemstraat. Ze is op 6 juli 2013 te Wetteren overleden.
Dhr. Reginald Van Langenhove werd geboren op 5 mei 1943. Hij woonde in de Burgemeester D‟Hollanderlaan en overleed op15 juli 2013. Mevr. Celine Smet werd op 15 mei 1942 geboren en overleed op 18 juli 2013. Mevr. Blanche Bonnarens werd te Schellebelle geboren op 26 mei 1920. Ze was de weduwe van Marcel De Paepe. Ze woonde vroeger in de Bruinbekestraat maar verbleef de laatste jaren in het R.V.T. Molenkouter te Wichelen waar ze op 21 juli 2013 is overleden.
- 101 -
Mevr. Virginia De Decker geboren te Schellebelle op 6 januari 1936. Woonde in de Hoekstraat maar overleed te Aalst op 26 juli 2013. Dhr. Robert Galle werd te Schaarbeek geboren op 13 januari 1923. Hij was de echtgenoot van Suzanne Leys. Robert was een gekend figuur op de gemeente. Hij is vele jaren stationschef geweest te Schellebelle, verder was hij nog gangmaker van Bloso en lid van verschillende verenigingen. Hij overleed in het WZC Molenkouter te Wichelen op 26 juli 2013.
Dhr. Christophe De Vos werd geboren op 25 oktober 1984 en overleed op 2 augustus 2013.
Dhr. Hector De Grauwe werd geboren te Wichelen op 3 april 1921. Hij was de weduwnaar van Lea Cooman en woonde op de Dendermondsesteenweg. Op 2 augustus 2013 is hij te Gent overleden.
Dhr. De Smet Gilbert werd geboren te Schellebelle op 14 mei 1931. Hij was de echtgenoot van Venneman Anna en woonde in de Statiestraat. Gilbert was gekend als uurwerkmaker. Hij overleed te Aalst op 3 augustus 2013. Mevr. Lilianne Bracke werd geboren op 23 september 1933. Ze was de weduwe van Daniël Temmerman en woonde in de Hekkergemstraat. Ze overleed op 9 augustus 2013. Mevr. Georgette Van Den Abeele werd geboren te Schellebelle op 13 januari 1925. Ze was de weduwe van Jan Anne en is in het WZC Avondzon te Erpe-Mere op 26 augustus 2013 overleden. Jonge Heer Tom Adam werd geboren te Gent op 3 juni 1991. Hij was de zoon van Erwin en Hilde Adam-Luycx en broer van Sam. Hij overleed op 19 september 2013. Dhr. William Van Zwol werd geboren op 11 december 1957 en is op 26 september 2013 overleden.
Dhr. Abel Becqué werd op 23 juli 1937 geboren en is op 28 september 2013 overleden.
- 102 -
BELGIE - BELGIQUE
P.B. 9260 WICHELEN 1 3/5163 P006.546
HEEMKRING SCHELLEBELLE
Station van Schellebelle onder Duits Commando tijdens WO I
" ROND DE STENEN LINDE" DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT Jaargang: 39 Nr.: 4 - 2014 Afgiftekantoor: 9260 SCHELLEBELLE
Verantwoordelijke uitgever: SECRETARIAAT HEEMKRING Guy Uyttenhove, p.a. Dorp 19 bus 2 - 9260 SCHELLEBELLE - 0475/435868
TIJDSCHRIFT -
-
-
-
-
Uitgegeven met de steun van: - Het Gemeentebestuur van Groot-Wichelen - Het Verbond voor Heemkringen van Oost-Vlaanderen - Het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen Abonnementsvoorwaarden - Jaarabonnement (4 nummers): € 10 - Steunabonnement: vanaf € 15 - Ereabonnement: vanaf € 25 euro - Losse tijdschriftnummers: € 3 (+ mogelijke verzendingskosten) Alle betalingen langs het Secretariaat Heemkring Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle Administratie: Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle Telefoon: 0476 - 634920 E-mail:
[email protected] Website: www.hkschellebelle.be Copyright - Geheel of gedeeltelijk nadruk verboden zonder schriftelijke toestemming van de uitgever - Gedeeltelijk nadruk of citaten in vaktijdschriften zijn toegelaten mits duidelijke bronvermelding Alle auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikel Dienst van het wettelijk depot onder nr. 3644
EXTRA PUBLICATIE * “De Langzame Haast van Pater Bontinck”. Een historicus op missie in het hart van Afrika. - Redactie: Aurèle LOOMAN, Willy VAN DOORSELAER. - Auteurs: William BLONDEEL, Maria BONTINCK, Karel DE JAEGER, Leen HUET, Lieve JORIS, Ignace MATONDO, Brigitte RASKIN, Pierre SALMON, Adolf TEMMERMAN, Adolph UYTTENHOVE, Annemieken VANDAMME, Emiel VAN DE VELDE, Marc VAN DOORSELAER, Willy VAN DOORSELAER, Daniël VAN GROENWEGHE, Jean-luc VELLUT, Honoré VINCK. - Prijs: € 5. Verzendingskosten (binnenland): € 3,5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2005/8746/1 - ISBN: 90-76417-06-7 * “Woordenboek van het Schellebels Dialect”. Met heemkundige aantekeningen en dialect cd. - Auteur: Guido Van der Eecken - Prijs: € 45. Verzendingskosten (binnenland): € 5. - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2007/Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90-9022207-3 * ”Schellebelle Getekend verleden” - Auteur: Marcel De Grauwe - Prijs: € 39. Verzendingskosten (binnenland): € 5 - Rekening BE28 4475 5851 6120 / BIC KRED BEBB KBC Schellebelle. - D/2013/ Heemkring Schellebelle/1 - ISBN: 978-90902738-77
DRIEMAANDELIJKS
TIJDSCHRIFT
HEEMKRING SCHELLEBELLE Gesticht op 7 april 1973
COLOFON Bestuursleden: Werkgebied: De oude heerlijkheid Schellebelle-Wanzele De oude vrijheerlijkheid Ertbrugge.
*Marcel DE GRAUWE, Ertbrugstraat 20, 9260 Schellebelle. 09-3661418
[email protected]
Bestuur: Voorzitter:
*Marc RASSCHAERT, Moleneindestraat 9, 9290 Uitbergen.
[email protected]
Guy UYTTENHOVE, Oostakkerstraat 10, 9260 Schellebelle. 0475-435868
[email protected]
*Dolf TEMMERMAN, Spoorwegstraat 28, 9260 Schellebelle. 09-3694588
Ondervoorzitter Danny BAEKE, Ertbrugstraat 68, 9260 Schellebelle. 09-3296408
[email protected] Secretariaat, lidmaatschap Christine PAUWELS, p/a Pastorij Dorp 19 bus 2, 9260 Schellebelle. 0486-453252
[email protected]
*Nancy VAN DEN ABEELE Ertbrugstraat 41, 9290 Schellebelle 0478-524216
[email protected] *Conny VAN DER SNICKT, Onnebossen 27, 9260 Serskamp. 09-3697768
[email protected] *Marc VAN HECKE Heuvel 43, 9260 Schellebelle 09-3661236
[email protected]
Redactie tijdschrift: LIDMAATSCHAP: Guido VAN DER EECKEN, Rijkestraat 39, 9968 Oosteeklo. 09-3737321
[email protected] Digitale ruildienst: Jan DELENS, Jules Vitslaan 9, 9090 Melle. 0499-109888
[email protected]
- € 10 als gewoon lid - € 15 als steunend lid - € 25 als erelid Lidgelden te storten op rekeningnummer: BE28 4475 5851 6120 BIC KRED BEBB KBC Schellebelle
[email protected] www.hkschellebelle.be __________________________________
HEEMKR ING S CHELL EBEL LE
<
> <<41STE JAARGANG>> OP ZONDAG 21 DECEMBER 2014 In de buitenwijken en randstraten van Schellebelle
OP ZONDAG 28 DECEMBER 2014 In gans Schellebelle-centrum OPDAT SCHELLEBELLE IETS VAN ZIJN DORPSTRADITIES ZOU BEHOUDEN, LAAT DEN BEER NIET ZONDER NIEUWJAARSFOOI VOORBIJ UW DEUR GAAN!
- 103 -
JAN OMER VAN KETS EERSTELIJNSBRANCARDIER IN DE GROOTE OORLOG Marc VAN HECKE ©Foto: Jan Van Kets
“Brankardier J. O. Van Kets "ergens" op rust” (Origineel bijschrift)
Van ons geacht lid Dr. Karel Vander Mijnsbrugge kregen we voor onze tentoonstelling over de 1ste WO twee originele fotoalbums in bruikleen, gemaakt door zijn schoonvader Jan Van Kets, brancardier van 14-18 en toen al een gepassioneerd amateurfotograaf. Zijn fotografische herinneringen waren de aanzet om in dit artikel de zware en gevaarlijke taak der brancardiers aan het Belgische front te belichten. --∞-In december 1909 tekende Koning Leopold II op zijn sterfbed de militiewet waarbij eindelijk de onrechtvaardige militieloting werd, afgeschaft en vervangen door de persoonlijke legerdienst “één zoon per gezin”. Jan Van Kets (°Kruishoutem, 12/2/1892), die vóór de 1ste WO gevormd was als onderwijzer, werd ingeschreven als milicien Klasse 1912. In die tijd werden onderwijzers & geestelijken (paters, broeders, seminaristen & novicen) ambtshalve aangeduid voor de functie van brancardier. Op vredesvoet verkregen ze vrijstelling van dienst (weliswaar na een summiere (burger)cursus van 3 maand), maar bij mobilisatie zouden ze direct militaire brancardier worden. En zo verging het inderdaad Jan Van Kets.
