Gunyah en de dans van de Zeearend
Colofon: cover: Manjula Goedhart tekeningen: Manjula Goedhart foto cover en paarden: Pari Schoorel ISBN 9789402137118 www.bravenewbooks.nl/manjulagoedhart © Manjula Schoorel-Goedhart, Annen 2015
Gunyah en de dans van de Zeearend
door
Manjula
Met dank aan Ad Borsboom voor zijn deskundig advies over de Aboriginal elementen die ik gebruikte en de inspiratie die zijn boek De Clan van de Wilde Honing me gegeven heeft. En dank aan mijn man Pari Schoorel, met wie ik al die mooie reizen naar Australië mocht maken en die met veel geduld mijn schrijfwerk heeft nagekeken.
For the Man With the Child in His Eyes… (Kate Bush-The Kick Inside, 1978)
Jenny en Powder
1
EINDE VAN HET JAAR
2
EEN VREEMD VOLK
3
VLUCHT SQ
4
EAGLES’ NEST
15
5
KOOKABURRA
22
6
EEN BARBECUE MET EEN LUCHTJE
28
7
TIRRIKE’S VRIEND
38
8
GUNYAH
45
9
MOUNT WARNING
53
10
JENNY’S VERJAARDAG
63
11
DE HALSKETTING VAN ELSBETH
68
12
ELLANORRAH
76
13
VERDWENEN TIJD
83
14
VLUCHTVAN DE ZEEAREND
87
15
ANGSTIGE UREN
98
16
MARKT
101
17
JENNY’S VERHAAL
105
18
STILTE VOOR DE STORM
113
19
CORROBOREE BIJ HET HOUTEN HUIS
118
20
VUURPROEF
127
21
MIWING, DANS VAN DE ZEEAREND
136
235
7 10 12
1
EINDE VAN HET JAAR
‘Hé waar ga jij eigenlijk heen met vakantie?’ De vraag maakte een eind aan zijn gedachten. Hij keek Roy aan en haalde zijn schouders op. ‘Wij gaan naar Suriname man, met de hele familie!’ ‘Gaaf...’ bromde Karel jaloers, ‘vliegen zeker.’ ‘Wat dacht je dan man, zwemmen soms? Gewoon mijn oma opzoeken en een beetje rondkijken waar m’n moeder gewoond heeft, een houten huis op palen weet je, met bananen ervoor.’ Hij grijnsde breeduit. ‘M’n broer heeft er leren voetballen, ik natuurlijk niet, ik ben hier pas geboren.’ Karel had zijn aandacht alweer verloren. Hij keek naar een meisje twee banken voor hem met lang bruin haar. Ze zat met haar buurvrouw te fluisteren maar hij kon niet verstaan wat ze zeiden. ‘Nog even opletten mensen, voordat jullie denken dat je al van alles af bent. Dit jaar...’ zei de docente Nederlands, ‘hebben we besloten jullie een uitdagend project op te geven voor de zomer. Het heet: Grensverleggend. Het is de bedoeling dat iedereen...’ er klonk gezucht uit de klas en geroezemoes. Karel die een van de grotere jongens was en achterin zat liet een luide boer. ‘Ja, jij ook De Groot,’ zei de docente. ‘Dat iedereen na de vakantie een verslag mee naar school brengt over wat je hebt gezien of meegemaakt in die tijd. Het hoeft niet persé een lopend verhaal te zijn. Het kan bijvoorbeeld een verslag zijn met een aardrijkskundig uitgangspunt, of een onderzoek naar een stuk geschiedenis over de plek waar je bent geweest, of geschreven zijn als een documentaire, met interviews of vraaggesprekken. Voor de vrijere geesten onder jullie mag het zelfs een verzonnen verhaal zijn, maar wel gebaseerd op je vakantie-ervaringen. Als het maar iets weergeeft van waar je geweest bent, iets wat grensverleggend was.’ ‘Mevrouw,’ klonk een benarde stem, ‘moet je daarvoor weg?’ Er werd gelachen. Het meisje van de benarde stem kreeg een kleur. ‘Hoe bedoel je - weg?’ vroeg de docente. ‘We gaan niet, dit jaar, op vakantie, bedoel ik, eh... over de grens.’ ‘Ja, hoef je ‘t dan niet te maken?’ riep De Groot van achter uit de klas. ‘Want zonder grens valt er niets te verleggen!’ grijnsde hij terwijl hij de klas uitdagend rondkeek. Er werd weer gelachen. ‘Hou nou eens je bek, Karel de Groot,’ zei het meisje met het lange bruine haar. ‘Er zijn toevallig ook nog mensen die het leuk vinden om hun verstand te gebruiken.’ Hij keek minachtend naar haar maar hield verder zijn mond. De docente begon uit te leggen hoe breed en ruim het begrip ‘grensverleggend’ kon zijn en hoe je er op alle mogelijke manieren naar kon kijken. 7
