ONDERWIJSVISITATIE
Elektromechanica
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Elektromechanica aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
30 september 2010
De onderwijsvisitatie Elektromechanica
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2010/8696/19
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Elektromechanica in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de visitatieprocedure Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008 gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1
De onderwijsvisitatie Elektromechanica ................................................................................. 9
1.1 inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 de betrokken opleidingen .................................................................................................................. 9 1.3 de visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
samenstelling ......................................................................................................................... 9 taakomschrijving ................................................................................................................... 11 werkwijze .............................................................................................................................. 12 oordeelsvorming ................................................................................................................... 13
1.4 indeling van het rapport ................................................................................................................... 14 Hoofdstuk 2
Het domeinspecifieke referentiekader Elektromechanica ..................................................... 15
2.1 inleiding ........................................................................................................................................... 15 2.2 domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 15 2.3 besluit .............................................................................................................................................. 19 Hoofdstuk 3
De opleidingen in vergelijkend perspectief ........................................................................... 21
Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding ....................................................................................... 21 Facet 1.1 Niveau en oriëntatie ......................................................................................................... 21 Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen ................................................................................................... 21 Onderwerp 2 Programma ...................................................................................................................... 21 Facet 2.1 Facet 2.2 Facet 2.3 Facet 2.4 Facet 2.5 Facet 2.6 Facet 2.7 Facet 2.8 Facet 2.9
Relatie doelstelling en inhoud .......................................................................................... 21 Eisen professionele en academische gerichtheid ............................................................ 22 Samenhang ..................................................................................................................... 22 Studieomvang .................................................................................................................. 22 Studielast ......................................................................................................................... 22 Afstemming vormgeving - inhoud .................................................................................... 22 Beoordeling en toetsing ................................................................................................... 23 Masterproef...................................................................................................................... 23 Toelatingsvoorwaarden.................................................................................................... 23
Onderwerp 3 Inzet van personeel ......................................................................................................... 23 Facet 3.1 Kwaliteit personeel ........................................................................................................... 23 Facet 3.2 Eisen professionele gerichtheid ....................................................................................... 23 Facet 3.3 Kwantiteit personeel ........................................................................................................ 24 Onderwerp 4 Voorzieningen .................................................................................................................. 24 Facet 4.1 Materiële voorzieningen ................................................................................................... 24 Facet 4.2 Studiebegeleiding ............................................................................................................ 24 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg ....................................................................................................... 24 Facet 5.1 Evaluatie resultaten ......................................................................................................... 24 Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering ............................................................................................. 24 Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.................................. 25 Onderwerp 6 Resultaten ....................................................................................................................... 25 Facet 6.1 Gerealiseerd niveau ......................................................................................................... 25 Facet 6.2 Onderwijsrendement ........................................................................................................ 25 Hoofdstuk 4
Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten ................................................................................. 27
deel 2 ................................................................................................................................................................ 31 Hoofdstuk 1
Hogeschool Gent .................................................................................................................. 33
Hoofdstuk 2
Hogeschool voor Wetenschap & Kunst ................................................................................ 71
Hoofdstuk 3
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende.......................................................................... 103
Hoofdstuk 4
Katholieke Hogeschool Kempen ........................................................................................ 139
Hoofdstuk 5
Katholieke Hogeschool Limburg ......................................................................................... 167
Hoofdstuk 6
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven .................................................................................... 205
Hoofdstuk 7
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen .................................................................. 237
Hoofdstuk 8
Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen ......................................... 273
Hoofdstuk 9
XIOS Hogeschool Limburg ................................................................................................. 303
bijlagen ........................................................................................................................................................... 345
deel 1
algemeen deel
8 | Onderwijsvisitatie Elektromechanica
Hoofdstuk 1 De onderwijsvisitatie Elektromechanica 1.1
inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bachelor Elektromechanica, die zij in 2009 en het voorjaar 2010 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
de betrokken opleidingen
De opleiding Elektromechanica wordt door 9 hogescholen aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op: -
13, 14 en 15 oktober 2009 17, 18 en19 maart 2009 28, 29 en 30 januari 2009 1, 2 en 3 december 2009 21, 22 en 23 april 2009 17, 18 en 19 november 2009 12, 13 en 14 mei 2009 15, 16 en 17 december 2009 10, 11 en 12 februari 2009
1.3
1.3.1
Hogeschool Gent Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Katholieke Hogeschool Kempen Katholieke Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Plantijnhogeschool XIOS Hogeschool Limburg
de visitatiecommissie
samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 24 september 2008.
Gezien het aantal betrokken hogescholen werden 9 deelcommissies samengesteld. Deelcommissie 1: commissie die de Hogeschool Gent bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Romain Hulpia Dirk Tulpin Mark Valkeneers
Onderwijsvisitatie Elektromechanica | 9
Deelcommissie 2: commissie die de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Joost Lowyck Dirk Tulpin Guido De Graeve
Deelcommissie 3: commissie die de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Joost Lowyck Gerrit Dobbelaere Marc Valkeneers
Deelcommissie 4: commissie die de Katholieke Hogeschool Kempen bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Romain Hulpia Dirk Tulpin Marc Valkeneers
Deelcommissie 5: commissie die de Katholieke Hogeschool Limburg bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Joost Lowyck Dirk Tulpin Guido De Graeve
Deelcommissie 6: commissie die de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Romain Hulpia Gerrit Dobbelaere Guido De Graeve
Deelcommissie 7: commissie die de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
10 | Onderwijsvisitatie Elektromechanica
Paul Bertels Joost Lowyck Gerrit Dobbelaere Nicolas Colangelo
Deelcommissie 8: commissie die de Plantijn Hogeschool bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Romain Hulpia Guido De Graeve Gerrit Dobbelaere
Deelcommissie 9: commissie die de XIOS Hogeschool Limburg bezocht heeft. Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige:
Paul Bertels Romain Hulpia Gerrit Dobbelaere Nicolas Colangelo
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en 2 secretarissen aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Elektromechanica waren dit: Projectbegeleider:
Filip Lammens
Secretarissen: Hogeschool Gent Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Katholieke Hogeschool Kempen Katholieke Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen XIOS Hogeschool Limburg
1.3.2
Michael Gore Saskia Smet Saskia Smet Saskia Smet Michael Gore Saskia Smet Michael Gore Michael Gore Michael Gore
taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
Onderwijsvisitatie Elektromechanica | 11
1.3.3
werkwijze
De visitatie van de opleiding Elektromechanica aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 3 oktober 2008 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleidingen bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de
12 | Onderwijsvisitatie Elektromechanica
gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogescholen gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. De visitatiecommissie stelde ook een vergelijkend gedeelte op. Hierin worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de visitatie vergelijkenderwijs weergegeven. Tevens werden de oordelen per onderwerp, per facet en per hogeschool in een vergelijkende tabel weergegeven. Het vergelijkende deel en de vergelijkende tabel werden samen met het antwoord van de visitatiecommissie op de reacties van de opleidingen en het definitieve opleidingsrapport aan de hogescholen toegezonden. Het vergelijkende deel en de opleidingsrapporten werden samengebracht in het visitatierapport van de professioneel gerichte bachelor Elektromechanica.
1.3.4
oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, september 2008. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de
Onderwijsvisitatie Elektromechanica | 13
opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste conclusies en bevindingen van de commissie per facet vergelijkenderwijs weergegeven en tot slot worden in hoofdstuk 4 de toegekende scores in tabelvorm samengevat. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleidingen. Voor elke afzonderlijke hogeschool en dus voor elke afzonderlijk gevisiteerde opleiding kan u een deelrapport terugvinden. De deelrapporten bevatten de aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van elke afzonderlijke hogeschool en zijn gemakshalve geordend naar alfabetische volgorde van de benaming van de hogescholen.
14 | Onderwijsvisitatie Elektromechanica
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifieke referentiekader Elektromechanica 2.1
inleiding
Voor iedere groep van opleidingen wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure1 aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
domeinspecifieke competenties
Gehanteerde input -
Referentiekaders van de opleidingen
Op associatieniveau Associatie K.U. Leuven Op hogeschoolniveau Hogeschool Gent XIOS Hogeschool Limburg Plantijnhogeschool Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Katholieke Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Zuid-West Vlaanderen Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Katholieke Hogeschool Kempen Omvormingsdossiers -
Wettelijke bronnen
Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. -
Brondocumenten onderschreven door werkveld
VLOR studie 25,46,46A,46B VDAB COBRA-profielen
1
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
Domeinspecifiek referentiekader | 15
-
Internationale referentiekaders
Laagspanningsrichtlijn Machinerichtlijn EMC-richtlijn ATEX-richtlijn
Domeinspecifieke competenties De visitatiecommissie is zich bewust dat de afgestudeerde bachelor naast specifieke competenties eigen aan het domein van de Elektromechanica ook algemene en algemeen beroepsgerichte competenties dient te verwerven. Voor de formulering van de algemene en de algemeen beroepsgerichte competenties wordt gesteund op het structuurdecreet van 2003.
-
algemene competenties
De bachelor Elektromechanica: -
beheerst denk- en redeneervaardigheid; kan informatie verwerven en verwerken en kan rapporteren over deze informatie; beheerst het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken en kan in dit kader multidisciplinair samenwerken; is in staat tot creativiteit en innoveren; kan eenvoudige leidinggevende taken uitvoeren en is in staat tot leidinggeven; kan communiceren over ideeën, problemen en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken, gebruik makend van de mogelijkheden van een digitale werkomgeving; heeft een ingesteldheid tot levenslang leren.
algemeen beroepsgerichte competenties De bachelor Elektromechanica: -
-
-
kan teamgericht werken; heeft zelfstandigheid en besluitvaardigheid verworven, heeft inzet en doorzettingsvermogen en is in staat om onder werkdruk te presteren; kan oplossingsgericht werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingstrategieën; heeft inzicht in maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk; heeft inzicht in de kwaliteits-, milieu- en veiligheidssystemen en kan het toepassen in de beroepspraktijk; is in staat te functioneren in de sociale context van een onderneming; dit impliceert bijvoorbeeld: actief en constructief kunnen deelnemen aan vergaderingen, een eigen standpunt kunnen verdedigen, kunnen omgaan met conflicten, rapporteren aan oversten.
beroepsgerichte competenties
gemeenschappelijke beroepsgerichte competenties De bachelor Elektromechanica: -
kan assisteren bij het ontwerpen van elektromechanische toestellen en systemen, kan proefopstellingen bouwen en is in staat metingen te verrichten, te rapporteren en mee te helpen beslissen hoe het product eruit zal zien in zijn definitieve versie;
16 | Domeinspecifiek referentiekader
-
kan elektromechanische systemen afstemmen; is in staat technische dossiers samen te stellen (materialen, productietekeningen, afregelprocedures, eindcontroles,…); kan het technische aspect en de praktische organisatie van een productieproces beheren; heeft inzicht in de actuele fabricagetechnieken en kan een werkvoorbereiding toepassen in basisfabricageopgaven; heeft inzicht in de invloed van materiaaleigenschappen, productvorm en seriegrootte op de proceskeuze; kan elektromeschanische systemen installeren, in bedrijf stellen en operationeel houden; kan de onderhoudsproblemen opvolgen en oplossen; hieronder vallen technische herstellingen, controles, afregelingen, het opvolgen van de kwaliteitseisen van een productiesysteem; kan instaan voor de uitvoering en de opvolging van een lastenboek, offertes, bestellingen, leveringen, technische dienstverlening en ondersteuning van klanten; kan training geven over elektromechanische systemen; kan advies verlenen bij aan- en verkoop van technologische producten of diensten en kan instaan voor de opvolging; is in staat om de vakterminologie in het Engels te gebruiken voor de gekozen afstudeerrichting; kan de gangbare computer aided engineering pakketten binnen het vakdomein toepassen; kan de geldende reglementeringen in het vakdomein toepassen, onder meer AREI-regels en machinerichtlijnen; heeft inzicht in de methodiek van een risicoanalyse en kan deze toepassen in de beroepspraktijk; heeft inzicht in de werking en karakteristieken van machines (verbrandingsmotoren, pompen, compressoren, ventilatoren, elektromotoren, hydraulische kringen, pneumatica, HVAC); heeft inzicht in de basisbegrippen over de bedrijfseconomische aspecten, de kosten/batenanalyse en kostprijsberekening;
beroepsgerichte competenties per afstudeerrichting De bachelor Elektromechanica – afstudeerrichting Automatisering -
beheerst de principes van embedded controllers en interfacing; kan roboticasystemen binnen een geautomatiseerde omgeving implementeren; kan fysische processen in de regeltechniek analyseren en identificeren om zelf regeltechnische systemen te bouwen; is in staat regelkringen te ontwerpen en sturingen te implementeren; is in staat om vanuit een blokschematisch ontwerp een geschikte technische oplossing te realiseren met inbegrip van softwaregestuurde systemen; heeft inzichten in de fundamentele en de bijzondere aspecten van zowel hardware- als software-elementen die de moderne industriële automatisering mogelijk maken.
De bachelor Elektromechanica - afstudeerrichting Procesautomatisatie -
beheerst de principes van embedded controllers en interfacing; heeft basiskennis over robotica verworven; kan fysische processen in de regeltechniek analyseren en identificeren om zelf regeltechnische systemen te bouwen; is in staat regelkringen te ontwerpen en sturingen te implementeren; is in staat om vanuit een blokschematisch ontwerp een geschikte technische oplossing te realiseren met inbegrip van softwaregestuurde systemen; is in staat om de toegepaste instrumentatie juist af te stellen, te herstellen en te onderhouden aan de hand van de technische handleidingen en documentatie; kan in de toegepaste procesinstallaties een diagnose stellen en correcties uitvoeren voor de in bedrijf name, de optimalisatie, de controle en de analyse van de regelkringen; is in staat om op een verantwoorde wijze de juiste fysische meetprincipes en de bijhorende sensoren te bepalen.
Domeinspecifiek referentiekader | 17
De bachelor Elektromechanica – afstudeerrichting Elektromechanica -
beheerst de eindige elementenmethode voor het berekenen van spanning en vervorming; kan een verantwoorde keuze van verbindingsprocessen maken; beheerst mechanische meettechnieken; beheerst de werking en de programmering van CNC-machines; kan de programmering uitvoeren van CAM-systemen voor de gepaste bewerkingsvolgorde en is in staat om de taken van de productiemedewerkers te plannen en te coördineren; kan de bewerkingsvolgorde opstellen en taken binnen het productieproces uitvoeren; is in staat om producten, gereedschappen of onderdelen op te meten om de kwaliteitsnorm te bepalen.
De bachelor Elektromechanica - afstudeerrichting Klimatisatie -
-
beheerst de nodige kennis van en vaardigheden in energietechnische, koeltechnische en verwarmingstechnische disciplines en HVAC-technieken; is in staat mee te werken aan de ontwikkeling en de montage van HVAC-systemen; kan installatie- en constructieschema’s voor HVAC-toepassingen ontwerpen, tekenen en lezen; kan HVAC-systemen analyseren, in bedrijf nemen en onderhouden; kan de criteria voor thermische behaaglijkheid linken aan een praktijksituatie en hiermee rekening houden voor de dimensionering van de HVAC-installatie; is in staat om warmteverliesberekeningen en koellastberekeningen te maken volgens de geldende normeringen en reglementering, om aan de hand hiervan de dimensionering van het betreffende HVACsysteem uit te voeren; is in staat mee te werken aan de ontwikkeling en de dimensionering van hernieuwbare energie-installaties, zoals warmtepompen en systemen voor thermische en fotovoltaïsche zonne-energie; heeft inzicht in energiemanagement en HVAC, van ontwerp tot onderhoud; beheerst de regelgeving binnen HVAC.
De bachelor Elektromechanica - afstudeerrichting Onderhoudstechnologie -
-
beheerst de nodige kennis van en vaardigheden in de onderhoudstechnische, werktuigkundige en productietechnische disciplines; kan optredende fouten in elektrische, elektronische, mechanische, pneumatische en hydraulische systemen lokaliseren, analyseren en herstellen; heeft de nodige handvaardigheid verworven en kan de juiste keuze maken aangaande de gereedschappen en de onderdelen door middel van het gebruik van documentatie en catalogi; kan de vereiste correcte handelingen verrichten om de herstelde systemen af te stellen en op te starten en kan hierbij de gevolgen van de uitgevoerde acties inschatten; kan een periodiek onderhouds- en smeerplan opstellen, de gegevens interpreteren, de juiste keuze maken en bijsturingen verrichten in verband met de onderhoudsmethode, de gereedschappen de noodzakelijke stock; kan een predictief onderhoudsplan opstellen, de gegevens en ervaringen inventariseren en analyseren.
De bachelor Elektromechanica – afstudeerrichting Technisch commercieel adviseur / De bachelor Elektromechanica – afstudeerrichting Medische instrumentatie / De bachelor Elektromechanica – afstudeerrichting Industrial management /
18 | Domeinspecifiek referentiekader
2.3
besluit
Dit domeinspecifieke referentiekader voor de professionele bachelor Elektromechanica is gebaseerd op de input van de 9 hogescholen die in Vlaanderen de opleiding tot bachelor in de Elektromechanica inrichten. De commissie heeft daarbij ook de vereisten uit het decreet en de documenten uit het gehanteerd. De commissie heeft bij de interpretatie van al deze input steeds de eigenheid van de opleiding tot Bachelor in de Elektromechanica voor ogen gehouden. De bachelor in de Elektromechanica is een door het werkveld zeer gewaardeerd profiel dat zijn positie in de arbeidsmarkt duidelijk bewezen heeft. Het is een uitgesproken toepassingsgericht profiel dat onmiddellijk inzetbaar is in de arbeidsmarkt. Dit neemt niet weg dat de sommige studenten in staat kunnen zijn om na het succesvol doorlopen van een aangepast schakelprogramma alsnog het master diploma van Industrieel ingenieur in de Elektromechanica te behalen. Bij de interpretatie van dit referentiekader is het dan ook belangrijk om de begrippen “verwerken van informatie” en “probleemoplossend werken” correct te kaderen. Het verwerken van (vooral technische) informatie betekent dat de student in staat is om die informatie te vatten en te begrijpen zodanig dat de student die ook correct kan toepassen in een technologische context. Bij probleemoplossend werken maakt de student gebruik van zijn/haar beschikbare technologische bagage. De probleemstelling moet steeds gesitueerd worden binnen een concrete bedrijfscontext. De drie afstudeerrichtingen waarvoor geen voorafgaande competenties zijn opgesteld zullen door de commissie grondig worden bekeken tijdens de respeciteive bezoeken. Op basis van de aangeleverde documenten is de specificiteit van deze afstudeerrichtingen echter onvoldoende duidelijk voor de commissie.
Domeinspecifiek referentiekader | 19
20 |De opleiding in vergelijkend perspectief
Hoofdstuk 3 De opleidingen in vergelijkend perspectief Woord vooraf In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie in vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over de opleidingen naam opleiding in Vlaanderen. De commissie besteedt bij de vergelijking vooral aandacht aan elementen die haar met meest in het oog gesprongen zijn of die zij belangrijk acht, en aan vaststellingen die zij in meerdere rapporten heeft gedaan. Het is niet de bedoeling van de commissie om de individuele opleidingsrapporten in detail te herhalen. Waar relevant zal de commissie voorbeelden van goede praktijk aanhalen.
Onderwerp 1
Doelstellingen van de opleiding
Facet 1.1
Niveau en oriëntatie
Op dit facet werd door de commissie drie keer een beoordeling ‘goed’ toegekend. De resterende opleidingen kregen een voldoende. Over het algemeen kon de commissie vaststellen dat de doelstellingen van de opleiding een grote variatie vertonen. De commissie is van mening dat dit te wijten is aan het feit dat de maatschappelijke noden op een degelijke manier in kaart zijn gebracht. Zij kon tijdens de bezoeken vaststellend dat alle opleidignen voldeden aan de vereisten van het structuurdecreet en dat zij de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties hebben verwerkt in hun doelstellingen. De voornaamste aandachtspunten die de commissie bij de instellingen wist te detecteren hebben betrekking op internationalisering en de operationalisering van de doelstellingen.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Op dit facet kende de commissie vijf keer een ‘goed’ toe, drie keer een ‘goed’ en één ‘excellent’ voor de basisopleidingen. Voor één afstudeerrichting werd een voldoende gegeven terwijl de basisopleiding een goed kreeg. De commissie kon met betrekking tot de domeinspecifieke eisen vaststellen dat de opleidingen een degelijk onderzoek hebben gedaan naar de noden van het werkveld en dat zij deze geïntegreerd hebben in hun opleiding door middel van afstudeerrichtingen. Hoewel de diversiteit in het aanbod over het algemeen positief is te noemen merkte de commissie echter ook op dat de wildgroei van afstudeerrichtingen heel wat onduidelijkheid met zich meebrengt voor de studiekeuze. Zij is dan ook van mening dat een specialisatie in een kleiner aantal speerpunten niet alleen de expertise van het personeel maar ook de kwaliteit van de opleiding in het geheel ten goede zal komen. De commissie vraagt ook dat alle opleidingen continue de domeinspecifieke doelstellingen van hun opleiding blijven toetsen. De excellent werd gegeven op basis van het feit dat de opleiding op een grondige en vernieuwende manier is omgegaan met de omschrijving van de competenties, en dit zowel op theoretisch vlak als op de concrete invulling ervan.
Onderwerp 2
Programma
Facet 2.1
Relatie doelstelling en inhoud
Op dit facet scoorden zes opleidingen voldoende en drie goed. Voor één afstudeerrichting gaf de commissie een voldoende waar de basisopleiding een goed kreeg. De commissie kon vaststellen dat alle opleidingen globaal een
De opleiding in vergelijkend persectief | 21
degelijke vertaling hebben gemaakt van hun doelstellingen en dat in de diverse programma’s alle elementen aanwezig zijn om goede bachelors in de Elektromechanica af te leveren. Een aantal aandachtspunten die zij bij de verschillende instellingen opmerkte waren: aandacht voor het competentiegericht werken, de plaats van internationalisering in de opleidingsonderdelen en de uitwerking van de ECTS-fiches.
Facet 2.2
Eisen professionele en academische gerichtheid
Op dit facet werd zes keer een score ‘goed’ gegeven. Drie basisopleidingen en één afstudeerrichting kregen een voldoende. De commissie kon vaststellen dat de opleidingen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de realiteit van het werkveld en aldus studenten effectief opleiden tot het niveau van beginnende beroepsbeoefenaars op gebied van de elektromechanica. Waar de meeste opleidingen reeds vaak gebruik maken van bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken en gastsprekers uit het werkveld kon de commissie ook opmerken dat anderen hier nog werk voor de boeg hebben. De commissie kon tijdens de bezoeken ook vaststellen dat de studenten in het programma de mogelijkheid hebben om reeds voor afstuderen diverse certificaten te behalen die gevraagd worden in het werkveld.
Facet 2.3
Samenhang
Voor de samenhang van het programma kende de commissie vijf keer de score ‘goed’ toe en vier keer de score ‘voldoende’. Tijdens de diverse bezoeken kon zij vaststellen dat de meeste programma’s vakoverschrijdend werken, dat er degelijke flexibele leertrajecten zijn uitgewerkt en dat er duidelijke leerlijnen zijn terug te vinden in het programma. De meeste aanbevelingen die gemaakt zijn hebben eveneens met deze aspecten te maken. Ook het wegwerken van overlappingen op basis van kwaliteitsmetingen zijn een aandachtspunt.
Facet 2.4
Studieomvang
Alle opleidingen bestaat uit 3 studiejaren van in totaal 180 studiepunten waarmee zij voldoen aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Facet 2.5
Studielast
Op gebied van studielast kon de commissie vaststellen dat dit overal een aandachtspunt vormt. Dit reflecteert zich ook in het feit dat bij alle instellingen een score ‘voldoende’ is gegeven. De commissie staat wel positief ten opzichte van de inspanningen die worden geleverd, maar kon vaststellen dat er nagenoeg overal problemen zijn met de studietijdmetingen.
Facet 2.6
Afstemming vormgeving - inhoud
Op dit facet werd één ‘excellent’ gegeven en twee keer ‘goed’. De rest van de opleidingen kreeg een voldoende. De commissie kende de score ‘excellent’ toe op basis van het feit dat de opleiding naast het gebruik van klassieke werkvormen ook een voortrekker is op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe werkvormen. De commissie is dan ook van mening dat de variatie aan werkvormen in deze opleiding een inspiratiebron kan zijn voor vele anderen. De voornaamste opmerkingen in dit facet hebben betrekking op de werking van de labo’s en de afstemming, de vormgeving en de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal.
22 |De opleiding in vergelijkend perspectief
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Op dit facet kende de commissie aan alle opleidingen een ‘voldoende’ toe. Hoewel de commissie kon vaststellen dat alle opleidingen op dit vlak inspanningen leveren kon ze vaststellen dat men nog nergens een volledig toetsbeleid heeft kunnen uitwerken. De commissie merkte voornamelijk problemen op in verband met competentiegericht evalueren, variatie aan evaluatievormen en de evaluatie van de stage en de bachelorproef. De meeste instellingen hebben op één of meerdere vlakken reeds heel wat gerealiseerd, doch bij elke opleidingen waren er nog belangrijke maatregelen tot verbetering mogelijk.
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing op een professionele bachelor.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Op dit facet kende de commissie twee keer de score ‘voldoende’ toe en één keer een ‘excellent’. De rest van de opleidingen kreeg een goed. Deze positieve scores hebben te maken met het feit dat bijna alle opleidingen bijzondere aandacht besteden aan de instroom. De opleidingen organiseren diverse infosessies en instapcursussen, er is aandacht voor individuele trajecten, eerder verworven kwalificaties en elders verworven competenties en leerstijltesten. Op dit laatste vlak is op een aantal plaatsen nog verbetering mogelijk. De ‘excellent’ werd toegekend omdat de opleiding een bijzondere vorm van differentiatie toepast binnen het opleidingsprogramma, waarvan de commissie kon vaststellen dat dit ook een positief effect heeft op het studierendement van de opleiding.
Onderwerp 3
Inzet van personeel
Facet 3.1
Kwaliteit personeel
Op dit facet kende de commissie zes keer de score ‘voldoende’ en drie keer de score ‘goed’ toe. De commissie erkent hiermee dat het personeel in alle opleidingen gekwalificeerd is voor de inrichting van het onderwijs. De commissie is daarbij in het bijzonder overtuigd van de vakinhoudelijke bekwaamheid van het personeel, maar merkt op dat er op veel plaatsen een bijkomende inspanning kan geleverd worden op onderwijskundig vlak. Ook wat betreft het beleid, voornamelijk met betrekking tot evaluatie- en functioneringsgesprekken is volgens de commissie nog verbetering mogelijk. De commissie vraagt ook de alle docenten blijvend aandacht schenken aan hun voorbeeldfunctie, zeker voor wat betreft het luik preventie en veiligheid.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Op dit facet werd zes keer de score ‘goed’ en drie keer de score ‘voldoende’ gegeven door de commissie. Dit is een bevestiging van de vaststelling dat de vakinhoudelijke kwaliteit van het onderwijzend personeel gemiddeld hoger ligt dan de verwachtingen. De voornaamste bemerkingen op dit vlak hebben vooral betrekking op beleidskwesties inzake de professionele gerichtheid, zoals het professionaliseringsbeleid, de docentenmobiliteit en de deelname aan onderzoek.
De opleiding in vergelijkend persectief | 23
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Op dit facet werd slechts één keer de score ‘goed’ toegekend. De resterende opleidingen kregen een ‘voldoende’. De commissie kon bij de meeste hogescholen vaststellen dat er een voldoende omkadering is voor het inrichten van het onderwijs, maar dat er ook nagenoeg overal een grote werkdruk is. De commissie is dan ook van mening dat zowel de opleiding als het beleid hier blijvend aandacht dienen aan te besteden. Een te hoge werkdruk, die vaak veroorzaakt wordt door niet-onderwijskundige taken, vormt een risico voor de kwaliteit van het onderwijs.
Onderwerp 4
Voorzieningen
Facet 4.1
Materiële voorzieningen
Op dit facet kregen twee opleidingen een voldoende score. De andere opleidingen kregen een score ‘goed’. De commissie is over het algemeen bijzonder tevreden over de materiële voorzieningen die ter beschikking staan van de studenten. Zowel de onderwijsruimten, de mediatheken en de algemene omkadering voldeden aan de verwachtingen van de commissie. De opleidingen die een mindere score kregen dienen volgens de commissie een inhaalbeweging te doen op het gebied van laboratoriuminfrastructuur- en materiaal. De commissie hoopt dat de geplande acties ter zake vlug kunnen worden gerealiseerd.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Inzake studiebegeleiding werd twee keer een ‘voldoende’ gegeven en zeven keer een ‘goed’. De commissie kon tijdens de bezoeken vaststellen dat er in alle instellingen een duidelijke omkadering inzake studiebegeleiding aanwezig is. Er zijn overal diverse diensten, waaronder studiebegeleiding, trajectbegeleiding, mentoraat, monitoraat, sociale voorziening, ombudsdienst en dergelijke meer aanwezig. De commissie kon ook vaststellen dat er nagenoeg overal een lage drempel bestaat voor studenten om het onderwijzend personeel bij problemen te raadplegen. Bij de mindere scores vraag de commissie aandacht voor de grootte van de omkadering.
Onderwerp 5
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1
Evaluatie resultaten
Met uitzondering van één opleiding die de score ‘goed’ kreeg toegekend kregen alle opleidingen een ‘voldoende’. De commissie kon vaststellen dat alle instellingen beschikken over diverse meetinstrumenten en dat er overal een beleid omtrent kwaliteitszorg aanwezig is. Zij merkte echter tijdens de bezoeken op dat de aangereikte tools niet steeds aangepast zijn aan de specifieke noden van de opleiding en daardoor niet steeds optimale resultaten opleveren. Ook de opvolging van de resultaten van kwaliteitszorg en het feit dat deze nog niet in alle aspecten van de opleiding is geïmplementeerd zijn aandachtpunten voor de opleidingen. De commissie kon dus vaststellen dat er een basis aanwezig is, maar dat deze nog verder dient uitgewerkt te worden om de effectiviteit van de kwaliteitszorg te verhogen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
De commissie kende drie keer de score ‘goed’ toe. De andere opleidingen kregen een voldoende. De commissie kon tijdens de bezoeken opmerken dat de opvolging van de resultaten van de diverse metingen niet altijd even
24 |De opleiding in vergelijkend perspectief
efficiënt verloopt. Zij stelde daarbij voornamelijk vast dat de PDCA-cirkel niet steeds volledig doorlopen werd. De opvolging verloopt ook soms te weinig gestructureerd of te informeel. De commissie is van mening dat op dit vlak nog aanzienlijke verbeteringen mogelijk zijn.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Inzake betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld kende de commissie twee keer de score ‘goed’ toe en zeven keer de score ‘voldoende’. De commissie kon vaststellen dat alle opleiding deze doelgroepen betrekken bij hun kwaliteitszorg. Evenwel is het zo dat één of meerdere groepen minder betrokken worden. Daarenboven stelde de commissie ook vast dat vele contacten nog informeel gebeuren, en hoewel zij het belang van informele contacten niet onderschat, wenst zij ook aan te geven dat formele captatie eveneens belangrijk is in het kader van kwaliteitszorg.
Onderwerp 6
Resultaten
Facet 6.1
Gerealiseerd niveau
Inzake gerealiseerd niveau kregen zeven opleidingen de score voldoende. De twee andere opleidingen kregen de score ‘goed’, met uitzondering van één afstudeerrichting die slechts ‘voldoende’ scoorde. Over het algemeen was de commissie tevreden over het gerealiseerd niveau van de opleidingen. Zij stelde echter nagenoeg overal nog een aantal punten ter verbetering vast. Deze aanbevelingen zijn steeds specifiek voor een opleiding en hebben betrekking op specifieke elementen uit de opleiding. Zij variëren van de vraag naar bijkomende inspanningen inzake internationalisering over een verhoogde aandacht voor de relatie tussen theorie en praktijk naar een sterkere aandacht voor de beroepsgerichte competenties in de doelstellingen en het programma. Met uitzondering van het feit dat alle opleidingen voldoen aan de basiskwaliteit en dat een tweetal opleidingen een hoger niveau realiseren is een vergelijking op dit punt echter niet mogelijk.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Inzake onderwijsrendement kende de commissie één keer de score ‘goed’ toe. De andere opleidingen kregen een voldoende. De commissie kon vaststellen dat vele opleidingen worstelen met de gevolgen van het flexibiliseringsdecreet. Uit de cijfers blijkt dat de gemiddelde doorlooptijd van de opleiding toeneemt en de commissie vraagt dat hier voldoende aandacht wordt aan gegeven. Ook het formuleren van streefcijfers is volgens de commissie een belangrijk aandachtspunt voor een aantal instellingen. De opleiding die een ‘goed’ kreeg van de commissie tekent, omwille van diverse redenen die in het rapport verder gedetailleerd zijn, iets betere cijfers op dan de andere opleidingen.