Soldaat worden in 1914 was voor niemand een lachertje, maar de “burger”brancardiers kwamen plots in een wel heel penibele toestand terecht. Ze kwamen direct uit het burgerleven, hadden geen enkele militaire opleiding, laat staan manoeuvres achter de rug, kenden dus ook niets van leger, eenheden, marcheren, velddienst noch graden ... Vooreerst kwamen ze allen in burger naar het slagveld, er waren voor hen eenvoudigweg geen uniformen voorzien! Ze droegen een wit/rood armbandje, het enige distinctief van hun militaire hoedanigheid. Allemaal werden ze gegroepeerd in één “ambulancecolonne” (per divisie; er waren in totaal 6 colonnes van elk 300 brancardiers). Zo‟n colonne was een bont allegaartje: priesters kwamen in soutane, paters in bruine, witte of zwarte habijt, sommige op sandalen of zelfs ongeschoeid, en de meest vreemde hoofddeksels kon men zien. Strooien hoeden, bolhoeden, petten en beduimelde vilthoeden broederlijk naast elkaar. De meesten hadden ook een militaire drinkbus, aan hun middel vastgeknoopt met een touwtje.
- 104 -
En iedereen had een linnen zak met persoonlijke spullen bij zich, of een bundeltje in bruin papier met een touwtje er omheen, of zelfs een of ander armtierig reiskoffertje, voor de gelegenheid met riemen en touwen versterkt. Geen wonder dat het aanzicht van zo‟n ongeregelde troep op de beroepsofficieren werkte als een rode lap op een stier. De colonnecommandant had geen richtlijnen hoe de hulpverlening moest georganiseerd worden; nooit was deze situatie voordien geoefend,
©Foto: Tasnier/Van Overstraeten (Ref 10)
“De brankardiers van 1914” (Origineel bijschrift)
©Foto: Ria Christens (Ref 7)
het was nu met veel improvisatie dat men moest pogen her en der hulp te bieden. Niemand wist eigenlijk wat er aangevangen moest worden met al deze „burgermilitairen‟.
“1914. Een aalmoezenier verzorgt een gewonde soldaat in een schuilplaats vlak achter het front” (Origineel bijschrift)
Dienden ze aan de compagnies van de gevechtseenheden toegevoegd te worden, waar hun aanwezigheid alleen maar tot frustratie zou leiden, of dienden ze in één groep te blijven ?
De totaal onvoorbereide, ondoordachte en amateuristische inzet van de brancardiers, zeker in de eerste oorlogsmaanden, kon weinig effectieve hulp bieden, en de ambulancecolonne zette bij de gevechtstroepen dan ook kwaad bloed. De brancardiers zelf trof geen schuld, wel het gebrek aan inzicht bij de autoriteiten van vóór de oorlog. De brancardiers waren niet geïntegreerd in de eenheden maar werden vanuit de colonne uitgestuurd, en ze waren totaal onbekend met de actuele gevechtssituatie en de eenheid die ze moesten steunen; in de meeste gevallen liepen ze “verloren” en holden ze achter de feiten aan. In principe moest de ambulancecolonne de gekwetsten slechts evacueren vanaf de hulppost van de eenheden aan het front naar de meer naar achter gelegen infirmeries en hospitalen. Haar brancardiers hadden niet de opdracht om de gekwetste op te halen op het slagveld waar hij gevallen was, want het was de - onrealistische - verantwoordelijkheid van elke eenheidsgeneesheer om met gewone soldaten de gekwetsten naar zijn hulppost te brengen. De “vreemde” brancardiers waren aanvankelijk dan ook bij de gewone piot het mikpunt van spot; men verweet ze - principieel ten onrechte - dat ze hun opdracht niet uitvoerden en er de gewone piotten lieten voor opdraaien !
- 105 -
©Foto: Jan Van Kets
“Achter het Front toch nog een ziekenwagen” (Origineel bijschrift)
Deze tot mislukken gedoemde inzet zou pas na de IJzerslag een oplossing krijgen; hiervoor moest eerst het front worden gestabiliseerd, wat op miraculeuze wijze lukte met de onderwaterzetting van de IJzervlakte. Vanaf begin 1915 wisten enkele hogere officierengeneesheer de hele keten van medische hulpverlening zeer efficiënt te reorganiseren; het werd zelfs zo, dat op vele vlakken het Belgisch Leger tot voorbeeld van de andere geallieerden kon dienen. Wat de inzet van de brancardiers betrof (die ten andere vanaf eind ‟14 een militair uniform kregen), werd besloten dat voortaan de ambulancecolonnes permanent een aantal brancardiers moesten afdelen bij elke gevechtseenheid (3 per compagnie). In hun eenheid waren deze „eigen‟ brancardiers dan volledig geïntegreerd, leerden hun job te velde, en wisten vlug het vertrouwen te winnen van hun medesoldaten. ©Foto: Jan Van Kets
“Een gewonde soldaat in de eerste verbandpost: 3-dubbeldikke cementlaag.” (Origineel bijschrift)
- 106 -
Dichtst bij de frontlijn vond men de “Hulppost/Poste de secours”; deze bestond zowel op het niveau van het regiment als van het bataljon (een regiment bestaat uit drie identieke bataljons). De hulppost haalde de gewonden op en diende de eerste zorgen toe in afwachting van het transport naar achter. Elke hulppost was voorzien van twee officieren: één dokter en één leerling-dokter. Per compagnie had men drie brancardiers voorhanden. Het waren zij, gewapend met een primitieve verbandkist, die de gekwetsten moesten ophalen op het slagveld of in de loopgraven op de plaats waar ze gevallen waren. Indien nodig terplaatse de eerste dringende zorgen toedienen, bloedingen stelpen, afbinden, ontsmetten van de wonden alsook het aanbrengen van een snelverband. Ze waren daartoe echter nauwelijks opgeleid. Vooral de jodiumtinctuur vloeide bij het werk zeer weelderig en werd niet zonder reden 'teinture de piotte' genoemd. ©Foto: Jan Van Kets
“Rap naar de "Poste de Secours" !” (Origineel bijschrift)
Na de eerste zorgen toegediend te hebben, bleef de dikwijls onmenselijke last om de gekwetste per brancard of op pure mankracht naar de 1ste hulppost te dragen... Dit alles in de moeilijkste omstandigheden, en vaak met inzet van hun eigen leven... Het is moeilijk om zich de verschrikkelijke job voor te stellen, om met een gekwetste op een brancard door poelen, granaattrechters, stinkend slijk, “pinnekensdraad” enz. te ploeteren en te sleuren, om dan dikwijls bij aankomst vast te moeten stellen dat het slachtoffer ondertussen was doodgebloed... In veel gevallen, bv. als men op de voorposten werkte, waren de kermende gekwetsten overdag onbereikbaar, en moesten de brancardiers, tegen elk menselijk gevoel in, en wie weet onder welke psychische belasting, wachten op de duisternis om zich in het niemandsland te begeven. De evacuatie van de zieken en gekwetsten vanuit de hulpposten van de eenheid naar de divisie-infirmeries of naar de vooruitgeschoven chirurgische posten en de meer naar achter gelegen fronthospitalen was dan weer de verantwoordelijkheid van de ambulancecolonnes, die vanaf 1916 meer en meer over gemotoriseerde ambulances konden beschikken (voordien waren het in de regel door paarden getrokken ambulances !). Dit is echter een ander verhaal waarop we in een later artikel terugkomen.
- 107 -
©Foto: Jan Van Kets
“Nog een van de velen die ik naar het hospitaal hielp. De dokter komt erbij” (Origineel bijschrift)
--∞-DE FRONTDIENST VAN JAN VAN KETS Gemobiliseerd op 1 augustus 1914, net vóór de Duitse inval, kwam hij aanvankelijk in dienst bij de 4de LA (Legerafdeling), en werd nadien voor korte tijd tewerkgesteld in enkele NoordFranse hospitalen. Vanaf maart 1915 tot juni 1918 diende hij onafgebroken aan het IJzerfront, in de Colonne Ambulances van de 1ste LA. Afgedeeld achtereenvolgens bij het 2de Linieregiment, het 22ste Linie, het 1ste Genie en tenslotte de 3de Batterij artillerie 75 mm, kwam hij letterlijk in alle sectoren van het Belgische IJzerfront terecht. (De Belgische frontsectoren waren: Nieuwpoort, Ramskapelle, Pervijze, Diksmuide, Lo en Steenstraat). Hij werkte in de eerste loopgraaf, en zelfs op beruchte voorposten, zoals Oud-Stuivekenskerke. Zijn nagelaten foto‟s geven dan ook een goed beeld van het leven in de loopgraven van de 1 ste linie, bij verschillende eenheden en in diverse frontsectoren. O.a. ook in de meest gevreesde en dodelijkste “Boyau de la Mort” te Diksmuide, waar hij drie maal dienst deed (in 15, 16 en 17). Hier nam hij vele foto‟s; bij één schreef hij later: ©Foto: Jan Van Kets
“Van over de Boyau de la mort. De ontploffing van een granaat. Hierbij riskeerde ik mijn leven”.
