ONDERWIJSVISITATIE
Logistiek
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Logistiek aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
30 september 2010
De onderwijsvisitatie Logistiek
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be>evaluatieorgaan>visitatierapporten>huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2010/8696/17
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Logistiek in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de visitatieprocedure Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008 gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
4 |
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1
De onderwijsvisitatie Logistiek................................................................................................ 9
1.1 inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 de betrokken opleidingen .................................................................................................................. 9 1.3 de visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
samenstelling ......................................................................................................................... 9 taakomschrijving ................................................................................................................... 10 werkwijze .............................................................................................................................. 10 oordeelsvorming ................................................................................................................... 12
1.4 indeling van het rapport ................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 2
Het domeinspecifieke referentiekader Logistiek ................................................................... 13
2.1 inleiding ........................................................................................................................................... 13 2.2 domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13 2.3 besluit .............................................................................................................................................. 15 deel 2 ................................................................................................................................................................ 17 Hoofdstuk 1
Katholieke Hogeschool Kempen .......................................................................................... 19
bijlagen ............................................................................................................................................................. 63
| 5
6 |
deel 1
algemeen deel
| 7
8 | Onderwijsvisitatie Logistiek
Hoofdstuk 1 1.1
De onderwijsvisitatie Logistiek
inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Logisitiek, die zij zij op 5, 6 en 7 oktober 2009 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
de betrokken opleidingen
De opleiding Logistiek wordt door 1 hogeschool aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op:
-
5, 6 en 7 oktober 2009
1.3
1.3.1
Katholieke Hogeschool Kempen
de visitatiecommissie
samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 13 februari 2009.
Gezien het aantal betrokken hogescholen werden 1 commissie samengesteld.
De visitatiecommissie: Voorzitter en onderwijsdeskundige: Onderwijsdeskundige: Vakdeskundige: Vakdeskundige:
Marcel Ceulemans Peter Verleg Willy Van Erck Kurt Vanbrabant
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
Onderwijsvisitatie Logistiek | 9
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Logistiek waren dit: Projectbegeleider:
Sofie Landuyt
Secretaris: Katholieke Hogeschool Kempen
1.3.2
Wim De Cleyn
taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
1.3.3
werkwijze
De visitatie van de opleiding Logistiek aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 3 april 2009 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
10 | Onderwijsvisitatie Logistiek
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie op 31 mei 2010. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken.
Onderwijsvisitatie Logistiek | 11
1.3.4
oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleiding heeft beoordeeld. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding. Het rapport bevat de aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van de hogeschool.
12 | Onderwijsvisitatie Logistiek
Hoofdstuk 2 2.1
Het domeinspecifieke referentiekader Logistiek
inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure1 aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
domeinspecifieke competenties
Gehanteerde input
-
referentiekader van de opleiding:
Katholieke Hogeschool Kempen -
brondocumenten onderschreven door het werkveld:
Opleidingsprofiel bedrijfsbeheer opties: accountancy-fiscaliteit, financie- & verzekeringswezen, marketing; milieuadministratie, rechtspraktijk, expeditie, transport & logistiek, VLOR (studie 92 – jan 1998) Opleidingsprofiel logistiek en economie, HBO-raad (mei 2000) Opleidingsprofiel Logisitek en technische vervoerskunde, HBO-raad (mei 2000) Beroepsprofiel bedrijfsbeheer; opties boekhouder-fiscalist, technisch-commercieel medewerker, maraketeer, milieu-administratie, rechtspracticus, verantwoordelijke transport en logistiek transport, VLOR (studie 80 – jan 1199) Beroepsprofiel logistieke technologie, VLOR (studie 82 – jan 1998 Beroepsopleidingsprofiel logistiek manager, VLOR (studie 136 – okt 1999) Beroepsopleidingsprofiel logistiek assistent(e) in de algemene en universitaire ziekenhuizen, VLOR (studie 117 – jan 1999) Beroepsprofiel Magazijnier goederenvervoer, Serv (sep 1999). Beroepsprofiel Beroepencluster goederenbehandeling, Serv (dec 1998). Beroepsprofiel Magazijnier goederenvervoer, Serv (sep 1999). Beroepsprofiel Beroepencluster goederenbehandeling, Serv (dec 1998)
1
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
Domeinspecifiek referentiekader | 13
Domeinspecifieke competenties Competenties waarover elke bachelor in de Logistiek moet beschikken, onafhankelijk van de rol die hij/zij inneemt. De bachelor in de Logistiek is: -
in staat om klantgericht te denken en te handelen; assertief, doortastend; pro-actief, vooruitdenkend en houdt rekening met mogelijke gebeurtenissen in de toekomst; in staat te presteren in een stressvolle situatie; in staat zich aan te passen aan veranderende situaties en omgevingen; in staat zijn werk met de nodige nauwkeurigheid en stiptheid uit te voeren; in staat een taak op een verantwoorde wijze uitvoeren of laten uitvoeren; zich bewust van de impact van zijn handelen, keuzes en beslissingen op het milieu, de kwaliteit en de veiligheid en houdt rekening met de van kracht zijnde reglementering; in staat te werken met o.a. tekstverwerking, rekenbladen, databases, internet, e-mail, …; in staat te werken met logistieke bedrijfssoftware; in staat taken te plannen en te organiseren; in staat mondeling en schriftelijk te communiceren in andere taal met o.a. leveranciers, klanten, logistieke partners.
Customer service: De bachelor in Logistiek, in zijn rol van customer services, is in staat logistieke processen op de markt af te stemmen, een klantgerichte werkwijze te ontwikkelen en administratief organisatorisch uit te voeren. Logistiek advies: De bachelor in Logistiek, in zijn rol van logistiek adviseur, is in staat logistieke adviezen te geven voor interne bedrijfsonderdelen en externe bedrijven, voornamelijk op het terrein van de organisatie van bedrijfskundige processen, financieeleconomische beslissingen en fysieke systemen voor productie, opslag, transport en handling. Inkoop: De bachelor in Logistiek, in zijn rol van inkoper, is in staat het inkoopproces te ontwikkelen en inkoop te relateren aan de totale logistieke beheersing. Voorraad: De bachelor in de Logistiek, in zijn rol van voorraadbeheer, is in staat de voorraad integraal te besturen, beheren, administreren, te optimaliseren en is in staat voorraadbesturingssystemen te ontwikkelen. Magazijn: De bachelor in Logistiek, in zijn functie in het magazijn, is in staat leiding te geven aan magazijnoperaties, een magazijn te beheren en een magazijnontwerp (lay-out, installaties, hulpmiddelen, werkwijzen en informatiesystemen) te maken en te implementeren. Transport: De bachelor in Logistiek, in zijn functie in het transport, is in staat leiding te geven aan transportactiviteiten, transportactiviteiten te plannen, contacten te onderhouden met logistieke dienstverleners en de keuze voor een modaliteit te onderbouwen. Hierbij is een gedegen kennis van de mogelijkheden en beperkingen van de verschillende transportmodi vereist. Logistieke ICT: De bachelor in de Logistiek, in zijn rol van logistiek ICTer, is in staat adviezen en ondersteuning te geven t.a.v. selectie, implementatie en beheer van logistieke automatisering en informatisering. Materials handling: De bachelor in de logistiek is in staat leiding te geven aan het interne transportproces, kan hulpmiddelen beheren en de functionele eisen ervan aangeven.
14 | Domeinspecifiek referentiekader
Waardetoegevoegde activiteit: De bachelor in Logistiek is in staat processen van waardetoevoegende activiteiten te relateren aan de besturing van de keten, planningen te maken in uiteenlopende bedrijfstypen en de processen van de waardetoevoegende activiteiten te besturen.
2.3
besluit
Bijkomend aan de domeinspecifieke competenties die in dit document zijn opgenomen, vraagt de commissie de opleiding aandacht te hebben voor de trends in de ontwikkeling van het beroep en de uitoefening ervan. Een eerste trend betreft de toenemende behoefte aan flexibiliteit als gevolg van de steeds wijzigende behoeftes en verlangens van de consument op het vlak van kost en ook op het vlak van dienstverlening. Hierdoor wordt logistiek meer en meer een commerciële dienst. Ten tweede staat kostenbeheersing voorop. De commissie merkt hierbij op dat logistiek nagaat welke diensten of processen er kunnen geoutsourced worden binnen een takenpakket. Dit maakt een betere beheersing van processen nog belangrijker. Een ander belangrijk aandachtspunt betreft de toename van wet en regelgeving. Deze worden sterk beïnvloed door de perceptie die een buitenstaander heeft over logistiek (bijvoorbeeld congestie wegen en ongevallen). Deze trend vraagt dat men zich voortdurend aanpast en op relatief korte termijnen er een terugverdieneffect van investeringen wordt gerealiseerd. Hierbij aansluitend is het opvolgen van Europese en internationale wetgeving belangrijk. Maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid worden steeds belangrijker. Men spreekt van 2 sustainable supply chains. Verpakkingen, gewicht en CO worden belangrijke factoren in het logistieke beslissingsproces. Als laatste punt geeft de commissie mee dat logistiek meer en meer en virtueel karakter krijgt. Op het vlak van competenties wil dit zeggen dat er aandacht dient gegeven te worden aan: -
organisatiesensitiviteit: weten wat de organisatie vandaag en vooral morgen behoeft om zijn posities te behouden of versterken; zeer goede kennis van financiële drivers; multiculturaliteit (op het vlak van tewerkstelling) omwille van de verdere globalisering van het logistiek gebeuren; kunnen samenwerken met de andere afdelingen in het bedrijf; resultaatsgerichtheid; synthetisch denken, oordeelsvorming; verantwoordelijkheidzin (empatisch vermogen in de dienstverlening); het conceptueel denkvermogen.
Domeinspecifiek referentiekader | 15
16 | Opleidingsrapport
deel 2
opleidingsrapport
Opleidingsrapport| 17
18 | Opleidingsrapport
Hoofdstuk 1
Katholieke Hogeschool Kempen
Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Logistiek in de Katholieke Hogeschool Kempen In 1995 is de Katholieke Hogeschool Kempen opgericht met 4 vestigingen in Geel, Lier, Vorselaar en Turnhout. In 2003 is de Bachelor-Masterstructuur ingevoerd en de professionele bachelor in de logistiek gestart als omvorming van het graduaat logistieke technologie. De opleiding logistiek telt sinds 2003 een 50-tal studenten. De Katholieke Hogeschool Kempen gaat de uitdaging aan om haar logistieke opleidingen te hervormen ten dienste van de snel evoluerende sector. Momenteel zijn er twee logistieke opleidingen in de hogeschool. Enerzijds is “logistiek management” een afstudeerrichting van de driejarige professionele bachelor in het bedrijfsmanagement, anderzijds is de opleiding professionele bachelor in de logistiek een volwaardige driejarige opleiding in de logistiek. De opleiding professionele bachelor in de logistiek is gericht op de ruime logistieke dienstverlening: innovatie van de logistieke processen, concepten en infrastructuur en dit om de expertise te verwerven teneinde tegemoet komen aan de behoeften van de Europese distributie- en logistieke centra. De opleiding professionele bachelor in het bedrijfsmanagement beoogt het vormen van een breed inzetbare bedrijfseconomisch gevormde student, de studenten logistiek management worden opgeleid binnen de context van mobiliteit, distributie en transport, internationale handel en wetgeving. Wat het maatschappelijk belang van de opleiding betreft, bleek uit een studie van Cushman & Wakefield in opdracht van het Vlaams Instituut voor de Logistiek dat Vlaanderen en vooral de provincies Limburg en Antwerpen absolute toplocaties zijn voor logistiek en distributie in Europa. Teneinde de vooraanstaande positie van Vlaanderen te bestendigen en te verbeteren dient Vlaanderen actief te werken aan de verdere uitbouw van haar logistieke opleidingen om het competitief voordeel in de toekomst niet te verliezen. Met dit doel voor ogen werd Flanders Logistics opgericht dat de voorsprong verder zal uitbouwen, met aandacht voor duurzame ontwikkeling. Hiervoor werden zeven pilootprojecten opgestart. In het pilootproject “Onderwijs en arbeidsmarkt activeren” wil de Vlaamse Regering de logistieke opleidingen op de agenda plaatsen en aantrekkelijk maken. De Katholieke Hogeschool Kempen is een multisectorale instelling die lid is van de Associatie K.U.Leuven. Ze biedt opleidingen aan in zes studiegebieden: biotechniek, gezondheidszorg, handelswetenschappen en bedrijfskunde, industriële wetenschappen en technologie, onderwijs en sociaal agogisch werk. Er zijn ruim 6100 studenten ingeschreven en er werken ruim 600 voltijdse personeelsleden. De hogeschool heeft vier vestigingen en elf departementen. Bachelor in de logistiek behoort tot het departement Technische wetenschappen. Tot het departement Technische wetenschappen behoren vijf opleidingen: -
professionele bachelor in de logistiek, professionele bachelor in de elektromechanica, professionele bachelor in de elektrotechniek, professionele bachelor in de elektronica-ICT met afstudeerrichtingen elektronica en ICT, professionele bachelor in de bouw.
De Katholieke Hogeschool Kempen heeft gekozen voor het EFQM-model als managementmodel. Er zijn raden, comités en clusters ingesteld die de indeling van de ’voorwaarden’ uit het EFQM-model volgen met de velden leiderschap, beleid en strategie, medewerkers, partners en middelen, en processen.
Opleidingsrapport| 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De bachelor in de logistiek is een professioneel gerichte bacheloropleiding die de hogeschool onderbrengt in het studiegebied industriële wetenschappen en technologie. De commissie is van oordeel dat de visie van de hogeschool en de opleiding duidelijk is. De opleidingsdoelstellingen zijn degelijk geformuleerd. Zij zijn gericht op het beheersen van algemene competenties, algemeen beroepsgerichte competenties en beroepsspecifieke competenties. Het niveau van de opleiding heeft hierbij de in Europa gangbare niveaubepaling voor een bacheloropleiding in rekening gebracht zoals omschreven in de Dublin Descriptoren (brede multidisciplinaire basis, probleemgericht werken, methodisch en reflectief denken en handelen, sociaalcommunicatieve bekwaamheid en professionalisering). De commissie vindt dat de opleiding een ambitieniveau nastreeft waarbij de pas afgestudeerde en beginnende beroepsbeoefenaar bachelor in de logistiek in de eerste plaats functies zal kunnen opnemen op operationeel management niveau. De commissie stelde vast dat door de brede vorming de afgestudeerde op middellange termijn (3-5 jaar) de functie logistiek manager zal kunnen innemen. Ook een (interne) logistieke consultancyrol kan vlot tot de mogelijkheden behoren. Dit ambitieniveau stemt overeen met het niveau dat in Nederland door het Landelijk Platform Logistiek werd vastgelegd voor de bacheloropleidingen Logistiek & Economie en Logistiek & Technische Vervoerskunde. De Katholieke Hogeschool Kempen stemde de algemene en de algemeen beroepsgerichte competenties voor de opleiding af met de Associatie van de Katholieke Universiteit Leuven. Docenten logistiek van de Katholieke Hogeschool Kempen hebben de beroepsspecifieke competenties opgesteld. De commissie vindt dat de doelstellingen met betrekking tot de te verwerven competenties duidelijk zijn De commissie stelde vast dat de opleiding haar doelstellingen heeft afgetoetst aan het structuurdecreet en dat de algemene competenties en de algemene beroepsgerichte competenties overeenstemmen met het structuurdecreet.