De opleiding in vergelijkend persectief | 25
26 |Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
Hoofdstuk 4 Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten De oordelen van de commissie op de zes onderwerpen en de daarbij horende facetten wordt in een vergelijkende tabel weergegeven. De commissieleden hebben per facet een score op een vierpuntenschaal (onvoldoende, voldoende, goed, excellent) en per onderwerp een score op een tweepuntenschaal (onvoldoende, voldoende) weergegeven. De toekenning van het oordeel slaat op het geheel van het facet en het onderwerp en is onderbouwd met argumenten. De oordelen moeten gelezen worden in samenhang met de tekst in de deelrapporten per instelling. Deze tabellen dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden benaderd.
Verklaring van de scores op facetniveau E
Excellent: de opleiding realiseert voor het facet een niveau waardoor de ze zowel in Vlaanderen als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
G
Goed: het niveau van de opleiding stijgt voor het facet boven de basiskwaliteit uit.
V
Voldoende: de opleiding beantwoordt voor dit facet aan de basisstandaard of basisnorm voor respectievelijk een professionele bachelor, academische bachelor of master.
O
Onvoldoende: de opleiding presteert voor het facet beneden de gestelde verwachting en er is voor dit punt beleidsaandacht is.
NVT
Het facet is voor beoordeling van de opleiding niet van toepassing.
OK
Wordt vermeld bij het facet studieomvang indien de opleiding voldoet aan de decretale eisen omtrent de studieomvang.
Verklaring van de scores op onderwerpniveau V
Voldoende: de visitatiecommissie geeft hiermee aan dat de opleiding op onderwerpniveau voldoet aan de basiskwaliteit.
O
Onvoldoende: de visitatiecommissie geeft hiermee aan dat de opleiding op onderwerpniveau niet voldoet aan de basiskwaliteit.
Verklaring van de gebruikte afkortingen in de tabel en opsomming van de gevisiteerde afstudeerrichtingen, locaties en eventuele varianten zoals brugopleiding, anderstalige opleiding, … Hogent KLM EM AUT
Hogeschool Gent klimatisering elektromechanica automatisering
Kahosl EM
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven elektromechanica
Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten | 27
-
PRA KLM MI
procesautomatisering klimatisering medische instrumentatie
Katho EM AUT KLM IM
Katholieke hogeschool Zuid-West Vlaanderen elektromechanica automatisering klimatisering industrial management
KHBO EM AUT
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende elektromechanica automatisering
KHK KLM OHT PRA EM
Katholieke Hogeschool Kempen klimatisering onderhoudstechnologie procesautomatisering elektromechanica
KHLIM AUT EM KLM OHT
Katholieke Hogeschool Limburg automatisering elektromechanica klimatisering onderhoudstechnologie
PHS OHT KLM AUT PRA TCA
Plantijnhogeschool onderhoudstechnologie klimatisering automatisering procesautomatisering technisch-commercieel adviseur
WenK KLM AUT OHT
Elektromechanica klimatisering automatisering onderhoudstechnologie
XIOS OT KLIMA
XIOS Hogeschool Limburg onderhoudstechnologie klimatisering
28 | Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten
PBA Elektromechanica ONDERWERP 1 Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen
ONDERWERP 2 Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden ONDERWERP 3 Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel ONDERWERP 4 Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding ONDERWERP 5 Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld ONDERWERP 6 Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
Hogent V G G V V
Kahosl V V V V G - MI:V
Katho V V G – IM:V V V
KHBO V V V V V
KHK V G E V G
KHLIM V V V V V
Plantijn V G G V V
WENK V V V V G
XIOS V V V V V
V G OK V V V NVT G V V V G V V G V V V
G - MI:V V OK V E V NVT G - MI:V V G G V V G G V V G
G V OK V G V NVT V V V G V V G V V V V
V V OK V V V NVT G V V V V V G G V V V
G G OK V V V NVT G V G G V V G G V G G
G G OK V V V NVT G V V G V V G G V V V
G G OK V G V NVT E V V G V V G V V V G
G G OK V V V NVT V V G G V V G G V V V
V V OK V V V NVT G V V V V V V G V V V
V V
V V
V V
V V
G V
V V
G V
V V
V V
V V
G - MI:V V
V V
V V
V V
V V
V G
G V
V V
Vergelijkende tabel kwaliteitsaspecten | 29
30 | Opleidingsrapporten
deel 2
opleidingsrapporten
| 31
32 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Hoofdstuk 1 Hogeschool Gent Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica van de Hogeschool Gent De Hogeschool Gent is een Vlaamse autonome hogeschool, in 1995 ontstaan uit de fusie van het hoger gemeenschapsonderwijs in Gent en Aalst, het Gentse stedelijk hoger onderwijs en een departement van de Erasmushogeschool Brussel. In 2001 werd hier de Mercator Hogeschool aan toegevoegd. Hierdoor is de Hogeschool Gent een multisectorale hogeschool met 13 departementen. Er worden 24 professionele bachelor-, 14 academische bachelor- en 21 masteropleidingen ingericht, waarvan 9 unieke opleidingen in Vlaanderen. Met meer dan 15.000 studenten is de Hogeschool Gent de grootste hogeschool in Vlaanderen. Er zijn 7 campussen in Gent en 1 in Aalst. In 2003 werd de AUGent opgericht, in samenwerking met de Universiteit Gent, de Hogeschool Gent, de Arteveldehogeschool en de Hogeschool West-Vlaanderen. Het departement Technologie is gevestigd aan de Schoonmeersstraat in de Industriële Hogescholen BME en CTL van de toenmalige campus BME-CTL. Het departement bestaat uit zes professioneel gerichte bacheloropleidingen: Chemie, Elektromechanica, Houttechnologie (uniek in Vlaanderen), Modetechnologie (uniek in Vlaanderen), Textieltechnologie (uniek in Vlaanderen) en Vastgoed. Binnen de opleiding Elektromechanica kunnen studenten van het voltijdse modeltraject opteren voor de afstudeerrichtingen Elektromechanica, Automatisering en Klimatisering binnen de campus Schoonmeersen in Gent.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 33
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op het vlak van niveau en oriëntatie voldoet de opleiding aan de decretaal opgelegde normen wat de algemene en beroepscompetenties betreft, en aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader. De hogeschool volgt de decretale eisen zoals vastgelegd in het Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en het Decreet betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen. De opleiding heeft gebruikgemaakt van bronnen uit de eigen associatie, alsook op nationaal vlak via onder meer het hogeronderwijsregister, overleg met hogescholen (XIOS) en diverse decreten. Positief zijn de contacten met het Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen en het hanteren van het VCA-attest als referentie. Verder werd het VLOR-beroepsprofiel gehanteerd, alsook de website van de VDAB en Vzw-bachelor.be. Het werkveld werd bevraagd en resonantiecommissies werden gehoord. De opleiding wil studenten vormen tot professionele bachelor Elektromechanica, zodat zij bij voltooiing van de opleiding algemene competenties beheersen als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren. Bijkomend worden competenties gedefinieerd als een interculturele bekwaamheid, stressbestendigheid en het kunnen functioneren in een digitale werkomgeving. De studenten moeten bij de voltooiing van de opleiding de algemene beroepsgerichte competenties bezitten. Hiertoe behoren competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk. Verder zijn competenties gedefinieerd als het functioneren in een internationaal kader, alsook het kwaliteits-, milieu- en veiligheidsbewustzijn.
34 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De afgestudeerden moeten ten slotte de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar beheersen. De professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica sluit aan bij het secundair onderwijs en heeft een studieomvang van 180 studiepunten. Afstemming van het programma werd bereikt door overleg met andere departementen van de Hogeschool en andere instellingen. De Hogeschool Gent beschikt over een onderwijs- en examenregeling (OER), die departementaal wordt aangevuld met een eigen onderwijs- en examenregeling (DOER). Deze verticale aanvullingen detailleren specifieke modaliteiten naar de organisatie van flexibele trajecten, beoordeling en toetsing van examens, stages, labo’s, seminaries en zo meer. De onderwijstaal is Nederlands, behalve voor specifieke opleidingsonderdelen, zoals communicatievaardigheden, gastcolleges door anderstalige gastprofessoren en anderstalige opleidingsonderdelen die aan andere opleidingen hoger onderwijs gevolgd kunnen worden. De visie, doelstellingen en nagestreefde basiscompetenties kwamen tot stand na analyse door de opleiding van de diverse, vastgestelde beroepenclusters. Dit werd de eerste maal vastgelegd bij de omvorming van de graduaat- naar de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica. Hieruit werden aandachtspunten geformuleerd ten aanzien van de algemene competenties. De opleidingsdoelstellingen zijn consulteerbaar via het hogeronderwijsregister. Zij zijn op de website van de hogeschool terug te vinden, in de studiewijzer, en op info- en opendeurdagen. De onderwijs- en examenregeling en departementale aanvullingen hierop zijn eveneens op de website en het elektronische leerplatform Dokeos beschikbaar. Bij inschrijving ontvangt elke student een exemplaar van de studiewijzer mits ondertekening, waardoor de student instemt met de beschreven inhoud. De jaarverslagen en hogeschoolbeslissingen zijn beschikbaar voor elke medewerker via de elektronische tool Archie.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 35
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding maakte gebruik van een waaier aan informatiebronnen voor de totstandkoming van de domeinspecifieke doelstellingen. De opleiding streefde uniformiteit na op het vlak van nationale en internationale communicatie in technische middens. Bijkomend werden normen aangewend als hulpmiddel voor het voldoen aan basiseisen op het vlak van gezondheid en veiligheid. De opleidingsdoelstellingen werden getoetst aan alle beroepsprofielen na consultatie van diverse externe bronnen. Stagebegeleiders uit binnen- en buitenland en afgestudeerden werden hierbij betrokken. Europese technische richtlijnen – AREI, het SEDOC-register, het Kyotoprotocol en CEN/TR 15628:2007:E inzake kwalificatie voor onderhoudspersoneel – en diverse normen werden geconsulteerd. De projecten werden afgetoetst aan de CDIO-standaarden en vergeleken met internationale vacatures om de competenties te vergelijken. De commissie weet deze aanpak te waarderen. De beroepsgerichte competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar zijn door de opleiding als volgt omschreven: het assisteren bij het ontwerp van elektromechanische systemen, het afstemmen van elektromechanische systemen, het beheer van productieprocessen, de installatie en het onderhoud van elektromechanische systemen en het verlenen van advies bij de aan- of verkoop van technologische producten of diensten, inclusief de opvolging ervan. Elke afstudeerrichting binnen de opleiding Elektromechanica werd getoetst aan Vlaamse hogescholen met een vergelijkbare opleiding. De opleiding beoogt differentiatie vanaf het eerste deeltraject en implementeert competentiegericht onderwijs. De opleiding biedt naast het basisprogramma talen ook de mogelijkheid tot het volgen van taalstages in Duitsland of Spanje. De opleiding heeft het programma getoetst aan buitenlandse instellingen via Erasmus en andere internationale partners. De commissie stelt dat de drie duidelijk te onderscheiden afstudeerrichtingen afgestemd zijn op de wensen van het beroepenveld.
Aanbevelingen ter verbetering: /
36 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 37
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De doelstellingen van de opleiding zijn zowel wat niveau als de professionele oriëntatie van de opleiding betreft, duidelijk in overeenstemming met de eisen van het decreet en de verwachtingen van het werkveld. De bamahervorming heeft geleid tot de herformulering van de opleidingsonderdelen in competenties, in het kader van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Het aantal opleidingsonderdelen werd tot twaalf herleid, met een vermindering van het aantal contacturen en een verdere afstemming van het curriculum op de eisen van het werkveld. De opleiding heeft gezocht naar de integratie van competentiegerichte leerinhouden, werk- en evaluatievormen. Hiervoor heeft de opleiding een kruistabel opgezet waarin competenties gekoppeld worden aan opleidingsonderdelen. Tijdens het doornemen van de cursus communicatievaardigheden en bedrijfsbeheer stelde de commissie vast dat het aspect leiderschap onvoldoende naar voren komt. Het programma zelf is vastgelegd in ECTS-fiches (European Credit Transfer System). De opleiding beoogt de vorming en inzet van polyvalente en multidisciplinair gevormde medewerkers. De opleiding heeft een goed beeld van de sectoren en functies waarin de afgestudeerde terechtkomt. Bij bevraging of consultatie van alle belanghebbenden – lectoren, studenten en het werkveld – start de Opleidingscommissie de interne procedure voor curriculumherziening. De procedure is duidelijk vastgesteld. De vraag wordt van de vereiste duiding voorzien en voorgelegd aan de Departementsraad, volgens een vooraf gedefinieerde timing. Het geformuleerde advies wordt behandeld door het bestuurscollege en vervolgens voorgelegd aan de raad van bestuur ter beslissing. Bij het doorlopen van de procedure wordt ondersteuning voorzien door de sector Onderwijs, Onderzoek en Dienstverlening. De procedure werd sinds de vorige visitatie meermaals doorlopen en heeft geleid tot verscheidene curriculumwijzigingen. Alumni werden in 2007 bevraagd naar aanleiding van de eerste lichting professioneel gerichte bachelors Elektromechanica. Binnen de missie en visie van het departement is er oog voor nieuwe didactische leervormen. De opleiding vertaalt deze visie in de praktijk door middel van vakoverschrijdende projecten, keuzeopleidingsonderdelen, Studium Generale, geschiedenis van de wetenschap en het opleidingsonderdeel stage en eindwerk. De vakoverschrijdende projecten zijn thematisch en multidisciplinair opgebouwd, waarbij vakspecifieke leerinhouden van verscheidene opleidingsonderdelen in het project worden geïntegreerd. In het eerste jaar van het voltijdse modeltraject ligt de klemtoon op het leren projectmatig werken, met een accentverschuiving in het tweede deeltraject naar het bewijzen van vakbekwaamheid. De projectopdracht moet
38 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
uitmonden in een resultaat. De kennis die werd opgedaan in labo’s of hoorcolleges wordt bij projecten toegepast op concrete probleemstellingen, al dan niet gerelateerd aan vragen van het werkveld. De commissie ziet ongebruikte opportuniteiten bij de voorbereiding van de laboactiviteiten door de studenten. Studium Generale is een lezingenreeks over een hedendaags thema dat vanuit diverse multidisciplinaire invalshoeken wordt benaderd. Hierbij staat problematisering en kritische bevraging van actuele kennisgebieden in brede zin voorop. De cursus geschiedenis van de wetenschap belicht de ontwikkeling van de wetenschappen en de technologische vooruitgang vanuit ethisch oogpunt. Dit leidt tot discussies om de student te stimuleren tot maatschappelijke verantwoordelijkheid. De commissie vraagt om deze ondersteunende opleidingsonderdelen nog meer te laten aansluiten bij de competenties van een bachelor Elektromechanica. De stage laat toe de verworven competenties te toetsen aan de realiteit van het bedrijfsleven. In opdracht van een bedrijf, en onder leiding van een stagebegeleider van het bedrijf en een promotor van de opleiding wordt een concreet project uitgewerkt. Het resultaat is een eindwerk dat zowel in België als het buitenland kan worden uitgevoerd en verdedigd. Het biedt een vijfde van de studenten ook een rechtstreekse toegang tot een professionele carrière. De opleiding ziet erop toe dat studenten van de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica internationale en interculturele ervaringen opdoen via een duidelijk vastgesteld aanbod aan keuzeopleidingsonderdelen, taalstages in Duitsland of Spanje, gastcolleges, bedrijfsbezoeken, buitenlandse studiereizen en/of een mogelijkheid tot buitenlandse stage. De internationale dimensie wordt bijkomend vertaald in anderstalige cursussen en informatiebronnen bij opzoekingswerk. De commissie vindt het aanbod van de facultatieve cursus Spaans in functie van studentenuitwisseling een meerwaarde. Het niveau van het aangeboden cursusmateriaal is voor verbetering vatbaar. De Hogeschool Gent is lid van ‘The CDIO Initiative: an innovative educational framework for producing the next generation of engineers’. Het didactische concept van het opleidingonderdeel vakoverschrijdend project in de opleiding Elektromechanica sluit nauw aan bij de CDIO-standaarden, die in 2006 en 2008 werden getoetst.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een betere afstemming van de ondersteunende opleidingsonderdelen in functie van de beoogde (naast algemene ook beroepsgerichte en -specifieke) competenties van een professionele bachelor Elektromechanica. De commissie adviseert om ook het concept van de leiderschapsrol te integreren in het cursusmateriaal, zodat de studenten een bredere kijk krijgen op deze vaardigheden tijdens het projectwerk en de latere beroepsuitoefening. De opleiding moet de ongebruikte opportuniteiten bij de voorbereiding van de laboactiviteiten door de studenten beter benutten.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 39
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding beoogt een evolutie van verwerven van basiskennis naar gespecialiseerde vakkennis, wat in de praktijk wordt vertaald door de opbouw van het programma. Kennis wordt initieel aangereikt met een verwachting naar een stijgende en meer actieve inbreng van de student. Dit wordt bewerkstelligd door de integratie van projectwerk in het tweede semester van het eerste en tweede deeltraject, en door het eindwerk en de stage in het derde deeltraject. De opleiding heeft eveneens aandacht voor de samenhang tussen kennis en praktische invulling. Het eerste jaar is gemeenschappelijk met oog voor de heterogene instroom. Het tweede deeltraject heeft een gemeenschappelijke basis, met evenwel een differentiatie per afstudeerrichting. Binnen het derde deeltraject zijn alle technische vakken specifiek per afstudeerrichting. Studenten worden door middel van diverse werkvormen en binnen verscheidene opleidingsonderdelen gestimuleerd tot het verwerven van specifieke vaardigheden en attitudes. Competenties zoals het vermogen tot kritische reflectie, projectmatig werken, zelfstandigheid en creativiteit komen het meest aan bod bij de vakoverschrijdende projecten, maar worden eveneens aangereikt bij labosessies, leergesprekken en contactmomenten in het kader van begeleid zelfstandig leren (BZL). Individuele studenten hebben de mogelijkheid om hun eigen attitudes bij te schaven door het teamwerk en de begeleiding door een coach. Het begeleid zelfstandig leren blijkt breed geïmplementeerd in de hele opleiding. De commissie vraagt echter aandacht voor de aansluiting van sommige reguliere cursussen op de BZLopdrachten. De commissie stelt vast dat er lacunes zijn tussen de theoretische vorming en de simulaties enerzijds en de link naar de feitelijke praktijk anderzijds. De studenten kunnen soms moeilijk de link leggen tussen de didactisch aangebrachte inzichten en de praktijkcomponenten, hoewel de middelen en installaties hiervoor in de school aanwezig zijn. Vergaderingen van de vakgroepen en de Opleidingscommissie leiden tot de jaarlijkse revisie van de studiefiches. Vakinhouden worden geactualiseerd door middel van onder meer recente vakliteratuur, bijscholingen, gastcolleges, stagebegeleiding, bevragingen en bedrijfstrainingen voor studenten. De commissie ziet het gebrek aan bedrijfsbezoeken binnen het curriculum als een gemiste kans voor de opleiding. De Hogeschool Gent wil duurzaamheid integreren in haar beslissingen en wakkert dit bewustzijn aan bij de student. Het departement organiseerde in 2008 de studiedag ‘Waste is food for technology’, waarop studenten uit het tweede deeltraject milieubewuste, vakoverschrijdende projecten hebben voorgesteld. De opleiding krijgt een niet onbelangrijke terugvloei van onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Zo worden externe opleidingen voor ArcelorMittal en interne opleidingen voor bedrijven over het AREI ingericht. De
40 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
RTC-projecten, stage en eindwerk, en de Wetenschapsweek hebben duidelijk een bijdrage geleverd aan de bijsturing van het curriculum.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om bij de theoretische vorming de link met de feitelijke praktijk duidelijker aan te brengen. De commissie vraagt de opleiding om het inschakelen van bedrijfsbezoeken voor alle afstudeerrichtingen te onderzoeken.
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft op het vlak van samenhang van het curriculum binnen het eerste deeltraject basiskennis en competenties geprogrammeerd, waar de opleidingsonderdelen verder in de opleiding op gebaseerd zijn. Dit werd verder uitgediept in een volgtijdelijkheidstabel, die te consulteren is op het elektronische leerplatform Dokeos. De wijziging van curricula bij de omvorming naar de bacheloropleiding gaf aanleiding tot het opzetten van een voltijds traject (van 60 studiepunten per jaar) en twee deeltijdse modeltrajecten (van 30 studiepunten per academiejaar). Deze informatie is in tabelvorm terug te vinden op de website van de hogeschool. Een student kan evenwel steeds inschrijven voor een geïndividualiseerd traject. De commissie waardeert de doorgedreven uitwerking van projectwerk doorheen het curriculum. Dit wordt bevestigd door de studenten. Zij waarderen de ondersteuning door de coaches en de technisch adviseurs. Op deze wijze werden talen in het curriculum onder de vorm van communicatievaardigheden geprogrammeerd, waarin aandacht is voor corresponderen, rapporteren en vergadertechnieken. Hierop wordt voortgebouwd om het vakoverschrijdende project in het eerste deeltraject te kunnen doorlopen. Hetzelfde geldt voor Engels en Duits, die in het eerste semester van het tweede deeltraject wordt gegeven, ter ondersteuning van de technische vakliteratuur die in het tweede semester van het tweede deeltraject wordt gehanteerd. De studiefiches omvatten de samenhang van de studie-inhouden. De competenties per opleidingsonderdeel en de vervolgopleidingsonderdelen- en vakken waarvoor de opgedane competenties vereist zijn, staan erin beschreven. In het tweede deeltraject heeft de student de mogelijkheid een opleidingsonderdeel van drie studiepunten te kiezen uit Studium Generale, sociale filosofie en ethiek, sociale economie en geschiedenis van de wetenschap. Met de taalstages in Duitsland en Spanje wil de opleiding maatschappelijke betrokkenheid, ethiek of deontologie effectief aan bod laten komen. De commissie stelt vast dat de studenten weinig gebruikmaken van deze mogelijkheid.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 41
In het eerste jaar kan de student op basis van de resultaten bij de oriënteringsproeven beslissen of hij gebruik wil maken van het differentiatiepakket bestaande uit elektriciteit, wiskunde, installatie en vormgevingstechnieken in het eerste semester. In het tweede semester worden mechanica en elektronica aangeboden. De Associatie Universiteit Gent heeft een aantal beslissingen genomen die de interne mobiliteit van de student toelaten zonder betaling van bijkomend inschrijvingsgeld, net als het volgen van opleidingsonderdelen in een andere instelling van de associatie dan waar de inschrijving werd geregistreerd. Dit is eenduidig procedureel vastgelegd en vereist een akkoord van beide instellingen. Een professioneel gerichte bachelor Elektromechanica kan mits het volgen van een schakelprogramma van 66 studiepunten toegang krijgen tot de masteropleidingen industriële wetenschappen Elektromechanica of elektrotechniek.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
42 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft de studieomvang opgesplitst in vier categorieën, gebaseerd op een totale studieomvang van 1500 uur per jaar voor het voltijdse modeltraject. Dat zijn uren hoorcollege (A), uren werkcollege (B), uren begeleid zelfstandig leren en externe leeractiviteiten (C) en de totale studietijd (D), bestaande uit een raming van het aantal uren studiewerk, inclusief evaluatie-uren. In het eerste en tweede deeltraject vertegenwoordigen de A, B en C-uren telkens een derde van het totale pakket, met een verschuiving naar twee derde voor de C-uren in het derde deeltraject. De studieomvang in studiepunten is gelijkmatig verdeeld over beide semesters per deeltraject binnen de opleiding Elektromechanica. Studietijdmetingen werden uitgevoerd voor alle modeltrajecten en afstudeerrichtingen, door middel van een tijdsschatting per vak of opleidingsonderdeel, en voor de zelfstudietijd. De modaliteiten werden aan de studenten toegelicht samen met een instructiedocument, zodat de studenten dit thuis kunnen invullen via Dokeos. De opleiding bevestigt dat de gehanteerde methode tijdrovend is voor de student. Bijkomend is het niet eenvoudig om retrospectief de tijd in te vullen of schattingen te maken over de tijdsduur die per opleidingsonderdeel werd besteed. Bovendien werden afwijkende resultaten verkregen in het eerste deeltraject en bleken de resultaten niet representatief in het tweede deeltraject. Hieruit besliste de opleiding om met focusgroepen te werken. Departementaal werd een aantal maatregelen genomen om de studeerbaarheid te bevorderen. Het semestersysteem werd ingevoerd, met bijkomend de beperking van het aantal contacturen tot 20, waardoor ruimte vrijkwam binnen het lectorenkorps voor de introductie van vernieuwende onderwijsvormen. De lesvrije dag die op deze manier vrijkomt en optimaal ingeroosterd wordt door de roostercoördinator, kan optimaal worden benut voor het projectwerk. De studenten krijgen inspraak in de opmaak van het examenrooster. Het definitieve examenrooster wordt minimaal vijf weken voor de examens bekendgemaakt. Studenten kunnen bij examens ook specifieke faciliteiten aanvragen omwille van psychosociale en medische redenen of functiebeperkingen. Erkende topsporters, beoefenaars van kunsten, bekleders van politieke mandaten kunnen faciliteiten aanvragen. Dat kan ook omwille van socio-economische redenen. Dergelijke aanvragen worden door de commissie Speciale Statuten nagezien, met bindend advies naar de Departementsraad. Deze faciliteiten worden binnen de opleiding regelmatig gebruikt. De taalstage in het kader van internationale mobiliteit wordt ingepast in een lesvrije week van het tweede semester. Dokeos wordt intensief gebruikt door de studenten voor de opvolging van opdrachten, oefeningen, modelvragen van examens en de verwachtingspatronen van examens. Er zijn eveneens semestervorderingsplannen opgenomen. Die dienen om waar mogelijk de werkdruk bij studenten te spreiden en te plannen. Daarnaast worden bepaalde opleidingsonderdelen permanent geëvalueerd, al dan niet aangevuld met examens, die aanleiding kunnen geven tot een bijsturing van het studiegedrag. Ook monitoraat en gedifferentieerde trajecten leveren hieraan een bijdrage. De opleidingscommissie heeft een semestriële kalender opgesteld om het uitstelgedrag bij studenten te verminderen en hen een overzicht te bezorgen van wat van hen verwacht wordt. De planning is goed uitgewerkt en op voorhand vastgelegd.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 43
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie dringt aan op een herziening van de methode van studietijdmetingen, teneinde bruikbare en representatieve informatie te verzamelen, waarop kan worden verder gebouwd.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het didactische concept is uitgewerkt in de ECTS-fiches. Nieuwe werkvormen werden sinds de aanstelling van de onderwijsinnovator doorgevoerd en bijgestuurd. De opleiding werkte actief mee aan een onlinedatabank waarin concrete leeromgevingen systematisch worden beschreven. Hieraan werkten diverse hogescholen en universiteiten mee. Binnen de vakgroepen en de opleidingscommissie van de opleiding werd gereflecteerd over de aansluiting van de beste werkvorm bij de doelstelling van de opleiding en de diverse opleidingsonderdelen. Naast de klassieke werkvormen werden nieuwe concepten en onderwijsstrategieën uitgewerkt. Het Onderwijsontwikkelingsplan (OOP) van de hogeschool wil competentiegericht onderwijs en actief en samenwerkend leren binnen de departementen stimuleren. Deze opzet is vertaald in de integratie van vakoverschrijdende projecten in het eerste en tweede deeltraject. Zo moeten studenten een beroep doen op de eigen theoretische en praktische kennis die zij tot dan toe hebben opgedaan. De projectopdracht wordt gedefinieerd door de projectcoaches. Er wordt rekening gehouden met de vooropleiding van de student, de geïntegreerde proeven uit het secundair onderwijs en hun voorstellen. Studenten worden ingelicht over het hoe en waarom van projectwerking en de evaluatiewijze. Zij ontvangen hierbij een projecthandleiding die meer gedetailleerde informatie bevat. De small business projects (SBP), die in samenspraak met Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) worden georganiseerd, stellen de studenten al tijdens hun studies in de mogelijkheid om zich een realistisch beeld te vormen van tal van aspecten van het ondernemerschap en het opstarten van een eigen zaak. Dit vakoverschrijdend project wordt aangeboden in het tweede deeltraject, waarbij de ontwikkeling van ondernemerschap centraal staat. ‘Peters’ uit het bedrijfsleven begeleiden studenten in dit proces. Gemiddeld 15 procent van de studenten gaat hierop in. Bij begeleid zelfstandig leren worden heel wat sturingselementen ingebouwd op het vlak van studeeraanwijzingen, leeropdrachten met deeltaken enzovoort. Door middel van contactmomenten worden de opgelegde taken nagezien met klassikale bijsturing, gevolgd door twee testen. Na deze testen krijgt de student de mogelijkheid een diagnose te stellen van zijn vorderingen. De opleiding biedt aan de studenten in het tweede deeltraject de mogelijkheid om een taalstage van één week in Duitsland of Spanje te volgen.
44 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Binnen de opleiding werd via vakgroepen en de opleidingscommissie aangegeven welke leermiddelen het beste aansluiten bij de verschillende opleidingsonderdelen. Hierdoor werden diverse nieuwe leermiddelen geïmplementeerd, zonder afbreuk te doen aan traditionele leermiddelen zoals syllabi, handboeken, handleidingen, audiovisueel materiaal, vaktijdschriften en naslagwerken. De elektronische leeromgeving Dokeos wordt door de lector gebruikt als informatiebron voor de student. Er wordt lesmateriaal op gepubliceerd en verwezen naar relevante websites. Interactieve oefeningen worden eveneens aangeboden. Aanvullend is er de bibliotheek waar studenten informatie kunnen opzoeken. De studenten kunnen in het kader van de opleidingsonderdelen communicatievaardigheden 2 en Frans via interactieve sites hun opgedane kennis en vaardigheden inoefenen. De projecthandleiding voor het eerste en tweede deeltraject omschrijft alle modaliteiten op het vlak van projectmatig werken, inclusief de ondersteunende documenten die de studenten nodig hebben tijdens het project. De cursussen krijgen vorm door middel van PowerPoint-presentaties en cd-roms in het kader van begeleid zelfstandig leren. De commissie stelt vast dat de vakinhoudelijke aspecten bij de cursussen en de aspecten van studeerbaarheid aandacht verdienen. De vormgeving van syllabi wordt afgetoetst via een checklist onder de vorm van zelfevaluatie voor lectoren. Die wordt door de opleidingscommissie opgevolgd ter verbetering van de aangewende leermiddelen. Verder onderneemt de opleiding bijkomende inspanningen om de werkvormen en leermiddelen af te stemmen op de studenteninstroom, door de organisatie van brugcursussen wiskunde, fysica en studiemethode- en planning. Er worden eveneens differentiatiepakketten aangeboden, aangevuld met zelfstudiepakketten voor begeleid zelfstandig leren. Studenten uit een verschillende instroom (ASO/TSO) worden in projectgroepen gemengd om een meerwaarde te scheppen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor het vakinhoudelijke nazicht van het cursusmateriaal, naast de initiatieven die ondernomen worden naar vormgeving en lay-out.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De studenten worden via de ECTS-fiches geïnformeerd over de te evalueren competenties en de evaluatievormen. De opleidingscommissie legt de evaluatievorm vast in functie van het opleidingsonderdeel, in overleg met de betrokken lectoren.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 45
Bij het doornemen van het zelfevaluatierapport stelde de commissie vast dat de algemene competentie ‘ingesteldheid tot levenslang leren’ niet als dusdanig terug te vinden was binnen het overzicht algemene competenties. De opleiding kan echter aantonen dat de attitude tot levenslang leren op diverse manieren wordt gestimuleerd en aangereikt. Het is evenwel wenselijk dit als meetindicator mee te nemen, om na te gaan in welke mate deze attitude of competentie wordt bereikt. De onderwijs- en examenregeling (OER) definieert de diverse modaliteiten voor de organisatie van examens en de diverse actoren. De departementale invulling legt specifieke regels vast op het vlak van beoordeling van de diverse oefeningen, practica, seminaries enzovoort. Evaluaties en beoordelingen van het eindwerk en de stage, en de toekenning van eindcijfers zijn erin gedefinieerd. Beide documenten zijn terug te vinden op de website van de hogeschool en het elektronische leerplatform. De docenten worden vertrouwd gemaakt met de examenregeling door middel van personeelsvergaderingen en een departementale brochure ‘Wegwijs in technologie voor collega’s’. Evaluatie kan zowel onder de vorm van permanente evaluatie als tijdens examenperiodes worden aangeboden. De keuze van de evaluatievorm hangt af van de didactische werkvorm en de te bereiken eindcompetenties. De opleiding heeft dit verder uitgewerkt in een kruistabel van competenties en evaluatievormen. Bij projectmatig werken beoordeelt men het eindresultaat, de basiskennis en de communicatieve vaardigheden, en het lerend vermogen van de student. Per academiejaar worden twee examenzittijden georganiseerd en vastgelegd in de academische kalender. Het examenreglement bepaalt de verdere inhoud en modaliteiten bij schriftelijke en mondelinge examens. De blok- en examenweken en de tweede zittijd zijn bepaald. Door middel van de academische kalender van de hogeschool wordt de departementale invulling vastgelegd met de voorzitters van de opleidingscommissies. Studenten krijgen inspraak in de opmaak van het examenrooster via ad valvas of Dokeos, mits 75 procent van de studenten akkoord gaat en mits overleg met de lectoren. De examenroosters zelf worden door de roosterverantwoordelijke opgesteld op basis van de ECTS-fiches, rekening houdend met de noden van studenten, de opleiding en de betrokken lectoren. Dit is eveneens het geval voor studenten met een geïndividualiseerd traject. De lectoren moeten op het vlak van evaluatie duidelijke richtlijnen volgen qua inhoud, toetsingsvorm, zwaarte en het voorzien van eventuele voorbeeldvragen. Volgens de examenregeling kan de student op eigen vraag een tweede lid van het lectorenkorps vragen bij een examen. De deliberatieprocedures zijn gedetailleerd beschreven in het onderwijs- en examenreglement. De opleiding houdt rekening met eerder verworven competenties (EVC’s) en eerder verworven kwalificaties (EVK’s) bij het nemen van examenbeslissingen. Studenten kunnen na afloop van de examens hun kopijen inkijken, waarbij de lectoren ter beschikking staan voor het beantwoorden van eventuele vragen. Ook de ombudspersoon is indien nodig beschikbaar. Het toetsen wordt bewaakt door middel van de kruistabel competenties en evaluatievormen. Door middel van bevraging van de opleidingsonderdelen wordt de kwaliteit van de examens geëvalueerd. Voor talen, stage en eindwerk wordt getracht om internationalisering in te bedden, mee door vragen vanuit buitenlandse instellingen en het aantrekken van buitenlandse juryleden of juryleden uit internationale bedrijven. De visualisatie van de aangereikte competenties en bijhorende toetsingsmodaliteiten vindt de commissie sterk. De opleiding heeft al meerdere jaren ervaring opgebouwd op het vlak van peer assessment binnen de projectwerking. Na een moeilijke opstart werden de studenten bevraagd, wat heeft geleid tot bijsturingen. Zo worden de beoordelingscriteria gelinkt aan de competenties door de student anoniem ingegeven via Dokeos.
