ONDERWIJSVISITATIE
Netwerkeconomie
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding in de Netwerkeconomie aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
8 juni 2010
De onderwijsvisitatie Netwerkeconomie
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be>evaluatieorgaan>visitatierapporten>huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2010/8696/10
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Netwerkeconomie in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de visitatieprocedure Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005 gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
4 |
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 hoofdstuk 1
De onderwijsvisitatie Netwerkeconomie ................................................................................. 9
1.1 inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 de betrokken opleidingen .................................................................................................................. 9 1.3 de visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.3.1 1.3.2 1.3.3
samenstelling ......................................................................................................................... 9 taakomschrijving ................................................................................................................... 10 werkwijze ............................................................................................................................. 11
1.3.4
oordeelsvorming ................................................................................................................... 12
1.4 indeling van het rapport ................................................................................................................... 13 hoofdstuk 2
Het domeinspecifieke referentiekader Netwerkeconomie..................................................... 15
2.1 inleiding ........................................................................................................................................... 15 2.2 domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 15 2.3 besluit .............................................................................................................................................. 16 deel 2 ................................................................................................................................................................ 17 het opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen .................................................................................... 19 bijlagen ............................................................................................................................................................. 65
| 5
6 |
deel 1
algemeen deel
| 7
8 | Onderwijsvisitatie Netwerkeconomie
Hoofdstuk 1 De onderwijsvisitatie Netwerkeconomie 1.1
inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Netwerkeconomie, die zij op 21, 22 en 23 oktober 2009 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
de betrokken opleidingen
De opleiding Netwerkecomomie wordt door één hogeschool aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op:
-
21, 22 en 23 oktober 2009
1.3
1.3.1
Hogeschool West-Vlaanderen
De visitatiecommissie
Samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 3 april 2009.
De commissie voor de professioneel gerichte bacheloropleiding Netwerkeconomie aan de Hogeschool WestVlaanderen:
Voorzitter en vakdeskundige: Vakdeskundige: Vakdeskundige: Onderwijsdeskundige:
Christian Van Strydonck Patrick Van Cauwenberghe Dirk Van Bogaert Hilde Van Keer
Onderwijsvisitatie Netwerkeconomie | 9
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Netwerkeconomie waren dit: Projectbegeleider:
Lucia Van Hoof (tot 15/11/2008) Sofie Landuyt (vanaf 15/11/2008)
Secretaris:
Wim De Cleyn
1.3.2
taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
10 | Onderwijsvisitatie Netwerkeconomie
1.3.3
werkwijze
De visitatie van de opleiding Netwerkeconomie aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
de installatie van de visitatiecommissie
Op 25 juni 2009 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
Fase 2
de voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten.
Onderwijsvisitatie Netwerkeconomie | 11
Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
de schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp van opleidingsrapport wordt aan de opleiding gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport wordt door de commissie in een slotvergadering besproken. De commissie stelt tijdens de slotvergadering ook een vergelijkend gedeelte op, waarin ze de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de visitaties van alle opleidingen vergelijkenderwijs weergeeft.
1.3.4
oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
12 | Onderwijsvisitatie Netwerkeconomie
1.4
indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding.
Onderwijsvisitatie Netwerkeconomie | 13
14 | domeinspecifiek referentiekader
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifieke referentiekader Netwerkeconomie 2.1
inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het 1 domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
domeinspecifieke competenties
gehanteerde input -
referentiekaders van de opleidingen:
Hogeschool West-Vlaanderen
beroepsspecifieke competentie De professionele bachelor Netwerkeconomie : -
1
kent technieken om multidisciplinaire, bedrijfsgebonden problemen en opportuniteiten te detecteren en kan deze technieken toepassen; kent technieken om multidisciplinaire, bedrijfsgebonden problemen en opportuniteiten te analyseren en kan deze technieken toepassen; kan efficiënte oplossingen uitwerken voor gedetecteerde problemen; kan een (internationale) onderneming of bedrijvennetwerk opstarten, het ondernemingsplan inzake netwerking opstellen, uitvoeren en bijsturen; kan een haalbaarheidsanalyse voor een casus uitvoeren; kan optimalisatieprojecten of softwareprojecten definiëren, uitwerken en uitvoeren en professioneel projectbeheer toepassen; kan gebruik maken van (vreemde talen en) vakjargon en kan dit toepassen in een multidisciplinaire, interculturele context; heeft zowel mondeling als schriftelijk een goede kennis van het Nederlands, Frans en het Engels.
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
domeinspecifiek referentiekader | 15
2.3
besluit
Netwerkeconomie is een unieke opleiding binnen de Vlaamse hogescholen. De commissie heeft zich bij het opstellen van haar referentiekader gebaseerd op het referentiekader van de opleiding. Zij kan zich grotendeels vinden in dit referentiekader maar vraagt voor de volgende elementen aandacht: -
-
-
Binnen de werkomgeving (zowel professioneel als privé) neemt informatisering aan belangrijkheid toe. De informatisering, waarvan netwerking een belangrijk item is, is één van de snelst veranderende van alle technologieën. De doorsnee consument bezit vandaag een aantal algemenen vaardigheden in het domein van informatisering. Enkel voor complexe problemen zal beroep worden gedaan op specialisten. De nood aan “ alledaagse probleemoplossingen” zal verminderen ten voordele van meer ingewikkelde vragen. Dit behelst een meer multidisciplinaire aanpak (combinatie software en hardware) waarin problemen worden gedetecteerd en opgelost op een efficiënte en effectieve manier. Levenslang leren: met bijzondere aandacht voor het opvolgen van trends en het opvolgen van internationale procedures en toepassingen inzake het netwerkingsdomein, vanwege verregaande internationalisering van gebruikers. Inzicht hebben in en rekening kunnen houden met bedrijfsstructuren, bedrijfsprocessen, bedrijfsspecifieke inzichten en ervaringen en kunnen handelen conform de regelgeving . Een goede kennis van het Frans, Engels en Nederlands.
16 | domeinspecifiek referentiekader
deel 2
opleidingsrapport
| 17
18|opleidingsrapport
Het opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen algemene toelichting bij de professionele bachelor Netwerkeconomie De Hogeschool West-Vlaanderen is organisatorisch opgedeeld in vier departementen: het Departement Hiepso (Kortrijk), het departement Lerarenopleiding-Vesalius-Hiss (Brugge-Oostende), het departement PIH (Kortrijk) en het departement Simon Stevin (Brugge). De algemene diensten van de hogeschool ondersteunen de departementen vanuit het beleidsniveau. De opleiding Netwerkeconomie is een relatief jonge opleiding. Het initiatief werd genomen in 2002, toen Karel Uyttendaele van de sectorfederatie voor de technologische industrie in België pleitte voor de oprichting van een bacheloropleiding opgebouwd uit 50% ICT en 50% bedrijfseconomie. De opleiding zoueen combinatie van 'harde' en 'zachte' vaardigheden aanbieden, met beroepsfinaliteit na drie jaar en de mogelijkheid om door te stromen naar een master. In opdracht van Hogeschool West-Vlaanderen creëerde het departement Simon Stevin de modulaire en competentiegerichte aanpak van de opleiding Netwerkeconomie. De professionele bachelor Netwerkeconomie is een vrij recente en unieke opleiding. Ze wordt aangeboden door de Hogeschool West-Vlaanderen. In 2004 – 2005 startten de eerste twee semesters met 35 ingeschreven studenten. In 2005 – 2006 gebeurde de uitbouw van semesters drie en vier van de opleiding Netwerkeconomie, en in 2006 – 2007 de semesters vijf en zes. De eerste generatie van studenten Netwerkeconomie studeerde af in juni 2007 (32 afgestudeerden). De opleiding netwerkeconomie is een brede opleiding met een combinatie van business, IT, bedrijfscommunicatie en ondernemerschap. Het is een unieke opleiding in Vlaanderen, zonder afstudeerrichtingen. Ze wordt georganiseerd in het departement Simon Stevin (SST). Andere opleidingen van dit departement zijn Bedrijfsmanagement (BM), Toegepaste Informatica (TI), Toegepaste Architectuur, Office Management en Biomedische Laboratoriumtechnologie. Samen met de Universiteit Gent (UGent), de Hogeschool Gent (HOGENT) en de Arteveldehogeschool vormt de Hogeschool West-Vlaanderen de Associatie Universiteit Gent (AUGent).
opleidingsrapport | 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
doelstellingen van de opleiding
niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; - het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; - het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie vindt dat er een duidelijke omschrijving is omtrent de te realiseren doelstellingen. Ze is tot het besluit gekomen dat de door de opleiding geformuleerde doelstellingen goed beantwoorden aan de verschillende competenties die worden aangegeven, enerzijds in het decreet wat de algemene competenties en de beroepsgerichte competenties betreft, en anderzijds in het domeinspecifieke referentiekader van de commissie wat het beheersen van de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar betreft. De hoofdcompetenties impliceren het autonoom functioneren van studenten al of niet in teamverband. Deze worden goed gesitueerd in de opleiding. Ook de maatschappelijke relevantie en de internationale dimensie worden rechtstreeks benoemd in de doelstellingen. De opleiding heeft een duidelijke missie die ze formuleert als volgt: ‘De opleiding Netwerkeconomie biedt een praktijkgerichte en stimulerende leeromgeving waarin de student de competenties verwerft om succesvol deel te nemen aan een kennisintensieve netwerkeconomie. De bachelor in de Netwerkeconomie is een polyvalente opleiding met aandacht voor een combinatie van harde en zachte competenties. De afgestudeerden hebben een goed inzicht in de mogelijkheden van IT – zonder zelf toptechnologen te zijn – en zijn bedreven in internationaal ondernemerschap. Bovendien begrijpen ze, door hun helikopterzicht, gelijktijdig de noden van alle onderdelen, zowel intern als extern, van de onderneming die netwerkt. De opleiding Netwerkeconomie is een professioneel gerichte bachelor, die een directe inzetbaarheid beoogt in een breed werkveld.’ De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding de algemene en beroepsgerichte competenties heeft opgenomen in haar referentiekader. Tijdens de gesprekken benadrukt de opleiding dat het projectmatig werken zeer belangrijk is. De commissie is van mening dat dit sterk bijdraagt tot de snelle inzetbaarheid op het terrein na het behalen van het diploma. Reële (integratie)projecten tijdens de trapsgewijze opbouw van de opleiding benaderen de reële werksituatie. De opleiding Netwerkeconomie is een professionele bachelor op generalistisch niveau, met een bijzonder brede waaier aan opleidingsonderdelen, die door de vele vakoverschrijdende integratieprojecten leiden tot een goede integratie van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes.
20|opleidingsrapport
De beroepsspecifieke competenties die de opleiding vooropstelt zijn het beheersen van de logistieke, financiële, informatie- en marketingstromen die binnen en tussen bedrijven plaatsvinden. Studenten leren relevante bedrijfsprocessen te vertalen naar informaticabehoeften en de mogelijkheden en beperkingen van informatica te communiceren naar alle processen en afdelingen van een bedrijf. Daarnaast ligt de nadruk op ondernemerschap en coöperatie. Studenten leren als ‘intrapreneur’ verantwoordelijkheid te nemen voor haalbaarheidsonderzoeken, planning, projectleiding, implementaties en rapportering binnen een bedrijf en tussen organisaties. Dit alles bij een snel veranderende technologie en een steeds verdergaande globalisering. Ook communicatieve vaardigheden krijgen de nodige aandacht om deze processen te begeleiden. De beroepscompetenties van de opleiding zijn hiervan een vertaling. De opleiding definieert een competentie als volgt: de bekwaamheid om met integratie van kennis, houding en vaardigheden adequaat beroepsmatig te handelen in diverse (beroep)situaties. De beroepsspecifieke competenties zijn geformuleerd in overleg met het beroepenveld via de opleidingscommissie. Deze is samengesteld uit onder andere vertegenwoordigers van Agoria, VOKA en UNIZO. De beroepsspecifieke competenties werden getoetst en aangepast. De opleiding heeft volgende domeinspecifieke competenties vastgelegd waarin de vier pijlers business management (30%), bedrijfscommunicatie (20%), ICT (30%) en ondernemingszin (20%) verweven zijn: Detecteren van multidisciplinaire, bedrijfsgebonden problemen en opportuniteiten. Efficiënte oplossingen uitwerken voor gedetecteerde problemen. Een internationale onderneming of bedrijvennetwerk opstarten; het ondernemingsplan opstellen, uitvoeren en bijsturen. Een haalbaarheidsstudie voor een casus uitvoeren. Optimalisatie- of softwareprojecten definiëren, uitwerken en uitvoeren en professioneel projectbeheer toepassen. Gebruik maken van vreemde talen en vakjargon en dit in een multidisciplinaire, interculturele context. Bij de opbouw van internationale competenties hield men rekening met de internationale evoluties van ECTS, “learning outcomes in terms of competences”, het kwalificatieraamwerk van de Europese Hogeronderwijsruimte en het Europees Kwalificatieraamwerk EQF. De commissie heeft sterke waardering voor de beroepsspecifieke competenties van de opleiding die gericht zijn op de toenemende globalisering van de economie, een internationale, interculturele context. Daarvoor is een specifiek internationaal semester ingebed in de opleiding. De opleidingsdoelstellingen en de missie van de opleiding Netwerkeconomie zijn opgenomen in beschikbare en gecommuniceerde studiegidsen. De eindcompetenties van de opleiding zijn opgenomen in een portfolio dat de studenten bijhouden tijdens hun studieloopbaan. Deze competenties zijn eveneens terug te vinden in de ECTSfiches en werden bevestigd door het werkveld. De ECTS-fiches worden tevens bekend gemaakt op de Dokeosleeromgeving. De opleiding betrekt de teamleden van de opleiding bij het formuleren van de beroepsspecifieke competenties, die op het computernetwerk en de website terug te vinden zijn. Nieuwe lectoren worden bij de start van hun opdracht uitvoerig ingelicht door de opleidingscoördinator. Voor de stagementoren is er een stagebrochure met een voorstelling van het departement en een lijst van de eindcompetenties van de opleiding. De commissie heeft wel waargenomen dat de opleiding worstelt met het vinden van een naamgeving die beter aansluit bij de leefwereld van de potentieel geïnteresseerde studenten en hun ouders en wil de opleidingsverantwoordelijken aanmoedigen om een meer aantrekkelijke en doelgerichte naamgeving te vinden voor de opleiding.
opleidingsrapport | 21
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan om een meer aantrekkelijke naam te geven aan de opleiding die ook meer representatief is voor de inhoud en de bagage die de student meeheeft bij het afstuderen.
Facet 1.2
domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: - De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. - Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat de opleiding de doelstellingen goed vertaalt in eindkwalificaties van de student en dat ze aansluiten bij de eisen van het bedoelde vakgebied. De opleiding is een generalistische opleiding die de verschillende basiscompetenties ontwikkelt waarmee de afgestudeerde netwerkeconoom aan de slag kan in, maar vooral tussen, alle afdelingen van een bedrijf: inkoop, verkoop, logistiek, productie, informatica. Daarop zijn de domeinspecifieke competenties gericht. Als schakel tussen de afdelingen of tussen bedrijven kan de afgestudeerde netwerkeconoom informatie efficiënt gebruiken, verzamelen, uitwisselen, verwerken en publiceren. Hij maakt daarbij gebruik van de meest geavanceerde technologieën en technieken. Hij werkt onder leiding in een uitvoerende functie, maar moet als projectleider ook opdrachten uitvoeren die een vrij grote autonomie en creativiteit vereisen. Daarom moet hij zelfstandig kunnen werken. Hij fungeert als vertrouwenspersoon en dient discreet en loyaal te zijn. Bovendien moet hij in staat zijn in teamverband te functioneren. Tijdens de gesprekken heeft de opleiding bevestigd dat de domeinspecifieke competenties overeenkomen met de door de commissie geformuleerde vereiste competenties. De commissie stelt vast dat deze opleiding uniek is in vergelijking met andere gelijkaardige opleidingen, door de integratie en de professionele vaardigheden waardoor studenten leren omgaan met bedrijfseconomische en informaticanoden. Bij het opzetten van de opleiding heeft men vergelijkingen gemaakt met het aanbod van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen in Kortrijk, de Katholieke Hogeschool Mechelen, en verder de Katholieke Universiteit Leuven en de Universiteit Antwerpen met hun opleidingen Master in Toegepaste Economische Wetenschappen. De opleiding heeft haar aanbod tevens vergeleken met gelijksoortige opleidingen in China, Nederland, Canada, Noorwegen en Italië. Voor zover bekend is er geen specifieke beroepsreglementering die gebruikt kon worden bij het opstellen en toetsen van de opleidingsdoelstellingen. De commissie waardeert sterk de modulaire en competentiegerichte aanpak van de opleiding en de competenties die tot stand zijn gekomen in samenspraak het werkveld (Agoria, VOKA en UNIZO) en de opleidingscommissie.
22|opleidingsrapport
Voor het bepalen van de gewenste vakspecifieke competenties werd op basis van vacatures een analyse gemaakt van de gevraagde competenties van vijf rollen: ondernemer, business development manager, financieel analist, e-business consultant, projectleider. In formele en informele gesprekken erkent men de noden van het werkveld. De meeste teamleden van de opleiding hebben verschillende jaren werkervaring in het bedrijfsleven. Daardoor is het aangeboden cursus- en studiemateriaal in sterke mate onderbouwd met praktijkmateriaal. Er zijn veelvuldig contacten met het werkveld via de stages, het oplossen van BEST-cases (BEST = Business Entrepreneurial Student Task), de LED-projecten (LED = Laagdrempelig expertise- en dienstverleningscentrum), het opleidingsonderdeel Business consultancy, de integratieprojecten, de vergaderingen met de opleidingscommissie, de vakbijscholingen en de congressen gevolgd door de teamleden. Gezien de opleiding nog jong is, zijn tot nu toe de alumni en de stageplaatsen nog te weinig aangesproken voor de toetsing van de doelstellingen. Er is een internationaal semester ingebouwd in de opleiding. De opleiding kent van bij de start zowel inkomende als uitgaande mobiliteit van studenten en lectoren, en ze is een actieve partner in verschillende internationale projecten.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
goed goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 23
Onderwerp 2
Facet 2.1
programma
relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat de inhoud van het programma van de opleiding voldoet om de doelstellingen te realiseren. De opleidingsdoelstellingen zijn vertaald in leerdoelen. Via de competentiematrix geeft de opleiding in een tijdslijn de relatie weer tussen de competentiedoelstellingen enerzijds en de modules en partims anderzijds. De commissie waardeert dat de opleiding op een expliciete manier aandacht heeft voor een adequate onderbouwing van het programma met het efficiënt en kwalitatief inzetten van diverse werkvormen. Naast zes beroepsspecifieke competenties besteedt de opleiding in haar programma aandacht aan acht algemene en drie algemeen beroepsgerichte competenties. De competenties zijn in het programma vertaald in vier pijlers: business management, ICT, bedrijfscommunicatie en ondernemingszin. Elk semester bestaat uit vijf modules: één module voor elk van de vier pijlers en één integratiemodule. Het programma is zo opgebouwd dat chronologisch eerst begrippen worden meegegeven omtrent de werking van het bedrijfsleven (bedrijf analyseren), daarna schakelt men over naar het optimaliseren van bedrijvennetwerken en in de laatste semesters gaat men naar verbreding en verdieping met reële ervaring en prestaties in de praktijk . Een semester in de opleiding bestaat uit tien lesweken waarin opleidingsonderdelen uit de vier pijlers aan bod komen. Tijdens de twee daaropvolgende weken werken de studenten al dan niet in team de integratieprojecten uit. Deze integratieprojecten hebben betrekking op de “onderliggende opleidingsonderdelen” uit de tien voorgaande lesweken. De vertaalslag naar concrete doelstellingen gebeurt op het niveau van elke module en elk partim. Deze doelstellingen worden, naast de inhoud, de werkvormen, het studiemateriaal en de evaluatiewijze, opgenomen in de studiefiches. De lectoren én studenten zien toe op de naleving van de studiefiches, zowel wat de inhoud als het niveau betreft, onder andere door middel van de jaarlijkse studentenenquêtes en het opleidingsgebonden studentenoverleg. Waar nodig, leidt dit tot een bijsturing, bijvoorbeeld in het aanpassen van het studiemateriaal. Integratieprojecten en stages zorgen voor bijkomende vakoverschrijdende ervaring en leerkennis en – vaardigheden, zoals in Small Business Project (SBP), oplossen van BEST-cases en Business consultancyprojecten. Zo ook voor het gebruik van de vreemde talen (Engels, Frans) die geïntegreerd zijn in de opleidingsonderdelen die in een vreemde taal worden aangeboden of in projecten opgezet en uitgewerkt met Waalse partnerscholen. De commissie vindt het positief dat er in het programma discipline-overschrijdende elementen aanwezig zijn. Er is volgens de commissie een positieve opbouw met het werkveld van in het begin. De veelzijdigheid van het programma in deze richting is een duidelijk voordeel bij de keuze van studenten voor de opleiding, evenals de brede toepassingen en tewerkstellingszekerheden, en de combinatie van theorie en praktijk. Er is een learning agreement waardoor de meerwaarde van de buitenlandse opleiding mee wordt opgenomen.
