ONDERWIJSVISITATIE
Dans
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Dans aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
28 april 2010
De onderwijsvisitatie Dans
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige ronde Wettelijk depot: D/2010/8696/7
2 | Onderwijsvisitatie Dans
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Dans in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005, gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
Onderwijsvisitiatie Dans | 3
4 | Onderwijsvisitatie Dans
inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 Deel 1 ................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ............................................................................................................................................. 9 De betrokken opleidingen .................................................................................................................. 9 De visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
1.4
Samenstelling ......................................................................................................................... 9 Taakomschrijving ................................................................................................................. 10 Werkwijze ............................................................................................................................. 10 Oordeelsvorming .................................................................................................................. 12
Indeling van het rapport ................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3
De onderwijsvisitatie Dans ..................................................................................................... 9
Het domeinspecifiek referentiekader Dans ........................................................................... 13
Inleiding ........................................................................................................................................... 13 Domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13 Besluit ............................................................................................................................................. 16
Deel 2 ............................................................................................................................................................... 17 Het opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen .................................................................................. 19 Bijlagen ............................................................................................................................................................. 53
Onderwijsvisitiatie Dans | 5
6 | Onderwijsvisitatie Dans
deel 1
algemeen deel
Onderwijsvisitiatie Dans | 7
8 | Onderwijsvisitatie Dans
Hoofdstuk 1 De onderwijsvisitatie Dans 1.1
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Dans, die zij op 8, 9 en 10 december 2008 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
De betrokken opleidingen
De opleiding Dans wordt door 1 hogeschool aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op: -
8, 9 en 10 december 2008
1.3
1.3.1
Artesis Hogeschool Antwerpen
De visitatiecommissie
Samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 13 november 2008.
De visitatiecommissie: Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige: Student:
Jacques Van Meel Carla Nelissen Leontien Wiering Vera Sander Bert de Cock
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
Onderwijsvisitatie Dans | 9
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Dans waren dit: Projectbegeleider:
Floris Lammens
Secretaris: Artesis Hogeschool Antwerpen
Thomas Jans
1.3.2
Taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering. Op aanvraag van de opleiding geeft de commissie een beoordeling van de voorgedragen bijzondere kwaliteitskenmerken. De beoordeling van het bijzonder kwaliteitskenmerk heeft geen invloed op de globale beoordeling van de opleiding en het accreditatiebesluit van de NVAO.
1.3.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Dans aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 13 november 2008 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
10 | Onderwijsvisitatie Dans
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. Het opleidingsrapport wordt samengebracht in het visitatierapport van de professioneel gerichte bacheloropleiding in de Dans.
Onderwijsvisitatie Dans | 11
1.3.4
Oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
Indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding.
12 | Onderwijsvisitatie Dans
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifiek referentiekader Dans 2.1
Inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het 1 domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
Domeinspecifieke competenties
Gehanteerde input -
referentiekaders van de opleidingen:
Artesis Hogeschool Antwerpen
-
brondocumenten onderschreven door werkveld
VLOR Studie 98, Beroepsprofiel Danser
-
internationale referentiekaders
Tuning document InterArtes Network, learning outcomes AEC – Polifonia Network: Characteristics, Learning outcomes and Competences in Higher Music Education Opleidingsprofiel Dans Nederland
1
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
Domeinspecifiek referentiekader | 13
Domeinspecifieke competenties
Technische/artistieke competenties
Specifieke competenties: De afgestudeerde: - kan zowel op intellectueel, danstechnisch als scheppend niveau, de verschillende technieken, kennisgebieden en onderzoeksmethoden toepassen, om de eigen expressie vorm te geven in de context van een dansproductie of in zijn/haar specialisatie; - kan samenwerken voor het interpreteren van de ideeën en/of intenties, uitgedrukt binnen een bestaande dansproductie of nieuw choreografisch werk, en dit tot een actuele fysieke werkelijkheid realiseren; - kan creatief reageren op professionele uitdagingen die dans en andere kunstvormen hen verschaffen; - is zich bewust van de waarde van onderzoek, van het repetitieproces en van de ervaring van optreden en/of productie, als vorm van een individuele en/of collectieve ontwikkeling.
Groepsvaardigheden De afgestudeerde: - kan een bijdrage leveren aan de effectieve realisatie van een voorstelling of project; - kan een gemeenschappelijk verstaanbaar jargon hanteren; - begrijpt ten volle het medium dans als realisatie van vormen en technieken van expressie en creativiteit.
Vaardigheden met betrekking tot voorbereiding en repetitie De afgestudeerde: - kan persoonlijke opdrachten hanteren, binnen het kader van eigen vastgestelde en herkenbare doelen, en kan gezamenlijk doelen definiëren en realiseren; - is zich bewust van het repetitie- en productieproces; - geeft blijk van vertrouwdheid bij het maken en uitvoeren van een dansproductie.
Mondelinge vaardigheden De afgestudeerde: - weet hoe het vocabularium van de dans te gebruiken als een vorm van communicatie tussen de “strands” binnen het dansmedium te hanteren; - kan zichzelf op een intelligente manier uitdrukken in relatie tot de dansvormen waarbinnen hij/zij gewerkt en gestudeerd heeft.
14 | Domeinspecifiek referentiekader
Theoretische competenties
Kennis en begrip van de taal van de dans De afgestudeerde kan: - de basiselementen van de danstaal te begrijpen en te gebruiken in een analyse; - verbindingen te leggen tussen theorie en praktijk van de dans.
Contextuele kennis en begrip De afgestudeerde: - kan dans plaatsen in verschillende historische, etno-sociale en artistieke contexten; - kan het werk van toonaangevende personen binnen het eigen gebied van de dans en dans in het algemeen identificeren en (h)erkennen, en kan de verschillende theoretische kunststromingen die zij representeren contextualiseren; - geeft blijk van inzicht in relevante technologieën, ook in relatie tot (dans)theater; - kan de waarde van technologische ontwikkelingen juist inschatten in functie van het optimaliseren van dansproducties en voor het openen van nieuwe benaderingen en ontwikkelen binnen de eigen praktijk; - toont vaardigheden met betrekking tot de administratieve omgeving in de context van de professionele actviteit; - geeft blijk van ethisch bewustzijn met betrekking tot het relevante werkveld; - toont een bewuste attitude met betrekking tot een levenslang leren in het kader van de persoonlijke ontwikkeling; - manifesteert zich als reflectief danskunstenaar.
Generieke bekwaamheden
Onafhankelijkheid De afgestudeerde: - kan vanuit een onderzoekende houding informatie verzamelen, analiseren en synthetiseren; - kan aan kritische zelfreflectie te doen en ideeën en logische argumenten ontwikkelen; - autonoom kunnen handelen en zich organiseren, ook binnen de context van een performance/productie/projecten.
Psychologisch begrip De afgestudeerde: - geeft blijk van probleemoplossend vermogen binnen de context van een produktie/performance; - kan effectief gebruik maken van het emotioneel bewustzijn, gevoeligheden, en van verbeeldings- en expressieve vermogens.
Domeinspecifiek referentiekader | 15
Kritisch bewustzijn De afgestudeerde: - geeft blijk van een kritische ingesteldheid ten opzichte van zichzelf en het werk van anderen,; - geeft blijk van een breed sociaal en maatschappelijk bewustzijn.
Communicatieve vaardigheden De afgestudeerde beheerst communicatieve en sociale vaardigheden, en is bekwaam om: - effectief en in harmonie te kunnen werken met anderen in hun projecten en activiteiten; - vaardigheden op het gebied van teamwork, discussiëren en organiseren te tonen, alsmede de vaardigheid om adequaat om te gaan met deadlines; - om eigen werk op een heldere en toegankelijke manier te presenteren; - de gepaste ict vaardigheden te tonen.
2.3
Besluit
Er is een grote variëteit aan onderwerpen/uitgangspunten voor een bacheloropleiding Dans, zoals Dans (uitvoerend), Choreografie, Urban Dance,Community Dance, enzovoort. In de Europese Unie bestaan diverse soorten: programma‟s met een breed profiel of meer gespecialiseerde programma‟s. Op het niveau van de Bachelor kunnen we in ieder geval een aantal typische elementen onderscheiden die we in alle opleidingstrajecten aantreffen: praktisch studiowerk, producties die gemaakt worden door studenten en/of docenten, theoretische vorming, dansgeschiedenis, onderzoek en beroepspraktijk. De dansstudie houdt een breed spectrum van bekwaamheden in, die gekoppeld zijn aan de theateruitvoering, dat wil zeggen het in staat zijn om voor een publiek op te treden en het beschikken over een gecontroleerd danslichaam. Daarnaast ontwikkelt de student brede competenties die indirect verbonden zijn met dit proces. Voorbeelden van deze competenties zijn: creativiteit, analytische en kritische reflectie-vaardigheden. Dansen helpt de student ook om te leren zich intensief te concentreren, te luisteren, te observeren, op een creatieve manier problemen op te lossen, het ontwikkelen van een kritisch denkvermogen, te werken onder druk, het omgaan met deadlines, het omgaan met opbouwende feedback. De overdraagbare vaardigheden die de studenten zich tijdens hun studie eigen maken, kunnen relevant zijn in andere werkomgevingen. Danscurricula, het onderwijs en de lespraktijk hebben zich ontwikkeld in het kader van een bredere culturele, ethische en sociale context en hebben daarmee verbindingen gelegd met het veld van de hedendaagse dans. Om studenten voor te bereiden en te motiveren voor de actuele danspraktijk, is het noodzakelijk om het curriculum aan te passen aan deze veranderende omgeving. Hierdoor zullen studenten voorbereid zijn op en gekoppeld zijn aan de hedendaagse professionele danspraktijk. Tegelijkertijd worden oude tradities in de danseducatie bewaard in het kader van het culturele erfgoed. Studenten zullen over het algemeen deelnemen aan een breed spectrum van leeractiviteiten, zoals: onafhankelijk artistiek werk, bijwonen van lessen in theorie-vorming, deelnemen aan danstechnische praktijklessen, activiteiten rondom lichaamsconditie/muziek/design/licht, enzovoort; discussie over performances van zichzelf en anderen, deelname aan collectieve processen, het produceren van hun eigen werk en dat van anderen, het schrijven van eigen krtische zelfreflecties over hun eigen werk en dat van anderen.
16 | Domeinspecifiek referentiekader
deel 2
opleidingsrapport
Opleidingsrapport Dans | 17
18 | Opleidingsrapport Dans
Het opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in de Dans aan de Artesis Hogeschool Antwerpen De professionele bachelor Dans van de Artesis Hogeschool Antwerpen is de enige erkende opleiding Dans in het hoger onderwijs in Vlaanderen. In 1973 richtte het Ministerie voor Nederlandse Cultuur op initiatief van Jeanne Brabants de Pedagogische Leergang voor Klassieke Dans en Bewegingsleer op. De opleiding was erop gericht danspedagogen op te leiden voor de verschillende muziekconservatoria en –academies en zo het amateurisme op dat gebied tegen te gaan. De opleiding maakte toen nog gebruik van de infrastructuur van de Antwerpse Balletschool. De opleiding duurde twee jaar en er werden 12 lesuren per week gegeven. Het aantal lesuren werd stapsgewijs opgetrokken tot eerst 15 uur en nadien 21 uur per week. De opleiding werd ook verplaatst naar de infrastructuur van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen. In 1988 wordt de opleiding uitgebreid tot drie jaar. Vanaf dan kon er geopteerd worden voor de klassieke of de hedendaagse dansrichting. Op dat moment werd ook het beroep van danser erkend waardoor de studenten na het afstuderen aan de slag konden als professioneel danser. In 1991 gingen de drie Antwerpse instituten voor hoger kunstonderwijs een fusie aan: het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie, het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst en het Koninklijk Vlaams muziekconservatorium. De opleiding Dans werd ook eindelijk opgenomen als graduaatsopleiding en nam haar intrek in de gebouwen in Lier. Het Hoger Instituut voor Dans maakte vanaf 1994 deel uit van het departement Dramatische kunst, muziek en dans, recent omgedoopt tot het departement Koninklijk Conservatorium, van de Hogeschool Antwerpen, recent omgedoopt tot de Artesis Hogeschool Antwerpen.