46 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Zowel de individuele score van de student als een globale score per projectgroep wordt in rekening gebracht voor de eindbeoordeling. In het tweede semester van het derde deeltraject kunnen studenten een binnen- of buitenlandse stage uitvoeren. De stage omvat dertig studiepunten, duurt elf weken en is volledig gekaderd binnen de ECTS-fiches. De Opleidingscommissie, de promotor en de stagecoördinator zijn verantwoordelijk voor het inhoudelijke luik. De departementale stagecoördinator staat in voor het administratieve deel. Informatie over de stage is terug te vinden op de website, en wordt teruggekoppeld door de stagecoördinator en de coördinator Internationalisering in het derde deeltraject. Studenten en lectoren worden op diverse manieren geïnformeerd over het opzet en verloop van de stage. Tijdens een infovergadering krijgt de student een stagecontract ter ondertekening, en het stageboek en formulieren, die elektronisch beschikbaar zijn op Dokeos. Stagebegeleiders krijgen een infodocument en worden de eerste keer door de stagecoördinator bezocht. De student kan zelf een stageplaats voorstellen of gebruikmaken van de lijst bedrijven die door de opleiding is samengesteld. Een nieuw bedrijf wordt gescreend. Op inhoudelijk vlak wordt de stageplaats gevraagd om een schriftelijke stageopdracht te formuleren. De Opleidingscommissie gaat na of de opdracht voldoet aan de gestelde eisen. Bij goedkeuring van alle stageprojecten krijgt elke student een promotor toegewezen. Het eindwerk en de stage worden beoordeeld volgens de gedefinieerde criteria uit de ECTS-fiches en de infodocumenten. Op voorstel van een departementale werkgroep Stages in 2005-2006 werd beslist om een grotere uniformiteit na te streven op zowel departementaal als algemeen niveau. Hiervoor werden de evaluatie en de wijze van rapportering van de student bijgestuurd. Studenten worden tweemaal geëvalueerd en apart gequoteerd door de stagebegeleider en de promotor. De tussentijdse evaluatie wordt niet gequoteerd, in tegenstelling tot de finale quotering. Het eindwerk zelf wordt apart gequoteerd door de stagebegeleider, promotor en copromotor. Op de verdediging verschijnt de student voor een jury die minimaal bestaat uit de voornoemde personen en de voorzitter. Zij quoteren gezamenlijk de presentatie en de verdediging. Uit de gesprekken met de stage- en eindwerkbegeleiders blijkt de relatie tussen eindwerk, stage en de mate waarin de competenties al of niet worden bereikt, niet geformaliseerd aanwezig te zijn. De kritische reflectie van de student naar het bereiken van de vereiste competenties wordt informeel getoetst tijdens de verdediging. De opleiding Elektromechanica heeft de grootste stroom studenten die een buitenlandse stage volgen van het departement. Zowel Erasmus-projecten als stages in buitenlandse bedrijven worden hiertoe gerekend. De hogeschool heeft samenwerkingsverbanden met diverse Europese universiteiten en hogescholen. De opleiding heeft een evaluatie opgestart van haar bestaande buitenlandse partners, om een afstemming te verkrijgen tussen het niveau van de instelling in functie van de eigen opgelegde criteria en de begeleiding die ter plaatse mag worden verwacht ten aanzien van de student. De departementale coördinator Internationalisering bezoekt vaste en nieuwe Erasmus LifeLongProgram-partners, bij voorkeur met een lector van de betrokken opleiding. De stagebegeleiding bij buitenlandse stages is gelijklopend aan het reguliere traject, behalve dat de communicatie eerder telefonisch en elektronisch plaatsvindt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om de kritische reflectie van de student ten aanzien van de te bereiken/ bereikte competenties bij stage en eindwerk verder te formaliseren. De commissie stuurt aan op de integratie van een meetindicator voor de mate waarin de competentie levenslang leren kan afgetoetst worden binnen het curriculum.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 47
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. De toelatingsvoorwaarden en inschrijvingsmodaliteiten zijn vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling. Een student kan zich inschrijven als hij aan de decretale voorwaarden voldoet, een geschikt diploma op zak heeft en het Nederlands machtig is. Potentiële studenten die niet aan de voormelde eisen voldoen, worden aan een toegangsonderzoek onderworpen, zoals omschreven in de reglementering van de AUGent. Ter bescherming van de studievoortgang zijn er specifieke eisen opgelegd binnen de onderwijs- en examenregeling, indien minder dan 50 procent van de studiepunten in een jaarprogramma wordt verworven. De studenteninstroom is door de opleiding in kaart gebracht. Over de laatste vijf academiejaren telt de opleiding gemiddeld 151 studenten in het eerste deeltraject. Het totale aantal studenten in de opleiding bedraagt gemiddeld 338. Het grootste deel van de studenten kiest voor de afstudeerrichting Elektromechanica, waarbij de afstudeerrichtingen Automatisering en Klimatisering gelijke tred houden, met elk een gemiddeld percentage van ongeveer 14 procent. Het aantal TSO-studenten vormt de grote meerderheid, gemiddeld 82 procent. Vijftien procent van de studenten komt uit het ASO en een minderheid van de studenten uit het BSO. Van de instromende studenten is 69,2 procent generatiestudent. De instromende studenten krijgen diverse activiteiten voorgeschoteld, zoals brugcursussen voor wiskunde en fysica, een introductiesessie ‘Studeren in het hoger onderwijs’ en een introductiedag voor het begin van het academiejaar, oriëntatieproeven voor heel wat opleidingsonderdelen, met daarop aansluitende differentiatiepakketten, sessies studiemethodiek, planning en omgaan met stress, en vakmonitoraat voor toegepaste wiskunde, theoretische mechanica en sterkteleer. Het project LASSI (Learning And Study Strategies Inventory) dient om risicostudenten op te sporen.
48 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Er is studiebegeleiding voor studenten met problemen met studiemethode, studieplanning en persoonlijke problemen, en trajectbegeleiding met feedbackgesprekken en heroriënteringsgesprekken. Er wordt gewerkt met relatief kleine klasgroepen. Via differentiatielessen worden de tekorten in de vooropleiding bijgestuurd naar het gewenste niveau. De hogeschool voorziet de volgende flexibele leertrajecten: deeltijds leren, geïndividualiseerd traject, vrijstellingen op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK), vrijstellingen op basis van eerder verworven competenties (EVC) en het kiezen van een aangepast studiecontract. Ook een deeltijds modeltraject wordt aangeboden. Vrijstellingen op basis van eerder verworven kwalificaties worden door de trajectbegeleider in samenspraak met de student opgemaakt en onderbouwd. Het dossier wordt vervolgens, na advies van de lectoren, voorgelegd aan de Departementsraad. De beslissing wordt binnen de veertien dagen aan de student teruggekoppeld en moet worden afgetekend voor akkoord. De commissie waardeert de gedifferentieerde aanpak op basis van een instaptoets en de actieve opvolging van de studenten met een geïndividualiseerd traject. De AUGent heeft voor vrijstellingen op basis van EVC een procedure vastgelegd. Voor de Hogeschool Gent wordt de student doorverwezen naar de stafmedewerker EVC-toelatingsonderzoek. Het dossier wordt samen met de student bestudeerd, waarop de student al dan niet kan beslissen om de erkenningsprocedure op te starten. De Opleidingscommissie heeft in dit kader een analyse gemaakt van de te bewijzen competenties. Examen-, credit- en diplomacontracten zijn duidelijk gedefinieerd. De flexibele leerwegen gaven wel aanleiding tot een verhoogde complexiteit, wat heeft geleid tot de aanstelling van een voltijdse departementale trajectbegeleider.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 49
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende voldoende goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
50 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De Hogeschool Gent stelt talentontwikkeling, vertrouwen en perspectief centraal in het personeelsbeleid. Ze wil elk personeelslid de nodige kansen bieden en de persoon hierin begeleiden. Dit leidt tot medewerkers die breed inzetbaar en flexibel zijn. De personeelsadministratie wordt centraal opgevolgd, ondersteund door het departement. Functieomschrijvingen zijn op hogeschoolniveau of departementaal vastgelegd. De hogeschool hanteert sinds 1 januari 2006 een allocatiemodel bij de toekenning van middelen voor het departement, dat gebaseerd is op de personeelsomkadering per opleiding, in functie van het aantal studenten. De budgetten worden departementaal bepaald volgens een vastgestelde verdeelsleutel. De personeelsformatie op dit niveau vindt plaats in overleg met het departementshoofd, de voorzitters van de Opleidingscommissie en de vakgroepvoorzitter. De invulling is afhankelijk van de in te richten opleidingen, afstudeerrichtingen, klassen en groepen. Er wordt eventueel een beroep gedaan op gastprofessoren, of er worden overeenkomsten gesloten met andere departementen. Als de personeelsformatie is vastgelegd, krijgt elke vakgroep een aantal uren toebedeeld, van waaruit een consensus moet worden bereikt. Hierbij wordt rekening gehouden met een gelijkmatige spreiding voor de lector en een optimale dienstverlening voor de student. De vakgroepvoorzitter treedt in contact met het departementshoofd, met een finale goedkeuring door de Departementsraad. Er is evenwel een beroepsprocedure als een lid van het korps bezwaar heeft. Aanstellingen en contractuele wervingen vallen onder de bevoegdheid van het bestuurscollege. De hogeschool beschikt over een reglement voor selectie en werving van administratief en technisch personeel, en van onderwijzend personeel. Eventuele kandidaten worden gescreend op hun dossier en aan de hand van een gesprek. Uiteindelijk wordt een advies voorgelegd aan de Departementsraad. Nieuwe personeelsleden worden voorgesteld op de departementale personeelsvergadering. Verder krijgen ze bij hun indiensttreding een aantal faciliteiten en een vademecum met een wegwijs doorheen het departement. De vakgroepvoorzitter staat de nieuwe personeelsleden bij op onderwijskundig vlak. Sinds 2008 worden introductiedagen georganiseerd voor nieuwe medewerkers. Evaluaties zijn procedureel vastgelegd op hogeschoolniveau. Evaluaties vertrekken vanuit een vijfjaarlijkse zelfevaluatie, gevolgd door een evaluatiegesprek met het departementshoofd. Tijdelijke personeelsleden worden voor het einde van hun aanstelling geëvalueerd. Bij een onvoldoende resultaat wordt een coach aangesteld vanuit het korps. Functioneringsgesprekken vinden tweejaarlijks plaats door de vakgroepvoorzitters, die hiervoor opgeleid zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 51
Benoemingen van personeelsleden zijn vastgesteld. Binnen de hogeschool wordt het percentage per personeelscategorie aangewend. De bevordering tot hoofdlector werd vóór 2007 gekoppeld aan het voorzitterschap van de Opleidingscommissie, maar niet exclusief. De criteria die in de bevorderingsronde 2007 golden, zijn verschillend van de periode ervoor en waren slechts geldig voor de eenmalige bevorderingsronde. Het personeel wordt bij het beleid betrokken via de Departementsraad, de opleidingscommissies, de vakgroepen en de vergaderingen met de voorzitters van de opleidingscommissies. De Departementsraad wordt voorgezeten door het departementshoofd en bestaat uit zes verkozen personeelsleden, drie verkozen studenten en drie gecoöpteerde externen die aansluiten bij de opdracht van het departement. Diverse leden zijn ook betrokken bij de opleiding Elektromechanica. Beslissingen worden naar elk personeelslid gemaild. Elk lid van de Departementsraad kan eveneens worden aangesproken. Het is ook de Departementsraad die de samenstelling van de opleidingscommissies en vakgroepen heeft vastgelegd. De Opleidingscommissie zelf bestaat uit veertien leden, onder wie leden van vakgroepen van algemene en technische vakken en een student. Het departement en de Opleidingscommissie vergaderen driewekelijks. Verder wordt het personeel tijdens de viermaandelijkse personeelsvergaderingen op de hoogte gehouden van recente ontwikkelingen. Het Steunpunt Personeelszorg biedt sociale dienstverlening aan en heeft de rol van vertrouwenspersoon. Het personeel krijgt voldoende kansen om de nodige bijscholingen te volgen. Dit wordt actief ondersteund vanuit de associatie, de hogeschool en het departement. De hogeschool organiseert met partners uit de associatie diverse sessies onderwijskundige vorming. Bijkomend is er steun van de cel Onderwijsontwikkeling- en Innovatie om het lectorenkorps te helpen met het aanbieden van tools. Diverse soorten navorming werden al ingericht. Het departementshoofd beoordeelt aanvragen voor bijscholingen tot 500 euro. Bij hogere bedragen wordt de vraag voorgelegd aan de Departementsraad. Vakgroepen worden aangespoord om bijscholingsplannen op te maken voor technische bijscholingen. Dit is al deels geïmplementeerd. De commissie is gecharmeerd van de onderwijsvernieuwing zoals die ondersteund wordt door de onderwijsinnovator. Op associatieniveau is een diversiteitbeleid uitgewerkt in een diversiteitplan. De commissie stelt vast dat de veiligheidsattitude niet volledig is ingebed bij het lectorenkorps. Het behalen van het VCA-attest, BA4 (gewaarschuwd persoon) of BA5 (vakbekwaamheid) bij de lectoren van de vakgroepen elektriciteit-elektronica en mechanica kan zorgen voor een betere doorleving van het veiligheidsbewustzijn. De commissie waardeert de betrokkenheid en de inzet van het onderwijzend en ondersteunend personeel.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de vakgroepen om de bijscholingsplannen voor technische bijscholingen verder te implementeren. De commissie verwacht dat de opleiding de ingeslagen weg van de onderwijsvernieuwing, ondersteund door de onderwijsinnovator, verder bewandeld. De commissie vraagt verdere inspanningen om de veiligheidsattitude bij al het personeel ingang te laten vinden, zodat die ook afstraalt op de studenten.
52 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding Elektromechanica telt 37 personeelsleden, van wie 32 met een master- en 5 met een bachelordiploma. Zes lectoren van de opleiding Elektromechanica hebben praktijkervaring in het beroepenveld. De lectoren met een bachelordiploma worden niet ingezet voor het geven van theoretische vakken. Dit is een beleidskeuze. Lectoren worden bij hun indiensttreding getoetst op hun professionele ervaring en hun kennis uit de beroepspraktijk. De hogeschool investeert in projectmatig wetenschappelijk onderzoek (PWO). Ze heeft PWO-adviseurs aangesteld om de bacheloropleidingen te stimuleren bij het zoeken naar externe financiering van onderzoek. Hierbij helpen ze om de nodige netwerken uit te bouwen. De departementen voorzien eveneens bijkomende middelen onder de vorm van het departementaal onderzoeksfonds voor diverse onderzoeksactiviteiten. In 2004 tot 2007 resulteerde dit in de financiering van meer dan 13 PWO-projecten voor de hogeschool. De potentiële projecten worden door een onderzoeksraad, waarin onderzoekers van zowel de hogeschool als de Universiteit Gent zetelen, doorgenomen. Een vakgroep van deze raad evalueert de ingediende projecten ten aanzien van de criteria zoals vastgelegd in het PWO-reglement. Langs deze weg beoogt de hogeschool een selectie van kwaliteitsvolle onderzoeksprojecten. Tijdens de uitvoering van de projecten staat een stuurgroep in voor de opvolging van de kwaliteit en wordt een voortgangsrapport aan de Onderzoeksraad verwacht. De opleiding heeft ook PWO-projecten ingediend, maar tot op heden zonder resultaat. Er worden wel inspanningen binnen het departement gevoerd om de slaagkansen te vergroten, maar de extra tijdsbesteding blijkt een knelpunt. Om hier toch aan tegemoet te komen, voorziet de hogeschool de invoering van cursussen voor het schrijven van onderzoeksprojecten. De hogeschool heeft een goed uitgebouwde maatschappelijke dienstverlening. De hogeschool is erkend als dienstverlener voor de Vlaamse overheid. Departementaal is een ankerpunt Dienstverlening voor 30 procent aangesteld voor de verdere uitbouw hiervan. Twee lectoren van de opleiding organiseren zowel interne als externe opleidingen. De lectoren krijgen voor de externe opleiding 30 procent toegewezen in hun opdracht. Inkomsten worden opnieuw binnen de opleiding aangewend. Lectoren van de vakgroep Elektriciteit-ElektronicaInformatica werken samen met het departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen aan RTC-projecten. Het Regionaal Technologisch Centrum (RTC) Oost-Vlaanderen wil initiatieven tussen onderwijs, opleidings- en vormingsverstrekkers aanmoedigen. De opleiding onderhoudt nauwe contacten met het beroepenveld. Er wordt een beroep gedaan op gastsprekers om de eerstejaarsstudenten te informeren. Bijkomend worden lectoren als stagebegeleiders ingeschakeld, waardoor ze nauwe banden onderhouden met het werkveld.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 53
Resonantiecommissies worden door de opleiding ingericht om de afstemming op het beroepenveld te vergroten. Hierin hebben vijf vertegenwoordigers van het werkveld en vijf lectoren zitting. Deze evolutie is nu aan de gang. Lectoren zijn lid van diverse beroepsverenigingen. Om de studenten op de arbeidsmarkt voor te bereiden, verzorgen de lectoren communicatievaardigheden van de vakgroep Talen sinds 2006, in samenwerking met de wervingsconsulent Hays Specialist Recruitment, een sollicitatietraining voor de laatstejaarsstudenten. De studenten krijgen een attest van deelname. Via de vzw Alumni Hogeschool Gent onderhoudt de hogeschool contact met oud-studenten. Er worden activiteiten georganiseerd voor alumni, waaronder de jaarlijkse diploma-uitreiking en de alumniavonden. Via het opleidingsonderdeel veiligheid, kwaliteits- en milieuzorg kunnen studenten via een facultatief examen het VCA-basisattest behalen, in samenwerking met het Provinciaal Instituut Antwerpen (PVI). Op vlak van docentenmobiliteit wordt het lectorenkorps ondersteund. Uitwisseling op vlak van de opleiding Elektromechanica is tot op vandaag echter beperkt. Er zijn evenwel regelmatige contacten met buitenlandse instellingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie ziet de lage docentenmobiliteit als een gemiste kans om de opleiding vanuit een andere invalshoek te benaderen en studenten nog verder te enthousiasmeren voor een internationale ervaring. De commissie adviseert het departement om de opleiding te stimuleren en te ondersteunen om actief PWOprojecten in te dienen.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Binnen de opleiding Elektromechanica zijn 17,70 voltijdse equivalenten actief. In 2008 waren 335 studenten ingeschreven, wat het aantal studenten per voltijdse equivalent OP op 18, 9 brengt. De verdeling binnen het korps is als volgt: 0,70 VTE hoofdlectoren; 15,05 VTE lectoren en 1,95 VTE praktijklectoren. Er zijn geen gastprofessoren in dienst. De leeftijdspiramide is evenwichtig verdeeld. 13,01 VTE personeelsleden werken voltijds; 4,69 VTE personeelsleden werken deeltijds. 12,88 VTE’’s zijn mannen; 4,82 VTE’s zijn vrouwen. Er zijn 13,96 VTE benoemden en 3,73 VTE tijdelijken. De hogeschool is zich bewust van de lage instroom aan vrouwelijke studenten, waardoor zij inspanningen levert om meer vrouwelijke rolmodellen binnen het onderwijzend korps te krijgen.
54 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De administratieve ondersteuning van het departement bestaat uit 7,8 voltijdse equivalenten. Vijf VTE personeelsleden werken voltijds; 2,8 VTE personeelsleden werken deeltijds. Er zijn 1,5 VTE’s mannen en 6,30 VTE’s vrouwen. Er zijn 3,80 VTE benoemden en 4 VTE tijdelijken. De grootte van de opleiding qua studentenaantal maken een optimale taakverdeling en inhoudelijke specialisatie van de lectoren mogelijk. De ruime onderwijskundige personeelsomkadering op departementaal niveau maakt de ondersteuning vanuit de opleiding naar de studenten mogelijk. Het allocatiemodel van de hogeschool en de schaalgrootte op de campus Schoonmeersen geven aanleiding tot het optimaal inzetten van onderwijskundig en onderwijsondersteunend personeel over de opleidingen. De commissie erkent de meerwaarde van deze aanpak.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 55
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement Technologie is gehuisvest op de campus Schoonmeersen, waarbij elk departement een aantal lokalen krijgt toegewezen. Sinds het schrijven van het zelfevaluatierapport werd het openleercentrum in gebruik genomen. De opleiding beschikt over ruime en didactisch goed uitgeruste voorzieningen. De nieuwe mediatheek en het leercentrum in het D-gebouw worden door de studenten intens gebruikt. De labinrichting voor mechanica is eerder elementair: voor enkele machines die buiten dienst gesteld zijn, zijn vervangings- en aanpassingsinvesteringen gepland. De planning van de onderwijsactiviteiten en lokalen vindt plaats na overleg van de departementale roostercoördinator met de verantwoordelijke lokalenbeheer van de campus en de roostercoördinatoren van andere departementen. Per vakgroep of opleiding staat een goed uitgeruste lectorenruimte ter beschikking. De hogeschool heeft plannen om deze werkruimtes in de toekomst nog meer samen te brengen bij de onderzoeksinfrastructuur, om samenwerking te bevorderen. Lectoren krijgen faciliteiten toebedeeld op het vlak van ICT, vervoersfaciliteiten en catering. De hogeschool beschikt over een tiental bibliotheken, verspreid over de verschillende campussen, en over een elektronische bibliotheek. Voor de studenten van de opleiding Elektromechanica is de bibliotheek op de campus Schoonmeersen gevestigd. Twee halftijdse bibliothecarissen staan de studenten te woord. Studenten kunnen via de bibliotheekwebsite toegang krijgen tot de onlinecatalogus en bijkomende informatie met de bibliothecaire voorzieningen. Het departement Technologie beschikt over een verantwoordelijke Bibliotheekwerking en tien bibliotheekwerkgroepen, die aan de departementale werkgroepen verbonden zijn. Hierdoor is er een betere afstemming met de eisen van de opleiding. De bibliotheekverantwoordelijke heeft een vastgestelde taakinvulling. Informatiesessies voor de studenten werden ingericht door de verantwoordelijke bibliotheekwerking, maar konden op weinig bijval rekenen. Opdrachten voor informatieverwerking inbedden in het curriculum kan hier een oplossing bieden. Studenten kunnen beschikken over zelfstudieruimtes met ICT-voorzieningen. Verder beschikt de hogeschool over een goed uitgebouwde IT-omgeving, die actueel wordt gehouden door een halftijdse medewerker. Studenten krijgen allemaal een e-mailadres en hebben toegang tot het draadloze netwerk in specifieke gebouwen. Zij krijgen eveneens de mogelijkheid om laptops aan budgetvriendelijke prijzen aan te schaffen. De interne communicatie verloopt via drie kanalen: intranet, Dokeos en ad valvas.
56 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De sociale voorzieningen worden geregeld door de vzw Sovoreg. Informatie, advies en begeleiding worden aangeboden. Er zijn twee studentenhomes ter beschikking, en Sovoreg beheert de cateringvoorzieningen. Studenten kunnen er eveneens terecht voor studieadvies en de Psychosociale Dienst. Verder zijn er verhuurdiensten voor fietsen en is er ondersteuning bij sportieve en culturele evenementen. Met de afstudeerbeurs krijgen de studenten meer informatie over jobaanbiedingen en hoe men zich daarop kan voorbereiden. Syllabi worden sinds kort gratis aan de studenten van het eerste modeltraject aangeboden via de centrale Cursusdienst. Kopieerapparaten zijn op diverse locaties beschikbaar, mits het gebruik van kopieerkaarten. Voor studenten met een functiebeperking staat een lift ter beschikking. Er is eveneens een de vzw BSH (Begeleiding van Studenten met een Handicap), die hen verder kan bijstaan. De campus is vlot bereikbaar per spoor, tram en met de wagen. Sovoreg stelt fietsen ter beschikking van de studenten. Aankopen worden opgevolgd volgens specifieke procedures. De afgelopen jaren werd extra aandacht besteed aan ICT-middelen, navorming, prospectiemiddelen voor binnen- en buitenlandse contacten en een optimalisatie van het bibliotheekbudget. De afgelopen jaren werden bijkomende middelen voorzien vanuit de hogeschool. Er is bijkomend een interdepartementale verdeelsleutel voor de verdeling van kosten voor didactische grondstoffen en hulpmiddelen. De commissie stelt vast dat de veiligheidsattitude niet volledig is ingebed bij het lectorenkorps. Dit blijkt uit de aanwezigheid van oude laboreglementen en de ontoereikende blusmiddelen ter hoogte van het practicum verwarmingstechnieken bij de verbrandingsketels.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie rekent op een snelle realisatie van de geplande investeringen om de lacunes in de labouitrustingen op te vangen. Dit geldt voor de drie afstudeerrichtingen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Via de dienst Communicatie en Cultuur bereikt de hogeschool potentiële studenten en informeert ze hen over opleidingenaanbod. Zo zijn er de algemene en departementale websites, de publicatie ‘Exploot’, waarmee studenten uit het secundair onderwijs aangesproken worden, de Studiewijzer met de curricula van de diverse opleidingen voor elk departement, de Succeswijzer met studie- en examenvaardigheden, en de opendeurdagen die jaarlijks worden ingericht. Informatie wordt verstrekt op de SID-in-beurzen, infosessies en opendeurdagen.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 57
Ook de departementssecretaris en de stafmedewerker Communicatie werken hieraan mee. De Succeswijzer werd opgesteld door de cel Studieadvies en -begeleiding, en is centraal en departementaal beschikbaar. Op departementaal vlak is er informatieverstrekking via de departementale website en de deelname aan zes SIDin-beurzen door een vaste groep van vier lectoren, vergezeld van de trajectbegeleider. Deze beurzen worden degelijk voorbereid. Het departement beschikt over een eigen pr-werking, waarvoor een halftijdse medewerker werkzaam is voor externe communicatie. Het studentensecretariaat verzorgt de interne communicatie door middel van mailings en de valven. Elk departement voorziet in drie infosessies op de campus, waarin studenten relevante informatie krijgen over de opleiding. Verder investeert het departement in het verlenen van medewerking aan de Open Bedrijvendagen, de Wetenschapsweek en het Wetenschapsfeest. Door middel van bevragingen wordt eveneens gepolst naar de wijze waarop studenten met de hogeschool of het departement in contact zijn gekomen. Lectoren van de opleiding Elektromechanica nemen deel aan de departementale initiatieven, maar ook aan specifieke beurzen van onder meer de Rotary club Sint-Niklaas en aan vakbeurzen. Verder fungeren lectoren van de opleiding als evaluator op de verdediging van geïntegreerde proeven (GIP’s) in het secundair onderwijs of maken ze deel uit van de vakjury op de Technologica-beurs, waar studenten uit Oost-Vlaanderen hun GIP voorstellen. Voor de start van het academiejaar hebben de studenten de mogelijkheid om brugcursussen wiskunde, fysica en een introductiesessie studiemethode en -planning te volgen. Via een vereenvoudigde studiefiche zijn de studenten op de hoogte van de doelstellingen en de inhoud van elke brugcursus. De introductiedag geeft de instromende studenten dan weer duiding inzake de organisatie van de hogeschool, het departement en de functionele aspecten. De opleidingsspecifieke inhouden worden toegelicht, lessenroosters worden overhandigd en er is een rondleiding voor de studenten. In het academiejaar zelf worden de ouders uitgenodigd op een infoavond voor de eerstejaarsstudenten. Die kan op een ruime belangstelling rekenen. Studenten die laattijdig inschrijven, moeten dit motiveren en komen pas na goedkeuring door het departementshoofd bij de trajectbegeleider terecht voor de opmaak van hun curriculum. Gezien de overstap naar het hoger onderwijs door veel studenten als een probleem wordt ervaren, wilde de opleiding hieraan tegemoetkomen door het aanbieden van een gedifferentieerd pakket voor eerstejaarsstudenten met vakmonitoraat voor wiskunde. Studenten worden geconfronteerd met een instaptest in het eerste deeltraject voor de opleidingsonderdelen/vakken toegepaste wiskunde, fysica, elektriciteit, theoretische mechanica, elektronica en installatietechnieken. Er is een intakegesprek voor verspaningstechnieken. Bij het vaststellen van een tekort op basis van een behaalde score wordt een bijkomend uur per week, ingericht voor de theorievakken, waarin de leerstof wordt herhaald. Voor verspaningstechnieken worden studenten zonder voorkennis gedurende zes weken vertrouwd gemaakt met machines, zodat ze mee kunnen stappen in de activiteiten van het modeltraject. Alle studenten kunnen aan de supplementaire uren deelnemen indien zij dit wensen. Er is een bijkomend vakmonitoraat voor wiskunde voorzien bovenop het gedifferentieerde pakket. Binnen het Departementaal Onderwijs Ontwikkelingsplan (DOOP) werd het LASSI-project opgestart om te peilen naar de studiebelemmerende factoren van de student, waarbij de resultaten in een feedbackgesprek met de student worden doorlopen en aanleiding geven tot een actieplan voor de student. Bij het vaststellen van grote tekortkomingen op het vlak van faalangst, uitstelgedrag en studievaardigheden worden sessies studiemethodiek ingericht. Bijkomend is in het vak fysica een deel studievaardigheden in het lessenpakket opgenomen door middel van studietips. De hogeschool beschikt over vier centrale studiebegeleiders en één departementale persoon als aanspreekpunt voor de student. Bijkomend worden de contactgegevens van de diverse diensten op de valven, intranet en de Succeswijzer aangegeven. Er zijn eveneens begeleidingspakketten voor studenten met dyslexie, en
58 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
trainingssessies en relax-cd’s rond faalangst. Sessies studiemethode en planning zijn verplicht voor studenten die het voorgaande jaar niet waren geslaagd voor de helft van hun jaarprogramma. Studenten met een geïndividualiseerd traject krijgen een infosessie in het begin van het academiejaar over de praktische organisatie van hun traject. Zij kunnen hier eveneens beroep doen op de trajectbegeleider, die het uiteindelijke curriculum goedkeurt. Bij twijfel is een cascade van actoren van toepassing. De finale goedkeuring wordt verleend door de Departementsraad. De ombudsfunctie is gekend en komt tussen bij betwisting op het vlak van onderwijs- en examenregeling. In tweede lijn kan de student een beroep doen op de klachtenprocedure van de hogeschool, indien het resultaat voor de student niet bevredigend is. De functie van ombudspersoon wordt toevertrouwd aan een lector zonder onderwijsopdracht in het departement met een juridische vorming en praktijkervaring. De functie-inhoud van de ombudspersoon is duidelijk afgelijnd. Tijdens de infoavond met de ouders worden de functie en de werking van de Ombudsdienst toegelicht. Op basis van de aard van het probleem wordt de student doorverwezen naar de departementale studiebegeleider, de cel Studieadvies en Studiebegeleiding of Sovoreg. Eventuele psychosociale begeleiding behoort tot de mogelijkheden. Met een intakegesprek wordt de student via de departementale studiebegeleider doorverwezen naar de juiste dienst. Binnen de cel Studieadvies en Studiebegeleiding is een studentenpsycholoog actief met specialisatie in faalangst en examenstress. Samen met Sovoreg is er een nauwe samenwerking met een reeks zelfstandige psychotherapeuten, waarbij een contract met de student wordt afgesloten. Studenten kunnen in het derde deeltraject een buitenlandse stageplaats aanvragen of deelnemen aan een Erasmus-programma. De goedkeuring wordt al dan niet verleend door de Departementsraad. Bij een eventuele deelname van een student aan een buitenlandse stage moet de departementale coördinator Internationalisering op de hoogte worden gebracht, zodat de nodige informatie kan worden teruggekoppeld. Bij een Erasmus-project handelt deze coördinator het administratieve luik af. Bij inkomende buitenlandse studenten staat deze persoon in voor de behandeling van de aanvraag, tot en met het algemeen onthaal van de student. De stagepromotor bepaalt met de student het onderwerp voor de stage en begeleidt de student tijdens het projectwerk.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 59
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vanuit de AUGent werd een forum opgericht voor kennisuitwisseling tussen instellingen op het vlak van kwaliteitszorg, om zo een grotere synergie te krijgen. Hiervoor zijn technische expertcommissies en domeinwerkgroepen opgezet. Resultaten uit deze werkgroepen hebben geleid tot de opmaak van een gemeenschappelijk domeinspecifiek referentiekader op associatieniveau, de uitwisseling van visitatierapporten en de opmaak van zelfevaluatie-instrumenten voor onderzoeksgroepen. De kwaliteitszorgcoördinator op hogeschoolniveau is actief lid van overlegcommissies over kwaliteitszorg op VLHORA- en associatieniveau, en rapporteert regelmatig aan de departementale kwaliteitszorgcoördinatoren. Het bestuurscollege bepaalt de kwaliteitsdoelstellingen, hierbij ondersteund door een kwaliteitsverklaring. Als middel voor zelfevaluatie wordt gebruikgemaakt van het EFQM-model, onder de vorm van de TRIS-methode. Kwaliteitszorg op het niveau van onderwijs is losgekoppeld van de kwaliteitszorg van ondersteunende diensten. Toch moeten die laatste ook aan kwaliteitszorg doen, met het opmaken van doelstellingen, evaluatie en toezicht door middel van de dienst Interne Audit, en hierbij geassisteerd door de dienst Juridische Aangelegenheden en de Interne dienst voor preventie en milieu. Vanuit het bestuurscollege is een stappenplan opgemaakt naar het verloop van visitatieprocessen. Werkgroepen hebben uiteindelijk uniformiteit gebracht in de diverse bevragingen naar belanghebbenden. Het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool is duidelijk gedefinieerd. Op basis van een zelfevaluatie moet worden nagegaan in hoeverre aan de vooropgestelde doelstellingen wordt voldaan. Hiervoor worden de belanghebbenden bevraagd, waaruit eventuele verbeterdoelen worden geformuleerd. Deze doelen worden geconcretiseerd in verbeterplannen of jaaractieplannen, met de nodige timing en duiding van de te ondernemen acties. Deze laatste worden centraal bij het begin van het kalenderjaar en departementaal bij het begin van het academiejaar goedgekeurd. De centrale kwaliteitszorgcoördinator staat elk departement bij op het vlak van kwaliteitszorg. De rapportering over de status van de diverse acties vindt plaats via het jaarverslag voor het departement en de dienst van de algemeen directeur. Het bestuurscollege kan indien gewenst op basis van dit verslag bijsturingen doorvoeren. Elk departement kreeg een kwaliteitscoördinator toegewezen, die de verticale invulling geeft aan het kwaliteitsbeleid. In het academiejaar 2008-2009 werd in het departement technologie een voltijdse kwaliteitsmedewerker aangesteld, ter ondersteuning van de kwaliteitscel. De Opleidingscommissie bewaakt het verloop van de kwaliteitszorg binnen de opleiding. Werkgroepen over de opleidingen heen voorzien in de uitvoering van de zelfevaluaties volgens het TRIS-model, op vraag van de departementale kwaliteitszorgcoördinator. Het interne rapport volgt de indeling van de NVAO, maar is gebaseerd op het TRISmodel. Het externe zelfevaluatierapport is opgemaakt volgens de handleiding die werd overgemaakt door VLHORA/VLIR. Interdepartementaal is een Kwaliteitsraad opgericht, waarbij de departementshoofden samenkomen, los van het algemeen overleg, waardoor er een rechtstreeks verband naar het bestuur kan worden gelegd.