20 | Opleidingsrapport
Met betrekking tot de beroepsspecifieke competenties stelde de commissie vast dat de opleiding ambieert dat de bachelor in de logistiek volwaardig en zelfstandig kan functioneren op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in de domeinen inkoop, productie, voorraad en magazijn en distributie. Hierbij werden de volgende rollen gedefinieerd waarin een afgestudeerde kan terecht komen: logistiek medewerker, customer service, logistiek advies, inkoop, voorraadbeheer, magazijn, transport, waardetoevoegende activiteit, logistieke ICT, materials handling. De commissie stelde vast dat de opleiding zich voor het opstellen en up-to-date houden van de beroepsspecifieke competenties heeft gebaseerd op een grondig onderzoek van diverse bronnen en het betrekken van het werkveld zoals beschreven in 1.2’. De commissie adviseert wel een intensivering en verbreding van de internationale oriëntatie op beroepsgerichte competenties. De commissie vindt tevens de doelstellingen van de maatschappelijke dienstverlening door innovatief en wetenschappelijk onderzoek versterkt kunnen worden. De opleiding is gericht op de innovatie van de logistieke processen, concepten en infrastructuur. Ze zal zich richten op de ruime logistieke dienstverlening. Door dit kwalitatieve en brede aanbod kan de hogeschool expertise aanreiken en tegemoet komen aan de behoeften van de Europese distributiecentra en de Europese logistieke centra. De commissie vindt dat de opleiding een duidelijk en realistisch beeld heeft van de marktvereisten voor de afgestudeerde. Toch wil de commissie de noodzaak van de samenwerking met het werkveld benadrukken. Door een deelname van het docentenkorps in het bedrijfsleven, inspraak van het werkveld en de participatie van gastdocenten kan ingespeeld worden op de continue veranderingen in het logistieke werkveld. De commissie wenst het ontwikkelen van een beleid met de participatie van docenten in de bedrijfstak verder aan te moedigen. Het beleid voor competentiegericht onderwijs is in 2006-2008 geconcretiseerd in een opleidingsconcept. In dit concept streeft men naar het begeleiden van de student naar zelfsturing, naar verticale groeilijnen in pijlers evenals naar een horizontale samenhang in een programmajaar, en tenslotte naar een doorgedreven integratie van beroepscontexten in de opleiding. Om dit te realiseren en de vorming af te stemmen op de verschillende leerstijlen van de studenten besteedt de opleiding aandacht aan het gebruik van vakoverschrijdende projecten waarin teamwork en projectwerk centraal staan. Ze besteedt tevens aandacht aan een evenwicht tussen theorie en praktijk, het gebruik van permanente evaluatie, een duidelijke groeilijn naar zelfsturing, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en beroepspraktijk. De commissie waardeert de rode draad doorheen de opleiding via een demobedrijf K&S NV die voor de onderwijsactiviteiten dient als kapstok voor de verschillende voorbeelden, oefeningen en opdrachten. Wat betreft de organisatorische structuur begreep de commissie dat de opleidingscoördinator en zijn opleidingswerkgroep de opleidingsdoelstellingen opstellen die de directie goedkeurt. De onderwijsraad en het beleidsteam ondersteunen de groei naar competentiegericht onderwijs. In het departement ondersteunt de onderwijswerkgroep het beleid en het opleidingsteam. De commissie vraagt aandacht te hebben voor de mogelijkheden die de associatie biedt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wenst een intensivering en verbreding van de internationale oriëntatie op beroepsgerichte competenties. De commissie wenst het ontwikkelen van een beleid met de participatie van docenten in de bedrijfstak verder aan te moedigen. De commissie vindt de doelstellingen van de maatschappelijke dienstverlening door innovatief en wetenschappelijk onderzoek versterkt kan worden. De commissie vraagt aandacht te hebben voor de mogelijkheden die de associatie biedt.
Opleidingsrapport| 21
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De Katholieke Hogeschool Kempen heeft voor de opleiding professionele bachelor in de logistiek de kerncompetenties gebaseerd op een analyse van behoeften en maatschappelijke elementen. Ze werden getoetst aan het werkveld en aan opleidingen in het binnen- en buitenland. De commissie stelde vast dat de opleidingsverantwoordelijken en studenten de te verwerven kerncompetenties kennen, er het nut van inzien en er zich in terug kunnen vinden. Elke competentie heeft een of meerdere eigenaars om ze te realiseren. Om de competenties te meten en te concretiseren zijn gedragsindicatoren opgesteld. De commissie is echter van oordeel dat de opleiding meer gestructureerd aandacht zou kunnen besteden aan een voortdurende aanpassing van deze competenties aan de snelle evolutie in de logistiek. Hierbij kunnen transport- en andere specifiek logistieke ondernemers (anders dan logistiek verantwoordelijken in productiebedrijven) meer betrokken worden. De opleiding vergelijkt zich met andere Vlaamse hogescholen waarvan de meeste vooral de nadruk leggen op transportmanagement en internationale handel, met een ruim talenpakket. Andere besteden naast transport en internationale handel ook aandacht aan productie en magazijnbeheer. Van deze twee groepen sluit, volgens de opleiding, vooral de opleiding aan de Provinciale Hogeschool Limburg het dichtst aan bij de opleiding logistiek van K.H.Kempen. Verder heeft de opleiding zich geïnspireerd op opleidingen binnen het ‘Hoger Economisch Onderwijs’ in Nederland en Finland. Op Europees niveau verschaft de ‘European Logistics Association (ELA)’ een set van standaarden in supply chain / logistiek management. Daarvan zijn de hoofdlijnen vergelijkbaar met het model van het Landelijk Platform Logistiek (LPL) in Nederland, waaraan de opleiding bachelor in logistiek zich toetst. Het European Forum of Logistics Education (EFLE) brengt jaarlijks de logistieke opleidingen samen in een forum voor het delen van kennis en ervaringen over logistiek en onderwijsmethodiek. De Katholieke Hogeschool Kempen neemt hieraan deel sinds de opstart en de opleiding sinds 2007. De eerste resultaten zijn de vergelijking en uitwisseling van de competenties met de Ecole Internationale des transport et logistique, Paris, en een stageplaats in het lab logistiek van de Jyväskylä University of Applied Sciences, School of Engineering and Technology, Jyväskylä Finland. De commissie waardeert de grote inzet van de docenten om de beroepsspecifieke competenties in kaart te brengen. Met het werkveld werden ook regelmatig reflecties naar onderwijsmethoden en curriculumsamenstelling gemaakt. Het werken rond competenties heeft bijgedragen tot een coherent geheel en tot beter gedragen doelstellingen. Om de domeinspecifieke competenties op te stellen heeft de groep een grondig onderzoek verricht op basis van de volgende bronnen: -
Opleidingsprofiel logistieke technologie, Katholieke Hogeschool Kempen; Addendum bij het opleidingsprofiel en beroepsprofiel logistieke technologie, Katholieke Hogeschool Kempen;
22 | Opleidingsrapport
-
-
Competentieprofiel opleidingen bachelor in bedrijfsmanagement, afstudeerrichting logistiek management, diverse hogescholen; Tableau compétences et objectifs formation, Ecole Internationale des transport et logistique, Paris ; Beroepsprofielen logistiek, SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen): Magazijnier goederenvervoer, Expeditie, Productiemanager, Onderzoek naar kwalificatiebehoeften voor de beroepencluster goederenbehandeling; Opleidingsprofiel logistiek en economie en die van logistiek & technische vervoerskunde, HBO-raad; Beroepsstructuur Groothandel, Cevora; Transversale bediendeberoepen (logistiek verantwoordelijke), Cevora; Werkveldbevraging; Eindwerkbeoordeling bedrijfspromotor; Vacatures door bedrijven verzonden naar de opleiding (plaatsingsdienst), en verschenen in kranten en op informatiekanalen van jobaanbieders; De tweejaarlijks alternerende enquêtes bij afgestudeerden en werkveld; Studies van streekontwikkeling.
Het werkveld is via diverse wegen betrokken bij het opstellen van opleidingsdoelen. Vertegenwoordigers van het werkveld hebben samen met de docenten en de directie de competenties en gedragsindicatoren besproken en het belang gewogen. De score (door het werkveld) heeft de keuze van de competenties en gedragsindicatoren van de opleiding logistiek bevestigd en het belang van deze competenties en gedragsindicatoren bijgesteld. De opleidingswerkgroep logistiek heeft de resultaten van het werkveldoverleg besproken met het opleidingsteam. De resultaten zullen dienen voor het opstellen van de competentiematrix, de actualisering van het opleidingsprogramma en de verdere groei naar competentiegericht onderwijs. De commissie is van oordeel dat de doelstellingen van de opleiding overeenstemmen met het domeinspecifiek referentiekader van de visitatiecommissie. De opleiding heeft verschillende belangrijke elementen verwerkt bij het opstellen van de vereiste competenties. De commissie heeft op basis van het zelfevaluatierapport en de gesprekken vastgesteld dat de docenten, het werkveld en de studenten geïnformeerd worden over de doelstellingen. De docenten verkrijgen informatie op studiedagen georganiseerd door het departement en door de onderwijsraad, via het kwaliteitshandboek of e-mail, vanuit het opleidingsteam. Zij nemen deel aan studiedagen en opleidingsvergaderingen. Het werkveld verkrijgt informatie door terugkoppeling van enquêtes en van overleg met de reflectiegroep werkveld, via informatie meegegeven bij stageplaatsen en logistiek consulting. Het werkveld neemt deel aan tweejaarlijks alternerende enquêtes van het werkveld en bij afgestudeerden. Het werkveld is ook betrokken via een reflectiegroep, via de Departementale Raad waar het hele competentiegebeuren werd besproken, alsook door de evaluatie van stagiairs en opleiding door de stagepromotor. Er is een samenwerking van de beleidsverantwoordelijken in de Katholieke Hogeschool Kempen met maatschappelijke actoren in ontwikkeling van de logistiek in de regio (studie streekontwikkeling ‘Samen de toekomst van de Kempen creëren’, streekpact RESOC en Kempens Manifest) en de ontwikkeling van logistiek op Vlaams niveau (Vlaanderen in Actie, Flanders Logistics). De studenten worden geïnformeerd via de opleidingsbrochure, ECTS-fiches, informatie op het leerplatform Toledo, K.H.Kempenwebsite en posters in het lab logistiek waar de doelstellingen en competenties studentgericht verwoord zijn. Zij worden betrokken via de enquêtes over het onderwijs, de Departementale Raad, het zelfevaluatierapport tijdens de projectweken en de onderwijsactiviteit logistiek consulting en via informele evaluatiegesprekken tussen studenten en docenten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie is van oordeel dat er een mogelijkheid is meer gestructureerd aandacht te besteden aan een voortdurende aanpassingn van deze competenties aan de snelle evolutie in de logistiek. Value added logistics, reversed logistics en andere specifiek logistieke ondernemers (anders dan logistiek verantwoordelijken in productiebedrijven) kunnen hierbij meer betrokken worden.
Opleidingsrapport| 23
De commissie beveelt aan om waar mogelijk het werkveld meer in te schakelen in de actualisering van de domeinspecifieke eisen van de onderwijsactiviteiten. De commissie wenst dat de opleiding kort op de continue veranderingen inspeelt door onder meer het verder uitbouwen van inspraak. De commissie vraagt aandacht voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid in het bepalen van de domeinspecifieke eisen van de logistieke concepten
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
24 | Opleidingsrapport
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie vindt dat de doelstellingen vertaald zijn in een coherent opleidingsprogramma dat voldoet aan de visie van de hogeschool op de opleidingen logistiek. Het opleidingsprogramma bereidt de studenten goed voor op een brede waaier van functies in een breed werkveld. De concrete inhoud, het niveau en competenties die aan bod komen in elk opleidingsonderdeel en elke onderwijsactiviteit zijn vastgelegd in de ECTS-fiches. Hun inhoud is ook in gecomprimeerde vorm per pijler weergegeven in de opleidingsbrochure. De opleiding is gebouwd op pijlers die het brede logistieke domein bestrijken en aandacht hebben voor persoonsvorming en professioneel en maatschappelijk functioneren. De competenties en de gedragsindicatoren zijn adequaat vertaald in een opleidingsprogramma dat gestoeld is op zeven pijlers: planning, transport en mobiliteit, logistieke infrastructuur, informatiesystemen, juridische aspecten, management en economie, communicatie en zelfmanagement. Een belangrijk deel van de aandacht gaat naar de pijlers logistieke infrastructuur en planning en minder naar transport en mobiliteit en juridische aspecten. Per pijler worden volgende onderwerpen behandeld: -
-
Planning: wiskunde, introductie logistiek, voorraadbeheer en vraagvoorspelling, data-analyse & productieplanning, projectmanagement en arbeidsmeting, Transport en mobiliteit: multimodaal transport, distributie- en transportmanagement en expeditie Logistieke infrastructuur: intern transport en veiligheidsmanagement, lay-out ontwerp & analyse, gevaarlijke goederen, magazijnbeheer, automatisering, verpakking, automatisch transport, onderhoudsmanagement en HACCP, Informatiesystemen: goederenidentificatie (auto-ID), database, e-business, ERP/WMS en simulatie, Juridische aspecten: milieureglementering en recht, Management en economie: economie, logistiek management, marketing, kwaliteit, financieel management en bedrijfsbeheer, Communicatie en zelfmanagement: communicatievaardigheden, informatievaardigheden, trajectbegeleiding, Engels, Duits, Frans, human resources management en religie, zingeving en levensbeschouwing..
Samen met de opleidingswerkgroep bewaakt de opleidingscoördinator het niveau, de inhoud, de coherentie, de actualisering van het programma en de afstemming op het werkveld. De docenten verzorgen de inhoudelijke actualisering van de opleidingsonderdelen. Zij voeren onderwijskundige vernieuwing door in de onderwijsactiviteiten en werken hiervoor samen in het opleidingsteam. De pijlerverantwoordelijke heeft daarbij een sturende taak.
Opleidingsrapport| 25
Om de verschillende competenties binnen de opleidingsonderdelen beter te kunnen bewaken, worden in het academiejaar 2008-2009 de relaties tussen de competenties en onderwijsactiviteiten vastgelegd in een competentiematrix. De commissie is van mening dat deze matrix nog voor verbetering en afwerking vatbaar is. Naar het oordeel van de commissie is de opleiding op weg om het verband tussen de competenties en opleidingsprogramma in een competentiematrix vast te leggen. De bouwstenen daartoe zijn aanwezig maar dit moet nog verder geconcretiseerd worden. De commissie stelde vast dat het opleidingsteam erg actief betrokken is bij evaluaties en verbeteringen van het opleidingsprogramma. Voor deze evaluatie steunt de opleiding op informatie die voortkomt uit de contacten met diverse stakeholders zoals studenten, afgestudeerden, werkveld, stagebegeleiders, platformen, streekontwikkeling, diverse logistieke organisaties (PICS - the Belgian Society for integrated logistics management, Vlaams Instituut voor de Logistiek, Logistiek Platform Limburg, Vlaams Instituut voor Mobiliteit, Flanders Logistics), het secundair onderwijs en de benchmarking met andere logistieke opleidingen in binnen- en buitenland. Daarnaast worden ook de overlegmomenten tijdens nationale en internationale studiedagen en forums (bijvoorbeeld het. European Forum of Logistics Education) aangegrepen als momenten voor evaluatie. Naar aanleiding van de geformuleerde visie op de opleidingen logistiek en de conceptnota heeft de opleiding er in 2008 voor gekozen om in elk opleidingsjaar een vakoverschrijdend project te plaatsen. De invoering gebeurt trapsgewijze, 2008-2009 één project in het eerste jaar, 2009-2010 twee projecten in het tweede jaar, 2010-2011 één project in het derde jaar. De commissie waardeert sterk de integratie van de beroepscontext in de opleiding. Daarvoor maakt de opleiding gebruik van pijleroverschrijdende projecten en projectweken in het tweede en derde jaar van de opleiding, waarbij de studenten in verschillende teams een aantal bedrijfsbezoeken organiseren. Studenten vervullen logistieke projecten die dwars over de pijlers van de opleiding liggen en die gradueel over de drie jaren complexer worden en meer zelfstandig werken vergen. In de onderwijsactiviteit ‘Logistiek consulting’, tweede jaar van de opleiding, pakken de studenten in team een reëel probleem bij een bedrijf projectmatig aan. De studenten van het derde jaar doen stage in een bedrijf waarbij ze zelfstandig een logistiek project uitvoeren dat leidt tot een eindwerk. Deze stage gaat door in het brede werkveld. Evaluatie en overleg gebeuren in alle richtingen tussen docenten, studenten, opdrachtgevers, zowel wat betreft het individu op zich als in de teamwerking. De commissie wenst de suggestie bij de opleiding neer te leggen om het intensief activeren en motiveren van studenten tot zelfstandig werken duidelijk mee te nemen in de concretisering van het programma. De verantwoordelijke internationalisering maakt deel uit van de departementale werkgroep internationalisering, onder leiding van de departementale verantwoordelijke internationalisering. Deze laatste onderhoudt de contacten met verschillende internationale partners, zoals de Fontys Hogeschool te Venlo, Jyväskylä University of Applied Sciences, School of Engineering and Technology, Jyväskylä Finland, European Forum of Logistics Education, Ecole Internationale de transport et logistique, Paris, ‘European Logistics Association , Landelijk Platform Logistiek in Nederland. Ze stelt jaarlijks aan de studenten de mogelijkheden voor een internationale uitwisseling (bijvoorbeeld de stage) voor. Ieder jaar gaan de studenten op beursbezoek (bijvoorbeeld PICS, VIK, VIL, Logistiek Forum Limburg en VIM) waar zij minstens één lezing volgen van een buitenlandse spreker in een vreemde taal. Tijdens de projectweken gaat er minimaal één dag door in een andere taal. Vanaf het academiejaar 2008-2009 wordt de internationale dimensie uitgebreid met internationalisering@home. Hierbij hebben de studenten een activiteit van circa twee halve dagen met een docent uit een internationale partnerinstelling. De opleiding heeft gekozen voor een opleiding zonder keuzetrajecten. Mede omwille van de schaalgrootte blijkt dit momenteel een moeilijk haalbare doelstelling. Toch blijkt uit de gesprekken die de commissie gevoerd heeft tijdens de visitatie dat verschillende betrokkenen de mogelijkheid zouden waarderen om kennis en vaardigheden op te doen met betrekking tot specifieke takken en noden van de logistiek. De commissie beveelt aan om te overwegen de studenten een keuzemogelijkheid te bieden om kennis en vaardigheden te verwerven in verband met specifieke niches en beroepsbekwaamheden in het vakgebied van de logistiek.