Opleidingsrapport Dans | 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding Dans heeft haar visie met betrekking tot de doelstellingen gebaseerd op een landschapsschets van de professionele danswereld in Vlaanderen. De landschapsschets geeft aan dat de hedendaagse dans dominant is en dat andere stijlen van podiumdans nauwelijks aan bod komen. Deze hedendaagse Vlaamse dans is een begrip in de internationale danswereld. In haar visie stelt de opleiding een eigen definitie op van de hedendaagse dans, danser, choreograaf en lesgever. De opleidingsdoelstellingen werden op basis van deze visie opgesteld en houden rekening met de vereisten van het structuurdecreet. Bij het opstellen van de doelstellingen werd er verder rekening gehouden met twee elementen die een belangrijke plaats innemen in de carrière van een danser. Ze moeten ertoe bijdragen dat de danser zich verder kan vervolmaken en een flexibele attitude ontwikkelt zodat hij kan functioneren in een steeds veranderende en zich vernieuwende danswereld. Daarnaast moet de danser in staat zijn zich na de carrière als danser om te scholen naar een tweede loopbaan. De opleidingsdoelstellingen zijn gericht op het ontwikkelen en verdiepen van: een artistieke gedrevenheid en artistiek-wetenschappelijke nieuwsgierigheid en creativiteit, die een kwalitatieve uitdieping in een levenslang leren stimuleren; een initieel vakmanschap en expressiviteit in de eigen discipline, die hij kan aanwenden in wisselende contexten; een elementair socio-cultureel kader en inzicht in de dansdiscipline in het bijzonder; een kritische denk- en redeneervaardigheid die hem toelaat om zelfstandig zowel informatie als vaardigheden te verwerven, aan te wenden en te verwerken; het vermogen tot communiceren van en over informatie, ideeën, problemen en oplossingen met betrekking tot kunst en cultuur en de dansdiscipline in het bijzonder; een initiële deskundigheid om de artistieke praxis op basis van kennis, inzicht en onderzoeksvaardigheden te verrijken; de vaardigheid om efficiënt te participeren in artistieke samenwerkingsverbanden; een artistieke persoonlijkheid die hem in staat stelt tot zelfstandige beoefening en ontwikkeling van de danskunst.
20 | Opleidingsrapport Dans
Bij de vertaling van de doelstellingen naar competenties hield de opleiding rekening met de Dublindescriptoren en de Europese competenties voor dans zoals opgesteld in het Tuning Document van Interartes en in de Europese kwalificaties en leerdoelen voor muziek van het Polifoniaproject van de AEC (Association Européenne des Conservatoires). De opleiding heeft met deze competenties een competentiekader opgesteld waarbij de competenties onderverdeeld worden in drie verschillende gebieden: technisch-artistieke competenties, theoretische competenties en attitudes. Deze gebieden komen terug in de structuur van het opleidingsprogramma en geven er een samenhang aan. De commissie vindt het positief dat de competenties van de opleiding gebaseerd zijn op een internationaal referentiekader, dat het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen waarborgt. Ze meent wel dat de opleiding blijvende aandacht moet hebben voor de evolutie van de competenties en adviseert om de focus te leggen op een aantal kerncompetenties. Omdat uit de gesprekken met docenten en studenten bleek dat deze niet vertrouwd zijn met de competenties (zie ook facet 2.1) vraagt de commissie dat de opleiding meer aandacht zou besteden aan de bekendheid van competenties en doelstellingen bij de betrokken partijen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de evolutie van de competenties, waarbij geadviseerd wordt de nadruk te leggen op de kerncompetenties. De commissie vraagt dat de opleiding meer aandacht zou besteden aan de bekendheid van de doelstellingen bij de betrokken partijen.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie meent dat de doelstellingen van de opleiding rekening houden met de eisen van vakgenoten en het relevante beroepenveld. Ze is van mening dat het domeinspecifieke referentiekader van de opleiding hiervan duidelijk blijk geeft. Toch meent de commissie dat de opleiding er goed aan zou doen om een meer formele en systematische bevraging van het werkveld door te voeren om de doelstellingen verder aan te passen aan de hedendaagse (internationale) danswereld. Dit gebeurt reeds gedeeltelijk binnen de artistieke raad en via persoonlijke contacten. De artistieke raad is een adviesorgaan van de opleiding waarin een aantal externe vertegenwoordigers uit de dans, pedagogische en culturele wereld zetelen. Via de persoonlijke contacten met gastdocenten en stageplaatsen blijft de artistieke directie van de opleiding ook op de hoogte van de eisen die het werkveld stelt. De opleiding onderhoudt ook contacten met privé dans- en balletscholen, het deeltijds kunstonderwijs, de kunsthumaniora‟s en organisaties
Opleidingsrapport Dans | 21
voor kunsteducatie en kunstzinnige vorming, maar voert met deze partners geen structureel overleg over de opleidingsdoelstellingen. De opleiding conformeert zich aan internationale eisen die aan een dansopleiding gesteld worden:.zij stemt haar competenties af op het internationale referentiekader dat opgesteld is in het Tuning Document van Interartes, een organisatie waarin zij via het departement vertegenwoordigd is. Het document bestrijkt een zeer breed landschap en laat de opleiding toe een eigen invulling te geven. Het domeinspecifiek referentiekader van de commissie is ook op dit document gebaseerd. Hierdoor herkent de opleiding zich in het kader van de commissie. De opleiding hield ook rekening met de eisen die gesteld worden in de Europese kwalificaties en leerdoelen voor muziek van het Polifoniaproject van de AEC (Association Européenne des Conservatoires). Via contacten binnen AEC en Elia (The European League of Institutes of the Arts) blijft de opleiding op de hoogte van de eisen die internationaal aan de gesteld worden. Vooral het Elianetwerk is hierbij van belang omdat daar de meeste contacten met andere dansopleidingen worden gelegd. Een voorbeeld hiervan is het Interartes-project. De opleiding profileert zich binnen de Vlaamse hedendaagse dans in drie gebieden: pure dans, performancedans en danstheater. De huidige artistiek directeur stelde het profiel op bij zijn aanstelling. Uit het visitatierapport 2002 bleek immers dat het profiel van de opleiding niet helemaal duidelijk was. De opleiding heeft er daarom voor gekozen een aantal opties, zoals musical en jazz, te weren en zich te concentreren op de drie gebieden. De opleiding vermeldt ook een aantal sterke punten binnen haar profiel die haar uniek maken: de opleiding leidt haar studenten op tot flexibele en polyvalente dansers en confronteert hen met veel verschillende docenten en stijlen. In Vlaanderen is de opleiding Dans uniek en bestaat er enkel de aanverwante opleiding van P.A.R.T.S. (Performing Arts Research and Training Studio). Deze is echter geen erkende opleiding voor hoger onderwijs. In internationale context ziet de opleiding wel gelijkenissen met een aantal opleidingen in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk. Daarbij zoekt ze toenadering met de dansopleidingen in Leeds en in Lissabon. De opleiding benadrukte in de gesprekken met de commissie wel dat het gaat om aanverwante opleidingen, maar dat zij zelf tracht een uniek profiel te bewaren dat afwijkt van deze buitenlandse opleidingen. Met een PWOproject dat binnen de opleiding is opgestart (PWO 1 De hedendaagse danser en zijn specifieke fysieke noden... Zoektocht naar de meest geschikte “cocktail” van technieken die voldoet aan de eisen van hedendaagse dans), wil zij haar profiel verder aanpassen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie meent dat de opleiding er goed aan zou doen om een meer formele en systematische bevraging van het werkveld door te voeren om de doelstellingen verder aan te passen aan de eisen van de hedendaagse (internationale) danswereld.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
22 | Opleidingsrapport Dans
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding richt haar programma in over drie trajectschijven die overeenkomen met de vroegere studiejaren. In de drie trajectschijven van de opleiding komen drie gebieden terug: danstechnische vorming, artistieke toepassing en theoretische vorming. De danstechnische vorming, aangeboden in het opleidingsonderdeel danstechnieken, vormt de basis van het programma. Dit komt voort uit de doelstelling om studenten een breed en hedendaags danstechnisch fundament mee te geven. De opleiding brengt de danstechnieken aan via de dagelijkse training die ingaat op de verschillende danstalen. De nadruk ligt tijdens deze training op de (dans)technische ontwikkeling en er wordt ook ingegaan op de artistieke ontwikkeling van de student. De opleiding kent het merendeel van de studiepunten toe aan deze ontwikkeling. Dagelijks zijn er lessen in de ochtend en ‟s middags wordt het repertoire ingestudeerd onder leiding van een choreograaf of repetitor. Na de repetitieperiode volgen de optredens. De theorieonderdelen vormen de omkadering van de danstechnische en artistieke ontwikkeling. De keuzeonderdelen binnen het programma zorgen voor een verdieping of een verbreding. Door de inhoud van het programma gedurende de opleiding steeds complexer te maken, wenst de opleiding dat de student uiteindelijk de eindkwalificaties op het vereiste niveau bereikt. In het kader van de theoretische ontwikkeling heeft de opleiding besloten om het programma vanaf het academiejaar 2009-2010 aan te vullen met een eindwerk. Tijdens het visitatiebezoek kreeg de commissie meer uitleg over de invulling hiervan. De opdracht bestaat erin zelfstandig een paper te schrijven van 3000 woorden over een onderwerp gerelateerd aan dans. De student moet hierin op een zelfstandige manier bewijs leveren dat hij in staat is om aan wetenschappelijk onderzoek te doen. Deze paper wordt in de verschillende opleidingen van het departement (dus ook bij de academische) op eenzelfde manier ingericht. De paper bevat een onderzoeksvraag, onderzoeksmethodologie en is gebaseerd op literatuuronderzoek. De professionele opleiding krijgt hierdoor een academische component. De studenten worden begeleid door een promotor en beoordeeld door twee lezers. Het eindwerk krijgt een waarde van zes studiepunten. De commissie meent dat het niet opportuun is om voor de professionele bachelor de lat van het eindwerk gelijk te leggen met die van de academische opleidingen. Ze vraagt dan ook dat de functie van de paper herbekeken zou worden in relatie tot het karakter van de professionele bachelor. De opleiding wenst via een competentiematrix aan te geven in welke opleidingsonderdelen aan welke competenties gewerkt wordt. Hiervoor heeft de opleiding een visiedag georganiseerd met het hele team. Een aantal docenten gaf in de gesprekken met de commissie aan dat zij via de visiedag, de kwaliteitszorg en de
Opleidingsrapport Dans | 23
vakgroep van theoretische opleidingsonderdelen betrokken zijn bij het concretiseren van doelstellingen en competenties in het programma. Tijdens het visitatiebezoek is echter gebleken dat de opleidingsonderdelen nog niet aan competenties gekoppeld waren. De opleiding gaf in de gesprekken met de commissie aan dat deze koppeling nog in ontwikkeling is. Om de competentiematrix te vervolledigen moet men de prioriteitscompetenties per opleidingsonderdeel nog vaststellen. Het ontbreken van een opleidingsonderdeel voor het aanbrengen van een noodzakelijke competentie heeft al wel geleid tot een aanpassing van het programma. De commissie meent dat het huidige programma geen duidelijke concretisering is van de eindkwalificaties die de opleiding opgesteld heeft. Het is voor de commissie ook niet helemaal duidelijk hoe het competentieprofiel naar het programma is vertaald en zal vertaald worden. Het op korte termijn finaliseren van de competentiematrix moet voor de opleiding een belangrijk doel zijn. De commissie adviseert ook om de competenties als een werkinstrument te zien voor de verdere professionalisering van de opleiding. Het probleem van de concretisering van de competenties in het programma is volgens de commissie ook duidelijk in de manier waarop er door de gastdocenten gewerkt wordt. De opleiding vertrekt in haar didactische concept van een grote inbreng van gastdocenten. Hierdoor wil zij een sterke band onderhouden met het werkveld en de hedendaagse ontwikkelingen in de danswereld. De gastdocenten blijken echter tijdens hun lesopdracht niet te werken aan de ontwikkeling van de specifieke competenties die door de opleiding werden opgesteld. In de gesprekken van de commissie met studenten en docenten bleek dat de competenties en het werken met competenties duidelijk niet ingeburgerd waren. Het grote aantal gastdocenten en het grote verloop van gastdocenten maakt dit ook niet gemakkelijk. Het moet volgens de commissie een belangrijke zorg zijn om te waken over het werkelijk bijbrengen van competenties binnen de opleidingsonderdelen in deze structuur en ervoor te zorgen dat hier ook een gepaste communicatie over bestaat. De commissie besluit dan ook dat het wenselijk is dat per opleidingsonderdeel de competenties nauwkeuriger, schriftelijk worden vastgelegd en mondeling worden gecommuniceerd aan de docenten en de studenten. Voor de programma-evaluaties en –bijsturingen houdt de opleiding gesprekken met geledingen en dit op intern, nationaal en internationaal niveau.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt dat de functie van de paper herbekeken zou worden in relatie tot het karakter van de professionele bachelor. De commissie vraagt dat de opleiding de competentiematrix finaliseert en in het programma de eindkwalificaties concretiseert. Binnen de structuur van de opleiding met de vele gastdocenten is het wenselijk dat de competenties per opleidingsonderdeel nauwkeuriger schriftelijk vastgelegd worden en mondeling worden gecommuniceerd.