60 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De departementale kwaliteitszorgcoördinator is de spil tussen de departementale Onderwijskwaliteitcel en de Opleidingcommissie. Dit vanuit zijn verantwoordelijkheid om in te staan voor de bewaking en de optimalisering van de kwaliteit binnen de opleidingen en het departement. Deze persoon zorgt eveneens, op basis van een meerjarenplan, voor de systematische bevraging van belanghebbenden. De commissie stelt evenwel vast dat kwaliteitszorg vanuit het hogeschoolbestuur voornamelijk top-down wordt aangepakt en opgevolgd. De gehanteerde indicatoren kunnen volgens de commissie doelgerichter geformuleerd worden volgens het SMART-principe. De opleiding heeft een traditie in de organisatie van bevragingen en de opvolging van visitatierapporten. Jaarlijks worden de studenten over de opleiding bevraagd. De vragenlijst die de studenten krijgen, wordt regelmatig bijgestuurd in functie van nieuwe ontwikkelingen of op vraag van de opleidingscommissies. De resultaten worden via resonantiegesprekken teruggekoppeld aan de studenten. De opleidingsonderdelen werden inmiddels bij alle deeltrajecten bevraagd bij de student. De driejaarlijkse bevraging is intussen bijgestuurd, zodat de student per opleidingsonderdeel een oordeel kan geven over hoorcollege, studiemateriaal, gehanteerde onderwijsvorm en examens. Bij een slechte quotering op één of meer van deze onderdelen krijgt de student de kans om dit verder toe te lichten. Het onderwijzend personeel krijgt de resultaten schriftelijk teruggekoppeld. Bij vaststelling van grote tekortkomingen worden de resultaten door het departementshoofd met de betrokken lector besproken. De resultaten worden eveneens teruggekoppeld aan de vakgroepen en de Opleidingscommissie. Op zijn beurt kan dit leiden tot een functioneringsgesprek met de betrokken lector. Stageplaatsen worden systematisch bevraagd op het einde van het academiejaar, zowel voor binnen- als buitenlandse stagebegeleiders. Er wordt gepeild naar de mate waarin competenties worden bereikt en naar mogelijke lacunes in de opleiding of opleidingsonderdelen. De quotering vindt plaats via een vijfpuntenschaal. De laatstejaarsstudenten worden periodiek bevraagd over de stageplaats zelf, de organisatie en de opdracht, de communicatie en de begeleiding tijdens de stage. De student wordt ook gevraagd in welke mate de stage heeft bijgedragen tot zijn eigen ontwikkeling. De bevraging van medewerkers is in 2008 opgestart via een elektronisch systeem. Alumni worden driejaarlijks bevraagd. Er werd gepeild naar een eventuele nood aan verdere vorming, de werksituatie, de evolutie in de tewerkstelling, de aard en het niveau van de functie, het belang van de kennis en de competenties aangereikt in de opleiding, en naar de aansluiting van de opleiding bij het beroep. De respons bedroeg 24,1 procent.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een doorstroming van kwaliteitszorg in beide richtingen, top-down en bottomup, vanaf het hogeschoolbestuur tot de opleiding. De commissie vraagt om de gehanteerde indicatoren doelgerichter te formuleren via het SMART-principe.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 61
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding is vertrokken vanuit de eerste visitatie van de opleiding Elektromechanica in 2002-2003 om alle vaststellingen en verbeterpunten op te nemen in de jaaractieplannen van de opleiding. De opleiding kan aangeven dat het merendeel van de vaststellingen inmiddels is weggewerkt. Het bijscholingsbeleid voor personeelsleden wordt momenteel nog verder uitgediept. Sinds 2000-2001 stelt de opleiding jaaractieplannen op. Na bijsturing is inmiddels departementaal de structuur van deze verbeterplannen vastgelegd en omvatten zij nu naast het ‘hoe’ ook de deadline, de verantwoordelijke voor de uitvoering en de indicator om te verifiëren of het actiepunt op voldoende wijze is uitgevoerd. De Opleidingscommissie waakt over de opvolging van het actieplan, dat door de Opleidingscommissie jaarlijks wordt voorgelegd aan de Departementsraad ter goedkeuring. De commissie stelt evenwel vast dat de indicatoren niet steeds adequaat zijn vastgesteld en bijgevolg kunnen verbeterd worden. Streefdoelen voor de toekomst werden eveneens geformuleerd, waarbij het contact met het beroepenveld, de studentenparticipatie en de internationale dimensie van de opleiding moeten worden. De operationele verbeteracties vinden bottom-up plaats, maar worden niet geformaliseerd opgevolgd binnen het kwaliteitszorgsysteem. Hierdoor mist de opleiding kansen om met de geboekte resultaten naar buiten te komen. De opleiding mist nog de attitude om de PDCA-cyclus ten volle te benutten. Uit de bevragingen van studenten en alumni komt de praktische gerichtheid als troef naar voren. De verbeterpunten die door de studenten werden geuit, zijnde een verdere uitbouw van het labo klimatisatie en mechanica en een groter contact met het beroepenveld doorheen het curriculum, zijn door de opleiding terdege aangepakt. De opleidingsonderdelen werden bij de studenten bevraagd en geanalyseerd door de vakgroepvoorzitters. De studenten konden hun appreciatie op een vijfpuntenschaal toekennen aan vier onderdelen, met name hoorcollege, studiemateriaal, gehanteerde werkvormen en examen. De gemiddelde scores per aspect zijn in kaart gebracht. De jaarlijkse bevraging bij de stagebegeleiders geven een positief beeld, waarbij de stage en het eindwerk veelal een meerwaarde betekenen voor het bedrijf. Eenzelfde resultaat wordt verkregen uit de bevraging van de internationale stagebegeleiders. De bevraging van de studenten over de stage leverde in het algemeen goede resultaten op, een paar opmerkingen over de begeleiding door de promotor of de bedrijfsinhoudelijke begeleiding niet te na gesproken.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding moet de ‘check’ en ‘act’ spontaan opnemen om zo de PDCA-cyclus volledig te sluiten.
62 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De Departementsraad of het departementshoofd bij delegatie keurt de jaaractieplannen, het departementaal jaarverslag en het zelfevaluatierapport goed na bespreking. Sinds het schrijven van het ZER heeft de hogeschool een kwaliteitsraad opgericht, waarin alle departementshoofden zetelen. Op die manier wenst men de doorstroming van informatie naar de directie te faciliteren. Bijkomend is geïnvesteerd in kwaliteitsmedewerkers ter ondersteuning van de departementen. Hiermee wordt een efficiëntere doorstroming van informatie beoogd naar de raad van bestuur op het vlak van kwaliteitszorg. De lectoren zijn permanent betrokken bij het beleid op opleidingsniveau, aangezien ze zelf de agenda meebepalen van de Opleidingscommissie. Lectoren die geen deel uitmaken van deze commissie kunnen input geven over punten die ze zelf aanbrengen, of als hun expertise in een specifieke materie vereist is. Alle verslagen en rapporten zijn op Dokeos toegankelijk voor de lectoren. Opleidingsoverschrijdende materie over kwaliteitszorg wordt besproken binnen de vergadering van voorzitters van de opleidingscommissies. Lectoren namen deel aan het interne zelfevaluatierapport van 2007 via departementale TRIS-werkgroepen. Studenten worden betrokken door de aanwezigheid van één studentenvertegenwoordiger in de Departementsraad en de Opleidingscommissie. Verder worden de studenten bevraagd over de opleiding en de opleidingsonderdelen. Het werkveld, waartoe heel wat alumni behoren, participeert aan kwaliteitszorg door middel van stages en eindwerkjurering, gastcolleges, georganiseerde alumnicontacten, resonanties en via maatschappelijke dienstverlening. In de Departementsraad heeft eveneens een persoon uit het werkveld zitting.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding en het departement om blijvend aandacht te hebben voor de kwaliteitsbeleving, en verwacht dat de recente inspanningen een belangrijke bijdrage zullen leveren naar de toekomst.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 63
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
64 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De projecten in het derde deeltraject worden als sluitstuk gezien van de opleiding, waarin de student kan aantonen dat hij de nodige competenties heeft verworven om als beginnende beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. De studenten voeren projecten uit die aansluiten op de inhoud van hun afstudeerrichting. Ze voelen zich voldoende voorbereid op deze stap. De stagebegeleiders staan positief ten aanzien van de beroepsbekwaamheid van de student. Bovendien getuigen stagepromotoren dat een aanzienlijk deel van de studenten op het stagebedrijf een contract krijgt aangeboden. Uit de bevraging van alumni blijkt dat 20 procent op die manier in het werkveld is gestapt. De eindwerken worden door de binnenlandse stagebegeleiders als een meerwaarde voor het bedrijf ervaren. Dit wordt bevestigd door de buitenlandse stagebegeleiders. De criteria waarop wordt gequoteerd, zijn kennis en praktische vaardigheden, organisatietalent, samenwerking, onafhankelijkheid en klantvriendelijkheid. Hierop worden hoge quoteringen verleend op basis van een vijfpuntenschaal (gemiddeld 4,6 op 5). De laagste score van 3,33 op 5 werd toegekend aan communicatie met externen, maar wordt ervaren als voldoende. De stageinstellingen zijn doorgaans bereid opnieuw studenten van de hogeschool toe te laten. Binnen het departement Technologie is de opleiding Elektromechanica degene met het grootste aantal uitgaande studenten. Het percentage uitgaande studenten is van 2003 tot 2008 gestegen van 5,8 naar 12,5 procent. Op basis van bevragingen kwam aan het licht dat studenten onvoldoende op de hoogte waren van de mogelijkheden naar internationale ervaring. Bijkomend voelden slechts weinig studenten zich voorbereid om een dergelijke opdracht aan te vatten. De vragenlijst bleek evenwel niet volledig afgestemd op de doelgroep. Gezien op dat ogenblik alle informatie in dit kader door de stagecoördinator van de opleiding werd gegeven, is in het academiejaar 2006-2007 beslist om de organisatie over te laten aan de departementale coördinator Internationalisering. Er worden nu bijgevolg infosessies over internationale mogelijkheden op het vlak van stage en eindwerk ingericht voor alle studenten van het departement. De vraagstelling in de bevragingen is bijgevolg bijgestuurd, zodat enkel die studenten kunnen antwoorden die effectief een internationale ervaring hebben gehad. Binnen het kader van internationalisering werkt de departementale coördinator Internationalisering aan een infobundel voor inkomende en uitgaande studenten en een databank met informatie aangaande partners en weerkerende bestemmingen. Elke uitgaande student wordt gevraagd een verslag over zijn ervaringen te schrijven. Deze informatie wordt verder gebundeld voor alle opleidingen. De student wordt al in het eerste deeltraject in contact gebracht met het werkveld. Bedrijfsbezoeken en beurzen, gastcolleges, bedrijfstrainingen en vakoverschrijdende projecten brengen de student in contact met de industrie. In het laatste deeltraject wordt de student gedurende elf weken voltijds ingezet in een stagebedrijf. De studenten en alumni waarderen de inspanningen naar het verhogen van de contacten met de industrie.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 65
Uit de gesprekken met het werkveld kwam naar voren dat de studenten een goede theoretische kennis bezitten. De praktische implementatie laat evenwel soms te wensen over, ook voor zelfstudie en het verrichten van opzoekingswerk. In de afstudeerrichting Klimatisering komt dit het sterkst naar voren. Eenmaal afgestudeerd vinden de studenten snel werk; 85 procent binnen de maand. Hun tewerkstellingsprofiel is vrij divers en door de opleiding in kaart gebracht. Een aantal afgestudeerden werd tijdens de opleiding gemotiveerd om een vervolgopleiding aan te vatten. De studenten zijn algemeen (71 procent) tevreden over hun opleiding. De praktijkgerichtheid van de opleiding en de integratie van projectwerk vanaf het eerste deeltraject worden gewaardeerd. Net als de laagdrempeligheid van het lectorenkorps en de contactmomenten bij het begeleid zelfstandig leren. Geformuleerde aandachtspunten naar de verdere uitbouw van bepaalde labo’s en een betere spreiding van taken en toetsen werden door de opleiding van de nodige actie voorzien. De opleiding heeft alumni bevraagd, zowel van voor als na de bamahervorming. De alumni stonden positief ten aanzien van het programma en de mate waarin de competenties afdoende worden bereikt om de instap in het werkveld mogelijk te maken. Bijkomend hadden zij evenwel specifieke aandachtspunten geformuleerd, die inmiddels zijn opgenomen in de departementale jaaractieplannen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie waardeert het niveau van theoretische inzichten bij de afgestudeerden, maar vraagt aandacht voor hetzelfde niveau van de praktische vaardigheden.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De opleiding heeft wel informatie over de eigen slaagcijfers. Voor de eerstejaarsstudenten in het modeltraject bedragen die gemiddeld 48,7 procent voor de periode 2002-2006. Op Vlaams niveau zijn de gegevens beschikbaar van 2002 tot 2005, waarbij het slaagpercentage over de drie academiejaren voor de opleiding Elektromechanica 52,3 procent bedraagt. De opleiding merkt een beduidend verschil in het slaagpercentage tussen niet-generatiestudenten en generatiestudenten, van respectievelijk 45,8 en 53,8 procent in de periode 2002-2006.
66 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Vanaf het academiejaar 2006-2007 houdt de opleiding rekening met de flexibilisering, door het slaagcijfer te berekenen als de verhouding van het aantal verworven en gedelibereerde studiepunten ten opzichte van het aantal opgenomen studiepunten. Daardoor ligt het slaagcijfer met 63,4 procent beduidend hoger voor dat academiejaar. De slaagkansen van ASO-studenten blijken hoger in het eerste deeltraject op basis van cijfers van de periode 2002-2006 (64,1 procent), gevolgd door TSO met een gemiddelde slaagkans van 46,9 procent. Voor de BSOrichtingen is dit 14,3 procent. Binnen het tweede en derde deeltraject liggen de slaagcijfers voor dezelfde periode respectievelijk op 92,2 en 96,3 procent. De resultaten zijn gelijklopend voor de verschillende afstudeerrichtingen. Slaagcijfers worden opgevolgd in samenwerking met de Opleidingscommissie. Dit gebeurt ter bewaking van het onderwijsrendement. Na het eerste semester worden de punten van studenten uit het eerste modeltraject opgevolgd voor een mogelijke bijsturing van de studenten. In de referentieperiode 2002-2006 studeerde 81,1 procent van de studenten op tijd af. De rest had er meer tijd voor nodig. De opleiding krijgt gemiddeld te maken met een drop-outcijfer van twintig studenten per jaar. Gerelateerd aan het aantal inschrijvingen komt dit neer op ongeveer 5,7 procent. De betrokkenen worden uitgenodigd voor een gesprek bij de trajectbegeleider of departementssecretaris voor een gesprek, om de eventuele oorzaak te achterhalen en uit te kijken naar mogelijkheden voor heroriëntatie.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding moet zich beraden hoe ze de dreigende doorlooptijdtoename als gevolg van de flexibilisering onder controle kan houden.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 67
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau facet 6.2, onderwijsrendement
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
68 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is vlot leesbaar en geeft een realistisch beeld van de opleiding, mee dankzij de duidelijke verwijzingen naar de goed uitgewerkte bijlagen, die het consulteren van het rapport erg vergemakkelijken. Uit het ZER blijkt dat het team een heldere en realistische kijk heeft op de opleiding en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 69
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement De oordelen zijn van toepassing voor: HoGent Elektromechanica Klimatisering Elektromechanica Automatisering.
70 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
score onderwerp
voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed voldoende voldoende voldoende goed voldoende voldoende goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
Hoofdstuk 2 Hogeschool voor Wetenschap & Kunst Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Het huidige De Nayer Instituut is ontstaan in 1922 als de toenmalige Bijzondere School voor Technisch Ingenieurs, onder impuls van de Leuvense professor de Fays, Kardinaal Mercier en de eerste directeur, E.H. Jan de Nayer. De school is gestart aan de Melaan in Mechelen; de nieuwe campus in Sint-Katelijne-Waver is in gebruik sinds 1981. In 1985 werd een graduaatopleiding meet- en regeltechniek opgericht, die naar aanleiding van de invoering van het Hogescholendecreet omgevormd werd tot een graduaat Elektromechanica. Het De Nayer Instituut maakt sinds 1 september 1995 deel uit van de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst (WenK), en behoort tot het departement Industriële wetenschappen en technologie. Alle graduaatopleidingen binnen het studiegebied Industriële wetenschappen en technologie werden gegroepeerd binnen het departement Technologie en waren aanvankelijk verspreid over drie campussen: De Nayer (SintKatelijne-Waver), Kardinaal Mercier (Schaarbeek) en Narafi (Vorst). Omwille van rationalisering binnen de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst zijn sinds het academiejaar 1999-2000 de opleidingen elektriciteit en mechanica van de andere campussen overgebracht naar De Nayer. Hierdoor centraliseert de hogeschool alle opleidingen op twee campussen: De Nayer en Narafi, en werd de campus Kardinaal Mercier tijdens het academiejaar 2004-2005 gesloten. De professionele bacheloropleiding Elektromechanica maakt deel uit van het departement Technologie. Het opleidingsprogramma voorziet in het derde jaar drie afstudeerrichtingen: Automatisering, Klimatisering en Onderhoudstechnologie. Vanaf het academiejaar 2008-2009 werkt campus De Nayer operationeel samen met de Lessius Hogeschool. Hoewel dit proces volledig binnen het wettelijke kader verloopt, is het evident dat dit een grote impact zal hebben op de werking en organisatie van het departement Technologie. Zowel de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst als de Lessius Hogeschool maakt samen met andere hogescholen en de Katholieke Universiteit Leuven deel uit van de Associatie K.U.Leuven.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 71
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het uitgangspunt van de opleiding is het vormen van professionele bachelors met een grote technische basiskennis, en met vaardigheden en attitudes, in overeenstemming met de eisen van het beroepenveld. De opleidingsdoelstellingen voor de professionele bachelor Elektromechanica zijn gebaseerd op het Structuurdecreet, aangevuld met de door de Associatie K.U.Leuven vooropgestelde competenties, en afgestemd op de eisen van het beroepenveld. De vooropgestelde algemene competenties, de beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties zijn omgezet in opleidingsdoelstellingen. Als algemene competenties streeft de opleiding de volgende na: denk- en redeneervaardigheden; het kunnen verwerven en verwerken van informatie; kritisch reflecteren; projectmatig werken en inzetten van creativiteit; eenvoudige leidinggevende taken uitvoeren; communicatievaardigheden; een ingesteldheid tot levenslang leren. De nagestreefde algemene beroepsgerichte competenties zijn: teamgericht werken; zelfstandig definiëren en analyseren van probleemsituaties in de beroepspraktijk; oplossingen uitwerken en implementeren; het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de context van de beroepspraktijk. Wat de nagestreefde beroepsspecifieke competenties betreft, gaat het over: het assisteren in het ontwikkelen, testen en valideren van elektromechanische systemen, inclusief het technische dossier samenstellen; het beheren van de technische aspecten van een productieproces;
72 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
-
de installatie en het in bedrijf nemen van elektromechanische systemen; het onderhoud van elektromechanische systemen; advies verlenen bij de aan- en verkoop van technologische systemen; opleidingen verzorgen over elektromechanische systemen.
Voor alle opleidingsonderdelen heeft de opleiding de aangereikte competenties in kaart gebracht door gebruik te maken van competentiefiches. Het geheel van deze competentiefiches voor de verschillende opleidingsonderdelen inventariseert alle competenties over het volledige curriculum. Dit resulteert in een overzichtelijke competentiematrix. Voor elke competentie geeft de competentiefiche een duidelijk beeld van het percentage tijd, het nagestreefde niveau en de manier waarop de competentie wordt aangebracht. Voor wat het niveau en de oriëntatie betreft, voldoet de opleiding aan de decretaal opgelegde normen voor de algemene competenties, de algemene beroepscompetenties en de beroepsspecifieke competenties. Uit het zelfevaluatierapport (ZER) maakt de commissie op dat het departement een heldere kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. De opleiding heeft met haar competentiematrix aangegeven welke opleidingsonderdelen kunnen bijdragen tot het vormen van de vereiste bachelorcompetenties. Het is voor de docenten en de studenten echter niet duidelijk wat dit competentiegerichte leren concreet betekent, omdat de opleiding in dit kader nog niets expliciet heeft geformuleerd. De commissie ziet deze competentiematrix als een eerste aanzet in het competentiegerichte onderwijs en de bijhorende evaluaties. Kennisname van de ervaring van collega’s in andere hogescholen kan het proces naar een volwaardig competentiegericht onderwijs versnellen. Dit onderwijsvernieuwingsproces veronderstelt ook een krachtige ondersteuning vanuit het beleid van de Lessius Hogeschool naar deze opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om het competentiegerichte leren en de bijhorende evaluaties concreet te maken, en in te voeren in de verschillende onderdelen van de opleiding.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De beroeps- en opleidingsprofielen voor de professionele bachelor Elektromechanica zijn opgesteld door de Vlaamse Onderwijsraad, in samenwerking met vertegenwoordigers van het werkveld.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 73
De professionele bachelor Elektromechanica situeert zich tussen de afgestudeerden uit het secundair onderwijs en de masteropleidingen. Deze opleiding is in de eerste plaats gericht op de beroepspraktijk, en biedt een directe uitstroommogelijkheid naar de arbeidsmarkt. De professionele bachelors Elektromechanica, opgeleid op de campus De Nayer, zullen dan ook praktische specialisten zijn met een brede theoretische kennis in het domein van Elektromechanica, thermodynamica, elektronica, elektriciteit, meet- en regeltechniek en klimatiseringstechnieken. Algemeen vormende opleidingsonderdelen, zoals informatica, management, talen, en communicatieve en humane vorming, vervolledigen het opleidingsprogramma. Wat de domeinspecifieke eisen betreft, voldoet de opleiding aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader. Uit de bevraging van alle actoren blijkt duidelijk dat de opleiding de brede basis voor het toepassingsgerichte bachelorprofiel wil bewaren. Uit de gesprekken met de docenten tijdens het visitatiebezoek maakt de commissie op dat de campus De Nayer ook de nadruk wil leggen op praktische toepassingen en het realiseren van projecten, in plaats van de studenten uitsluitend theoretische kennis en berekeningen aan te reiken. De opleiding maakt in overleg met het werkveld hierop een uitzondering voor de specialisatierichting Klimatisering. Deze studenten worden naast de praktische toepassingen ook opgeleid om technische installaties effectief te leren berekenen. Zowel de afgestudeerden als het beroepenveld waarderen deze keuze. De campus De Nayer profileert zich na 75 jaar nog steeds als een sterk merk, en de opleiding wil deze hoge standaard handhaven. De commissie vraagt zich wel af of het departement niet meer contact zou kunnen zoeken met andere hogescholen binnen de Associatie K.U.Leuven, om via een vergelijkende evaluatie te bevestigen dat de opleiding nog steeds mee is op het vlak van de technologische evoluties.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan gebruik te maken van de opportuniteiten die door het lidmaatschap van de Associatie K.U.Leuven worden geboden om haar doelstellingen te toetsen aan de recentste technologische evoluties.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie facet 1.2, domeinspecifieke eisen
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
74 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Sinds 1985 richt het De Nayer Instituut professionele bacheloropleidingen Elektromechanica in. Gedurende deze periode werden verschillende kleine programmawijzigingen doorgevoerd. In overeenstemming met de decretale vereisten, de missie van het departement en de binnen de Associatie K.U.Leuven vastgelegde bamaprofielen is de professionele bacheloropleiding Elektromechanica op de campus De Nayer volledig vernieuwd. De reden voor het invoeren van deze curriculumvernieuwing was de wens van de opleiding om wat de vorm betreft, het opleidingsprogramma in lijn te brengen met de andere professionele bacheloropleidingen binnen de Associatie K.U.Leuven. De opleiding heeft in samenspraak met vertegenwoordigers van het werkveld en het departement Industriële Wetenschappen (docenten en studenten van het departement) de onderwijsdoelstellingen vertaald naar een concreet studieprogramma. In verschillende formele overlegorganen van de hogeschool zijn hervormingen besproken, wat resulteerde in een ingrijpende programma-aanpassing vanaf het academiejaar 2006-2007. De verschillende vakgroepen actualiseren dit opleidingsprogramma continu. De opleiding professionele bachelor Elektromechanica bestaat uit een gemeenschappelijk deel, waardoor elke student een polyvalente basisopleiding krijgt in alle vakdomeinen (134 studiepunten). In het derde jaar biedt de opleiding drie afstudeerrichtingen aan: Automatisering, Klimatisering en Onderhoudstechnologie. De opleidingsonderdelen van de afstudeerrichtingen bieden de studenten een gespecialiseerde kennis (46 studiepunten) aan. Een polyvalent programma moet de studenten, naast een brede theoretische basiskennis, ook tijd en ruimte bieden om de aangereikte kennis toe te passen. Deze opleiding maakt immers een bewuste keuze om praktische en onmiddellijk inzetbare technici af te leveren. Omwille van de diversiteit qua vooropleiding van de instromende studenten zijn de cursussen zo opgesteld, dat geen vakspecifieke voorkennis is vereist. De opleiding is opgedeeld in de volgende vakgroepen: elektriciteit en elektronica, mechanica, automatisering, wiskunde, ontwerp- en productietechnologie, thermodynamica en informatica. Binnen de opleiding staan de verschillende vakgroepen borg voor de technologische invulling en de opvolging van de te verwerven competenties en attitudes. Naast de vakgroepfiches stelt iedere vakgroep ook per opleidingsonderdeel een opleidings- en een competentiefiche op. Het geheel van deze competentiefiches vormt de basis voor de competentiematrix. Naast een totaal overzicht van de beoogde competenties gedurende het volledige curriculum legt deze competentiematrix ook de toetsingscriteria vast. De projectweken, de stage en het eindwerk zijn niet aan een bepaalde vakgroep toegewezen. Het departement kiest hier voor een coördinator per opleiding, om het belang van deze opleidingsonderdelen te onderstrepen. Deze coördinator staat in voor het invullen en de organisatie van deze opleidingsonderdelen, in samenspraak met
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 75
de opleidingscoördinatoren. De meeste docenten zijn bij de uitvoering van de projectweken ook actief betrokken, zowel voor, tijdens als bij de evaluatie van het proces. Om een snelle bijsturing van dit proces mogelijk te maken en de vooropgestelde competenties en doelstellingen te bereiken, worden zowel de externe promotoren als de studenten jaarlijks bevraagd. Daarnaast vervolledigt een pakket met algemene vorming (taal, communicatie en management) het opleidingsprogramma. Deze ondersteunende opleidingsonderdelen behoren ook niet tot een specifieke vakgroep. Het departementshoofd ziet erop toe dat de inhoud van deze vakken in lijn is met de vooropgestelde doelstellingen en competenties. De commissie waardeert de nieuwe aanpak van de projectweken waarin projectteams samenwerken aan een concreet product, zonder permanent toezicht van docenten. De docenten fungeren op dat moment als projectcoach. Omdat sommige projecten vakoverschrijdend of zelfs opleidingsoverschrijdend zijn, kunnen projectteams samengesteld zijn uit studenten van verschillende opleidingen. De commissie waardeert deze werkwijze, omdat de studenten daardoor leren samenwerken met studenten uit andere disciplines. Dit is ook een prima voorbereiding op de aansluitende stage. De introductie van vakoverschrijdend werken zou volgens de commissie wel al vroeger in het curriculum moeten worden geïntroduceerd, om een meerwaarde te kunnen betekenen voor het bereiken van de algemene en beroepsgerichte competenties. De stage en het eindwerk vormen één opleidingsonderdeel, en situeren zich in het tweede semester van het derde jaar, onmiddellijk na de projectweken. De studenten kunnen kiezen voor een studie, een ontwerp en/of de praktische realisatie van een technisch onderwerp. Dit gebeurt bij voorkeur in een bedrijf. Dit opleidingsonderdeel beoogt de student de nodige competenties aan te reiken om autonoom te kunnen functioneren binnen een bedrijfsomgeving. Naast de hogeschoolpromotor krijgt elke student een bedrijfsbegeleider. De hogeschoolpromotor fungeert als coach en moet regelmatig door de student op de hoogte worden gebracht van de werkzaamheden en vorderingen. De commissie juicht het koppelen van de herziene stage aan het eindwerk toe. Dit heeft duidelijk een meerwaarde voor zowel de studenten als de bedrijven. Sinds de hervorming van het opleidingsprogramma is zowel de stage als het eindwerk duidelijk omschreven. De studenten en de docenten vinden alle nodige richtlijnen en praktische informatie op Toledo. De stage en het eindwerk maken integraal deel uit van het opleidingsprogramma van het derde jaar. Hierdoor worden de studenten met een tweede zittijd in hun tweede jaar niet meer benadeeld. In het kader van studenten- en docentenuitwisseling voert de opleiding vooraf een grondig onderzoek naar de profilering van het eigen curriculum ten opzichte van het programma van de internationale partnerinstelling. De uitwisselingsprojecten kunnen pas opgestart worden na een positieve evaluatie. De commissie waardeert dit initiatief. De hogeschool maakt deel uit van een intensief samenwerkende internationale groep van vier technologische departementen. Deze groep bestaat, naast de Lessius Hogeschool campus De Nayer, uit de Haagse Hogeschool afdeling Rijswijk (Nederland), het Institute of Technology Tallaght (Ierland) en het IUT Blagnac (Frankrijk). Deze vier partnerscholen komen jaarlijks samen om kennis en informatie uit te wisselen. Daarnaast zijn er uitwisselingsprojecten met de opleiding in Tromsö (Noorwegen). Door deze internationale contacten en de vergelijking van de verschillende internationale opleidingen stelt de opleiding vast dat zij zich op aan de campus De Nayer als zeer technisch en praktisch onderscheidt. Het aandeel stage en projecturen in de industrie ligt lager dan bij de vergelijkbare internationale opleidingen. De samenwerkingsinitiatieven met buitenlandse hogescholen zijn goed uitgewerkt. Deze initiatieven zijn een meerwaarde voor de studenten die hier gebruik van maken. De commissie raadt de opleiding aan de visie te verruimen, meer bepaald door na te gaan hoe ook thuisblijvende studenten op een globaliserende wereld kunnen worden georiënteerd. Projecten zoals internationalisation at home, waarbij de studenten gebruik moeten maken van internationale documentatie tijdens hun opleiding, zijn een stap in die richting.