‘In het komend najaar is er een groot festival op school voor het 75-jarig bestaan, en dan komt er ook een presentatie van jullie werkstukken. Natuurlijk hebben we ruimschoots de tijd om na de zomervakantie alle gegevens en verhalen verder uit te werken met de hulp van docenten uit verschillende vakken. Dat alleen al is grensverleggend,’ grapte ze. ‘De komende weken gaan we besteden aan de voorbereiding, dus kom zo snel mogelijk met een plan of een onderwerp.’ Uiteindelijk kwam ze toch weer uit op de naderende grote vakantie. Er ontstond een gevoel van opwinding in de klas... vakantie! Luidruchtig verlieten ze de les, opgewonden pratend over wat ze allemaal zouden gaan doen en beleven om een ‘te gek’ verslag te kunnen maken. Monica, het meisje dat Karel de mantel had uitgeveegd liep met haar twee vriendinnen gearmd naar de kantine. ‘Wij gaan naar Corsica,’ zei ze, terwijl ze naar Karel keek die met een blikje cola de gang uit kwam. ‘Maar niet naar de kust natuurlijk, naar het binnenland waar nog echte cultuur is.’ Ze streek met haar hand door haar lange haar. ‘En natuurlijk ongerepte natuur, heel wild.’ Karel goot bijna het hele blik cola leeg in zijn keel. Ze keek er met afschuw naar. Haar vriendinnen giechelden. Hij keek naar ze terwijl hij tegen een van de pilaren van de aula leunde. Monica vertelde verder over wat ze allemaal wilde gaan doen op Corsica, maar ze hield Karel vanuit haar ooghoeken goed in de gaten. ‘Ga jij nou eens thee halen Ellen, ik doe het altijd,’ pruilde de kleinste van de drie vriendinnen; ze wilde voor geen goud de confrontatie tussen Karel en Monica missen, die zat er zeker aan te komen en dan kon je altijd lachen. Ellen liep naar de theebalie. Karel slenterde op de twee overgebleven meiden af en gooide zijn lege blikje met een zwaai in de bak vlak bij waar Monica stond. ‘En jij, meneer De Groot, waar ga jij heen? Zeker op je zusje passen in de achtertuin,’ zei Monica pesterig. ‘Ver bij jou uit de buurt, Monica, ik ga mijn grenzen maar eens heel ver bij jou vandaan leggen en ergens met een blond stuk in de zon plezier maken.’ Hij smeet zijn tas over zijn rug en liep het gebouw uit met Monica's lach in zijn rug. Wat een stom wijf was dat toch, die griet dacht dat ze beter was dan alle anderen in de klas! Roy kwam achter hem aan gehold. Ze gingen samen op een muurtje van het schoolplein zitten. ‘Dat jij die Monica leuk vindt man, dat begrijp ik nou echt niet,’ zei Roy terwijl hij een shaggie draaide. ‘Dat jij die gore shag rookt, dat snap ìk nou niet,’ zei Karel. ‘Bovendien gaat je adem ervan stinken.’ ‘So what? Mijn vriendinnetje vindt ’t juist stoer.’ Roy likte aan het vloeitje en plakte hem dicht. Karel sloeg hem boos uit z’n handen. ‘Niet hier draaien man, dan krijgen we weer gedonder met de conciërge. Ik snap niet dat je je geld aan die troep uitgeeft.’ ‘Sorry hoor, maak je niet zo dik, die griet heeft trouwens al verkering.’ Roy begon een nieuw shaggie te draaien. 8
‘Ik moet haar helemaal niet, wat denk je wel,’ zei Karel, ‘ben je nou m’n vriend of wat?’ ‘Nou, jullie zijn anders net van die magneten, als je bij elkaar in de buurt bent katten jullie alleen maar, maar is ze er niet dan zoek je haar steeds weer op.’ Karel dacht na. Misschien had Roy wel gelijk. Nee, natuurlijk niet, hij vond Monica een snob en irritant. ‘Ik heb gewoon de pest in,’ zei hij. ‘Omdat ze altijd met iets speciaals komt. Naar Corsica, maar niet gewoon aan zee, nee zij moet weer naar het binnenland, interessant doen.’ Hij imiteerde Monica’s stem met een overdreven bekakt accent en vervolgde toen weer gewoon: ‘Ik zal haar eens wat laten zien!’ ‘Hoe zo dan? Wat ga jij nou eigenlijk doen? Ga je mee naar Suriname?’ vroeg Roy pesterig. ‘Dat zul je nog wel merken,’ antwoordde Karel kribbig.