26 | Opleidingsrapport
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan om te overwegen studenten een keuzemogelijkheid te bieden om kennis en vaardigheden te verwerven in verband met specifieke niches en beroepsbekwaamheden in het vakgebied van de logistiek. De commissie vraagt werk te maken van een degelijke concretisering van de competentiematrix die de doelstellingen beter zal kaderen. De commissie is van oordeel dat de vertaling van de competenties naar de uitvoering van het onderwijs (inclusief de stage) nog verder kan geëxpliciteerd worden in de competentiematrix, vooral ook rond het beheersen en gebruiken van de Engelse taal, wat bijvoorbeeld zou kunnen in het uitschrijven van rapporten of verslagen in deze taal. De commissie wenst de suggestie bij de opleiding neer te leggen om het intensief activeren en motiveren van studenten tot zelfstandig werken duidelijk mee te nemen in de concretisering van het programma.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie vindt dat de aanpak voor professionele gerichtheid degelijk verankerd is. De studenten krijgen voldoende algemene bagage met beheersing van vaardigheden die tegemoet komt aan het werkveld waarin zij als afgestudeerden terechtkomen. De pijlers waarborgen een brede kennisontwikkeling met aandacht voor communicatieve en persoonsontwikkeling. Voor sommige specifieke noden stelt zij echter vast dat er mogelijkheid is tot verbetering zodat studenten zich kunnen bekwamen in specifieke terreinen. Het vakmanschap van de docent ontwikkelt zich indien de verbinding tussen theorie en werkveld verbetert door stages van docenten in het werkveld (professionaliseringbeleid). Omgekeerd geldt ook dat studenten de voordelen ervaren indien zij tijdens hun stages door professionele leermeesters gecoacht worden. Ook gastcolleges door mensen uit het werkveld kunnen sterk bijdragen tot de ontwikkeling van de professionele deskundigheid van de student. Onderwijsactiviteiten voor de overdracht van kennis en praktijkgerichte activiteiten voor het aanleren van vaardigheden en bredere competenties bestaan gedeeltelijk uit hoorcolleges. Deze kennis en vaardigheden worden toegepast in een beroepsgerichte situatie via onder andere oefeningen en cases. Dwars over deze pijlers lopen een aantal geïntegreerde projecten (projectweek, logistiek project, logistiek consulting, stage) waarbij een ruimer gamma aan competenties en vaardigheden aan bod komt dat de bachelor ondersteunt in het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren. Het aandeel en de complexiteit van deze opdrachten nemen toe in de loop van de jaren. In de groei naar het einde van de opleiding verwacht de opleiding van de studenten steeds meer zelfstandigheid en probleemoplossend vermogen. De stage in het derde jaar bereidt hen voor op de overgang naar het beroepsmatig functioneren.
Opleidingsrapport| 27
De opleiding heeft een goed uitgerust lab logistiek dat voorzien is van onder andere didactisch materiaal, logistieke apparatuur en software en vakliteratuur dat aansluit bij de werkveldsituatie. Nationale en/of internationale vakliteratuur wordt verwerkt in het cursusmateriaal. De mediatheek heeft een uitgebreid aanbod van vakliteratuur, databanken zoals Informatie & Logistiek en e-bronnen en is beschikbaar via elke computer. De vaste mediatheekcollectie wordt regelmatig aangevuld met recente werken en vakliteratuur. De opleiding is lid van, of heeft regelmatig contact met diverse logistieke organisaties en neemt ook deel aan internationale ervaringsuitwisseling tussen hogescholen met opleidingen logistiek. Docenten volgen regelmatig bijscholing of nemen deel aan studiedagen. Er is een degelijke interactie van de studenten met het werkveld. Het opleidingsteam brengt de beroepscontexten in de opleiding. De leerinhouden, cases en projectwerk sluiten aan bij de werkveldsituatie. De interactie met het werkveld is aanwezig in jaarlijkse beursbezoeken, het opzoeken van een peterbedrijf door de student om er de logistiek te bestuderen en die ervaring met andere studenten te delen, de bedrijfsbezoeken en gastsprekers, de logistiek consulting waarin studenten in team van 4 à 5 studenten projectmatig werken aan een reëel probleem van een bedrijf onder begeleiding van een docentcoach, en in de stage in het derde jaar waarbij ze een opdracht uitvoeren die leidt tot een eindwerk. De directie heeft een netwerk met de belangrijke actoren in de streekontwikkeling. Docenten hebben contacten met het werkveld via activiteiten als begeleiding logistieke consulting, stagebegeleiding, bedrijfsbezoeken, beursbezoeken, studiedagen, lidmaatschap van beroepsverenigingen, het overleg met het werkveld, literatuur (tijdschriften en internet). Wat betreft de maatschappelijke dienstverlening stelde de commissie vast dat de opleiding naar buiten uit opleidingen in de logistiek organiseert zoals het opleiden van leerkrachten secundair onderwijs, opleidingen ‘Logistiek medewerker’, in samenwerking met CEVORA, VDAB, Atel en Zelco, en het organiseren van een studiedag “Bedrijfskritische IT applicaties implementeren. Hoe pak je dat aan?”, in samenwerking met Delaware consulting, SAP, Microsoft en HP. Stage en eindwerk zijn geïntegreerd in één opleidingsonderdeel. Het opleidingsonderdeel Stage en eindwerk telt 20 studiepunten. Dit is 33% van het derde programmajaar of 11% van de totale studietijd van de opleiding. De werkgroep stage wordt voorgezeten door de opleidingscoördinator van de opleiding logistiek, welke het proces Stage en eindwerk beheert. Jaarlijks wordt er, in overleg met het beleidsteam, een actieplan opgesteld. In 20082009 zijn de evaluatiecriteria aangepast aan de competenties. De stagecoördinator contacteert bedrijven en organisaties voor de stageplaatsen en stageonderwerpen, wijst de stages toe aan de studenten en overlegt de toewijzing van stagebegeleiding met de docenten. Hij stelt het overzicht van de stageplaatsen en stagebegeleiders ter beschikking op Toledo. Voor de buitenlandse stages werkt hij samen met de departementale coördinator internationalisering. Ofwel voert de student de stage uit in één enkel bedrijf of instelling, in binnen- of buitenland, ofwel voert de student samen met andere studenten een SBP (Small Business project) uit. Een team in een SBP kan als proefonderneming zelfstandig logistieke consulting activiteiten ontplooien. Studenten kunnen stage lopen zowel binnen als buiten Europa. De verantwoordelijke voor internationalisering binnen het departement zorgt voor de administratieve ondersteuning en voor de mogelijke financiering. De studenten blijken echter weigerachtig te zijn om de internationale dimensie op te pikken en er actief mee aan de slag te gaan om verschillende redenen die de opleiding reeds in kaart heeft gebracht. Niettegenstaande het aanbod aan cursussen, cursusmateriaal en opdrachten in vreemde talen heeft de commissie vastgesteld dat hier nog veel te weinig gebruik van gemaakt wordt. De commissie vraagt aan de opleiding speciale aandacht om dit terrein te activeren. De commissie is van mening dat er een gezonde aanpak is rond opzet, communicatie, mogelijkheden en begeleiding voor de student om een stage te kiezen en uit te voeren ten einde aan de vooropgezette vereisten van professionele bekwaamheden te kunnen voldoen. Ook de studenten gaven tijdens de gesprekken over de organisatie en inhoud van stages en opdrachten een positieve mening te kennen. Toch vindt de commissie dat
28 | Opleidingsrapport
buitenlandse stages sterk zouden bijdragen tot de professionele vorming van de studenten en dat hier meer realisatiekracht in zou mogen gestoken worden. De commissie vond ook weinig informatie rond het onderzoekskarakter van stages en eindwerken of de maatschappelijke relevantie ervan en wil de opleiding aanmoedigen om deze elementen meer in het daglicht te brengen. Het eindwerk is gekoppeld aan de stage en is een uitgebreide rapportering van de uitgevoerde opdracht. Algemene bepalingen over stage en eindwerk zijn voor docenten beschikbaar in het kwaliteitshandboek. Studenten vinden de informatie op het leerplatform Toledo met een link naar de DoKS-website. Tijdens de stage wordt aan de student een reëel toegepast wetenschappelijk of logistiek probleem voorgelegd in het stagebedrijf. Deze opdracht moet hij uitwerken met behulp van de technische mogelijkheden van het stagebedrijf onder de leiding van een bedrijfspromotor en met begeleiding van een docent. Het resultaat van de stageopdracht vormt de basis voor het eindwerk. Tijdens de stage leert de student plannen. Hij verhoogt met een steeds groter wordende zelfstandigheid zijn beroepsvaardigheden en attitudes. De student krijgt regelmatig duidelijke feedback over zijn functioneren op de stageplaats. Dit laat bijsturing toe indien nodig. De student rapporteert tweewekelijks via e-mail zijn vorderingen aan de stagebegeleider die mogelijke problemen anticipeert of oplost. In de weken voorafgaand aan de eindwerkverdediging organiseert de stagebegeleider een proefverdediging. Medestudenten en de stagebegeleider functioneren als juryleden en beoordelen de inhoud en de vorm van de presentatie. Studenten kunnen ook kiezen voor een Small Business Project (SBP) als stage. Belangstellende studenten krijgen van de SBP-coördinator en een afgevaardigde van VLAJO informatie over de werking van SBP-projecten. De criteria zijn onder andere originaliteit, creativiteit, technische en economische haalbaarheid en een voldoende logistieke component. Studenten moeten hiervoor een businessplan uitwerken en concrete informatie opbouwen voor de werking van het project (VLAJO). De SBP-coördinator, docent bedrijfsbeheer en een afgevaardigde van VLAJO wonen een algemene vergadering bij, verzorgd door de studenten. De studenten zorgen voor de agenda van de vergadering, de uitnodiging van de verschillende leden van de vergadering, een stappenplan, een ruwe planning van het totale project, een detailplanning voor de twee volgende weken, een logboek van het project, het beschikbaar stellen van alle informatie op Toledo. Voor de begeleiding zorgt een externe bedrijfspromotor en een interne begeleider.
Aanbevelingen ter verbetering: Niettegenstaande buitenlandse stages mogelijk zijn, stelt de commissie vast dat studenten hier zeer schaars gebruik van maken. Vandaar dat zij van mening is dat de opleiding meer werk moet maken van het eigen maken door de studenten van de volwaardige competentie van vaardigheden omtrent de internationale dimensie die deze professionele richting inhoudt. Daarbij aansluitend, is de commissie van mening dat er meer aandacht moet gaan naar het succes en de uitwerking van internationale stages. De commissie wenst dat de opleiding het onderzoekskarakter van stages en eindwerken of de maatschappelijke relevantie ervan steviger aanpakt. De commissie is van mening dat er meer aandacht moet gaan naar intensievere talencursussen die uiterst belangrijk zijn voor het professioneel kunnen uitvoeren van beroepen in deze sector. De commissie is van mening dat internationale contacten met andere logistieke opleidingen beter kunnen onderhouden en verder uitgebreid worden. De commissie ziet graag een versterking van de concrete samenwerking met gelijkaardige professioneelgerichte buitenlandse opleidingen op curriculumniveau en uitwisseling van studenten en docenten.
Opleidingsrapport| 29
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat de opleiding de coherentie van het programma degelijk verzorgt via de invoering van pijlers (verticale dimensie) en programmajaren (horizontale dimensie). Er is een professionele aandacht voor de samenhang van het programma en voor het bepalen van de meest geschikte werkvormen en evaluatievormen. Het is de taak van het opleidingsteam om die coherentie en samenhang van de opleidingsprogramma’s te verzorgen. De opleidingswerkgroep staat in voor de curriculumontwikkeling, herziening en -innovatie. De pijlers zijn de leerlijnen, de verticale rode draad doorheen de opleiding die doorheen de opleidingstijd waakt over de opbouw en uiteindelijke beheersing van de competenties. Er zijn pijleroverschrijdende projecten die zorgen voor de integratie tussen de verschillende onderwijsactiviteiten. De commissie vindt dat het programma aansluit bij de voorkennis van de instroom die zeer divers is en dat de gefaseerde aanpak, met in het eerste jaar vier evaluaties en het laatste één evaluatie, bijdraagt tot verhoging van de slaagkansen. Deze gefaseerde aanpak uit zich ook in de wijziging in de loop van de opleiding van doceren naar coachen. De commissie is van oordeel dat de volgorde van de vakken degelijk doordacht is. Vanaf het eerste jaar is er aandacht voor eenvoudige beroepscontexten die doorheen de jaren complexer worden. Projecten evolueren van docentgestuurd in het begin van de opleiding naar studentgestuurd bij het laatste programmajaar van de opleiding. De groeilijnen doorheen de opleiding zijn opgebouwd rond het niveau van diepgang: verkenning, verdieping, verruiming. Bij de student betektent dat van gestuurd worden naar zelfsturing en bij de competentieontwikkeling van beperkte naar volwaardige integratie. De opleidingscoördinator vertaalt samen met de opleidingswerkgroep de visie van de hogeschool naar de logistieke opleidingen en het opleidingsconcept naar een uitgebalanceerd opleidingsprogramma. Hij coördineert het opleidingsteam dat het onderwijs realiseert en de coherentie van het opleidingsprogramma bewaakt. De pijlerverantwoordelijke, een docent van het opleidingsteam, superviseet de opbouw van competenties per pijler. Het opleidingsprogramma is opgebouwd uit drie programmajaren met een deliberatie na elk programmajaar. Deze structuur is geldig voor de hele hogeschool. De duidelijke structuur per programmajaar blijft bestaan op uitdrukkelijke vraag van de studentenraad. Niettegenstaande de duidelijke jaarstructuur zijn er beperkte flexibele leertrajecten ingebouwd voor de begeleiding van instromende studenten met tekorten aan startcompetenties, en anderzijds door geïndividualiseerde trajecten doorheen de opleiding voor de aanpassing in verband met EVC en EVK. Het is voor de student mogelijk om in projecten, zoals bijvoorbeeld logistiek project, projectweek, logistiek consulting en stage, zijn eigen accenten in de opleiding te leggen. Voor instromers beperkt de opleiding de extra begeleiding tot ‘Wiskunde alternatief’. Als een student na de eerste examenperiode in januari geen credit voor Wiskunde behaalt, dan kan hij inschrijven voor het alternatieve traject ‘Wiskunde alternatief’. Tijdens semester twee wordt hij dan extra begeleid gedurende themalessen om zich voor te bereiden op de herkansingen. De commissie stelde vast dat dit sterk gewaardeerd wordt door de studenten.
30 | Opleidingsrapport
Studenten die minstens 12 studiepunten vrijstelling of credits behaald hebben in een programmajaar kunnen opleidingsonderdelen voorafnemen van het volgende programmajaar. De opleiding logistiek begeleidt de studenten intensief bij het samenstellen van de programma’s voor geïndividualiseerde trajecten door de studenten te informeren en individueel overleg te organiseren. Hierdoor nemen ze een meer realistisch pakket op en wordt de volgtijdelijkheid beter gerespecteerd.