76 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
De noodzaak van de kennis van het Nederlands betekent een extra moeilijkheid om uitwisselingsstudenten aan te trekken. Door de hervorming van het curriculum, waardoor projectweken, stage en eindwerk op het einde van het laatste semester vallen, ontstaat een mogelijkheid om op dat moment in het opleidingsprogramma een uitwisseling met buitenlandse studenten te voorzien. Aangezien de studenten dan meestal individueel begeleid worden, vormt het ontbreken van de kennis van het Nederlands geen probleem.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert om de verwachtingen rond de internationale dimensie van de opleiding voor alle studenten nog verder te expliciteren.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding kiest resoluut voor het afleveren van praktische en onmiddellijk inzetbare technici, door in het opleidingsprogramma 60 procent van de contacturen te voorzien voor oefeningen en labo’s. Bij de hoorcolleges ligt de nadruk vooral op toepassingsgerichtheid, waarbij de opleiding onmiddellijk de verbinding legt tussen de aangereikte theorie en het toepassen hiervan in praktijk. Studenten in de professionele bachelor Elektromechanica krijgen aan het De Nayer Instituut een grondige technische basiskennis. Aangezien de afgestudeerden ook in aanraking zullen komen met de bredere maatschappelijke aspecten op de werkvloer vervolledigt de hogeschool voor alle opleidingen het curriculum met een pakket algemene kennis, zoals taal, communicatie en management. Aangezien de technologische evolutie niet stilstaat, krijgt de student de nodige basisvaardigheden en attitudes aangeboden om levenslang zelf te blijven leren. Naast de hoorcolleges en practica krijgen de studenten ook niet-gestructureerde kennis aangeboden, bijvoorbeeld tijdens de projectweken, de stages en het eindwerk, waarvoor de studenten zelf kennis moeten opzoeken via kanalen als internet en bibliotheek. De begeleiding van de studenten doorheen het curriculum wijzigt van sterk begeleidende docenten in het eerste jaar bachelorjaar naar voornamelijk coachende docenten tijdens de projectweken, de stages en eindwerken in het derde jaar. Hierdoor worden de studenten steeds meer verplicht om zelf proactief op zoek te gaan om probleemstellingen op te lossen. De commissie waardeert ten zeerste de duidelijke focus op de praktijkgerichtheid van de opleiding. Enkele docenten behoren tot de top in hun vakgebied en worden hier ook internationaal voor erkend. Dit is onder meer zichtbaar in buitenlandse congressen en gastcolleges waarvoor ze worden uitgenodigd, naast de organisatie van een buitenlands congres in het domein van de domotica op de hogeschool zelf.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 77
De commissie waardeert de initiatieven van de opleiding om bedrijfsbezoeken te combineren met gastcolleges ter plaatse, waardoor de interacties met de beroepspraktijk worden versterkt. Dit concept is al sterk uitgewerkt en ingeburgerd voor de afstudeerrichtingen Klimatisering en Automatisering. De commissie suggereert om dit verder te integreren in de opleiding voor de afstudeerrichting onderhoud. De commissie waardeert het initiatief voor het oprichten van een bedrijvenraad, zodat de opleiding op een meer formele wijze de feedback en de informatie van het werkveld kan opnemen in curriculumaanpassingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert om de bedrijfsbezoeken in combinatie met gastcolleges ter plaatse ook verder uit te bouwen voor de afstudeerrichting onderhoud.
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij de laatste hervorming van het opleidingsprogramma is veel aandacht besteed aan de logische en sequentiële opbouw van het curriculum, waardoor de samenhang tussen de verschillende opleidingsonderdelen optimaal is gegarandeerd. De commissie stelt vast dat de samenhang van het nieuwe opleidingsprogramma degelijk is uitgewerkt, met de nodige aandacht voor de volgtijdelijkheid en studeerbaarheid. De opleiding combineert oefeningen en theorie tot een geïntegreerd geheel. De opleiding is erin geslaagd om een goede balans te vinden tussen de algemene basiskennis en de gespecialiseerde kennis van de afstudeerrichtingen. In het eerste jaar geeft de opleiding er de voorkeur aan om te streven naar een drempelloze instroom voor alle studenten, ongeacht de vooropleiding die ze hebben genoten. Voor de praktische realisatie van de invulling van het programma en de aangeboden algemene en beroepsspecifieke competenties heeft de opleiding de verschillende opleidingsonderdelen ondergebracht in vakgroepen. Een bijkomend voordeel is het versterken van de teamwerking tussen de docenten binnen eenzelfde vakgroep, wat de samenhang van het opleidingsprogramma voor de studenten ten goede komt, daar waar vroeger elke docent meestal met zijn eigen vak bezig was. Zoals al aangehaald, geeft de competentiematrix een overzicht van de doorheen het curriculum aangeboden competenties. De opleidingscoördinator kan in samenspraak met de leden van de Permanente Onderwijscommissie (POC) en het departementshoofd aanpassingen aan deze matrixstructuur initiëren, op basis van informatie van binnen of buiten de hogeschool. In het eerste jaar (zestig studiepunten) streeft de opleiding ernaar om alle studenten op hetzelfde niveau te krijgen wat kennis en vaardigheden betreft. Er is geen grondige voorkennis nodig voor de aangeboden opleidingsonderdelen. De opleiding streeft ernaar dat de studenten op het einde van dit eerste jaar zelfstandiger kunnen functioneren in de laboratoria.
78 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Voor het aanleren van de digitale technieken kiest de opleiding er resoluut voor om niet langer componentgericht te gaan werken in de labo’s. De studenten leren werken met standaard industriecomponenten als basis voor automatisering; de school kiest als basisplatform LOGO (Siemens). Een aantal algemeen vormende vakken, zoals wiskunde, informatica, taal en communicatie, wordt als ondersteuning aangeboden. In het tweede jaar (64 studiepunten) maken de studenten de polyvalente technische basisvorming af. In deze polyvalente basisopleiding komt minimaal een opleidingonderdeel van elk van de drie specialisatierichtingen aan bod. Hierdoor kunnen de studenten al kennismaken met de verschillende specialisatierichtingen, wat hun keuze in het derde jaar vergemakkelijkt. Het derde jaar (56 studiepunten) staat volledig in het teken van de gekozen specialisatierichting. Elke student volgt een aantal gespecialiseerde vakken (18 studiepunten). Naast de projectweken (10 studiepunten) en de stage en het eindwerk (18 studiepunten) vormen zij het sluitstuk van de specialisatierichting. Een algemeen vormend pakket voor alle studenten (10 studiepunten) vervolledigt het derde jaar van deze opleiding. Deze professionele bacheloropleiding voorziet geen keuzevakken. In de gesprekken met de studenten tijdens dit visitatiebezoek evalueren ze de samenhang van het opleidingsprogramma erg positief. De commissie ervaart dit als een sterk punt over de hele lijn.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 79
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement berekent de normatieve studielast op ongeveer 1650 uur per studiejaar. De berekening is gemaakt aan de hand van een formule, rekening houdend met lesweken, theorie- en laboratoriumuren. Decretaal gaat men uit van een studiebelasting per opleidingsjaar van 60 studiepunten, met een gewicht van 25 à 30 uren per studiepunt. Voor de opleiding aan het De Nayer Instituut komt dit neer op een studietijd die tussen de voorziene 1500 en 1800 uur per studiejaar valt. Het evalueren en opvolgen van zowel de leer- als de onderwijsprocessen krijgen veel aandacht in het departement Technologie. Studietijdmetingen worden gezien als een belangrijke parameter om het studeergedrag van de studenten in kaart te brengen. De resultaten geven een idee van de tijdsbesteding van de studenten, maar ze hebben ook een duidelijke relatie met de inhoud van de vakken, de manier waarop de kennis is aangebracht en de tijdsinvesteringen van de student om de leerstof te verwerken. De hogeschool kiest ervoor om de meetmethode te gebruiken die ontwikkeld werd door de werkgroep Studietijdmetingen van de Associatie K.U.Leuven. De praktische uitvoering van de studietijdmetingen ligt in handen van de Departementale Commissie Onderwijskwaliteit (DCO). Om het bijkomende werk voor de studietijdmeting en de studenten binnen de perken te houden, verkiest de opleiding de ‘paarsgewijze vergelijking’ en het ‘schatten achteraf’ door middel van het METIS-systeem. De responsgraad is hoog doordat de metingen klassikaal worden uitgevoerd. Voor het tweede semester van het derde jaar bestaat de mogelijkheid om van thuis uit aan de meting deel te nemen, omdat deze studenten niet altijd voltallig op school aanwezig zijn. De eerste metingen werden uitgevoerd tijdens het academiejaar 2007-2008, waardoor er op het moment van het visitatiebezoek slechts beperkte resultaten beschikbaar waren. De meetresultaten zijn besproken in de POCvergadering. De docenten erkennen de betrouwbaarheid van het meetsysteem, omdat de eerste resultaten de bevindingen van de werkvloer bevestigen. Op basis van deze eerste metingen verkiest de opleiding nog geen grondige programmawijzigingen aan te brengen. Dit neemt niet weg dat de docenten zelf de verbanden leggen tussen de meetresultaten en de gebruikte werkvormen, de moeilijkheidsgraad van de aangeboden vakken, de slaagpercentages en de inzet van de studenten, en hieruit conclusies trekken. De studie-inzet van de studenten van het eerste jaar is momenteel niet optimaal. In het tweede jaar vallen het aantal studenten op dat een aantal vakken van het eerste jaar meeneemt. Dit kan enerzijds verklaard worden door een gebrek aan inzet en anderzijds door het ontbreken van een sociale omkadering binnen een klasgroep voor deze studenten. In het derde jaar valt op te merken dat de meeste studenten een afstudeerrichting hebben gekozen die heel nauw aansluit bij hun interesses. Dit heeft een significante impact op hun studiemotivatie en inzet. De commissie merkt op dat de gemeten studietijd ver onder de begrote studietijd valt; vooral voor het eerste en tweede jaar is de discrepantie behoorlijk. Ondanks de verschillende inspanningen van het departement Technologie wat de voorlichting van de instromende studenten betreft, starten er elk jaar nog steeds studenten met een verkeerd verwachtingspatroon. Vele studenten, meer specifiek uit de TSO-vooropleidingen, zijn het niet gewend om zelfstandig grote pakketten
80 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
leerstof te verwerken. Door het aanbieden van aangepaste werkvormen, zoals laboratorium- en oefenzittingen, waardoor de inhoudelijke theoretische kennis onmiddellijk gekaderd wordt in het toepassingsgebied van het beroepenveld, tracht de opleiding deze studenten te helpen. Zo ontstaat er ook een persoonlijke relatie tussen de lesgever en de student, waardoor de lesgever de student veel makkelijker individueel kan begeleiden. Hiernaast stelt de opleiding nog groepsverantwoordelijken aan onder de docenten, die de examenresultaten met de studenten bespreken. Voor een aantal opleidingsonderdelen worden toetsmomenten voorzien, waardoor de student tussentijdse feedback krijgt van zijn kennisniveau. Door structurele omstandigheden stelt de opleiding vast dat de omvang van de groepen voor zowel de theoretische hoorcolleges als de praktijkoefeningen te groot is. Hierdoor komt het interactief lesgeven tijdens hoorcolleges of de individuele begeleiding tijdens de practica in het gedrang, wat de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede komt. Zeker in het eerste jaar komt dit sterk tot uiting, gezien de grote verscheidenheid in voorkennis en de interesse van de eerstejaarsstudenten. De commissie stelt tijdens het visitatiebezoek vast dat de opleiding de belemmerende factoren in kaart heeft gebracht. De opleiding levert de nodige inspanningen om deze belemmerende factoren voor studeerbaarheid zo veel mogelijk weg te werken.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan om de gebruikte methode voor studietijdmeting grondig te herbekijken, om realistische resultaten te verkrijgen. De commissie vraagt de opleiding te onderzoeken of een differentiëring in het eerste jaar een bijdrage zou kunnen leveren aan een vergelijkbare werkbelasting voor alle studenten, ongeacht hun instroomniveau.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In de meeste opleidingsonderdelen maken de docenten gebruik van de klassieke werkvormen, zoals hoorcolleges, oefenzittingen en laboratoriumzittingen. Naargelang de doelstellingen vullen sommige docenten het opleidingsprogramma aan met andere werkvormen, zoals demonstraties, opdrachten en groeps- en projectwerk. De programmabrochure geeft een duidelijk overzicht van de verschillende werkvormen en opleidingsonderdelen. De opleiding streeft ernaar om alle delen van eenzelfde opleidingsonderdeel door dezelfde docent te laten doceren om de synergie te vergroten. Hoorcolleges kunnen plaatsvinden op de hogeschool of als gastcolleges op het bedrijf voor de laatstejaarsstudenten. De commissie stelt vast dat er nog sterk wordt vastgehouden aan traditioneel onderwijs. De klassieke werkvormen hebben hun nut in het verleden bewezen en werken nog steeds goed. Gedurende de zes projectweken werken de studenten in kleine multidisciplinaire teams aan een vooraf gekozen onderwerp. De studenten stellen zelf de teams samen over de verschillende opleidingen professionele bachelor
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 81
op de campus De Nayer heen. Elk team werkt zelfstandig onder strikte regels en wordt begeleid door een docentprojectcoach. Tijdens deze projectwerking gebruiken de studenten naast de technische kennis om het project uit te werken, ook vaardigheden als presentatietechnieken, en vergader- en projectrapportering. De economische aspecten van het project komen eveneens aan bod. Het didactische concept en de doelstellingen die de opleiding voorstelt, zijn in orde. De commissie waardeert ten zeerste de stevige aanzet naar vakoverschrijdend werken met de projectweken in het derde jaar van de opleiding. Deze doorgedreven vak- en opleidingoverschrijdende projectwerking is krachtig. De ervaring die de studenten tijdens deze weken opdoen, komt alleen maar ten goede van de stage en het eindwerk op de werkvloer. De commissie ziet dit als een positieve evolutie binnen de opleiding. Anderzijds suggereert de commissie om te evalueren of deze aanpak ook kan ingeschakeld worden in de andere studiejaren, opdat het vakoverschrijdend werken al vroeger in de opleiding kan worden geïnitieerd. De docenten bouwen het zelfstandig werken van de studenten in de verschillende laboratoria gradueel op. De studenten worden aangemoedigd om de docenten zelf aan te spreken voor extra uitleg of hulp. De docenten verkiezen werkvormen vanuit een traditionele visie, omdat die hun deugdelijkheid hebben bewezen. De commissie suggereert om te gaan kijken naar een aantal vernieuwingen waar de studenten veel voordeel van kunnen hebben bij de andere hogescholen van de Associatie K.U.Leuven. De commissie vraagt de opleiding de mogelijkheid te onderzoeken om vanaf het eerste jaar gradueel vernieuwende werkvormen te introduceren, en niet te wachten tot de studenten de zelfstandigheid hebben in het derde jaar om hiermee van start te gaan. Vakoverschrijdend werken kan helpen om de studenten, naast de traditionele kenniscompetenties, ook de vaardigheidscompetenties bij te brengen. Op dit moment ervaart de commissie het competentiegerichte onderwijs als een eerste positieve aanzet van de opleiding om in deze richting te evolueren. De introductie van vernieuwende vormen zal het competentiegerichte onderwijs doorheen het hele curriculum verankeren. Voor de meeste opleidingsonderdelen hebben de docenten zelf een uitgebreide syllabus gemaakt. Hiervoor wordt geput uit internationale literatuur en eigen kennis. De docenten verkiezen deze manier van werken, omdat die het voordeel heeft dat men de inhoud perfect kan afstemmen op de instroom en men de verschillende vakken optimaal op elkaar kan afstemmen. Voor andere vakken gebruiken de studenten een handboek dat aangevuld wordt met lesnota’s of presentaties van de docent. Het gebruik van e-learning-methodes als Toledo is nog niet wijd verspreid in het departement Technologie. De commissie vraagt de opleiding te onderzoeken of het gebruik van Toledo verder kan worden uitgebouwd. Dit kan een duidelijke meerwaarde hebben als aanvulling op het onderwijs naar de studenten. De commissie ziet het actieve gebruik van Toledo tijdens de projectweken als een mooi voorbeeld.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan te gaan kijken naar mogelijkheden op gebied van onderwijsontwikkeling en onderwijsvernieuwing, waardoor de nieuwe onderwijsvormen vanaf het eerste jaar een vaste plaats krijgen, naast de klassieke werkvormen in het curriculum. De commissie raadt de opleiding aan om vroeger te starten met meer op zelfstandig werken gerichte methodes (projectonderwijs) om tot competentiegericht werken te komen. Het is wenselijk om Toledo verder uit te bouwen als aanvulling op het contactonderwijs.
82 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zowel de studenten als de docenten kunnen alle informatie in verband met de reglementering, en de regeling van de examens en evaluatieprocessen terugvinden op Toledo. De toetsing en evaluatie van de studenten en indirect ook de effectiviteit en efficiëntie van de gebruikte onderwijsvormen vinden plaats conform het toetsingsbeleid dat is opgesteld door het departement Technologie. Dit toetsingsbeleid legt de nadruk op drie belangrijke pijlers in de evaluatie: validiteit, betrouwbaarheid en transparantie. Via het studiecontract informeren de docenten de studenten op welke manier elk opleidingsonderdeel zal worden geëvalueerd. De studenten kunnen deze studiecontracten vanaf de start van het academiejaar terugvinden op Toledo. Het departement Technologie heeft een aantal controleprocessen in verband met het toetsingsbeleid op punt gesteld. Dit dient ter ondersteuning en controle van de docenten via de vakgroepen, maar ook als een peiling bij de studenten, onder andere in verband met de examenvragen en het examenverloop. Om de objectiviteit bij de toetsing te garanderen, legt de opleiding de eindverantwoordelijkheid bij de Examencommissie en niet bij individuele docenten. De opleiding streeft ernaar om de examenkalender mee te laten opstellen door de studenten. De studenten krijgen bovendien de kans om na elke examenperiode de behaalde resultaten te bespreken met de docenten. De opleiding verkiest om de nadruk te leggen op het kunnen toepassen van de kennis en het kunnen aantonen van verworven vaardigheden bij elk evaluatiemoment in de professionele bacheloropleiding. Tijdens het werk in de laboratoria hanteren de docenten meestal het systeem van permanente evaluatie. De commissie stelt vast dat de opleiding een eerste aanzet heeft gegeven naar competentiegericht onderwijs, maar de uitwerking van dit onderwijsconcept bevindt zich nog in een beginstadium. Dit maakt het voor de docenten moeilijk om de competenties op een gestandaardiseerde manier bij de studenten te evalueren en te beoordelen. De commissie was aangenaam verrast door het initiatief van het peer assessment tijdens de projectweken. De evaluatie van elk team gebeurt door een combinatie van een jury, bestaande uit de docenten, naast een peer assessment, waarbij de studenten van het team elkaar beoordelen. De commissie ziet dit als een eerste positieve aanzet, maar raadt de opleiding aan om de gebruikte methode kritisch te evalueren, zowel wat de methode als de waarde van de resultaten betreft. De opleiding verraste de commissie door de standaardisatie van de evaluatieprocedures bij de eindwerken. De beoordeling ligt volledig in handen van de eindwerkjury, die voornamelijk bestaat uit externe juryleden uit het beroepenveld. De commissie vindt deze manier van werken positief, omdat de school hiermee indirect ook aangeeft vertrouwen te hebben in de opleiding professionele bachelor Elektromechanica, door de eindevaluatie van de studenten uit handen te geven. Wel moet de opleiding hier controle van op afstand op uitoefenen. Bij het doornemen van de examenvragen stelt de commissie dat die duidelijk op niveau zijn. Voor enkele vakken stelde de commissie vast dat dezelfde vragen jaar op jaar herhaald werden, wat beter vermeden wordt in tijden dat studenten fora met examenvragen opstellen. Het niveau van de eindwerken getuigt van een voldoende hoog niveau voor een professionele bacheloropleiding.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 83
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan na te gaan hoe de competenties van de studenten op een gestandaardiseerde manier kunnen worden geëvalueerd. De commissie adviseert om de bij de projectwerken de gebruikte peer assessment-methode verder kritisch te evalueren en er meer gebruik van te maken. De commissie adviseert om bij de opmaak van de examenvragen de nodige variaties te voorzien en gedurende een periode van vijf jaar geen identieke vragen te gebruiken.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. Het grootste percentage van de instromende studenten (80 procent) heeft een TSO-vooropleiding; een kleiner aantal (17 procent) komt uit het ASO. In principe is het studieprogramma van de opleiding professionele bachelor zo opgesteld, dat er geen specifieke voorkennis nodig is. Tijdens het visitatiebezoek geven de docenten aan dat de vooropleiding van de instromende studenten geen beperking is voor de slaagkansen van de student. Het valt echter op dat leerlingen uit het ASO minder moeilijkheden ondervinden om zich aan te passen aan het studietempo in het hoger onderwijs. De commissie stelt vast dat de hogeschool acties onderneemt om de instromende studenten duidelijk te informeren over het opleidingsprogramma via de website, informatiedagen en beurzen. Hoewel er geen specifieke voorkennis vereist is, verwacht de opleiding toch een zekere maturiteit van de student om zelfstandig kennis, vaardigheden en attitudes te verwerven. De opleiding heeft de ervaring dat een juiste studiemotivatie en interesse voor techniek belangrijker zijn dan de vooropleiding.
84 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
De introductiedag en de onthaaldag maken de instromende studenten wegwijs op de campus De Nayer en in de reglementen, de lessenroosters en de studieaangelegenheden. Dit biedt de studenten ook de kans om op informele wijze kennis te maken met de docenten. De opleiding merkt op dat de basiskennis wiskunde van instromende studenten uit bepaalde vooropleidingen te zwak is. De opleiding heeft hiervoor een zelftest ontwikkeld. De studenten kunnen aan de hand van deze test zelf nagaan of ze voldoende kennis en vaardigheden voor wiskunde in hun vooropleiding hebben meegekregen. Indien de kennis ontoereikend is, adviseert de opleiding deel te nemen aan de facultatieve instapcursus wiskunde voor de start van het academiejaar. De opleiding stelt vast dat wie baat zou hebben bij deze facultatieve instapcursus er niet steeds aan deelneemt; studenten die dit gezien hun vooropleiding niet nodig hebben, schrijven zich soms wel in. De commissie constateerde tijdens de gesprekken met de studenten weinig animo voor het volgen van deze facultatieve zomercursus. De commissie stelt vast dat het slaagpercentage in het eerste jaar laag is. De opleiding wil geen enkele student uitsluiten omwille van zijn vooropleiding. Iedereen kan afstuderen als professionele bachelor Elektromechanica; sommige studenten zullen echter meer tijd nodig hebben om het curriculum af te werken. Het departement Technologie kiest er bewust voor om het niveau van de opleiding hoog te houden. De opleiding moedigt de studenten aan om zelf het initiatief te nemen en de docenten aan te spreken voor bijkomende uitleg en ondersteuning. De docenten staan hiervoor open, maar ondernemen proactief en structureel weinig remediëringsacties. De commissie stelt vast dat de opleiding actiever kan anticiperen op remediëring, zonder afbreuk te doen aan het initiatief van de student. Studenten met eerder verworven competenties (EVC) en studenten die willen afwijken van het standaardtraject dienen hiervoor een dossier in. De ombudsman heeft aansluitend een gesprek met de student om de haalbaarheid van het geïndividualiseerde opleidingsprogramma (GOP) te bespreken. In elk GOP moeten de interne logica en de afstemming van de vakken in functie van de volgtijdelijkheid steeds gegarandeerd blijven. De commissie stelt vast dat de opleiding nog weinig differentiatie kent in de toelatingsvoorwaarden. De eerste stappen naar de erkenning van eerder verworven competenties (EVC) en eerder verworven kwalificaties (EVK) zijn gezet, maar dit proces is structureel nog niet doorgevoerd.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om te onderzoeken op welke manier actiever kan worden geanticipeerd op remediëring, zonder afbreuk te doen aan het initiatief van de student.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 85
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud : facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
goed goed goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
86 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De basis voor het personeelsbeleid steunt op de beleidsverklaring van de hogeschool en de missie van het departement Technologie. De hogeschool stelt als basisdoelstelling dat elk personeelslid zich maximaal moet kunnen ontplooien qua kennis en vaardigheden door zich permanent bij te scholen. De personeelsleden worden aangeworven conform de decretale verplichtingen en de procedures van de hogeschool. Na de selectie door de Selectiecommissie en op voordracht van het departementshoofd gebeurt de aanstelling door de Beleidsraad. De finale bekrachtiging gebeurt door de raad van bestuur. Het departement Technologie heeft een onthaalbrochure voor nieuwe docenten. Elk nieuw personeelslid krijgt een mentor toegewezen. De hogeschool moedigt nieuwe docenten aan om didactische nascholingsprogramma’s te volgen binnen de Associatie K.U.Leuven. Het departementshoofd is verantwoordelijk voor de taakverdeling binnen het onderwijzende en administratieve personeel. In de toekomst zullen de opleidingscoördinatoren jaarlijkse functioneringsgesprekken houden met elke docent. De evaluatie van de statutaire personeelsleden vindt plaats op basis van het Hogescholendecreet en de afgesloten protocollen. Het personeel is betrokken via de decretaal vastgelegde inspraakorganen. Daarnaast beschikt de hogeschool over een aantal inspraak- en overlegorganen om de informatie optimaal te laten doorstromen naar de personeelsleden. De commissie waardeert ten zeerste de kwaliteiten van de docenten en hun vakexpertise. Vooral ook hun toewijding en motivatie hebben de commissie aangenaam verrast. De docenten zijn erg toegankelijk voor de studenten. Het is een heel enthousiaste groep met een hoge maturiteit, die het beste van zichzelf geeft om de studenten de nodige technische bagage mee te geven. Het is een coherente groep die heel studentgericht te werk gaat. De hogeschool voorziet een uitgebreid potentieel aan bijscholing voor het personeel. Het aanbod is echter te vrijblijvend. Dit komt het vlotte gebruik van nieuwe systemen door het personeel, zoals Toledo, niet ten goede. De commissie is aangenaam verrast door een goed functionerend team onder een sterk wisselend beleid vanuit de hogeschooldirectie. De commissie waardeert het werk van de docenten, omdat ze ondanks alle onzekerheden en onduidelijkheid vanuit de directie als team blijven vechten voor het sterke merk De Nayer. Het departement Technologie lijdt onder die onduidelijke situatie. Die lijkt vooral te zijn ontstaan door de overdracht van de operationele processen naar de Lessius Hogeschool, terwijl de banden met de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst voor de financiële processen nog behouden is gebleven. Dit is volgens de commissie organisatorisch een onwenselijke situatie voor het departement.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 87
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de opleiding om te kijken welke bijscholing vrijblijvend of verplichtend aangeboden moet worden om een vlotte werking te garanderen. De commissie adviseert de hogeschooldirectie om snel duidelijkheid te scheppen in de moeilijke en onzekere situatie voor het personeel, zodat het niveau en de motivatie gehandhaafd blijven.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelt vast dat de permanente inhoudelijke nascholing van het personeel goed is georganiseerd. De opleiding beschikt over een technisch sterk onderlegd docententeam, dat zijn kennis door permanente bijscholingen up-to-date houdt. Dit zou nog versterkt kunnen worden indien dezelfde inspanningen zouden worden geleverd op onderwijskundig gebied. De commissie is van mening dat ook de directie van de hogeschool een taak heeft om dit mee te realiseren. De meeste personeelsleden hebben erg goede contacten met de bedrijfswereld, wat hen toegang geeft tot gespecialiseerde vaktechnische opleidingen binnen de bedrijfswereld. De commissie heeft tijdens de verschillende gesprekken de inbreng van het beroepenveld ervaren onder de vorm van gastcolleges, al dan niet gekoppeld aan een bedrijfsbezoek. De commissie ziet dit als een sterk punt voor deze opleiding, en ook de studenten weten dit te waarderen. Om de beperkte budgetten voor het projectmatig wetenschappelijk onderzoek (PWO) zo optimaal mogelijk aan te wenden op de campus De Nayer heeft het departement Technologie zich aangesloten bij het departement Industriële Wetenschappen. Naast bevordering van de professionalisering van het onderwijzende personeel draagt het PWO bij tot de verdere integratie van kennis en expertise die via de onderzoeksprojecten worden opgebouwd in het curriculum van de professionele bacheloropleidingen aan de campus De Nayer.