24|opleidingsrapport
Door de grote breedte van de waaier aan algemene beroepscompetenties vraagt de commissie er over te waken dat er geen oppervlakkigheid ontstaat in de inhoud van de cursussen. Zeker voor de taalcursussen noteerde de commissie dat er ruimte is om het inhoudelijke niveau op te trekken. Ook het niveau van de Nederlandse taal hoort hierbij. Keuzevakken blijken eerder gericht te zijn op verdere verbreding dan op verdieping van specifieke terreinen. Alle studenten worden actief aangemoedigd om een internationale ervaring op te doen. Hogeschool WestVlaanderen heeft met meer dan 95 partnerscholen, verdeeld over de 27 Erasmuslanden, een bilateraal akkoord afgesloten voor studenten- en lectorenmobiliteit. Daarnaast lopen er nog internationale projecten met andere partners. Er zijn contracten met partners in Mexico en in Macedonië. De opleiding geeft aan dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen Erasmuspartners voor de opleidingen Bedrijfsmanagement en Netwerkeconomie. Voor de opleidingen Netwerkeconomie en Bedrijfsmanagement samen zijn er 42 Erasmuspartners, waaronder 4 Waalse. In het ‘learning agreement’ vermeldt men de opleidingsonderdelen en de bijhorende ECTS. Dit verzekert de student ervan dat de thuisinstelling de verworven ECTS zal erkennen. Meestal verblijven deze studenten in het studentenhome vlak naast de campus. Het beleid ondersteunt en stimuleert concrete internationale initiatieven in het kader van het Europese 'Een leven lang leren programma', interregionale programma’s, Framework, TEMPUS, ontwikkelings- en andere nietEuropese samenwerking. De opleiding heeft een beleidsverklaring internationalisering die werd aanvaard door de Europese Commissie. Daardoor kreeg de Hogeschool West-Vlaanderen het Extended European University Charter tot 2013 . Zij heeft voor de internationalisering een aantal operationele doelstellingen: -
het verder Europees en mondiaal profileren van alle opleidingen en in alle niveaus; het behalen van het ECTS label; de internationale inbedding van het diversiteitbeleid.
De opleiding wil meewerken aan betoelaagde internationale projecten en buitenlandse stages. In het vijfde semester komt de internationale dimensie uitgebreid aan bod. Studenten helpen mee aan de uitbouw van de opdrachten. Er zijn opleidingsonderdelen Doing Business in Asia. Men heeft de jaarlijkse buitenlandse studiereizen en er zijn vier vreemde talen opgenomen in de opleiding. Frans, Engels en Duits zijn verplichte opleidingsonderdelen, de vierde vreemde taal in semester vijf is het Spaans. In september 2008 werd het Lifelong Learning ERASMUS Multilateral Curriculum Development Project ESPIEW (Entrepreneurial Spirit Improving European Welfare) goedgekeurd. Het partnerschap, gecoördineerd door Hogeschool West-Vlaanderen, bestaat uit Plantijn Hogeschool (Antwerpen), Fredericq University (Cyprus), Den Flerflaglige Professionhojskole Hovestaden (Denemarken), Hochschule Neubrandenburg (Duitsland), Lahden Ammattikorkeakoulu (Finland) en Universitatea Din Craiova (Roemenië). Doelstelling van het project is een “tailor made” interdisciplinair en intercultureel semester (30 ECTS) op te starten in academiejaar 2009-2010. Tijdens dit semester studeren studenten uit Sociaal Werk en Gezondheidszorg ondernemerschap aan. Bij lectorenmobiliteit streeft men ernaar dat beide opleidingen baat hebben bij de uitwisseling. De uitgaande lectoren doceren in het buitenland uiteenlopende thema’s, gaande van Intercultural Communication (Tsjechië) over Webdesign (Finland) tot Network Economy (Frankrijk). De inkomende lector is een Franse collega van IMUS - Université de Savoie die les komt geven over het thema “Stratégie Internationale de la firme”. Er is een procedure voor curriculumherziening en –innovatie opgesteld naar aanleiding van de resultaten van de kwaliteitszorg op de onderwijsprocessen of richtlijnen vanuit de algemene diensten. Voorstellen worden besproken met de opleidingscommissie, die paritair samengesteld is uit de teamleden van de opleiding en vertegenwoordigers van het werkveld. Er is inspraak van de teamleden, het werkveld, de studenten en de alumni. De commissie heeft vastgesteld dat de kennis Frans op een hoger niveau zou mogen gebracht worden maar begreep tijdens de visitatie dat de opleiding actief aan dit onderwerp werkt.
opleidingsrapport | 25
Wat betreft de opleiding in haar geheel valt op dat 85% van de studenten de opleiding (meer dan) voldoende vond als voorbereiding op het stageproject. Heel wat studenten ervaren dat de pijler ICT wat meer aandacht mag krijgen, met name Business intelligence in het opleidingsprogramma. Ook het team gaf dit als een aandachtspunt aan. Vanaf academiejaar 2009-2010 is het opleidingsonderdeel Business intelligence Advanced opgenomen in semester vijf van de opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht om alle taalvakken, vooral het Frans maar ook zeker het Nederlands, op een hoger peil te brengen en te houden. De commissie hoopt dat de opleiding mogelijkheden vindt om meer studenten te laten deelnemen aan de internationale programma’s. De commissie vindt dat het plan van aanpak, dat de prioriteiten omschrijft, meer expliciet zou mogen gemaakt worden door meer meetbare indicatoren te bepalen tegenover de doelstellingen.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert zeer de aandacht die in het programma gaat naar het werkplekleren, de focus op de praktijk en de aanwakkering van het ondernemerschap, de zelfstandigheid en het talenbad waarin de studenten ondergedompeld worden door het internationale semester. Het ontwikkelen van vaardigheden en attitudes komt aan bod vanaf het eerste semester. Verder stelde de commissie een duidelijke positieve interactie vast tussen het opleidingsteam en het beroepenveld. Het opleidingsteam zet zich ook sterk in binnen verschillende facetten van maatschappelijke dienstverlening en toegepast onderzoek. De kennisopbouw gebeurt geleidelijk en opeenvolgend. De eerste twee semesters richten zich vooral op de kernprocessen binnen één bedrijf. In het derde en vierde semester ligt de focus op processen en netwerken tussen bedrijven. Het vijfde semester biedt vooral verdieping van de kennis en verruiming. De student kan zien hoe de kennisopbouw in zijn traject evolueert via de begincompetenties en toelatingsvoorwaarden in elke studiefiche. De commissie is van mening dat via diverse modules de ontwikkeling van de beroepsspecifieke competenties wordt gewaarborgd. Al van in het eerste semester komt het verwerven van vaardigheden en attitudes aan bod. Dit krijgt vorm door de inbreng van de integratieprojecten en het werkplekleren. Door het invoeren van
26|opleidingsrapport
competentiegericht onderwijs wordt zo met het focussen op competentieontwikkeling, buiten de kennisontwikkeling, ook sterk gewerkt op de integratieprojecten. Door de invoering van self and peer assessment voor bepaalde integratieprojecten, krijgen ook de maatschappelijke en sociale vaardigheden extra aandacht. Deze manier van evalueren zal in de nabije toekomst op een meer consequente manier aan bod komen gedurende de vijf semesters. De commissie heeft gezien hoe dit verder ontwikkeld wordt. Vanaf academiejaar 2009-2010 hebben de tweede- en de derdejaarsstudenten de keuzemogelijkheid om een van hun integratieprojecten te vervangen door een deelname aan een kortlopend buitenlands project, op voorwaarde dat de buitenlandse partnerinstelling daar credits aan toekent. De student is vrij in zijn keuze van de stageplaats in binnen- of buitenland. Een voorafgaande goedkeuring van het team is hierbij wel nodig. Met de buitenlandse partner met wie de hogeschool een bilateraal contract heeft, wordt een ‘learning agreement’ afgesloten, waarin het opleidingsonderdeel met het daarbij horende aantal studiepunten wordt vermeld. In het ‘transcript of records’ noteert de internationale coördinator de evaluatie die in het eigen land van toepassing is. De internationale coördinator van de opleiding zet die cijfers (of letters) om naar de eigen evaluatie, op basis van de ECTS-waardeschaal. Er is een gestructureerde aanpak voor het kiezen en registreren van een buitenlandse stage door studenten en de daarmee verbonden administratieve afhandeling. Ook voor de uitgaande studenten stelt men een learning agreement op voor de student en de coördinatoren Internationalisering van de thuis- en de partnerinstelling. Om de kwaliteit van de internationale stage te garanderen ondertekenen alle betrokken partijen het standaard Erasmus Training Agreement. Er is voor de student financiële tussenkomst voor taalvoorbereiding, wanneer die taal niet is opgenomen in het reguliere curriculum. Studenten die stage lopen in het Zuiden, in het kader van ontwikkelingssamenwerking, volgen een specifiek tweedaags voorbereidingstraject. Dit wordt georganiseerd door de associatiepartner Arteveldehogeschool. Tijdens het verblijf in het buitenland staan de verantwoordelijken Internationalisering via email in contact met de student en/of zijn stagementor. De commissie stelde vast dat er een uitgebreide en sterk gestructureerde begeleiding is voor de stages en het eindwerk. Dit zorgt voor een degelijke onderbouwing van de professionele gerichtheid. Het gaat van informatiesessies over het verzorgen van keuzeondersteuning, het voorzien van stagecoördinatoren en de administratie, samenwerking met Studentenvoorzieningen Hogeschool West-Vlaanderen (SOVOWES). SOVOWES voor een sollicitatietraining. De studenten leren hoe ze moeten communiceren met en zich presenteren in een (stage)bedrijf. De bedrijfsstagementor is het aanspreekpunt voor de studenten en geeft feedback. Een stagebrochure ondersteunt de mentoren. De mentor krijgt een kopie van de algemene en specifieke richtlijnen voor de studenten. Stagebegeleiders evalueren en actualiseren jaarlijks de afspraken. De stagementor en -begeleider staat in nauw contact met elkaar en zijn door de student gemakkelijk te bereiken. Tijdens de stage rapporteert de student wekelijks met een projectopvolging. De gepresteerde uren per dag en per week worden bijgehouden. De begeleiding bij het schrijven van het eindwerk is een partim. De studenten werken in semesters drie en vier een Small Business Project (SBP) uit. Dit is een initiatief van de Vlaamse Jonge Ondernemingen, gesteund door de Vlaamse Gemeenschap. Het heeft als doel de ondernemersattitude bij hogeschoolstudenten te ontwikkelen. Via SBP’s worden proefondernemingen opgestart. Zo krijgen studenten al tijdens hun opleiding een reëel beeld van tal van aspecten van het ondernemerschap en de opstart van een eigen zaak. Via een SBP-businessplan zijn de studenten in staat om belangrijke ondernemersvaardigheden te ontwikkelen en te testen. De studenten krijgen in de introductieweek in het vijfde semester een sollicitatietraining aangeboden in samenwerking met Studentenvoorzieningen Hogeschool West-Vlaanderen. In de integratieprojecten geeft men reële opdrachten of men benadert een reële situatie zo dicht mogelijk, waardoor de studenten een gesimuleerde werkveldervaring hebben op het einde van elk semester. Studenten nemen bij Vlaamse bedrijven een diepte-interview af, gebaseerd op het Business Maturity Model ontwikkeld door de Universiteit Utrecht en Deloitte Nederland, SBP, oplossen van BEST-cases binnen een bedrijf. Dit gaat over het analyseren van een probleemstelling, een plan van aanpak opstellen, in teamvergaderingen bespreken en notuleren, zelf werkschema’s opstellen, een logboek bijhouden en een eindpresentatie houden van de
opleidingsrapport | 27
voorgestelde oplossing in het bedrijf en voor collega-studenten. Verder krijgen de studenten ervaring met Business consultancy: ze worden in team geconfronteerd met een complexe probleemstelling in een bedrijf. Ze moeten prioriteiten kunnen opstellen van bedrijfsproblemen en duidelijk formuleren en een oplossingsstappenplan opmaken. Het team rapporteert schriftelijk en mondeling in de betrokken onderneming en voor peers. En ten slotte volbrengen ze een stage en maken een eindwerk. In alle semesters is een bedrijfsbezoek gepland in binnen- of buitenland. Aan het bedrijfsbezoek is een voorbereidende taak en/of rapportering achteraf gekoppeld. Alle studenten beschikken over een laptop waarop de allernieuwste software is geïnstalleerd. Zij moeten deze vlot kunnen toepassen en gebruiken. In het eerste semester van de opleiding staat Lean procesbeheer op het programma. In het vijfde semester is het opleidingsonderdeel Trends in bedrijfstechnologie opgenomen, gericht op het zelf leren opvolgen van recente ontwikkelingen in de snel evoluerende technologische wereld. De commissie is van mening dat actuele ontwikkelingen in het vakgebied een gezonde plaats krijgen in het programma. Stagebegeleiders uit de opleiding kunnen door hun contacten met de stageplaatsen nieuwe tendensen en technologieën bevragen en deze implementeren in het opleidingsprogramma. In de toekomst streeft de opleiding ernaar om alle leden van het opleidingsteam te betrekken bij de presentaties en evaluaties van de eindwerken en stageverslagen, zodat het hele team de nieuwe ontwikkelingen kan oppikken. Het stageconcept bestaat uit het inwerken en verbeteren van praktische opdrachten uit het werkveld om bedrijvigheden te optimaliseren of te vernieuwen. De commissie leerde dat er een vernieuwde aanpak is ingesteld voor de eindwerken waarbij er een mentor van bij de aanvang de student volgt in zijn activiteiten. Het niveau van de verwachte uitvoering en presentaties van de eindwerken wordt ook hoger gelegd. De commissie bevestigt dat die nieuw ingeslagen weg en positieve invloed heeft op de kwaliteit van de eindwerken. De opleiding zorgt via het LED-project (Laagdrempelig expertise- en dienstverleningscentrum) in samenwerking met de provincie West-Vlaanderen voor de ondersteuning van kleine ondernemingen bij hun groei. Van bij de start geeft men aandacht aan onderzoek onder meer naar het netwerken tussen KMO’s en de tewerkstelling in de haven van Zeebrugge. Kleine ondernemingen van maximum 10 tot 15 werknemers worden bijgestaan en begeleid in hun groeifase. Het streefdoel is om op termijn gezien te worden als een expertisecentrum, zodat kleine bedrijven zelf de stap zetten naar de hogeschool. De opleiding neemt deel aan toegepast onderzoek Een eerste onderzoeksproject over “Netwerking bij Vlaamse KMO’s” liep van 2005 tot 2007. Een tweede onderzoek kaderde in het EFRO-project “Anticipating Change”, een project tussen de regio’s Hull (Groot-Brittannië), Kotka-Hamina (Finland) en Brugge. De opleiding voerde onderzoek naar de problematiek van de tewerkstelling in de haven van Zeebrugge. Dit rapport kreeg de nodige aandacht in de media en in het beroepenveld. In oktober 2008 startte een nieuw PWO-project “InSuMa” (Integraal en geïntegreerd Sustainability Management), waar de opleiding mede-aanvrager is. Dit voorbereidend onderzoek richt zich op de problematiek van maatschappelijk verantwoord ondernemen bij micro-ondernemingen in WestVlaanderen. De studenten ervaren de integratieprojecten en de BEST-cases als relevant met het oog op de stage en het beroepsleven. Slechts een minderheid van studenten vond dat de projecten nog te ver van de realiteit staan.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de mogelijkheid te onderzoeken om een buitenlandse stage verplicht te maken. De commissie constateerde dat er weinig zicht is op internationale opleidingen om studenten uit te zenden en wenst hierop de aandacht te vestigen, zodat de opleiding deze mogelijkheden toch nog iets meer exploiteert.