Aanbevelingen ter verbetering: In het licht van het flexibiliseringsdecreet stelt de commissie dat de opleiding een meer gerichte aanpak moet uitbouwen teneinde studenten een grotere mogelijkheid te bieden om onderbouwde kennis te verweven voor specifieke noden van de logistieke sector. Hier is eventueel ook een brug te slaan naar de opleiding bedrijfsmanagement.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor. Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studietijd
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
Opleidingsrapport| 31
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie is van oordeel dat er voldoende aandacht gaat naar het beheersen van de studiebelasting van de studenten. Uit de ter beschikking gestelde resultaten van de metingen blijkt dat de opleiding er ook zicht op heeft en dat ze hiervoor effectieve beleidsmaatregelen neemt. De werkdruk blijkt zeer aanvaardbaar. Uit diverse gesprekken met studenten en afgestudeerden meent de commissie te mogen concluderen dat, mede door de coherentie en opbouw in het lessenpakket, de opleiding niet als zwaar wordt ervaren. Om zicht te krijgen op die werkdruk werden op associatieniveau twee webapplicaties ontwikkeld voor het online opvragen en automatisch verwerken van gegevens over de studietijd. Kronos gebruikt het systeem van tijdschrijven en Metis is het systeem voor het schatten achteraf. In dit associatieproject ontwikkelde men ook vragenlijsten om de subjectieve studielast te meten en om studiebevorderende en -belemmerende factoren op te sporen. In 2007-2008 zijn er metingen uitgevoerd in het eerste, tweede en derde jaar logistiek volgens Metis, absoluut schatten achteraf, aangevuld met vragen over de subjectieve studielast. In 2008-2009 werden steekproeven uitgevoerd in het eerste en in het tweede jaar logistiek. Bij de opstart van studietijdmetingen is er overleg tussen de verantwoordelijke en de opleidingscoördinator over de doelstellingen, het opzet en de opvolging van de metingen. De studietijdmetingen van de opleiding logistiek tonen aan dat geslaagde en niet-geslaagde studenten doorgaans een gelijke studielast hebben, maar hun inzet anders spreiden. Terwijl de niet-geslaagde student piekt tijdens de examenperiode, verdeelt de geslaagde student zijn inzet over het hele academiejaar. De studielast voor het eerste jaar blijkt te laag terwijl het derde jaar een hogere studielast heeft omwille van stage en eindwerk. De resultaten van deze studietijdmetingen hebben geleid tot wijzigingen in de onderwijsplanning, in het opleidingsprogramma, tot het verbeteren van de studentenondersteuning bij hun studie en tot permanente verbetering van het onderwijsconcept. Bij de studietijdmetingen van 2007-2008, ligt de gemiddelde jaarbelasting onder de decretale grens, zowel voor het eerste jaar (gemiddelde jaarbelasting van 1284 uur.) als voor het tweede jaar (gemiddelde jaarbelasting van 1231u.) en derde jaar (gemiddelde jaarbelasting van 1308 uur.). De studietijd werd gemeten volgens de methode van absoluut schatten achteraf, telkens na één semester. Steekproeven van 2008-2009 tonen aan dat studenten duidelijk onderschatten bij gebruik van deze methode, vooral wanneer de periode te lang is. Dat betekent dat de reële jaarbelasting wellicht hoger is dan de gemeten jaarbelasting. De studielast is evenwichtig verdeeld over twee semesters. De procentueel begrote studiepunten komen overeen met de procentueel gemeten tijd. Uitzondering hierop blijkt uit de steekproef in het tweede jaar in 2008-2009: de gemiddelde gemeten belasting bij de projectweek (42 uur.) ligt ruim boven de begrote belasting (25u. tot 30 uur.). De studenten studeren te weinig tijdens een gewone lesweek en ze pieken nog steeds vlak voor en tijdens de examenperiode. Door de invoering van vier evaluatieperiodes in het verleden is een eerste stap gezet naar meer spreiding en naar verhoging van de studielast in het eerste jaar. De invoering van meer cases, opdrachten en projecten zet de studenten aan tot meer en gemotiveerder studeren. Ook het bestaan van een correcte studiegids en het mentorship in het eerste jaar dragen bij tot de succesvolle instroombegeleiding van de nieuwe studenten. Sinds 2007-2008 voorziet de opleiding een document met een overzicht van alle cases en opdrachten per jaar voor de hele opleiding. Studenten krijgen op die manier de kans om hun studietijd optimaal te plannen. In het opleidingsteam zullen de docenten de studiepunten per opleidingsonderdeel of onderwijsactiviteit bespreken. Bij een te lage studielast, kunnen werkvormen zoals cases en projecten ingevoerd worden. Alleszins moeten docenten meer bewust worden van het belang van een juiste inschatting van de studiepunten.
32 | Opleidingsrapport
De commissie heeft weinig signalen opgevangen van de betrokkenheid van studenten om hierin verbetering te brengen. Misschien zou een grotere betrokkenheid ook grotere slaagcijfers opleveren, vooral in het eerste jaar. De totale studietijd per programmajaar is 1500 à 1800 uur. Trajecten van individuele studenten kunnen een andere studieomvang hebben. De opleiding logistiek telt een beperkt aantal studenten met een GIT-traject waarbij het aantal studiepunten kan variëren van 3 tot 72 studiepunten (72 studiepunten bij volledige voorafname). Een student kan zijn programmajaar verdelen over een deeltijds studietraject waarbij hij het programma van 60 studiepunten verdeelt over twee academiejaren. De student kan hiervan afwijken en een programma samenstellen aangepast aan zijn situatie.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie komt tot de bevinding dat de opleiding blijvende aandacht moet besteden aan een gezonde studielast en de juiste inschatting ervan door de docenten. De commissie vindt dat de opleiding Logistiek de studenten permanent nog meer zou moeten aanzetten tot meer en efficiënter studeren om de slaagkansen te verhogen. Meer activerende werkvormen kunnen de slaagcijfers verbeteren.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert de goede kwaliteit van de vormgeving in de uitvoering van het programma. Waar mogelijk geeft men cursus in kleine groepen wat volgens de commissie een betere assimilatie van de leerstof bevordert. Cursussen zijn up-to-date en goed gedocumenteerd. Docenten maken veel gebruik van powerpoint presentaties die sterk gewaardeerd worden door de studenten. Docenten plaatsen deze presentaties op Toledo wat de mogelijkheid geeft aan studenten om ze later opnieuw te raadplegen. De commissie stelde ook vast aan de hand van de gesprekken tijdens de visitatie dat docenten regelmatig hun programma’s aanpassen aan de hand van tips van studenten. Dit vergroot de kwaliteit van de cursussen en de betrokkenheid van de studenten. Toch stelde de commissie vast in de bevraging van studenten dat door het aanpassen van cursussen kennis en vaardigheden van het gebruik van vreemde talen sterk kan verbeteren, . zeker het gebruik van Engels zowel in mondelinge voordrachten, discussies, als in schriftelijke verslagen en projectbeschrijvingen. Hier mag zeker meer aandacht naar uitgaan. Studenten en oud-studenten gaven meermaals aan dat ze de educatieve waarde van het zelf presentaties geven sterk op prijs stellen. De vormgeving ondersteunt de doelstellingen van de hogeschool en de opleiding om de studenten voor te bereiden op een maatschappij die voortdurend evolueert. De commissie stelde vast dat het hier gaat om een dynamisch onderwijs met een krachtige leeromgeving dat een interactief en kritisch onderwijs wil brengen, een
Opleidingsrapport| 33
degelijke begeleiding van de student in zijn studie en zijn studietraject wil verzorgen, en een sociale betrokkenheid wil aanwakkeren.
De vormgeving zorgt ervoor dat het leerproces geleidelijk evolueert van docentgestuurd naar studentgestuurd leren via modeltrajecten. Het leren is een sociaal gebeuren waarbij contactonderwijs en groepsbegeleiding als essentieel beschouwd worden. Er is een openheid voor verschillende leerstijlen, gekoppeld aan de keuze voor een diverse werkvormen. De Katholieke Hogeschool Kempen confronteert de student met authentieke taken, doelgerichte werkvormen, leren met digitale leerplatformen, en groepswerk. Via een mix van verschillende didactische onderwijsvormen wil de opleiding inspelen op het verschil in leerstijlen en een brede competentieontwikkeling mogelijk maken. De commissie heeft kunnen vaststellen dat hier veel aandacht naartoe gaat. De laagdrempeligheid in de contacten betekent een niet te onderschatten voordeel in het opleidingsconcept. De practica en het project- en stagewerk realiseren de praktijkgerichte aanpak. De opdrachten, cases, practica en projectwerk maken samen de permanente evaluatie binnen de opleiding. Er zijn permanente evaluaties. De opleiding hanteert verschillende werkvormen en leerstijlen voor het bereiken van meerdere competenties: -
hoorcolleges met geïntegreerde oefeningen en opdrachten voor degelijke theoretische basiskennis. Zelfstandig gemaakte oefeningen of cases worden individueel of klassikaal geëvalueerd, praktische cases verhogen het inzicht, de samenhang en de toepassing in het werkveld, projectwerk en teamwork, probleemgestuurd onderwijs, doorheen de opleiding evolueert het contact met de docenten van docentlesgever naar docentcoach die naar het einde toe gedeeltelijk vervangen wordt door een coach van het werkveld, peer assessment.
De onderwijsmiddelen zijn aangepast aan de doelstellingen en de onderwijsvisie. De meest gebruikte onderwijsmiddelen zijn cursussen, handboeken, handleidingen, zelftesten, het elektronisch leerplatform Toledo, PowerPoint presentaties, videobeelden via PowerPoint of internet, didactisch materiaal, labo-infrastructuur. Het docententeam ontwikkelt studiemateriaal op maat, tenzij er in de handel een passend handboek beschikbaar is. Dit bevordert volgens de commissie de studeerbaarheid omdat er een sterke relatie is tussen het studiemateriaal en de lessen en practica. De kwaliteit van het studiemateriaal is een onderdeel bij de bevraging bij studenten over onderwijs die wordt besproken tijdens de functioneringsgesprekken. Het opmaken van het studiemateriaal en de selectie van handboeken gebeurt in overleg met collega’s, in functie van kwaliteit en afstemming op de competenties. De commissie vindt de cursussen algemeen van degelijke kwaliteit. De commissie vond degelijk cursusmateriaal (zowel op papier als digitaal). De actualisering van de kennisontwikkeling blijkt uit de nieuwe ontwikkelingen die docenten jaarlijks opnemen in de onderwijsactiviteiten. Nationale en/of internationale vakliteratuur wordt verwerkt in het cursusmateriaal. De ICT-ondersteuning is goed uitgebouwd met ruim beschikbare dataprojectoren, pc’s en netwerkfaciliteiten en de uitbouw van een draadloos netwerk. Ook in de labo’s zijn ICT-leermiddelen goed uitgebouwd. Studenten kunnen hun opdrachten downloaden van Toledo en ook hun oplossing of rapport wegschrijven via Toledo. Via deze weg kan de student feedback krijgen over zijn gemaakte opdracht. Toledo is naast de Edu-mail ook het medium waarlangs de student op de hoogte gebracht wordt van de onderwijsorganisatie en organisatorische wijzigingen.
34 | Opleidingsrapport
De mediatheek stelt een uitgebreid aanbod aan vakliteratuur, databanken (zoals bijvoorbeeld I&L, Informatie & Logistiek) en e-bronnen ter beschikking. De laatste twee zijn zowel op de hogeschool als off campus toegankelijk. Studenten beschikken over een persoonlijke schijfruimte op de beveiligde campusserver die toegankelijk is via intranet en internet. Ze kunnen cursusmateriaal downloaden en opgeloste oefeningen of examens wegschrijven. De commissie waardeert sterk de realisatie van het DoKS-platform, dat tevens door andere instellingen gebruikt wordt. Er is een waardevolle labo-uitrusting met proefopstellingen volgens de praktijk in het werkveld. Het labo logistiek is uitgerust met een instructieruimte waar eenvoudig kan overgeschakeld worden van onderwijsvorm met aangepaste pc-voorziening, didactisch materiaal, referentiewerken en catalogi. Tevens zijn er talrijke ondersteunende diensten zoals de audiovisuele dienst, de technische dienst, de milieu & veiligheid, de dienst infrastructuur, het labo informatica en de mediatheek voor het verzekeren van de kwaliteit van de leervoorzieningen. Het departement Technische wetenschappen en de hogeschool bieden studiedagen en bijscholing aan over onderwijsmiddelen en werkvormen. Dit vindt de commissie een zeer positieve ontwikkeling. Hieruit blijkt dat actualisering van het programma en van de didactiek terechte aandacht krijgt. Voortdurende vorming en afstemming, het uitwisselen van methoden en technieken zal ook het comfortgevoel bij docenten en studenten verhogen. Het draagt bij tot de ontplooiing van een actuele “huisstijl” en een herkenbare methodiek die doorheen de vakken de transparantie verhoogt voor de student.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wil toch nog aandacht vragen voor het lesgeven in andere talen. Dit kan de vaardigheid van de studenten verhogen om met het internationale karakter van hun toekomstige rol als logistiek verantwoordelijke om te gaan.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Algemeen vond de commissie een stevig toetsingsbeleid dat goed is uitgebouwd en in praktijk gebracht. Er is één algemeen examenreglement op hogeschoolniveau. De opleiding professionele bachelor in de Logistiek volgt deze regeling zodat er een goede coherentie is. Een werkgroep heeft dit reglement opgesteld in opdracht van het directiecomité. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van elk departement en het hoofd van de studentendienst. Jaarlijks herzien en actualiseren zij dit reglement, vragen hiervoor advies aan de Academische Raad en laten het bekrachtigen door de Raad van Bestuur. De opleiding Logistiek en het departement Technische wetenschappen vullen de specifieke delen, zoals bijvoorbeeld de evaluatieregeling, aan. Belangrijke wijzigingen leggen zij voor advies voor aan de Departementale
Opleidingsrapport| 35
Raad. De onderwijs- en examenregeling wordt beschikbaar gesteld aan de studenten via het leerplatform Toledo. Alle studenten krijgen het examenreglement ook op papier. De departementsdirectie licht het examenreglement en de onderwijs- en examenregeling toe aan alle studenten. De docenten worden uitvoerig geïnformeerd tijdens personeelsvergaderingen. De uitvoering van het examenreglement is geconcretiseerd in een ‘procedure examens en deliberatie’ met informatie over examen- en deliberatieroosters, richtlijnen rond de examenorganisatie en de ombudsfunctie die zorgt voor een goed verloop. Er is een actualisering van deze procedure voor elke examenperiode. Men informeert de docenten hierover via de mail. Zij kunnen de procedure ook raadplegen op het kwaliteitshandboek. Sinds het flexibiliseringsdecreet worden credits toegekend aan opleidingsonderdelen. Het belang van de resultaten per opleidingsonderdeel en de verantwoordelijkheid van een verantwoordelijke van een opleidingsonderdeel is daardoor toegenomen. De commissie heeft kennis genomen van een programmajaarsysteem waarbij een deliberatie een beslissing neemt voor alle examenresultaten van dat programmajaar. Hiervoor zijn oriënterende deliberatiecriteria vastgelegd. Docenten geven informatie over de beoogde competenties en over de concrete evaluatiewijze en criteria. doen dit mondeling tijdens de onderwijsactiviteiten, in cursusteksten, in labohandleidingen, via Toledo en via ECTS-fiche. Soms stelt de opleiding voorbeeldexamens ter beschikking en staat de puntenverdeling op examenkopijen vermeld. De commissie waardeert deze aanpak. Hij is concreet, studentgericht en conform geest van studiebegeleiding. Dit draagt zeker bij tot transparantie. Toch hoopt de commissie dat men hierin juiste dosering behoudt om geen afbreuk te doen aan de zelfleercapaciteiten van de student.