24 | Opleidingsrapport Dans
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding verzekert de professionele gerichtheid van het programma door de inhoud en structuur van de opleidingsonderdelen, door het inschakelen van gastprofessoren, door de samenwerking met mensen uit de beroepspraktijk en via de stages. Zoals eerder vermeld (facet 2.1) weerspiegelt de dagelijkse structuur van de opleidingsonderdelen de dagindeling van de beroepspraktijk van dansers. Inhoudelijk gebruikt de opleiding voor voorstellingen steeds actueel repertoire of laat ze (internationale) choreografen nieuwe stukken maken. De studenten met het keuzeopleidingsonderdeel „choreografische analyse en eigen werk‟ creëren een eigen werk en worden hierin begeleid door professionals uit de danspraktijk. Dit werk wordt ook getoond. De opleiding trekt gastdocenten aan met een gevarieerde achtergrond om het brede aanbod van de beroepspraktijk in de opleiding binnen te brengen. De opleiding besteedt aandacht aan moderne, hedendaagse en klassieke dans, door docenten en gastprofessoren die in het werkveld actief zijn of waren. De actualiteit van deze kennis wordt gewaarborgd door het jaarlijks herzien van de gastprofessoren die aangetrokken worden. De contacten van de opleiding met de uitvoerende, docerende en scheppende beroepspraktijk, studio‟s en podia in binnen- en buitenland, in het bijzonder met de Internationale Kunstencampus deSingel, dragen impliciet bij tot de professionele gerichtheid van de opleiding en de actualiteit van de kennisontwikkeling. Samen met de Stichting Conservatorium en deSingel worden er ook masterclasses georganiseerd. (Internationale) kunstenaars die in deSingel komen optreden geven dan een masterclass aan de studenten. De opleiding merkt op dat de toekomstige verhuis van de opleiding naar de nieuwe campus deSingel deze samenwerking nog zal versterken. De commissie kan hierin volgen. Tot slot zijn er de stageplaatsen waar de studenten in contact komen met het werkveld. De stage moet de student situeren binnen het huidige internationale, socioculturele en artistieke referentiekader. De studenten kunnen via de stage ook een eigen netwerk ontwikkelen en zich „tonen‟ aan een potentiële werkgever. Het gebeurt regelmatig dat een student na zijn opleiding op zijn stageplaats aan de slag kan. De stage is een verplicht opleidingsonderdeel in trajectschijf 3. De student heeft drie verschillende mogelijkheden om een stage in te richten: hij kan stage volgen bij een professionele productie, gezelschap of instelling, hij kan kiezen voor een stage op choreografisch terrein of hij kan kiezen voor een uitwisselingsprogramma naar een school in het buitenland om het internationale netwerk te verruimen. In alle gevallen schrijft de student een stageverslag. In 2006-2007 kozen 4 studenten voor de stage als danser, 3 voor de stage in de choreografie en 1 voor een internationale uitwisseling. De commissie adviseert om uitwisselingsprogramma‟s niet plaats te laten vinden in functie van de ontwikkeling van stagecompetenties, maar de uitwisselingen elders op te nemen in het programma.
Opleidingsrapport Dans | 25
De begeleiding van stage en stageverslag gebeurt door de stagebegeleider en de artistieke directie. Op de stageplaats gebeurt de begeleiding door een stagementor (de artistiek verantwoordelijke). De studenten kiezen zelf hun stage, eventueel kan de artistieke directie een stageplaats voorstellen. Met de stageplaats wordt een contract opgemaakt. Volgens de programma-evaluaties ervaren de studenten de stage als een grote aanvulling op het opleidingsprogramma. Ook in de gesprekken met de commissie toonden de studenten zich positief over de stage en de aandacht binnen het programma voor het werkveld. Het werkveld zelf is positief over de kwaliteit van de stagiairs. Doordat de studenten vaak in contact komen met een groot aantal gastdocenten zijn zij al in staat zich aan te passen aan de nieuwe omgeving waarin ze terecht komen. Het werkveld stelt de stagiairs gelijk aan de vaste krachten binnen de stageplaats, met dit verschil dat zij wel voor begeleiding zorgen. De commissie constateert een sterke investering in de samenwerking met het beroepenveld en meent dat het programma een grote professionele gerichtheid kent. Als aanvulling meldt zij dat de opleiding voor een verbreding van het spectrum van het hedendaagse beroepenveld kan zorgen. Het opleidingsprogramma zorgt ervoor dat de juiste beroepsvaardigheden ontwikkeld worden die door het (internationale) werkveld verwacht worden. Door de nauwe contacten met het artistieke werkveld en de contacten binnen de internationale associaties en samenwerkingsverbanden kan het programma hieraan voldoen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan dat de opleiding zorg draagt voor een verbreding van het spectrum van het hedendaagse beroepenveld. De commissie adviseert om uitwisselingsprogramma‟s niet plaats te laten vinden in functie van de ontwikkeling van stagecompetenties, maar de uitwisselingen elders op te nemen in het programma.
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In de drie trajectschijven van de opleiding komen drie gebieden terug: danstechnische vorming, artistieke toepassing en theoretische vorming. Horizontaal bestaat er een samenhang tussen deze drie gebieden. Het theoretische luik is de theoretische ondersteuning bij de ontwikkeling van de danstechniek, de uitvoeringspraktijk en de creatieve ontwikkeling (de danstechnische vorming). Door het theoretische kader kan de aspirant-danser reflecteren over zijn eigen artistieke activiteit en ontwikkeling in het bijzonder en over kunst in het algemeen. Het toepassen van de aangeleerde danstechnieken uit de danstechnische vorming vormt samen met het ontwikkelen van een podiumpersoonlijkheid en een creatieve attitude waarrond gewerkt wordt in het luik artistieke toepassing. Verticaal is de samenhang in het programma terug te vinden in het feit dat er een verdieping en grotere complexiteit in het programma optreedt. Wanneer de student het programma in een flexibel leertraject volgt, wordt dit proces van verdieping bewaakt door de volgtijdelijkheid. De artistieke directie bewaakt deze verdieping via de keuze van de gastdocenten en door het laten terugkeren van gastdocenten in het volgende jaar. Zo kan zij ervoor zorgen dat de verticale lijnen in het programma voltooid worden. Een verdere verdieping kan de student in
26 | Opleidingsrapport Dans
trajectschijf 2 en 3 bereiken door zijn programma verder aan te vullen met een keuzepakket. Hierbij kan hij zich richten op de uitvoerende kant, het onderdeel Repertoire, of de creërende kant, het onderdeel Choreografische analyse & eigen werk. De horizontale en verticale samenhang en het evenwicht binnen het programma worden jaarlijks geëvalueerd. Uit de gesprekken met de studenten is gebleken dat vooral bij de eerstejaarsstudenten de samenhang een beetje zoek is. Dit komt door de brede invulling van het programma met gastdocenten die in blokken les geven. Doordat de artistieke directie de samenhang doorheen de jaren bewaakt en door hun ervaring met dit systeem slagen de studenten er na het eerste jaar beter in de samenhang van het programma. De commissie meent dat het gebruik van competenties een hulp kan zijn om de samenhang binnen het programma en tussen de verschillende gastdocenten te versterken en verder uit te bouwen. De commissie vraagt daarbij extra aandacht voor het eerste jaar. Ook voor het werkveld is het belangrijk dat de eerstejaarsstudenten niet enkel met een grote hoeveelheid prikkels geconfronteerd worden zonder dat zij deze weten te plaatsen. In de relatie tussen praktijk en theorie tracht de opleiding ook de samenhang te stimuleren. De toegevoegde waarde van de theorie wordt geduid door voorbeelden uit de beroepspraktijk. Dansers uit het werkveld komen in de theorielessen toelichting geven vanuit hun beroepservaring. De commissie stelt vast dat er gewerkt wordt aan een positieve kadering van de theorievakken.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan om de competenties te gebruiken om de samenhang binnen het programma te versterken. Extra aandacht wordt gevraagd om voor de eerstejaarsstudenten een duidelijker samenhang te creëren.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Dans | 27
Facet 2.5
Studietijd
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De studielast wordt per opleidingsonderdeel in de studiefiches weergegeven. De opleiding meent wel dat het programma eerder zwaarder is dan de aangegeven studietijd. Door hun motivatie willen de studenten ook extra werk leveren (bijvoorbeeld door deelname aan externe projecten). Het is de taak van de docenten en de studiebegeleiders om alert te zijn en te voorkomen dat de student zijn grenzen overschrijdt. De studeerbaarheid van het programma werd bij de studenten getest in de programma-evaluaties van de academiejaren 2005-2006 en 2006-2007. De studenten signaleerden hierbij een aantal piekmomenten. Volgens de studententevredenheidsonderzoeken zou het programma echter studeerbaar zijn. De commissie beaamt dat het programma studeerbaar is. Ze constateert dat de studielast een afspiegeling is van de werkelijkheid van de danswereld, maar vraagt wel continu aandacht van de opleiding om de spreiding van de studielast in balans te houden. Omdat de podiumcarrière van een danser van relatief korte duur is omwille van fysieke redenen, is het belangrijk dat de opleiding de danser zo snel mogelijk voorbereidt en de studieduur zo kort mogelijk houdt. Daarom tracht de opleiding de studiebelemmeringen in het programma zo veel mogelijk weg te werken. Dit gebeurt door: het differentiëren van de studielast in studiepunten per programma-onderdeel; het evenwichtig spreiden van studielast over onderwijsperioden en studiejaren. De uurroosters vertrekken van een basisuurrooster en worden per maand vastgelegd volgens de beschikbaarheid van de docenten. Ze worden per mail en ad valvas bekend gemaakt voor het begin van de maand. De uurroosters worden zo opgesteld dat theorie in een deel van de ochtend en praktijk zowel in de voor- en namiddag kan plaatsvinden. De repetities voor producties volgen op de lessen danstechniek. Door deze indeling kunnen blessures voorkomen worden. Doorgaans vinden de lessen plaats door de week, maar toonmomenten en voorstellingen vinden plaats in het weekend en ‟s avonds. Dit verzwaart de studielast. Tijdens deze periodes en tijdens examens wordt het rooster van andere onderwijsactiviteiten aanzienlijk verlicht; het verhogen van het aantal momenten van toetsing voor de praktijkonderdelen. Deze worden doorheen het leerproces gespreid, zodat er meer integratie in het leerproces is en de studenten toetsing als normaal ervaren. De theoretische examens worden ook evenwichtig over het jaar verdeeld voor de theorievakken. het systeem van volgtijdelijkheid van programma-onderdelen; het aanbieden van een studiebegeleidingssysteem; het informeren van studenten over de eigen studievoortgang; decretaal is voorzien dat de studenten reeds na het behalen van 120 studiepunten in de specifieke lerarenopleiding kunnen instappen. Om dit organisatorisch en wat betreft studiebelasting mogelijk te maken, wil de opleiding deze mogelijkheid aanbieden vanaf de verhuis naar de Singel wanneer beide opleidingen onder 1 dak gehuisvest zullen zijn. Op deze manier kan de studieduur zo kort mogelijk gehouden worden. Eén van de studiebelemmerende factoren in de opleiding Dans betreft het oplopen van blessures. Om blessures te vermijden en zo de studeerbaarheid verder te bevorderen werkt de opleiding samen met de opleiding Kinesitherapie van de hogeschool in een PWO-project (PWO2: Implementatie van de resultaten van een screeningsprogramma om de blessureklachten en letsels bij dansers te reduceren). In de periode 2004-2006 werden er screenings gedaan van de studenten. Dit heeft geleid tot een interventieprogramma dat in de