- 108 -
Jan Van Kets moet inderdaad van geen kleintje vervaard zijn geweest; zijn militair dossier getuigt van een grote inzet en persoonlijke moed: hij kreeg op 18 oktober 1916 een citatie op de dagorders van het 2de Linieregiment voor een „acte de courage‟ (daad van moed), nadat hij zich als vrijwilliger had gemeld voor een gevechtspatrouille te Diksmuide. De patrouille moest aan de overkant van de IJzer enkele Duitsers krijgsgevangen nemen ! Het is een wonder dat de patrouille in haar opdracht slaagde en dat Jan Van Kets het er levend vanaf bracht. “Schietensgereed van uit de Boyau de la Mort. Schoten de Duitsers, dan kregen ze evenveel terug.” (Origineel bijschrift). Een sectie „Loopgraafmortier‟
©Foto: Jan Van Kets ©Foto: Jan Van Kets
“Dat waren de kanonniers in de loopgraven zelf.” (Origineel bijschrift) Een sectie „Loopgraafmortier” met hun voorraad projectielen (nvdr)
- 109 -
Hij was er bij, als brancardier, toen Franse troepen na een gifgasaanval in onze sector Steenstraat, het verloren terrein weer poogden te veroveren. Hij slaagde er toen in, samen met een 3-tal collega‟s, tien gekwetsten naar de eigen linies terug te brengen. Hij maakte ook persoonlijk, op 3-4 mei 1916, de hevige Duitse aanval op de “Boyau de la Mort” mee. ©Foto: Jan Van Kets
Voor zijn diensten aan het front werden Jan acht frontstrepen toegekend (= het maximum), en hij werd vereremerkt met het IJzerkruis, de Overwinningsmedaille, de Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis e.a. Tenslotte was hij ook houder van de “Vuurkaart”. --∞-Jan werd, zoals vele brancardiers, vertrouwensman van de piotten in zijn eenheid. De brancardiers waren vaak de enigen in de compagnie die gestudeerd hadden; toentertijd waren er nog zeer veel gewone Vlaamse jongens, soldaten, die nauwelijks of niet konden lezen & schrijven. Het was dan gebruikelijk, dat de brancardiers gevraagd werden om brieven voor te lezen of te schrijven; en zeer velen namen ook initiatief om de ongeletterden het lezen aan te leren. Het waren ook zeer vaak de brancardiers die zich op frontblaadjes en “Brankardier De Leeuw uit Gent.” (Origineel bijschrift) kranten abonneerden, en die in periodes van Aan het voorlopige graf van een vriend - direct rust aan groepjes medesoldaten het nieuws achter de loopgraaf ! (nvdr) voorlazen. En natuurlijk lag het voor de hand, dat de brancardiers met een religieuze achtergrond (paters, broeders...) door de aalmoezenier van de eenheid al gauw ingeschakeld werden als zijn adjuncten. Alles bij elkaar mag gerust gesteld worden dat het corps van de frontbrancardiers voor de soldaten van alle eenheden een niet te onderschatten sociale rol hebben vervuld. Jan was zelf zeer bekommerd over het lot van de eenvoudige Vlaamse piot, en schrikte er niet voor terug om scheve en onrechtvaardige situaties aan te klagen. Het is geweten dat onze piotten eentalig Franse bevelen kregen en deze toestand lijdzaam moesten ondergaan. Jan Van Kets aarzelde niet om het commando op deze onrechtvaardige behandeling te wijzen. Deze menselijke, Vlaamse houding bracht hem dan wel eens in aanvaring met de Korpscommandant ... --∞-DE FOTO-ALBUMS VAN JAN VAN KETS Jan was één der weinigen die zich reeds in 1915 een fototoestel konden aanschaffen. Men moest dan ook nog zelf de chemicaliën voor de ontwikkeling kopen en meesleuren, er waren vanzelfsprekend toen nog geen fotolabs. Van alle foto‟s die Jan tussen 1915 en 1918 nam, zijn er ± 130 bewaard. Het is pas in 1974, dat de toen al 82-jarige Jan in sierlijk schrift een voorwoord én bijschriften aanbracht in zijn foto-albums (Twee albums zijn bewaard; één is jammer genoeg in de loop der jaren verloren gegaan).
- 110 -
©Foto: Jan Van Kets
Deze uitzonderlijke albums laten de werk- en leefomstandigheden zien van een frontbrancardier die onafgebroken gedurende meer dan 3 jaar dienst deed in alle sectoren van het IJzerfront. We geven hieronder om af te sluiten de integrale tekst van het prachtige voorwoord weer - het vertelt ons alles over de ongelooflijke omstandigheden waarbij de foto‟s tot stand kwamen.
Het merkwaardige van deze album is dit: Ik kon een kodak kopen (de prijs van 1915 was 1.000 goudfranken) en ik schafte mij alle benodigdheden aan om zelf, 's nachts, met een kaars omsloten door rood papier, met bakjes voor bromure, ontwikkeling en hyposulfiet de sonde (spoeling), papier, houten bakjes zonex ... enz de foto's te maken, waarvan u hier het bewijs heeft. Dat het alles een zeer zwaar gewicht was om zovele jaren mee te sleuren van Kampement tot “Een bom sloeg in de grond - Diksmuide - juist achter de Kampement moet u niet vragen. Boyau de la mort. Een gat nalatend waar een huis in kan. Dat sommige foto’s zeer oud schijnen, Men verzamelt in een vaderlandzakje de overblijfselen van verschenen zijn door de jaren, is gekomen door een 1ste Sergeant en twee soldaten die op slag doodbleven.” (Origineel bijschrift) de omstandigheden en ook door het materieel, wat men maar moest nemen in de oorlogsjaren. Aan elk van de oorlogsfoto's, zou ik zeggen, kleeft bloed, zweet en tranen. Onmiddellijk na de oorlog, wou men de souvenir van de oorlog zelf vergeten, en werd er inderdaad zeer zelden over gesproken. Nu is het echter geen 1918 meer, toen de oorlog eindigde. Ik schrijf nu: 1974. En ik ben 82 jaar.
- 111 -
Misschien leest ooit een overlevende van de toekomstige atoomoorlog wat ik onder de foto's neerpende. Hij zal het zeer kinderlijk vinden. En dat is het ook. Het leven is een spel tussen leven en dood" 2 Augustus 1974 - J. O. Van Kets --∞-©Foto: Jan Van Kets
“Gekamoufleerde mitrailjeuze bovenop de tranché.” (Origineel bijschrift). Vooraan rechts: brancardier Jan Van Kets bij een mitrailleursploeg in de loopgraven. Naast hem een aalmoezenier (nvdr)
Bronnen 1. Militair dossier Jan Omer Van Kets, StamNr 197.21962 2. P. Loodts, “Médecins de la Grande Guerre” (www.1914-1918.be) 3. Max Deauville, “De modderbrij van de Westhoek” (De Schorre, s.l, 2007) 4. Luc De Munck e.a., “Het hospitaal van de Koningin. L‟Océan” (Gemeentebestuur De Panne, 2012) 5. Luc Schepens, “Een oorlog in Vlaanderen” (Lannoo, Tielt, 1984) 6. Kol Van Onsem (Red.), “Geschiedenis van het A.B.L. van 1830 tot heden” - Deel 1/2 (André Grisard, s.l., 1982) 7. Ria Christens e.a., “Het dagelijks leven van de Belgische soldaat aan de IJzer” (Lannoo, Tielt, 1987) 8. Sophie De Schaepdrijver, “Het koninkrijk België tijdens de eerste Wereldoorlog” (Houtekiet, Antwerpen, 2013) 9. UGent-scriptie “Organisatie van de Med Dienst van het A.B.L. en het Rode Kruis” (RUG01-001298189_2010_0001_AC (Anonymous) 10. Tasnier/Van Overstraeten, “La Belgique et la Guerre, Tome 3-Les opérations militaires” (Henri Bertels, Bruxelles, 1926)
- 112 -
1914 Militair Aalmoezenier (Tek. James Thiriar)
BEKIJK UW GEMEENTE OP OUDE POSTKAARTEN Een unieke verzameling van 14 postkaarten met illustraties van het oude Schellebelle uit de periode vóór “De Groote Oorlog” Uit de reeks van J. Vermeiren Schellebelle, 1ste uitgave rond 1910. 1. Dorpplaats (Noordel ijke huizenrij). 2. Dorpplaats (Zuidelijke huizenrij). 3. Pastoorij. 4. Kasteel van den heer Hendrickx. 5. Pensionnaat der zusters Maricollen. 6. Wetterenstraat. 7. Brouwerij en woonst van de heer Matthys. 8. Eedgoed 1573. 9. Korsetfabriek De Waele. 10.Villa van den heer Vandersloten. Uit de reeks van Pr. Vande Velde Calcken, 1ste uitgave rond 1910. 11. 12. 13. 14.
De kerk. Het veer. Vue du village et du Pensionnat des Soeurs Maricoles. Colombier Minnens.
Speciale uitgave van Heemkring Schellebelle Prijs: 10 euro Te bekomen bij de bestuursleden of via [email protected]
- 113 -
SCHENKINGEN AAN DE HEEMKRING Danny BAEKE De Heemkring mocht de voorbije maanden de volgende voorwerpen ontvangen: * Anonieme schenking: 1 buishoed, schrift Frans 1934, leerboek Frans 1930, ijzeren schaatsen, trouwkostuum 1918, bobijntje garen, zwarte kraag voor blouse, 16 communie beeldjes, 5 foto‟s, 23 doodsprentjes, Duitse bankbiljetten van de inflatieperiode (1919-1923), mes. Portret van de Duitse muntmeester Jörg Herz. Oorspronkelijk gepland om als 1000 Mark biljet uit te geven. Maar door de steeds groter wordende devaluatie tijdens de inflatie kon men haast niets meer kopen voor dit bedrag, waardoor dit biljet nooit is uitgegeven en teruggebracht werd naar de drukkerij. Daar kregen deze biljetten een overdruk met de nieuwe waarde: “Eine Milliarde Mark”.
* Van Mossevelde Daniel: Folder over gebr. Smetrijns, digitale foto‟s over Schellebelle.
* De Poorter Christiane: 1 kapstok, 5 houten wasspelden, 3 kaarsen in doosje, 1 decoratie.
* De Grauwe Selestien: Vormselkleed + kruis, kraag (astrakan), sjaal (vos), gehaakte handschoenen zwart, sjaal in zwarte kant.
- 114 -
* Clinckspoor: Trouwkostuum en wit hemd, nachthemd voor heren.
* Van den Bogaert Jaak: Mariabeeld, 2 olielampen, soepkom, koffiekan, vaas, melk en suikerpot, asbak, bierpot, 2 porseleinen beeldjes, suikertang. * Clinckspoor Mariette: 21 postkaarten, prentje priesterwijding, 12 gebedsprentjes, doodsprentjes en doodsbrieven.
Wij danken de schenkers en hopen dat bij het lezen en bekijken van al deze giften de nodige interesse is opgewekt en dat we mogen blijven rekenen op jullie enthousiasme. Giften, doodsprentjes, doodsberichten, oude foto‟s en dergelijke zijn steeds welkom: 1. Via e-mail: [email protected] 2. Via bestuurslid. (zie colofon tijdschrift) 3. Ons lokaal (pastorij Schellebelle, Dorp 19/2) is open de eerste woensdag van de maand van 15.00h-18.00h.