Aanbevelingen ter verbetering: /
88 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement Technologie heeft 34 docenten (27,55 VTE). Het administratieve en technisch ondersteunende personeel wordt gedeeld met het departement Industriële Wetenschappen, en bestaat uit 24 personeelsleden (20,40 VTE). Twee gastprofessoren (0,2 VTE) staan het docentenkorps bij. Het merendeel van de docenten aan het departement Technologie heeft ook een opdracht in de andere professionele bacheloropleidingen op de campus De Nayer. Door de toename van het aantal studenten in het departement Technologie op het moment van de visitatie komt dit neer op 22,1 studenten per docent, terwijl in het academiejaar 2002-2003 de verhouding nog 14,8 studenten per docent was. Dit is een duidelijk toegenomen onderwijsbelasting. Bijna al het onderwijzende personeel aan de professionele bacheloropleiding Elektromechanica heeft een onderwijsopdracht van 100 procent. Door de beperkingen binnen het personeelskader kunnen vrijstellingen voor PWO of maatschappelijke dienstverlening slechts gedeeltelijk of niet worden toegestaan. De commissie is van mening dat het personeelsbestand tijdens de visitatieperiode nog net voldoende was voor de realisatie van alle onderwijstaken, mee door de hoge inzet en motivatie van het onderwijzende personeel. De commissie wil de directie van de hogeschool erop attent maken dat deze situatie op korte termijn niet langer houdbaar zal zijn. De studenten klagen de lange wachttijden voor ondersteuning in de labo’s aan, omwille van de grote studentengroepen. De docenten geven aan dat laboratoriumzittingen tot twintig studenten per docent de individuele begeleiding van de studenten in het gedrag brengt en de werkdruk verhoogt. Door structurele omstandigheden is de infrastructuur van de labo’s niet meer aangepast aan die groepsgrootte. De specificiteit die eigen is aan een technische opleiding, zoals een professionele bachelor, vraagt van de hogeschooldirectie extra mensen en middelen. Alleen zo kan het docentenkorps de hoge standaard blijven garanderen in een snel evoluerende technologische omgeving. Omwille van de structurele randvoorwaarden heeft het departement recent geen nieuwe aanwervingen kunnen doen. Bij het bekijken van de leeftijdspiramide merkt de commissie een grote bedreiging door het grote aantal aankomende pensioneringen. De commissie vraagt het beleid van de hogeschool om op korte termijn werk te maken van de omkadering en de invulling van het personeelskader, om de continuïteit in de toekomst te verzekeren. Als gevolg van het juridisch ressorteren onder de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst maar operationeel onder de Lessius Hogeschool verdubbelt de administratieve werklast. Op termijn is dit onhoudbaar voor het administratieve en technische personeel. Deze onduidelijke situatie dreigt ook een negatieve weerslag te krijgen op de sterke betrokkenheid van de docenten bij de opleiding.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 89
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt het beleid van de hogeschool aan om op korte termijn werk te maken van de omkadering en de invulling van het personeelskader, in verband met de duidelijk toegenomen taakbelasting. De commissie vraagt de opleiding om voldoende aandacht te blijven hebben voor de leeftijdsopbouw van het docentenkorps.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel facet 3.2, eisen professionele gerichtheid facet 3.3, kwantiteit personeel
goed goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
90 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Door middel van een verdeelsleutel op basis van het aantal studenten wordt het budget van de campus De Nayer verdeeld over de twee departementen: Industriële Wetenschappen en Technologie. Door de samenwerking met het departement Industriële Wetenschappen beschikt de opleiding over goede materiële voorzieningen, zowel qua laboapparatuur als algemene infrastructuur. De campus De Nayer beschikt over een aantal auditoria en leslokalen, die voorzien zijn van een dataprojector en een internetaansluiting. De krappe behuizing van sommige labo’s ervaart de commissie echter als een minpunt en als een mogelijk veiligheidsrisico bij een eventuele evacuatie. De commissie waardeert de inspanningen van het personeel om met de beperkte middelen veel voor de studenten te realiseren. Uit de verschillende gesprekken maakt de commissie op dat de studentenvoorzieningen in orde zijn en sterk gewaardeerd worden door de studenten. De mogelijkheid om laptops aan te schaffen en het ter beschikking stellen van software zijn pluspunten. De internetaansluitingen op verschillende locaties op de campus, het studielandschap en de mediatheek zijn voor de commissie sterke troeven van deze campus. In het studielandschap bevindt zich een audiovisuele en een ontmoetingsruimte waar studenten onderling of met docenten kunnen overleggen of studeren. Het studielandschap dat in gebruik is sinds het academiejaar 20062007 is voor de studenten toegankelijk van 7.30 tot 19.30 uur. De audiovisuele ruimte staat ter beschikking van de studenten om presentaties in te oefenen of te vergaderen. De docenten dromen van een actief ‘doelandschap’, aangepast aan de specifieke noden van een professionele bachelor. De realisatie hiervan zal de studentenvoorzieningen op deze campus alleen maar versterken. De bibliotheek, die ook gedeeld wordt met het departement Industriële Wetenschappen, bevat voor elke opleiding op deze campus gespecialiseerde vakliteratuur, zoals tijdschriften, boeken en digitale naslagwerken. Het aanbod aan elektronisch raadpleegbare documenten en databanken groeit. Studenten en docenten kunnen ook boeken en tijdschriften ontlenen uit andere bibliotheken van de Associatie K.U.Leuven. De commissie stelt vast dat de bibliotheek in orde is. De hogeschool beschikt over een goede cursusdienst. Wel valt het de commissie op dat er weinig anderstalige boeken worden gebruikt tijdens de lessen. Dit zou meer mogen worden aangemoedigd. De commissie stelt vast dat zowel de docenten- als studentenvoorzieningen op de campus De Nayer in orde zijn. De vzw SoVoW&K-De Nayer baat op de campus een studentenrestaurant en twee studentencafetaria’s uit, en staat in voor het beheer van de beperkte sportfaciliteiten op de campus. Om een meer uitgebreide sportaccommodatie te kunnen aanbieden, zijn afspraken gemaakt met de gemeente, waardoor studenten terechtkunnen in de gemeentelijke sporthal en het zwembad. De campus beschikt over een eigen studentenruimte, waar het studentenverbond allerhande studentikoze activiteiten kan organiseren. Naast het studentenhome (80 kamers) op de campus zelf, waarvoor de vzw KIH De Nayer instaat, zijn er nog 130 studentenkamers ter beschikking bij particulieren in de nabijheid van de campus. De vzw SoVoW&K-De Nayer treedt op als verbindings- en bemiddelingsorganisatie tussen de studenten en de eigenaars van de kamers.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 91
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de hogeschool om de realisatie van een actief ‘doelandschap’ voor de professionele bacheloropleiding Elektromechanica op de campus De Nayer te overwegen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De voorlichting van de studenten over allerhande aspecten van het studieverloop start vanaf de kennismaking van toekomstige studenten met de campus. Dit gebeurt enerzijds op een indirecte manier, door de documentatiebrochures die de campus De Nayer verspreidt over zijn studieaanbod en studentenvoorzieningen in de brede regio rond de hogeschool en via de website. Anderzijds doet men dit via directe contacten met toekomstige studenten op informatiebeurzen zoals SID-In’s, informatiedagen en direct mailing. De opleiding verkiest een onderscheid te maken tussen ‘studiebegeleiding’ en ‘studentenbegeleiding’. Men spreekt over ‘studiebegeleiding’ als het gaat om vakinhoudelijke ondersteuning, en over ‘studentenbegeleiding’ als het gaat over het persoonlijke welzijn van de student. De docenten verzorgen de eerstelijnsopvang; de Dienst voor Studie- en Studentenbegeleiding (DSSB) wordt pas in tweede instantie ingeschakeld. In de beide gevallen zijn de ondersteuning en begeleiding het meest intensief in het eerste bachelorjaar. Het departement Technologie kiest ervoor om door deze aanpak alle studenten, ongeacht de vooropleiding en praktische startkennis die ze bij aanvang van de studies hebben, tot dezelfde competenties te brengen aan het einde van het eerste bachelorjaar. Het afbouwen van deze intensieve begeleiding vanaf het tweede jaar is een stap in het leerproces van de studenten naar meer zelfstandigheid. In het eerste jaar worden studenten nog sterk extern gestuurd, wat in het tweede en derde jaar moet overgaan in een hoge mate van zelfsturing tijdens de projectweken, de stage en het eindwerk. De commissie waardeert de intensieve individuele begeleiding van de eerstejaarsstudenten, maar mist bij deze professionele bacheloropleiding actieve monitoraten en opvolging via tussentijdse toetsing. De commissie waardeert ten zeerste de aandacht die de opleiding heeft voor studenten met leerbeperkingen. Het valt de commissie op dat de opleiding veel ondersteunende maatregelen heeft opgezet voor studenten met dyslexie en autisme. De studenten uit het derde jaar krijgen informatie over het werkveld, vacatures, jobbeurzen, sollicitatietips en dergelijke meer, naast informatie over schakelprogramma’s naar een masterjaar voor wie verder wil studeren. De studenten en afgestudeerden geven tijdens het visitatiebezoek aan dat de studie- en studentenbegeleiding goed is, en dat ze de inspanningen van de opleiding waarderen. De commissie stelt vast dat de ombudswerking erg goed is georganiseerd. De ontdubbeling van de ombudsfunctie en de DSSB is een sterk punt. Op het niveau van zowel de opleiding als het departement heeft de hogeschool een coördinator Internationalisering aangesteld. De coördinator van de opleiding is betrokken bij het opstellen van het
92 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
studieprogramma en de opvolging van de studenten tijdens de uitwisseling zelf, door het onderhouden van regelmatige contacten. De coördinator van het departement is vooral betrokken bij de praktische en financieeladministratieve afhandeling van een uitwisseling (aanvragen beurzen, huisvesting en andere voorzieningen in het buitenland). Op het gebied van het internationale uitwisselingsprogramma voor studenten ervaart de commissie dat het departement veel inspanningen doet om dit voor alle studenten financieel mogelijk te maken. De departementale coördinator Internationalisering neemt acties om uitsluiting van studenten aan uitwisselingsprogramma’s op basis van financiële beperkingen te vermijden.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: goed
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 93
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement onderschrijft de beleidsvisie in verband met de onderwijskwaliteitszorg van de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, waarbij elk departement beschikt over een halftijdse kwaliteitscoördinator en een Departementale Commissie Onderwijskwaliteit (DCO). De hogeschool voor Wetenschap & Kunst heeft het kader, zoals voorgesteld door de Associatie K.U.Leuven, overgenomen. Voor de campus De Nayer verkiest de hogeschool sinds 1 maart 2008 om te werken met een voltijdse kwaliteitscoördinator, die verantwoordelijkheid draagt voor zowel het departement Industriële Wetenschappen als het departement Technologie, met een administratieve medewerker (0,7 VTE) ter ondersteuning. Het departement Technologie opteert voor het EFQM/TRIS-model om (sinds eind 2007) de pijlers van het interne kwaliteitsysteem vorm te geven, in navolging van het departement Industriële Wetenschappen, dat hiermee al jaren ervaring heeft. Net als het departement Industriële Wetenschappen streeft het departement Technologie ernaar om in de toekomst de EFQM/TRIS-fase 4 te bereiken. In de loop van het academiejaar 2008 gaan de departementen van de campus De Nayer voor wat de operationele zaken betreft, over van de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst naar de Lessius Hogeschool. De werkgroep Kwaliteitszorg binnen de Lessius Hogeschool bestaat uit de kwaliteitscoördinatoren van de verschillende departementen en een stafmedewerker. Deze werkgroep wisselt kennis en ervaring uit, met het oog om op termijn te evolueren naar een uniform kwaliteitssysteem binnen de Lessius Hogeschool. De commissie is aangenaam verrast door de goede evaluatieformulieren die de opleiding hanteert om diverse facetten van het onderwijs te evalueren. De commissie stelt vast dat het uitvoeren van de evaluaties bij zowel de studenten en de docenten als het werkveld niet altijd even adequaat verloopt, waardoor de verkregen resultaten niet steeds een correct beeld geven. Op het gebied van de studietijdmetingen heeft de commissie vastgesteld dat het departement hier minder aandacht aan schenkt. De commissie raadt de opleiding aan om de manier van studietijdmetingen te evalueren te verbeteren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding te onderzoeken hoe ze de bevragingen organiseert om de betrouwbaarheid van de resultaten te verbeteren.
94 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Gezien de jarenlange ervaring van het departement Industriële Wetenschappen hergebruikt het departement Technologie de meeste van de verbeterings- en opvolgingsmethodieken, in het bijzonder voor de evaluatie en de opvolging van de docenten, de initiatieven rond studiebegeleiding en de onderwijsontwikkelingsplannen. De commissie stelt vast dat de opleiding de kwaliteitsverbeteringsacties meer gestructureerd kan aanpakken. Dit geldt zowel voor het plannen van de doelstellingen als het systematisch controleren, rapporteren en opvolgen van de verschillende verbeteracties. De opleidingscoördinator verzamelt alle enquêteresultaten van de bevragingen voor alle vakdocentcombinaties. Het departement hanteert als maatstaven een gemiddelde score hoger dan 50 procent en/of een deelscore van minimaal 40 procent. In eerste instantie worden de resultaten die hier niet aan voldoen, voorgelegd aan de docent in kwestie, en indien nodig wordt in overleg met de opleidingscoördinator een opvolgingsplan met verbeteracties opgesteld.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan om kwaliteitsverbeteringsacties meer gestructureerd aan te pakken.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Decretale raden en comités nemen elk hun verantwoordelijkheid. Het docententeam is vertegenwoordigd in de verschillende decretale raden en adviesorganen. De Studentenraad vaardigt vertegenwoordigers af naar de verschillende raden en commissies. De visitatiecommissie stelt vast dat er op het ogenblik van het visitatiebezoek een grote betrokkenheid is in de verschillende overlegorganen van zowel het onderwijzende personeel als de studenten. De commissie constateert dat het departement veel relaties onderhoudt met de afgestudeerden en het werkveld. De afgestudeerden en het beroepenveld worden niet ingeschakeld voor de onderwijsevaluaties. De opleiding doet vierjaarlijks een beroep op een team van zeventien externe experts voor het doorlichten van de
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 95
curriculumaanpassingen op het vlak van de maatschappelijke relevantie en de uitstroomkwaliteit van de professionele bachelors. Deze externe contacten, aangevuld met de afstemming in vakgroepen, zijn een goede aanzet tot een participatief beleid en de verbetering van het curriculum.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt het departement aan om de externe contacten in de toekomst nauwer te betrekken en te laten participeren in de vernieuwing van het opleidingsprogramma.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten facet 5.2, maatregelen tot verbetering facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
96 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding slaagt erin om haar doelstellingen te realiseren. De opleiding levert afgestudeerden af die praktisch ingesteld en onmiddellijk inzetbaar zijn in het werkveld. De commissie stelt na grondige controle vast dat het niveau van de examens goed is. De opleiding realiseert de algemene en vakoverschrijdende doelstellingen doorheen het hele curriculum, gaande van projectmatig onderwijs, over projectweken met als sluitstuk de stage en het eindwerk. Al deze werkvormen vragen van de studenten een grotere zelfstandigheid. De commissie ziet de vernieuwde projectweken, waarna de studenten aansluitend de stage en het eindwerk aanvatten, als een prima voorbereiding op de overstap naar het beroepenveld. Zoals hiervoor al uitvoerig aangehaald, gebeuren de eindbeoordelingen van de stage en het eindwerk door een externe jury, wat een bijkomende toetsing is voor het behalen van de beoogde competenties en doelstellingen. De commissie ervaart dit als een sterke troef van deze opleiding, mits de opleiding hier verder controle over uitoefent. De grote interesse van het werkveld naar de afgestudeerden op de Jobinfobeurs bevestigt dat de opleiding slaagt in haar opzet van de vooropgestelde competenties en doelstellingen te doen behalen. De afgestudeerden geven aan dat ze binnen de vier maanden na hun afstuderen aan het werk zijn. Ook dit is een duidelijke bevestiging van het niveau van de opleiding. De drie afstudeerrichtingen bieden de studenten de kans om zich meer te specialiseren in hun interessegebied, zonder afbreuk te doen aan de brede inzetbaarheid van deze professionele bachelors Elektromechanica in het werkveld. De commissie stelt vast dat de meeste studenten die een schakelprogramma aanvatten, dit ook met succes afronden. Zowel door de gesprekken met de afgestudeerden als uit de bevragingen van deze groep door de opleiding maakt de commissie op dat de tevredenheid over het opleidingsprogramma erg hoog is. Studenten geven aan dat ze het niveau van de taalvakken soms te hoog vinden, maar afgestudeerden laten horen dat er tijdens de opleiding net meer aandacht zou mogen zijn voor talen. Blijkbaar hebben de beide groepen een andere perceptie van het niveau en nut van de taalvakken. Voor wat de internationalisering en studentenmobiliteit betreft, tonen de uitwisselingen van de laatste jaren aan dat de inspanningen van de opleiding vruchten afwerpen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 97
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het departement Technologie besteedt veel aandacht aan het onderwijsrendement. Op het vlak van onderwijsrendement scoort de opleiding een gemiddelde van ongeveer 65 procent. De slaagpercentages die de opleiding kan voorleggen, liggen boven het Vlaamse gemiddelde van 48 procent. Voor wat de slaagpercentages van het tweede jaar betreft, liggen de meeste resultaten ook boven de Vlaamse gemiddelden van 81 procent. Voor de score onder het Vlaamse gemiddelde tijdens het academiejaar 2005-2006 is na analyse van de resultaten geen eenduidige reden aan te tonen. Voor het derde jaar bedraagt het Vlaamse gemiddelde slaagcijfer 91 procent. Ongeacht de afstudeerrichting liggen de slaagpercentages van de opleiding boven de gemiddelde waarde. Met als koploper de afstudeerrichting Klimatisering, met een slaagpercentage van 100 procent gedurende de laatste vijf jaar. De hogeschool slaagt erin om dit te realiseren zonder afbreuk te doen aan het gerealiseerde niveau van de afgestudeerde studenten. Data tonen aan dat het studierendement van de studenten tijdens de opleiding Elektromechanica toeneemt naarmate de studenten in een hoger studiejaar zitten. De gemiddelde studietijd over de verschillende afstudeerrichtingen varieert van 3 tot 3,4 jaar. Van de afgestudeerden behaalt 76,2 procent het diploma in de voorgeschreven studieduur van drie jaar.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding moet zich beraden over hoe ze de dreigende doorlooptijdtoename als gevolg van de flexibilisering onder controle kan houden.
98 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau facet 6.2, onderwijsrendement
goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 99
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het zelfevaluatierapport is overzichtelijk, goed gedocumenteerd en voldoende kritisch. De bijlagen zijn vrij volledig en helder. Soms zijn er te veel verwijzingen naar de bijlagen in één en dezelfde zin, waardoor het rapport niet vlot leest. Uit het zelfevaluatierapport maakt de commissie op dat het departement een heldere kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. Door de onduidelijke situatie in verband met de overgang van de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst naar de Lessius Hogeschool zijn bepaalde luiken van het ZER niet meer in overeenstemming met de realiteit op het moment van de visitatie. Deze aspecten zijn ruim aan bod gekomen en besproken tijdens het visitatiebezoek. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg : onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
100 | Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Overzichtstabel van de oordelen
1
score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp
voldoende voldoende voldoende voldoende goed goed goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende goed voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: WenK Elektromechanica Klimatisering Automatisering Onderhoudstechnologie
1
Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.
Opleidingsrapport Hogeschool voor Wetenschap & Kunst | 101
102 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Hoofdstuk 3 Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende In 1995 ontstaat de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende (KHBO) uit een fusie tussen de Katholieke Industriële Hogeschool West-Vlaanderen en het Hoger Technisch Instituut, beide gelegen in Oostende, en het Hoger Technisch Instituut, het Sint-Jansinstituut voor Verpleegkunde en het Sint-Andreasinstituut Normaalschool, gelegen in Brugge. De Hogeschool heeft twee campussen en biedt opleidingen aan in vier departementen: Industriële Wetenschappen en Technologie – campus Oostende, en Lerarenopleiding, Gezondheidszorg en Handelswetenschappen en Bedrijfskunde – campus Brugge. De KHBO maakt samen met twaalf andere hogescholen en de Katholieke Universiteit Leuven deel uit van de Associatie K.U.Leuven. Hoewel de geschiedenis van het hoger technisch onderwijs in Oostende onder de koepel van ‘Het Hoger Technisch Instituut’ teruggaat tot begin jaren 1930 wordt in 1956 de eerste stap gezet naar de huidige vestigingsplaats. 1956-1957 is het eerste academiejaar in het nieuwe gebouw aan de Zeedijk. Vanaf 1960 wordt een reeks nieuwe richtingen opgericht: graduaat Elektronica (1963), graduaat Chemie (1964), graduaat Elektromechanica (1965) en graduaat Openbare werken-bouwkunde (1968). De huidige professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica maakt deel uit van het departement Industriële wetenschappen en technologie (IWT). De opleiding biedt in het derde jaar twee afstudeerrichtingen: Elektromechanica en Automatisering.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 103
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken, in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het uitgangspunt voor de professionele bachelor Elektromechanica aan de KHBO is dat de studenten niet alleen doelstellingen bereiken op het niveau van kennen, maar ook op het niveau van ‘toepassen van kennis in de praktijk’. Uit de beschrijving in het ZER en de bijhorende toelichting op de door de commissie gestelde vragen blijkt dat de opleiding een duidelijke visie heeft voor de professionele bachelor Elektromechanica. De opleidingsdoelstellingen voor de professionele bachelor Elektromechanica zijn gebaseerd op het Structuurdecreet, aangevuld met de door de Associatie K.U. Leuven vooropgestelde competenties, en afgestemd met de andere bacheloropleidingen van het departement IWT binnen die associatie. De vooropgestelde algemene competenties, de beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties zijn omgezet in heldere opleidingsdoelstellingen. De nagestreefde algemene competenties zijn: het opbouwen van een kwaliteitsvolle redenering, zelfstandig verwerven en verwerken van informatie, kritisch reflecteren, projectmatig en methodisch handelen, leidinggeven, communicatievaardigheden en een ingesteldheid tot levenslang leren. De nagestreefde algemene beroepsgerichte competenties omvatten: teamgericht werken, oplossingsgericht werken en besef hebben van de maatschappelijke verantwoordelijkheid. De nagestreefde beroepsspecifieke competenties zijn: assisteren bij het ontwerp van elektromechanische systemen, elektromechanische systemen op elkaar afstemmen, beheersen van productieprocessen, installatie en onderhoud van elektromechanische systemen, assistentie bij aan- of verkoop van technologische producten of diensten, en training geven over elektromechanische systemen. Voor alle competenties legt de opleiding meetbare gedragsindicatoren vast. Dit resulteert in een eenvoudig meetinstrument waarmee geëvalueerd wordt of en in hoeverre studenten de vaardigheden, attitudes en persoonskenmerken bezitten die bij een bepaalde competentie horen. De concordantietabel geeft een globaal overzicht van de competenties die in elk opleidingsonderdeel expliciet worden aangeboden en geëvalueerd. Die tabel is niet exhaustief, aangezien competenties ook nog in andere opleidingsonderdelen aan de orde kunnen zijn. Uit dit alles blijkt dat het verwerven van alle competenties doorheen de opleiding wordt beoogd.
104 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
De commissie stelt vast dat op het gebied van het niveau en de oriëntatie de opleiding voldoet aan de decretaal opgelegde normen, wat betreft de algemene competenties voor een professionele bachelor, en aan de beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het competentiemodel is adequaat uitgewerkt in doelstellingen. De commissie stelt vast dat deze goed geformuleerde en brede doelstellingen nog niet op alle vlakken zijn gerealiseerd. De commissie staat positief ten aanzien van de uitgewerkte formulering van verschillende competenties. Sommige algemene competenties rond kritische reflectie, het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid en eenvoudige leidinggevende taken mogen nog beter uitgewerkt en geëxpliciteerd worden, evenals het voorbereiden van de afgestudeerden op de internationale dimensie van hun toekomstige werkdomein. De commissie is van mening dat de ambitie van de opleiding voor de internationale dimensie verder moet gaan dan het aanleren van Duits en Engels. De opleiding is voorstander van een mix van traditioneel en competentiegericht onderwijs. Het kernidee is dat studenten eerst over een bepaalde hoeveelheid basiskennis moeten beschikken voor zij met vakintegratie kunnen worden geconfronteerd. De commissie meent dat het competentiedenken, dat al in de uitgangspunten en doelstellingen aanwezig is, op termijn kan leiden tot een meer geïntegreerd competentiemodel.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding meer aandacht te schenken aan het internationaliseringaspect van de opleidingsdoelstellingen.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft ook de beroepsspecifieke competenties gedefinieerd, in samenspraak met de andere opleidingen professionele bachelor Elektromechanica van de Associatie K.U.Leuven. Deze opleiding heeft twee afstudeerrichtingen: Elektromechanica en Automatisering. Beide leggen wel eigen accenten binnen de beroepsspecifieke competenties, maar de opleiding heeft ervoor gekozen om het verschil tussen de beide afstudeerrichtingen klein te houden. Uit de bevraging van alle actoren blijkt duidelijk dat de opleiding de blijvende brede basis voor het profiel van de professionele bachelor wil bewaren. Zowel de afgestudeerden als het werkveld onderstrepen het belang van deze bewuste keuze, en keuren die goed. Dit neemt niet weg dat verdere inspanningen geleverd moeten worden voor het continu actualiseren van de competenties. Na kennisname met dit facet in het ZER en tijdens de gesprekken
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 105
met de verschillende panels, vindt de commissie dat de frequentie van de bevraging van het beroepenveld voor het toetsen van de beroepsspecifieke competenties hoger moet zijn. De commissie waardeert het concreet doorvertalen van de domeinspecifieke doelstellingen vertrekkende vanuit de competenties. De commissie stelt vast dat op het gebied van het niveau en de oriëntatie de opleiding voldoet aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de domeinspecifieke eisen nauwer te laten aansluiten bij de verwachtingen van het werkveld.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie facet 1.2, domeinspecifieke eisen
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
106 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Binnen de KHBO worden fundamentele hervormingen in de opleidingen aangestuurd door het departement. Voor de invoering van de bachelorstructuur werd in het academiejaar 2002-2003 een departementale werkgroep Bama opgericht. In deze werkgroep waren naast het departementshoofd en het adjunct-departementshoofd alle opleidingshoofden vertegenwoordigd. Elke opleiding bracht voorstellen voor een vernieuwd curriculum aan bij de werkgroep Bama. De werkgroep neemt de definitieve besluiten, en de goedkeuring van het nieuwe curriculum vindt plaats in de Departementale Raad. De terugkoppeling naar de diverse opleidingen is de taak van de respectieve opleidingshoofden in de opleidingsvergaderingen. De inhoud van de verschillende opleidingsonderdelen wordt op die manier aangepast aan de evolutie van de technologie, op basis van contacten met het werkveld, het bijwonen van studiedagen, lessenreeksen, vakliteratuur en internet. De opleiding heeft van de omvorming naar de bachelorstructuur gebruikgemaakt om de inhoud en volgtijdelijkheid van de opleidingsonderdelen volledig te herzien. Dit vernieuwde programma is ingevoerd vanaf het academiejaar 2004-2005. Het invoeren van competentiegericht onderwijs is een grote verandering in de opleiding. Het aanleren van specifieke competenties wordt nu explicieter in het programma opgenomen. Omdat de opleiding een mix voorstaat van traditioneel en competentiegericht onderwijs wordt voor het onderdeel ‘college’ in het programma gekozen voor traditioneel onderwijs, met de nadruk op kennisopbouw. Voor de praktische onderdelen van de opleiding (oefensessies, labs…) wordt geopteerd voor competentiegericht onderwijs. De commissie ziet dit als een goede aanzet naar een meer geïntegreerd competentiegericht opleiden. De opleiding is van start gegaan met het afzonderlijk evalueren van de attitudes en vaardigheden die verbonden zijn met de competenties binnen de praktijkoefeningen. De commissie heeft de indruk dat er nog werk is aan het verder implementeren van competentiegericht onderwijs. Uit de gesprekken met docenten blijkt dat de definitie van competentiegericht onderwijs niet voor alle docenten helder is, waardoor ook de vertaling naar de verschillende programmaonderdelen niet eenduidig is. De studenten geven aan duidelijke informatie te krijgen over het competentiegerichte onderwijs via de ECTSfiches, het elektronische leerplatform Toledo en bij de start van elk opleidingsonderdeel. De commissie stelt echter vast dat competenties door de studenten nog vaak als niet-technische vaardigheden (zoals leidinggeven, team werk…) worden beschouwd. De definitie van competenties, zowel wat algemene als technische vaardigheden betreft, is nog niet helder voor de studenten. De commissie suggereert het opleidingsteam nog meer ondersteuning te bieden op onderwijskundig vlak, om de ingezette vernieuwing naar competentiegericht onderwijs optimaal te kunnen implementeren. Dit biedt ook kansen voor de realisering van de meer algemene competenties. Die competenties zijn nog te weinig zichtbaar in
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 107
de opleidingsonderdelen, en moeten concreet vertaald worden in hanteerbare criteria om ze objectief te kunnen beoordelen. Dit strookt ook met de opvattingen daarover van het werkveld en de alumni. De commissie vindt de verbinding tussen kennis en praktische oefeningen positief: de theoretische bagage is gekoppeld aan de labo’s, en dezelfde docenten geven de theorielessen en begeleiden de praktijkoefeningen, waardoor een zekere synergie ontstaat tussen theorie en praktijk. De opleiding wil zowel naar de studenten als naar het werkveld beklemtonen dat naast competentieontwikkeling (vaardigheden en attitudes) het verwerven van theoretische basiskennis belangrijk blijft. Disciplineoverschrijdende elementen zijn terug te vinden in vakken zoals kwaliteits- en veiligheidszorg, bedrijfsbeheer en communicatieve vaardigheden. Het onderwerp milieuzorg wordt niet als afzonderlijk vak opgenomen in het programma, maar komt inhoudelijk aan bod in de cursussen kwaliteitszorg, methodisch ontwerpen, klimatisering en religie-zingeving-levensbeschouwing (RZL). Daarnaast zijn ook opleidingsonderdelen opgenomen in het curriculum waar de student verschillende subdisciplines van het studiegebied Elektromechanica moet integreren. Dat is bijvoorbeeld het geval voor mechanische ontwerptechnieken en het eindejaarsproject (stage en eindwerk). De commissie is van mening dat er nog kansen liggen om meer vakoverschrijdend te werken, door elementen als veiligheidsbewustzijn en de samenhang tussen de verschillende disciplines aan de studenten bij te brengen, en dit van bij de aanvang van het curriculum. De opleiding gebruikt de competentiemetingen van de studenten ook als middel om de praktijk gericht bij te sturen, als uit de meting blijkt dat bepaalde competenties door een grote groep studenten niet of onvoldoende worden gehaald. Het aanbieden van het opleidingsonderdeel toegepaste wiskunde, naar aanleiding van de vaststelling van een groot aantal mislukkingen voor dit onderdeel, is hier een voorbeeld van. Er bestaat geen formele adviescommissie van werkveld en afgestudeerden om het curriculum bij te sturen. Het werkveld is vertegenwoordigd in de Departementale Raad. Afgestudeerden kunnen hun suggesties meedelen via de enquêtes, uitgevoerd door de hogeschool. De informele informatie die bij de eindwerkverdediging van de juryleden uit het werkveld wordt verkregen, wordt besproken op de opleidingsvergaderingen. Daarnaast wordt informatie ingewonnen in het kader van de maatschappelijke dienstverlening en het projectmatig wetenschappelijk onderzoek (PWO). Al die informatie vormt de input van het werkveld om het curriculum bij te sturen. Docenten participeren aan het stroomlijnen van de inhoud van opleidingsonderdelen door het indienen van voorstellen. In eerste instantie komen deze voorstellen op de opleidingsvergadering. Vernieuwingsvoorstellen worden in overleg met alle betrokken docenten, en in samenspraak met andere opleidingen waar het betreffende opleidingsonderdeel deel uitmaakt van het programma, besproken. Het goedkeuren van aanpassingen aan het curriculum is de taak van de Departementale Raad. Binnen het programma van de bachelor Elektromechanica komt het facet internationalisering aan bod door het aanleren en gebruiken van vreemde talen als communicatiemiddel, en bij het gebruiken van anderstalige documentatie uit het vakgebied. De commissie suggereert de opleiding om hier verder te gaan zoeken naar alternatieven, zoals het verder uitwerken van initiatieven als internationalisering@home, bedrijfsbezoeken en stages.