28|opleidingsrapport
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert de sterke coherentie van de gedoceerde modules en partims en hun onderlinge dynamische aansluiting die bevorderd wordt door de vier pijlers in de opleiding. De groei van de competenties doorheen het programma en de verschillende opleidingsonderdelen is in kaart gebracht in de competentiematrix. Studenten verklaarden dat cursusoverlappingen vaak een zeer pedagogisch effect hebben omdat men de aangebrachte materie zo gemakkelijker kan integreren en plaatsen in een andere context. Het programma Netwerkeconomie is in semesters één tot vier opgebouwd uit vijf modules: eén module per pijler en één integratiemodule. In semester vijf wordt aan deze vijf modules nog een keuzemodule toegevoegd. In het zesde en laatste semester zijn er nog drie modules: stage, eindwerk en presentatie. Per module vermeldt een studiefiche onder andere de toelatingsvoorwaarden, de begincompetenties en de eindcompetenties. Deze eindcompetenties zijn overwegend de begincompetenties van de hierop volgende module. De volgtijdelijkheid van de modulaire opbouw is opgenomen in de studiegids. Door de volgtijdelijkheid wordt vastgelegd welke modules een student al moet gevolgd hebben voor hij een bepaalde module in zijn programma kan opnemen. In de modulaire opleidingsstructuur zijn er zes semesters van elk 30 studiepunten. Een module telt 6, 9 of 12 studiepunten; uitzonderlijk kan een module 3 studiepunten tellen. Elk studiepunt komt overeen met 25 uren studiebelasting, dit is de som van de contacturen en niet-contacturen. Het academiejaar is opgedeeld in twee semesters. Elk semester telt tien lesweken en twee integratieweken, gevolgd door een inhaalweek, een week studieverlof en monitoraat en drie weken evaluatie. De opleiding Netwerkeconomie is een generalistische opleiding zonder afstudeerrichtingen. In het vijfde semester is een keuzemodule voorzien van zes studiepunten. De student kiest hier voor een vierde vreemde taal en een partim aangeboden door de opleiding Bedrijfsmanagement (Verkoopstrategie en -technieken, Landvervoer of Event marketing). De keuzemodule kan ook worden vervangen door modules ingericht door de associatiepartners: Capita Selecta (Hogent) en Wiskunde I (UGent), dit laatste als voorafname op het schakelprogramma. In semester vier van de opleiding werken de studenten Netwerkeconomie, samen met studenten van drie Waalse partnerinstellingen en één Waals bedrijf, aan een project over webaudit. Inhoudelijk is het partim Frans hierop afgestemd. Binnen Hogeschool West-Vlaanderen werkt de opleiding Netwerkeconomie nauw samen met de opleiding Bedrijfsmanagement om opleidingsoverschrijdende partims aan te bieden. De studenten hebben samen les en werken samen opdrachten uit over webdesign, ERP, CRM, Lean procesbeheer of interne logistiek. In het licht van de uitvoering van het flexibiliseringsdecreet kan de toegang tot de opleiding soepeler worden, via het erkennen van eerder verworven kwalificaties (EVK) en eerder verworven competenties (EVC). Zo kan men het curriculum op een eigen ritme afwerken, door een geïndividualiseerd opleidingsprogramma of via studieduurverkorting op basis van vrijstellingen. De opleiding, in samenspraak met de student, behandelt elke aanvraag individueel, rekening houdend met de haalbaarheid voor de betrokken student en de volgtijdelijkheid in het opleidingsprogramma. Na advies van het team, bekrachtigt het departementshoofd de individuele leertrajecten. In academiejaar 2008-2009 volgen ongeveer 10% van de studenten een flexibel traject. Zowat de helft van deze flexibele trajecten zijn het gevolg van het niet slagen voor de studiepunten opgenomen in een vorig academiejaar.
opleidingsrapport | 29
Verder zijn er veel flexibele trajecten voor niet-generatiestudenten die van een andere hogeschool of universiteit komen. Studenten met een erkend topsport- of cultuurstatuut of een erkende functiebeperking, werkende studenten of studenten met een ernstige medische en psychosociale handicap kunnen ook een flexibel leertraject aanvragen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: - De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De studieomvang van de bacheloropleiding Netwerkeconomie bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Facet 2.5
Studietijd
Beoordelingscriteria: - De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat de opleiding de studeerbaarheid op verschillende manieren bevordert. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een examenbank, kleine klasgroepen, een degelijk werkend mentoraat en ZOSA: zelfonderzoek studieattitudes. Studenten meldden een over- en underload via de studentenenquête, wat tijdens de gesprekken ook gebleken is. Er is een laagdrempelige samenwerking tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. Er blijkt echter een matig tot slechte studietijdregistratie te zijn tijdens examen- en stageperiodes. In deze periodes kan de studiebelasting voor de studenten hoog zijn. Het niet meten kan een grote vervorming op de reële situatie betekenen. Studietijdgebruik tijdens extern en projectwerk blijkt moeilijk te meten te zijn. Niettegenstaande de ontwikkeling van een geautomatiseerde tool heeft men nog steeds een onduidelijk exact beeld van de studielast van de studenten. De commissie meent dat de reële studietijd beter in kaart zou moeten gebracht worden.
30|opleidingsrapport
Binnen de Hogeschool West-Vlaanderen werd de voorbije jaren gewerkt met de techniek van het tijdschrijven. Aan studenten werd gevraagd om wekelijks te noteren hoeveel tijd zij studeerden voor een of meerdere modules. Hiervoor werd een Excelfile gebruikt. Daarnaast wordt in de semestriële studentenenquête jaarlijks voor elk partim gepeild of de begrote studietijd overeenstemt met de reële studietijd. Bij de start van het academiejaar 2008-2009 werd de bestaande Excelfile op vraag van de opleidingen geoptimaliseerd door de interdepartementale werkgroep IKZ. Aan studenten wordt gevraagd om de niet-contacttijd bij te houden en meer concreet te noteren hoeveel tijd zij spenderen aan verplichte opdrachten buiten de contacttijd en het persoonlijk verwerken van de leerstof. Een nieuwe rapporteringstool werd ontwikkeld en aan de opleidingsteams bezorgd. De procedure betreffende de afname van studietijdmetingen vereist dat de studietijd van alle modules minstens eenmaal om de zes jaar wordt gemeten. Om alle studenten gewoon te maken om hun studietijd bij te houden, bevraagt de opleiding in elk semester elke klasgroep over één module. Ervaring binnen en buiten de hogeschool heeft geleerd dat de respons groter is wanneer studenten worden aangemaand door een persoon die zij kennen. Daarom vraagt men docenten hierop aan te dringen. De huidige responsratio ligt tussen 50% voor laatstejaarsstudenten en 67% voor de eerstejaarsstudenten. De werkelijke studietijd ligt ver onder de begrote studietijd. Het verschil tussen de begrote en de reële (gemeten) studietijd bedraagt rond de 40%. Het grootste verschil tussen de begrote en de werkelijke tijd situeert zich op het vlak van de niet-contacturen. De aanwezigheid tijdens contacturen is vrij groot, dus op het vlak van de contacturen ligt de begrote tijd wellicht erg dicht in de buurt van de werkelijke studietijd. Uit deze gegevens van de studentenenquête blijkt dat meer dan 80% van de studenten de reële en begrote studietijd voldoende in overeenstemming acht. Voor de eerste twee semesters is dat percentage zelfs meer dan 90%. Uit het opleidingsgebonden teamoverleg blijkt dat studenten de begrote studiepunten eerder overschat vonden. Voor de partims Onderzoek netwerking bij KMO’s en Oplossen BEST-cases, waar volop contact met de bedrijven nodig is, ervaren de studenten de studiebelasting als vrij zwaar. De studiepunten zijn gelijk verdeeld in de opleiding. Er zijn zes semesters van telkens 30 studiepunten. Ongeveer 90% van alle studenten Netwerkeconomie volgt dit modeltraject. Ook voor studietrajecten op maat wordt steeds gestreefd naar een gelijke en haalbare verdeling van de studietijd over de studieloopbaan. De opleiding vermeldt volgende studiebevorderende factoren: -
de uitbreiding van de studiegidsen, zodat de studenten beter geïnformeerd zijn over de evaluatievormen (aandeel, periodes, opdrachten, …); het gebruik van draaiboeken voor projecten; het mentoraat voor de eerstejaarsstudenten; het monitoraat, al dan niet individueel en op vraag van de student(en); het laagdrempelig contact tussen lectoren en studenten: studenten kunnen de lectoren steeds contacteren tijdens de contacturen of via e-mail; het vlotte contact onder studenten (o.a. bij het uitwerken van de integratieopdrachten) bevordert de uitwisseling van kennis en ideeën; de permanente evaluatie zet de student aan om geregeld te studeren en aan opdrachten te werken; de departementale dienst studiebegeleiding; de departementale Talent Coach; de afname van de ZOSA (Zelfonderzoek voor studie-attitude)-test; de elektronische examenbank met voorbeeldexamens voor alle partims op Dokeos; de inspraak van de studenten bij het opstellen van de examenroosters; de invoering van de feedbacksessies na de examens; de grote interactie binnen en buiten de contacturen door de relatief kleine groepen; het elektronisch leerplatform http://dokeos.howest.be dat intensief wordt gebruikt voor o.a. het ter beschikking stellen van cursusmateriaal, indienen van opdrachten, ad valvasberichten; SOVOWES, de maatschappelijke dienstverlening van Hogeschool West-Vlaanderen;
opleidingsrapport | 31
-
de mediatheek met toegang tot diverse databanken, die niet bereikbaar zijn via klassieke zoekrobots. Online en full-text zijn artikelen uit meer dan 800 tijdschriften voor de studenten beschikbaar.
Als studiebelemmerende factoren vermeldt de opleiding: -
de groeiende tendens onder studenten om bij te klussen, dit kan een nefaste invloed hebben op hun studies; piekmomenten van opdrachten van verschillende lectoren; de moeilijkheid om studenten te motiveren om een goede studieplanning op te stellen; het vrij groot aantal partims met een studiebelasting van 1 studiepunt. Voor elk van deze partims is er een ander examen, waardoor het aantal af te leggen examens vrij groot is. Bovendien blijkt uit de studietijdmeting van andere opleidingen dat studenten de partims van 1 studiepunt als vrij belastend ervaren. Het opleidingsprogramma voor 2009-2010 heeft minder partims van 1 studiepunt, waardoor het aantal af te leggen examens zal verminderen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie dringt aan op een meer betrouwbare meting van de studiebelasting doorheen de hele opleiding om deze gestructureerd en waarheidsgetrouw te kunnen begroten en aanpakken. De commissie adviseert de opleiding na te gaan in hoeverre sommige modules en partims zwaarder of lichter dienen te worden gemaakt.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft sterke waardering voor de bacheloropleiding Netwerkeconomie die expliciet kiest voor een brede waaier aan werkvormen in elk van de semesters die sterk gericht zijn op actieve participatie van de studenten. Er is een grote coherentie tussen leerdoelen en didactische werkvormen. Het studiemateriaal is up-to-date en in overeenstemming met recente ontwikkelingen in het vakgebied. Volgende werkvormen worden aangewend: doceren, demonstreren, klas- of onderwijsleergesprek, groepsdiscussie (voor doelgerichte communicatie), groepswerk (voor sociaal-communicatieve vaardigheden), rollenspel en simulatiespel, probleemgestuurd leren of case-studie, begeleid zelfstandig leren of zelfstudiepakket, practicum en/oefeningen, projectmethode (vakoverkoepelend), opdrachten, excursie en praktijkleren. De gebruikte didactische werkvormen worden telkens degelijk afgestemd op de te bereiken competenties. De opleiding legt zeer veel nadruk op praktijkervaring en het contact met de bedrijfswereld. In alle semesters komen de studenten in min of meerdere mate in aanraking met het beroepenveld door het inpassen van onder andere reële cases en integratieprojecten, oplossen BEST-cases, business consultancy en stage. De student verwerft hierbij gaandeweg de nodige competenties om als netwerkeconoom te fungeren tussen afdelingen binnen een bedrijf of tussen bedrijven onderling. In het programma komen de onderliggende modules van elke
32|opleidingsrapport
integratieopdracht aan bod in de eerste tien lesweken. Pas daarna start de integratieperiode. Tijdens deze periode werken de studenten aan hun integratieopdrachten. Studenten overleggen met de bedrijven waarvoor ze projecten uitvoeren, rapporteren aan hen en aan medestudenten. De typische klassieke hoorcolleges zijn beperkt. Het feit dat alle studenten over een laptop beschikken, biedt bovendien de mogelijkheid om hen zeer actief te laten meewerken tijdens de contacturen. De internationale dimensie in de eindcompetenties van de opleiding wordt verwezenlijkt door het inbedden van het internationaal semester Digital Business Management in de opleiding. Engels is de onderwijstaal voor een aantal partims. Vanaf academiejaar 2009-2010 wordt, op aanraden van de opleidingscommissie, in het vierde semester een opleidingsonderdeel uit de communicatie-pijler aangeboden in het Frans. Het begeleid zelfstandig leren zou meer aandacht kunnen krijgen als didactische werkvorm. De opleiding denkt hier in eerste instantie aan zelfstudiepakketten voor vreemde talen gezien de instroom soms zeer heterogeen is. Door het samenwerkingsakkoord tussen de VDAB en Hogeschool West-Vlaanderen kan de Hogeschool WestVlaanderen e-cursussen ontwikkeld door de VDAB gebruiken. Bij het ontwerpen van de curricula ligt nadruk op de leerlijnen doorheen de hele opleiding. De commissie waardeert de aanpak van het portfolio waarin de studenten hun werk en hun reflectieverslagen verzamelen. Studenten worden zo bewuster betrokken bij hun eigen leerproces en ze leren kritisch reflecteren over hun competenties. Over de te leren competenties krijgen de studenten een definitie en een uitgewerkte waardeschaal. Dit moet hen toelaten om hun reflectie beter te onderbouwen. Vanaf academiejaar 2008-2009 bouwt de student gradueel zijn portfolio op, vanaf het eerste semester tot zijn afstuderen. Het verder uitbouwen van het aspect van kritische zelfreflectie van de student en het op zoek gaan naar geschikte (open source) software voor het bijhouden van de portfolio’s zijn concreet lopende verbeterpunten. Momenteel gebeurt het bijhouden van het portfolio via het leerplatform Dokeos, maar studenten hebben daar na hun afstuderen geen toegang meer toe. Voor de uitwerking van een verbeterde aanpak van het portfolio kan het team Netwerkeconomie rekenen op de ondersteuning van de departementale werkgroep Onderwijsinnovatie. Voor elk partim is (digitaal) studiemateriaal beschikbaar, onder de vorm van onder andere een uitgeschreven cursus en een PowerPointpresentatie. Op de studiefiches wordt verwezen naar bijkomende literatuur, en interessante websites voor de studenten die bijkomende achtergrondinformatie willen opzoeken. De commissie vond volgende onderwijsmiddelen: Nederlands- en Engelstalige handboeken, gedrukte cursussen, PowerPointpresentaties, softwaretoepassingen, elektronisch leerplatform Dokeos, audiovisuele content via internet. De commissie vond de cursussen doorgaans op een goed niveau, up-to-date en qua vormgeving in orde. De docenten bleken ook belangrijke aantekeningen en aanbevelingen in verband met hun cursussen mee te delen aan de studenten. De gebruikte leermiddelen zijn gerelateerd aan de onderwijsvorm. De studenten beschikken over een laptop met de nodige ICT-software zodat bijna alle leermateriaal aangeboden wordt in digitale vorm. Het leerplatform Dokeos wordt gebruikt voor alle opleidingsonderdelen. Studenten krijgen een draaiboek voor projecten. In elk draaiboek, opgemaakt volgens een sjabloon, staat duidelijk omschreven wat de doelstelling is van het project, welke eindcompetenties worden beoogd, een gedetailleerde omschrijving van de opdracht, de te respecteren planning, hoe, wanneer en door wie de studenten worden begeleid en hoe zal worden geëvalueerd. Het Dokeosteam evalueert jaarlijks het gebruik van de elektronische leeromgeving. User groups leveren suggesties aan om de leeromgeving te optimaliseren. De studenten worden bij inschrijving en op infodagen ingelicht over de vereiste specificaties van de laptop die eventueel via de hogeschool aangeboden wordt. Bij problemen met de laptops kunnen de studenten terecht bij de ICT-helpdesk van het departement en eventueel kan hen een spare-laptop ter beschikking worden gesteld. Tijdens de introductieweek wordt een boekenverkoop georganiseerd op het departement zelf, zodat alle boeken ter beschikking zijn vanaf de eerste lesdag. Alle klaslokalen waarin de studenten Netwerkeconomie les hebben zijn uitgerust met een bord, een beamer, draadloos netwerk en voldoende stopcontacten. De opleidingen Netwerkeconomie en Bedrijfsmanagement wisselen waar mogelijk cursusmateriaal uit. Op het semestriële studentenoverleg wordt het gebruikte studiemateriaal besproken. Uit het opleidingsgebonden
opleidingsrapport | 33
studentenoverleg blijkt dat het voorzien van uitgeschreven cursusmateriaal ter aanvulling van de gebruikte PowerPointpresentaties een aandachtspunt is voor enkele opleidingsonderdelen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wenst dat het begeleid zelfstandig leren meer aandacht zou krijgen als didactische werkvorm.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat het toetsingsbeleid van opleidingsmodules, stages en eindwerken voldoet aan de vereisten tot de doelstellingen voor de opleiding. De wijze van evalueren wordt per opleidingsonderdeel in de studiefiches toegelicht. Projecten worden volgens een draaiboek geëvalueerd en er is een vademecum voor het evalueren van eindwerkscripties. Deze bacheloropleiding verzorgt evaluatievormen aangepast aan het competentiegericht onderwijs zoals modulaire aanpak gedurende het jaar, peer en co-assessmentvormen en portfolio. Op Dokeos kunnen de studenten een examenbank met recente representatieve examens consulteren. In het Onderwijs- en examenreglement werd een tabel ingevoerd om de examencijfers competentiegericht te onderbouwen. De organisatie van toetsen en examens is omschreven in het Onderwijs- en examenreglement. Er is een link op de Dokeossite, in de studiegids en op de Howest-internetsite. Dit reglement wordt toegelicht tijdens de introductieweek. Er wordt ook al eens een infoavond georganiseerd voor studenten en hun ouders. Om te komen tot een verantwoord examenrooster krijgen de studenten hierin inspraak. Zij krijgen het examenrooster zes weken voor de aanvang van de examens. Zij kunnen dan aanpassingen aan dat rooster voorstellen. In de mate van het mogelijke worden hun voorgestelde aanpassingen doorgevoerd. Het definitieve examenrooster krijgen ze minstens één maand voor de start van de examens. Dat rooster wordt hen meegedeeld via het leerplatform en via klassieke valvas. Gezien het modulaire systeem worden semesterexamens georganiseerd. Op het einde van het academiejaar wordt de tweede examenkans georganiseerd voor alle modules. Het examensecretariaat staat in voor de officiële schriftelijke en mondelinge communicatie met de student tijdens de examens, en verzorgt de administratieve opvolging van de examens. Tijdens de studie- en examenperiode blijven de lectoren beschikbaar. Een evaluatiemoment kan binnen de voorziene examenperiode vallen of daarbuiten. Bij continue procesbeoordeling krijgt de student op regelmatige tijdstippen tussentijdse evaluatie en remediëring. Vooral bij integratieprojecten, stage en eindwerk komt dit voor. Binnen de opleiding worden verschillende evaluatievormen gebruikt, gerelateerd aan de competenties die in de diverse partims beoogd worden. De gebruikte evaluatievormen gaan van schriftelijke en mondelinge examens, over schriftelijke en mondelinge opdrachten tot continue procesbeoordeling (groepswerk, portfolio, assessment).