Ze de de de de
Bij de systematische onderwijsbevraging wordt aan de studenten gevraagd of de docent de evaluatiemethode heeft toegelicht. Uit de enquête blijkt een zeer goede studententevredenheid en dat de evaluatiemethode ruim bekend is bij de studenten. De voltallige examencommissie is beschikbaar na de proclamatie en er is een inkijkmoment van schriftelijke examens in juni. Studenten van het eerste jaar krijgen na de eerste examenperiode een uitnodiging toegestuurd om na afspraak, al dan niet samen met hun ouders, de punten en de studiekansen met de mentor te bespreken, De resultaten van de examens worden statistisch verwerkt in november en januari en toegelicht in personeelsvergaderingen. Ze zijn raadpleegbaar op het kwaliteitshandboek. De commissie stelde vast dat er vele verschillende manieren van toetsen zijn die toegepast worden, ook competentiegericht. Sommige toetsvormen, zoals het peer assessment, staan aan het begin van een ontwikkeling en toepassing. Er is ook aandacht voor verdere ontwikkeling van diversiteit in toetsen. De toetsen kennen een integratie van kennis, kunde en attitudes. De kwaliteit van het toetsgebeuren wordt verbeterd door bijscholingsactiviteiten. In 2006-2007 verzorgde de werkgroep studie- en studentenbegeleiding een opleiding voor de mentoren om de studenten een betere trajectbegeleiding en studie-advies te geven. Het departement Technische wetenschappen en de onderwijsraad organiseren regelmatig bijscholingen over evaluatie en toetsen. Per academiejaar worden drie examenperiodes georganiseerd. Voor het eerste jaar zijn er twee bijkomende evaluatiemomenten. Voor het merendeel van de onderwijsactiviteiten bestaat de beoordeling geheel of gedeeltelijk uit permanente evaluatie die bestaat uit toetsen buiten de vastgestelde examendagen. De commissie waardeert sterk het goede proces van de examenregeling en de adequate informatievoorziening aan docenten en studenten. Het opstellen van het examenrooster gebeurt volgens vastgelegde principes. De studentenraad geeft advies over de examenroosters. Het examenrooster wordt ten minste vijf weken voor de examenperiode via Toledo bekendgemaakt aan de studenten. Studenten met een functiebeperking krijgen de nodige faciliteiten. De examenroosterverantwoordelijke stelt een aparte examenregeling op voor de studenten die
36 | Opleidingsrapport
een geïndividualiseerd traject volgen. Het adjunct-departementshoofd brengt de inhaalexamens in kaart en zet het overzicht op het kwaliteitshandboek om de docenten te informeren. De commissie waardeert in algemene zin de zorgvuldigheid waarmee inhoud is gegeven aan het toets- en evaluatiebeleid. Bovendien erkent de opleiding de verdere professionalisering hiervan. De duidelijkheid waarmee hierover wordt gecommuniceerd draagt bij tot het welbevinden en slaagkansen van de studenten. Er zijn verschillende evaluatievormen: schriftelijke en mondelinge examens, computerexamens, praktische labotesten, permanente beoordeling (observaties en evaluatie van vaardigheden, attituden en kennis), verslagen, individuele opdrachten en groepswerken met schriftelijke en/of mondelinge rapportering. De eerste stappen in nieuwe evaluatievormen zoals peer-assessment zijn gezet en worden verder uitgebreid. De evaluatievorm staat beschreven in de Onderwijs- en examenregeling en in de ECTS-fiches. De keuze van de evaluatievorm is volgens de commissie in overeenstemming met de geformuleerde competenties en de gebruikte onderwijsvorm. De opleiding merkt op dat de groepsgrootte en praktische haalbaarheid de keuze van de evaluatievorm soms bepaalt. Voor het aandeel van de permanente evaluatie in het totaal examencijfer zijn richtlijnen opgesteld. Het aandeel van de permanente evaluatie bedraagt 60% voor labo’s, 20% of 50% voor opdrachten, projecten, cases, 40% voor informatica gerelateerde onderwijsactiviteiten, 100% voor bijvoorbeeld communicatievaardigheden, informatievaardigheden, projectwerk. Ook de evaluatie van de stage is opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. Een tekort op stage en eindwerk leidt tot definitief niet slagen. De puntenverdeling van stage en eindwerk is evenredig verdeeld over de beoordeling door de bedrijfspromotor, de stagebegeleider, inhoudelijk van het eindwerk en van de eindwerkverdediging. Het eindwerk wordt beoordeeld door de eindwerkjury die bestaat uit vertegenwoordigers van het werkveld (vaak de bedrijfspromotoren, maar ook vaste juryleden) en docenten. De student kan slechts deelnemen aan de eindwerkverdediging mits hij het eindwerk tijdig ingediend heeft. Een student die het eindwerk niet tijdig inlevert, krijgt een nulscore. Als de student minder dan 10/20 behaalt, dan legt de eindwerkjury vast wat de opdracht is voor de tweede examenkans. In elk geval moet de student de eindwerkverdediging hernemen. In de tweede examenkans wordt het examencijfer van de eerste examenkans voor 50% behouden. De evaluatie van een small business plan (SBP) is vergelijkbaar met deze van een stage. De evaluatie door de externe bedrijfspromotor gebeurt op dezelfde wijze als bij de klassieke stage. De evaluatie door de interne begeleiding gebeurt op basis van aangepaste criteria. Binnen het SBP-project wordt sinds 2008 ook gewerkt met een peer-evaluatie. De studenten presenteren hun SBP-project voor een klassieke jury. Per programmajaar of per groep van studenten wordt in overleg met de studentenvertegenwoordigers een ombuds aangesteld. Hij bemiddelt tussen examinatoren en studenten. Hij regelt het verplaatsen van de examens, bijvoorbeeld wegens ziekte en registreert ze via een gebruiksvriendelijk registratiesysteem op pc.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vindt dat de vertaling van de doelstellingen naar de examens en evaluatie nog verder kan geëxpliciteerd worden.
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.
Opleidingsrapport| 37
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie is van oordeel dat het beleid op dit terrein over het algemeen voldoende is om studenten succesvol de keuze te kunnen laten maken voor de opleiding en te laten deelnemen aan het opleidingstraject. Studenten en oud-studenten bevestigden dit. De toelatingsvoorwaarden zijn transparant en volledig uitgeschreven in de onderwijs- en examenregeling. Ze omvatten bepalingen (zoals taalvoorwaarden) die gelden voor de opleiding en alle opleidingsonderdelen, toelatingsvoorwaarden voor een bacheloropleiding op basis van diploma met afwijkingsmogelijkheden en regeling voor buitenlandse diploma’s, toelatingsvoorwaarden voor creditcontracten en examencontracten, beroepsmogelijkheid en inschrijvingsregels. De onderwijs- en examenregeling is ook zeer duidelijk en beschrijft de verschillende studiecontracten zoals het diplomacontract, creditcontract en examencontract. Verder zijn het modeltraject en geïndividualiseerd traject gedocumenteerd, net zoals de wijziging en stopzetting van studiecontract, de samenstelling van het studieprogramma voor de individuele student, vrijstellingen, creditbewijzen en bewijzen van bekwaamheid met erkenning van eerder verworven kwalificaties (EVK) en eerder verworven competenties (EVC), combineerbaarheid van contracten, maatregelen van studievoortgang, rechten en plichten, rechtsbescherming en tuchtreglement. De opleiding Logistiek richt zich hoofdzakelijk tot studenten die voltijds studeren, achttienjarigen. Deeltijdse trajecten zijn ook mogelijk maar hiervan wordt momenteel nog geen gebruik gemaakt. Daar er geen specifieke vooropleiding logistiek bestaat in het secundair onderwijs (enkel een zevende jaar BSO logistiek) is de instroom zeer divers. De eerstejaars komen voornamelijk uit ASO en TSO. De opleiding richt zich naar de student die actief op zoek gaat naar creatieve oplossingen voor logistieke problemen, graag organiseert, houdt van afwisseling en werken in teams, waarvan hij graag de leiding neemt. De opleiding Logistiek onderneemt een aantal structurele acties om een goede afstemming met het secundair onderwijs te realiseren. In het eerste jaar zijn vier examenmomenten ingebouwd om zo de overgang naar het hoger onderwijs te vergemakkelijken. Na het eerste examenmoment in november krijgt de student feedback over zijn resultaten. Hij bespreekt deze resultaten en zijn studiehouding, met de mentor. Bij studieproblemen kan de mentor de student doorverwijzen naar de studiebegeleiding. De opleiding verzorgt een van permanente evaluatie wat een hulp is bij de groei van sterk begeleid naar zelfstandig werken. De docenten zijn actief in diverse projecten voor leerlingen in het secundair onderwijs. Toch zijn er nog terreinen die meer aandacht vragen. De commissie adviseert om de aanpak voor het wiskundeprobleem als inspiratie te gebruiken om andere terreinen van achterstand aan te pakken, zoals die van talen. De studenten ervaren deze vaak als een probleemgebied. De commissie zou het een toegevoegde waarde vinden moest er naast de extra zorg voor wiskunde bij instroom ook naar talenkennis worden getoetst bij aanvang en de mogelijkheid geboden om hieraan extra scolair te werken.
De opleiding heeft zich gerealiseerd dat persoonlijk contact en ‘events’ beter zijn voor de werving dan activiteiten die gericht zijn op het imago. Daarom organiseert de opleiding contactdagen en ‘events’ waarin potentiële
38 | Opleidingsrapport
deelnemers aan een spel kunnen deelnemen om zich het logistieke concept en de daarmee verbonden karakteristieken eigen te maken. Het departement Technische wetenschappen heeft in 2007-2008 meer dan 900 leerlingen ontvangen die actief participeren aan technologische of logistieke activiteiten. 416 leerlingen namen deel aan de TopShoe Supply Chain Competition. Het departement Technische wetenschappen realiseert een studentenbegeleiding voor studenten met zwakke startcompetenties. De opleiding Logistiek organiseert bijscholingscursussen ‘wiskunde alternatief’. Hier geeft de opleiding bijkomende cursussen voor studenten met een wiskundeachterstand. In 2008 is het departement Technische wetenschappen gestart met het ontwikkelen van activiteiten voor sterke studenten in het kader van Tutoring. De commissie vindt dat de regeling voor het omgaan met EVC en EVK voldoening geeft. De afwerking hiervan staat structureel op punt staat en wordt gevolgd.
procedurele
De commissie stelt vast dat de inhoud van het woord ‘logistiek’ niet breed bekend is. Daarom pleit de commissie voor een grotere aandacht aan diversifiëring in het brengen van inzicht in de terminologie voor het bereiken van meer kandidaat-studenten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de achterstand van talen aan te pakken bij de instroomstudenten en meer algemeen om een goede aansluiting te verzorgen tussen het secundair onderwijs en de opleiding wat betreft het bewaken van het instroomniveau. De commissie wenst een grotere aandacht aan diversifiëring in het brengen van inzicht in de terminologie van ‘Logistiek’ voor het bereiken van meer kandidaten.
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
goed voldoende voldoende OK voldoende goed goed niet van toepassing voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport| 39
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert de uitgesproken visie en beleidsvoering van de K.H.Kempen op vlak van het medewerkersbeleid. De hogeschool beschouwt haar medewerkers als partners met wie ze overlegt om te komen tot strategische keuzen. De instelling wil hun kwaliteiten ontwikkelingskansen bieden binnen een cultuur van waardering en samenwerking en dat over de grenzen van de departementen en diensten heen. De hogeschool ambieert dat medewerkers toonaangevend zijn, een voorbeeldrol neerzetten en ondernemend zijn. Er is veel plaats voor zelfverantwoordelijkheid en zelfsturing van personeelsleden. De strategische doelen in het beleidsplan richten zich op integraal personeelsbeleid, competentiemanagement, participatief beleid, financieel en sociaal personeelsbeleid met aandacht voor werkomstandigheden en werkcomfort. Het comité personeelsbeleid voert beleidsvoorbereidend werk uit en stelt een jaaractieplan op. De uitvoering hiervan gebeurt door het comité zelf, het directiecomité, de personeelsdienst, de departementen en opleidingen. Ad-hoc-werkgroepen realiseren de actieplannen en zorgen voor betrokkenheid en gedragenheid. De commissie stelde vast dat er veel aandacht gaat naar informeel overleg en teambuilding. Communicatie van het personeelsbeleid gebeurt op departementale studiedagen en personeelsvergaderingen. Het voltallig personeel wordt actief betrokken bij de TRIS-score-oefeningen, in werkgroepen, opleidingsteams en op personeelsvergaderingen. In de personeelsplanning gaat de hogeschool uit van het toekennen van maximale financiële middelen aan personeel, het toewijzen van personeel aan de realisatie van vooropgestelde doelen, het afstemmen van de behoeften van de opleidingen en diensten en het toewijzen van personeel aan deze departementen en diensten, het afstemmen van de competenties en interesses van het personeel en de taakinvulling. Functies zijn gekoppeld aan de doelstellingen van het departement en zijn geëxpliciteerd in functiebeschrijvingen. Voor de werving van nieuwe personeelsleden wordt een functieprofiel opgesteld door de departementsdirectie en goedgekeurd door het directiecomité. De selectiecommissie bestaat uit de departementsdirectie aangevuld met directieleden uit de cluster, leden van het beleidsteam en soms directe medewerkers. Bij de selectie van de kandidaten zijn de verworven competenties, de ervaring, de persoonlijkheid en de bereidheid en mogelijkheid tot het verwerven van competenties belangrijke criteria. De commissie heeft echter geen duidelijke criteria of aanstellingsvoorwaarden kunnen vinden in verband met de functie van stagebegeleider noch met de constante evaluatie nadien en stelt dat dit beter moet geconcretiseerd worden. Er is een begeleiding voorzien voor nieuwe personeelsleden die is opgenomen in het begeleidingsplan. Zij bevat onder andere een intakegesprek met de departementsdirectie, feedback na het volgen van enkele onderwijsactiviteiten door de mentor, de begeleiding door een collega voor de inhoudelijke aspecten van de opdracht, een opvolgingsgesprek na enkele maanden van functioneren, een functionerings- en evaluatiegesprek. Er is een programma voor uitgebreide coaching bij de onderwijspraktijk. Op hogeschoolniveau is er een
40 | Opleidingsrapport
onthaalavond voor alle nieuwe medewerkers met informatie over het beleid, het personeelsbeleid, de medezeggenschap en het preventiebeleid en met een informeel ontmoetingsmoment. De hogeschool heeft een beleid van functioneringsgesprekken en vijfjaarlijkse evaluatiegesprekken. De commissie heeft kennis genomen van onderwijsbevragingen bij de studenten en de feedback van de bijgewoonde onderwijsactiviteiten bij de nieuwe docenten die hiervan deel uitmaken. Persoonlijke ontwikkeling, vakinhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische of beleidsondersteunende professionalisering zijn een onderdeel van de functioneringsgesprekken. De heraanstelling van de departementsdirectie is gebaseerd op een evaluatie met 360° feedback van het personeel en van de studenten van de studentenraad. Een competentiedatabase bundelt de permanente vorming, de competenties van het personeelslid, de langdurige vorming, het diploma en de onderwijsactiviteiten waarvoor het personeelslid zich competent acht of zich wil bekwamen. De resultaten van de bijscholingsactiviteiten zijn ook opgenomen in het jaarverslag. De hogeschool heeft een bevorderingsprocedure voor medewerkers. Personeelsleden stellen zich kandidaat aan de hand van een bevorderingsdossier dat ze deels zelf samenstellen. De Katholieke Hogeschool Kempen heeft ook een procedure om personeel te benoemen. Het uitgangspunt is de diensttijd. Het benoemingspercentage is 71%. De taakinvulling is een afstemming van de competenties en interesses van de individuele medewerker op de behoeften van de organisatie (opleiding, departement, hogeschool). De competenties en interesses van de medewerker blijken uit de functioneringsgesprekken, de competentiedatabase en overleg in de opleidingsteams. De commissie stelde vast dat de hogeschool en het departement de professionalisering van medewerkers opgenomen hebben in het beleidsplan. Er is een navormingsplan met concretisering naar bijscholing en professionalisering. Toch lijkt de realisering van dit beleid nog vaak eerder van persoonlijke initiatieven te komen dan vanuit aansturing door de organisatie. Jaarlijks is er een studiedag voor alle medewerkers van de diensten met externe deskundigen of peers van andere hogescholen, deskundigen van de eigen hogeschool of het eigen departement. Personeelsleden ontwikkelen zich professioneel door zelfstudie, werkplekleren: het samenwerken met collega’s, leren van collega’s, het volgen van navorming en bijscholing, intern en extern georganiseerd, het voeren van onderzoek of dienstverlening, interacties met werkveld, externe organisaties of internationale uitwisselingen, feedback in functioneringsgesprekken. Het valt de commissie op dat bij het toewijzen van de opdrachten niet alleen rekening gehouden wordt met het behaalde diploma maar ook met de later verworven competenties van de personeelsleden.Het is voor de commissie niet erg duidelijk hoe de opleiding ervoor zorgt dat de pedagogische en de inhoudelijke aspecten voor alle opleidingsonderdelen in evenwicht zijn. De commissie stelt vast dat dit veel aandacht voor competentiemanagement vereist. In 2007-2008 zijn er in de opleiding logistiek achttien leden van het onderwijzend personeel (OP) met een onderwijsopdracht: negen met diploma Industrieel ingenieur, Burgerlijk ingenieur of Bio-ingenieur, een Licentiaat in de wetenschappen, drie met mastersdiploma in economie (TEW, Handelsingenieur), vijf met diploma licentiaat in de filologie of psychologie . Alle docenten hebben een masterdiploma. De meeste onderwijsactiviteiten worden verzorgd door een ingenieur of docent met een economisch diploma. Docenten logistiek hebben ervaring in het logistiek werkveld of hebben logistieke vorming genoten. De opleiding geeft aan dat de taaldocenten filologen zijn. De meeste docenten hebben een pedagogisch diploma. Sinds 2008-2009 volgen de nieuwe medewerkers een inleidingstraject georganiseerd door de onderwijsraad. Van de docenten wordt verwacht dat ze ook beschikken over organisatorische competenties om hun opdracht efficiënt uit te voeren. Docenten met een verantwoordelijkheid in onderwijsondersteunende processen zoals in de kwaliteitsraad, onderwijsraad, raad internationalisering en onderzoeksraad, in de medezeggenschapsorganen en werkgroepen bouwen hun competenties verder op via het delen van ervaring en kennis. Deze docenten worden gestimuleerd om studiedagen en opleidingen te volgen. Personeelsleden met een beleidsfunctie volgen opleiding in leidinggevende competenties en management. De commissie wenst haar bezorgdheid uit te drukken voor de inzet van docenten in verband met internationalisering.