- 115 -
DE PRENTKAARTEN VERSTUURD NAAR JOZEF BONTINCK, KRIJGSGEVANGENE IN 1917 (SOLTAU, DUITSLAND) Karel DE JAEGER Via de Heemkundige Kring bereikten me een aantal hele oude prentkaarten uit de Eerste Wereldoorlog. Ze waren gericht aan ene Joseph Bontinck, die in krijgsgevangenschap verbleef in Soltau, Duitsland. Het gaat hier voor alle duidelijkheid niet om iemand die later via de massale zogenaamde “wegvoeringen van burgers” moest gaan werken in de Duitse fabrieken, éénmaal België grotendeels bezet was door de Duitsers (daarvan komt overigens in Wetteren de naam “Wegvoeringstraat”). In Soltau zaten de echte Belgische soldaten, die in 1914 de opmars van de Duitsers probeerden te stoppen in en rond de Luikse forten. Na een hardnekkig maar kansloos verweer (180.000 Belgische soldaten tegen 800.000 Duitsers) dienden zij na een goede week te capituleren. De overlevenden werden gevangen genomen en ondermeer naar Saltau (Noord Duitsland, zo'n goede 80 km van Hamburg) gebracht om er tot het einde van de oorlog in weinig benijdenswaardige omstandigheden te verblijven. Velen onder hen stierven er ook. Hieronder ziet U enkele destijds genomen foto's ; mogelijks staat “onze” Schellebelse Joseph er ook op, maar uiteraard is dat nog onmogelijk achterhaalbaar.
Het kan ijskoud zijn, 's winters in Midden- en Noord Duitsland. Ik heb zelf mijn legerdienst nog geklopt in Brakel, aan de toenmalige Oost-Duitse grens en ik herinner me de bijtende kou op de wachtdiensten nog als de dag van gisteren. Ik verbleef er wel in veel comfortabeler omstandigheden dan die arme soldaten voor wie honger, kou, pesterijen, verveling en heimwee een jarenlange kwelling moet geweest zijn.
- 116 -
De dagen zullen er lang geweest zijn, de onzekerheid en het gemis om de naasten erg groot. Een prentkaart of een brief krijgen van thuis moet één van de weinige lichtpuntjes geweest zijn die deze jonge mannen in deze periode beleefden.
En ik denk dat het thuisfront dat ook zeer duidelijk begrepen had. De verzameling kaartjes die gericht waren aan Joseph bewijzen dat familie, maar ook vrienden en geburen de jonge soldaat een warm hart wilden toedragen via hun hallootjes vanuit ons Dorp. In die tijd was het gebruikelijk dat men van een foto een prentkaart liet maken, en op die manier hebben we een mooi beeld van de toenmalige familie.
- 117 -
Jozef was één van de telgen van de wijdvertakte naam Bontinck in Schellebelle. Voor de stamboomliefhebbers onder ons even heel in het kort de rechte lijn van zijn afkomst: Lieven (°ca 1590) Jan (° 1630) Joos (1668 – 1729) Jan (1718 – 1791) Joos (1760 – 1832) Bernard (1800 -1861) Frederik (1841 – 1916) Joseph werd geboren als Edouard Joseph in 1882, als 2de kind van Frederik (Fredericus) Bontinck en Stefanie (Stephania) De Kerpel. Zijn vader Frederik was daarvoor al getrouwd geweest met Carolina Blancquaert, en had uit dat eerste huwelijk al een zoon Frans (° 1875). Nadat zijn 1ste vrouw was gestorven (in 1877) hertrouwde vader Frederik in 1878 met Stefanie De Kerpel. Ze kregen samen 9 kinderen (zie het overzicht hieronder), waaronder een tweeling in 1886.
Frederik, die in alle aktes steeds landbouwer genoemd wordt, woonde met zijn gezin in de Hoekstraat. Hij woonde in het huis en op de grond waar ook zijn vader Bernard woonde.
- 118 -
* Op de eerste prentkaart uit het rijtje (zie hierboven) staat de zuster van Joseph, Prudence (1885 – 1953). Op de foto moet ze ongeveer 32 jaar geweest zijn. Ze was een jaar of vijf daarvoor getrouwd met Leon Venneman (1885 – 1953), met wie ze op de Hoogstraat woonde. Het kindje dat U ziet is haar dochtertje Julienne Venneman (geboren in 1913). Julienne huwde later met Frans Melckenbeeck. * De volgende prentkaart was afkomstig van Joseph Stroobant (de stichter van de Slijperdynastie), en was getekend met “uw schoonbroeder”.
Joseph Stroobant (vooraan rechts op de foto met de teugels van het ezeltje in de hand) was geboren in 1874, op de foto moet hij dus ongeveer 43 jaar geweest zijn. Hij was getrouwd met Valentina Van Damme.
- 119 -
Joseph Bontinck was in 1908 op 25-jarige leeftijd getrouwd met Elisa Van Damme, de jongere zus van Valentina. Ze woonden allen vlakbij elkaar in de Hoekstraat, rond de ouderlijke huizen. Hun huwelijk bleef kinderloos. Toen Joseph werd gemobiliseerd (1914) was hij 32 jaar en arbeider in een schoenfabriekje, zij was één jaartje jonger. Hij zou zijn vrouwke Elise echter nooit meer terugzien, want ze stierf in maart 1918 terwijl hij nog steeds in het gevangenenkamp zat. Wat een wrede tijding moet dat geweest zijn voor Joseph in het voorjaar van 1918, ver van huis. Zo triest om dit te moeten vaststellen... Op de foto boven staan verder: het ezeltje “Markies”, de hond “Lies”, Felix en Wiet De Winne (handelaars in kleerstoffen) en een mij onbekende jongeman. Joseph Stroobant en zijn vrouw Valentine verloren in 1919 nog hun zoon Maurice bij de ontploffing van een achtergelaten kist met granaten (aan het Station), waarbij 3 kinderen stierven en nog meer zwaargewonde kinderen vielen. * De volgende foto stelde me aanvankelijk voor een groot probleem. Er stond een man op van middelbare leeftijd, een studioportret. En het kaartje werd gestuurd door Sophie Bontinck, uit de Statiestraat in Schellebelle.
In de aantekeningen die ik – al meer dan 25 jaar geleden – maakte over alle Schellebelse Bontincks vond ik noch in de geboorteaktes noch in de overlijdensaktes een Sofie noch Sophia terug. Gelukkig had ik destijds ook veel op de kerkhoven rondgewandeld en er wat nota's genomen van alle grafzerken met de naam Bontinck. En daar had ik een Sofie Bontinck (1892 – 1950) gevonden. Maar ook met die info ving ik eerst bot in de bevolkingsregisters van Schellebelle, er was geen geboorteakte noch overlijdensakte te vinden. Via de opzoekingen op één van de andere prentkaarten kwam dan toch (via een omweg) de oplossing.
- 120 -
Op bovenstaande moeilijk leesbare kaart staat de naam 'Florimond Sleeuwaert”. Op zijn naam vond ik in 1922 een huwelijksakte met Sophia Bontinck, geboren in Cherskamp in 1892. Wat ik al had vermoed werd bewaarheid: Sophie Bontinck werd niet geboren als Sophie Bontinck maar als Sophie De Sutter. Zij was een zogenaamd 'voorkind' dat oorspronkelijk eerst de naam van de moeder kreeg bij de geboorte, en later na het huwelijk gewettigd werd tot Bontinck. De man op de studiofoto is de vader van Sophie: Engelbert Gustaaf Bontinck (in de huwelijksakte van Engelbert met Hortencia De Sutter verklaren ze ook beiden dat het wel degelijk hun kind samen is). Engelbert Gustaaf Bontinck (geboren in 1866) kwam uit de stam die men op Schellebelle “Soetens” noemde. Zijn vader Frans Bontinck was herbergier, landbouwer en (schoen)lapper op de Hoogstraat. Hortense De Sutter haren thuis was op het Serskampse gedeelte van Ertbrug (vandaar dat haar voorkindje in Serskamp moest worden aangegeven). Later gingen zij met hun gezin wonen in de Statiestraat. Daar woonden ze ook in 1917 toen al de fotoprentkaarten werden verzonden naar Joseph, een goeie kennis en “verre” familie (in de 4de graad). Op de foto hierboven: Sophie Bontinck, de kaartjesschrijfster (toen 25 jaar) en nog 'jong'.
- 121 -
Op de foto hieronder het gezin Engelbert Gustaaf Bontinck met Hortencia De Sutter en hun kinderen.
Van links naar rechts: Sophie (25), Jozef (Soetense Jef) (15), Alice (22). Zittend: Engelbrecht Bontinck, Cordula (13), Hortancia De Sutter Onderaan: Rachel (4). Op de foto ontbreekt de zoon Rudolph (die toen 23 was, misschien was die ook wel gemobiliseerd ?). - 122 -
Engelbert Gustaaf overleed in 1944, zijn laatste jaren woonde hij op Hekkergem. Zijn zoon Rudolph (gehuwd met Irma Rasschaert & vader van o.m. Telemaque ° 1927) overleed een week na hem. Sophie Bontinck ging volgens mondelinge info na haar huwelijk in het Brusselse wonen met haar man Florimond Sleeuwaert (een boomkwekerszoon van den Boskant). Zij overleden ook daar, maar werden blijkbaar toch in Schellebelle begraven. Waarom Florimond Sleeuwaert al op de kaartjes uit 1917 vermeld staat is mij een raadsel. Ik kan alleen maar aannemen dat iemand achteraf tekst heeft bij geschreven op de originele kaartjes (Florimond was pas 19 in 1917, met grote zekerheid was er toen nog geen 'vrijage') laat staan dat hun naam al samen vermeld werd voor het huwelijk.