28 | Opleidingsrapport Dans
academiejaren 2008-2009 en 2009-2010 zal geïmplementeerd worden. Ook opleidingsonderdelen zoals Pilates dragen bij tot blessurepreventie. Tijdens het jaar 2008-2009 werd reeds een introductieweek voorzien om de studenten opwarmings- en stretchingstechnieken te leren, voedingsadvies te geven, hen te screenen op fysieke conditie en een aangepast trainingsschema geven. Om plotseling overlijden te vermijden worden de studenten regelmatig gescreend. De commissie is enthousiast over de investering in het PWO2-project waarin onder andere onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen fysieke belasting en blessures.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt een continue aandacht van de opleiding om de spreiding van de studielast in balans te houden.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding gaat in haar pedagogische concept uit van een concept ontleend aan de danskunst: „ontmoeten‟. De actieve participatie, eerder dan een passief volgen, van de student aan zijn eigen vormingsproces is hierbij essentieel. Centraal staat de relatie tussen de persoonlijkheden van de deelnemers aan deze ontmoeting (studenten en docenten). Veel belang wordt gehecht aan samenwerking. Door de ontmoetingen worden werken in teamverband en communicatieve vaardigheden verder ontwikkeld. Het opleidingsprogramma vormt de route waarlangs het ontmoeten evolueert en geëvalueerd wordt. Om deze ontmoetingen te realiseren, heeft de opleiding beslist het programma in te vullen met een groot aantal gastdocenten, die de actualiteit van het programma moeten garanderen. Dit maakt het kiezen van de artistieke persoonlijkheden die elkaar zullen ontmoeten, het selecteren van gastdocenten en kandidaat-studenten, tot een belangrijke en zorgvuldige taak van de opleiding. De commissie meent dat de opleiding hiermee een duidelijke keuze gemaakt heeft in het didactische concept. Ze vraagt zich wel af of er geen conflict bestaat tussen de brede waaier van ontmoetingen en de wens tot verdieping. Ook de studenten en het werkveld toonden in de gesprekken de vrees dat dit concept te weinig verdieping tot gevolg kan hebben. De commissie vraagt dat de opleiding, via de competenties, het concept bewaakt. De opleiding in de breedte mag niet ten koste van de verdieping gebeuren. De opleiding zou de competenties kunnen beschrijven in leerlijnen waarlangs een student in de verschillende werkvormen en ontmoetingen op zijn ontwikkeling kan reflecteren en deze kan verdiepen. Het simuleren van de beroepsomstandigheden is al een aanzet van de opleiding om meer competentiegericht te gaan werken. De werkvormen en de didactische middelen zijn geënt op het didactische concept en staan beschreven in de studiefiches. De volgende werkvormen zijn aanwezig: instructie: doceren (hoorcolleges), demonstreren (praktijklessen); interactie: onderwijsleergesprekken, evaluatiegesprekken, coaching; samenwerking: groepswerk, repetities, praktische opdrachten, toonmomenten, voorstellingen;
Opleidingsrapport Dans | 29
-
zelfstandig werk: schriftelijke opdrachten, praktische opdrachten, zelfstudie, individuele repetities.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de opleiding de stage rekent onder zelfstudie. Dit is echter in de realiteit niet het geva. De commissie stelde vast dat de stage met begeleiding omkaderd wordt. De keuze van werkvorm doorheen het programma moet de student toelaten een volgende stap in zijn ontwikkeling tot danskunstenaar te zetten. De opleiding heeft ervoor gekozen om de werkvormen iedere dag zo te verdelen dat ze overeenkomen met de beroepssituatie van een danser. Na technieklessen volgen repertoire en/of productiepraktijk en eventueel aansluitende optredens. Theoretische vakken, improvisatielessen en eigen werk vullen het geheel aan.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt bij het didactische concept te bewaken dat de breedte van het aantal ontmoetingen met gastdocenten niet in conflict komt met de verdieping die de opleiding wenst te realiseren.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De formele regels van examinering zijn opgenomen in de „Algemene onderwijsregeling‟ en worden bij het begin van het academiejaar aan de studenten bekend gemaakt. De evaluatievormen zijn opgenomen in de studiefiches. Op verschillende momenten in de opleiding worden verschillende leerdoelen getoetst. In trajectschijf 1 beoordeelt de opleiding de vorderingen in het vormen van een attitude (vermoeden van talent). In trajectschijf 2 en 3 beoordeelt de opleiding de eigen ontwikkeling van de student (bevestiging van talent). Vanaf dan wordt de beroepspraktijk ingeschakeld bij de beoordeling. Tijdens de stages moet de stageplaats integraal beoordelen of de competenties bereikt zijn. Er worden twee soorten evaluaties toegepast: permanente evaluatie voor de danstechnische vorming en de artistieke toepassing en examens voor de theorievakken. Permanente evaluatie gebeurt aan de hand van lessen, presentaties, toonmomenten of voorstellingen. In functie van de beroepsgerichtheid als danser worden de danstechnische vaardigheden en attitude getoetst. De beoordeling en examinering gebeurt daarom voor een belangrijk deel door observatie van vorderingen in teamverband door de docenten. Na elk praktijkexamen ontvangt de student een schriftelijke neerslag van zijn evaluatie. Bij deze evaluatie delen de docenten hun bevindingen en aandachtspunten mee aan de studenten. Drie keer per jaar vindt hiervoor een gesprek plaats. De student krijgt zo inzicht in zijn eigen ontwikkeling. Bij de permanente evaluatie wordt gewerkt met een jury: de artistieke directie, leden van het onderwijzend personeel, de betrokken docent en een externe deskundige. De jury bereikt een consensus over het te geven cijfer. De opleiding tracht subjectiviteit bij deze beoordeling zoveel mogelijk uit te sluiten. Ten eerste betrekt zij hiervoor externen bij het beoordelingsproces. Door de veelheid aan meningen kan het totaalbeeld volgens de opleiding geobjectiveerd worden. Daarnaast wordt zoveel mogelijk transparantie gezocht in de voortgang van de student door zoveel mogelijk beoordelingen en examens te houden. Zo schetst men een helder beeld van de sterktes en de zwaktes van de student.
30 | Opleidingsrapport Dans
De commissie meent echter dat de opleiding hier niet in slaagt. De opleiding maakt te weinig gebruik van duidelijke beoordelingscriteria die een juiste examinering kunnen verzekeren. Dit probleem doet zich vooral voor op de stageplaatsen en bij de gastdocenten. Uit de gesprekken tijdens het bezoek vernam de commissie dat de meeste gastdocenten en stageplaatsen volgens hun eigen inzicht en subjectief beoordelen. Er worden met deze actoren geen duidelijke afspraken gemaakt over de te beoordelen competenties en de bijhorende beoordelingscriteria. De opleiding gaf in de gesprekken mee dat het implementeren van de competenties in de beoordeling in een beginstadium zit en dat zij een weg zoekt tussen een holistische benadering en het beoordelen volgens vastgelegde criteria. De commissie adviseert dat de opleiding meer systematisch de beoordelingen uitwerkt en terugkoppelt en beoordelingscriteria ontwikkelt vanuit de competenties . Voor de theorievakken organiseert de docent schriftelijke of mondelinge examens. Na ieder examen ontvangt de student schriftelijke feedback. Uit de studententevredenheidsenquêtes en gesprekken met de commissie blijkt dat de studenten tevreden zijn over de examinering. Door de veelheid van examenmomenten weten zij hoever zij in hun ontwikkeling staan.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert dat de opleiding meer systematisch werkt aan het uitwerken en terugkoppelen van de beoordelingen en dat ze beoordelingscriteria ontwikkelt vanuit de competenties.
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De toelatingsvoorwaarden van de opleiding zijn decretaal vastgelegd. De selectie- en toelatingsprocedure is vastgelegd in de Algemene onderwijsregeling en departementaal aangevuld. Ze is verder verfijnd door de opleiding in het protocol auditie/artistieke toelatingsproef. Bij de selectie van studenten gelden volgende criteria: De studenten moeten technisch, fysiek en artistiek over voldoende capaciteiten beschikken. De studenten moeten met hun danstraining en interesse nauw aansluiten bij het profiel, de missie en het opleidingsprogramma van de opleiding. De studenten moeten een kans maken om de studies succesvol te voltooien.
Opleidingsrapport Dans | 31
De parameters hierbij, waarvan de definities uitgeschreven staan in het protocol, zijn: danstalent; persoonlijkheid, artistieke uitstraling, theatraliteit en uitvoeringskwaliteiten; intelligentie; fysieke conditie; leerbaarheid; dansdrift en durf om te experimenteren; motivatie. De belangrijkste factor die bij de selectie van kandidaat-studenten geldt is echter dat er „een vermoeden van talent‟ moet bestaan. Daarnaast moet een medische screening bepalen of de student fysiek in staat is om de opleiding te volgen. Geselecteerde kandidaat-studenten ontvangen een brochure met trainingsadvies om zich goed voor te bereiden op hun toekomstige studies. Voor de toelatingsproef wordt een jury samengesteld die bestaat uit volgende personen: departementshoofd of haar afgevaardigde (artistieke directie of opleidingsverantwoordelijke); leden van het onderwijzend personeel; externe deskundige(n); studenten van de lerarenopleiding dans (die adviezen kunnen geven, maar geen stemrecht hebben). De commissie meent dat de toelatingsproef professioneel georganiseerd wordt met medewerking van de betrokken partijen. Voor het academiejaar 2007-2008 meldden zich 115 kandidaat-studenten aan voor de toelatingsproef. 110 werden op basis van de algemene toelatingsvoorwaarden uitgenodigd en 91 (waaronder 58 Vlamingen, 4 Walen en 29 buitenlanders) hiervan hebben effectief deelgenomen aan de selectie. 27 kandidaten slaagden voor de toelating. Er besloten 21 (12 Vlaamse, 2 Waalse, 3 Nederlandse, 1 Poolse, 1 Duitse en 3 Japanse) studenten om de opleiding te volgen. Aangezien kandidaat-studenten zich vaak voor verschillende opleidingen inschrijven (ook in het buitenland) om hun kansen te verhogen, weet de opleiding nooit precies hoeveel studenten er aan het academiejaar zullen beginnen. Drie studenten zijn daarnaast ingestroomd via een EVC-EVK procedure. De opleiding tracht steeds een werkbaar aantal studenten toe te laten. De volledige opleiding telt daarom best uit 35 tot 40 studenten. Voor het eerste jaar worden er meestal een 15-20tal studenten toegelaten. Er is door de opleiding geen onderzoek gedaan naar de achtergrond van de instromende studenten. Wel staat vast dat een deel van de instroom rechtstreeks komt vanuit de Kunsthumanioraopleiding Ballet en Dans. De opleiding aan de Artesishogeschool Antwerpen onderhoudt dan ook nauwe banden met de kunsthumaniora in Brussel, Antwerpen en Gent. De opleiding meent dat vooropleidingen in DKO en KSO die op klassieke dans/ballet gericht zijne mogelijk minder aansluiting bieden op de hogeschoolopleiding. De studierichting dans zoals aangeboden in het KSO daarentegen bieden een ideale vooropleiding. Dit wordt bevestigd door de jaarlijkse instroom- en slaagcijfers. Op dit moment beschikt de opleiding niet over middelen om gedifferentieerd te werken. Talentvolle kandidaat-studenten zonder voldoende basisvaardigheden kunnen niet apart gecoacht worden en worden daarom niet toegelaten tot de opleiding. De opleiding heeft ook regels opgesteld voor het volgen van een flexibel leertraject en het doorlopen van EVC/EVK-procedures.