108 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om op zoek te gaan naar alternatieven om de internationalisering@home nog meer vorm te geven. De opleiding moet meer aandacht besteden aan de inbedding van de algemene en algemene beroepsspecifieke competenties in het programma. De commissie suggereert om na te gaan of binnen het vak RZL de behoefte aan meer sociale vaardigheden kan worden aangepakt.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden, en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zowel het beheersen van de kennis als die kunnen toepassen in de praktijk zijn de uitgangspunten van deze bacheloropleiding Elektromechanica. Dit realiseert de opleiding door het ‘leren’ op te splitsen in verschillende stappen. In een eerste stap wordt theoretische basiskennis via hoorcolleges aangebracht. In een volgende stap koppelt de opleiding praktijkoefeningen en oefensessies aan de theorielessen. De opleiding beoogt hiermee de studenten vertrouwd te maken met de gewoonte om de theorie toe te passen in de praktijk. In de afsluitende stap van het curriculum verwacht de opleiding dat de studenten in staat zijn om zelfstandig kennis, vaardigheden en attitudes te integreren. De algemene competenties ‘vermogen tot communiceren’, ‘ingesteldheid tot levenslang leren’ en ‘teamgericht werken’ zijn competenties waarin de opleiding sterk investeert om tijdens de opleiding voor deze competenties een stevige basis te leggen bij de studenten. Zij zijn duidelijk terug te vinden is in de concordantietabel. De commissie stelt vast dat de competenties ‘leidinggeven’ en ‘besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid’ veel minder aan bod komen. De alumni en het werkveld bevestigen dit, maar geven ook aan dat deze competenties als minder belangrijk worden aangezien voor een beginnende beroepsbeoefenaar. De vraag is echter waarom die competenties wel als doel worden gesteld, maar in de praktijk weinig worden gecultiveerd. Elk semester organiseert de opleiding één bedrijfsbezoek dat aansluit bij een opleidingsonderdeel of een bepaald thema. Tijdens het visitatiebezoek hoorde de commissie heel wat positieve reacties op en voorbeelden van initiatieven van bepaalde docenten om nog meer uit de bedrijfsbezoeken te halen. De docenten investeren tijd en moeite om een bezoek zo veel mogelijk proactief te integreren in het programma. De studenten en alumni geven echter aan dat voor hen het verband van bedrijfsbezoeken met het curriculum en de integratie ervan in de cursussen niet altijd even duidelijk is. Bedrijfsbezoeken worden nog te veel gezien als een schooluitstap. Het opleidingsonderdeel eindejaarsprojecten bestaat uit twee luiken: een bedrijfscontact of stage en het eindwerk. Beide vormen ze de belangrijkste werkveldervaring van de studenten.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 109
De stage heeft tot doel in de gekozen studierichting de bedrijfsrealiteit en het toekomstige beroepsleven beter te leren kennen. Tijdens de stage leert de student de werkmethodes en de organisatie van een bedrijf kennen. Het geeft de student de gelegenheid om zijn kennis toe te passen. Het zelfstandig werken in een nieuwe situatie en het zich aanpassen aan een bedrijfsomgeving dragen bij tot de persoonlijke vorming van de student. Tijdens de stage kan de student aan de realisatie van zijn eindwerk beginnen, maar het hoofddoel van de stage blijft de manier van werken in een bedrijf te leren kennen. Het eindejaarsproject biedt de studenten de gelegenheid om kennis te maken met apparatuur en systemen die de hogeschool niet heeft. De studenten tonen zowel hun kennis als hun vaardigheden in het eindejaarsproject. Specifieke vakken, waaronder veiligheid en kwaliteitszorg, komen in deze opleiding pas in het laatste semester aan bod, terwijl studenten vanaf het eerste jaar geconfronteerd worden met praktijkoefeningen in het laboratorium en met bedrijfsbezoeken. Ook in deze omgeving worden studenten geconfronteerd met veiligheidsaspecten. De commissie stelt vast dat de meeste studenten aangeven nog niets gehoord te hebben over de ARAB-codex, AREI, de ‘vitale vijf’ en werken onder spanning, omdat het vak veiligheid pas in het laatste semester van het curriculum is opgenomen. De samenwerking met de academische opleidingen (industrieel ingenieur), de activiteiten in het kader van maatschappelijke dienstverlening en PWO brengen nieuwe kennis bij aan de opleiding, en laten toe nieuwe apparatuur aan te schaffen. Een voorbeeld van dat laatste is de verruiming van het lab mechanische vormgevingstechnieken, waar de opleiding nu lasersnijtechnieken en in de nabije toekomst ook kunststofverwerkingtechnieken kan integreren in de laboefeningen. Tijdens de Industriedag krijgen de laatstejaarsstudenten de kans om contact te leggen met de bedrijven. De studenten ontvangen er allerlei concrete informatie in verband met de vereisten en de arbeidsvoorwaarden van de werkgevers. Het departement IWT van de hogeschool stelt zich tot doel maximaal kansen te creëren voor de studenten om deel te nemen aan internationale programma’s via de beurzen van het Europese Socrates-programma. Binnen de opleiding is er een verantwoordelijke voor internationalisering, die samen met het opleidingshoofd en de coördinator Internationalisering van het departement verantwoordelijk is voor het internationaliseringsbeleid. Studenten die deelnemen aan een uitwisselingsprogramma volgen in het laatste semester van het derde jaar een deel van het programma aan een buitenlandse instelling. De student werkt er aan zijn eindwerkproject onder leiding van een lokale promotor en volgt er een aantal cursussen in een vreemde taal. Hetzelfde gebeurt voor de buitenlandse studenten die naar de KHBO komen; zij doen hier hun stage en maken hier hun eindwerk. De studenten geven aan de bibliotheek te kennen en informatie te hebben gekregen over het gebruik ervan, en over de mogelijkheden om opzoekingen te doen en naslagwerken te gebruiken. In de praktijk blijkt dat de studenten de geboden mogelijkheden niet benutten, omdat dit voor de opdrachten die ze krijgen, niet vereist is.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om bedrijfsbezoeken voor de studenten beter te kaderen in het curriculum door een gepaste voorbereiding en nazorg. De internationalisering van studenten kan sterker worden uitgewerkt door goede buitenlandse contacten en de motivering van studenten. De commissie adviseert om de competentie ‘zelfstandig informatie verwerven en verwerken’ verder te stimuleren bij de studenten.
110 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opbouw van het programma weerspiegelt een thematische ontwikkeling doorheen de drie jaren van de professionele bachelor Elektromechanica. Dat wordt benadrukt door per jaar een overkoepelende slagzin te formuleren. Tijdens het eerste jaar, ‘We leggen een stevige basis’, kiest de opleiding ervoor om eerst iedereen eenzelfde basisniveau te laten bereiken, ongeacht de grote diversiteit in de vooropleiding van de studenten. Elke student zal, afhankelijk van de vooropleiding, meer of minder nieuwe kennis aangeboden krijgen in het eerste jaar. Het eerste jaar bestaat dan ook uit een vrij groot aandeel basisvakken. In het tweede jaar, ‘Techniek is de hoofdmoot’, ligt de klemtoon op de technische opleiding. Het tweede jaar omvat voornamelijk technische vakken, aangevuld met enkele basisvakken. De commissie adviseert om ook de vakoverschrijdende samenhang van het programma zichtbaar te maken. De vakoverschrijdende samenhang is door de inspanningen en de inzet van een aantal docenten wel enigszins aantoonbaar, maar nog niet gestructureerd aanwezig. In het derde jaar, met als slagzin ‘Jij kiest en doet’, ligt de nadruk op zelfstandig werk. De student kiest zelf zijn afstudeerrichting, doet praktijkervaring op in het bedrijfsleven en realiseert in samenwerking met het bedrijf zijn eindwerkopdracht. De opleiding kent twee afstudeerrichtingen bij aanvang van het vijfde semester. Het is een bewuste keuze om het verschil tussen de beide afstudeerrichtingen beperkt te houden (namelijk 34 studiepunten). Deze keuze is ingegeven door de vraag van het werkveld naar breed opgeleide bachelors Elektromechanica. De afstudeerrichting Elektromechanica biedt een brede opleiding aan, waarin zowel de mechanische als de elektrische aspecten aan bod komen. Op die manier krijgt de student een inzicht in het disciplineoverschrijdende karakter van de opleiding. De verbanden tussen mechanica, elektriciteit, elektronica en automatisering worden er duidelijk aangegeven. De afgestudeerden zijn breed inzetbaar en komen terecht in verschillende functies, zoals engineering, productie, onderhoud of in een technisch-commerciële rol. In de afstudeerrichting Automatisering ligt het accent op het meten en regelen van een proces, zowel op mechanisch en elektrisch als op elektronisch gebied. De afgestudeerden onderscheiden zich vooral door hun kennis op het gebied van regel- en stuurtechnieken, automatisering, meettechnieken en microprocessortechnieken, bij zowel ontwerp als installatie. Zowel de alumni als de vertegenwoordigers van het werkveld bevestigen de goede relaties en de samenwerking met de opleiding voor de organisatie en begeleiding van stages en eindwerkopdrachten. De commissie stelt, mee op basis van de gesprekken met de studenten van het derde jaar, vast dat er een duidelijke verbinding is tussen de stage en het eindwerk. De studenten uit het derde jaar bevestigen dit. Bij de omvorming van het programma is gekozen voor een doorgedreven semesterwerking, om het opstellen van individuele opleidingstrajecten mogelijk te maken. De meeste docenten hebben hun vakken goed kunnen aanpassen aan dit nieuwe systeem. Voor de invoering ervan zagen docenten vooral problemen om de theorie- en praktijkvakken samen te zetten en te groeperen in een korte periode. Achteraf is gebleken dat het semestersysteem eerder een troef is, die theorie en praktijk goed laat aansluiten. Voor andere vakken (onder andere taalvakken) is het semestersysteem eerder een nadeel, omdat de leerinhouden op een kortere periode moeten worden gegeven, hoewel voor de verwerking een langere oefentijd
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 111
wenselijk is. Door de kleine groepen heeft de docent echter de kans om hier onmiddellijk op in te spelen en de studenten die hier moeilijkheden van ondervinden, te ondersteunen. De docenten ervaren door de vermindering van het aantal contacturen geen verlies aan kwaliteit van het onderwijs. De aanvulling van elke cursus met zelfstandig werk voor de studenten is een vooruitgang, omdat de studenten op een andere manier kunnen worden begeleid. De docenten zijn door deze nieuwe leervormen ook actief betrokken bij de studenten, onder meer via de verschillende fora op Toledo. Alle technische vakken van het derde jaar worden bewust in het vijfde semester gepland. De opleiding heeft ervoor gekozen om een aantal gemeenschappelijke algemene basisvakken, zoals kwaliteitszorg en veiligheid, RZL en bedrijfsbeheer, aan te bieden in het zesde semester. Hierdoor mist de opleiding opportuniteiten om bijvoorbeeld een veiligheidsattitude vanaf het begin van het curriculum aan de studenten bij te brengen. De studenten zijn immers gedurende die periode vier dagen per week op bedrijfsstage, en komen op vrijdag naar de hogeschool om de lessen te volgen. De commissie stelt vast dat niet alle vakken uit het laatste semester aansluiten op de andere opleidingsonderdelen. Dat blijkt ook uit gesprekken met studenten die dit aangeven. Het verband tussen deze vakken en de opleiding bachelor Elektromechanica is niet altijd bekend of zichtbaar gemaakt. De laatstejaarsstudenten geven aan dat de behoefte bestaat aan meer sociale vaardigheden en talen, ondanks de inspanningen van een aantal docenten. De studenten waarderen die inspanningen van individuele docenten, maar ze ervaren toch nog een lacune in de opleiding als geheel. De alumni en de vertegenwoordigers uit het werkveld bevestigen dit.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de vakoverschrijdende samenhang van het programma structureel zichtbaar maken. De commissie stelt vast dat niet alle vakken uit het laatste semester aansluiten op de andere opleidingsonderdelen. De commissie adviseert de opleiding om deze vroeger in het curriculum in te passen.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: oké
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
112 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vanaf het academiejaar 2007-2008 is de opleiding naar aanleiding van het opstellen van het ZER gestart met de uitvoering van studietijdmetingen. De opleiding kiest ervoor om alleen metingen uit te voeren waar het nodig en zinvol is. Dit wil zeggen dat men in het geval van probleemvakken een meer geobjectiveerde kijk wil krijgen van wat via meer informele kanalen wordt ervaren. De commissie stelt vast dat de processen om studietijdmetingen uit te voeren en de interpretatie van de resultaten goed gedocumenteerd zijn, maar dat de metingen zelf nog in de kinderschoenen staan. De studietijdmetingen gebeuren via het invullen van enquêtes over de studietijdbelasting door de studenten. De deelname is vrij; de student geeft de informatie in via internet/e-mail. De studenten geven aan dat het niet echt duidelijk is of deze enquête voldoende anoniem is en waarvoor deze resultaten zullen worden gebruikt. Tijdens de gesprekken hoorde de commissie zowel van de docenten als de studenten dat sommige vragen voor interpretatie vatbaar waren. De opleiding neemt deze opmerkingen mee bij het hernemen van de studietijdmetingen. Vergelijkend met de andere hogescholen binnen de associatie stelt de opleiding vast dat de studiepuntnormen laag liggen voor de professionele bacheloropleidingen. De opleiding wil op basis van deze gegevens de studiepunten niet aanpassen, maar verkiest om de verkregen resultaten eerst verder te onderzoeken. In sommige gevallen ligt de gemeten studietijd beduidend lager dan de begrote studietijd. De opleiding opteert om niet de studiepunten van die onderwijsleeractiviteiten aan te passen, maar wel om acties uit te werken waarbij de studenten geactiveerd worden voor deze specifieke vakken. In dit kader krijgen studenten extra voorbereidende taken voor practica en labo’s, waardoor het afwerken van de proeven in het laboratorium vlotter verloopt. De hierdoor vrijgekomen tijd kan de docent gebruiken om bijkomende uitleg te geven en vragen van de studenten te beantwoorden. De studenten geven aan dat deze extra voorbereidingen erg nuttig zijn en dat ze ook bijdragen tot het verder ontwikkelen van de competentie ‘zelfstandig werken’. Zowel de studenten als de alumni menen dat de studeerbaarheid goed is uitgebalanceerd. De studenten geven aan dat het realistisch is om binnen een klassieke 40-urenweek de lessen en labo’s te volgen, de cursussen bij te werken en de extra voorbereidingen te maken. Beide groepen geven aan dat het niveau volgens hen vlot wordt gehaald en gerealiseerd.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan om de zelfwerkzaamheid van de studenten sterker te stimuleren.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 113
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie constateert dat het opleidingsconcept duidelijk gericht is naar de professionele praktijk van de bachelor. De opleiding wil studenten afleveren met een brede basiskennis. De opleiding kiest ervoor om een waaier aan verschillende werkvormen tijdens het curriculum aan te bieden, aangepast aan het didactische concept van elk studiejaar, en die ook per opleidingsonderdeel te specificeren. Het uitgangspunt hierbij is dat studenten eerst over een gedegen hoeveelheid basiskennis moeten beschikken, voor er sprake kan zijn van vakoverschrijdende kennisintegratie voor het oplossen van problemen. Gedurende de opleiding neemt het aandeel van de theoretische hoorcolleges af om meer plaats te maken voor praktijkervaringen en zelfstandig werk. Sinds het academiejaar 2007-2008 is het beschikken over een eigen laptop voor studenten een verplichting. Zowel studenten als docenten geven aan dat het elektronische leerplatform Toledo in de opleiding is geïntegreerd. De commissie stelt vast dat de opleiding nog sterk vasthoudt aan het traditionele onderwijs, waarbij de component ‘kennis’ veelal los wordt gezien van de componenten ‘vaardigheden en attitudes’. De commissie ervaart het curriculum als opgebouwd uit relatief geïsoleerde vakken, omdat er nog geen sterk beleid is uitgewerkt om op opleidingsniveau vernieuwend onderwijs te ontwikkelen en te implementeren. De onderwijsinnovatie is nog niet breed gedragen door het docentenkorps, maar de commissie merkt toch wel aanzetten en initiatieven die de ontwikkeling beogen. Zo is de commissie aangenaam verrast door de grote inspanningen en ideeën van een aantal docenten, die binnen hun eigen vakgebied deze vernieuwing met actieve werkvormen wel introduceren. De commissie suggereert het onderwijzende korps om bij andere hogescholen te gaan kijken hoe zij dit aanpakken en om aan zelfreflectie te doen, zodat binnen de voorziene tijd de efficiëntie van de kennisoverdracht naar de studenten verhoogd wordt door andere werkvormen te introduceren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie verwacht dat de opleiding op opleidingsniveau vernieuwende werkvormen ontwikkelt en implementeert, in lijn met de beoogde competenties. Daardoor worden naast de kennis ook de vaardigheden en attitudes aangeleerd, en wordt tegelijk de zelfwerkzaamheid van de studenten vergroot.
114 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Alle nuttige informatie is terug te vinden in het examenreglement van de KHBO, de aanvulling van het departement IWT en de programmagidsen van de opleiding. Voor elk opleidingsonderdeel zijn de evaluatievorm, de criteria en de wijze van beoordeling duidelijk beschreven in de ECTS-fiches, en ze worden door de docenten bij de aanvang van de cursus toegelicht. De studenten hebben via Toledo toegang tot alle praktische informatie over de beoordeling en toetsing. De commissie stelt na het inkijken van de documenten en de examens vast dat alles heel duidelijk is uitgelegd en vastgelegd voor elk vak. De examenvragen zijn degelijk uitgewerkt en staan duidelijk op het gewenste niveau voor een professionele bachelor. Ook de eindwerken zijn doorgaans erg gedegen uitgewerkt. De commissie ervaart anderzijds dat het competentiedenken nog niet goed is onderbouwd voor de opleiding als geheel, en in het bijzonder voor de toetsing van niet-klassieke proeven. De competentiebeoordeling van de studenten staat nog in een beginfase en de implementatie ervan doorheen het hele curriculum is nog niet gerealiseerd. De door de opleiding gekozen evaluatiemethode is manueel en tijdrovend voor de docenten, en tegelijk vrijblijvend voor de studenten. Er zijn nog geen studiepunten aan verbonden. Uit de gesprekken met de docenten en de studenten maakt de commissie op dat de feedback naar de studenten fragmentarisch en niet gestructureerd gebeurt. Daarom heeft de opleiding dit jaar een eindwerk gelanceerd om de bespreking en verwerking te automatiseren en te vereenvoudigen, zodat competentiemeting op termijn kan gebruikt worden door alle docenten. De resultaten van de competentiemetingen tot dusver noopten de opleiding niet tot het bijsturen van het programma, aangezien er geen enkele competentie was waarvoor de volledige studentenpopulatie uitvalt. De opleiding mist de nodige ervaring voor het beoordelen van de studenten over de grenzen van de verschillende opleidingsonderdelen heen, en in het bijzonder voor de vakoverschrijdende competenties. De studenten geven aan dat de drempel om docenten direct aan te spreken en examens in te kijken, erg laag is. Ze ervaren dit als uitermate positief en een grote troef voor de opleiding. De school heeft een ruim aanbod van stageplaatsen en onderwerpen voor eindwerken, waaruit de studenten hun keuze kunnen maken. Daarnaast kunnen studenten ook zelf een bedrijf zoeken of een ander onderwerp voor een eindwerk bij het opleidingshoofd ter goedkeuring indienen. De opleiding hanteert een aantal criteria om de eindejaarsprojecten van de verschillende bedrijven goed te keuren: de kwaliteit en relevantie van het onderwerp, en de mate van aansluiting bij het vereiste niveau van een student in de opleiding Elektromechanica. De opleiding verlangt van de studenten dat in elk eindwerk zowel elektronica als mechanica aan bod komen. Het werkveld en de studenten geven aan dat de meeste studenten vroeger starten met het eindwerk dan in februari, het begin van de stageperiode. Dit is volgens hen nodig om het project als een goed onderbouwd geheel af te werken. Het werkveld moedigt deze vroege start ook aan, omdat anders de tijd tussen het leggen van de contacten (september) en de start (april-mei) te lang is. De koppeling van de stage en het eindwerk is geen verplichting, maar het werkveld en de studenten ervaren die koppeling wel als een pluspunt. De meeste studenten vallen tijdens hun stage op door de snelle aanpassing aan het bedrijf en het zelfstandig kunnen werken. Ze zijn ook in de meeste gevallen erg lovend over de stagebegeleiders en de opvolging. De wisselwerking tussen de bedrijven en de school wordt als positief ervaren.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 115
De opvolging en de contacten tussen de student, de interne en de externe promotor zijn intens. De vorm van het logboek dat hiervoor gebruikt wordt, varieert van een klassiek schrift tot een heuse Wiki. Naast de begeleiding van de interne promotor tijdens de eindwerkprojectweken kunnen studenten in het vijfde semester de planning en voorbereiding van hun eindwerk voorleggen aan de docenten tijdens het opleidingsonderdeel methodisch ontwerpen. Het initiatief om projectwerken te koppelen aan een bedrijfsvraag en bedrijfsbezoek, met het oog op een concrete praktische uitwerking naar de bedrijfswereld, heeft de commissie aangenaam verrast.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan om verder te evolueren in het meten en beoordelen van de aangereikte competenties doorheen de opleiding.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. Het grootste deel van de instroom bestaat uit generatiestudenten. De studenten met EVK (eerder verworven kwalificaties) zijn in deze opleiding een minderheid. De opleiding kiest ervoor om de studenten met een IOT (individueel opleidingstraject) niet mee te tellen met de instroom, omdat zij een aantal opleidingsonderdelen in het eerste jaar hernemen, in combinatie met opleidingsonderdelen uit het tweede jaar. Het grootste deel van de generatiestudenten komt uit de vooropleiding TSO-Elektromechanica, die als ideale aansluitende vooropleiding wordt gezien. De laatste jaren komt echter een toenemend aantal studenten uit de ‘technieken’-richtingen. Deze studenten met een beperkte voorkennis voor onder andere wiskunde moeten grotere inspanningen doen om aan te sluiten, iets wat ook van de opleiding bijkomende inspanningen vraagt. Ervaring leert dat deze studenten iets meer tijd nodig hebben om de opleiding af te werken, maar mits voldoende
116 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
doorzettingsvermogen voldoende kans hebben op slagen. Het hoger beroepsonderwijs dat nu door de overheid wordt aangekondigd, zou voor deze groep een oplossing kunnen bieden, omwille van een vlottere aansluiting op het eerste jaar. Voor andere groepen instromers (TSO-techniek-wetenschappen, TSO-industriële wetenschappen en ASO) stellen zich geen bijzondere problemen. Het hernemen van de basis in het eerste jaar is voldoende voor een verdere succesvolle doorstroom naar het tweede en derde jaar. De opleiding organiseert elk jaar in augustus en september instapcursussen voor wiskunde, elektriciteit en Engels. Een instapcursus biedt, naast de mogelijkheid om de kennis en vaardigheid uit het secundair onderwijs bij te schaven, een kans om de sfeer op de campus te ervaren en kennis te maken met de manier van doceren in het hoger onderwijs. De opleiding constateerde een relatief groot aantal mislukkingen voor het opleidingsonderdeel toegepaste wiskunde. De docenten beslisten om in dit kader preventief op te treden, door het organiseren van een facultatieve activiteit ‘toepassingen wiskunde’ bij de start van het eerste semester. In deze sessies neemt één van de docenten van de technische of ondersteunende vakken (niet de docent wiskunde) basisoefeningen door met de studenten. De commissie waardeert de vele inspanningen en initiatieven van de opleiding om alle studenten dezelfde basiskennis te bezorgen bij de aanvang van het eerste jaar. De opleiding verkiest niet te raken aan het kwaliteitsniveau van het curriculum, wat ze bewust hoog wil houden. De studenten geven aan dat ze gebruikmaken van de verschillende initiatieven om de leerstof bij te werken. De student richt zijn aanvragen voor een flexibel leertraject aan het opleidingshoofd die, na onderzoek en overleg, een beslissing neemt. De studentensecretaris bereidt het dossier samen met de student voor. De commissie waardeert het initiatief voor de aanstelling van een trajectbegeleider, die de student aan de hand van advies en hulp bij de procedure begeleidt en hem ervoor behoedt een te zwaar studiepakket aan te vragen. De commissie vindt het beleid en de toepassing van individuele leertrajecten voor studenten op basis van EVC’s en/of EVK’s positief.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 117
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud : facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende voldoende voldoende OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
118 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement IWT organiseert meerdere opleidingen. Alle docenten worden volgens hun vakgebied toegewezen aan een van de afdelingen van waaruit ze hun onderwijsopdracht vervullen in de verschillende opleidingen. De bevoegdheid voor het personeelsbeleid binnen het departement ligt volledig bij het departementshoofd. Het opleidingshoofd heeft geen formele opdracht op dit gebied. Van het opleidingshoofd wordt verwacht dat hij motiverend en stimulerend optreedt ten aanzien van de docenten, dat hij advies geeft aan het departementshoofd en dat hij kleinere taken binnen de afdeling onder de docenten verdeelt en opvolgt. Het opleidingshoofd coördineert de werking van de opleiding. Hij vertegenwoordigt zijn afdeling in de overlegorganen van het departement. Binnen de opleiding organiseert het opleidingshoofd drie keer per jaar een opleidingsvergadering, waarop zowel de praktische werking als de realisatie van de strategische doelstellingen wordt besproken. De communicatie van de informatie van de verschillende overlegorganen gebeurt via e-mail en het elektronische portaal. De hogeschool beschikt voor het personeel over een goed gedocumenteerd evaluatieproces. Het evaluatiegesprek vindt plaats tussen het personeelslid en het departementshoofd op het einde van de evaluatieperiode. De algemene functiebespreking en -evaluatie wordt vijfjaarlijks herhaald. Nieuwe personeelsleden krijgen een introductie in de werking van het departement. Ze hebben de eerste twee jaar van hun loopbaan aan het departement jaarlijks een functionerings- en evaluatiegesprek met het departementshoofd, waarbij hun taken worden gedefinieerd in het licht van de beoogde doelstellingen. Het opleidingshoofd begeleidt hen in de organisatie van de onderwijsopdracht. De opleiding maakt de bewuste keuze om geen pas afgestudeerden als docent aan te werven; zij geeft de voorkeur aan personen met een aantal jaren praktijkervaring. Het toewijzen van een titularis aan een opleidingsonderdeel gebeurt op basis van de kwalificaties van de docent, in combinatie met de docentbelasting en de organisatie van de opleiding. Veel docenten geven aan dat de combinatie om zowel in de professionele als academische bachelor actief te zijn, een meerwaarde is voor zichzelf en de studenten. Een optimaal personeelsbeleid wordt wel belemmerd door de beperkte budgettaire ruimte van de hogeschool en het departement. Na overleg en advies vanuit de verschillenden afdelingen en opleidingen legt het departementshoofd in de maand juni de lesopdrachten van elke docent vast. Hierdoor worden wijzigingen in de opdracht tijdig en individueel met de betrokken docenten besproken. De andere opdrachten kent het opleidingshoofd in de maand september toe tijdens een functioneringsgesprek met de docenten. Tijdens dit gesprek worden de inhoud en de doelstellingen van elke opdracht vastgelegd en neergeschreven in een opdrachtfiche. Het opleidingshoofd beoogt hier voor elke docent een evenwichtige werkverdeling tussen de onderwijsopdrachten, de interne opdrachten en de dienstverlening aan de industrie. Er wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de wensen en competenties
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 119
van elk personeelslid. Het geheel van deze opdrachtfiches geeft een erg gedetailleerd beeld van de organisatie van het onderwijs, het onderzoek en de dienstverlening in het departement. Elke docent kan op eigen verzoek beroepsspecifieke nascholingen aanvragen. Het is een onderwerp dat standaard ter sprake komt bij het functionerings- en/of evaluatiegesprek met het departementshoofd. De onderwijskundige professionalisering is toevertrouwd aan de onderwijsondersteunende dienst van de hogeschool. De hogeschool kiest voor een hogeschoolbrede en vakoverschrijdende professionaliseringsaanpak, die zo veel mogelijk inspeelt op de noden van docenten en opleidingen. Het in kaart brengen van de nascholingsbehoeften verloopt vooral via departements-, afdelings- en opleidingshoofden. De nascholingskalender wordt per semester opgemaakt en is via het webportaal beschikbaar. Daarnaast bestaan er op hogeschoolniveau nascholingsinitiatieven voor het gebruik van het elektronische leerplatform Toledo, vanuit de centrale dienst ICT en Onderwijs (ICTO) van de KHBO, en vormingen die buiten de KHBO worden gegeven. Binnen de opleiding is een coördinator Internationalisering aangesteld, met als taak het begeleiden van de organisatie en integratie van studenten- en docentenmobiliteit. De coördinator Bedrijfscontacten en Eindwerken heeft een brugfunctie tussen de kandidaat-bedrijven en de studenten. De commissie waardeert de inzet, motivatie en betrokkenheid van het onderwijzende personeel. Ook het ondersteunende personeel levert duidelijk een bijdrage om deze organisatie vlot te laten functioneren. De commissie waardeert de actieve opvolging en begeleiding van studenten, iets wat zowel door de alumni als de studenten wordt beaamd. De inzet en toegankelijkheid van de docenten is volgens hen een troef voor deze opleiding. Een aantal docenten toont minder interesse om met nieuwe onderwijsvormen aan de slag te gaan. De commissie wil de voortrekkers van deze vernieuwing een pluim geven, als stimulans om met het huidige team verder te gaan op de ingeslagen weg. De commissie merkt op dat de attitude van de docenten wat preventie en veiligheid betreft, niet altijd strookt met de voorbeeldfunctie die het onderwijzende personeel ten aanzien van de studenten zou moeten vervullen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan om het opleidingsteam meer ondersteuning te bieden op onderwijskundig vlak. De commissie verwacht dat de voortrekkersfunctie in de onderwijsvernieuwing gradueel het hele docententeam zal ‘infecteren’, wat de opleiding nog verder zal verbeteren. De commissie vraagt de opleiding expliciet aandacht te hebben voor de voorbeeldfunctie van het onderwijzende personeel inzake preventie en veiligheid.
120 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding kiest er bewust voor om personeelsleden aan te werven die hun beroepscarrière startten in de bedrijfswereld voor zij de overstap naar het hoger onderwijs maken. De opleiding hecht veel belang aan de professionele ervaring in en kennis van de beroepspraktijk, die opgedaan is in de bedrijfswereld in de periode voor de onderwijsactiviteiten. Het merendeel van de personeelsleden is industrieel ingenieur. Door de brede oriëntatie van de opleiding is de aanwezigheid van docenten met een ‘bijzondere’ professionele ervaring niet noodzakelijk. De docenten ervaren de combinatie van de opdracht in de professionele en academische bachelor als een meerwaarde voor zichzelf en de studenten. De commissie waardeert de vernieuwende didactische aanpak van bepaalde opleidingsonderdelen die door een aantal docenten wordt geïmplementeerd, en waarin theorie en praktijk in een practicumoefening worden samengebracht. De opleiding kiest ervoor om alle docenten van de beroepsspecifieke opleidingsonderdelen actief te betrekken bij de begeleiding van bedrijfscontacten en eindwerken. Dit biedt hun de mogelijkheid om blijvend beroepsspecifieke kennis en vaardigheden op te doen, en structurele contacten met het beroepenveld te onderhouden. De commissie merkt op dat er veel informele contacten zijn tussen docenten en de industrie, maar niet alle docenten pikken deze vernieuwing op om ze te integreren in hun opleidingsonderdeel. Daarnaast stimuleert de opleiding hun deelname aan het PWO en maatschappelijke dienstverlening. De commissie waardeert de initiatieven in dit kader. In verband met de deelname aan nascholingsinitiatieven merkt de commissie op dat, omdat deze vraaggedreven is, veel afhangt van de individuele docent voor de mate waarin hij/zij hiervan wil gebruikmaken. Sommige docenten vinden oplossingen om nascholingsmomenten te creëren zonder dat de studenten extra belast worden door het verschuiven van de lessen. Andere docenten vinden het veel moeilijker om nascholing te volgen. De commissie suggereert de opleiding te zoeken naar een structurele aanpak, waarin de vraaggedreven nascholing kan bijgestuurd worden als de individuele docent dit zelf niet oppakt. Het functionerings- en evaluatiegesprek is hierbij een sterk middel. Met betrekking tot de internationalisering van de opleiding stelt de commissie vast dat de opleiding inspanningen levert voor de studenten, maar dat de uitwisseling van docenten meer aandacht verdient. De opleiding beraadt zich best hoe ze de docentenuitwisseling met binnen- en buitenlandse partnerinstellingen in de toekomst concreet kan maken. Naast de overlegmomenten binnen de Associatie K.U.Leuven is, samen met de hogeschool KATHO, een aantal initiatieven genomen naar leerlingen van het secundair onderwijs en hun ouders. De docenten van deze beide hogescholen wonen de verdedigingen van de eindwerken op de andere hogeschool bij. De commissie ziet in dit soort samenwerking nog andere kansen om ervaringen uit te wisselen en via intervisie van elkaar te leren, bijvoorbeeld op het gebied van het meten en evalueren van competenties.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 121
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de samenwerking met andere instellingen (in binnen- en buitenland) te stimuleren, om zo ervaringen uit te wisselen en via intervisie van elkaar te leren. De commissie adviseert een structurele aanpak voor de nascholing van de docenten.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Aan de opleiding is geen eigen administratief en technisch personeel verbonden. Het aantal docenten verbonden aan het departement IWT komt overeen met 70,45 VTE. 6,8 VTE hiervan gaan naar de opleiding professionele bachelor Elektromechanica. Uitgaande van de studentenaantallen op 1 februari 2008 betekent dit 15 studenten/VTE, ten opzichte van ongeveer 11 studenten/VTE voor het hele departement. In totaal zijn 27 docenten verbonden aan de opleiding, en op twee na zijn ze allen voltijds verbonden aan de KHBO. De meeste docenten geven slechts deeltijds les in de opleiding Elektromechanica. Er zijn alleen statutaire personeelsleden als docent aan de opleiding verbonden. Negen van de 27 personeelsleden zijn tijdelijk, de overige 18 zijn vastbenoemd. Meer dan 75 procent van de docenten verbonden aan de opleiding Elektromechanica is jonger dan 50 jaar. Het personeelsbestand is volgens de commissie voldoende voor het aantal studenten. De docenten geven aan dat het aantal contacturen (lesgeven en begeleiden) met de studenten verminderd is, maar dat door het gebruik van Toledo en andere leervormen het werk is toegenomen. Ook door de supplementaire taken en de dienstverlening aan de industrie is er de perceptie dat de werkdruk vrij hoog is. De opleiding probeert aan de werkdruk tegemoet te komen door extra contractuele medewerkers aan te trekken via de eigen geldstromen, om zo personeelsleden te kunnen ontlasten. Door het nieuwe prestatiemeetsysteem van de KHBO, gebaseerd op een onderwijsopdracht van 100 procent, worden die niet mee opgenomen en gehonoreerd.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de werkdruk blijvend te bewaken.