HET VERDERE LEVENSVERHAAL VAN JOSEPH BONTINCK. Joseph kwam vrij na de wapenstilstand (11-11-1918) en keerde terug naar Schellebelle en nam, na de traumatische ervaringen van 4 jaar krijgsgevangenschap en het overlijden van zijn vrouw die hij niet kon bijstaan in haar laatste dagen, de draad weer op. Hij trouwt een 2de maal met Cirilla Roels, en samen woonden ze met hun gezinnetje eerst in de Trompstraat. Als Fernand geboren wordt is Joseph inmiddels al 41, als beroep staat er fabriekswerker en voor de 8 jaar jongere Cirilla staat er corsetmaakster. Bij de geboorte van Gentil (in 1932) staat er een eerste maal “veldwachter” als beroep. De behoorlijk late beroepsswitch zal enerzijds wel te maken hebben gehad met de opportuniteit (vacature) van de dag, maar ik neem toch ook aan dat zijn verdiensten voor het vaderland een rol zullen gespeeld hebben in de aanstelling. Het gezinnetje verhuist ook rond die periode naar de Hoogstraat. Jozef overlijdt in 1965, zijn vrouw Cirilla in 1969. Ze liggen samen begraven achter “Jules Contuerens” zoals ook altijd zijn wens was geweest. In onderstaande een overzichtje van hun kinderen + de latere huwelijken van de kinderen.
- 123 -
Van links naar rechts: Gentil, Gilbert, Julien, Fernand, Maurice, Marie-Louise, Zittend: Jozef Bontinck & Cirilla Roels. * Op de laatste prentkaart die men me toezond stond als afzender de naam Cesar Daelman, krijgsgevangene in Munster. Ze was gericht aan Frans Bontinck, biervoerder op het Dorp te Schellebelle.
- 124 -
Cesar-Jozef Daelman werd geboren op de Hoogstraat te Schellebelle op 7/10/1887 als zoon van Alexander Daelman en Sofie Leys (beiden uit Serskamp afkomstig). Alexander, een eenvoudige landarbeider ging zijn zoon niet zelf aangeven (hij was ongeletterd), en liet die taak over aan de vroedvrouw, Maria Rasschaert uit Wetteren. Alexander en zijn vrouwtje Sofie (een korsetmaakster en op latere leeftijd een kantwerkster) hadden ook nog een dochter samen; later verhuisden ze naar de Drabstraat - soms schrijft men Lageweg - waar ze allebei ook overleden (zij in 1912, hij in 1919). In dit bescheiden arbeidersgezinnetje kwam studeren in die tijd niet ter sprake. De jonge Cesar moest al zeer vroeg aan de bak om zelf wat centjes te verdienen. Zeer toevallig botste ik op een veroordeling door het vredegerecht in Wetteren, zitting van 12 mei 1900. Daarin werden vier piepjonge Schellebellenaars en hun ouders veroordeeld omdat de kinderen met stenen hadden geworpen en afsluitingen hadden beschadigd. Rene Roels, 16 jaar, zoon van Eduard. Frans De Rijcke, 16 jaar, zoon van Hippoliet. Philemond De Kerpel, 14 jaar, zoon van Jean-Baptist. Cesar Daelman, 13 jaar, zoon van Alexander. Bij alle 4 staat ingevuld als beroep : fabriekswerker. Ze kwamen er vanaf met een strenge berisping (en ongetwijfeld ook een goed pak slaag thuis...). Cesar trouwt jong (hij was 23) met Elisa De Pauw op 14/10/1910. Zij was de dochter van Jozef De Pauw (een mandenmaker) en van Marie-Thérèse Van Heddeghem (kantwerkster), en het meisje woonde ook vlakbij in de Drabstraat. Het was trouwen “van moetens” zoals zo vaak in die tijd, want hun eerste dochtertje Elise komt er al in januari 1911. Het kersverse koppeltje woonde toen in de Statiestraat volgens de geboorteakte. Als hun 2de kindje ter wereld komt, Wivina, in april 1912, staat er als woonplaats “Lageweg”, ongetwijfeld trok men na de dood van moeder Sofie gewoon in bij vader Alexander...
- 125 -
Als de oorlog uitbreekt (1914) is Cesar 27 jaar, en ook hij wordt al in de eerste dagen van de oorlog gevangen genomen en als beesten weggevoerd naar inderhaast opgerichte kampen, in zijn geval was dat in Munster. Een opgetekend getuigenverslag leert ons dat onze arme jongens dagenlang nauwelijks wat te eten hadden (sommigen overleefden op een biet of een wortel die ze inderhaast van een veld hadden getrokken) en dat er in het prille begin zelfs geen tenten waren maar holen in de grond in die fameuze kampen... Bovenstaande foto werd genomen na de oprichting van het kamp. Cesar (op de foto hiernaast 27 jaar) zal de kampen - of beter werk-kampen - overleven, wat vele van zijn kameraden niet gelukt is. Honger en ontbering, zware arbeid in de kool- en zoutmijnen, brutaliteiten en mishandelingen door de Duitse bewakers. De verhalen zijn schrijnend, weerzinwekkend. Als Cesar terugkomt (ergens in het voorjaar van 1919) ziet hij zijn kleine meisjes Maria en Wivina al vier jaar opgegroeid; hij zal snel weer zijn gewone leven opnemen als werkman in een ijzersmelterij. Wat later zal hij dan 'aan den ijzeren weg' beginnen werken. Hij ziet zijn dochters allebei nog huwen. Maria (schoenstikster) trouwt in 1932 met Romain Stroobant, een palenslager. Wivina (kantwerkster) trouwt in 1937 met Roger De Schepper. Cesar overlijdt vrij vroeg (hij was 58 en nog niet op pensioen) in augustus 1945. De harde jaren in WO I, het ongezonde werk als ijzersmelter? Wie zal het ons nog komen vertellen? De 'ingeweken' naam “Daelman” ging niet voort op Schellebelle... En waarom was de prentkaart gericht aan Frans Bontinck en niet aan zijn vrouw of zijn vader? Uit diverse aktes bleek dat zij allen ongeletterd waren, vermoedelijk was dat de reden. Een andere reden kan zijn dat de brieven dienden opgehaald te worden in de Kommandatur in Dendermonde en dat het dus vlotter (en veiliger) ging via een bevriende handelaar die voor de commerce daar moest passeren. Frans was in elk geval geen dichte familie noch werkgever.
- 126 -
UIT DE OUDE DOOS Conny VAN DER SNICKT BEWIJS VOOR HERSTELLING VAN DE KERK. De kerk hersteld voor de som van 104.550 fr. - De tien geboden Gods gemoderniseerd en in ‟t nieuw geschilderd 1200 fr. - Een moordenaar weer aan ‟t kruis genageld en 2 vingers aangezet 2100 fr. - Aan Tobias op reis een nieuwe paraplu mee gegeven, nieuwe getten aangedaan, een nieuwe riem aan zijn ransel en zijn kruik vol water gedaan 3000 fr. - De dienstmeid van Herodes een nieuwe hoofddoek gegeven, haar voeten gewassen en nagels geknipt 1100 fr. - De vleugels van Gabriel verguld en nieuwe slagpennen ingezet 3000 fr. - De haan van Petrus een nieuwe kam gezet en de sporen gescherpt 3500 fr. - Een gat in den hemel toegestopt, de zon doen blinken, de maan vernist, het vagevuur doen branden en er enkele ruiten ingezet 14850 fr. - De ezel van de voedstervader zijn oren herzet en zijnen staart doen wiegen 2090 fr. - In de hel verse kolen opgeschept, den duivel wat zwerter gemaakt en Lucifer zijn steert doen krullen 13000 fr. - Het kleed van Herodes gezoomd en de broek van Simon gelapt 300 fr. - Aan de plaag van Egypte de spinnenwebben afgedaan maar nieuwe spinnen geschilderd 2000 fr. - Het gezicht van Maria Magdalena gepoeierd, het rood op de lippen gestreken en drie nieuwe tanden ingezet 2100 fr. - In den slinger van David een kei gelegd en zijn been doen staan 700 fr. - Petrus zijn sleutels vernikkeld, zijn nagels gepoetst en zijn benen geschilderd 6500 fr. - De waterkruik van de Samaritaanse vrouw hersteld, een oor aangezet en een gat gestopt 12800 fr. - Eva haar benen afgekapt, nieuwe lijmverf opgelegd, haren appel doen blozen en de tong van het serpent verscherpt 6200 fr. - Adam versleten handen vernieuwd, zijn kromme benen recht gezet en zijn haar gesneden 6550 fr. Alle samen 104.550 fr. ------------------------------------Een aandachtig lezer heeft natuurlijk gemerkt dat de rekening niet klopt: er is 23.560 fr. te veel gerekend. Het gaat hier om een sketch die opgevoerd werd met als doel een centje te vergaren om een bepaalde maatschappij te steunen. De sketch is écht maar de werken en de kosten niet. Men maakte een lijstje op voor de grap en iemand speelde dan de pastoor en iemand anders de hersteller. Natuurlijk waren de kosten altijd veel te hoog volgens mijnheer pastoor waardoor de hersteller zich altijd probeerde te verdedigen met uitgevonden grappige details bv. “een gat in de hemel toegestopt”. Ik ben eens benieuwd of er nu nog mensen in die val zullen lopen. In ieder geval hoop ik dat ze er toch van genieten, dat doe ik ook.
- 127 -
WIE IS WIE? Marc VAN DOORSELAER Oude foto‟s zijn altijd een bron van vreugde maar ook een bron van vraagtekens. Vreugde als er iemand opstaat van jouw familie, vraagtekens als je iemand niet kent of als er een stukje ontbreekt. Onderstaande foto‟s ontdekten wij op onze speurtocht doorheen Schellebelle ter voorbereiding van de tentoonstelling “Schoenen – Schelde – Schellebelle”. Mogen wij uw medewerking vragen om een aantal personen op onderstaande foto‟s te helpen benoemen, eventueel te verbeteren. Foto 1
2 6 1
5
3 4
10
8 9
7
De foto dateert van rond 1915-1916, midden in wereldoorlog en is waarschijnlijk genomen aan de spoorwegovergang (het roethuis) in de achterhoek. Misschien heeft iemand onderstaande foto volledig, wij zouden hem graag inscannen.