Opleidingsrapport| 41
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stelt dat er meer aandacht moet gaan naar de inzet van docenten met betrekking tot internationalisering. De commissie beveelt aan duidelijke criteria of aanstellingsvoorwaarden uit te werken voor de functie van stagebegeleider en een regelmatige evaluatie nadien op punt te concretiseren om de continuïteit in de kwaliteit te waarborgen.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelt vast dat de hogeschool door haar studies voor streekontwikkeling haar visie op logistiek en de logistieke opleidingen vertaalt in doelstellingen gericht op het werkveld. Het opleidingsteam en het werkveld ontwikkelen samen een gemeenschappelijke visie over de evoluties in de logistiek, over de doelstellingen en het programma van de opleiding en over de keuze voor eigen accenten in de opleiding. De opleiding logistiek is lid van een aantal beroepsorganisaties en overlegfora. Docenten, ook de taaldocenten en de ingenieurs met een eerder technische deskundigheid, worden betrokken bij de studiebezoeken om de voeling met de beroepspraktijk te verhogen. De commissie is positief over het streven van de opleiding naar ervaring in de logistieke sector bij de aanwerving van de nieuwe personeelsleden. De docenten worden aangemoedigd om logistieke bijscholingsactiviteiten te volgen en samen te werken met het werkveld. In 2008-2009 wordt de onderwijsactiviteit ‘verpakking’ verzorgd door een externe gastspreker. Bij de taakinvulling zijn de werkveldervaring en de interactie met het werkveld echter nog een aandachtspunt. Een docent-stagebegeleider en een bedrijfspromotor begeleiden de student bij zijn bedrijfsstage. De bedrijfspromotor levert een rechtstreekse bijdrage aan het onderwijs en de docent-stagebegeleider houdt daardoor rechtstreeks contact met de evolutie in het bedrijfsleven. De uitbreiding van de onderwijsactiviteiten in een reële beroepscontext zoals logistieke consulting, de logistieke projecten en de projectweken met studiebezoeken en gastsprekers verhoogt de samenwerking van opleiding met het werkveld. De labo’s worden uitgebouwd door de docententeams die verantwoordelijk zijn voor de onderwijsactiviteiten in het desbetreffende labo onder leiding van een laboverantwoordelijke, eveneens een docent. Door de verantwoordelijkheid voor het uitbouwen van de labo’s hebben de docenten contact met de evolutie van infrastructuur en logistieke software in het werkveld. In de toekomst wil de opleiding logistiek de professionele gerichtheid verhogen door de samenwerking met het werkveld verder uit te bouwen in de cluster Handelswetenschappen en samen dienstverleningsprojecten op te zetten. De opleiding wil daarmee de kennisopbouw van de docenten verhogen alsook de structurele samenwerking met het werkveld en de terugkoppeling van de resultaten naar het onderwijs in stages en projecten
42 | Opleidingsrapport
en cases in de onderwijsactiviteiten verbeteren. Concluderend uit gesprekken met het werkveld komt de commissie echter tot de bevinding dat de communicatie tussen het werkveld en de docenten buiten de OC en de stagebegeleider nu schaars is. De commissie beveelt aan dit terrein te onderzoeken en te verbeteren. Hoewel er deelnames zijn aan internationale bijeenkomsten en er mogelijkheden bestaan om bijscholing te volgen noteerde de commissie niet echt een daadwerkelijk beleid in verband met bijscholing dat er voor zorgt dat de professionele kennis en gerichtheid up-to-date blijft. De opleiding is lid van, of heeft regelmatig contact met, diverse logistieke organisaties (PICS - the Belgian Society for integrated logistics management, Vlaams Instituut voor de Logistiek, Logistiek Platform Limburg, Vlaams Instituut voor Mobiliteit, Flanders Logistics). Ze neemt ook deel aan internationale ervaringsuitwisseling tussen hogescholen met logistiek (European Forum of Logistics Education). Hoewel er contacten zijn met deze instellingen ziet de commissie niet onmiddellijk daadwerkelijke aandacht voor actieve betrokkenheid in het terrein van de maatschappelijke dienstverlening en het toegepast onderzoek.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie noteerde weinig dynamiek rond een daadkrachtig nascholingsbeleid voor docenten om hen up-todate te houden in verband met ontwikkelingen in de sector en vraagt hiervoor meer aandacht. De commissie vraagt meer aandacht voor de maatschappelijke dienstverlening en toegepast onderzoek. De commissie beveelt aan te onderzoeken hoe er een beter contact en interactie kunnen ontwikkeld worden met het werkveld en beveelt aan dit te verbeteren.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat er een goede toekenning is van adequaat personeel om deze opleiding te verzorgen. De docent/student ratio is positief en laat verdere groei toe. Aan de diensten op hogeschoolniveau wordt een contingent toegekend op basis van de behoeften van deze diensten. Voor het academiejaar 2007-2008 bedraagt dit aantal 18 VTE (de algemeen directeur, de 7 hoofden van diensten, 5 coördinatoren, en een aantal medewerkers op de algemene diensten). In vergelijking met andere hogescholen zijn de centrale diensten in de Katholieke Hogeschool Kempen niet sterk uitgebouwd. De meeste diensten die niet op hogeschoolniveau georganiseerd zijn, zijn op het niveau van campus Geel georganiseerd. Voorbeelden zijn de boekhouding, de studentenadministratie en de personeelsadministratie, de receptie, de mediatheek en het labo informatica, de milieudienst, de facilitaire dienst. Voor het academiejaar 2007-2008 werken 34,2 VTE (51 personeelsleden) voor de 6 departementen van de campus Geel. De student/docent ratio is 15,6. De student-docent ratio evolueert gunstig in 2007-2008. Dit heeft twee redenen. Enerzijds neemt de onderfinanciering van de professionele bacheloropleiding af en anderzijds is het toegewezen contingent voor 50% gebaseerd op het gemiddelde van vijf jaar van 2001-2002 tot en met 2005-2006 waar het
Opleidingsrapport| 43
studentenaantal in de richting Technische wetenschappen stijgt. Het andere deel is gebaseerd op het studentenaantal van februari 2007 dat ook gunstig is. In 2007-2008 waren er 18 docenten (11 mannen en 7 vrouwen) met onderwijsopdracht verbonden aan de opleiding logistiek. Er zijn 2 directieleden en 2 ATP. De gemiddelde leeftijd van de 18 docenten met onderwijsopdracht is 42,4 jaar. De meeste personeelsleden zijn voltijds tewerkgesteld in de hogeschool. Om de competenties beter in te zetten en talenten optimale ontwikkelingskansen te geven, wordt het personeelsbeleid meer gevoerd vanuit de clusters. Hierdoor stijgt het aantal personeelsleden dat tewerkgesteld is in meer dan één departement. Van de 55 OP in het departement Technische wetenschappen zijn er 49 voltijds tewerkgesteld in de hogeschool, 6 deeltijds tewerkgesteld in de hogeschool en 34 voltijds tewerkgesteld in het departement. 15 personeelsleden hebben een deelopdracht in een ander departement, een algemene dienst of op de campus Geel. Zeven van de 18 docenten in de opleiding logistiek hebben een opdracht in 2 departementen. De leden van de opleidingswerkgroep hebben hun opdracht vooral in de logistieke opleidingen. Het taakbelastingssysteem is transparant en gekend bij alle medewerkers. Dit draagt bij tot een optimale spreiding van taken en een evenwichtige taakbelasting. De werkdruk wordt door veel personeelsleden als hoog gepercipieerd. Oorzaken hiervan zijn het vernieuwingswerk in het hogescholenonderwijs (BaMa-structuur, flexibilisering, ongelijkmatige verdeling over het werkjaar, associatievorming, de toenemende complexiteit van de wetgeving, de innovatie in het werkveld). De taakbelasting wordt jaarlijks berekend en is ingedeeld in de verschillende categorieën: -
-
beleid en beleidsondersteunende en onderwijsondersteunende taken (bijvoorbeeld internationalisering, kwaliteit, onderwijsorganisatie maar ook medezeggenschap, labowerk, mentortaken, forfait voor kleine opdrachten,…), onderwijstaken die niet gekoppeld zijn aan contacturen (in het lessenrooster) zoals stagebegeleiding, lesopdrachten, verdeeld in theorie en oefeningen enerzijds en labo anderzijds, examens, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening.
Uit de analyse van de voorbije jaren blijkt dat ongeveer 30% toegewezen wordt aan de stagebegeleiding, beleid, beleidsondersteunende en de onderwijsondersteunende taken. Er wordt meer dan 1VTE toegewezen aan labowerk (verdeeld over vele docenten). De berekende taakbelasting in 2007-2008 lager ligt dan de voorbije jaren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht en remediëring voor de perceptie van hoge werkdruk door de personeelsleden.
44 | Opleidingsrapport
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende voldoende goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport| 45
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft ter plaatse vastgesteld dat er een goede infrastructuur beschikbaar is om de opleiding te kunnen verzorgen, zowel wat de leerondersteunende voorzieningen betreft als de laboratoria. De gebouwen zijn goed onderhouden dankzij een goed Facility Management Informatie Systeem en een goed werkende facilitaire dienst. Het Lange Termijn Infrastructuur Plan voorziet ook in de uitbreiding van de A-blok om de mediatheek en het labo informatica te integreren in één studielandschap. De commissie heeft gemerkt dat reeds in de aanpassingsfase de studenten deze ombouw sterk waarderen en er gebruik van maken. Ze geeft hun een meer aangewezen ruimte om individueel of in kleine groepjes te werken. Toch zou de commissie het wenselijk vinden om de ruimtes van de opleiding op te frissen. Verouderde software werd vervangen door nieuwe. Een groot gedeelte van de hogeschool bezit een wireless omgeving waarin studenten met hun laptop kunnen verder werken op internetapplicaties. Deze omgeving gaat de hogeschool nog verder uitbreiden in de nabije toekomst. De commissie vernam dat deze aanpassingen opgenomen zijn in de visie en in de plannen van aanpak. Ze wil de opleidingsverantwoordelijken aanmoedigen deze thema’s concreet vorm te geven. De commissie nam kennis van het flexibele beheers van de lokalen. Dit gebeurt in de eerste plaats op basis van de opleidingsbehoeften daarna wordt de budgettaire efficiëntie in rekening gebracht. De commissie stelde eveneens vast dat er een permanent beleid is van verbeteringen en dat er een goed beleid is voor het voldoen van facilitaire noden. De netheid van alle bezochte lokalen was opvallend. Men evalueert of faciliteiten best in eigen beheer of in uitbesteding onderhouden worden. De commissie stelde vast dat de ruimtes eerder sober en soms zelfs somber zijn ingericht en zou graag meer hedendaagse opfrissing zien. Een eerder kleine bemerking, maar toch belangrijk voor het goede verloop van de middagpauzes, heeft de commissie over de te kleine capaciteit van de betaalautomaat. Daardoor is de wachtrij te groot en kunnen studenten niet tijdig lunchen. De kwaliteit van de leerondersteunende voorzieningen zoals de mediatheek, de audiovisuele middelen, de digitale leeromgeving (Toledo) en de verschillende labo’s is voldoende kwaliteit. De mediatheek heeft een uitgebreid aanbod aan vakliteratuur, databanken (vb.: I&L, Informatie & Logistiek) en e-bronnen en is beschikbaar via elke computer. De vaste mediatheekcollectie wordt regelmatig aangevuld met recente werken en vakliteratuur is beschikbaar in het labo logistiek. De commissie waardeert met name de mediatheek die door de Europese Unie erkend is als volwaardig Europees Documentatiecentrum (EDC) sinds 1995. En de mediatheek heeft DoKS (Document and Knowledge Sharing) ontwikkeld in samenwerking met de K.U.Leuven en met steun van het IWT (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen). Dankzij DoKS zijn de eindwerken van de studenten vrij toegankelijk op het internet. In het begin van het academiejaar krijgen de eerstejaarsstudenten een mediatheek introductie. De auditoria en leslokalen zijn standaard uitgerust met een overheadprojector waarvan 48 met dataprojector, pc en een geluidsinstallatie net zoals vele leslokalen, alle informaticalabo’s en ook de meeste andere labo’s. Een aantal leslokalen zijn uitgerust met een TV en video. Audiovisuele middelen zoals mobiele microfoonsets, een mobiele geluidsinstallatie, videocam, radio-cassette-cdspeler, mobiele dataprojectoren en laptops staan ter beschikking van docenten. Deze middelen worden beheerd door de audiovisuele dienst. De lokalen zijn voorzien
46 | Opleidingsrapport
van netwerkaansluitingen. Het aantal pc’s op de campus bedraagt meer dan 1000, waarvan een 500-tal in de 20 labo’s informatica en 285 in de technische labo’s. Het labo logistiek beschikt over een onderwijsleerplek met pc, dataprojectie, tv en video, twaalf vaste pc’s en een portable, printer, vakliteratuur en didactisch materiaal (zoals toestellen, posters, en dergelijke). Er is ook materiaal voor verschillende business games beschikbaar zoals: JIT game, Beer game, TopShoe. Het labo beschikt over een uitgebreide infrastructuur zoals een magazijn, goederen, lastdragers, auto-ID materiaal, documentatiestand met naslagwerken. Tevens is er een uitgebreid pakket aan software aanwezig. Het beheer van een labo wordt gecoördineerd door een hoofdlaboverantwoordelijke. Samen met de preventieadviseur voert hij op regelmatige tijdstippen een veiligheidscontrole uit. Om de veiligheid in de labo’s te garanderen krijgt elke student en elke docent een algemene veiligheidsintroductie. De commissie kon vaststellen dat de infrastructuur degelijk beheerd wordt, en dit op vlak van reservaties van lokalen, catering en schoonmaak. Er is tevens een beheer van betaalsystemen en facilitaire contracten. Er wordt gebruik gemaakt van het Facility Management Informatie Systeem PLANON. Op de campus zijn er twee zelfstudiecentra, het labo informatica en de mediatheek, waar studenten individueel of in groep kunnen werken. Er zijn voldoende pc’s met internettoegang, uitgebreide software, scanners en kleurenprinters. De hogeschool zorgt ervoor dat de studenten goedkoop of soms gratis een education versie van verschillende softwarepakketten kunnen aanschaffen. De Katholieke Hogeschool Kempen heeft voor Toledo gekozen als elektronisch leerplatform. Toledo is de elektronische leer- en toetsomgeving aan de Associatie K.U.Leuven. Toledo is een platform dat een aantal onderwijsondersteunende functionaliteiten aanbiedt, zoals het verspreiden van studiemateriaal, het opzetten van communicatiekanalen en samenwerkingsvoorzieningen, het aanbieden van toetsen en het delen van kennis- en leerobjecten. Deze functionaliteiten worden aangeboden aan alle gebruikers, studenten en personeelsleden. Hierdoor kunnen nieuwe leermethoden geïntegreerd worden zoals het gebruik maken van discussiefora, elearning en coöperatief werken. Het platform is bovendien het informatiekanaal voor de onderwijsplanning zoals examenregelingen, lessenroosters, studiebegeleidingsactiviteiten. De studentenraad publiceert verslagen via Toledo. De cijfers tonen aan dat Toledo veelvuldig gebruikt wordt in de Katholieke Hogeschool Kempen. Alle studenten en docenten hebben een persoonlijk e-mailadres en een persoonlijke schijfruimte op de beveiligde campusserver. De persoonlijke schijfruimte is toegankelijk via intranet en via internet. De vzw Campinia Media zorgt onder andere voor de verdeling en/of productie van handboeken, cursussen en syllabi. Verspreid over de campus staan een aantal kopieerapparaten voor de studenten en docenten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de uitbreiding van het wireless netwerk en een opfrissing van de gemeenschappelijke ruimtes van de opleiding (gangen, agora). De commissie ziet graag een oplossing voor de betaalfaciliteiten bij de aankoop van de lunches tijdens de middagpauze.