34|opleidingsrapport
Wanneer in een partim de nadruk ligt op vaardigheden en/of het groeiproces van de student (zoals bij integratieprojecten, stages, …), worden geen “klassieke” examens ingericht, maar wordt geopteerd voor continue procesbeoordeling. De nadruk komt zo minder te liggen op het kennen en meer op het kunnen. Bij deze evaluaties wordt de student beoordeeld op zijn inzet, motivatie, het kunnen omzetten van theoretische kennis in praktisch handelen, het vermogen om te communiceren en duidelijke afspraken te maken en het teamgericht kunnen werken. In sommige gevallen kan deze evaluatie niet hernomen worden in tweede zittijd. Dit staat duidelijk vermeld in de studiefiches. De examens kunnen mondeling, schriftelijk of op computer worden georganiseerd. In enkele gevallen betreft het een openboekexamen Bij de examens ligt de nadruk eerder op het inzichtelijk en analytisch kunnen omgaan met theoretische kennis, op het kunnen leggen van verbanden. Daarom worden in de examens zeer veel oefeningen en inzichtelijke vragen opgenomen. Bij (integratie)projecten en stages wordt in sommige gevallen self and peer assessment toegepast. Lectoren lichten bij de start van hun lessen de studiefiche van hun opleidingsonderdeel en bijgevolg de evaluatie toe. Voor (integratie)projecten zorgt het uitgeschreven draaiboek met vermelding van de specifieke evaluatiecriteria voor extra duidelijkheid. Elk moduleteam overlegt voor de deliberatie over het modulecijfer en motiveert indien van het gewogen gemiddelde wordt afgeweken. Ieder jaar stelt de Departementsraad vóór 1 mei per studiejaar en per opleiding een examencommissie samen. De voorzitter van de examencommissie overloopt het resultaat van elke student. Een deliberatiecommissie beslist bij consensus waar er één of meerdere tekorten zijn. De ombudspersoon kan, als waarnemer, de beraadslagingen van de commissie bijwonen. Ieder jaar wordt aan alle lectoren gevraagd om hun examenvragen in de examenbank te actualiseren: het examen van het voorbije academiejaar of een representatief examen wordt in de examenbank geplaatst. De studenten kunnen hun klachten en problemen voorleggen aan de ombudspersoon, de voorzitter van de examencommissie of de opleidingscoördinator die de klachten behandelt. De ombudspersoon treedt op als bemiddelaar bij alle geschillen betreffende het studiecontract: hij ontvangt de klacht, onderzoekt en behandelt ze en tracht een oplossing te vinden in overleg met en in het belang van alle betrokken partijen. Hij is hierbij tot discretie verplicht. De ombudspersoon is geen lector in de betrokken opleiding. De opleiding richt na elke examenperiode een feedbacksessie of remediëring in waar alle lectoren aanwezig zijn. De studenten krijgen inzage in hun schriftelijk examen of een toelichting over hun mondeling examen. De feedback verhoogt de transparantie van de evaluaties en de uitspraak van de examencommissie. Voor de integratieprojecten waaraan in teams werd gewerkt wordt een aparte feedbacksessie georganiseerd, zodat elk team gezamenlijk de feedback over de integratieopdracht krijgt. Belangrijke wijzigingen aan het Onderwijs- en examenreglement worden toegelicht bij de interne departementale navorming die steeds aan het begin van het academiejaar wordt georganiseerd. De opleidingscoördinator fungeert dan als communicatiepersoon naar de andere teamleden. Vanuit de kwaliteitszorg wordt het toetsgebeuren per opleidingsonderdeel en per lesgever/evaluator jaarlijks bevraagd in de studentenenquête. Concreet worden in deze enquête volgende aspecten van het evaluatiegebeuren bevraagd: communicatie met studenten betreffende het evaluatiegebeuren (o.a. communicatie betreffende examenvorm, beoordelingscriteria, …), inhoudsvaliditeit van de evaluatie en feedbackmogelijkheden. Er is een geschillencommissie die werkt volgens een werkwijze die in het Onderwijs- en examenreglement vastgelegd is en voor iedereen ter inzage is. De stage en het eindwerk zijn verplichte onderdelen in de opleiding Netwerkeconomie, beide opgenomen in het zesde semester. Aan de stage zijn 15 studiepunten toegekend, aan het eindwerk 9 studiepunten. De student moet mondeling rapporteren over zowel stage als eindwerk. Voor deze mondelinge rapportering zijn er 6 studiepunten voorzien. Voor het geheel van stage, eindwerk en bijhorende presentatie wordt dus een studiebelasting van 30 studiepunten geprogrammeerd. De doelstelling van de stage is om de aangeleerde competenties toe te passen in een reële beroepscontext. De student werkt mee aan een project in het bedrijfsleven als finale voorbereiding op het uitoefenen van het
opleidingsrapport | 35
toekomstige beroep. Hij rapporteert wekelijks in een projectopvolging. Zowel stagementor als stagebegeleider volgen deze rapportering op. De organisatie van de stage ligt in handen van de stagecoördinator, die ook één van de drie stagebegeleiders is. De stagebegeleiders Netwerkeconomie waken erover dat elke student een stageplaats krijgt in lijn met zijn interesses (bijv. eerder business- of ICT-gericht). Meestal behandelt de student voor het eindwerk een actueel onderwerp gekoppeld aan het project uitgewerkt tijdens zijn stage. De koppeling aan de stageplaats is echter geen must. De student bakent eerst de scope af van zijn eindwerk en daarna voert hij een literatuurstudie uit. Het eindwerk is de beschrijving van een praktische toepassing van het gekozen onderwerp. De commissie is van oordeel dat eindwerken belangrijk zijn om een inzicht te verkrijgen in de maturiteit van de studenten en deze op een adequate wijze te kunnen beoordelen. In dit opzicht is het wenselijk dat de scores hiervoor afzonderlijk gebeuren opdat de studenten zich meer betrokken zouden voelen bij hun eindwerk. Door het koppelen van de beoordeling van eindwerken en de stage bleken de studenten minder aandacht te besteden aan het eindwerk. Daarom zal de opleiding vanaf academiejaar 20092010 afzonderlijke punten voor de eindwerken en de stages toekennen. Na het indienen van stageverslag en eindwerk volgt een presentatie waarin de student beide presenteert aan een jury. Deze jury bestaat uit de stagebegeleider, de eigen stagementor en een tweetal externen. De beoordeling tijdens de stage gebeurt vooral op basis van observatie van de student door stagementor en/of stagegever. Er zijn minstens twee tussentijdse stagebezoeken en een eindevaluatie, die sterk gericht is op het meten van attitudes en vaardigheden. De student wordt beoordeeld op leergierigheid, inzet, kritiek- en stressbestendigheid, flexibiliteit, stiptheid, assertiviteit en samenwerking met collega’s. De student krijgt mondeling feedback over de vordering van zijn project. Indien nodig stelt de stagebegeleider een schriftelijk remediëringsverslag op en maakt dit over aan de student. De stagementor, in overleg met de stagegever, bespreekt de beoordeling van de student met de stagebegeleider en dat voor elk van de evaluatiecriteria. Stagebegeleider en stagementor geven in consensus een cijfer voor zowel het stageverslag als de stageperiode. Het stageverslag maakt 20% uit van het eindcijfer, de stageperiode 80%. De evaluatie wordt overlopen met de drie partijen: stagementor, stagebegeleider en stagiair. De beoordeling van het eindwerk gebeurt door de eindwerkbegeleider, tevens stagebegeleider van de student, en door de stagementor. De evaluatiecriteria voor het eindwerk hebben betrekking op zowel inhoud als vorm, taal en structuur van het eindwerk. De beoordeling gebeurt in samenspraak met de stagementor. Bij de evaluatie van de presentatie van het stageverslag en het eindwerk zijn de stagebegeleider en -mentor van de student betrokken, maar ook minstens twee andere stagementoren van de opleiding. De examenvragen van de technische vakken waren van een goed niveau. Van algemene vakken bleek er een verbetering aangebracht die noodzakelijk was. De commissie adviseert om binnen de opleiding te benchmarken om alle examenvragen op een gelijkwaardig en voldoende niveau te brengen en houden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wenst dat het gebruik van self assessment als evaluatiemethode verder uitgewerkt en geoptimaliseerd wordt. De commissie zou graag zien dat de externe evaluatoren regelmatiger betrokken worden bij de evaluaties. De commissie adviseert om binnen de opleiding te benchmarken om alle examenvragen op een gelijkwaardig en voldoende niveau te brengen en houden.
36|opleidingsrapport
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: - diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; - door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat er een adequate aanpak is in verband met transparante behandeling voor de instromende studenten voor deze bacheloropleiding Netwerkeconomie. Er is een consistente en duidelijke procedure voor het erkennen en evalueren van EVC en EVK. De studenten vooropleiding die minder goed aansluit, worden extra gevolgd via mentoraat en monitoraat. Bij de inschrijving van de student vraagt men de nodige gegevens op om de studenteninstroom te analyseren. De opleiding professionele bachelor Netwerkeconomie rekruteert hoofdzakelijk uit het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) en in iets mindere mate uit het Technisch Secundair Onderwijs (TSO). Studenten uit het Kunsten Beroepssecundair onderwijs (KSO en BSO) zijn sporadisch vertegenwoordigd. De eerste jaren van de opleiding nam het aandeel van de instroom uit ASO steeds toe. Deze trend lijkt sinds vorig academiejaar doorbroken. Toch is de instroom uit ASO relatief hoog in vergelijking met andere opleidingen in het departement. Voor de opleiding professionele bachelor Netwerkeconomie is het een belangrijk aandachtspunt om studenten uit het TSO te blijven aanspreken. Het aantrekken van vrouwelijke studenten blijft een aandachtspunt voor de opleiding. Ongeveer drievierden van de instroom zijn mannen. Daar de instroom nog steeds zeer laag is wenst de commissie dat de opleiding meer aandacht besteedt aan de instroom vanuit secundair onderwijs en ook specifiek aan de instroom van studentes, die blijkbaar vaak afgeschrikt worden door de ICT-inhoud. De bekendheid van de opleiding moet verbeteren. Hiervoor vraagt de commissie verder aandacht te geven voor een verbetering in de naamgeving van de opleiding en de aantrekkelijkheid van de opleiding voor vrouwen. Het percentage generatiestudenten in de opleiding ligt iets lager dan voor de meeste andere professionele bacheloropleidingen. Uit de trajectbegeleiding valt op dat nogal wat studenten die instromen in het eerste jaar eerst een economische studierichting op masterniveau hadden aangevat. Voor geen van de modules van het eerste semester is specifieke voorkennis vereist. Interesse hebben voor de bedrijfswereld is wel een absolute vereiste. De studenten komen meestal uit richtingen als boekhoudeninformatica, economie-moderne talen. In de semestriële studentenenquêtes wordt voor elk partim gepeild naar de geschiktheid van de vooropleiding voor het volgen van dat partim. Hieruit blijkt dat voor de meer technische opleidingsonderdelen de vooropleiding iets minder goed aansluit bij de opleiding Netwerkeconomie dan voor de andere opleidingsonderdelen. De betrokken lectoren houden hiermee rekening door het lestempo bij de start van hun cursus aan te passen en/of door differentiatie in de oefeningen.
opleidingsrapport | 37
Tot in het academiejaar 2005-2006, werden in de maand september departementaal voorbereidende cursussen georganiseerd (boekhouden, vreemde talen, …). Deze cursussen waren bedoeld voor studenten zonder of met een beperkte vooropleiding voor deze vakken. De studenten werden echter niet bereikt met deze cursussen, daarome werden ze afgeschaft. Via het mentoraat worden studenten met studieproblemen gedetecteerd en indien gewenst intensief begeleid. Bovendien is er een departementale verantwoordelijke Studiebegeleiding bij wie de studenten terecht kunnen. Het individualiseren van de leertrajecten gelet op het al dan niet slagen per module(deel) en de individuele situatie van de (werkende) student, tot op het niveau van deelvrijstellingen op partimniveau en het vrijstellingenbeleid worden procedureel omschreven in het Onderwijs- en examenreglement ‘Vrijstellingen, studievoortgang en studievoortgangsbewaking’. Studieomvangvermindering geeft meestal aanleiding tot een geïndividualiseerd studietraject. Op dit moment is voor ongeveer 10% van de studenten Netwerkeconomie een individueel studietraject uitgetekend. Vanaf het academiejaar 2005-2006 is een EVC-procedure op associatieniveau uitgewerkt en binnen de AUGent verder verfijnd. Deze procedure, die de interne Hogeschool West-Vlaanderenprocedure verving, werd op vier interne studiedagen aan de hogeschool toegelicht. De procedure is opgenomen in het Onderwijs- en examenreglement. Om de inbreng van deze actoren te uniformiseren werden begeleidende documenten ontwikkeld. Na het doorlopen van de procedure kunnen studenten een bewijs van bekwaamheid verkrijgen waarmee zij zich bij één van de instellingen binnen de associatie kunnen aanbieden. Het bewijs van bekwaamheid kan leiden tot het verwerven van vrijstellingen voor bepaalde opleidingsonderdelen of delen ervan. Bij het toekennen van vrijstellingen geldt de autonomie van de instellingen binnen de associatie. Door de Hogeschool West-Vlaanderen werd een EVK-procedure uitgeschreven. De toekenning van vrijstellingen op grond van EVK verloopt op stukken. De EVK-procedure is een essentieel onderdeel in het Onderwijs- en examenreglement. Actoren binnen deze procedure zijn de aanvrager, de studentenadministratie, de opleidingscoördinator, de trajectbegeleider, de bij de aanvraag betrokken lectoren en het departementshoofd. De documenten die momenteel gehanteerd worden zijn het bewijs van afgifte van portfolio, het overzicht van aangevraagde vrijstellingen en de inventaris van bewijsstukken. Er is een aanpak voor afwijkende toelatingsvoorwaarden met toelatingsonderzoek en toelatingscheck in samenwerking met de associatie. De procedure van de “Toelatingscheck” heeft betrekking op abituriënten die niet in aanmerking komen voor het toelatingsonderzoek van de AUGent maar die zich toch wensen in te schrijven voor een credit- of examencontract. Ze geldt niet voor abituriënten die zich wensen in te schrijven voor een diplomacontract. Bij het implementeren van bovenstaande procedures werd de voorbije jaren vorming voorzien voor de trajectbegeleiders en voor de EVC-assessoren. Om alle personeelsleden binnen de hogeschool te informeren over alle mogelijkheden die abituriënten en studenten krijgen via het flexibiliseringsdecreet wordt een document “Wegwijs Anders” opgesteld waarin bovenstaande procedures worden toegelicht.
Aanbevelingen ter verbetering: Daar de instroom nog steeds zeer laag is wenst de commissie dat de opleiding meer aandacht besteedt aan de instroom vanuit het secundair onderwijs en ook specifiek aan de instroom van studentes, die blijkbaar vaak afgeschrikt worden door de ICT-inhoud. De bekendheid van de opleiding moet verbeteren. Hiervoor vraagt de commissie verder aandacht te geven voor een verbetering in de naamgeving van de opleiding en de aantrekkelijkheid van de opleiding voor vrouwen.
38|opleidingsrapport
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende goed goed OK voldoende goed voldoende niet van toepassing voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 39
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert sterk de inzet, betrokkenheid en teamgerichtheid van het docententeam. Ze heeft kunnen merken dat er een aanzet werd gegeven tot tandemwerking waarvoor ze wenst aan te geven dat een verdere uitwerking naar alle echelons gerealiseerd zou kunnen worden. De commissie heeft eveneens gezien dat er is een dynamisch personeelsbeheer is met veel vrijheid van handelen en een uitgetekend hogeschoolbeleid met betrekking tot selectie, aanstellingen, taakstellingen, benoemingen, bevorderingen, evaluatieprocedure en advies- en beslissingsorganen. De directie neemt ten gepaste tijde actie om het medewerkersteam te verbeteren. Bij aanstelling, bevordering, evaluatie en opvolging worden de inhoudelijke, onderwijskundige en didactische kwaliteiten duidelijk getoetst. Gedurende de hele loopbaan zijn er evaluatiegesprekken. Voor onderwijsondersteunende opdrachten bestaan departementale functieomschrijvingen. Deze taken zijn duidelijk omschreven in de opdrachten van de teamleden. De commissie heeft tijdens de gesprekken ondervonden dat de Hogeschool West-Vlaanderen actief werkt aan een participatief en teamgericht personeelsbeleid, waarin zij het personeel verantwoordelijkheid en inspraak geeft. De hogeschool engageert zich tot het zorgen voor het welzijn van haar personeel en het aanbieden van ontplooiingskansen binnen een lerende organisatie. Er is een aangepast wervings- en selectiebeleid, een goed onthaal van nieuwe medewerkers, een systematische opvolging en bespreking van de werkprestatie, de keuze voor teamgericht werken, een beleid over vaste benoeming. Er is een zich ontwikkelend vormingsbeleid, maar eveneens de zoektocht naar mogelijkheden om de traditioneel “vlakke loopbaan” te doorbreken en verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie te plaatsen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding beschikt over personeel dat gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisaties van het programma. De detectie van vacatures gebeurt in samenspraak tussen algemene diensten, het departementshoofd en de opleidingscoördinator. Op basis van de teambehoeften maakt men een functieprofiel en –omschrijving op van het aan te werven personeelslid. Bij de aanwerving van nieuwe personeelsleden wordt veel belang gehecht aan: -
-
de aanwezigheid van de specifieke, in het functieprofiel omschreven, inhoudelijke deskundigheden, waarbij een ruime werkveldervaring vanzelfsprekend tot aanbeveling strekt. de nodige onderwijskundige en didactische kwaliteiten (cfr. pedagogisch diploma), alsook de interesse in nieuwe onderwijsvormen en de bereidheid voortdurend bij te willen scholen op didactisch vlak, in het bijzonder gedurende de eerste jaren na de aanstelling. een communicatieve, creatieve en teamgeoriënteerde instelling. verantwoordelijkheidsgevoel en organisatietalent. het studentgericht denken en handelen.