1 2 3 4 5
Karl Grosskopf (Duitse bewaker van de overweg) Bontinck Maurice Uyttenhove Henri Bontinck Valentijn ………….. Petrus
6
Baetens Theofiel
7 8 9 10
Bontinck Charles Bontinck Celestine Bontinck Anna Bontinck Raymond ????
- 128 -
Foto 2
30
23
32
34
33
27
31 19
20 29
28
21
22
12
24
13
11
10
26
25
15
14
16
17 18
5 1
2
3
4
6
7 7
8 9
Deze klasfoto dateert uit 1926 en toont de leerlingen van het 5de en 6de leerjaar. Werden voorlopig herkend: 5: Van Doorselaer Camilla. 24: Bontinck Hélène. 34: Crombeen Anna. Hebt u meer informatie over deze foto‟s, de personen die er opstaan, andere gegevens gelieve ons te contacteren op: Tel.: 09/3715972 Marc Van Doorselaer [email protected] Hartelijk dank voor uw medewerking.
LEVEN IN HET ETAPPENGEBIED Onze tentoonstelling: “Leven in het Etappengebied” was een onverhoopt succes. We hebben meer dan 1500 bezoekers mogen verwelkomen! De foto‟s zijn te bekijken via www.hkschellebelle.be
- 129 -
DE HERBERG SEBASTOPOL. Conny VAN DER SNICKT EEN ONTDEKKING. Ik kwam in het bezit van de verkoopakte uit 1866 van herberg Sebastopol gelegen aan het station van Schellebelle, voor de helft eigendom van Serafin Matthijs. Sebastopol! Daar had ik nog nooit van gehoord en zeker niet in Schellebelle. Elk die ik zag en ook maar iets met Schellebelle te maken had sprak ik erover aan. Niemand was tot zover slimmer dan ik, want er was geen mens die zich herinnerde ooit die naam gehoord te hebben. Ik trok dus bij mijn vriend Dolf Temmerman, als die mij niet kon helpen dan kon niemand dat wist ik. En inderdaad, hoe kon ik het weten, hij herinnerde zich het één en ander en wist me te zeggen dat het huis er nu nog staat. Sebastopol was een herberg - nu een krantenwinkel rechtover het station die op 26 maart 1866 voor de helft verkocht werd door Serafin Mattys die in Lede woonde. Serafin werd in 1805 geboren te Schellebelle als tweede kind van brouwer Bernardus Matthijs en Ferdinanda Van Der Smissen. In 1825 kreeg hij toelating om in Lede een brouwerij op te richten en ging daar wonen. Waarschijnlijk kwam hij in het bezit van de helft van de herberg door erfenis. Met de helft ervan kon hij niet veel doen, de andere helft had zeer waarschijnlijk zijn broer Jean-Baptist in bezit aangezien Serafin zijn helft aan hem verkocht. VANWAAR KOMT DE NAAM SEBASTOPOL? WAT VIND IK HIEROVER? Sebastopol of Sewastopol: Havenstad van het Russisch Gouvernement Taurië, aan de zuidwestkust van de Krim; oorlogshaven en station van de Russische oorlogsvloot in de Zwarte Zee. In de Oosterse Oorlog (1854), na een belegering van 11 maanden, veroverd door de Fransen en Engelsen. Sindsdien mag de haven - volgens de bepalingen van de Vrede van Parijs van 30 maart 1856 - alleen als handelshaven gebruikt worden. De kaden waren prachtig vroeger. Terstond na de oorlog begon men met de wederopbouw van de verwoeste stad die 8200 inwoners telde. De belegering van Sebastopol gedurende de Oosterse Oorlog was hoogst merkwaardig. Op 14 september 1854 landden de Fransen en Engelsen bij Eupatoria in de Krim. Na de slag aan de Alma en de inneming van Balaklawa gingen zij tot het beleg over, onder lord Raglan en Canrobert. De Russische bevelhebber (vorst Menschikow) trachtte tweemaal, door een aanval bij Balaklawa en bij Inkjerman, Sebastopol te ontzetten. Onder leiding van generaal Todleben pasten de Russen het stelsel der “contre-approches” toe (loopgraven in zigzagvorm vanuit een belegerde vesting naar de belegeraar toe) en dit in een tot dusver ongekende uitgebreidheid. Van 9 tot 23 april werd nu Sebastopol door 508 stukken geschut aanhoudend beschoten. Canrobert werd door Pélissier vervangen, terwijl Niel het bevel kreeg over de genie. Pélissier ondernam op 22 mei een bestorming, doch werd afgeslagen. Een vernieuwde aanval van 18 juni mislukte en kostte de bondgenoten een aanzienlijk verlies. Eindelijk besloten deze op 8 september nogmaals tot een bestorming; onder aanvoering van Mac Mahon werd het bastion Malakoff overmeesterd, waarop de zuidzijde van de stad door de Russen ontruimd werd. Op 10 september viel Sebastopol en trokken de bondgenoten de stad verwoeste binnen.
- 130 -
Zou het kunnen dat iemand van de familie Matthijs meegevochten heeft in het Franse leger te Sebastopol en dat ze zo bij die naam kwamen? Wie zal het zeggen? Het is in ieder geval geen alledaagse naam zoals „in de kroeg‟, „op het hoeksken‟, „in den Edelweiss‟, „bij Petit‟,… Feit is dat de omgeving van een station voor een brouwer een gegeerde plaats is om een café uit te baten. De stationsbuurt in Schellebelle was trouwens jaren lang een levendige volksbuurt, met een eigen feestcomité dat jaarlijks de “statiekermis” organiseerde. Andre Matthijs (zoon van Louis) was destijds secretaris van dat comité. VERKOOPAKTE HERBERG SEBASTOPOL. Matthijs De Weirt & Schellebelle
2° De kooper treedt in den vollen eigendom, alsmede in het vrij en liber gebruik te rekenen van heden, mits en voortaan van dragende alle welkdanige contributien. 3° De rechten en kosten hiervan afhangende zijn ten laste van den kooper. 4° Dezen verkoop ende koop is gedaan en aanvaard voor en mits de som van een duizend franken, de welke de verkooper van den kooper heden ten zijnen vollen genoegen bekent ontvangen te hebben: wanaf kwijtschrift.
De ondergeteekende heer Seraphin Matthijs, bierbrouwer en grondeigenaar wonende te Lede, bekent bij dezen onder de wettige waarborg van daad en recht, verkocht en afgestaan te hebben aan en ten behoeve van zijnen broeder Jean-Baptiste Matthijs, bierbrouwer en burgemeester te Schellebelle gehuisd alhier aanwezig en zulks aanvaardende te weten: De helft onverdeeld van een huis, met deszelfs erf, verder gebouwen en afhanglijkheden, gestaan en gelegen te Schellebelle, aan de statie der ijzeren wegs, zijnde de herberg genaamd Sebastopol kadastraal bekend sectie A nummers 749a en 749b; groot zes aren; palende oost de straat, zuid juffer Sophie Matthijs, west de kooper Jean-Baptiste Matthijs en noord de kinderen Abdon De Wilde, immers aan den kooper zeer wel bekend. Verders is dezen verkoop ende koop gedaan en wederzijdig aanvaard onder de volgende voorwaarden: 1° Wegens hoedanigheid, meerdere of mindere maat, voor- of nadeelige dienstbaarheden aan den verkochten pand verknocht zullen partijen iegens elkaar geene ..................................................................... aanspraak hebben te maken.
Waarvan Akte. Aldus gedaan, verkocht, gekocht en overeengekomen, bij partijen na voorlezing in dubbel onderteekend en bij elk een ingetrokken, te Schellebelle, den zes en twintigsten Maart 1800 zes en zestig./. ... Matthijs ...Matthijs Geboekt te Wetteren den Negentwintigsten Maert 1800 zes & zestig ... rol zonder verzending, doos 23 blad 21 v° vak 1, ontvangen voor regt & opcenten vier & vijftig franken Den ontvanger
... - 131 -
VERS VAN MARCEL’S PALET (3) Marcel DE GRAUWE KOKEN MET INKT. Voor de activiteiten van de Heemkring rond de Eerste Wereldoorlog ontwierp ik het logo en om dat speciale verouderingseffect te vinden zocht ik naast bister ook naar een roestinkt en ik probeerde ook inkt te maken met de inkt van inktvis.