Aanbevelingen ter verbetering: /
32 | Opleidingsrapport Dans
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
onvoldoende goed voldoende OK voldoende voldoende onvoldoende niet van toepassing goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. De commissie constateert dat er weliswaar hiaten zitten in het programma (met name in de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma, en de beoordeling/toetsing), maar dat het geheel wel de indruk geeft dat het totale programma voldoende scoort. De werkpunten zijn samen te vatten in twee woorden: systematiek en competenties. De opleiding is zichtbaar bezig met het verder concretiseren van de competentiematrix en de eindkwalificaties. Door de competenties meer en systematischer in het programma en de beoordelingen te implementeren, moet de opleiding in staat zijn haar tekorten weg te werken. Het geheel van onderwerpniveau beschouwt de commissie daarom nog wel als voldoende.
Opleidingsrapport Dans | 33
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding stelt naast een juiste scholing vooral competenties en werkervaring voorop als eisen voor haar personeel. De volgende criteria zijn hierbij belangrijk: passend in de signatuur van de opleiding (hedendaagse dans); attitude om samen te werken; zich op de hoogte houdend van ontwikkelingen in het werkveld; werkzaam (geweest) zijn in de beroepspraktijk. De artistiek directeur neemt het initiatief voor de aanwervingen. Hij maakt hiervoor gebruik van zijn netwerk, van de adviezen van de artistieke raad en van aanbevelingen van (gast)docenten. Belangrijk bij de selectie is „de eigen visie op de danskunst‟ en „het vermogen om vanuit die visie de studenten te inspireren‟. Naast een gedegen vakmanschap wordt een open en nieuwsgierige attitude verwacht ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen binnen de dans. De docenten moeten ook de nodige afstand kunnen houden in het kader van het didactische concept van de ontmoeting en de confrontatie. De opleiding trekt voornamelijk gastdocenten aan. Dit is een bewuste keuze van de opleiding. Historisch lag het aantal vaste benoemingen hoog. De huidige leiding meent dat het steeds evoluerende werkveld echter om snelle aanpassingen vraagt om de actualiteit van de opleiding te garanderen. Zij heeft daarom de keuze gemaakt om een grote groep gastdocenten aan te trekken en de groep statutairen klein te houden. Dit heeft consequenties op het gebied van verloning, zoals de gastdocenten aanhaalden in de gesprekken met de commissie. De opleiding tracht dit te compenseren via een doorgedreven personeelszorg waarin ze sterk rekening houdt met de noden en beschikbaarheid van de gastdocenten. Dankzij de artistieke gedrevenheid van de docenten slaagt men er toch in goede prestaties te leveren. Om een grote diversiteit te creëren, schakelt de opleiding naast ervaren docenten ook jonge danskunstenaars die net in het werkveld staan in. De gastdocenten geven meestal een vier weken les. Sommige gastdocenten keren jaarlijks terug in de opleiding. Het departementshoofd, de verantwoordelijken van de opleiding of de verantwoordelijken van de centrale administratie van de Hogeschool Antwerpen voeren functioneringsgesprekken met het personeel. De wederzijdse feedback kan aanleiding geven tot bijsturing en dus tot kwaliteitsverbetering. De commissie constateert dat het personeel zeer gemotiveerd, gedreven en gekwalificeerd is. Ze stelt ook vast dat een aantal voornemens met betrekking tot het personeelsbeleid formeler dienen uitgewerkt te worden: tevredenheidonderzoek, formatieplan en beleid rond aanstelling, benoeming, bevordering en evaluatie.
34 | Opleidingsrapport Dans
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan dat een aantal voornemens met betrekking tot het personeelsbeleid formeler uitgewerkt wordt: tevredenheidonderzoek, formatieplan en beleid rond aanstelling, benoeming, bevordering en evaluatie.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert zeer sterk de professionele gerichtheid van de docenten. Zij meent dat het personeel actueel werkzaam is in en op de hoogte is van het professionele werkveld. De studenten zijn zeer positief over de grote professionele gerichtheid die bestaat dankzij het grote aantal gastdocenten. Uit de tevredenheidsonderzoeken bij de studenten en uit de gesprekken met de commissie blijkt dat de studenten deze inbreng uit het werkveld als één van de sterke punten van de opleiding zien. De opleiding werkt met: docenten met relevante beroepservaring zowel op het gebied van dans als op onderwijskundig gebied, die hun onderwijs regelmatig bijstellen op basis van ontwikkelingen in de beroepspraktijk; docenten die werkzaam zijn in of nauwe banden hebben met de relevante beroepspraktijk vanwege hun actuele inbreng, vakkennis en beroepservaring binnen de opleiding; medewerkers die een actieve rol vervullen in netwerken die voor de opleiding van belang zijn. Een groot deel van de docenten is actief als uitvoerend, scheppend, creërend of docerend danskunstenaar. Na hun aanstelling blijven docenten vaak actief in de beroepspraktijk. De meeste docenten hebben dan ook een kleine opdracht binnen de opleiding. Veel van deze docenten zijn actief in het internationale werkveld of zijn afkomstig uit dansopleidingen in het buitenland. Ze participeren ook in jury‟s van internationale discours. De beste alumni komen vaak als gastdocent bij de opleiding. Deze afgestudeerden kunnen, net als de andere gastdocenten uit het werkveld, nieuwe professionele eisen stellen aan de opleiding. De vaste docenten worden door de opleiding gestimuleerd om de lessen van gastdocenten bij te wonen. Op deze manier blijven ook zij op de hoogte van de ontwikkelingen in het werkveld. Doordat een relatief kleine kern de inhoud, logistiek en het management van de opleiding verzorgt, heeft de opleiding een grote vrijheid om gastdocenten te selecteren die telkens het meest geschikt zijn voor het betreffende academiejaar. Dit draagt sterk bij tot een actuele professionele gerichtheid, maar legt een grote druk op deze kleine groep mensen. Ook de artistieke directie volgt de ontwikkelingen in het werkveld via haar persoonlijke contacten met de afgestudeerden, de gastdocenten en de stageplaatsen. Het onderhouden van het (internationale) netwerk is één van de taken van de artistieke directie. De opleiding is aanwezig op conferenties en festivals en voert overleg met verwante opleidingen (bijvoorbeeld via het netwerk van Elia).
Opleidingsrapport Dans | 35
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In het academiejaar 2006-2007 beschikte de opleiding, volgens de cijfers die gegeven werden in de analyse in het zelfevaluatierapport, over een personeelsbestand van 4 docenten en 3 muzikaal begeleiders die als statutairen instonden voor 3,75 VTE en van 20 gastdocenten die instonden voor 2,55 VTE. De docenten die als zelfstandige aan de opleiding zijn verbonden vormen een 0,65 VTE (aantal: 9). Daarnaast zijn nog een aantal onbezoldigde medewerkers bij de opleiding betrokken. De administratieve en technische ondersteuning bedroeg 3,1 VTE. Van alle docenten waren er slechts 3 in voltijdse dienst. De opdrachten van de overige docenten varieerden van 5% tot 60%. 94% van de mensen waren bij de opleiding betrokken in tijdelijk dienstverband. De verdeling tussen mannen en vrouwen was ongeveer gelijk. Ongeveer een derde van de docenten kwam uit het buitenland en de gemiddelde leeftijd bedroeg 42 jaar. De docent/studentratio bedroeg ongeveer 1/5. Ten tijde van het visitatiebezoek was de omvang van de personeelsbezetting iets afgenomen. De opleiding heeft nu een totaal van 4,6 VTE docenten met een contract en 0,5 VTE zelfstandigen. Van deze 4,6 VTE is 3,15 gastdocent. Drie statutaire docenten zijn vast in dienst voor 1,15 VTE. De docent/studentratio is daardoor licht gedaald. De commissie constateert dat er voldoende personeel aanwezig is om het programma te realiseren. De commissie sluit zich aan bij de visie van de opleiding om de “vaste” kern geleidelijk te vergroten. Door deze uitbreiding kunnen de algemene vaste onderwijsverantwoordelijkheden, waaronder ook de beleidstaken, binnen de opleiding gespreid worden. Door een betere balans van de kwantiteit moet het volgens de commissie ook mogelijk meer specialisatie in de vaste kern te brengen. Hierdoor kan er ook meer verankering plaatsvinden van de dansstijlen in het vaste docententeam.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan de vaste kern geleidelijk te vergroten. De commissie vraagt een betere balans van het aantal docenten in de relatie tot de noodzakelijke specialisaties.
36 | Opleidingsrapport Dans
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende goed voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Dans | 37
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool verdeelt de werkingsmiddelen volgens een allocatiemodel over de departementen. Het departement hanteert een eigen allocatiemodel om haar opleidingen een juiste omkadering te bieden. Het departement past hiervoor het solidariteitsprincipe toe en verschuift daarom middelen naar de opleiding Dans. Wettelijk ontvangt de opleiding immers maar een volledige financiering voor maximum 25 studenten. Deze extra middelen zijn afkomstig van de andere opleidingen en de departementale administratie. De campus Lier bestaat uit basisvoorzieningen en is vooral aantrekkelijk om zijn grootte. Er zijn geen middelen voor ingrijpend onderhoud. Ter beschikking zijn: 5 ruime dansstudio‟s met zwevende vloer, spiegels, volledig muziekinstallatie en piano of drumstel voor muzikale begeleiding; lokalen voor theorielessen met televisie en video en dvd-speler en met de mogelijkheid tot verduistering voor projecties met beamer; fitnessruimte met conditietoestellen; cafetaria (de studenten beschikken over een microgolf, koelkast, drankautomaat en waterfontein); 2 computers (inclusief printer) met internetaansluiting; kleedkamer met persoonlijke afsluitbare kastjes; sanitair met douches; E.H.B.O.; vedetorium (theaterzaal). Een theaterzaal voor het brengen van voorstellingen (met een aparte lichtcabine en een aparte opslag voor het technische materiaal) biedt plaats aan 146 toeschouwers. Het vedetorium beschikt over een professionele maar wel verouderde klank- en lichtinstallatie. In het vooruitzicht van de aanstaande verhuizing is er wel geïnvesteerd de vernieuwing van de mengtafel voor licht. Deze nieuwe tafel is zowel geschikt voor analoge als voor digitale systemen; decoropslagruimte, kostuumdepot en naaiatelier; de opleiding kan ook gebruik maken van de zalen in de campussen Studio, Conservatorium en van kunstencentrum de Singel. Uit de studentenevaluaties bleek dat de lage temperatuur in de gebouwen een probleem was voor de studenten. Koude betekent immers een verhoogd risico op blessures. Tijdens de gesprekken met de commissie bevestigden de studenten dit probleem en voegden ze eraan toe dat de aftandse fitnesstoestellen ook problemen geven zijn voor de fysieke fitheid. Ze toonden zich echter enthousiast over de geplande verhuizing naar Antwerpen die een einde zal maken aan deze ongemakken De commissie gelooft ook dat de ongemakken van de oudere infrastructuur door de verhuis zullen weggewerkt worden. Ze is enthousiast over het nieuwbouwproject aan deSingel zowel op het vlak van infrastructuur als op het vlak van interactie. Toch vraagt de commissie aandacht voor de huidige infrastructuur tot aan de verhuis. De opleiding zal in het academiejaar 2010-2011 haar intrek nemen in een nieuw gebouw op de Internationale Kunstcampus deSingel in Antwerpen. Op het moment van het visitatiebezoek werd er gebouwd aan de ruwbouw.