9
2
EEN VREEMD VOLK
Het was niet zo makkelijk als hij had gedacht. Er lag een grote stapel boeken voor zijn neus. Een paar lagen opengeslagen bij foto’s, andere bij afbeeldingen van tekeningen. Zijn vader had de meeste boeken gekocht voor zijn onderzoek naar het gebruik van natuurlijke werktuigen door de primitieve bewoners van Australië, de Aboriginals. Hij was voor zijn werk een paar keer voor langere tijd in Australië geweest, maar eigenlijk had hij daar nooit iets over verteld. Er waren ook een paar oude versleten boeken bij die hij daar in tweedehands winkeltjes had ontdekt. Zijn vader was verrast dat hij ze opeens wilde bekijken, maar Karel had nog niet verteld waarom hij dat opeens wilde. Op de foto’s stonden mensen met een donkere huidskleur met wilde haren en op sommige foto’s met geverfde gezichten. Ze hadden vaak een breed voorhoofd en een platte neus en droegen bijna geen kleren. In een ander boek zag hij foto’s van schuurtjes met golfplaten daken in de woestijn, met rondhangende mensen die niets schenen te doen, maar ook van donkere zwervers in de grote steden. ‘The Aborigine Today’ stond er op de omslag van dat boek. Toen hij zag wanneer het was gemaakt moest hij lachen. Toen was hij nog niet eens geboren! Een van de boeken ging over de Olympische spelen van 2000 in Sydney. Daar stonden grote foto’s in van de sporters en kleurrijke tekeningen van dansende en bewegende figuren. Hij bladerde er doorheen en las een klein stukje tekst over de Australische Aboriginals. Het ging over de Ancestors van de Aboriginals. Ancestors. Dat klonk eigenlijk wel spannend. Hij bekeek de foto’s opnieuw. Het moest wel een heel oud volk zijn, als ze ook al in die oude verhalen voorkwamen. Hij begreep niet veel van de tekeningen die erbij stonden. Als hij goed keek herkende hij dieren en mensenfiguren, maar niet zoals hij gewend was uit gewone stripboeken en tijdschriften. Zijn zusje kon beter tekenen, vond hij. Vooral paarden deed ze erg goed. Hier stonden andere dieren op. Kangoeroes en hagedissen en heel veel kronkelige lijnen, ingekleurd met stippeltjes. In het midden van het boek stond een foto van Cathy Freeman, die op die Spelen van 2000 met de fakkel had gelopen. Zij was ook een Aboriginal, maar ze zag er strak uit in een glimmend trainingspak. ‘Een topsporter en voorvechtster van Aboriginal Rights’ stond er bij geschreven. Aboriginal Rights? Wat zou dat betekenen? Zijn vriend Roy had wel eens iets over zijn verleden gezegd. Dat zijn voorouders slaven waren geweest en daarna vrij waren geworden. Maar dat was in Suriname. In Nederland waren er eerst de blanken en in Australië waren er eerst de Aboriginals. Dat was toch heel anders? Hij dacht even na. Misschien moest hij ook nog iets proberen te weten te komen over hoe de blanken in Australië terecht waren gekomen en er de baas van werden. 10
Eigenlijk hoorde hij nooit iets over de Aboriginals. Alleen maar over Australische sporters en als er grote bosbranden waren. Alsof ze niet echt bestonden. Karel bladerde verder. Nog meer foto’s van woestijnachtig land en een paar oudere donkere jongens die een paard aan het temmen waren in een wolk van rood stof. Er stonden donkere omstanders omheen. Zijn gezicht had langzamerhand een rode kleur gekregen van de inspanning en hij zuchtte. Het schoot niet echt op. Hoeveel tijd had hij nog? Hij keek naar de kalender en telde de dagen. Nog vijf weken. Dan zou zijn vader een nieuwe reis