40|opleidingsrapport
De selectie gebeurt, voor wat betreft het administratief en technisch personeel, door de algemene diensten van de hogeschool. Daartoe wordt door het Bestuurscollege een selectiecommissie ingericht. Onderwijzend personeel wordt geselecteerd door een selectiecommissie ingericht door de betrokken Departementsraad. Deze selectiecommissie is paritair samengesteld en bestaat uit het departementshoofd, personeelsleden verbonden aan de opleiding en deskundige externen. Aan de hand van diverse criteria maakt de selectiecommissie een gemotiveerde rangschikking en geeft advies aan de Departementsraad. Deze raad maakt een formeel voorstel over aan het Bestuurscollege die overgaat tot de aanstelling. Voor het administratief en technisch personeel wordt een gelijkaardige procedure gehanteerd. Bij beslissing van het hogeschoolbestuur worden voor bepaalde functies “bevorderingsambten” ingericht. Op dit ogenblik is deze regeling voorzien voor opleidingscoördinatoren, departementshoofden en adjunctdepartementshoofden. Om bijzondere inzet en extra prestaties van personeelsleden bij projecten van posthogeschoolvorming en projecten van maatschappelijke dienstverlening te waarderen, heeft de hogeschool voorzien in een eigen reglementering die mogelijk maakt dat een persoonlijke vergoeding voor deze extra prestaties wordt goedgekeurd. Eens een kandidaat is geselecteerd, wordt hij als nieuwe collega geïntroduceerd en gebrieft: door het departementshoofd wat de praktische aspecten van de job aangaat, en door de opleidingscoördinator wat de inhoudelijke en andere facetten van het functioneren in de opleiding en het team betreft. Er is een vlot onthaal door de collega’s door informele communicatie en daarnaast is er jaarlijks een onthaalprogramma met toelichting over de structuur en uitdagingen op niveau van de Hogeschool WestVlaanderen en een onthaalmap “Wegwijzer voor het personeel”. Jaarlijks zijn er functioneringsgesprekken met ieder nieuw personeelslid na het eerste semester. Naast het in kaart brengen van een sterktezwakteanalyse (waarbij eveneens de resultaten van de studentenenquêtes worden besproken) laat dit gesprek ook toe vooruit te blikken en de lector de gelegenheid te geven desiderata en uitdagingen te formuleren voor de toekomst. Er is een begeleidingscyclus waarbij elke medewerker met zijn coach een proces doorloopt van planningsgesprek, functioneringsgesprek en afrondingsgesprek. Tijdens het ganse proces is er op regelmatige basis feedback. Tijdelijke personeelsleden dienen jaarlijks, vastbenoemde personeelsleden minimaal driejaarlijks, te worden geëvalueerd. De evaluatie gebeurt aan de hand van criteria, die specifiek zijn voor onderwijzend personeel, niet-leidinggevend administratief personeel en leidinggevend administratief personeel. De commissie raadt jaarlijkse evaluatiegesprekken aan voor elk personeelslid. Statutair benoemde personeelsleden kunnen vastbenoemd worden door de Raad van Bestuur voor het onderwijzend en leidinggevend administratief en technisch personeel, door het Bestuurscollege voor het niet-leidinggevend personeel. Jaarlijks wordt voor elk personeelslid een opdrachtomschrijving opgesteld. Deze omvat onderwijzende taken, begeleidingstaken, opdrachten voor toegepast onderzoek en maatschappelijke dienstverlening en organisatorische/administratieve taken (departementaal en/of interdepartementaal). Ook voor het administratief en technisch personeel wordt een duidelijke taakomschrijving opgemaakt. Verder kan worden vermeld dat in de schoot van de AUGent reglementering wordt voorbereid die de personeelmobiliteit tussen de partners dient te faciliteren. Er is vanuit de hogeschool een beleid om didactische deskundigheid van het personeel te ondersteunen. De teamleden blijven zich bijscholen, zowel didactisch als vakinhoudelijk. Elk jaar keurt het hogeschoolbestuur de globale personeelsformatie goed. Dit gebeurt na onderhandeling met de vakorganisaties. Bij het opstellen van die formatie houdt men rekening met de personeelsbehoeften van de verschillende opleidingen en de programma’s van onderzoek en dienstverlening. De personeelsleden lijken zich goed te voelen bij deze regelingen. Het onderwijzend personeel schoolt zich voortdurend bij zowel vakinhoudelijk als onderwijskundig. De lectoren krijgen alle faciliteiten om zich bij te scholen: het volgen van navormingen wordt gestimuleerd, een aanvraag voor
opleidingsrapport | 41
aankoop van boeken en naslagwerken wordt a priori goedgekeurd. Deelname aan bijscholingsinitiatieven wordt toegekend op zowel individuele aanvraag als op voorstel van de opleidingsverantwoordelijken. Om de didactische deskundigheid van nieuwe personeelsleden en gevorderde lesgevers te ondersteunen, organiseert de hogeschool, in samenwerking met de hogescholen-associatiepartners, jaarlijks een aanbod over de meest actuele thema’s op onderwijskundig en didactisch vlak: o.a. competentiegericht opleiden, casusgeoriënteerd werken in het kader van begeleid zelfstandig leren, projectonderwijs initiëren en implementeren, open leercentra en studielandschappen, portfolio-evaluatie … . Wat het administratief en technisch personeel betreft, worden de specifieke opleidingsbehoeften besproken met het departementshoofd of het betrokken diensthoofd, waarna men zoekt naar een passende vorming, vaak gelinkt aan de implementatie van nieuwe software op administratief vlak. Jaarlijks wordt een overzicht en een korte appreciatie gevraagd aan alle personeelsleden van de gevolgde bijscholingen. De vernieuwde groep Vorming Training en Opleiding (VTO) herziet deze bevraging. Bij de start van het academiejaar 2008-2009 werd een vernieuwde stuurgroep VTO opgericht. Onder voorzitterschap van de adviseur HRM zal deze stuurgroep een strategisch beleid voor de ganse hogeschool uitstippelen, en de krijtlijnen uittekenen voor de operationalisering ervan. Alle opleiders betrokken in het kernteam van een opleiding maken deel uit van een opleidingsteam. De departementale VTO-coördinator organiseert voor al het onderwijzend personeel een uiteenzetting over globalisering en het daaruit voortvloeiende belang van internationale competenties. In het departement Simon Stevin is er een open beleid bij het verdelen van de opdrachten. Men maakt een onderscheid tussen onderwijsopdrachten en onderwijsondersteunende opdrachten. Beide soorten opdrachten worden jaarlijks besproken in de teamvergaderingen en daarna voor het hele departement. Bij de verdeling van de opdrachten houdt men rekening met de specialisatie van ieder teamlid, met de continuïteit van de opdrachten en met de desiderata van het personeel. Voor de onderwijsondersteunende opdrachten is per taak een departementale functieomschrijving gemaakt. Het team beschikt op het intranet over een teammap waarin men alle documenten van de opleiding bewaart en waarin ieder teamlid lees- en schrijfrecht heeft. Het invoeren van een begeleidingscyclus voor het personeel verhoogt verder de betrokkenheid van het personeel. De hogeschool heeft een adviseur HRM aangesteld om een degelijk personeelsbeleid meer en meer gestalte te geven. Deze persoon zal de ondernemingsstrategie in concrete, ondersteunende HRM-activiteiten vertalen, de nodige veranderingsbereidheid in de organisatie ontwikkelen, ervoor zorgen dat de HRM-processen op een efficiënte wijze verlopen en zoeken naar middelen die tegemoet komen aan de vragen en noden van de medewerkers.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt jaarlijkse evaluatiegesprekken aan voor elk personeelslid.
42|opleidingsrapport
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: - De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie waardeert dat het team beschikt over een zeer ruime professionele ervaring. Elke docent komt uit het beroepsveld. Bij de (gast)lectoren is alle nodige disciplinespecifieke expertise beschikbaar voor het onderwijs in de voorziene opleidingsonderdelen. De opleiding heeft veelvuldige contacten met de beroepswereld die worden doorgetrokken in de verschillende opleidingsonderdelen. Er is inkomende en uitgaande mobiliteit van lectoren. Verschillende lectoren gaan regelmatig naar het buitenland of zijn direct betrokken bij professionele activiteiten. De commissie vindt het positief dat de opleiding van deze ervaring kan genieten. Studenten en lectoren hebben een intensieve internationale ervaring dankzij de inbedding van een internationaal semester in de opleiding. Wat betreft de vakinhoudelijke deskundigheid zijn er twee pistes. Ofwel gaat een bepaald personeelslid actief op zoek naar een passende navorming. Ofwel, en dat is vaker het geval, gaan teamleden in op het ruime aanbod aan vakinhoudelijke navormingen dat zich aandient vanuit de diverse sectoren van het werkveld. De commissie stelde vast dat verschillende teamleden een carrière in de bedrijfswereld achter de rug hebben. Hun contacten met de beroepswereld zijn (deels) blijven bestaan en leiden nog tot samenwerking (opleidingscommissie, selectiecommissie bij het aanwerven van nieuw personeel, stageplaatsen, bedrijfsbezoeken, …). Jaarlijks nodigt de opleiding een gastprofessor uit in het kader van internationalisering. De opleiding is vrijwel van bij het begin gestart met toegepast onderzoek met onder andere “Netwerking binnen West-Vlaamse KMO’s” en een onderzoeksproject gekaderd in een internationaal project, “Anticipating Change”. Het betrof de knelpunten in de tewerkstelling in de haven van Zeebrugge. De opleiding betrekt de studenten bij de onderzoeken. In het opleidingsprogramma is in semester 3 een partim voorzien “Onderzoek maturiteit in KMO”. In academiejaar 2007-2008 startte de opleiding een onderzoek naar de maturiteit van West-Vlaamse grote ondernemingen. Dit gebeurde aan de hand van het “Business Maturity Model”, ontwikkeld door de Universiteit Utrecht en Deloitte Nederland. De opleiding heeft, als mede-aanvrager naast de opleiding Bedrijfsmanagement, in academiejaar 2007-2008 een nieuw PWO-voorstel ingediend. Dit ondertussen goedgekeurde PWO-project betreft een eenjarig voorbereidend onderzoek rond het thema “Integrated Sustainability Management”. Doelgroep van dit onderzoek zijn de West-Vlaamse micro-ondernemingen. Bij dit onderzoek worden geen studenten betrokken. Buiten de onderwijsopdracht verzorgt het opleidingsteam heel wat onderwijsondersteunende opdrachten die noodzakelijk zijn om alle aspecten van het onderwijs vlot te laten verlopen. De onderwijsinbreng vanuit het beroepenveld is structureel in het curriculum ingebouwd via de partims (voorbereiding) SBP, Oplossen BESTcases, Business consultancy en stage. In verschillende integratieopdrachten werkt de opleiding vanaf het eerste semester met reële cases. Heel wat lectoren van het opleidingsteam nemen deel aan Teaching Staff Mobility, onder andere naar Frankrijk, Finland, Macedonië, Nederland en dat voor een lesopdracht, voor begeleiding van studenten of om de opleiding Netwerkeconomie te introduceren bij een nieuwe partner. De Hogeschool West-Vlaanderen is lid van Businet, een internationaal netwerk van Europese hogescholen die businessgerelateerde opleidingen aanbieden. Tijdens de jaarlijkse Businetconferentie bespreken de aanwezige
opleidingsrapport | 43
hogescholen internationale tendensen in het competentiegericht onderwijs en worden opleidingsprogramma’s en mogelijke internationale samenwerking besproken. Concreet voor 2009 resulteert dit in een inkomende lector vanuit Finland voor de opleiding Netwerkeconomie en voor de uitwisseling van het opleidingsprogramma met andere Europese partners.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie ondervond een sterk samenwerkend team dat de onderwijsopdrachten realiseert alsook een nauwe samenwerking met andere opleidingsteams, vooral voor de onderwijsondersteunende opdrachten. Bij de start van academiejaar 2008-2009 wijzigde men de samenstelling van het opleidingsteam grondig. Er kwam een nieuwe opleidingscoördinator. Het team telt meer lectoren (9 in plaats van 6) en er is een nauwere samenwerking met het team van de opleiding Bedrijfsmanagement. De commissie wenst haar bezorgdheid uit te drukken in verband met het voorzien van een degelijke back-up van verantwoordelijkheden binnen de opleiding om de continuïteit te waarborgen. De teamleden hebben samen een onderwijsopdracht van 2,4 voltijdse equivalenten (VTE) in de opleiding. Daarenboven hebben zeven lectoren uit andere opleidingsteams van het departement onderwijsopdrachten in Netwerkeconomie. Samen gaat het om 0,78 VTE. In totaal worden dus 3,18 VTE ingezet voor de onderwijsverstrekking in de opleiding. Voor de 6 opleidingen in het departement Simon Stevin zijn er 9,75 VTE voor de administratieve en technische ondersteuning. Er is geen zuiver opleidingsgebonden ondersteuning, enkel departementaal. In het academiejaar 2007-2008 telde de opleiding Netwerkeconomie 67 studenten, in het academiejaar 20082009 zijn dat er 51. Voor deze 51 studenten zijn er 3,18 VTE onderwijzend personeel. De verhouding van de studenten ten opzichte van alle onderwijzend personeel bedraagt 16 studenten per VTE. Wanneer enkel rekening gehouden wordt met het opleidingsteam, wordt dit 21,3 studenten per VTE. Van het opleidingsteam NE is één teamlid hoofdlector, één teamlid is praktijklector en de andere leden zijn lectoren. Zes teamleden van het opleidingsteam hebben een voltijdse opdracht aan het departement. Geen van hen heeft een opdracht die uitsluitend in de opleiding zit. Hun opdracht bestaat deels uit een onderwijsopdracht in andere opleidingen aan het departement of uit departementale onderwijsondersteunende opdrachten. Eén lid van het opleidingsteam heeft een halftijdse opdracht (volledig in het kader van het LED-project), de twee overige teamleden hebben een opdracht van respectievelijk 30% en 25%. Beiden vullen hun opdracht aan de Hogeschool West-Vlaanderen aan met andere beroepsactiviteiten. Eén gastlector was ingeschaald voor 26 lesuren, voor het opleidingsonderdeel Chinees.
44|opleidingsrapport
De leden van het opleidingsteam zijn redelijk evenwichtig verdeeld over alle leeftijdklassen. Enkel de leeftijdsklasse 60-65 jaar komt niet voor. Het opleidingsteam Netwerkeconomie telt vier vrouwen en vijf mannen. Momenteel is er geen tekort aan personeel en de werkbelasting wordt als aanvaardbaar ervaren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wenst haar bezorgdheid uit te drukken in verband met het voorzien van een degelijke back-up van verantwoordelijkheden binnen de opleiding om de continuïteit te waarborgen.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
goed goed goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 45
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie vindt dat de materiële voorzieningen voldoen aan de noden om de opleiding tot professionele bachelor in de netwerkeconomie succesvol te maken. Het departement Simon Stevin ligt op wandelafstand van het treinstation van Brugge. De campus is vlot bereikbaar en toegankelijk voor rolstoelstudenten. Wat betreft huisvesting stelde de commissie vast dat alle onderwijsruimtes zich in één gebouw op de campus bevinden. Daardoor hebben studenten van alle opleidingen contact met elkaar. De onderwijsruimtes zijn gelegen op de eerste en tweede verdieping van het gebouw. Minder mobiele studenten kunnen gebruik maken van een lift om de lokalen te bereiken. De commissie stelde vast dat er net voldoende ruimtes zijn met diverse capaciteit, gaande van kleinere lokalen tot grote auditoria. Het zal snel nodig zijn met de voorziene uitbreidingen te starten om een verruiming van de huisvesting te realiseren. Bovendien zou het ter beschikking stellen van een taallabo bijdragen tot de kwaliteit van de taalkennis van de studenten, aldus de commissie. In de eerste jaarhelft is er een drukke bezetting van de lokalen, waardoor bijvoorbeeld lessen verplaatsen soms moeilijk is. Om de planning te vergemakkelijken, kunnen de lectoren op het netwerk de lokaalbezetting consulteren. Eind academiejaar 2007-2008 zijn 21 van de 30 leslokalen, of 70%, uitgerust met een lector pc en een beamer. Nadien zijn er nog 7 lokalen aangepast zodat er 28 van de 30 lokalen, of 93%, met pc en beamer uitgerust zijn. Overal is draadloos internet beschikbaar en in 22 leslokalen zijn individuele stroomvoorzieningen voor aansluiting van laptops. De hogeschool bracht in de voorbije jaren verbeteringen aan voor de sanitaire blokken, de installatie van automatische deuren en een lift, de aanleg en beplanting van de binnentuin en de herinrichting van de mediatheek. Naar aanleiding van de uitbreiding van het laptopproject in het academiejaar 2008-2009 naar zowat alle opleidingen van het departement, zijn aanzienlijke infrastructurele werken uitgevoerd. Tijdens de gesprekken bleek echter dat er nog geen ecologisch gerichte aanpak is voorzien. De commissie wenst dat de opleiding hiervoor meer moeite doet. Daarnaast noteert de commissie de ouderdom van de gebouwen. De commissie adviseert een opfrisbeurt om ze meer hedendaags te maken. Binnen de hogeschool is een interdepartementale werkgroep Veiligheid opgericht onder leiding van een preventie-adviseur klasse 1. Daarnaast heeft ieder departement zijn veiligheidscoördinator. Alle departementen worden jaarlijks bezocht door de arbeidsgeneesheer. Voor ieder departement maakt men een risicoanalyse volgens Kinney met omschrijving van de risico’s, de voorgestelde maatregelen, de verantwoordelijke voor de uitvoering en de streeftermijn waarbinnen de uitvoering dient te gebeuren. De commissie vernam echter dat er blijkbaar geen aandacht geschonken werd aan preventie met betrekking tot mogelijke oogkwalen als gevolg van de intense beeldschermactiviteiten van de studenten. Het zou goed zijn hiervoor de nodige maatregelen te treffen. De opleiding beschikt over een krachtige leeromgeving, met e-learning en een bibliotheek omgevormd tot open leercentrum. Studenten en personeel kunnen elektronische tijdschriftendatabanken raadplegen. Momenteel zijn,
46|opleidingsrapport
conform de jaarplanning en het nieuwe concept, de VubisSm@rt software voor de web-based catalogus, het elektronische LexisNexis aangekocht. Aankopen kunnen voorgesteld worden door het personeel en worden besproken door de departementsraad. Het Bestuurscollege wordt hiervan in kennis gesteld en de Raad van Bestuur beslist over het volledige budget van de hogeschool. De mediatheken van de Hogeschool West-Vlaanderen hebben een eigen website: http://bib.howest.be. Op deze site komen studenten en lectoren alles te weten over de werking van de mediatheek: openingsuren, beschikbaarheid van offline tijdschriften en ze kunnen online tijdschriften raadplegen, de catalogus inkijken, de databanken raadplegen, een overzicht vinden van stageverslagen, eindwerken en FAQ’s (veelgestelde vragen over de mediatheek). Dankzij deze website kunnen de studenten en lectoren zowel op school als thuis maximaal gebruik maken van wat de mediatheek hen te bieden heeft. Dit aanbod sluit aan bij de noden van de opleiding. Wat niet in hard copy beschikbaar is kan op eenvoudig verzoek via internet aangeboden worden. Er zijn zeer veel abonnementen op documentaire sites. De link http://bib/howest.be geeft ook toegang tot VubisSm@rt, het modernste programma voor de ontsluiting van de collecties van bibliotheken. In de mediatheek kunnen de studenten ook werken aanvragen die zich in andere Belgische bibliotheken bevinden. Door deze vorm van interbibliothecair leenverkeer beschikt de mediatheek over een immense virtuele catalogus. De diensten en het materiaal die de mediatheek aan de studenten en lectoren aanbiedt, zijn onder andere ontlenen van boeken, cd-roms, dvd’s en video’s, digitaal fototoestel, camera, raadplegen van de catalogus via VubisSm@rt, interbibliothecair leenverkeer, raadplegen van eindwerken en stageverslagen, losbladige werken en tijdschriften, kranten, databanken, alle Van Dale woordenboeken, encyclopedieën en telefoonboeken. De mediatheek heeft ook een apart multimedialokaal voor groepswerk. De studenten hebben gratis en onbeperkt toegang tot twintig desktops, waarmee ze toegang kunnen krijgen tot het internet. De toegang tot databanken is mogelijk mede dankzij de subsidiëring van het Vlaams Ministerie van Onderwijs. Enkele interessante databanken zijn LexisNexis (alle gezaghebbende Europese kranten full-text), Mediargus (alle Belgische kranten full-text), Academic Search Elite en Business Source Elite. Sinds kort beschikt de mediatheek over de databank Dspace, waarin de eindwerken van de afgestudeerden terug te vinden zijn in digitaal formaat. De studenten zijn verplicht om een eigen laptop te gebruiken tijdens de lessen. Het departement biedt aan elke student de mogelijkheid om via een externe partner een laptop aan een goede prijs-kwaliteitverhouding aan te kopen. Iedere student krijgt bij de aanvang van het academiejaar een eigen account en e-mailadres om optimaal gebruik te kunnen maken van de computerfaciliteiten. Er is hulp voorzien om toegang te krijgen tot het draadloos netwerk. In enkele leslokalen is ook een bekabelde connectie met het computernetwerk mogelijk. Naast de speciaal ingerichte leslokalen voor laptopgebruikers, beschikt het departement ook nog over twee klassieke pc-lokalen met in totaal een 50-tal desktops die door studenten gebruikt worden die niet over een laptop hoeven te beschikken. Voor individueel werk kunnen ze terecht in het SOVOWES-computerlokaal met 25 pc’s en in het OLC met 20 pc’s. Vanuit elke pc worden printers aangestuurd. Gekleurde beelden kunnen de studenten doormailen naar de drukkerij van het departement om met een kleurenprinter te laten afdrukken. Alle lectoren die voltijds werken, beschikken over een laptop van het departement. In hun werkruimte kunnen lectoren zowel met desktop als met laptop werken - bekabeld en draadloos. Tijdens de gesprekken bleek dat er geen bijkomende afkoeling is voorzien in het lokaal voor deze werkzaamheden waardoor het daar heel warm kan worden in zomerperiodes. Een doeltreffende regeling voor aanpassing van de temperatuur is geen overbodige luxe. Cursussen kunnen tegen een voordelige prijs worden aangekocht op de cursusdienst. Tijdens de introductieweek wordt een boekenverkoop georganiseerd in samenwerking met de Standaard Boekhandel, waardoor studenten genieten van een aanzienlijke korting. Voor alle kopiewerk kunnen de studenten terecht in de drukkerij. De informatiedoorstroming naar studenten gebeurt via verschillende kanalen. Naast de klassieke ad valvas borden is er een algemeen infobord bij de hoofdingang, waarop algemene officiële informatie voor de studenten wordt gepubliceerd.