38 | Opleidingsrapport Dans
De nieuwe campus zal niet alleen de nieuwe thuis worden van de opleidingen Drama en Dans, maar omvat ook een uitbreiding van deSingel. Zo kan de opleiding in nauwer contact komen met heel wat (inter)nationale culturele actoren en zal ze samen met de andere opleidingen van het departement en een aantal culturele instellingen onderdak krijgen. Deze nieuwe locatie moet voor een kruisbestuiving tussen deze verschillende actoren zorgen. In de nieuwe gebouwen zal de opleiding de infrastructuur delen met de opleiding Drama. Leslokalen en voorstellingsruimtes zullen er beschikbaar zijn. Problemen die opdoken uit de studentenevaluatie betreffen de koude temperaturen in het gebouw en de locatie van de bibliotheek. De bibliotheek van de opleiding bevindt zich reeds in de huidige gebouwen van het departement op de campus van deSingel. Samen met de boeken werd het bibliotheekbudget, 500 euro, overgeheveld naar de departementsbibliotheek. De bibliothecaris regelt de aankopen, voornamelijk basiswerken, en vraagt de docenten om suggesties te doen. De laatste jaren werd het budget door het departement opgetrokken en werd er ook geïnvesteerd in beeldmateriaal. De bibliotheek bezit ook tijdschriften over dans. Via Anet kunnen de studenten gebruik maken van de bibliotheekdiensten van de volledige associatie Antwerpen. De opleiding gaf aan in de gesprekken dat de bibliotheek naar Antwerpen verhuisd is omdat op de campus Lier noch de infrastructuur, noch het personeel aanwezig was om goede bibliotheekvoorzieningen te garanderen. Volgens het huidige systeem kunnen de studenten via internet boeken aanvragen die overgebracht worden naar de campus Lier. De studenten zijn volgens de opleiding echter te weinig op de hoogte van deze regeling. Ze beschouwen de aparte locatie ook als een probleem, volgens de studentenevaluaties. De docenten verwijzen ook onvoldoende naar de mogelijkheden van de bibliotheek. De opleiding zal dit probleem kunnen oplossen door de verhuis naar de nieuwe campus. De commissie vraagt aandacht voor het aankoopbeleid van de mediatheek en bibliotheek.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de huidige infrastructuur. De commissie vraagt aandacht voor het aankoopbeleid van de mediatheek en bibliotheek.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Met de studiebegeleiding en een goede informatievoorziening wenst de opleiding de kans op slagen te optimaliseren. Meer dan bij andere opleidingen is het voor een opleiding Dans van groot belang dat de studie- en studentenbegeleiding optimaal georganiseerd wordt zodat de student de opleiding in de voorziene tijd kan afwerken. Het beroep van danser is omwille van de fysieke vereisten immers al van relatief korte duur. De studiebegeleiding is één van de manieren om de studiebelemmeringen weg te werken. Andere manieren zijn terug te vinden in facet 2.5.
Opleidingsrapport Dans | 39
Het geheel van instroom-, doorstroom- en uitstroombegeleiding wordt gekoepeld onder de naam „studieloopbaanbegeleiding‟. Het werd door de hogeschool ontwikkeld in 2007 en was de aanzet om binnen het departement het volledige studiebegeleidingplan te herzien. De instroombegeleiding bestaat voornamelijk uit informatievoorziening. De opleiding verstrekt op verschillende manieren informatie aan abituriënten. Naast algemene informatie, geeft ze ook informatie over de doorstroming van secundair naar hoger onderwijs, de aansluiting van buitenlandse (voor)opleidingen, de individuele mogelijkheden binnen het onderwijsprogramma, het opleidingsprofiel, het didactische concept, de toelatingsprocedure en het beoogde beroeps- en werkveld. Informatiekanalen zijn: een drietalige website (Nederlands, Frans en Engels) met informatie over het curriculum, toelatingsvoorwaarden, gelijkwaardigheid van diploma‟s, sociale diensten, enzovoort; advertenties (zowel in vakbladen als op het internet); een jaarlijkse opendeurdag; de deelname aan Sid-inbeurzen; een aparte infobrochure vanuit het departement; de bijzondere informatiedagen voor leerlingen van de kunsthumaniora‟s; de kennismaking door het bijwonen van voorstellingen, repetities en examens die steeds toegankelijk zijn voor het publiek; de docenten die het imago van de opleiding uitdragen naar het werkveld; het verstrekken van gedetailleerde informatie over het opleidingsprogramma tijdens de audities. Op de eerste dag aan het begin van de opleiding krijgen de studenten verder informatie over: het opleidingsprogramma betreffende inhoud, werkvormen, beoordelingen en examens; de verschillende evaluatievormen; de roosters en de jaarplanning, dagelijkse informatie zoals lokalen, afwezige docenten enzovoort; de verschillende diensten van de opleiding, het departement en de Artesis Hogeschool Antwerpen; het huishoudelijk reglement; de bijzondere opvang voor buitenlandse studenten; wie is wie (het voorstellen van de docenten en de administratieve medewerkers); de ombudsdienst. De doorstroombegeleiding is onderverdeeld in drie delen: de studietrajectbegeleiding, de studievoortgang en – evaluatie en de studentenbegeleiding. De studietrajectbegeleiding staat in voor de administratieve en inhoudelijke begeleiding van de studenten bij het opstellen van flexibele leertrajecten, vrijstellingen, speciale statuten en het doorlopen van EVC- en EVK-procedures. Het volgen van een deeltijds traject is mogelijk, maar wordt afgeraden. Studievoortgang omvat de opvolging en bewaking van frequentie van inschrijving, studieduur en examens. De evaluatie van de studievoortgang gebeurt door de examencommissie en de departementsraad. De studentenbegeleiding heeft drie doelstellingen: het voorkomen van problemen, het detecteren en signaleren van problemen en het oplossen van problemen. Elke trajectschijf heeft een eigen verantwoordelijke voor de begeleiding van de studenten. Het PWO2-project staat in voor het voorkomen van problemen aan de hand van fysieke begeleiding voorzien in het kader van het PWO2-project. Bij aanvang van het academiejaar organiseert opleiding er een introductieweek, „de week van het lichaamsbewustzijn‟. Tijdens deze week krijgen de studenten zowel theoretiche lessen over voeding, inspanningsfysiologie, trainingsprincipes en risicofactoren als praktische lessen over opwarmingstechnieken, stretchingsmethodes en massage. Daarnaast screent de opleiding de studenten op fysieke conditie en stabiliteit en krijgen ze op basis van de resultaten hiervan een persoonlijk trainingsvoorstel. De docenten staan in voor het detecteren en signaleren van problemen. Door de permanente evaluaties en feedback kunnen problemen opgespoord worden. Wanneer problemen worden vastgesteld, kunnen de docenten in eerste instantie een oplossing bieden. De studenten kunnen echter ook terecht bij de ombudsdienst, de fysieke begeleiding, de voedingsbegeleiding en de departementale KZ-verantwoordelijke die ook voor psychosociale begeleiding zorgt. Eventueel kan de opleiding de student doorverwijzen naar de gespecialiseerde diensten van de
40 | Opleidingsrapport Dans
hogeschool. De dienst SOVOHA (Sociale Voorzieningen Hogeschool Antwerpen) biedt ondersteuning bij faalangst en persoonlijke en financiële problemen. Voor buitenlandse studenten is er extra begeleiding voorzien. De uitstroombegeleiding beperkt zich voorlopig tot het verder volgen van de oud-studenten in het kader van het PWO2-project. De studenten toonden zich in de gesprekken met de commissie erg tevreden over de mogelijkheden tot begeleiding die hen aangeboden worden. Ook de commissie is positief over de degelijke uitbouw van de studieen studentenbegeleiding zowel op het vlak van de instroom als de doorstroom. Ze stelt vast dat er een uitgebreid begeleidingsteam klaarstaat om de studenten op alle noodzakelijke vlakken te begeleiden.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
voldoende goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Dans | 41
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool zorgt voornamelijk voor ondersteuning en geeft veel autonomie aan de departementen. De centrale kwaliteitszorgcoördinator en de kwaliteitszorgcommissie van de hogeschool werken het kader van de kwaliteitszorg uit. De commissie formuleert ook beleidsadviezen en zorgt voor de communicatie naar de departementen. De hogeschool heeft twee sleuteldocumenten opgesteld in verband met kwaliteitszorg: de Beleidsnota en het Draaiboek Kwaliteitszorg Hogeschool Antwerpen 2003-2004. Dit laatste document is een leidraad voor het organiseren van een departementale kwaliteitszorg en van het zelfevaluatieproces. Voor de hogeschool is het vooral belangrijk dat er een systematische evaluatie plaatsvindt en dat de PDCA-cyclus geoperationaliseerd wordt. Het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding Dans wordt departementaal georganiseerd volgens de richtlijnen van de hogeschool. De departementale kwaliteitszorgcoördinator vormt daarbij de schakel tussen de kwaliteitszorg van de opleiding en die van de hogeschool. In de departementale stuurgroep kwaliteitszorg zetelen de kwaliteitszorgcoördinatoren van de verschillende opleidingen, de departementale coördinator en het departementshoofd. Het kleine vaste korps van de opleiding maakt integraal deel uit van de opleidingsstuurgroep kwaliteitszorg, onder leiding van de opleidingscoördinator kwaliteitszorg. De gastdocenten zijn door het korte karakter van hun aanstelling minder rechtstreeks bij kwaliteitszorg betrokken. De ideale vorm van kwaliteitszorg is volgens de opleiding een zorg die deels formeel, deels informeel georganiseerd wordt. Door de kleinschaligheid van de opleiding is een informele overlegcultuur mogelijk die het opleidingsproces organisch kan evalueren en bijstellen. Op de (informele) betrokkenheid van de verschillende actoren wordt dieper ingegaan in facet 5.3. Formeel legt de opleiding de nadruk op kwaliteitszorgmetingen. De resultaten van deze evaluaties moeten leiden tot een verbeterbeleid met nastreefbare doelen. Ze worden uitgewerkt en geïmplementeerd op het niveau van het departement of op het niveau van de opleiding. De bevragingen gaan in op de facetten van het NVAOaccreditatiekader en zijn beschreven in het beleidsplan interne kwaliteitszorg van het departement. Daarnaast worden er door de opleiding ook sterkte-zwakteanalyses gemaakt tijdens overlegmomenten zoals de visiedag. De commissie meent dat de opleiding hiermee op de goede weg is. De opleiding werd immers reeds gevisiteerd in 2002 in het vorige visitatiestelsel. De commissie constateert een grote vooruitgang in de kwaliteitszorg sinds de vorige visitatie. Ze meent echter wel dat het kwaliteitsbeleid verder uitgebouwd kan worden. Ze meent dat er meer aandacht moet zijn voor het opstellen van toetsbare streefdoelen. De bevragingen die door de opleiding georganiseerd worden vertrekken vanuit volgende punten: Er wordt systematisch en periodiek geëvalueerd. De opleiding maakt volgens een vast schema gebruik van een aantal instrumenten. Op een evaluatiekalender is af te lezen hoe vaak welk facet met behulp van welk evaluatie-instrument wordt geëvalueerd. Voor de formele metingen wordt gebruik gemaakt van vragenlijsten, waarbij met behulp van een vijf puntenschaal vragen worden beantwoord. Streefdoel bij de resultaatsverwerking van de vragenlijsten is een gemiddeld positieve score op elk bevraagd onderdeel (meer dan 50% beoordeelt het item eerder positief). De profiellijn bevindt zich bij voorkeur rechts van de middellijn.