naar het land van de Aboriginals gaan maken. Als hij zou vertrekken begon Karel’s grote vakantie. Zijn Grote Plan was om z’n pa over te halen hem mee te nemen met de smoes dat hij een werkstuk wilde maken over de Aboriginals, zogenaamd omdat hij in het nieuwe schooljaar goed voor de dag wilde komen. Als dat niet grensverleggend was wist hij het ook niet meer! Hij grinnikte. Het was een goed plan. Als het lukte hield hij er een spannende reis aan over en kon hij zijn klasgenoten er flink mee overbluffen. Hij moest het gewoon goed brengen, zodat zijn vader onder de indruk van hem zou zijn. Hij typte ‘oorspronkelijke bewoners Australië’ in de zoekbalk van Google op z’n laptop. Er was informatie genoeg. Hij begon een beetje op de gok te lezen. Af en toe klikte hij een andere site aan, maakte een nieuwe favorieten map en een nieuwe map Australië. Om het geheel compleet te maken begon hij ook meteen maar met een nieuw document in Word en typte daar met grote letters: AUSTRALIA als titel boven. Hij vond zelfs nog mooie online foto’s van de Spelen in 2000, downloadde ze en zette ze bij de map Australia. Zo, het begin was er!
11
3
VLUCHT SQ 235
Toen hij door de douanepoortjes van Schiphol stapte kon hij eindelijk het vliegveld eens van binnen zien. De wachtruimtes, de lange gangen met de lopende banden, het maakte grote indruk op hem. Vanuit de luidsprekers klonken berichten over landende en vertrekkende toestellen en door de grote glazen wanden kon hij verschillende vliegtuigen zien staan. Toen ze dan eindelijk door de ‘slurf’ liepen, een lange tunnel die in de lucht leek te hangen, was hij blij dat het zover was. Hij hield het bijna niet meer uit van de spanning. Daarna ging het allemaal zo snel dat ze al los van de grond waren voor hij er erg in had. Hij was alle gevoel voor tijd verloren. De lichten waren uren lang uit geweest en hij had krom onder een dekentje van de luchtvaartmaatschappij gelegen met zijn lange benen opgevouwen in de veel te krappe vliegtuigstoelen. Na een paar uur had hij niet meer geweten waar hij ze moest laten. Dan ging hij maar weer naar de wc, dan kon hij tenminste even staan. Op het projectiescherm werd er vluchtinformatie gegeven. Een klein wit vliegtuigje kroop langzaam als een slak over het beeld. Hij zou het maar wat graag direct naar het eindpunt willen schuiven, als bij een computerspel. Maar z’n oude laptop lag nu thuis. ‘Veel te onhandig om mee te slepen en op Eagles’ Nest zouden ze ook wel iets hebben’, zei z’n vader bij de voorbereidingen. Eagles’ Nest… Het nest van de adelaars. Zouden er echte adelaars zitten? Het klonk een beetje opschepperig, vond Karel, maar zo heette de plek waar z’n tante woonde en waar ze het eerst naar toe zouden gaan. Op een klein beeldscherm boven hem lieten ze de hoogte zien en de snelheid waarmee ze vlogen en de temperatuur buiten het vliegtuig. Vijftig graden onder nul. Toen hij het zat was naar de vlieginformatie te kijken zocht hij een film op en sloot de koptelefoon aan. In Singapore maakten ze een tussenlanding om bij te tanken. Hier was het juist warm. Alsof iemand de centrale verwarming veel te hoog had gezet. Ze moesten een flinke tijd overbruggen, liepen een beetje rond tussen de winkeltjes en de koffietentjes. Na uren wachten reisden ze verder in een schoon vliegtuig. Hijzelf was toen allang niet fris meer. Bij het opstijgen in het daglicht keek hij zijn ogen uit naar de stad onder hem. ‘Heb je je zus nog gemaild?’ vroeg z’n vader, ‘in Singapore?’ Karel knikte. Dat was het enige moeilijke, dat hij z’n zusje Lisa achterliet voor zo’n lange tijd. Het afgelopen jaar had hij erg veel met haar opgetrokken. Elke keer als ze weer ziek thuis lag, of naar het ziekenhuis moest was hij in de buurt geweest. Zijn moeder werd er soms gek van en had hem af en toe zelfs boos naar school moeten sturen. Ze was blij geweest dat z’n vader hem een tijdje mee nam. Er volgde weer een lange nacht, waarin het geluid van de motoren in z’n kop zeurde en hem in slaap zong. Soms klonk er een belletje, dat betekende dat ze in 12
een luchtzak terechtkwamen en dan maakte hij snel z’n veiligheidsriem vast. Het vliegtuig schudde en dook soms een paar meter naar beneden, zo dat hij er misselijk van werd. Ze vlogen lang boven een onmetelijke blauwe zee, maar toen..., toen ze eindelijk weer boven land vlogen in de opkomende zon, boven dat uitgestrekte kale land onder hem, rood en oranje en schijnbaar helemaal leeg, toen maakte zich een vreemde spanning van hem meester. Een spanning die hem zacht besloop en fluisterde: ‘Pas op Karel de Groot, nu gaat het beginnen!’
‘Let jij maar even op de koffers dan haal ik koffie en broodjes.’ Zijn vader duwde de lorrie met hun koffers vlak bij het hekwerk van het selfservice café dat in het midden van de grote ontvangsthal lag. Hij ging aan een van de tafeltjes zitten en keek om zich heen. Allerlei mensen liepen af en aan met koffers en tassen, met zonnebrillen op en met zomerkleren aan. Door de ramen bij de uitgang kon hij palmen zien staan. ‘Zo, dat zal wel helpen denk ik.’ Zijn vader keek hem onderzoekend aan, terwijl hij een blad met koffie en een theepot met thee en broodjes, margarine en jam op hun tafeltje schoof. ‘Dat ruikt niet slecht.’ Hij schonk een kop thee voor Karel in en koffie voor zichzelf. ‘Moet je zien pa, m’n enkels zijn helemaal opgezwollen,’ zei Karel terwijl hij zijn pijnlijke benen en enkels wreef. ‘Gaat zo wel over, als je een stukkie gelopen hebt. Dat komt van het lange zitten. Al het vocht in je lijf zakt naar beneden als je zolang rechtop zit.’ Een grote zwart-witte vogel hupte bij de ingang van de ontvangsthal op en neer op zoek naar restjes afval. Het maakte vreemde zangerige geluiden en was erg brutaal. Zijn vader was de reispapieren aan het checken en vroeg of hij nog een keer koffie wilde halen. Hij duwde Karel wat Australisch geld in zijn handen. Karel liep door de grote hal naar de bar. Af en toe moest hij uitwijken voor een zwaar beladen lorrie die geduwd werd door Australische of buitenlandse reizigers. Er hing een opgewonden sfeer, net zoals op Schiphol, van mensen die een lange reis gingen maken. Een donkere man slenterde tussen de tafeltjes rond. Hij droeg een korte broek en een vergeeld T-shirt met de afbeelding van een vreemd dier dat bijna onherkenbaar was geworden van de vlekken. Hij liep op blote voeten. Karel bracht de koffie naar z’n pa. ‘Ik ga nog even rondkijken hoor,’ zei hij terwijl hij met de munten in z’n zak rammelde. Hij kocht twee marsen bij een stalletje en maakte wat foto’s op zijn mobiel. Kon ie straks doorsturen naar Lisa. Dat ze er nu toch echt waren. En naar Roy natuurlijk, in Suriname! En meteen ook wat van de hal en de donkere zwerver en de zwart-witte vogels, voor z’n weblog: www.waarbenjijnu.nl. Die had z’n vader ontdekt bij hun voor-
13