opleidingsrapport | 47
Voor catering (broodjes, een warme maaltijd of een snack) is er een cafetaria en er zijn twee ontspanningsruimtes. In de inkomhal staat een telefooncel waar Proton kan worden opgeladen. Voor de studenten zijn er lockers beschikbaar om hun spullen in op te bergen. Bij ICT-problemen kunnen de lectoren beroep doen op de ICT-helpdesk. Regelmatig worden op het departement bijscholingen georganiseerd over ICT-toepassingen. De faciliteiten in de cafetaria en de drukkerij zijn dezelfde voor de lectoren als voor de studenten. Het departement Simon Stevin krijgt een jaarlijkse dotatie. Via de opleidingscoördinator kan de opleiding begin september een voorstel indienen met betrekking tot bijvoorbeeld de aanschaf van aangepast didactisch materiaal, de aanstelling van gastprofessoren en de vergoeding voor gastsprekers. Deze voorstellen worden opgenomen in het budgetvoorstel, nadat ze besproken zijn met het departementshoofd en de betrokken opleidingscoördinatoren. De Departementsraad geeft advies over het budgetvoorstel aan de Raad van Bestuur, die uiteindelijk de begroting voor de hogeschool goedkeurt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wenst dat de opleiding de nodige aandacht besteedt aan een verruiming van de huisvesting. De commissie wenst een sterkere uitbouw en concretisering van ecologische initiatieven aan te moedigen. De commissie vermoedt dat het ter beschikking stellen van een taallabo zou bijdragen tot een betere kwaliteit van de talenkennis. De commissie noteert de ouderdom van de gebouwen maar is toch voorstander van een opfrisbeurt om ze meer hedendaags te maken. De commissie vermoedt dat het zinvol zou zijn om in de drukkerij airconditioning aan te brengen voor het algemeen werkcomfort van de betrokkenen. De commissie adviseert na te gaan welke projecten budgettair voorrang moeten krijgen. (bijvoorbeeld van Erasmusstudie- naar Erasmusstageprojecten). De commissie beveelt aan om de invulling van de risicoanalyse beter te verzorgen. De commissie vraagt een preventief oogonderzoek voor de studenten die veel met de beeldschermen werken.
48|opleidingsrapport
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Algemeen is de commissie van oordeel dat de studentenbegeleiding goed georganiseerd is. De opleiding maakt haar aanbod goed bekend naar potentiële studenten. Dat doet ze via verschillende kanalen: SID-in beurzen en mailings naar laatstejaars ASO, TSO, BSO en KSO. Ook worden de infodagen aangekondigd, de infosessies, een ‘Openlesdag’, een workshop waar de leerlingen uit het secundair onderwijs een concept uitwerken voor een maatschappelijk verantwoord evenement, en een business game. De opleiding organiseert een informatieve en gestructureerde introductieweek met voorstelling van het opleidingsteam, de organisatie van het academiejaar, toelichting bij de opleidingsdoelstellingen, het Onderwijs- en examenreglement, de studiegids en -fiches. Alle administratie wordt dan afgehandeld en de agenda, de onthaalbrochure en het lessenrooster worden uitgedeeld. De commissie is van oordeel dat de studentenbegeleiding sterk gestructureerd uitgebouwd is, met verschillende verantwoordelijken die elk diverse aspecten van studiebegeleiding op zich nemen. Het mentoraat zorgt voor een individuele begeleiding van de student. Studenten worden ingedeeld in mentoraatgroepen. De student leert werken met het Simon Stevin-netwerk, het elektronische leerplatform Dokeos, Outlook en de online bibliotheek. Daarnaast zijn er infosessies over de competenties van de opleiding, het portfolio, …. De studenten nemen kennis van de verschillende departementale begeleidingdiensten: de studiecoach, de Talent Coach, de ombudsdienst en SOVOWES, en de studentenclub Brihos. In de introductieweek is ruimte voorzien voor trajectbegeleiding. De studenten genieten van een goed gestructureerde procedure voor een geïndividualiseerd opleidingstraject. De commissie heeft vernomen uit de gesprekken dat de opleidingscoördinator, de lectoren en het studentensecretariaat gemakkelijk toegankelijk zijn voor bijkomende studie-ondersteuning. Het elektronische leerplatform Dokeos is het officiële communicatiemiddel tussen de studenten en de lectoren. De commissie nam er nota van dat informatie op het niveau van de opleiding, zoals studiegidsen, lessen- en examenroosters, examenbank, enerzijds en op het niveau van partims, zoals studiemateriaal, opdrachten, planningen, groepsindelingen, … anderzijds op die manier goed kan worden uitgewisseld. Op de infoschermen verschijnt dagelijks, praktische informatie, zoals afwezigheid van lectoren en aankondigingen van evenementen. Er is een uitgebreide studiegids met missie en eindcompetenties van de opleiding, informatie over de competentiegerichte, modulaire en semestriële aanpak, belang van en verwijzing naar de studiefiches, terminologie, opleidingsprogramma voor de semesters waarop de gids betrekking heeft, algemene informatie over en contactgegevens voor studie- en trajectbegeleiding, Talent Coach en internationalisering en een academische kalender. De departementale werkgroep Studiebegeleiding organiseert een infoavond “Het hoger onderwijs toegelicht” voor ouders én studenten over de structuur, de werking, de reglementering en de terminologie van het hoger onderwijs; de begeleidingsmogelijkheden en inspraakorganen; en de nieuwste veranderingen in het hoger onderwijs (diversiteitsbeleid, Talent Coach, leerkrediet).
opleidingsrapport | 49
De opleiding doet een beroep op de interdepartementale werkgroep Studiebegeleiding voor het vergroten van de slaagkansen van de studenten. Deze werkgroep werkt samen met de studentensecretariaten, de ombudsdiensten, de dienst Communicatie voor informatieverspreiding naar abituriënten, SOVOWES, studiecoaches en departementale verantwoordelijken Studiebegeleiding. Er is een modulaire en flexibele structuur van studiebegeleiding in vijf niveaus, de lesgever die monitor is van zijn eigen cursus of andere inbreng in de onderwijsactiviteiten, een mentor voor elke eerstejaarsstudent die met een draaiboek niet-vakinhoudelijke begeleiding verzorgt, een trajectbegeleider voor begeleiding van studenten met een “ander traject” of zonder diploma secundair onderwijs, en voor de doorstroombegeleiding van studenten met een individueel opleidingstraject ten gevolge van functiebeperking, of voor studenten die werken en studeren combineren, of voor studenten die een aantal modules hernemen. Verder kunnen studenten terecht bij de departementale studiecoach voor thema’s als studiemethode en studieplanning. De interdepartementale coördinator Studiebegeleiding coördineert de instroom-, doorstroom- en uitstroombegeleiding in verschillende interdepartementale werkgroepen en vertegenwoordigt de hogeschool extern inzake studiebegeleiding (bijv. Technische ExpertenCommissie Studieloopbaanbegeleiding van de AUGent). Er is een interdepartementale Dokeossite “Studiebegeleiding en Diversiteit” met onder andere tijdstippen van navormingen en bijscholingen, aanvraagprocedure voor onder andere cultuur- en sportstatuut en functiebeperking. Er wordt aan de studenten gevraagd om de ZOSA-test in te vullen die hen in staat stelt een zicht te krijgen op hun capaciteiten, studiemethoden, opdrachtverwerking, tijdsplanning, detailstudie, examens en motivatie. Met de test kunnen studenten werken aan hun studievaardigheden en zo hun slaagkansen verhogen. De commissie waardeert sterk de aandacht in de opleiding voor het diversiteitsbeleid voor enkele specifieke doelgroepen, zoals studenten met een kwetsbaar studieverleden, werkstudenten, studenten met een specifieke individuele of socio-economische achtergrond en studenten met een functiebeperking. De Talent Coach verzorgt de aanvraagprocedure voor faciliteiten en de registratie van studenten met een functiebeperking en coacht studenten op het vlak van taal en sociale vaardigheden. Hij is een belangrijke schakel tussen studenten enerzijds en opleidingscoördinatoren, lectoren, mentoren anderzijds. De opleiding geniet tevens van de werking van de Talent Coach bij het voorbereiden van de toekomstplannen van de Hogeschool WestVlaanderen voor Diversiteit. Een voorbeeld hiervan is een samenwerkingsverband van de Hogeschool WestVlaanderen met secundaire scholen om de drempel voor leerlingen secundair onderwijs uit specifieke doelgroepen naar het hoger onderwijs te verlagen en de implementatie van diversiteit in de opleidingsprogramma’s. Wat betreft instroombegeleiding zijn er binnen de hogeschool twee interdepartementale werkgroepen actief voor Communicatie en Afstandsonderwijs. De interdepartementale coördinator Studiebegeleiding maakt deel uit van de technische expertencommissie Studieloopbaanbegeleiding van de AUGent waarin initiatieven van de verschillende instellingen met betrekking tot studiebegeleiding op elkaar afgestemd worden. Er zijn formele kanalen voor studentenparticipatie. Jaarlijks worden alle betrokkenen en alle eerstejaarsstudenten van de Hogeschool West-Vlaanderen over studiebegeleiding geënquêteerd. Daaruit blijkt dat de studiebegeleiding aan de hogeschool ontwikkelingsfase 3 bereikt heeft of het niveau van professionalisering. Er is een gestructureerde aanpak voor het uitstippelen van een geïndividualiseerd leertraject. SOVOWES verstrekt uitgebreide psychosociale begeleiding. SOVOWES is lid van Psywest, een samenwerkingsverband tussen de studentenvoorzieningen van de Hogeschool West-Vlaanderen, Katholieke Hogeschool Zuid-WestVlaanderen en Katholieke Universiteit Leuven campus Kortrijk. Via Psywest heeft SOVOWES een divers aanbod van groepstrainingen en kan het een beroep doen op een degelijk netwerk van therapeuten en hulpverleners. Iedere student kan financiële ondersteuning krijgen bij de aankoop van een laptop. Studenten krijgen informatie over adressen van studentenkamers en nuttige tips en links over het leven op kot. Er zijn verschillende trainingen voor assertiviteit, zelfzekerheid en solliciteren. SOVOWES maakt deel uit van ‘Brugge studentenstad’ en is het
50|opleidingsrapport
aanspreekpunt voor informatie over studentenactiviteiten. SOVOWES ondersteunt de studentenclub Brihos en de studentenorganisatie Edu-fit. De ombudsdienst treedt op als bemiddelaar bij alle geschillen inzake het studiecontract. Alle gesproken studenten geven aan dat ze voldoende werden geïnformeerd over studiebegeleiding, mentoraat en monitoraat. Bij internationale uitwisselingen krijgen inkomende studenten ondersteuning bij het zoeken van accommodatie. Voor hun vertrek ontvangen ze een welkompakket vanuit International Office met praktische en oriënterende informatie over de Hogeschool West-Vlaanderen, het bezochte land en de cultuur. Inkomende studenten ingeschreven voor het internationaal semester Digital Business Management worden apart onthaald. Er worden verschillende culturele en teambuildingsactiviteiten voor hen georganiseerd. Alle inkomende studenten van de Hogeschool West-Vlaanderen krijgen de kans om de Erasmus Intensive Language Course (EILC) te volgen. De teamverantwoordelijke en de departementale verantwoordelijke Internationalisering zijn het aanspreekpunt van de buitenlandse student. Studenten van het tweede en derde jaar fungeren als ‘buddy’s’. Het voordeel voor de buitenlandse studenten is dat ze beter integreren. De eigen studenten doen een internationale ervaring op thuis. Inkomende studenten voor stage worden begeleid door een stagebegeleider van de opleiding. De eigenlijke stagebegeleiding is volledig analoog met die van de binnenlandse stages. Voor de evaluatie echter worden de documenten van de thuisinstelling gebruikt. Na afloop van hun studie of stage bezorgen de verantwoordelijken Internationalisering het ingevulde ‘Transcript of Records’ aan de partnerschool. De student van het internationaal semester Digital Business Management vult bij thuiskomst een tevredenheidsenquête in. Hieruit blijkt dat er een algemene tevredenheid is over zowel het onthaal, de inhoud als de samenwerking met andere studenten. De commissie waardeert dat de opleiding al vroeg de studenten stimuleert voor een buitenlandse studie en/of stage door onder andere vermelding in de studiegids, het organiseren van infosessies in de introductieweek, en een opleidingsoverschrijdende driedaagse activiteit ‘Internationalisering@home’ met gastsprekers en Waalse partnerinstellingen die hun school komen voorstellen. Na deze internationalisering@home in het eerste jaar, kan de student in zijn tweede jaar kiezen voor deelname aan een (Erasmus) Intensive Programme, aan een internationale business week of een buitenlandse studiereis. Wanneer studenten opteren voor een dergelijke korte internationale ervaring, gaat er telkens minstens één lector mee als begeleider. Jaarlijks organiseert de opleiding een interdepartementale infosessie Internationalisering, vooral gericht naar tweedejaarsstudenten en hun ouders.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
voldoende goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 51
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: IKZ gebeurt sterk gestructureerd, met verantwoordelijken op interdepartementaal, departementaal en opleidingsniveau. De opleidingsgebonden kwaliteitscoördinatoren komen regelmatig samen op departementaal niveau, de departementale coördinatoren vormen samen met de interdepartementale IKZ-coördinator en het diensthoofd Onderwijs en onderzoek de interdepartementale werkgroep IKZ. De studentenenquêtes kennen goede responsratio’s en de verwerkte gegevens worden efficiënt jaarlijks verwerkt. De commissie stelde vast dat de hogeschool in haar missie een kwaliteitsvol onderwijs wil verstrekken. Zij wil een studentgerichte en flexibele organisatie zijn, die streeft naar voortdurende kwaliteitsverbetering. Kwaliteitszorg is daarbij een onderbouwend concept. De commissie waardeert sterk de doorgevoerde verbeteringen tijdens het laatste jaar die noodzakelijk waren en die vandaag een degelijke inhaalbeweging demonstreren. Voorbeelden van wijzigingen zijn wissels in personeelsleden, aanpassingen aan kwaliteitsaanpak en verbeteringen aan de curricula. De oorspronkelijke twijfel van de commissieleden bij het lezen van het zelfevaluatierapport over 2007 werd bijgesteld door de informatie verkregen tijdens het bezoek aan de opleiding. De Hogeschool West-Vlaanderen kiest voor een integraal kwaliteitssysteem met een systematische aanpak of methodiek om de kwaliteit te meten, te borgen en te verhogen en die gericht is op alle belanghebbenden. Om het voortdurende kwaliteitsstreven (borging en verbetering) systematisch in de organisatie en de werking in te bouwen, kiest de Hogeschool West-Vlaanderen voor de PDCA (Plan Do Check Act)-cyclus als methodiek voor kwaliteitszorg. Daarnaast werd door het Bestuurscollege van de hogeschool gekozen voor het PROZAinstrument. De voorbije jaren werd door de hogeschool meegewerkt aan de aanpassing en aan de ontwikkeling van nieuwe instrumenten zoals de accreditatiescan (2006-2007). Sinds de oprichting van PROSE (2000) is de Hogeschool West-Vlaanderen via haar diensthoofd Onderwijs en onderzoek voorzitter/lid van de Raad van Bestuur. De Hogeschool West-Vlaanderen heeft een centrale kwaliteitscoördinator met een vaste voltijdse stafmedewerker. Op departementaal niveau fungeert een departementale kwaliteitscoördinator en binnen elke opleiding is een (opleidingsgebonden) kwaliteitscoördinator aangesteld. De verantwoordelijkheden van deze actoren werden vastgelegd in functieprofielen. De interdepartementale coördinator Kwaliteitszorg coördineert de activiteiten met betrekking tot de interne en externe kwaliteitszorg (onder andere de coördinatie van de enquêtering van verschillende doelgroepen en van de activiteiten met het oog op accreditatie van opleidingen), ondersteunt de opleidingen bij activiteiten in het kader van interne en externe kwaliteitszorg (bijvoorbeeld procesondersteuning bij het tot stand komen van verbeterplannen), volgt evoluties op vlak van kwaliteitszorg in het hoger onderwijs op en vertegenwoordigt de hogeschool in verschillende werkgroepen. De departementale kwaliteitscoördinator organiseert en begeleidt de kwaliteitszorg binnen het departement, bewaakt de ontwikkeling en toepassing van diverse metingen en is verantwoordelijk voor het opstellen van het departementaal verbeterplan. De kwaliteitscoördinator op
52|opleidingsrapport
opleidingsniveau coördineert de uitvoering van de kwaliteitszorg. Het bewaken van de kwaliteit van de opleiding is daarnaast ook uitdrukkelijk opgenomen in het functieprofiel van de opleidingscoördinator. De commissie ervaart echter een weinig dynamisch ownership rond het opnemen van verantwoordelijkheden om de opbrengst van de kwaliteitsaanpak te verbeteren. Er bestaat een systeem en er zijn verschillende bevragingen maar er is weinig zicht op hoe het kwaliteitssysteem concreet in praktijk gebracht wordt en gedragen wordt door alle betrokkenen. Jaarlijks wordt via het jaarverslag of via speciale thema’s uit de kwaliteitszorg over de resultaten, de verbeterdoelen en de al dan niet realisatie van actieplannen naar Bestuurscollege en Raad van Bestuur gerapporteerd. Het diensthoofd Onderwijs en onderzoek en de stafmedewerker Kwaliteitszorg maken deel uit van de TEC IKZ van de AUGent. Het doel is de kwaliteitszorg op het niveau van de associatie te integreren, te coördineren en nieuwe acties voor te stellen. Een belangrijk werkpunt voor de TEC IKZ de voorbije jaren was de voorbereiding van de aankoop van een online bevragingssysteem met geïntegreerde rapporteringsmodule zodat enquêtes op een vlotte wijze afgenomen en verwerkt kunnen worden. Concreet werden de voorbije jaren door de interdepartementale werkgroep IKZ een batterij van eenvoudige documenten en formulieren ontwikkeld die de opleidingsgebonden kwaliteitscoördinatoren, de opleidingscoördinatoren en de lectoren gebruiken bij de activiteiten die zij ondernemen in het kader van interne en externe kwaliteitszorg. Jaarlijks vinden in het kader van de interne kwaliteitszorg volgende evaluaties plaats: -
studentenenquête over leerproces, evaluatie, c.q. stage en eindwerk en algemene werking van het departement; studiebegeleiding (enquêtering van alle betrokkenen en eerstejaars gevolgd door een consensusvergadering met verbeterdoelen en actieplannen); slaagpercentages (cijfers en bespreking met streefdoelen en oorzaken in Directiecollege, interdepartementale IKZ-groep, departementshoofd en opleidingscoördinatoren en per team); drop-out enquête.