42 | Opleidingsrapport Dans
Naast programma-evaluaties houdt de opleiding ook studententevredenheidsgesprekken. De departementale kwaliteitszorgcoördinator betrekt hierbij alle studenten. Aan de hand van een vragenlijst wordt er gepeild naar hun mening over de opleiding en de studieomstandigheden. De resultaten van deze twee evaluaties worden besproken binnen de stuurgroep kwaliteitszorg. Daarnaast evalueren de studenten ook de docenten in een docentenevaluatie. De resultaten hiervan worden schriftelijk aan de docenten meegedeeld, maar zijn niet rechtstreeks toegankelijk voor het kwaliteitszorgproces. Het instrument wordt vooral gezien als een sensibileringsbevraging die de docent zal aanzetten tot het ondernemen van verbeteracties aangaande zijn functioneren in relatie met de studenten. Studietijdmetingen worden niet georganiseerd, maar er is wel aandacht voor de studielast in de gesprekken en de programma-evaluaties. Workshops, masterclasses en modulaire onderwijsactiviteiten worden meteen na afloop geëvalueerd door een korte bevraging. De opleiding heeft het plan om vanaf het academiejaar 2008-2009 een personeelstevredenheidsenquête te houden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor het kwaliteitsbeleid met nadruk op toetsbare streefdoelen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op basis van de resultaten van de kwaliteitsmetingen worden verbeteracties opgesteld. De opleidingsstuurgroep en de departementale stuurgroep kwaliteitszorg starten de acties op. De resultaten van de acties worden teruggekoppeld naar de stuurgroepen, de medewerkers en de studenten. De voorbije jaren zijn onder meer volgende verbeteringen gerealiseerd: Onderwerp 1: de missie en visie zijn uitgetekend; de competenties zijn opgesteld; alle opleidingsinformatie is toegankelijk onder de vorm van een digitale studiegids vanaf academiejaar 20082009. Onderwerp 2: de contacturen voor bepaalde vakken werden opgetrokken; voor alle opleidingsonderdelen werden didactische steekkaarten opgemaakt en opgenomen in de digitale studiegids. Deze zal toegankelijk zijn vanaf academiejaar 2008-2009; een uitgebreide jaarplanning is ingevoerd, zodat studenten zich beter kunnen voorbereiden op piekmomenten.
Opleidingsrapport Dans | 43
Onderwerp 3: keuze voor gastprofessoren in opleidingsonderdelen die de actuele ontwikkelingen in het beroepsveld betreffen; keuze voor een pool van vaste gastprofessoren ten behoeve van de continuïteit en de stabiliteit van de opleiding. Onderwerp 4: de opleidingen dans en drama verhuizen naar de Kunstcampus deSingel en voegen zich daar bij de opleiding muziek (Conservatorium). Dit zal een gevoelige verbetering van de infrastructuur tot gevolg hebben; de studiebegeleiding werd geoptimaliseerd met een studentenbegeleider per trajectschijf en daarbij eerstelijns psychosociale begeleiding voor alle studenten. Onderwerp 5: forse uitbouw van de meetinstrumente; verdere uitbouw van de structuur en systematiek in de kwaliteitszorg via jaarplanning en beleidsplan kwaliteitszorg. De commissie ziet dat de opleiding de voorbije jaren verbeteracties heeft ondernomen. Er werd vernieuwend gedacht en deze vernieuwingen werden ook uitgevoerd. Toch ontbrak een evaluatie en eventuele bijsturing van de verbeteracties. De commissie vraagt daarom dat er meer aandacht is voor het sluiten van de PDCA-cyclus. De opleiding werd in het vorige visitatiesysteem reeds gevisiteerd. De commissie heeft verbeteringen gezien die voortvloeien uit het vorige visitatierapport, ook al valt de opleiding, door de veranderingen sindsdien in het visitatiesysteem, het Vlaamse onderwijslandschap en de opleiding zelf, niet helemaal te vergelijken met vroeger. Zo werden onder meer in de de organisatie van de kwaliteitszorg, één van de aanbevelingen uit het vorige rapport, een aantal verbeteracties opgezet: Er zijn in samenwerking met hogeschool en departement een aantal instrumenten ontwikkeld. De opleiding maakt gebruik van verschillende methoden om te evalueren. Complementair aan de vragenlijsten werden sterkte-zwaktegesprekken ingevoerd. De opleiding heeft gekozen voor een combinatie van informele toetsing en formele bevragingen zodat informatie over kwaliteit meer geobjectiveerd wordt. De opleiding heeft besloten om het aantal bevragingen te controleren om saturatie en afweer te vermijden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor het sluiten van de PDCA-cyclus.
44 | Opleidingsrapport Dans
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De verschillende belanghebbenden zijn op formele wijze of op informele wijze betrokken bij de opleiding. De studenten zijn formeel rechtstreeks betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding door hun deelname aan de verschillende raden. Binnen de hogeschool zijn de studenten vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur. Ook in de departementsraad en de opleidingsstuurgroep kwaliteitszorg hebben de studenten vertegenwoordigers. Onrechtstreeks, maar ook formeel, zijn de studenten betrokken via de verschillende bevragingen. Het kleinschalige karakter van de opleiding laat toe dat er veel informeel contact is tussen de opleiding en de studenten. Zo kan men problemen meteen signaleren. De opleiding kan hierdoor meteen maatregelen treffen zonder op officiële resultaten van bevragingen te moeten wachten. Het personeel zal vanaf het academiejaar 2008-2009 op een formele manier bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken worden via de personeelstevredenheidsbevragingen. Tijdens de visiedag overleggen de docenten nu reeds over de opleiding. De vaste kern van de opleiding is bij de kwaliteitszorg rechtstreeks betrokken door de deelname aan de opleidingsstuurgroep kwaliteitszorg, die aan beleidsvoering en advisering doet. Op departementaal niveau zitten vertegenwoordigers van de opleidingen in de onderwijsraad, de artistieke raad en de stuurgroep kwaliteitszorg. Het werkveld is in eerste instantie beperkt vertegenwoordigd in de artistieke raad. Deze komt driemaal per jaar samen en adviseert de opleiding inzake doelstellingen, programma en personeel. Door de individuele betrokkenheid bij de opleiding, onder meer door deelname aan de externe jury‟s of via de stageplaatsen en de samenwerkingsverbanden kan het werkveld op een informele manier zijn mening kwijt over de opleiding. Iedere gastdocent heeft bovendien een gesprek met de artistiek directeur. De alumni zijn formeel niet betrokken bij de kwaliteitszorg. Informeel is er wel contact met de opleiding. De alumni bevestigden in de gesprekken met de commissie dat zij niet bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken zijn. De commissie constateert een sterk contact van de betrokkenen bij de opleiding. Ze vraagt wel dat de opleiding de betrokkenheid van werkveld en alumni meer formeel en systematisch organiseert.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt dat de betrokkenheid van alumni en werkveld formeler georganiseerd wordt.
Opleidingsrapport Dans | 45
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
46 | Opleidingsrapport Dans
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Om te verzekeren dat het gerealiseerde niveau aan de vooropgestelde eindkwalificaties kan voldoen, heeft de opleiding een aantal mechanismen ter beschikking: de artistieke toelatingsproef/ auditie: het selecteren van studenten waarvan men vermoedt dat ze het niveau kunnen halen het observeren en analyseren van de vorderingen van de studenten en het voorzien van feedback. Vanaf academiejaar 2008-2009 wordt er in alle opleidingsonderdelen een aanwezigheidsplicht voor de studenten ingevoerd, zodat zij het belang van een actieve participatie en de noodzaak van feedback inzien. In de examencommissie die het niveau moet beoordelen, zetelen zowel interne als externe experts. Zij geven feedback over niveau, domeinspecificiteit en beroepsgerichtheid. Via de stage, het eindwerk en de presentaties kunnen de studenten finaal bewijzen dat ze over de juiste eindkwalificaties van de opleiding beschikken om in het werkveld actief te zijn. De competenties die bijna volledig verworven zijn, kunnen hier immers op hun kwaliteit beoordeeld worden. De stage blijkt daarbij vaak een springplank te zijn voor een eerste job. Het werkveld benadrukte in de gesprekken dat de afgestudeerden in een zeer breed veld van de hedendaagse dans terecht kunnen en zijn positief over hun kwaliteit. De commissie vindt de kwaliteit van de dansers voldoende. De afgestudeerden kunnen op een voldoende wijze instromen in het professionele dansveld. De commissie meent dat de kwaliteit verhoogd kan worden door onder meer haar aanbevelingen uit te werken. De commissie constateert tevredenheid bij werkveld en alumni over het behaalde niveau. Iets meer dan de helft van de afgestudeerden vond de voorbije twee jaar werk als uitvoerend danskunstenaar. Ongeveer de helft van de studenten en ook de alumni gaven in de gesprekken met de commissie aan dat zij het noodzakelijk vinden om leraar te worden, eventueel naast een danscarrière. Lesgeven lijkt een back-upoptie te zijn. Toch wil de opleiding benadrukken dat lesgeven voor de studenten geen negatieve keuze mag zijn. Overigens blijken heel wat studenten/afgestudeerden zonder diploma van de lerarenopleiding toch gevraagd te worden om les te geven. Naast het werk als danser en de mogelijkheid om de lerarenopleiding te volgen, zijn er volgens de opleiding een aantal verbredings- en verdiepingsmogelijkheden voor de afgestudeerden. De commissie stimuleert de opleiding om hier verdere aandacht aan te besteden. De resultaten van internationale uitwisseling kunnen volgens de commissie verhoogd worden. Het aantal Erasmusstudenten dat door de opleiding uitgestuurd wordt, ligt immers eerder aan de lage kant (gemiddeld minder dan 1 student per academiejaar in de laatste drie academiejaren). De instroom van buitenlandse Erasmusstudenten ligt iets hoger. Als reden voor de lage participatiegraad meent de opleiding dat de studenten ervoor terugdeinzen om voor een bepaalde tijd uit het systeem te vallen en zo de weg naar het werkveld te missen. Bovendien gaat de hogeschool zeer rigide om met de regels rond Erasmusuitwisselingen, wat maakt dat het administratief soms onmogelijk is om studenten aan een uitwisseling te laten deelnemen. De studenten doen
Opleidingsrapport Dans | 47
volgens de opleiding wel internationale ervaring op, niet alleen door de samenwerking met internationale gastdocenten, maar ook omdat ze hun dansstage in het buitenland volgen. Het aanbod aan internationale contacten kan volgens de opleiding door de verhuis naar de Internationale Kunstencampus deSingel verder vergroten. Ook de docentenmobiliteit ligt aan de lage kant. Gezien de kleinschaligheid van de school, en de hoeveelheid van korte arbeidscontracten zijn de docenten weinig internationaal mobiel. De opleiding trekt daarentegen wel veel buitenlandse docenten aan met een gastdocentschap.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert aandacht te besteden aan de verdere studiemogelijkheden voor de studenten en daarvoor eventueel zelf een aanbod te doen. De commissie adviseert de opleiding om sterkere stimulansen te geven voor internationale uitwisseling. Hiertoe moeten voldoende uitdagende mogelijkheden geschapen worden.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. Niet alle studenten blijken na selectie op basis van „het vermoeden van talent‟ dit vermoeden te kunnen bevestigen. Dit is de voornaamste reden waarom nogal wat studenten ondanks een toelatingsproef uitvallen na het eerste jaar. Ook na het tweede jaar blijkt er nog wat uitval te bestaan. In trajectschijf 2 worden de examens immers in toenemende mate gericht op de individuele ontwikkeling van de student en kan het zijn dat het talent niet bevestigd wordt. Ook financiële en fysieke problemen en nieuwe interesses kunnen een oorzaak zijn voor de e e uitval van studenten. Gedurende de opleiding bestaat er wel ook een zijinstroom in de 2 en 3 trajectschijf waardoor de studentenaantallen ongeveer gelijk blijven. De slaagpercentages bij de eerstejaarsstudenten varieerden de afgelopen vijf academiejaren van 40 tot 75% met een gemiddelde van zo‟n 60%. Er blijken geen opvallende verschillen te bestaan tussen niet-generatiestudenten en generatiestudenten. In de volgende trajectschijven groeit het slaagpercentage, met in het tweede jaar een gemiddelde van zo‟n 80% en in het derde jaar 100%. Alle studenten die de afgelopen vijf jaar aan het derde jaar begonnen, haalden ook het diploma. Slechts één van de studenten deed er langer dan een jaar over. Normaliter heeft een student 36 maanden nodig voor zijn dansstudie. Gezien de kleinschaligheid van de opleiding en de trend dat studenten steeds vaker verschillende opleidingen combineren en dus reeds gewonnen credits meebrengen, wordt de studieduur variabel. De gemiddelde studieduur lag de voorbije jaren, op één
48 | Opleidingsrapport Dans
uitzonderingsjaar na, onder de 36 maanden. In het academiejaar 2005-2006 bedroeg de gemiddelde studieduur 34,7 maanden. In 2006-2007 was dit 34,1. De commissie constateert geen problemen qua slaagpercentages en studieduur. Ze merkt wel op dat de opleiding geen gebruik maakt van streefcijfers en adviseert om deze toch te formuleren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om streefcijfers te gebruiken.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Dans | 49
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER gaf volgens de commissie, samen met de bijlagen, een duidelijk beeld van de opleiding.
Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
Uit de reactie van de opleiding op het ontwerp van opleidingsrapport is gebleken dat de opleiding volgende verbetermaatregelen heeft uitgevoerd of opgestart: -
-
-
-
-
-
De resultaten van de programma-evaluaties 2008-2009 werden door de opleiding in de reactie opgenomen. Per opleidingsonderdeel worden kerncompetenties aangeduid en/of herzien, voor delen van opleidingsonderdelen worden meer specifieke competenties geformuleerd, die niet overlappen met de bovengenoemde kerncompetenties. De beoogde competenties zijn ondertussen afgeleid van het Tuning Document, het domeinspecifiek referentiekader van de visitatiecommissie en de Dublin descriptoren. Vervolgens is de competentiematrix sinds de visitatie gefinaliseerd. De opleiding heeft in navolging van het advies van de commissie besloten om de uitwisselingen elders op te nemen in het programma en verwerkt ze in de nieuwe opleidingsprogramma‟s van het academiejaar 20102011. De gastprofessoren, die aansluitend, in blokken, les geven in een zelfde opleidingsonderdeel worden inmiddels voor aanvang van hun opdracht door de artistieke directie mondeling nadrukkelijker op de hoogte gebracht van de vooropgestelde (cluster) competenties. Bovendien heeft de opleiding dit verbetertraject ste nader ingevuld. Ze laat niet enkel aan de 1 jaarstudenten maar ook aan de studenten uit de andere trajectschijven, in moderne en hedendaagse dans, een vaste docent gedurende het hele academiejaar 2x per week lesgeven. Zo wordt een basis gegarandeerd met behoud van het artistiek-pedagogisch concept en continuïteit in de borging van de competenties. De samenstelling van de examenjury‟s is sedert de visitatie zo aangepast dat te grote overlapping met het vaste docententeam wordt vermeden. De jury, wordt voorafgaand aan het examen en de jurybespreking nog eens nadrukkelijker gewezen op de beoordelingscriteria. Er is sinds academiejaar 2008-2009 een duidelijk protocol betreffende de stage. Sinds de visitatie is het protocol volledig geïmplementeerd.
50 | Opleidingsrapport Dans
-
-
-
-
-
Sinds de visitatie is er naast de evaluatie van de docent ook een schriftelijke evaluatie, door de examenjury. Deze veranderingen in evaluatie worden, samen met de studiebegeleiding, in de studententevredenheidsgesprekken positief geëvalueerd. Bij het begin van het lopende academiejaar werd werk gemaakt van een personeelstevredenheidsbevraging, die na een test in de opleiding muziek als goed werd geëvalueerd. Opp basis van deze test dat het personeel van de opleiding dans binnenkort worden bevraagd. In het kader van het personeelsbeleid heeft het KCA beslist om voor aan de actualiteit gebonden opleidingsonderdelen – zoals productiepraktijk, hedendaagse & moderne dans, improvisatie & compositie en masterclasses – onderwijzend personeel op tijdelijke basis als gastprofessor in dienst te nemen. De opleiding heeft beslist om ook voor hedendaagse dans een permanent docent in het korps op te nemen. Het benoemingsbeleid van de Artesis Hogeschool Antwerpen wordt op dit moment herwerkt, wat ook tot herzieningen op departementaal vlak zal leiden. Het is de bedoeling dat medewerkers met een opdracht kleiner dan 50% ook benoembaar zullen worden. Dit zal voor de opleiding dans, waar velen met kleine opdrachten in dienst zijn, de mogelijkheid bieden om meer mensen met een vaste aanstelling aan de opleiding te verbinden. Sinds academiejaar 2009-2010 is de opleiding betrokken bij het ontwikkelen van een schakelprogramma voor instroom van haar afgestudeerden in de Master Theaterwetenschappen, aangeboden door de Universiteit Antwerpen (UA).
Opleidingsrapport Dans | 51
Overzichtstabel van de oordelen
1
score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma
voldoende voldoende voldoende voldoende
Facet 2.1: Facet 2.2:
Relatie doelstelling en inhoud Eisen professionele en academische gerichtheid
onvoldoende goed
Facet 2.3: Facet 2.4:
Samenhang Studieomvang
voldoende OK
Facet 2.5 Facet 2.6:
Studielast Afstemming vormgeving en inhoud
voldoende voldoende
Facet 2.7: Facet 2.8:
Beoordeling en toetsing Masterproef
onvoldoende niet van toepassing
Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Facet 3.2:
Kwaliteit personeel Eisen professionele gerichtheid
Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Facet 4.2:
Materiële voorzieningen Studiebegeleiding
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Facet 5.3:
Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2:
Onderwijsrendement
score onderwerp
goed voldoende voldoende goed voldoende voldoende voldoende goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: Artesis Artesis Hogeschool Antwerpen Professioneel gerichte bacheloropleiding Dans
1
Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.
52 | Opleidingsrapport Dans
bijlagen
Bijlagen | 53
54 | C.V. van de visitatieleden
bijlage 1
Curriculum
itae van de commissieleden
Bert De Cock heeft de masteropleding in de Muziek en de daarbij aansluitende Initiële lerarenopleding aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Departement Lemmensinstituut met succes afgerond. Thans is hij student in de Professioneel gerichte bacheloropleiding Onderwijs: kleuteronderwijs aan de Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen. Carla Nelissen studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit Brussel waar ze in 1984 haar doctoraat behaalde. Zij was tot 2000 aan de VUB werkzaam als onderwijskundige, meer bepaald als coördinator onderwijsprofessionalisering en kwaliteitszorg. Sinds 2000 is zij aan de XIOS Hogeschool Limburg verbonden en thans als diensthoofd onderwijs verantwoordelijk voor onderwijsontwikkeling, onderwijs- en studentenadministratie, internationalisering, docentenprofessionalisering, diversiteit en gelijke kansen en kwaliteitszorg. Zij zetelt in de redactie van het tijdschrift „Onderzoek van Onderwijs‟ en was eveneens o.m. redactielid van de „Hoger Onderwijs Reeks‟. Zij was als onderwijskundige reeds betrokken bij meerdere visitatiecommissies bij VLIR en VLHORA. Vera Sander genoot haar dansopleiding in Londen en Amsterdam. Zij is danseres en choreografe, thans verbonden aan de Hochschule für Musik und Tanz te Keulen als professor voor Hedendaagse Dans en hoofd van het leidster Zentrum für Zeitgenössischen Tanz, in welke functie ze ook in verschillende beslissingsorganen zetelt. Zij danste eerder bij Itzik Galli, Dansgroep Krisztina de Chatel, de Sächsischen Staatsoper Dresden (soliste) en het Tanz-Forum te Keulen (soliste). Zij was als commissielid betrokken bij de accreditatie van bacheloropleiding Dans van de Ernst Busch Hochschule/Ballettberufsschule in Berlijn. Jacques Van Meel is opgeleid als dansdocent/danser en is thans consultant met betrekking tot dans, kunst en onderwijs, onder meer bij instellingen van Hoger Kunstonderwijs in Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Hij is als adviseur werkzaam bij het landelijke Fonds Podiumkunsten in Den Haag en in het professionele dansveld in Kroatië en China. Voor Mundial Productions Tilburg is hij adviseur en projectontwikkelaar op het gebied van dans en professionalisering van choreografen uit Azië, Afrika en Latijns Amerika. Hij heeft zitting in de Artistieke Raad van Danshuis/Dansgezelschap Station Zuid. Daarnaast was hij artistiek directeur van het Festival voor studenten van dansacademies uit Europa, Afrika en Azië. Hij was van juni 1988 tot mei 2009 directeur van de Fontys Dansacademie (Fontys Hogescholen) in Tilburg. Hij was in die functie ook voorzitter van het Netwerk Dans van de HBO-raad in Nederland en van de ELIA Dance Section, lid van de Raad van Bestuur van ELIA en voor ELIA lid van het Validation Panel Dance and Theatre binnen het project Tuning Educational Structures in Europe (Life Long Learning Programme van de Europese Commissie). Momenteel is hij lid van EPAS (ELIA Performing Arts Section). Hij is voorzitter van de projectgroep dans in Nederland in het kader van de ontwikkeling van een Kennisbasis voor de docentenopleidingen dans. Leontien Wiering is opgeleid als danseres en thans directeur van de dansopleidingen van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Voorheen was zij reeds directeur van de Nederlandse Dansdagen, zakelijk leider en productieleider bij Korzo theater en Productiehuis voor Dans in Den Haag . Daarnaast was zij voorzitter van de Commissie Dans van het Nederlandse Fonds voor de Podiumkunsten en momenteel is zij bestuurslid van Kunsten ‟92, een bovensectorale belangenvereniging voor instellingen op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed.
C.V. van de visitatieleden | 55
56 | Onafhankelijkheidsverklaringe n van de visitatieleden
bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 57
58 | Erkenningscommissie
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 59
60 | Erkenningscommissie
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 61
62 | Erkenningscommissie
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 63
64 | Erkenningscommissie
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 65
66 | Erkenningscommissie
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 67
68 | Erkenningscommissie
bijlage 3
Erkenningscommissie
Erkenningscommissie | 69
70 | Bezoekschema
Bezoekschema | 71
72 | Bezoekschema
bijlage 4
Bezoekschema
Maandag 8 december 2008 12.30 – 16.00: 16.00 – 17.30: 17.30 – 18.30: 18.30 – 19.00: 19.00 – 20.00: 20.00
voorbereidende vergadering (inclusief werklunch), inzage werkdocumenten gesprek opleidingsverantwoordelijke(n), opstellers ZER en student betrokken bij het onderwijskundig overleg (bespreking referentiekader) de toonmoment studenten 3 Bachelor kennismaking algemeen directeur, departementshoofd en artistiek directeur informeel ontmoetingsmoment avondmaal voor de commissie
Dinsdag 9 december 2008 08.30 – 09.00: 09.00 – 09.45 10.00 – 10.45: 10.45 – 11.30: 11.30 – 12.15: 12.15 – 13.15: 13.30 – 14.45: 14.45 – 15.15 15.15 – 16.15: 16.15 – 17.15: 17.15 – 18.15: 18.15 – 19.15: 19.30:
intern overleg kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) ste de gesprek studenten 1 en 2 Bachelor de gesprek studenten 3 Bachelor rondleiding campus lunch onderwijzend personeel administratief/technisch personeel intern werkoverleg toonmoment afgestudeerden gesprek vertegenwoordigers werkveld gesprek afgestudeerden avondmaal voor de commissie
Woensdag 10 december 2008 08.30 – 09.00 09.00 – 09.45: 10.00 – 10.45: 11.00 – 12.00: 12.00 – 12.30: 12.30 – 13.30: 13.30 – 14.00: 14.00 – 17.00: 17.00:
verantwoordelijke internationalisering verantwoordelijke studieadvies, studiebegeleiding en ombudsen begeleiders stage- en eindwerken vrij spreekuur intern werkoverleg lunch gesprek opleidingsverantwoordelijke en departementshoofd voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
Bezoekschema | 73
74 | Afkortingenlijst
bijlage 5
Lijst van afkortingen en letterwoorden
Artesis
Artesis Hogeschool Antwerpen
ATP
Administratief en technisch personeel
Erasmus
uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van het Project Socrates van de Europese commissie
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
KSO
Kunstsecundair onderwijs
KZ
(integrale) kwaliteitszorg
PWO
Projectmatig wetenschappelijk onderzoek
SID-in
studie- informatiedagen
SOVOHA
Sociale Voorzieningen Artesis Hogeschool Antwerpen
UA
Universiteit Antwerpen
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VTE
Voltijdse eenheid
ZER
zelfevaluatierapport
Afkortingenlijst | 75