bereidingen en daar kon hij van alles op posten voor de achterban en als opstap voor z’n ‘project’. ‘Kom mee, dan gaan we de auto ophalen en ons hotelletje opzoeken,’ zei z’n pa, die luidruchtig gaapte, ‘ik wil even languit, dan gaan we straks in de stad een fatsoenlijke hap eten.’ Buiten de deuren van het vliegveld overvielen de heldere kleuren en het felle zonlicht hem. Er stonden taxi’s en bussen en hoteltaxi’s te wachten naast een strook uitbundig bloeiende bomen. Ze hadden knalrode bloemen en er zaten een paar kwetterende vogels in. De lucht was helderblauw, er stond geen wolkje aan de hemel. De volgende dag reden ze in hun huurauto, een Japanse stationwagon met 4WD, van Brisbane naar het zuiden op weg naar tante Rianne, de zus van z’n pa, die al jaren in Australië woonde en getrouwd was met een Australische grootgrondbezitter. Daar zou Karel logeren, als z’n vader aan het werk was in Sydney en later in ‘t noorden van Australië. Karel’s Grote Plan had gewerkt!
14
4
EAGLES’ NEST
Ze reden in een grote stofwolk van rood zand op een onverharde weg door een woest landschap. Z’n vader had een donkere zonnebril op, want de zon scheen soms recht in hun ogen. Ze hadden uren op een snelweg langs de kust gereden, niet altijd er dicht langs maar wel steeds in de buurt. In de verte doken er heuvels op. Soms slingerde de weg zich een stuk omhoog en kon hij beneden zich kleine dorpen zien liggen aan de zee. Af en toe gingen ze dwars door zo’n dorp en waren ze op gelijke hoogte met de golven en het strand. Kleine mensjes waren op de golven aan het surfen. ‘Zeg pap, is dat moeilijk met zo’n surfplank? Dat zou ik ook wel willen!’ ‘Je bent niet op vakantie Karel,’ antwoordde z’n pa, ‘ je moet werken, een onderzoek doen naar de roots van Australië, weet je nog?’ Hij keek Karel grijnzend aan. ‘Je krijgt er nog genoeg de kans voor, of je het leuk vindt of niet!’ ‘Voor wat?’ vroeg Karel onnozel. ‘Surfen natuurlijk.’ Karel had een kaart op zijn knieën liggen, die een paar keer was dubbelgeslagen. Hij tuurde er op met samengeknepen ogen en volgde met zijn vinger een van de kleinere weggetjes op de kaart. ‘We moeten zo bij een afslag komen, geloof ik,’ zei hij. ‘Wat hebben ze hier allemaal rare namen, dat kun je toch niet uitspreken? Hier: Goonengerry of deze: Mullumbimby.’ Zijn vader lachte. Hij zat ontspannen te sturen en leek geen last te hebben van de zon en van de lange uren die ze al in de auto zaten. Hij had totaal geen moeite gehad om links te rijden, terwijl Karel juist steeds schrok van het verkeer. Zelfs bij het oversteken van een zebrapad in Brisbane werd hij zenuwachtig en moest hij nadenken naar welke kant hij eerst keek. Z’n vader droeg een korte broek en een blauw hemd en z’n haren waren in de war door de wind uit het open raam. Karel vond het een gek gezicht. Hij vond dat deze man niet erg op z’n vader leek. Ze lieten de kust steeds verder achter zich en het landschap werd bosachtiger. De weg begon te klimmen en te dalen en ze moesten regelmatig om grote kuilen en potholes in het wegdek heen manoeuvreren. ‘Daar heb je nou een 4 wheeldrive voor nodig, en dat zal zo meteen ook wel goed van pas komen denk ik.’ Voordat Karel om uitleg kon vragen stonden ze bij de eerste overstroomde crossing. Een stuk van de weg stond blank. Z’n vader zette de auto over in de vierwiel aandrijving en reed langzaam door het water. De auto leek er geen moeite mee te hebben. ‘Dat komt omdat het hier nu winter is. We zitten in de overgang van het winterseizoen naar het voorjaar. In de winter hoort het droog en koeler te zijn, maar het lijkt nog steeds wel regentijd. In de regentijd is het in Nederland voorjaar en valt het hier met bakken uit de lucht. Maar de afgelopen maanden regende het de hele winter, overal waren floods. Het weer is hier behoorlijk in de war. 15