De interdepartementale werkgroep IKZ heeft de bestaande IKZ-formulieren geoptimaliseerd. De IKZ-verbeterfiche wordt vandaag binnen de hogeschool (van centraal tot opleidingsniveau) gebruikt voor het uitwerken van verbeterdoelen met verwijzing naar eigenaars, tijdspad, benodigde middelen en te bereiken resultaten. De IKZ-verbeterfiche is een concrete operationalisering van de PDCA-cirkel. De commissie heeft vastgesteld dat verschillende van deze fiches operationeel aangewend werden. De commissie stelt zich de vraag hoe de prioriteiten gesteld en aangepakt worden. Daarnaast heeft de interdepartementale werkgroep IKZ gewerkt aan het inhoudelijk reviseren van de vragenlijst voor onderwijsevaluaties, de semestriële studentenenquête. Ook op interdepartementaal niveau werd kwaliteitszorg toegepast om de organisatie in haar managementaspecten te screenen en te verbeteren. Daartoe zijn volgende aandachtsgebieden en criteria uit PROZA op alle betrokken niveaus al bevraagd en werden in consensusvergaderingen verbeterdoelen en actieplannen geformuleerd voor: onderwijsprocessen, studententevredenheid, personeelstevredenheid, personeelsbeleid, postinitieel onderwijs, beleid en strategie en internationalisering. Interdepartementale enquêtes zijn vervangen door een interdepartementale en meerjarige SWOT-analyse en actieplan. De responsratio voor de semestriële studentenenquête ligt zeer hoog, boven het interdepartementale streefcijfer van 70%, namelijk tussen 71,9% en 100%. De commissie vindt dit een goed resultaat. De studententevredenheid was opmerkelijk goed in semesters 2 en 3, met heel wat partims in het Engels. Voor zowat alle opleidingsonderdelen en alle vragen antwoordt 95% van de studenten ‘(meer dan) voldoende’. De commissie stelde vast dat de opleiding aandacht besteedt aan de communicatie met studenten over de opdrachten en over de evaluatie. Net als feedback over evaluaties voor sommige partims. Daarom wordt vanaf academiejaar 2008-2009 gewerkt met draaiboeken, opgesteld volgens een vast sjabloon. Over de semesters en
opleidingsrapport | 53
opleidingsonderdelen heen bekeken zijn de studenten uitermate tevreden over het gebruik van Dokeos door de lectoren en het aspect “bekendheid van doelstellingen”. Zowel de stagementoren als de stagiairs worden bevraagd over de stageperiode zelf en over de opleiding in haar geheel. Hieruit blijkt tevredenheid over de begeleiding vanuit de Hogeschool West-Vlaanderen, zowel voor stage als voor eindwerk. Ook de ondersteuning en begeleiding door de stagementoren wordt door alle studenten als (meer dan) voldoende ervaren. Ongeveer 20% van de studenten suggereert het indienen van een tussentijdse versie van het eindwerk als verbeterpunt voor de begeleiding. De opleiding bouwt vanaf dit academiejaar tussentijdse evaluaties in, zowel voor stage als voor eindwerk. Er is een eerste uitstroomenquête voorgelegd aan afgestudeerden Netwerkeconomie in 2008. De responsratio’s waren laag. De Hogeschool West-Vlaanderen wil dit jaar de driejaarlijkse uitgebreidere enquête aan de alumni voorleggen. In 2007 werd de PROZA-enquête afgenomen bij vijf leden van het opleidingsteam. Sterke punten die volgens de teamleden moeten worden geborgd zijn: -
-
het praktijkleren: de student komt in elk semester van de opleiding in min of meerdere mate in contact met het beroepenveld; het didactisch concept: er is een brede waaier aan onderwijs- en evaluatievormen, met veel aandacht voor het activeren van de studenten; het discipline-overschrijdend aspect: in elk semester zijn discipline-overschrijdende integratieprojecten opgenomen; de internationale dimensie: door de inbedding van een internationaal semester in de opleiding NE hebben alle lectoren en studenten eigenlijk een internationale ervaring. Er is relatief veel student en teaching staff mobility; toegepast onderzoek: de opleiding is van bij de start betrokken bij verschillende onderzoeksprojecten.
De aandachtspunten voor de opleiding zijn: -
curriculumontwikkeling en –herziening: vermijden van overlappingen, er is nood aan enige consolidatie gezien de voorbije jaren telkens sterk aan het programma is gesleuteld; communicatie binnen het team en tussen team en studenten: het team moet werken aan een duidelijke planning inzake communicatie en een goede administratieve onderbouw van de communicatie; diversiteit van de instroom: de instroom vanuit TSO (en BSO) moet meer worden aangesproken; kwantitatieve bevraging van de studietijd, blijvend ondersteund door de kwalitatieve bevraging; werkdruk van het opleidingsteam: dit kleine team neemt veel uiteenlopende taken op zich. De versnippering van de (onderwijsondersteunende) taken op departementaal niveau zorgt voor zware belasting in de kleinere teams.
Elk van deze aandachtspunten is opgenomen in het verbeterplan van de opleiding of het departement Gezien in academiejaar 2008-2009 veel veranderingen zijn doorgevoerd (uitbreiding opleidingsteam NE, andere opleidingscoördinator, nauwere samenwerking met andere opleiding in het departement SST, …), zal de PROZAbevraging voor het team herhaald worden aan de start van academiejaar 2011-2012.
Aanbevelingen ter verbetering:
De commissie beveelt aan om maatregelen te nemen teneinde een grotere gedragenheid van de kwaliteitsaanpak bij de medewerkers te bevorderen en een meer zichtbare en concrete ontplooiing van het kwaliteitssysteem. De commissie vraagt aandacht voor de prioriteitstelling van de onderwerpen op de verbeterfiches. 54|opleidingsrapport
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelde vast dat er een verbetermethodiek is voor de opleiding die past in een prioritair actieplan (PRIAC) van de hogeschool. De Hogeschool West-Vlaanderen werkt met een uniform verbeterplan. Het verbeterplan omvat twee types fiches die aan elkaar gelinkt zijn, met name de verbeterfiche IKZ en de opvolgingsfiche. De opvolgingsfiche (een Exceldocument) vormt de inhoudsopgave van het verbeterplan. De verschillende verbeteracties waarvan sprake in de opvolgingsfiche worden uitgewerkt in meerdere verbeterfiches IKZ. Beide fiches werden ontwikkeld door de interdepartementale werkgroep IKZ in het academiejaar 2007-2008 op basis van het al bestaande materiaal met betrekking tot IKZ in de hogeschool. De verbeterfiche IKZ bestaat uit vijf delen met name: (1) de contextgegevens, (2) het verbeterdoel of de verbeterdoelen, (3) het stappenplan, (4) de opvolging van het stappenplan en (5) de globale realisatie van het verbeterdoel. In het stappenplan wordt een eigenaar aangeduid voor de gedefinieerde stap, wordt kort beschreven welke de benodigde middelen zijn om die stap te realiseren, wordt geformuleerd wat het gewenste resultaat (= indicator) is en wordt beschreven tegen wanneer men het gewenste resultaat wil bereiken (= timing). De commissie heeft nota genomen van deze principiële aanpak maar vindt dat hier een meer concrete en pragmatische aanpak voor moet geïmplementeerd worden, ook wat betreft de verzekering van deze aanpak wanneer de opleiding zou groeien. Gezien verbeterdoelen worden gerealiseerd op verschillende niveaus (van de opleiding, van het departement en interdepartementaal) wordt gewerkt met drie opvolgingsfiches telkens met onderliggende verbeterfiches. Het verbeterplan omvat dus een interdepartementale, een departementale en een opleidingsgebonden opvolgingsfiche. Zo is het voor alle betrokkenen duidelijk op welk niveau aan welk verbeterproject wordt gewerkt. Interdepartementaal werd afgesproken om de verbeterplannen van de opleidingen te bewaren op de centrale server zodat opleidingen inspiratie bij elkaar kunnen opdoen. Daarvoor kreeg iedere medewerker binnen de hogeschool leesrechten op de verbeterplannen. De hogeschool werkt aan een database waardoor de informatie uit het verbeterplan vanuit verschillende perspectieven kan worden bekeken (timing, eigenaars, thema, ….). De opleiding heeft in de voorbije jaren een aantal streefdoelen gerealiseerd zoals het sterk praktijkgericht zijn: de studenten komen in elk van de semesters in contact met de bedrijfswereld. De commissie stelde vast dat de studenten dit sterk waarderen. De opleiding legt duidelijk de focus op internationalisering, ook in praktijk. Het internationaal semester Digital Business Management is structureel in de opleiding opgenomen. De studenten krijgen les in een vreemde taal, werken samen met (Erasmus)studenten projecten uit. Er zijn integratieprojecten doorheen de hele opleiding. Er is actieve betrokkenheid bij toegepast onderzoek. De opleiding doet aan maatschappelijke dienstverlening met het laagdrempelig expertise- en dienstverleningscentrum Netwerkeconomie. Deze opleiding is vrij jong en kende geen eerdere visitatie of opleidingsdoorlichting. Departementaal rapporteren andere opleidingen in het Departementaal College wel over de bevindingen van de visitaties van hun opleiding. Op basis van de terugmeldingsrapporten van de opleidingen Office management en Biomedische laboratoriumtechnologie werden ook sterke punten en aandachtspunten voor de opleiding Netwerkeconomie geformuleerd. Naar aanleiding van de resultaten van enquêtes en PROZA-bevraging is een verbeterplan voor de opleiding geformuleerd. Dit verbeterplan vult het departementale en het interdepartementale plan aan.
opleidingsrapport | 55
Het bevat tien verbeterfiches met een aantal aandachtspunten voor de komende drie jaren op het terrein van : opleidingsdoelstellingen, betrekken externen, disciplineoverschrijdend, internationalisering, praktijkleerervaring, opleidingsprogramma, studeerbaarheid, studiebegeleiding, PWO en interne communicatie. Enkele van de verbeterpunten die de commissie belangrijk vond, waren bijvoorbeeld het verbeteren van de bekendheid van de opleidingsdoelstellingen bij externen, het meer actief en systematisch betrekken van externen bij het formuleren van doelstellingen, curriculumontwikkeling en -herzieningen, evaluaties, het regelmatig vernieuwen van de samenstelling van de opleidingscommissie, het optimaliseren van het portfolio: tools, continuïteit van de opbouw (ook tijdens de stage), sterker gericht naar zelfreflectie en –evaluatie, de bewaking van een verbeterde communicatie over integratieopdrachten (in het team en tussen team en studenten), de bewaking van de logische opbouw doorheen de opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie ervaart een te vage formulering van toetsbare doelstellingen tijdens de jaarwerking. Ze beveelt aan om initiatieven concreter vast te leggen in meetbare indicatoren die de te behalen doelstellingen kwantitatief weergeven, de resultaten te registreren en die te gebruiken als basis voor verbeteringen in de procesmatige afwikkeling, eerder dan een meting achteraf uit te voeren. De commissie verwijst hier naar het sluiten van de PDCA-cirkel in werkingsprocessen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft kunnen vaststellen dat studenten systematisch worden bevraagd over het onderwijsgebeuren Het personeel is via de departementale kwaliteitscoördinator en de teamverantwoordelijke IKZ werkelijk betrokken in het IKZ-beleid en frequente contacten tussen de opleiding en het beroepenveld zorgen voor (informele) input voor de kwaliteitszorg van de opleiding. De commissie noteerde betrokkenheid via verschillende gestructureerde manieren. De Raad van Bestuur kiest de missie van de hogeschool en de strategische doelstellingen. Het Bestuurscollege volgt de kwaliteit van de opleidingen op bij de beslissing tot accreditatieaanvraag en bekrachtigt de interdepartementale verbeterdoelen. De Departementsraden bekrachtigen de departementale verbeterdoelen. Leden van het Bestuurscollege en de Raad van Bestuur zijn betrokken bij de interdepartementale bevragingen en consensus, bijvoorbeeld inzake beleid en strategie en personeelsbeleid. Via het jaarverslag is er een jaarlijkse rapportering naar die twee bestuursorganen. Verder merkte de commissie dat verschillende actieplannen alle echelons meenemen bij het verbeteren van de opleiding. Dat ziet ze onder andere in de vertaling van het strategisch beleid naar de werkvloer voor elke opleiding, de terugkoppeling aan het Bestuurscollege, de verbeterdoelen inzake de onderwijsprocessen gesynthetiseerd op het niveau van het departement en de Departementsraad die beslist over de prioritaire verbeterdoelen en actieplannen. Twee keer per academiejaar is er een departementaal en een opleidingsgebonden studentenoverleg. IKZ en de opvolging van enquêtes wordt geagendeerd op deze vergaderingen. 56|opleidingsrapport
Door de opleidingsteams is het personeel rechtstreeks betrokken bij IKZ. Jaarlijks zijn er twee vergaderingen met IKZ als enige agendapunt. Daarenboven is IKZ zowat een vast agendapunt op de andere teamvergaderingen. Daarbij bespreekt de opleiding de resultaten van de studentenenquêtes, de instroom- en slaagcijfers en de studietijdmeting. De persoonlijke resultaten van de studentenenquêtes geven aanleiding tot een functioneringsgesprek met het personeelslid. Op het niveau van de opleiding is de zorg om de kwaliteit van de opleiding een zaak van elk personeelslid, maar het bewaken van de kwaliteit en het organiseren van de kwaliteitszorg zijn duidelijk opgenomen in de functieprofielen van de opleidingscoördinator en de kwaliteitscoördinator van de opleiding. De teamleden van het opleidingsteam worden betrokken bij het uitwerken van curriculumwijzigingen, die een positief advies moeten krijgen van de opleidingscommissie. Deze commissie bestaat paritair uit de leden van het opleidingsteam en vertegenwoordigers van het beroepenveld. Decretaal bepaald maken zes personeelsleden, verkozen door het personeel, deel uit van de Departementsraad en acht personeelsleden, eveneens verkozen door het personeel, zijn lid van de Raad van Bestuur van de hogeschool. Daarnaast is er ook de syndicale vertegenwoordiging in het Hogeschool- onderhandelingscomité en het Departementaal Onderhandelingscomité. De studenten zijn specifiek betrokken via de enquêtes, de studentenraad en de ombudspersoon. De studentenenquêtes geven informatie rond leerinhouden, manier van evalueren, departementale diensten, de stage en het eindwerk en de studiebegeleiding. Deze leveren informatie voor curriculumvernieuwingen en andere aandachtspunten in de opleiding. De resultaten van deze enquêtes koppelt de opleiding terug naar de studenten via het opleidingsgebonden studentenoverleg. Iedere klasgroep heeft zijn vertegenwoordiger(s) in dit overleg, dat tweemaal per jaar plaatsvindt. De studentenvertegenwoordigers worden betrokken bij de goedkeuring van aanpassingen aan het curriculum via het opleidingsgebonden studentenoverleg en op de Departementsraad. De student kan via de ombudspersoon zijn inspraak laten gelden over het studiecontract, het opleidingsprogramma, de studiegids en –fiches. De studenten vonden dat ze goed betrokken zijn bij het onderwijsproject. In de opleidingscommissie zijn, naast het opleidingsteam en het beroepenveld, ook de alumni vertegenwoordigd. Via deze weg worden ook zij betrokken bij de bespreking van curriculumvernieuwingen. Een interdepartementaal verbeterdoel is de alumniwerking. Er wordt aan een website gewerkt waar alumni elkaar kunnen vinden alsook aan een driejaarlijkse bijeenkomst. Studenten drukten de wens uit dat alumni meer betrokken mogen worden bij de aanpassing van de curricula. Decretaal zetelen ook externen in de Raad van Bestuur en de Departementsraad naast de verkozen vertegenwoordigers van de studenten en het personeel aangeduid door de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de vroegere inrichtende machten. Op voorstel van de voorzitter en de Algemeen Directeur zetelen enkelen daarvan ook in het Bestuurscollege. De commissie stelde vast dat de opleiding nauw contact heeft met het beroepenveld, naast de al eerder vermelde opleidingscommissie. Gastsprekers, bedrijfsbezoeken in elk semester, het oplossen van BEST-cases, de LEDprojecten, de integratieprojecten gebaseerd op reële cases en de stage brengen zowel de studenten als het opleidingsteam in nauw contact met het beroepenveld. De meeste contacten met alumni zijn tot nu toe eerder informeel geweest. Toch geven deze informele contacten ook input op het vlak van kwaliteitszorg voor de opleiding. De commissie vernam tijdens de gesprekken dat de alumni nog niet formeel bevraagd zijn. Dit zou sterk kunnen bijdragen aan de verbetermogelijkheden voor de opleiding.