Opleidingsrapport| 47
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie beoordeelt de studie- en studentenbegeleiding als structureel goed uitgebouwd in de opleiding logistiek, het departement en de hogeschool. De commissie waardeert met name de laagdrempeligheid waardoor de student snel ondersteuning inroept en verkrijgt. Ook het mentorship en de coaching op basis van peer assistant learning (PAL) bezorgen de opleiding een goede score. Er heerst een sfeer van vertrouwen tussen docent en student. De centrale diensten ondersteunen actief deze aanpak. De strategische doelstellingen voor studiebegeleiding maken deel uit van het integraal beleidsplan van de hogeschool. De werkgroep studie- en studentenbegeleiding stelt jaarlijks actieplannen op en hij realiseert ze. Het begeleidingsplan verdeelt de begeleiding van de studenten in vijf actiegebieden: studieloopbaanbegeleiding, psychosociale begeleiding, groepsbegeleiding, studiebegeleiding, studeren met een functiebeperking. Begeleiding is ingebed in het onderwijs zelf en wordt aangevuld met extra begeleidingsactiviteiten. Het aanbod van extra studie- en studentenbegeleidingsinitiatieven is vooral gericht op de eerstejaarsstudenten om de overgang van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs te vergemakkelijken. De commissie heeft een sterke waardering voor de positieve evolutie van de enquêteresultaten die de stijgende kwaliteit van studie- en studentenbegeleiding bevestigt. De actiepunten worden systematisch aangepakt in studiedagen en workshops voor docenten en mentoren. Eerstejaarsstudenten worden vierjaarlijks bevraagd en de resultaten verwerkt door elk departement. Een totaaloverzicht van alle acties rond studie- en studentenbegeleiding kan men raadplegen in het kwaliteitshandboek. Het is gebaseerd op het begeleidingsplan van de hogeschoolwerkgroep. De commissie ziet nog mogelijkheden om de terugkoppeling actief aan te geven aan de betrokken partijen. De studiebegeleiding is ingedeeld in begeleiding voor de aanvang van de opleiding (instroom- en keuzebegeleiding, informatievoorziening), begeleiding bij de aanvang van, tijdens en na de opleiding. Het departement informeert de kandidaatstudenten voor de aanvang van de opleiding over het profiel van de bacheloropleiding, het opleidingsprogramma, het didactisch concept, de organisatie van de opleiding en de begeleidingsactiviteiten. Het departement gebruikt hiervoor website, brochures, SID-ins, infodagen, opendeurdagen, verzorgt informatie in secundaire scholen op vraag alsook individuele gesprekken. Bij de aanvang van het academiejaar krijgen alle eerstejaarsstudenten informatie over de onderwijsplanning, het lessenrooster en het studiemateriaal, het leven op de campus met een rondleiding in de gebouwen, de werking van de mediatheek en het labo informatica, een infosessie over de veiligheid, het volledig jaaroverzicht van het aanbod aan studie- en studentenbegeleidingsactiviteiten, de sociale dienst en de jobdienst, de onderwijs- en examenregeling en de relatie tussen de slaagkansen en het studeergedrag in de sessie ‘Wie slaagt, wie slaagt niet?’, en de informatievoorzieningen via het leerplatform Toledo en het mail-systeem van de hogeschool. Studenten met functiebeperkingen krijgen individuele begeleiding van de studentencoach. De afspraken worden in een contract samengevat. De student blijft zelf verantwoordelijk om de docenten van wie hij speciale begeleiding verwacht hierover in te lichten.
48 | Opleidingsrapport
Studenten die een geïndividualiseerd traject volgen krijgen informatie over de rechten en plichten verbonden aan hun traject. Het adjunct-departementshoofd en de opleidingscoördinator stellen deze trajecten op in overleg met de student. De kennismakingsactiviteit voor de eerstejaarsstudenten is een groepsactiviteit onder leiding van de mentor die de groepssfeer en de sociale betrokkenheid van de student van bij de aanvang bevordert. Zowel de departementale studentenraad als de studentenvereniging worden hierbij betrokken. Tijdens de opleiding begeleiden de docenten de studenten in hun leerproces. Ze geven informatie over de te verwerven competenties, de werkvormen, de evaluatieregeling. Een aantal docenten stellen voorbeeldexamens ter beschikking. De docenten zijn ook ruim beschikbaar buiten de contacturen. Wat betreft instromers situeert het verschil in voorkennis zich hoofdzakelijk bij wiskunde. Er is een cursus wiskunde afzonderlijk georganiseerd voor de opleiding logistiek met logistieke en economische voorbeelden. Elke student krijgt een informatiebrief met uitleg over de werking en het aanbod van studie- en studentenbegeleiding en met de contactmogelijkheden van de mentor. De mentor is een docent die een onderwijsactiviteit verzorgt. Hij is het eerste aanspreekpunt voor de studenten om hen te onthalen, te informeren in verband met studeren en hun studieverloop op te volgen en te bespreken. Belangrijk hierin is de rapportbespreking na elk evaluatiemoment voor de bijsturing van studieaanpak of heroriëntering. De mentor verwijst de studenten door naar andere diensten indien nodig. Er zijn workshops ter ondersteuning van de mentoren. De werkgroep studie- en studentenbegeleiding geeft de sessie ‘hoe studeren en examens afleggen’ met tips over les volgen, efficiënte studeermethoden, tijdsbesteding, langetermijnplanning, tips over degelijke examenvoorbereiding en over het afleggen van de examens. Studenten met problemen van financiële, sociale of persoonlijke aard kunnen hulp vragen bij de sociale dienst die kan doorverwijzen naar externe diensten indien nodig. Deze dienst geeft studenten ook de informatie over studietoelagen. Ze maakt dossiers op voor financiële steun vanuit studentenvoorzieningen voor studenten in financiële nood. Er worden faalangsttrainingen georganiseerd. De sociale dienst verzorgt ook een studentenjobdienst. De huisvestingsdienst verzorgt een website voor studenten die een kamer huren in Geel. Hij stelt een standaard huurcontract op en bemiddelt tussen huurders en verhuurders van studentenkamers. Tijdens de opleiding krijgen de studenten de nodige informatie via het digitale leerplatform Toledo en verwerken hierop de zelfevaluatie door docenten en studenten. Voor begeleiding na de opleiding is er een plaatsingsdienst. Hij geeft de informatie over vacatures door aan de studenten. Studenten hebben de mogelijkheid om hun curriculum vitae beschikbaar te stellen op www.doks.be. De werkgroep evalueert jaarlijks zijn werking en formuleert verbeteracties die in het departementaal beleidsplan komen. De werkgroep hecht daarbij veel belang aan de mening van de mentoren en werkt actief mee aan de enquêtes op hogeschoolniveau, waardoor de mening van de student een belangrijke leidraad is voor het bepalen van acties op langere termijn. De opleidingsverantwoordelijke heeft persoonlijke gesprekken met afhakers en studenten met uitstelgedrag of andere moeilijkheden. De commissie heeft echter niet kunnen vaststellen dat de opleiding andere methoden gebruikt om studenten goed te begeleiden voor hun verdere groeiplan. Vermits er een lage activiteit is in verband met internationale uitwisselingen zijn er ook geen sterke voorzieningen in dit verband.
Opleidingsrapport| 49
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie acht dat een betere voorziening van faciliteiten en begeleiding voor internationale uitwisselingen in deze opdracht verbetering kan brengen.
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
50 | Opleidingsrapport
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool heeft het kwaliteitsvol organiseren van opleidingen als een strategische doelstelling en wil een toonaangevende organisatie zijn voor kwaliteitszorg en –ontwikkeling. Een integraal beleidsplan bestaat uit een missie, visie en strategische doelen ingedeeld volgens de eerste vijf velden van het EFQM-model en een operationeel actieplan van één jaar. Voor elk niveau zijn de verantwoordelijke organen vastgelegd. Sinds 1995 ontwikkelen kwaliteitsmedewerkers van de hogeschool in samenwerking met andere hogescholen het TRISmodel, de vertaling van het EFQM kader voor hogescholen. Verschillende raden zoals de kwaliteitsraad, de onderwijsraad, de onderzoeksraad en de raad internationalisering waken over de werking en doen voorstellen voor het komende jaaractieplan. Er zijn werkgroepen rond het kwaliteitshandboek, indicatoren en resultaten, perceptiemetingen, studietijdmetingen. De werkgroepen ontwikkelen hulpinstrumenten, leveren resultaten en tonen goede praktijken ter ondersteuning van de kwaliteitsontwikkeling in de hogeschool. Het beleidsteam wordt ondersteund door de kwaliteitswerkgroep, de opleidingswerkgroep, de onderwijswerkgroep, de werkgroep stages, de onderzoekscoördinatoren, de verantwoordelijke voor PR en de werkgroep internationalisering. De verantwoordelijke per domein vertaalt de prioriteiten in concrete acties en legt ze vast in een actieplan. Deze actieplannen worden opgesteld voor kwaliteitszorg maar ook voor alle andere beleidsdomeinen, van beleid en strategie tot personeelsbeleid, informatievoorziening, opleidingswerkgroepen en –teams, onderwijsontwikkeling, studie- en studentenbegeleiding, onderwijsplanning, onderwijs- en examenregeling, stages, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening, internationalisering en PR, gekaderd in het EFQM-model. De verantwoordelijke hoort na te gaan of de vooropgestelde acties gerealiseerd zijn en stelt bijsturingen voor. Deze verbeteringen, samen met de bronnen van het bijsturen van het beleid, geven richting aan het beleidsplan van het volgende academiejaar. Er zijn regelmatig bijsturingen zoals op het vlak van de systematische inventaris van indicatoren, het updaten van het kwaliteitshandboek, de bevraging van de afgestudeerden over de opleidingen, de studietijdmeting van de opleiding logistiek, de voorbereiding van een zelfevaluatierapport voor elektromechanica en voor logistiek. De commissie stelde vast dat er een beleid en een centrale aansturing is van de kwaliteitsaanpak voor de hogeschool en de opleiding in het bijzonder. Vaak richt men zich echter vooral op de plannen van de vereiste activiteiten maar ontbreekt het aan streefcijfers en concrete doelstellingen. Daardoor hangt de doorvoering van plannen op de werkvloer sterk af van de individuele motivatie van de operationeel verantwoordelijke en vinden metingen of effectieve evaluaties niet steeds plaats. De kwaliteitswerking en het integraal beleid leiden echter wel tot daadwerkelijke verbeteringen. Bij de werkgroepen en bij het beleidsteam vindt de toepassing van de PDCAmethodiek wel geleidelijk meer ingang. De systematische bevragingen over een langere periode leiden tot inzicht in de perceptie van de studenten en het werkveld. De resultaten uit de bevragingen worden systematisch gecommuniceerd. Meetsystemen gaan de mate van tevredenheid van de betrokkenen na, zowel voor studenten, medewerkers, als het werkveld. Een stroomlijning van de bevragingen en het betrekken van de studenten dringt zich op. Een ander
Opleidingsrapport| 51
aandachtspunt is dat de bevragingen niet aangepast blijven aan de doelstellingen en de opgestelde competenties voor de bachelor logistiek. Een evenwicht tussen vergelijkbaarheid van de resultaten en aangepaste vragenlijsten is een uitdaging.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt een grotere aandacht en actie om de PDCA-cirkel te sluiten en te zorgen dat er voldoende concrete streefdoelen vastgesteld worden met bevoegde personen om invoering te verzekeren en krachtiger verbetercycli efficiënter te realiseren. De commissie vindt ook dat een stroomlijning van de bevragingen en het betrekken van de studenten zich opdringt. Bevragingen zouden moeten aangepast gehouden worden aan de doelstellingen en de opgestelde competenties voor de bachelor logistiek.
52 | Opleidingsrapport
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie noteerde dat er significante verbeteringen zijn doorgevoerd. Het beleidsteam baseert zijn beleid op tal van bronnen zoals de resultaten van bevragingen en van score-oefeningen, indicatoren, visitatierapport, evoluties in het werkveld en het beleid op hogeschoolniveau. Op regelmatige basis analyseert de opleiding in verband met de betrokkenheid van de studenten het marktaandeel, de instroommotivatie, bevraagt men het functioneren van docenten, de onderwijsactiviteit op zich, de studie- en studentenbegeleiding, en kijkt men naar afhakers, meet en analyseert men studietijd, studentenaantallen, de studenteninstroom en de slaagcijfers. Met betrekking tot het werkveld bevraagt men afgestudeerden en het werkveld, en is er een reflectiegroep werkveld. Met het personeel doet men Score-oefeningen en is er jaarlijks een invulling contingent en een analyse van de taakbelasting. Ook wordt er een score-oefening gedaan met studenten en het werkveld. Een score-oefening is een sterkte-zwakte analyse met voorstellen voor acties geplaatst in het EFQM/TRIS-model. Verbeterpunten, die hier uit blijken, vermelden onderwerpen zoals het inbedden van de internationalisering in het programma, het meer activeren en motiveren van studenten voor zelfstandig werk, het voorzien van middelen voor nieuwe onderwijs- en evaluatievormen, en het vertalen van competenties naar studenten in cursussen. Een aantal voorbeelden van verbetering in de voorbije jaren omvatten de aanpassing van de organisatiestructuur met clusters, het beleidsteam en de opleidingsteams. Het profiel van de opleiding is helderder omschreven met de pijlers en de competentieprofielen van de professionele bachelor in logistiek zijn opgesteld. Meer beroepscontexten werden ingevoerd, integratie van kennisinhouden en logistieke projecten verhoogd. Het personeelsbeleid voert de hogeschool nu vanuit een cluster. Voor nieuwe personeelsleden is een beter onthaalbeleid en begeleidingsplan op punt gesteld. Er is een betere professionalisering op onderwijskundig vlak en van de functionerings-/evaluatiegesprekken. Het informatiebeleid is aangepast. De opleiding bouwde projecten uit voor het secundair onderwijs. Zij pakte de samenwerking aan met de maatschappelijke actoren in de regio en Vlaanderen en met de logistieke organisaties en werkveldvertegenwoordigers. Op kwaliteitsvlak werkte de hogeschool aan de systematische bevragingen, heeft ze het kwaliteitshandboek geactualiseerd en de PDCA-werking conceptueel op punt gesteld voor de ganse organisatie. Meetresultaten moeten nog meer expliciet opgenomen worden in het beleid. Het opstellen van een kerncijferboek op het niveau van het departement vereenvoudigt de terugkoppeling naar het beleid en naar alle personeelsleden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt degelijke verbeteracties voor het activeren en inbedden van de internationalisering in het programma. De commissie stelt ook vast dat er verbeteracties nodig zijn om studenten meer te activeren en te motiveren voor zelfstandig werk en voor het vertalen van competenties naar studenten in cursussen.
Opleidingsrapport| 53
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie is van oordeel dat de hogeschool en de opleiding in het bijzonder een sterke betrokkenheid realiseert bij de belanghebbenden. De hogeschool beschouwt haar medewerkers als partners met wie ze overlegt om tot strategische keuzes te komen. Deze participeren aan het beleid door de medezeggenschapsorganen zoals de Academische Raad en het Hogeschoolonderhandelingscomité op hogeschoolniveau en de Departementale Raad en het Departementaal Onderhandelingscomité op departementaal niveau. De hogeschool en het departement beperken zich niet tot de wettelijk vastgelegde organen maar betrekken de medewerkers structureel via raden en werkgroepen enerzijds en door het doorvoeren van score-oefeningen op basis van het TRIS-model en enquêtes anderzijds. De comités, clusters, raden en werkgroepen worden betrokken bij het integraal beleid en het kwaliteitsbeleid bij het opstellen en het uitvoeren van het beleidsplan. In het departement Technische wetenschappen worden de medewerkers geïnformeerd over het beleidsplan, op papier en elektronisch. Tijdens personeelsvergaderingen werken medewerkers actief in groepen rond vooraf gekozen beleidsthema’s of onderwijskundige thema’s. In het opleidingsteam logistiek worden de medewerkers betrokken bij de realisatie en de actualisering van het opleidingsprogramma. Er is een participatie van studenten in raden en werkgroepen van de Raad van Bestuur in de hogeschool en Studentenvoorzieningen tot de Academische Raad, de Departementale Raad, de Studentenraden. Een coach per departement biedt ondersteuning aan de studentenraad en bewaakt de continuïteit van de studenteninspraak. Naast de participatie aan het beleid betrekken de hogeschool en het departement alle studenten door het organiseren van bevragingen zoals de instroommotivatie-enquête, de bevraging van studenten over onderwijs (zowel inhouden als de leeromgeving, de begeleiding en het functioneren van de onderwijsverstrekkers), studietijdmetingen, de evaluatie van de studie- en studentenbegeleiding, en het afhakersonderzoek. Het departement Technische wetenschappen bevraagt de afgestudeerden om de vier jaar uitgebreid over de genoten opleiding en de functiebeschrijving en hield bij het vernieuwen van het opleidingsprogramma rekening met de resultaten. De bevraging van het werkveld (werkgevers, stagebegeleiders, reflectiegroep, juryleden) gebeurt om de vier jaar. Men betrekt het werkveld bij het departementaal beleid door de vertegenwoordiging in de Departementale Raad. De reflectiegroep logistiek is betrokken bij het opstellen van competenties. Op het niveau van de individuele docent is er een samenwerking door stagebegeleiding, maatschappelijke dienstverlening, vertegenwoordiging in het werkveld. Enkele voorbeelden illustreren de contacten en samenwerking met het werkveld: departementale raad (DERA), werkveldoverleg, samenwerking met beroepsverenigingen, enquêtes bij het werkveld en afgestudeerden, stages en logistiek consulting, bedrijfsbezoeken, studiedagen, het regelmatig volgen van opleidingen, samenwerking bij studies streekontwikkeling.