‘Floods?’ vroeg Karel. ‘Overstromingen zoals hier.’ Ze stonden weer bij een wild ruisende beek die dwars over de weg liep. Voorzichtig reden ze erdoor. Bij de volgende crossing was een houten brug gebouwd, maar het water van de beek stond bijna even hoog als het wegdek van de brug zelf. ‘Het is steeds dezelfde beek,’ zei z’n vader die naar het ongelovige gezicht van zijn zoon keek. Ze klommen nog wat hoger. ‘Het moet ook op de kaart staan,’ voegde hij er nog aan toe. Karel begon te zoeken en vond het lijntje dat de beek voorstelde. ‘Nog vier keer, pap,’ zei hij, ‘de weg komt er nog vier keer over! Voor de volgende crossing kwamen ze bij de afslag die ze moesten hebben. Zijn vader schakelde terug en reed langzaam verder. Even voorbij de driesprong stond een vreemd huis. Een huis waarvan je het gevoel kreeg dat je in een bizar verhaal was beland of naar een fantasy film zat te kijken. Om het huis stonden dunne bamboepalen van wel vijf meter hoog waaraan gekleurde vlaggen wapperden. De een was een driehoek met roze en geel, de ander een rechthoek maar heel smal, de derde wapperde als een regenboog met gouden sterren. Het huis zelf had geel geschilderde houten muren met lila en roze luiken en een blauwe veranda met paarse staanders die de overkapping droegen. De kleuren leken te dansen in het felle zonlicht. In de bloembakken langs de randen van de veranda stonden geraniums en petunia’s te bloeien. Ook al paars en rood. In de verre omgeving was er verder geen huis te bekennen. Het leek wel alsof het gebouwd was in the middle of nowhere. Z’n pa zette de auto in de berm en liep naar de richtingwijzer die je vanuit de auto bijna niet kon lezen. Hij zwaaide naar Karel dat ze goed waren en draaide zich om naar het huis. ‘Hé Karel, kom je ook, we gaan wat drinken!’ riep hij en hij verdween achter een paar hoge bomen. Karel stapte uit de auto en liep hem langzaam achterna. Zijn vader zat al op de veranda bij een van de houten tafels. Er was verder niemand te bekennen. Geen verkeer, geen bediening, geen gasten. Het huis was eigenlijk een café, begreep hij al gauw. Er hing een uithangbord boven de deur. ‘Lily-Pilly’ stond erop. Alweer zo’n gekke naam. In de struiken die eromheen stonden zaten dezelfde vogeltjes te kwetteren als die op ‘t vliegveld vanochtend. Toen hij naast z’n pa zat vlogen er een paar vlak langs hem heen. Groene vlekken die veel kabaal maakten. Lorikeets, zei z’n pa en hij verdween naar binnen. Karel keek om zich heen. Op tafel stond een blauwe fles met een dolfijn van glas als kurk. Het spiegelde blauwe vlekken op zijn hand. Hoe zou het met Lisa zijn? Zij had nu zomervakantie, maar door haar ziekte kon ze niet echt van huis weg. Hij opende z’n mobiel, maar had geen nieuwe berichten. Zou het signaal hier wel werken? Snel stuurde hij haar een sms-je om te checken. Wat was het hier stil, het viel hem opeens op. Hij streek door zijn korte snelle haar, dat hij die ochtend op hun hotelkamer vol had gesmeerd met gel. Ze hadden samen op dezelfde kamer geslapen, zijn vader en hij. Wel in aparte bedden. Hij was geen klein kind meer! Zijn pa had af en toe gesnurkt. Hij 16