opleidingsrapport | 57
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie wil de betrokkenheid van de alumni in de komende jaren zeker aanmoedigen De commissie beveelt aan om de alumni formeel te bevragen en hieruit de conclusies te trekken naar verbetering van de opleiding.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende goed
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
58|opleidingsrapport
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zoals eerder vermeld is dit een zeer jonge opleiding. De eerste lichting studenten die de opleiding doorlopen hebben zijn pas in juni 2007 op de arbeidsmarkt terechtgekomen. De commissie stelde echter vast dat er een grote tevredenheid is van externe promotoren. Dit kwam ruimschoots tot uitdrukking in de gesprekken met hen tijdens de visitatie. Zij zijn vragende partij om opnieuw studenten te begeleiden en hen nadien in dienst te nemen. Verschillende studenten werken immers in de bedrijven waar ze hun stage liepen. Uit gesprekken met bedrijven die in de BEST-case, Business Consultancy en LED-projecten stapten, meldt de opleiding een grote waardering voor de competenties van de studenten uit deze professionele bacheloropleiding Netwerkeconomie. Alle afgestudeerde studenten zijn aan het werk of studeren succesvol verder. Een student haalde met zijn eindwerk een finaleplaats in de Vlaamse Scriptieprijs (Innovatie). Een andere student won tijdens zijn studie de Bizzidee prijs met zijn blindegeleidestok met ingebouwde GPS. Van de 32 afgestudeerden (2006-2007) kozen er 14 (43,75%) om verder te studeren. Dit grote percentage houdt mogelijk verband met de grote ASO-instroom. De andere 18 afgestudeerden vonden allen binnen de drie maanden werk. De afgestudeerden die verder gingen studeren, kozen bijna allemaal voor een Master Handelswetenschappen (10 afgestudeerden), één koos voor Toegepaste Economische Wetenschappen en één student startte een masteropleiding in Frankrijk. Twee afgestudeerden startten een bijkomende bacheloropleiding Internationaal bedrijfsmanagement. Vanuit de opleiding Netwerkeconomie kan, via een schakelprogramma van 60 studiepunten, worden doorgestroomd naar Master Handelswetenschappen en (Toegepaste) Economische Wetenschappen. In de eerste lichting afgestudeerden kozen 44% van de studenten ervoor om verder te studeren. Daarom werd in semester 5 de keuzemogelijkheid ingebouwd om Wiskunde I op te nemen uit het schakelprogramma naar de Master Toegepaste Economische Wetenschappen, via begeleiding van de UGent. Via opname in de keuzemodule kan de student zijn kansen voor het schakelprogramma beter inschatten. De commissie stelt voor de begeleiding naar de schakelprogramma’s van de masteropleidingen Handelswetenschappen en Toegepaste Economische Wetenschappen te optimaliseren. Van de eerste afgestudeerden kwam 22% terecht in de informatica, 19% in businessfuncties (zoals aankoper, logistiek medewerker), 15% in functies waar ICT en business gecombineerd worden (ERP of BI consultant) en 44% studeerde verder. De afgestudeerden kwamen terecht in bedrijven zoals Volvo, De Witte Lietaer, SD Worx, KBC, Delaware, Accenture, … . Het slagen voor het stage- en eindwerk betekent dat de student goed voorbereid is op zijn instap in het beroepenveld. De student moet zelfstandig een project van A tot Z uitwerken. Dit project kan betrekking hebben op verschillende afdelingen van het stagebedrijf, waaruit opnieuw de veelzijdigheid van de opleiding blijkt. Stageplaats en student bakenen in overleg het stageproject af. Daarna worden de stageprojecten besproken en mogelijk bijgestuurd op de teamvergadering wanneer het project bijvoorbeeld te sterk gericht is op één aspect van het bedrijfsleven. Alle studenten geven aan dat ze hun stageplaats willen aanbevelen bij de volgende generatie van studenten.
opleidingsrapport | 59
Zowel het opleidingsteam als de externe juryleden beschouwen de algemene productkwaliteit van de eindwerken als goed tot voldoende. De commissie vindt dat in het verleden de eindwerken eerder van een bedenkelijk niveau waren. Dit blijkt nu sterk te verbeteren. Om de goede kwaliteit van de eindwerken verder te kunnen garanderen legt de opleiding nu meer nadruk op tussentijdse remediëring. De commissie heeft haar bedenkingen bij de kwaliteit van de gelezen eindwerken en stelt dat het niveau moet opgetrokken en blijvend gevolgd worden. De opleiding organiseert jaarlijks een internationale studiereis voor de studenten. In de voorbije jaren was dat naar onder meer Denemarken, Nederland, Frankrijk en Duitsland. Op het programma stonden bedrijfsbezoeken bij o.a. Microsoft, DHL Innovation Center, European Development Center, Opel. Drie buitenlandse studenten, een Chinese, een Peruviaanse en een Nederlandse, volgden de opleiding. Het aantrekken van buitenlandse studenten voor het reguliere programma is zeer moeilijk gezien de onderwijstaal (hoofdzakelijk) Nederlands is. Het aantal inkomende studenten Digital Business Management ligt rond de 10 per jaar. Het aantal uitgaande studenten stijgt en bedroeg in het jaar 2008-2009 31,6% van de studenten aan de opleiding. Studentenmobiliteit vindt bijna altijd plaats in het laatste jaar van de studie, slechts drie studenten volgden hun vierde semester bij een buitenlandse partner. Zij studeerden en/of liepen stage in Frankrijk, Spanje, Macedonië, Litouwen en Turkije. Streefdoel van de opleiding is de studentenmobiliteit binnen een paar jaar te kunnen verhogen tot 50% van alle studenten. Er komen regelmatig buitenlandse lectoren in de opleiding bijvoorbeeld uit Frankrijk en Finland. Door het instappen in internationale projecten, maar ook via “gewone” lectorenmobiliteit hebben al verschillende teamleden een buitenlandse onderwijservaring. Van bij de start heeft de opleiding ervoor gekozen een actieve partner te zijn in internationale projecten. Zo is er in het jaar 2008-2009 het project ESPIEW geweest: Entrepreneurial Spirit Improving European Welfare: een “tailor made” interdisciplinair internationaal semester (30 ECTS), over ondernemerschap. Dit gebeurde in samenwerking tussen Plantijn Hogeschool, Fredericq University (Cyprus), Den Flerflaglige Professionhojskole Hovestaden (Denemarken), Hochschule Neubrandenburg (Duitsland), Lahden Ammattikorkeakoulu (Finland), Universitatea Din Craiova (Roemenië). Voor academiejaar 2009-2010 werken de opleidingen Bedrijfsmanagement en Netwerkeconomie samen een verkort traject uit voor afgestudeerden Netwerkeconomie, die aansluitend het diploma Bedrijfsmanagement (afstudeerrichting Logistiek management) wensen te behalen. Dit flexibel traject wordt uitgestippeld op concrete vraag van studenten. De responsratio voor de tevredenheid van de laatstejaarsstudenten was 87,5% (n=21). 81% van de bevraagden geeft aan dat ze opnieuw zouden kiezen voor de opleiding bij de Hogeschool West-Vlaanderen. Dit zouden ze vooral doen omwille van de studentvriendelijke aanpak, het praktijkgerichte karakter van de opleiding en de klemtoon die in de opleiding ligt op het aanleren van vaardigheden. Verder waarderen de studenten het unieke karakter van de opleiding en de bereikbaarheid van de campus. Een aantal studenten gaf aan de opleiding niet aan te bevelen omdat ze deze als eerder gemakkelijk ervaren, omwille van de niet altijd flexibele aanpak en de communicatie. Tot nu toe zijn geen enquêteresultaten beschikbaar over de tevredenheid van de afgestudeerden over hun job. Na de alumnibevraging gepland in 2009-2010 zal dit duidelijker zijn. Een interdepartementale werkgroep uitstroombegeleiding richt zich op de laatstejaarsstudent en op de alumni. Voor de laatstejaarsstudenten wil de werkgroep de student de nodige vaardigheden en competenties laten verwerven om op een efficiënte manier te solliciteren, de student te begeleiden bij het vinden van een eerste baan en een brede waaier aan informatie en begeleiding te bieden voor de student die wenst verder te studeren. De werkgroep wil de alumni op de hoogte houden van evoluties aan de Hogeschool West-Vlaanderen om hen op de hoogte stellen van de diverse navormingen in het kader van levenslang leren, hen te informeren over jobaanbiedingen voor afgestudeerden met werkervaring en de resultaten van de alumnibevraging op te volgen. Uit de bevraging van de stagementoren blijkt algehele tevredenheid over het niveau van de studenten. De stagementoren geven aan dat de studenten beschikken over een goede dosis kennis en inzicht en dat zij geleerd hebben om zelfstandig te werken. Iets minder goed vinden zij de communicatieve vaardigheden van de studenten (presentatie- en vergadertechnieken, het duidelijk overbrengen van een idee…). Hieraan zal tijdens de integratie-
60|opleidingsrapport
opdrachten meer belang worden gehecht. Ook zij stelden voor om meer Business intelligence op te nemen in het opleidingsprogramma. Quasi alle stageplaatsen waren bereid om in de toekomst nog te werken met stagiairs.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie heeft haar bedenkingen bij de kwaliteit van de gelezen eindwerken en stelt dat het niveau moet opgetrokken en blijvend gevolgd worden.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De commissie stelde vast dat er weinig drop-outs zijn en dat de slaagcijfers voldoen aan normale streefcijfers. De verschillende opleidingen van de hogeschool vergelijken departementaal hun slaagcijfers en deze komen ook tijdens de teamvergaderingen aan bod. De hogeschool werkt momenteel aan het formuleren van streefcijfers wat betreft slaagcijfers, gemiddelde studieduur en drop-out, rekening houdend met Vlaamse gemiddelden. Op het vlak van responsratio’s en internationalisering zijn wel streefcijfers geformuleerd door de hogeschool en de opleiding: -
interdepartementale minimale responsratio semestriële studentenenquêtes: 70% uitstroomenquête: 45% bevraging alumni: 30%
De opleiding haalt voor de semestriële studentenenquêtes het vooropgestelde interdepartementale streefcijfers -
opleidingsgebonden streefcijfers internationalisering uitgaande studentenmobiliteit: minstens 50% van de studenten heeft gedurende een semester een internationale ervaring in het buitenland inkomende lectorenmobiliteit: minstens één inkomende lector per academiejaar uitgaande lectorenmobiliteit: minstens één uitgaande lector per academiejaar
Deze streefcijfers liggen vooral voor uitgaande studentenmobiliteit ver boven het streefcijfer van sommige andere opleidingen van het departement. De opleiding doet dan ook veel inspanningen om dit ambitieuze streefdoel te bereiken. Wat betreft lectorenmobiliteit behalen ze de laatste drie jaren dit streefcijfer.
opleidingsrapport | 61
De slaagcijfers zijn vrij hoog, zowel in het eerste, tweede als derde jaar. Voor de eerstejaarsstudenten is het slaagcijfer merkelijk hoger dan dat in sommige andere opleidingen. De opleiding professionele bachelor Netwerkeconomie kent een vrij grote instroom vanuit ASO-opleidingen, wat hiervoor een mogelijke verklaring is. In het tweede en het derde jaar zijn de slaagcijfers vergelijkbaar met die van de andere opleidingen van het departement. De slaagcijfers tonen vrij weinig schommelingen in de voorbije jaren, uitgezonderd voor de eerstejaarsstudenten in 2006-2007 ten gevolge van drop-out. In het eerste jaar van de opleiding academiejaar 2007-2008 was 64% van de eerstejaarsstudenten geslaagd voor alle opgenomen studiepunten; 100% was geslaagd voor minstens de helft van de opgenomen studiepunten. Opmerkelijk is dat de slaagkans voor de generatiestudenten iets hoger ligt dan die voor de niet-generatiestudenten. De opleiding kan dit niet echt verklaren. Wel valt op dat de individuele trajecten waar de niet-generatiestudenten voor kiezen vaak ook meer dan 53 studiepunten inhouden. In het tweede en het derde jaar behalen respectievelijk 90% en 78% van alle studenten alle opgenomen studiepunten. In beide jaren haalt 95% minstens 75% van de opgenomen studiepunten. Het is dus eerder uitzonderlijk dat een student zijn tweede of derde jaar niet succesvol kan beëindigen. Studenten die een minder zwaar traject opnemen (minder dan 53 studiepunten) hebben een iets hogere slaagkans (100% tegenover 90% in het tweede jaar en 100% tegenover 77% in het derde jaar). Uit de gegevens blijkt ook dat geen studenten minder dan 25% van de opgenomen studiepunten behalen. Het is eerder uitzonderlijk dat een tweede- of een derdejaarsstudent een aantal modules moet hernemen. Eenmaal de student slaagt in het eerste jaar, studeert hij ook meestal af. Quasi alle studenten beëindigden hun studie na zes semesters. Dit geeft aan dat het haalbaar is de vereiste competenties te realiseren binnen de voorziene tijd. In het verleden is er slechts één student afgestudeerd na acht in plaats van na zes semesters. Uit de bevraging over de studie-uitval in 2006-2007 kwam tot uiting dat enerzijds persoonsgebonden elementen een rol speelden (verkeerde studiekeuze, werk gevonden), maar anderzijds ook de informatie over opleiding. Wat betreft de drop-outs is er gewerkt aan de voorafgaandelijke informatie die blijkbaar niet goed genoeg was, waardoor studenten vonden dat ze een verkeerde keuze gemaakt hadden. Dat is aangepast met goed resultaat.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan de drop-out analyse consequent op te volgen. De commissie zou het wenselijk vinden om de opleidingsgebonden streefcijfers te formuleren, gebaseerd op de interdepartementale minimale streefcijfers. Verder vindt de commissie dat het goed zou zijn het al dan niet behalen van streefcijfers voortdurend te bewaken en bij te sturen.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
goed voldoende
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
62|opleidingsrapport
Globaal oordeel
De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 63
Overzichtstabel van de oordelen
2
score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studielast Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp voldoende
goed goed voldoende voldoende goed goed OK voldoende goed voldoende niet van toepassing voldoende voldoende goed goed goed voldoende voldoende goed voldoende voldoende voldoende goed voldoende goed voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor de opleiding professionele bachelor Netwerkeconomie aan de Hogeschool West-Vlaanderen te Brugge.
bijlagen
Bijlagen | 65
66 | C.V.van de visitatieleden
bijlage 1
Curriculum vitae van de commissieleden
Christian Van Strydonck Is afgevaardigd bestuurder voor Zeelandia. Voorheen was hij docent aan de Economische Hogeschool Antwerpen voor het avondonderwijs. In 2004 nam hij reeds deel aan de visitatie Bedrijfskunde. Patrick Van Cauwenberghe Is Directeur, Hoofd van de Socio-economische dienst, Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen (Havenbestuur Zeebrugge). Dirk Van Bogaert Is manager voor België van Lloyd’s Register. Hij heeft de leiding van het Belgische kantoor en is daarnaast verantwoordelijk voor auditopdrachten en opleidingen. Tevens geeft hij reeds meerdere jaren opleiding in interne audits en managementsystemen. Hilde Van Keer Is doctor in de pedagogische wetenschappen en sinds 1997 verbonden aan de Universiteit Gent als lid van de vakgroep onderwijskunde. Sinds oktober 2007 is zij docent aan de Universiteit Gent.
C.V.van de visitatieleden | 67
68 | onafhankelijkheidsverklaringen
bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
C.V.van de visitatieleden | 69
70 |
| 71
72 |
| 73
74 |
| 75
76 |
| 77
78 |
bijlage 3
Dag 1 12.00-15.00 15.00-15.45 16.00-17.00 17.15-18.15 18.30-19.00 19.00 Dag 2 09.00-09.45 09.45-10.30 10.30-10.45 10.45-12.15 12.15-14.00 14.00-15.30 15.30-17.00 17.00-17.45
18.00-18.45
19.00 Dag 3 08.30-09.00 09.00-09.45 10.00-10.45 11.00-11.45 12.00-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-15.00 15.00-18.30 18.30
Bezoekschema
intern werkoverleg, inzage bijlagen en lunch kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader) van de opleiding kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de opleidingen, het departement en/of de hogeschool) informeel ontmoetingsmoment intern overleg en avondmaal voor de commissie
studenten eerste en tweede jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en afstudeerrichtingen, inclusief de studentenvertegenwoordigers) studenten derde jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en afstudeerrichtingen, inclusief de studentenvertegenwoordigers) intern overleg rondgang lunch en intern overleg voor de commissie docenten (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en de opleidingsonderdelen) intern overleg en inzage documenten vertegenwoordigers werkveld (max. 12, gedifferentieerd samengesteld - personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren en die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma) afgestudeerden (max. 12 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen– zelfstandige, in dienstverband, in meer administratieve of commerciële functies…) intern overleg en avondmaal voor de commissie
administratief-technisch personeel ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool) begeleiders stage- en eindwerken (max. 12, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen intern overleg lunch voor de commissie opleidingsverantwoordelijke(n) vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
Bezoekschema | 79
80 |
bijlage 4
Erkenningscommissie Hoger Onderwijs
Erkenningscommissie Hoger Onderwijs | 81
82 | Erkenningscommissie Hoger Onderwijs
Afkortingenlijst | 83
84 | Afkortingenlijst
Afkortingenlijst | 85
86 | Afkortingenlijst
Bijlage 5
Lijst van afkortingen en letterwoorden
ASO
Algemeen secundair onderwijs
AUGent
Associatie Universiteit Gent
BEST
Business Entrepreneurial Student Task
BM
Bedrijfsmanagement
BSO
beroepssecundair onderwijs
BZW
begeleid zelfstandig werk
CRM
Customer Relationship Management
ECTS
European Credit Transfer System
EFQM
European Foundation for Quality Management
EFRO
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EILC
Erasmus Intensive Language Course
EQF
European Qualifications Framework
Erasmus
uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van het Project Socrates van de Europese commissie
ERP
Enterprise resource planning
ESPIEW
Entrepreneurial Spirit Improving European Welfare
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
FAQ
Frequently Asked Questions (veel gestelde vragen)
HOGENT
Hogeschool Gent
HRM
Human Resource Management
ICT
internet- en communicatietechnologie
IKZ
interne kwaliteitszorg
INSUMA
Integraal en geïntegreerd Sustainability Management
KMO
Kleine of Middelgrote Onderneming
KSO
Kunstsecundair onderwijs
LED
Laagdrempelig expertise- en dienstverleningscentrum
Afkortingenlijst | 87
OLC
Open LeerCentrum
PDCA
letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’
PRIAC
Prioritair Actieplan
PROSE
Expertisenetwerk voor kwaliteitszorg
PROZA
Projectgroep Zelfevaluatie (een instrument van kwaliteitszorg, kwaliteitsmeting; bevragingssysteem)
PWO
projectmatig wetenschappelijk onderzoek
SBP
Small Business Project
SERV
Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen
SID-in
studie- informatiedagen
SOVOWES
Sociale Voorzieningen Hogeschool West-Vlaanderen
SST
Departement Simon Stevin
SWOT
letterwoord, duid op een system waarbij “Strengths”, “Weaknesses”, “Opportunities” en “Threats” in de organisatie worden geanalyseerd
TEC
Technische expertencommissie
TEMPUS
programma van de Europese Commissie om de hervormingen in het hoger onderwijs in Oost-Europa en de voormalige Sovjet-landen te ondersteunen.
TI
Toegepaste Informatica
TSO
Technisch secundair onderwijs
UGent
Universiteit Gent
UNIZO
Unie voor zelfstandige ondernemers
VDAB
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VOKA
netwerk van ondernemingen van Het Vlaams Economisch Verbond met de plaatselijke Kamers van Koophandel.
VQF
Vlaams kwalificatie framework
VTE
voltijds equivalenten
ZER
zelfevaluatierapport
88 | Afkortingenlijst
ZOSA
Zelfonderzoek Studieattitudes
Afkortingenlijst | 89