Ik heb een paar maal voor langere tijd in Spanje gewoond gewerkt en als je daar op de markt of in de winkel inktvis koopt krijg je er de inktblaasjes bij, want in Spanje, in Italië en Portugal kleurt men het eten soms zwart met deze inkt. “Arroz negra” is gewoon een zwart gekleurde paella en ook pastagerechten worden soms zwart gekleurd met deze inkt. Lang geleden gebruikte men inkt van inktvis om mee te schrijven en te tekenen, vandaar mijn poging om zo een inkt te maken. Al naargelang de soort inktvis is de inkt zwart of bruin. Inkt van de zeekat - de bruine sepia - is voor schilders een begrip. Inkt van inktvis ruikt ook een beetje naar vis. In onze streken schakelde men lang geleden over op eikengal - de bolletjes op de bladeren van de eik - die men fijnstampte en mengde met ijzervijlsel en zuur maar dat product heeft niets te maken met de keuken. Toch wil ik even stilstaan bij het gebruik van inkt in de keuken want men doet dit reeds zeer lang ook al is dit in onze volkskeuken niet echt doorgedrongen, misschien wel omdat er hier praktisch geen inktvis aangevoerd werd. PASTA MET SEPIA INKT: Benodigdheden: 400 gr. pasta type liguine, twee sepia inktvissen van 300 gr. elk, vier fijngesneden lookteentjes, een glaasje witte droge wijn, 200 gr. tomatenconcentraat, een scheutje water, 2 dl. olijfolie, zout, peper en eventueel twee eetlepels ricottakaas. Bereiding: Reinig de sepia inktvissen en reserveer voorzichtig de inktzakjes. Knijp ze voorzichtig uit in een kommetje en doe er een scheutje water bij, snij de inktvissen in fijne lange repen en bak ze af in een braadpan met de olijfolie en de look. Wanneer ze goed gebakken zijn overgiet met de wijn, voeg er het tomatenconcentraat bij en ook de inkt. Voeg een vleugje water toe, zout en peper en laat op een zacht vuurtje een kwartier stoven. Kook de pasta “al dente” in voldoende gezouten water. Giet af, meng onder de saus en laat nog even sudderen op het vuur. Als je er kaas bij doet mag dat alleen op het einde gebeuren. - 132 -
GODENSPIJS EN SUIKER. Ik zag deze week op TV in het programma “Reyers laat” een interview met Rocco Granata ter gelegenheid van het uitbrengen van de film”Marina”, een cd en een boek. Rocco is een eenvoudig man zonder capsones en ik moest terug denken aan de vorige keer dat ik hem ontmoette. Mijn ondertussen overleden vriend Bert Champagne uit Hasselt vierde zijn opruststelling in een bruin café in Hasselt, gelegen op het Hebrik Van Veldekeplein, vlakbij zijn woonst. Zijn klasgenoot Willy Claes, Minister van State, was daar ook aanwezig en in het café stond een piano. Willy die een degelijk muzikant is en ook dirigent installeerde zich achter de piano en speelde tot in de vroege uurtjes. Komt daar ook - eventjes maar zoals hij zei - Rocco Granata binnen om het glas te heffen en Bert geluk te wensen, maar twee uur later zat hij er nog. Hij vertelde over zijn jeugd als kind van een gastarbeider. Zijn vader werkte in de mijn van Waterschei en dat een van de eerste lekkernijen die hij bij ons leerde kennen een boterham met bruine suiker was. Italiaanse gastarbeiders kochten hun eten in de winkel van de Cité en daar was bruine suiker toen onbekend. Hij kreeg vooral kaas en mortadella op zijn boterham. Supermarkten waren er toen nog niet, de eerste kwam er pas toen Adolphe Delhaize vlak vóór de Wereldtentoonstelling in 1958, vlakbij het Flageyplein in Brussel zijn eerste supermarkt opende. Maar van waar komt bruine suiker? Olivier de Serres (1539 – 1619) ontdekte dat er in bieten een siroop zat die erg leek op de suikerstroop die enkel aangevoerd werd uit de tropen. Het is alweer Napoleon die met zijn blokkade van de havens in de Nederlanden er voor zorgde dat de sucrose uit bieten kon gezuiverd worden en dat men bij ons overschakelde op het winnen van de suikerbiet. Het enige verschil tussen rietsuiker en bietensuiker is dat rietsuiker bruine suiker geeft en bietensuiker witte suiker. De bruine korrels uit rietsuiker worden nog gezuiverd tot bijna witte suiker, wat overblijft is molasse. Meer zuiveren kost natuurlijk meer en dus ging de witte suiker naar de rijken want wit werd toen voorgesteld als natuurlijk, denk maar aan het witte brood! Met het extraheren en drogen van suiker uit bietenpulp ontstaat dus geen bruin tussenproduct of molasse. Suiker van bieten is van de eerste keer wit. Ik vind het dus vreemd dat men de bevolking laat denken dat bruine suiker gezonder is. Zelfs de Tiense Suikerfabriek is niet te beroerd om dit op hun website te vermelden. Want bruin gekleurde suiker (soms met karamel = verbrande witte suiker) kost in de supermarkt bijna het dubbele dan gewone witte suiker. Maar laat dat onze pret niet bederven ook al weten we dat vooral verborgen suiker in onze voeding ongezond is. Op een pannenkoek, in rijstpap of yoghurt of nog op een dik gesmeerde boterham: zalig man! Het moeilijkste is nog om goed brood te vinden.
OPENINGSUREN LOKAAL Ons lokaal (pastorij Schellebelle, Dorp 19/2) is vrij toegankelijk elke eerste woensdag van de maand van 15.00h-18.00h. Of op afspraak op tel. 0486-453252.
- 133 -
VAN NICODEEM naar ZWARTE PIET Dolf TEMMERMAN Er is in Nederland heibel rond Zwarte Piet. In Schellebelle is het niet Sint-Niklaas maar Sint-Maarten die op 11 november de kinderen lekkers en speelgoed brengt. Zijn zwarte metgezel was vroeger Nicodemus. Na de oorlog 4045 is Zwarte Piet zijn opvolger geworden. Wij waren bang van Nicodemus met zijn kolenbaal. Bijzonder als het naar 11 november toeging waren we zeer braaf en behulpzaam. Sinte-Merten kroop niet door de schouw maar zijn helper - zo dachten wij toch - wel. Wie was die Nicodemus? Een situering van de actoren. * Sint-Maarten zou geboren zijn in 316 na Christus. Hij werd met ontelbare bovennatuurlijke wonderen vereerd. Hij werd de beschermheilige van veel kerken in België, Frankrijk (3675 kerken) en andere landen in Europa en heeft zijn feestdag op 11 november. Enkele verwijzingen: Zij zegden dat zo een mens niet geschikt was om het verheven ambt van bisschop te bekleden. De heidenen aanzagen hem als zinneloze. Over zijn kledij: Hij trok een zeer pijnlijk boetekleed aan. Hij achtte zich zeer gelukkig omdat hij met dit grof en slecht kleed bekleed was. Hij zag eens een man, die nauwelijks met enige vuile, slechte en gescheurde vodden bedekt was. Hij wilde nochtans niet rusten dan ter aarde, op as en op een boetekleed. Na zijn dood was het aangezicht van Martinus fris, blozend en schoon geworden en al zijn lidmaten zo zacht en buigzaam. Wie op as slaapt, zijn hoofd er mee bedekt en zich niet wast, wordt er zwart van. Is SinteMerten in duistere tijden dan niet Zwarte Piet geworden? Luther (1483-1546) heeft geprobeerd het feest van Sint-Maarten af te schaffen maar is daar blijkbaar toch niet helemaal in geslaagd. Hij heeft daar misschien een “zwarte” reden voor gehad. * Sint-Niklaas (van Myra) leefde en werkte in Klein-Azië en stierf rond 340 na Christus. Zijn feestdag wordt gevierd op 6 december. Ook hij deed wonderen en deed vele goede werken. De Christenheid prijst het geven van 3 hoopjes goud voor het oplossen van een betwisting rond de bruidsschat van zijn dochters. Als aandenken krijgen in vele landen de kinderen vergulde noten en appelen. Hij was vrijgevig en genas zieken. Zijn cultus werd bekend zowel in het Oosten als in het Westen. Het verschijnsel van de huidige Sint-Niklaasoptochten dateert maar van in de 20ste eeuw. Volgens sommige mythologen hebben de beide Sinten verwijzingen naar Wodan, een Germaanse god. (1) * Nicodemus zou overleden zijn in het jaar 48 na Christus. Hij was jood, hoofdman, en Farizeeër en stelde naïeve vragen aan Christus. Hij was niet hovaardig en zocht gedurende de nacht contact met Jezus om niet gezien te worden. Zijn feestdag viel op 3 augustus en de
- 134 -
naam komt nog voor in de “Druivelaar”. In zijn “vita” zijn er zinspelingen op de wind. Hij waait geluidloos waar hij wil, men weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat. De mensen hebben de duisternis meer bemind dan het licht. Mozes maakte een koperen slang en stelde haar op een staak en verkondigde dat al degenen die er van gebeten werden zouden in leven blijven. In plaats van het licht te ontvangen beminde men de duisternis. Toen Jozef van Arimathea Jezus van het kruis nam, kwam Nicodemus en bracht een mengsel van mirre en aloë, dat omtrent 100 pond zwaar woog. Allengs had Nicodemus, die voortijds zo bevreesd was van de mensen dat hij alleen „s nachts bij Jezus dierf komen, alle mensenvrees afgeworpen. (Naar J. Hillegeer Soc. Jesu.: “Strijd en Zegepraal der Heiligen”.) Zijn naam heeft een slechte faam gekregen. In 1662 waren de Nicodomieten leden van een voormalige godsdienstige sekte in Zwitserland en ze werden zo geheten omdat zij, zoals Nicodemus, hun geloof in het geheim beleden. In het Frans is “Nicodemus” een scheldwoord: ezel, dwaas gek ... Door de verhalen te interpreteren konden tekenaars en vertellers een beeld voor Nicodemus bedenken. Hij was behulpzaam en deelde geschenken uit. * “Piet” komt waarschijnlijk uit Nederland. Jan Steen, geboren te Leiden in 1626, tekende een feest van Sint-Niklaas waarop lachende en wenende kinderen te zien zijn. Er zit ook een man met een zweep en er is geen ezel te zien. In Duitsland heet de knecht van Sint-Niklaas Ruprecht en het witte paard Sleipnir. (2) In 1929 werd, in een Nederlandse gemeente - waar het verboden was: vermomd, onkenbaar gemaakt en potsierlijk gekleed op de openbare weg te verkeren - proces-verbaal opgesteld tegen een Zwarte Piet die op Sint-Niklaasdag op een ezel rondgereden had. In het vonnis op rijm lezen we: Verdachte alhier, bijgenaamd Zwarte Piet, die men potsierlijk gekleed aan het rijden ziet, ook nog met zwart gezicht en zwarte handen zoals men niet vindt in de Nederlanden. Overweeg ik nu het genoemd bezwaar, dunkt zwart te zijn mij een gevaar; zindelijkheid dient zeker geprezen, maar het is nog nimmer bewezen dat zwart zijn vermomd wordt geheten aan schoorsteenvegers werd het nooit verweten. Op de onderstaande prent uit de “Belgische Illustratie” 1869-70 p. 116, zien we veel volk op de straat. We zien toeters, bellen, lantaarns, engelen die geschenken uitdelen, in het centrum rechts van de Sint - zien we een soort opgedirkte nar (een zwart geschminkte Sinte-Merten bedoeld als Zwarte Piet?) met een draaiende lantaarn op een stok en rechts, een de Sint begeleidende ezeldrijvende Nicodemus, die appelen stelende kinderen met een zweep bedreigt. Papier is verduldig. We zien hier een tekening uit 1869 die m.i. een samenvatting geeft van overleveringen over de beide Sinten.