54 | Opleidingsrapport
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport| 55
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon tijdens haar bezoek van de oud-studenten en het werkveld vernemen dat er een grote tevredenheid heerst over het gerealiseerd niveau van de opgeleide bachelors in de logistiek. De tewerkstellingsgraad is hoog. De opleiding komt tegemoet aan de nodige en verwachte competenties. Om de twee jaar wordt afwisselend bij de afgestudeerden en bij het brede werkveld gepeild naar de tevredenheid over de huidige job en naar de tevredenheid over de opleiding. De opleidingscoördinator koppelt de resultaten van de enquêtes steeds terug naar de deelnemers aan de enquêtes, aan het beleidsteam, de docenten en de Departementale Raad en vermeldt ze in het raadpleegbaar kwaliteitshandboek. Er blijkt een sterke vraag naar afgestudeerden logistiek. 75% van de afgestudeerden vinden binnen één maand werk. De afgestudeerden zijn tewerkgesteld in een zeer breed gamma van sectoren en dit vooral (67%) bij de ondernemingen met meer dan 100 werknemers. De afgestudeerden voeren een job uit in overeenstemming met het ambitieniveau van de opleiding (eerste periode: operationeel management, middellange termijn logistiek manager of specialisatie). De verloning is vergelijkbaar met deze van andere bacheloropleidingen in het departement. 50% van de respondenten heeft verantwoordelijkheid over andere werknemers en 78% van de respondenten zou bij het veranderen van job weer een bachelor logistiek aanduiden om zijn huidige job over te nemen, 10% zou een master aanduiden. Circa 20% van de respondenten behaalde na afstuderen nog een ander diploma (BaNaBa Strategisch KMO-management, Industrieel ingenieur, master in de Toegepaste economische wetenschappen). Dit blijkt ook uit de functies die de respondenten bekleden (logistiek bediende, aankoper, medewerker warehouse, DC-coördinator, productiesupervisor, IT consultant, planner, dispatcher, verantwoordelijke transport, kwaliteitsverantwoordelijke, stafmedewerker logistiek, ed.). De functie-inhoud van de afgestudeerden stemt overeen met de rollen die beschreven zijn in de domeinspecifieke competenties zoals inkoop, transport (vooral planning en opvolging), magazijn en in mindere mate logistiek advies, voorraadbeheer, kwaliteitszorg, customer service en logistieke ICT. De opleiding geeft aan dat uit bevragingen blijkt dat afgestudeerden tevreden zijn over de aangeboden kennis in de opleiding. Er is weinig bijkomende opleiding nodig bij de aanvang van hun job, tenzij jobgerelateerde opleidingen. De afgestudeerden zijn ook tevreden over de aangeleerde persoonlijke houdingen en vaardigheden in de opleiding. Meer dan 50% van de respondenten vindt assertiviteit, flexibiliteit, in team werken, initiatief nemen, organiseren, rapporteren, zelfstandig werken belangrijk voor de uitvoering van de job. Deze persoonlijke houdingen en vaardigheden zijn opgenomen in de algemene competenties, in de beroepsgerichte competenties, in de beroepspecifieke competenties en in de rol logistiek medewerker. Indien de opleiding een aspect meer aan bod zou laten komen, vinden de respondenten dat het leiding geven en commercieel zijn zou moeten zijn. De opleiding heeft er voor gekozen om managementvaardigheden en later HRM aan het programma toe te voegen. Het leidinggeven dat aangegeven is door werkveld is terug te vinden onder de noemer managementvaardigheden.
56 | Opleidingsrapport
De commissie meent te kunnen afleiden uit de besprekingen dat de opleiding actief omgaat met de bekomen informatie uit bevragingen. Hierbij geven de werkgevers de belangrijkste evoluties aan die de volgende jaren zullen plaatsvinden, zoals op de terreinen van mondialisering, globalisering, planning (APS, DRP, TPM, Routing), JIT, kleinere orders en kortere doorlooptijd, Lean, Logistieke grondvorm (integratie, partnership, 3PL, 4PL), VAL, VAS, reverse logistics, postponement, informatiestromen (integratie, auto-ID, track & trace, logistieke software), veiligheid en kwaliteit. Deze worden meegenomen in de evaluatie en bijsturing van het opleidingsprogramma en in de inhoud van opleidingsonderdelen. Werkgevers bevestigen dat de aangeboden kennisinhouden in de pijlers van de opleiding belangrijk tot zeer belangrijk zijn voor een bachelor in de logistiek. People management wordt ook als zeer belangrijk aanzien. De opleiding heeft er voor gekozen om selfassesment en peerassesment in de opleiding te integreren. Geen enkele afgestudeerde volgde na het afstuderen in 2008 een verdere opleiding. Na het afstuderen in 2007 volgde één afgestudeerde de BaNaBa Strategisch KMO-management en is geslaagd. 6 afgestudeerden volgden de BaNaBa Advanced business management: logistiek & inkoop, K.H.Leuven. Allen slaagden en de meesten met grote onderscheiding. Ook behaalde een van hen de prijs beste student advanced business management 2008. Van de 6 bovenstaande afgestudeerden volgt 1 afgestudeerde master in de Handelswetenschappen en een andere Master of Science in Supply Chain Management, Coventry University (UK). Uit evaluatiegesprekken met stagementoren blijkt dat de tevredenheid over de studenten in verband met de stage en het eindwerk doorgaans hoog is, wat ook terug te vinden is in de evaluatieformulieren. De laatste 5 jaren scoren onze studenten gemiddeld rond de 70% op het opleidingsonderdeel ‘Stage en eindwerk’ . Ook het werkveld is tevreden over het niveau van de eindwerken. Hierdoor kan de opleiding logistiek elk jaar beroep doen op bedrijven die jaar na jaar stagestudenten toelaten. Jaarlijks kennen logistieke bedrijven een prijs toe aan het beste eindwerk. De commissie heeft de eindwerken als zeer tevredenstellend ervaren en conform de vereiste verwachtingen. De commissie vindt het merkwaardig dat er geen of uiterst weinig informatie ter beschikking is over het bereikte niveau op gebied van internationalisering terwijl zij dit beschouwt als een belangrijk element op het gebied van geambieerde eindterrein. De doelstelling is de activiteiten op dit gebied te vergroten maar tot nu toe heeft dit nog niet geleid tot het geambieerde aantal studenten met buitenlandervaring. Een samenwerking met partnerbedrijven of omliggende bedrijven kan hier bijdragen om dat doel te bereiken. Procesanalyse van buitenlandse vestigingen en/of klanten en leveranciers kan ook uitgewerkt worden in een internationaliseringsinitiatief. De geografische afstand en het taalvoordeel om samen te werken met Nederlandse logistieke opleidingen zijn onbenutte kansen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt een sterkere aanpak aan om het niveau van de geambieerde internationalisering te bereiken en op te volgen.
Opleidingsrapport| 57
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied worden opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De commissie vindt echter dat de opleiding een goed rendement neerzet. De opleiding hanteert impliciet streefcijfers over het onderwijsrendement die in Vlaanderen gangbaar zijn. Ze sluiten aan bij de cijfers die de zogenaamde commissie Soete hanteert: een opleiding die 115 studenten telt, telt 60 eerstejaars, 35 tweedejaars en 30 derdejaars. De opleiding logistiek heeft een gevarieerde instroom. De meeste studenten hebben een vooropleiding in het ASO en TSO. De studenten uit TSO komen vooral uit technologische richtingen en de handelsrichting. In het secundair onderwijs bestaat geen specifieke vooropleiding logistiek. Tot en met 2004-2005 kon een student ‘slagen’. Vanaf 2005-2006 wordt gesproken in termen van ‘studieefficiëntie’. De analyse van de slaagcijfers in de opleiding logistiek van de laatste vijf academiejaren toont aan dat in het eerste jaar 60% of meer van de studenten slaagt of een studie-efficiëntie behaalt van ≥ 75%, in het tweede jaar 100% van de studenten slaagt of een studie-efficiëntie behaalt van ≥ 75% en in het derde jaar: praktisch 100% van de studenten slaagt of een studie-efficiëntie behaalt van meer dan 75%. In gesprekken met studenten eerste jaar en de mentoren werden oorzaken van falen geanalyseerd en hieruit kan geconcludeerd worden dat er zeer zorgvuldig wordt omgegaan met potentiële afhakers in het eerste jaar en er gepast geremedieerd wordt. De opleiding logistiek kent een traditie van veel permanente evaluatie. Deze wijze van evalueren draagt zeker bij tot een hoger onderwijsrendement. De gemiddelde studieduur in de opleiding logistiek bedraagt 3,14 jaar. De meeste studenten behalen hun diploma in 3 jaar. De opleiding telt hierdoor ook weinig studenten met individuele trajecten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt meer aandacht voor het verzamelen en het uitbouwen van kennis rond afhakers. Dit zal de opleiding in staat stellen een betere analyse te maken en meer preventieve maatregelen te nemen waar mogelijk, ook in verband met de andere voorkennis van ASO- en TSO-instromers.
58 | Opleidingsrapport
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: goed
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
goed goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport| 59
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER heeft voldoende informatie bezorgd aan de commissieleden om een goed overzicht te vormen van de opleiding.
Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
60 | Opleidingsrapport
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studielast Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp voldoende
voldoende voldoende voldoende goed voldoende voldoende OK voldoende goed goed niet van toepassing voldoende voldoende voldoende voldoende goed voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende goed voldoende goed goed
De oordelen zijn van toepassing voor: Professionele Bachelor Logistiek in de Katholieke Hogeschool Kempen te Geel
Opleidingsrapport| 61
62 | Opleidingsrapport
bijlagen
Bijlagen | 63
64 | c.v. van de visitatieleden
bijlage 1
curriculum vitae van de commissieleden
Marcel Ceulemans behaalde zijn diploma in het personeelswerk te Antwerpen in 1973. Doorheen zijn carrière deed hij ervaring op als HR-medewerker in diverse logistieke bedrijven, eerst als medewerker en later als personeelsmanager. Momenteel is hij directeur HR bij Indaver. Willy Van Erck is licentiaat in de Toegepaste Economische Wetenschappen met specialisatie in transporteconomie. Nadien heeft zich permanent bijgeschoold in verscheidene managementopleidingen. Hij deed ervaring op in verschillende managementfuncties in industriële en logistieke bedrijven. Momenteel is hij actief als interimmanager voor change management als zaakvoerder van zijn kantoor Consultas N.V. Van 2006 tot 2008 was hij algemeen directeur van het Vlaams Logistiek Verbond. Kurt Vanbrabant behaalde in 1997 zijn bachelor in de Logistiek. Momenteel is hij project manager SCM bij Jaga nv. Peter Verleg heeft een bestuurlijke loopbaan in het Nederlandse Hoger Onderwijs. Van 1989 tot 2004 was hij Voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Domstad in Utrecht en voorzitter van de Raad van Bestuurwaar van de Educatieve Federatie interactum Momenteel is hij zelfstandig consultant.
c.v. van de visitatieleden | 65
66 | Onafhankelijkheidsverklaringen
bijlage 2
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
Onafhankelijkheidsverklaringen | 67
68 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 69
70 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 71
72 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 73
74 | Bezoekschema
Onafhankelijkheidsverklaringen | 75
76 | Bezoekschema
bijlage 3 Dag 1 09.00-12.00 12.00-15.00 15.00-15.45 16.00-17.00 17.15-18.15 18.30-19.00 19.00
Dag 2 09.00-09.45 09.45-10.30 10.30-10.45 10.45-12.15 12.15-14.00 14.00-15.30 15.30-17.00 17.00-17.45
18.00-18.45
19.00
bezoekschema
voorbereidende vergadering intern werkoverleg, inzage bijlagen en lunch kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader) van de opleiding kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de opleidingen, het departement en/of de hogeschool) informeel ontmoetingsmoment intern overleg en avondmaal voor de commissie
studenten eerste en tweede jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en afstudeerrichtingen, inclusief de studentenvertegenwoordigers) studenten derde jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en afstudeerrichtingen, inclusief de studentenvertegenwoordigers) intern overleg rondgang lunch en intern overleg voor de commissie docenten (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en de 1 opleidingsonderdelen) intern overleg en inzage documenten vertegenwoordigers werkveld (max. 12, gedifferentieerd samengesteld - personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren en die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma) afgestudeerden (max. 12 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen– zelfstandige, in dienstverband, in meer administratieve of commerciële functies…) intern overleg en avondmaal voor de commissie
Bezoekschema | 77
Dag 3 08.30-09.00 09.00-09.45 10.00-10.45 11.00-11.45 12.00-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-15.00 15.00-18.00 18.00
administratief-technisch personeel ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool) begeleiders stage- en eindwerken (max. 12, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen intern overleg lunch voor de commissie opleidingsverantwoordelijke(n) vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
78 | Bezoekschema
bijlage 4
Erkenningscommissie
Erkenningscommissie | 79
80 | Afkortingenlijst
reacties | 81
82 | Afkortingenlijst
reacties | 83
84 | Afkortingenlijst
bijlage 5
lijst van afkortingen en letterwoorden
ASO
Algemeen secundair onderwijs
ATP
Administratief en technisch personeel
BAMA
Bachelor Master
BANABA
Bachelor na Bacheloropleiding
BSO
Beroepssecundair onderwijs
CEVORA
sectoraal vormingscentrum van PC218, opgericht door de sociale partners van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité van Bedienden, met de bedoeling opleiding en werkgelegenheid te bevorderen.
DOKS
Document and Knowledge Sharing
DRP
Distribution Requirement Planning ((planningspakket dat rekening houdt met beschikbare capaciteiten)
ECTS
European Credit Transfer System
EDC
Europees Documentatie Centrum
EFLE
European Forum of Logistics Education
EFQM
European Foundation for Quality Management
ELA
European Logistics Association
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
GIT
Geïndividualiseerd Traject
HACCP
Hazard Analysis Critical Control Points
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
ict
internet- en communicatietechnologie
IKZ
interne kwaliteitszorg
I&L
Informatie & Logistiek
IWT
Instituut voor aanmoediging van Innovatie door Wetenschap & Technologie
JIT
Just in Time
K.H. KEMPEN
Katholieke Hogeschool Kempen
K.H. Leuven
Katholieke Hogeschool Leuven
reacties | 85
KULeuven
Katholieke Universiteit Leuven
LPL
Landelijk Platform Logistiek (Nederland)
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
OP
onderwijzend personeel
PAL
Peer Assistant Learning
PBA
professionele bacheloropleiding
PDCA
letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’
PICS
Professional Association for Intergrated Supply Chains
RESOC
Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité
SBP
Small Business Project
SERV
Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen
TEW
Toegepaste Economische Wetenjschappen
TPM
Total Productive Maintenance
TRIS
Transnationale Institutionale Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)
TSO
Technisch secundair onderwijs
VAL
Value Added Logistics
VAS
Value Added Services
VDAB
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling
VIK
Vlaamse Ingenieurskamer
VIL
Vlaams Instituut voor Logistiek
VIM
Vlaams Instituut voor Mobiliteit
VlaJO
Vlaamse jonge ondernemingen
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLOR
Vlaamse Onderwijsraad
VTE
voltijds equivalenten
WMS
Warehouse Management System
86 | Afkortingenlijst