- 135 -
(Saint Martin pénètre dans les maisons et de même que saint Nicolas, il gronde les uns et félicite les autres.) (2) Hier is ook geen spraak van Nicodemus. De Sint heeft hier twee knechten: een Nicodemus met ezel en een nar. Dat er een nar - als knecht - bij te pas komt is niet onterecht want de fratsen, stunten en kluchten van Sint-Maarten lijken wel op narrenstreken. De gravure is opgedragen aan SintNiklaas, maar alle gegevens wijzen toch in de richting van een Sint-Maarten want indertijd kregen ezels ook wel eens de naam van Martijn. Een Nicodemus met een ezel past niet bij Sint-Niklaas. Tradities en legenden passen zich aan. Nicodemus is hier nu vervangen door een Zwarte Piet. Er is nog iets merkwaardigs: men spreekt nog van een “Sint-Maartenszomer”, maar op 12 nov. begon eertijds een periode van vasten en onthouding als voorbereiding van Kerstdag en dat was de “vasten van Sinte-Merten”. (2) Is niet het ene met het andere verwisseld ? En in Schellebelle zingen de kinderen niet meer van: Sinte-Merten op ne stok wilde nie geven, wilde nie geven, Sinte-Merten op ne stok wilde nie geven ‘k eet au op. Sinds vele jaren (vanaf 1975) komt Sint-Maarten per boot met Zwarte Pieten naar het Veer van Schellebelle met snoep voor de kleuters en in de startperiode ook voor de oude vrouwtjes in het rusthuis van het nu verdwenen klooster. ................................................... (1) Rita Ghesquière: “Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas”: Thor en Wodan zouden parallelle goden zijn. Dit zou verklaren waarom de knecht van Thor aan Wodan/Nicolaas toegewezen wordt. (2) Oscar Havard: “Les Fêtes de nos Pères”
- 136 -
NECROLOGIE 2013 (deel 4) Nancy VAN DEN ABEELE - Christine PAUWELS
Mevr. Leontina Bonnarens werd geboren te Schellebelle op 21 april 1929. Ze was de echtgenote van de heer Roger Van den Broecke en overleed te Wetteren op 4 oktober 2013.
Mevr. Jeanne Van der Straeten werd geboren te Aalst op 14 augustus 1938. Ze was de echtgenote van de heer Hubert Braeckman en is op 4 oktober 2013 overleden.
Mevr. Monique Bossaer werd op 4 juni 1937 te Massemen geboren. Ze was de echtgenote van de heer Gerard Van Der Stuyft. Te Wichelen is ze op 10 oktober 2013 overleden. Dhr. André De Schaepmeester werd geboren te Kalken op 17 januari 1936. Hij was de echtgenoot van mevrouw Agnes Thas en is te Wetteren overleden op 15 oktober 2013.
Mevr. Valerie Uyttenhove werd geboren te Schellebelle op 19 januari 1926. Ze was de echtgenote van de heer Hector Roger Van Hecke. Ze overleed te Wetteren op 20 oktober 2013.
Dhr. Albert Van Impe werd op 8 augustus 1925 geboren en overleed op 21 oktober 2013.
Mevr. Godelieve Justine Mertens werd geboren te Wetteren op 21 januari 1937. Ze was de echtgenote van de heer Robert Baeyens en overleed te Schellebelle op 12 november 2013.
Dhr. Daniël Van Migerode werd geboren te Wetteren op 5 oktober 1938. Hij was de echtgenoot van mevrouw Georgette Stultjens. Op 14 november 2013 is hij te Wetteren overleden.
- 137 -
Dhr. Maurice Roegiens werd geboren op 18 april 1945 en is op 16 november 2013 overleden.
Dhr. Jan Baeyens werd geboren op 11 januari 1958 en overleed op 17 november 2013.
Dhr. Herman Van Acker werd geboren op 19 februari 1939 en is op 20 november 2013 overleden. Mevr. Zulma Van den Berghe werd geboren op 24 juli 1926 en overleed op 25 november 2013.
Dhr. Kamiel Clinckspoor werd geboren te Schellebelle op 28 augustus 1918. Hij was de echtgenoot van mevrouw Zulma Van Der Eecken. Te Schellebelle is hij op 26 november 2013 overleden.
Mevr. Maria Moerenhout werd geboren te Serskamp op 10 november 1919. Ze was de echtgenote van de heer Maurice Peirlinck. Ze overleed te Schellebelle op 21 december 2013.
REDACTIE 2014 ROND DE STENEN LINDE Redactie &secretariaat Heemkring Schellebelle “Rond de Stenen Linde” p/a Dorp 19 bus 2 – 9260 Schellebelle; 0476 - 634920. Eindredactie Guido VAN DER EECKEN. Auteurs, foto’s en afbeeldingen Danny BAEKE, Marcel DE GRAUWE, Karel DE JAEGER, Jan DELENS, Daniël DE PAUW, Hilda OVERDENBORGER, Christine PAUWELS, Marc RASSCHAERT, Dolf TEMMERMAN, Nancy VAN DEN ABEELE, Robert VAN DEN BOGAERD, Guido VAN DER EECKEN, Conny VAN DER SNICKT, Marc VAN DOORSELAER, Marc VAN HECKE, Hubert WILLEMS. Kaftfoto Station van Schellebelle onder Duits commando tijdens WO I. Vormgeving Guido VAN DER EECKEN.
- 138 -
INHOUDSTAFEL NEGENENDERSTIGSTE JAARGANG (2014) NUMMER 1 Blz.
1-6
Blz.
7-9
Schellebelle 1914-18 Een dorp in het beruchte “Etappengebiet”. Marc VAN HECKE Over De Grote Oorlog (1914 - 1918) . Marcel DE GRAUWE
Blz.
9
Schellebelle Getekend Verleden.
Blz.
10-15 Het 4de Regiment Lansiers (deel 6, slot).
Blz.
15
Blz.
16-17 Op zoek naar mijn Stamvader.
Blz. Blz.
18-21 Een ongeval in Herentals in 1902, werd een stukje Familiegeschiedenis. Karel DE JAEGER 22-23 Schenkingen aan de Heemkring. Danny BAEKE
Blz.
24-27 Over Motten en Moten.
Blz.
28-31 De Familie De Poorter - Hosten.
Blz.
31-33 Een en ander over Flandria Schellebelle NV.
Blz.
34-35 Vers van Marcel‟s Palet (1).
Blz.
36-37 De Familienaam “Van Wynsberghe”.
Blz.
37-38 Necrologie 2013 (deel 1).
Marc RASSCHAERT
Dagbladknipsel uit 1827.
Conny VAN DER SNICKT Hilda OVERDENBORGER
Dolf TEMMERMAN Conny VAN DER SNICKT Robert VAN DEN BOGAERD Marcel DE GRAUWE Guido VAN DER EECKEN Daniël DE PAUW
NUMMER 2 Blz.
39-41 Merkwaardige doopsels te Schellebelle in 1779 en 1780.
Hubert WILLEMS
Blz.
42-44 Seksualiteit in de “Grooten Oorlog”.
Marc RASSCHAERT
Blz.
45-47 De eerste oorlogsmaanden.
Dolf TEMMERMAN
Blz.
47-50 Van Der Snickt Pierre en de Eerste Wereldoorlog.
Blz.
50
Blz.
51-52 Schenkingen aan de Heemkring.
Blz.
53-59 Soldatenbrieven uit 1956.
Blz.
60-63 De Familie Smetryns, stille denkers.
Conny VAN DER SNICKT
Schellebelle Getekend Verleden. Danny BAEKE Marc VAN DOORSELAER
- 139 -
Robert VAN DEN BOGAERD
Blz.
63-65 Boeren.
Blz.
65-67 Vers van Marcel‟s Palet (2)
Blz.
68
Dolf TEMMERMAN Marcel DE GRAUWE
Necrologie 2013 (deel 2).
Daniël DE PAUW
NUMMER 3 Blz. 69-73 Woensdag 28 oktober 1914. Het korte oponthoud van Pater Hilarion Thans te Schellebelle. Marc VAN HECKE Blz. 74 Reactie op Merkwaardige doopsels in Schellebelle van juni jongstleden. Hilda OVERDENBORGER Blz. 75-83 Jef “Pieroom” en de Grote Oorlog. Dolf TEMMERMAN Blz.
84-85 Schenkingen aan de Heemkring.
Danny BAEKE
Blz.
86-95 De Familie Matthijs.
Blz. Blz.
95-97 Het “Zottekot” de brouwerij “Matthijs” en “De Rechtvaardige Rechters”. Marcel DE GRAUWE 98-101 De Grote Oorlog. Robert VAN DEN BOGAERD
Blz.
101-102 Necrologie 2013 (deel 3). Nancy VAN DEN ABEELE - Christine PAUWELS
Conny VAN DER SNICKT
NUMMER 4 Blz.
103
Den Beer Gaat Uit.
Blz. Blz.
104-112 Jan Omer Van Kets Eerstelijns brancardier in de Groote Oorlog. Marc VAN HECKE 113 Bekijk uw gemeente in oude Postkaarten. Jan DELENS
Blz.
114-115 Schenkingen aan de Heemkring.
Danny BAEKE
Blz. 116-126 De prentkaarten verstuurd naar Jozef Bontinck, krijgsgevangene in 1917 (Soltau, Duitsland). Karel DE JAEGER Blz. 127 Uit de Oude Doos. Conny VAN DER SNICKT Blz.
128-129 Wie is Wie?
Marc VAN DOORSELAER
Blz.
130-131 De herberg Sebastopol.
Blz.
132-133 Vers van Marcel‟s Palet (3)
Blz.
134-136 Van Nicodeem naar Zwarte Piet.
Blz.
137-138 Necrologie 2013 (deel 4). Nancy VAN DEN ABEELE - Christine PAUWELS
Blz.
138-140 Redactie. Inhoudstafel.
Conny VAN DER SNICKT
- 140 -
Marcel DE GRAUWE Dolf TEMMERMAN