122 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 123
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bachelor Elektromechanica wordt georganiseerd op de campus in Oostende. De meeste lokalen en toestellen worden zowel door de professionele als academische opleiding gebruikt. De financiering van de infrastructuur gebeurt zowel vanuit de KHBO als via eigen middelen, gegenereerd door de afdeling Elektromechanica uit PWO en maatschappelijke dienstverlening. De hogeschool beschikt over degelijke leslokalen en goed uitgeruste en ruime laboratoria, waarbij in de meeste gevallen alle noodzakelijke didactische middelen aanwezig zijn. Het oude gebouw B heeft weliswaar veel verloren ruimtes in de trapzalen en gangen, maar de commissie merkt wel op dat alle klaslokalen en laboratoria optimaal zijn gebruikt. De commissie stelt vast dat het assisterende technische personeel er mee toe bijdraagt dat de voorzieningen optimaal benut worden en er een goede organisatie bestaat. De studenten geven aan dat de uitrusting van de laboruimtes veel moderner is dan op hun secundaire school. De commissie waardeert de samenwerking tussen de opleiding en bedrijven, zoals via VAC, waardoor de studenten zowel op de hogeschool als bij de bedrijven met nieuwe technologieën in contact komen. De KHBO heeft twee campusbibliotheken in Brugge en Oostende. De directie van de KHBO bepaalt centraal het bibliotheekbudget voor de collectie en verdeelt dit over de departementen. Verwerving van de collectie gebeurt in hoofdzaak op voorstel van het onderwijzende personeel; het bibliotheekteam heeft alleen een adviserende rol. KHBO maakt sinds 1999 deel uit van het Libisnet-bibliotheeknetwerk, met als belangrijkste partner de K.U.Leuven, dat sinds februari 2005 voor het geïntegreerde beheer van de bibliotheken de Aleph-software heeft geïmplementeerd. De website van de bibliotheek is het communicatiekanaal met de gebruiker die er praktische informatie kan vinden, en waarmee hij toegang heeft tot de catalogus, en elektronische bronnen (bibliografische en full-text databanken) en andere documentatiegerelateerde websites kan raadplegen. Die website is toegankelijk via de KHBO-portaalsite, maar ook in Toledo vinden studenten en docenten een tabblad ‘bibliotheek’ met de nodige verwijzingen en informatie. De campusbibliotheek Oostende ondersteunt de verschillende opleidingen van het departement IWT. De bibliotheek heeft ruime openingstijden, en er zijn voldoende print-, scan- en kopieerfaciliteiten beschikbaar voor de studenten. Eerstejaarsstudenten Elektromechanica krijgen een bibliotheekintroductie bij de aanvang van het academiejaar. In het derde semester krijgen de studenten in het kader van het wetenschappelijke project een opdracht over het zoeken in de catalogus en de wetenschappelijke databanken. De commissie stelt vast dat de bibliotheekvoorzieningen in voldoende mate aanwezig en beschikbaar zijn. De collectie basisinformatie voor de studenten Elektromechanica is ruim voldoende. De commissie heeft echter de indruk dat studenten niet veel in de bibliotheek aanwezig zijn. De studenten geven echter aan dat ze via hun laptop de mogelijkheid hebben om in te loggen in het computernetwerk van de hogeschool, om via dit kanaal de digitale werken van de bibliotheek te raadplegen.
124 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Naast het ICT-budget van de KHBO is er ook een departementaal budget dat jaarlijks wordt toegekend voor de aankoop van nieuwe hard- en software. Het departement IWT beschikt over meerdere computerlokalen met computers waarop specifieke software voor het departement is geïnstalleerd. Elke docent kan via een reserveringssysteem gebruikmaken van het computerlokaal, indien dit relevant is voor en aansluit op de lesdoelstellingen. Buiten de lesuren worden de computerlokalen ter beschikking gesteld van studenten voor begeleid zelfstandig leren, coachmomenten in het kader van de eindwerkbegeleiding en docenten. In de KHBO is het laptopproject gestart in 2006-2007. De nodige technische voorbereidingen zijn getroffen om op diverse plaatsen binnen de hogeschool via hotspots toegang te verlenen tot internet en het netwerk van de hogeschool. Vanaf het academiejaar 2007-2008 voert de hogeschool het laptopproject geleidelijk verder in, en worden alle eerstejaarsstudenten geacht een eigen laptop te gebruiken. Aangezien de hogeschool een ondersteuning bij de aankoop voorziet, mag dit geen handicap zijn voor minder begoede studenten. De studenten ervaren het gebruik van de eigen laptop als een meerwaarde. De commissie stelt vast dat de ondersteuning door de cel ICT-systeembeheer (ICTS), en de begeleiding van de studenten en docenten door de cel ICT en Onderwijs (ICTO) goed lopen. De ICTO-cel biedt ook opleidingen aan, onder andere voor het gebruik van het elektronische leerplatform. Het studentenverblijf De Kraal is een bijkomende materiële voorziening voor studenten op de campus Oostende. De Kraal beschikt over 240 kamers, veelal met zicht op zee, en een restaurant waar zowel inwonende als nietinwonende studenten terechtkunnen. Tijdens de rondgang in de gebouwen zag de commissie een aantal locaties waar studenten rustig aan groepswerk of individuele opdrachten kunnen werken op de campus.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool neemt deel aan de SID-In-beurzen en organiseert samen met de KATHO en de KULAK de ‘Kiss’dagen, waarop de drie instellingen hun opleidingen aan de laatstejaarsleerlingen middelbaar onderwijs voorstellen in Brugge en Kortrijk. Naast de jaarlijkse opendeurdag informeert de opleiding toekomstige studenten tijdens drie informatiemomenten op de campus zelf, en via het versturen van mailings en informatiebrochures. De website van de hogeschool is gebruiksvriendelijk en biedt toekomstige studenten degelijke informatie. De hogeschool heeft een gratis telefoonnummer voor inlichtingen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 125
Het departement IWT neemt deel aan het Wetenschapsfeest en de Wetenschapsweek. De leerlingen secundair onderwijs krijgen tijdens de Wetenschapsweek de kans om actief deel te nemen aan een practicum op de campus. De opleiding organiseert samen met de Kamer van Koophandel de ‘Wetenschap en Industrie dagen’ (WIN). Hierbij wordt een practicum aan de hogeschool gekoppeld aan een bedrijfsbezoek, om kandidaatstudenten zo de grote toekomstmogelijkheden na een technische opleiding toe te lichten, en om ze kennis te laten maken met de bedrijfswereld. Al deze initiatieven passen in het populariseren van wetenschap en technologie bij leerlingen secundair onderwijs, met het oog op een grotere rekrutering van afgestudeerden in technische richtingen. De hogeschool biedt de studenten voor de aanvang van het eerste academiejaar de kans om deel te nemen aan de ontmoetingsdagen, die gezamenlijk voor de vier departementen van de KHBO worden georganiseerd. Deze dagen worden ingericht door docenten en studenten, in samenwerking met de dienst Studentenvoorzieningen (STUVO). De commissie waardeert ten zeerste de verschillende initiatieven die genomen worden voor de start van het academiejaar om toekomstige eerstejaarsstudenten de kans te geven opleidingsonderdelen bij te werken tijdens een instapcursus (zoals wiskunde, elektriciteit en Engels). De studenten erkennen dat het volgen van deze cursus een goede basis vormt om de slaagkansen te verhogen, en om op een andere manier al eens kennis te maken met de hogeschool en haar docenten. Voor de eerstejaarsstudenten voorziet de opleiding een onthaaldag. Naast de verwelkoming door het departements- en opleidingshoofd staat een rondleiding in de gebouwen en de voorstelling van de verschillende voorzieningen, waaronder STUVO en de studie- en trajectbegeleider (STUTRA), op het programma. Het opleidingsonderdeel toegepaste wiskunde blijkt een struikelblok te zijn voor veel studenten. Preventief neemt de opleiding tijdens de eerste week van het academiejaar een aanvangstoets af voor alle studenten. Wie hierop een onvoldoende haalt, wordt aangespoord om de facultatieve opleiding toepassingen wiskunde te volgen. In deze sessies worden onder de leiding van een docent van de technische of ondersteunende vakken basisoefeningen gemaakt. De opleiding last vrijblijvende tussentijdse toetsingsmomenten in na de herfstvakantie van het eerste jaar, waardoor studenten al tijdens het jaar een idee krijgen of ze de leerstof beheersen of die moeten bijwerken. Dit maakt hen ook vertrouwd met de manier van vraagstelling op de examens. De opleiding heeft ‘studievaardigheden’ als facultatief opleidingsonderdeel opgenomen in het programma van alle eerstejaarsstudenten van de professionele bachelors. De studenten kunnen zich op vrijwillige basis voor één of meerdere sessies studievaardigheden aanmelden. De aangeboden thema’s zijn interactief, en het aanbod is aangepast aan de vraag van de studenten. De opleidingsgids biedt de student overzichtelijke informatie over de onderwijsactiviteiten en de dagelijkse werking van de hogeschool. Voor elke onderwijsleeractiviteit van de opleiding worden de studiepunten, de studiebelasting, de doelstellingen, de aangeboden competenties, de inhoud, de onderwijsvorm, het gebruikte studiemateriaal en de evaluatievorm duidelijk omschreven en aangegeven. De studenten kunnen de ECTS-fiche van elk opleidingsonderdeel ook terugvinden via Toledo. De studiebegeleiding gebeurt in verschillende stappen. De docent is het eerste aanspreekpunt van de student. Omdat de opleiding werkt met kleinere groepen is de afstand tussen de docent en de student vrij klein. Dit bevordert het persoonlijke contact. De studenten geven ook aan dat het opleidingshoofd gemakkelijk kan aangesproken worden om studieproblemen te bespreken. De kleine lesgroepen worden zowel door de studenten als door de afgestudeerden gezien als een enorme troef van deze opleiding. Een volgende stap wordt vanuit de centrale diensten gezet: STUVO omvat een sociale en een psychosociale dienst. Deze op hogeschoolniveau georganiseerde dienst ondersteunt en adviseert studenten en hun ouders op verschillende manieren. De Sociale Dienst neemt studiefinanciering, huisvesting en statuten voor haar rekening. De Psychosociale Dienst staat in voor de individuele begeleiding, groepstrainingen en studieheroriëntering. De nauwe samenwerking tussen STUTRA, STUVO en dikwijls ook de docent is zichtbaar bij een student die van de STUTRA studiebegeleiding krijgt, door de docent vakinhoudelijk wordt ondersteund en bij STUVO terecht kan voor zijn/haar faalangst.
126 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
De commissie apprecieert de inspanningen die het studiebegeleidingsteam doet in de context van een sterk uitgewerkte en waar nodig ook individuele studiebegeleiding. De dynamiek en het enthousiasme van het STUVA/STUTRA-team om samen met de docenten de studenten op te vangen, te ondersteunen en te begeleiden, valt op in de positieve zin. De commissie constateert dat de studenten deze ondersteuning erg naar waarde weten te schatten. Tijdens de examens kan de student steeds een beroep doen op de STUVO/STUTRA-begeleiders. De studie- en trajectbegeleidster is gedurende de examenperiode eveneens ombudspersoon. Na elke examenperiode kan de student inzage krijgen in het schriftelijke examen, en kan een overlegmoment met de docent plaatsvinden. Studenten die na de deliberatie van de derde examenperiode niet voor alle opleidingsonderdelen geslaagd zijn, worden uitgenodigd voor een gesprek met het opleidingshoofd. De bedoeling hiervan is om samen met de student een haalbaar studieprogramma op te stellen, maar ook andere problemen van de student bij zijn studie kunnen worden besproken. Conform het Flexibiliseringsdecreet van 30 april 2004 kunnen studenten op basis van EVK’s en EVC’s vrijstellingen aanvragen, om zo een vereenvoudigd of versneld studieprogramma te doorlopen om hun diploma te behalen. Via het studentensecretariaat en het adjunct-departementshoofd kan de student navragen of hij in aanmerking komt voor de beoogde EVK’s of EVC’s. Het deskundige advies van de betrokken docenten wordt meegenomen in de beslissing. De opleiding wil de laatstejaarsstudenten zo goed mogelijk voorbereiden op de arbeidsmarkt. Sinds het academiejaar 2007-2008 zijn de infosessies over solliciteren, arbeidsmarkt en carrièremogelijkheden voor laatstejaarsstudenten geïntegreerd in de Industriedag. Bedrijven uit diverse sectoren stellen zich tijdens de Industriedag voor aan de laatstejaarsstudenten. De Plaatsingsdienst vervult een brugfunctie tussen de bedrijven met vacatures en de afgestudeerden. Naast het begeleiden van de uitstroom stimuleren de docenten hun studenten om verder te studeren, indien dit binnen hun mogelijkheden ligt. Na het afronden van de professionele bacheloropleiding kan de student na het succesvol afronden van het schakelprogramma de masterstudies aanvatten. De laatste twee academiejaren hebben tussen de 30 en 50 procent van de laatstejaarsstudenten het schakelprogramma aangevat. De Internationale Dienst van het departement IWT heeft als opdracht de uitwisselingsprogramma’s van studenten en docenten te ondersteunen. Hoewel de processen om deze uitwisseling te organiseren steeds beter lopen, stelt de commissie vast dat de uitwisseling van studenten en docenten in deze opleiding nog in zijn kinderschoenen staat. De studenten die verkiezen om naar het buitenland te gaan, vertrekken in het laatste trimester voor ongeveer vier maanden. Ze doen hun eindwerkproject aan de buitenlandse instelling, en houden via e-mail contact met de docenten voor wie ze in België nog examens moeten afleggen. Inkomende studenten heeft deze opleiding erg weinig. Vermoedelijk is de taalbarrière om lessen in het Nederlands te volgen, te groot.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 127
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: goed
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
128 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De verantwoordelijkheden voor kwaliteitszorg zijn op hogeschool-, departementaal en opleidingsniveau bepaald. Het opleidingshoofd bewaakt de organisatorische kwaliteit van het onderwijs en het PWO. Voor de planning en het organiseren van bevragingen wordt het opleidingshoofd bijgestaan door de kwaliteitscoördinator van de opleiding. De opleiding ziet kwaliteitszorg als een middel om gemaakte keuzes en beslissingen te verantwoorden, zowel intern voor de lectoren en de studenten, als extern voor het werkveld en de visitatiecommissie. De commissie ervaart dat de invoering van een volwaardig kwaliteitssysteem, waarbij niet alleen gemeten wordt op basis van duidelijk geformuleerde doeleinden, maar waaraan ook verbeteracties worden gekoppeld, zich nog in het beginstadium bevindt. Het valt de commissie daarbij op dat er vooral een informele vorm van kwaliteitszorg aanwezig is, wat risico’s inhoudt voor een structurele borging van de kwaliteit. De meetsystemen zijn er, maar het is niet altijd even helder wat en hoe zal worden gemeten. Competentiemetingen vinden plaats in de labo’s, maar voor de studenten zijn daar geen punten aan verbonden. Zoals uitvoerig vermeld bij de studietijd is de opleiding sinds het academiejaar 2007-2008 gestart met het meten van de studietijd. De opleiding volgt de resultaten van die metingen echter niet structureel op om verbeteringstrajecten op te zetten. De opleiding organiseert verschillende bevragingen bij de studenten (over de inhoud van de lessen en labo’s, de bedrijfsbezoeken en de besteding van de studietijd), bij de alumni en laatstejaarsstudenten (feedback over de opleiding en een specifieke vraag naar tewerkstelling) en bij het werkveld (de relevantie van de competenties en het uitbouwen van een samenwerking met de hogeschool). De commissie meent dat de opleiding zowel naar de frequentie van de bevragingen en het vastleggen van streefdoelen als voor het opstellen van verbeteracties, meer ambitie mag tonen. Ondanks de opvallende inspanningen van enkele voortrekkers in deze opleiding is de zoektocht naar een geïntegreerd kwaliteitszorgsysteem op maat van de opleiding nog niet volledig afgerond. Uit de gesprekken met het opleidingshoofd en de kwaliteitscoördinatoren van de opleiding en de KHBO blijkt dat door het uitschrijven van het ZER een proces van reflectie op gang is gekomen over de richting die de opleiding wil uitgaan.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om de uitbouw van het kwaliteitszorgsysteem op maat van de opleiding verder uit te bouwen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 129
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding ziet de resultaten van de systematische evaluaties als aanzet om te werken aan kwaliteitsverbeteringen of aanpassingen en innovaties van het onderwijsproces. Hiervoor stelt de opleiding jaarlijks een jaarwerkplan op. Door het opstellen van de verbeteracties op het niveau van de opleidingsonderdelen werkt de opleiding aan de organisatie en uitbouw van de vakken en labo’s. De selectie van streefdoelen gebeurt op basis van de visie en het onderwijsontwikkelingsplan van de opleiding, maar ook de actuele behoeften en noodzakelijke evoluties van de opleiding worden in overweging genomen. Het valt de commissie op dat er vooral een informele vorm van kwaliteitszorg aanwezig is. Door de kleine groepen is de drempel tussen studenten en docenten erg laag. De studenten signaleren problemen direct aan de docent. De docent kan na overleg met zijn collega’s onmiddellijk overgaan tot aanpassingen of verbeteracties. Verbeteracties of aanpassingen worden besproken en opgenomen onder het kwaliteitsluik in de verslagen van de afdelingsvergaderingen. De commissie stelt vast dat het hier vooral gaat om ad-hocacties zonder een gestructureerd verbeterbeleid op het niveau van de opleiding. Dit houdt risico’s in voor een structurele borging van de kwaliteit en het opstellen van omvattende verbeteracties voor de hele opleiding. Het is de commissie ook niet duidelijk of de informatie in verband met verbeteracties via de verslagen van de afdelingsvergadering alle docenten van de opleiding bereikt. Het concreet en gestructureerd vastleggen van doelstellingen, het globaal opvolgen en evalueren van de meetresultaten en het uitwerken van hieraan gekoppelde verbeteracties bevinden zich nog in een pril beginstadium. De commissie waardeert de initiatieven en acties die enkele docenten in dit kader ondernemen. Ondanks de genoemde inspanningen van een aantal docenten heeft het kwaliteitszorgsysteem, volgens de commissie, nog geen breed draagvlak binnen de opleiding. De commissie stelt vast dat de opleiding de PDCAcirkel nog niet systematisch doorloopt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om concreet en gestructureerd de doelstellingen vast te leggen en ze op te volgen, door systematisch de meetresultaten te evalueren en hieraan een gestructureerd verbeterbeleid te koppelen. De commissie adviseert om een systeem op te zetten opdat er een borging is van het geïntegreerde kwaliteitszorgsysteem bij alle betrokkenen binnen de opleiding.
130 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De decretaal voorgeschreven raden en comités nemen elk hun verantwoordelijkheid. De commissie stelt op het ogenblik van het visitatiebezoek een grote betrokkenheid van de medewerkers in de opleiding vast. Door de verschillende vergaderingen van het departement, de afdeling of de opleiding, en door de portaalsite betrekt de hogeschool de medewerkers bij de kwaliteit. De medewerkers geven aan veel inspraak te hebben in hun takenpakket. De studenten zijn vertegenwoordigd in de Studentenraad. Het hogeschoolbestuur raadpleegt die over alle aangelegenheden die de studenten direct aanbelangen, zoals de onderwijs- en examenregeling en de evaluatie van het onderwijzende personeel door de studenten. De commissie merkt op dat de formele studentenparticipatie in deze opleiding niet sterk noch structureel is uitgebouwd. De studenten worden informeel gecontacteerd in verband met vragen en aanpassingen van de opleiding. De opleiding kiest ervoor om de studenten niet actief te betrekken via deelname aan overlegstructuren en vergaderingen met docenten en het opleidingshoofd. De commissie vindt dit een omissie, en ervaart dat als het gevolg van een eerder bevoogdende houding ten opzichte van mogelijke studentenparticipatie. De studenten worden op regelmatige tijdstippen bevraagd. De studenten geven aan dat het doel van de bevraging en de impact van het invullen van de bevraging voor hen niet altijd duidelijk zijn, waardoor ze ook een zekere drempel ervaren om eraan deel te nemen. De opleiding onderhoudt losse contacten met afgestudeerden via de Alumniavond, bedrijfscontacten en eindwerkverdedigingen om feedback vanwege het werkveld te verzamelen. De opleiding bevraagt daarnaast de alumni en het werkveld via een enquête. Deze contacten zijn sterk afhankelijk van de initiatieven die individuele docenten nemen. Op het moment van de visitatie bestond in de opleiding bachelor Elektromechanica nog geen adviesraad. De commissie stelt vast dat de terugkoppeling van het werkveld daardoor fragmentarisch en ad hoc gebeurt. De opleiding geeft aan dat de interesse van het werkveld om bij het curriculum betrokken te worden, niet bijzonder groot is, omdat men weinig tijd wil of kan vrijmaken om hier actief aan mee te werken. De commissie was echter aangenaam verrast door de grote opkomst van vertegenwoordigers uit het werkveld tijdens het visitatiebezoek en hun bereidheid om zich voor de opleiding te engageren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om de informele feedback over het curriculum vanuit het werkveld gerichter te capteren, zodat die de formele bevragingen van het beroepenveld kunnen actualiseren en aanvullen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 131
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
132 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Tijdens de gesprekken viel het de commissie op dat het gerealiseerde niveau geapprecieerd wordt door het werkveld. De pas afgestudeerde alumni ervaren niet onmiddellijk een tekort in hun opleiding, gezien de brede basis die ze meekrijgen. Tijdens de gesprekken en op grond van het ZER werd het de commissie duidelijk dat verdere specialisering vooral on the job gebeurt. De opleiding realiseert de beoogde brede technische bagage, maar op bepaalde algemene competenties wordt minder hoog gescoord. Zowel de alumni als het werkveld signaleren dit als een behoefte. Uit de bevraging van de externe promotoren in verband met de evaluatie van de competenties van de laatstejaarsstudenten blijkt dat op de volgende algemene competenties veel lager wordt gescoord dan op andere competenties: kritisch reflecteren, ingesteldheid tot levenslang leren, en projectmatig en methodisch handelen. De commissie suggereert de opleiding om competenties in een ruimer kader te plaatsen. Dat sommige docenten te zeer op hun eigen vak zijn gericht, is een belemmerende factor om kennis en competenties over het vakgebied te kaderen. Het zou een troef voor de opleiding kunnen worden om de bedrijfsorganisatorische dimensie, veiligheid en bedrijfsbezoeken verder te integreren in het curriculum. De commissie waardeert wel de vernieuwende aanpak om bedrijfsbezoeken en projectwerk te koppelen. Dit brengt de studenten naast de kennis tegelijk ook attitudes en vaardigheden bij. Alle studenten van de laatste twee jaar scoren op de opleidingsonderdelen bedrijfscontact en eindwerk gemiddeld hoger dan 74 procent. Omdat verschillende personen (intern KHBO en extern) betrokken zijn bij de beoordeling stelt de opleiding dat de cijfers een betrouwbaar beeld geven van de prestaties van de student. Een bijkomende erkenning van het werkveld ten aanzien van het niveau van de opleiding zijn de eindwerkprijzen. Eindejaarsstudenten van deze opleiding wonnen twee keer op rij, in 2006 en 2007, de ‘Innovatieprijs’. Uitwisselingsprogramma’s voor docenten en studenten bevinden zich nog in een beginstadium. Sporadisch gaan studenten gedurende het zesde semester op uitwisseling naar buitenlandse hogescholen waar de opleiding contacten mee onderhoudt, zoals in Tampere (Finland) of Bielefeld (Duitsland). Het geringe succes van uitwisselingsprogramma’s voor de Belgische studenten kan verklaard worden door het aanbod van interessante eindejaarsprojecten in de omgeving, met als extra troef uitzicht op verdere tewerkstelling in het betreffende bedrijf. Er is nog geen instroom van buitenlandse studenten. De opleiding is zich bewust van de blijvende eis naar internationalisering, en onderneemt acties om studentenuitwisseling te promoten. De commissie merkt op dat de internationalisering nog in de kinderschoenen staat. In de verschillenden gespreksgroepen komt het aspect talenkennis naar voren. Aangezien de kans groot is dat afgestudeerden voor hun werkgever naar het buitenland moeten gaan of dat ze in een internationale context worden tewerkgesteld, erkent de opleiding het belang van een goede talenkennis. De opleiding confronteert de studenten met anderstalige handleidingen, datasheets, software enzovoort, om ze hiermee vertrouwd te maken. De studenten geven aan dat ze het nut van de taalonderdelen in de opleiding tijdens hun studententijd niet onderkennen en dat daarom de studiemotivatie hiervoor niet altijd groot is. De alumni en het werkveld erkennen
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 133
wel de noodzaak van talen, en ze wijzen op de bereidheid van pas afgestudeerden om talen bij te schaven na de werkuren, hoewel daarin het specifieke vakjargon ontbreekt. De opleiding organiseert verschillende activiteiten om de laatstejaarsstudenten voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Tijdens deze initiatieven valt de grote vraag vanuit het werkveld naar technisch opgeleide mensen duidelijk op. Zowel uit het ZER als tijdens de gesprekken stelt de commissie vast dat een groot aantal afgestudeerden via een schakelprogramma doorgroeit naar het ‘master in de industriële wetenschappen’-programma. De meeste alumni starten in een functie als bediende in de industrie.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan om de algemene en algemene beroepsgerichte competenties die door het werkveld als belangrijk worden gesignaleerd, sterker uit te bouwen in de opleiding.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. In Vlaanderen zijn nog geen streefcijfers voorhanden met betrekking tot het onderwijsrendement van bachelors technologie. De opleiding professionele bachelor Elektromechanica vergelijkt zichzelf vooral met de opleiding bachelor elektronica-ICT die binnen dezelfde campus een gelijkaardig profiel heeft. Uit het ZER blijkt dat de slaagcijfers erg hoog zijn voor studenten met een modeltraject (ongeveer 70 procent of meer studenten slaagt in het eerste jaar, en dat aantal stijgt naarmate de student in het tweede of derde jaar terechtkomt: zie de academiejaren 2005-2006 en 2006-2007). De groep studenten met een individueel opleidingstraject die een aantal opleidingsonderdelen uit een vorig jaar overdoen en dit combineren met een hoger jaar, slaagt beduidend minder (maximaal 44 procent in het eerste jaar, met een daling naarmate de studenten naar het tweede en/of derde jaar gaan). De opleiding tracht deze laatste groep actief te ondersteunen via advies en begeleiding bij het opstellen van het individuele opleidingstraject. De begeleiders manen deze studenten aan voorrang te geven aan de opleidingsonderdelen in hun laagste jaar, omdat dit de opleidingsonderdelen zijn waarmee ze problemen hebben. Bij de analyse van de slaagcijfers (in het eerste jaar) van de generatiestudenten met een modeltraject valt het slechte slaagpercentage van de studenten met een vooropleiding elektrische installatietechnieken op. De opleiding berekende via een doorstroomanalyse van de laatste drie academiejaren dat de gemiddelde studieduur drie jaar en één maand bedraagt.
134 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan om waakzaam te blijven dat de gemiddelde doorlooptijd als gevolg van de flexibilisering niet toeneemt.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 135
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is goed gedocumenteerd en de bijlagen zijn vrij volledig en helder. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg : onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
136 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: KHBO Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Elektromechanica Automatisering
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende | 137
138 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Hoofdstuk 4 Katholieke Hogeschool Kempen Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de Katholieke Hogeschool Kempen De Katholieke Hogeschool Kempen (K.H.Kempen) boogt op een lange traditie van hoger technisch onderwijs in de regio. De hogeschool in Geel ging in 1957 van start met de opleiding technisch ingenieur. In 1976 is deze opleiding omgevormd tot industrieel ingenieur. Op dat moment werd er ook gestart met de opleiding graduaat Bedrijfsmechanisatie, die later werd omgevormd tot Meet- en regeltechniek. In 1987 heeft de hogeschool de opleiding Meet- en regeltechniek omgevormd tot het graduaat Elektromechanica, en startte de hogeschool met een opleiding Elektronica. De K.H.Kempen is opgericht in 1995 en heeft vier vestigingsplaatsen, in Geel, Lier, Vorselaar en Turnhout. De opleiding professionele bachelor Elektromechanica behoort tot het departement Technische Wetenschappen op de campus in Geel. Het graduaat Elektromechanica is in 2003 omgevormd tot de professionele bachelor Elektromechanica bij de invoering van de bachelor-masterstructuur. De opleiding kent vier afstudeerrichtingen: Klimatisering, Onderhoudstechnologie, Procesautomatisering en Elektromechanica. De Katholieke Hogeschool Kempen maakt samen met andere hogescholen en de Katholieke Universiteit Leuven deel uit van de Associatie K.U.Leuven.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 139
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De professionele bachelor Elektromechanica aan de K.H.Kempen is een brede en praktische technologische opleiding, afgestemd op het werkveld. De opleiding stimuleert de attitude van levenslang leren bij de studenten. De algemene, algemeen beroepsgerichte competenties en beroepsspecifieke competenties zijn vastgelegd in het Structuurdecreet van 2003. Binnen de Associatie K.U.Leuven heeft de K.H.Kempen actief meegewerkt aan het verfijnen van de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties voor de professionele bachelor Elektromechanica. Het docententeam van deze opleiding was een van de voortrekkers binnen de Associatie K.U.Leuven om ook de beroepsspecifieke competenties op te stellen en vast te leggen in het hogeronderwijsregister. Voor deze professionele bacheloropleiding streeft de opleiding de volgende algemene competenties na: beroepsspecifiek redeneren; het vermogen tot kritische reflectie; het projectmatig werken en methodisch handelen in functie van de creatieve kennisontwikkeling; het uitvoeren van courante leidinggevende taken; het verwerven en verwerken van informatie; het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen; de ingesteldheid tot levenslang leren. Als algemene beroepsgerichte competenties richt de opleiding zich op het aanbieden van de volgende competenties: teamgericht werken; oplossingsgericht werken; het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Voor wat de beroepsspecifieke competenties betreft, wil de opleiding professionele bachelors afleveren die op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar volwaardig en zelfstandig kunnen functioneren in de volgende domeinen:
140 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
-
assisteren in het ontwikkelen, testen en beproeven van elektromechanische systemen, en het samenstellen van technische dossiers; de technische aspecten van een productieproces beheren, waaronder controles uitvoeren, afregelen en configureren, en de opvolging van de kwaliteitseisen van een productiesysteem; de installatie en het in bedrijf stellen van elektromechanische systemen, ze operationeel houden, en de onderhoudsproblemen opvolgen en oplossen; advies verlenen bij de aan- en verkoop van technologische systemen en producten; training geven over elektromechanische systemen.
De K.H.Kempen kiest er bewust voor om specifieke accenten te leggen voor de verschillende afstudeerrichtingen. Bij Elektromechanica ligt de klemtoon op het ontwerpen in de productieomgeving, bij Procesautomatisatie op de procesindustrie, voor de afstudeerrichting Onderhoudstechnologie ligt de focus op het onderhoud en bij Klimatisering is dit energiemanagement, naast het ontwerp en onderhoud van HVAC. De K.H.Kempen concretiseert het competentiegerichte onderwijs door middel van het uitwerken van een opleidingsconcept op hogeschoolniveau. Dit opleidingsconcept vormt de basis die elk departement hanteert bij de invulling van de verschillende curricula. De opleiding definieert drie grote lijnen binnen dit concept van competentiegericht onderwijs: het begeleiden van de student om te groeien vanuit een sterke begeleiding door de docenten tot een zelfsturende startende professional; het samenstellen van het opleidingsprogramma zodat de verticale groeilijnen in pijlers en de horizontale samenhang in een programmajaar zichtbaar worden, waardoor het opleidingsprogramma kan voorgesteld worden in een overzichtelijke matrixstructuur; de integratie van de beroepscontext in de opleiding. Uit het ZER en de gesprekken tijdens het visitatiebezoek maakt de commissie op dat het departement een heldere kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. Wat het niveau en de oriëntatie betreffen, voldoet de opleiding aan de decretaal opgelegde normen, aan de algemene en beroepscompetenties en aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader. De commissie stelt vast dat de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties degelijk zijn uitgewerkt. De beroepsspecifieke competenties geven duidelijk de focus weer van de verschillende afstudeerrichtingen, waardoor de opleiding die duidelijk kan communiceren, zowel naar toekomstige studenten als naar het werkveld. De commissie merkt op dat de opleidingsbrochure, de ECTS-fiches, het leerplatform Toledo en de K.H.Kempenwebsite degelijk zijn uitgewerkt. De algemene informatieverstrekking naar studenten is helder en aantrekkelijk geformuleerd.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 141
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De K.H.Kempen biedt vier afstudeerrichtingen aan in de opleiding Elektromechanica. Naast de jarenlange traditie van technisch onderwijs, kan de opleiding rekenen op een vlotte samenwerking met het werkveld en de opleiding industrieel ingenieur van de K.H.Kempen. De opleiding kiest bewust voor het aanbieden van een brede technologische professionele bacheloropleiding met een specifieke profilering van de verschillende afstudeerrichtingen. Met de keuze en de invulling van de afstudeerrichtingen speelt de opleiding optimaal in op de ontwikkelingen in het werkveld en de regio. Voor de afstudeerrichting Elektromechanica legt de opleiding het accent op ontwerpen en managen van het volledige proces. De opleiding merkt een nieuwe trend op waarbij het ontwerpen van installaties belangrijker wordt, omdat de industriële productieprocessen verhuizen naar het buitenland. In het geval van de afstudeerrichting Klimatisering werkt de opleiding naar HVAC toe, maar wordt dit vakgebied uitgebreid naar energie in gebouwen. Voor de procesautomatisering richt men zich op de evoluties binnen de procesindustrie in de regio. De afstudeerrichting Onderhoudstechnologie bereidt studenten voor op het onderhouden van installaties en systemen in een uitgebreid toepassingsdomein. Zoals beschreven in het hogeronderwijsregister neemt een professionele bachelor Elektromechanica een functie op in een van de volgende domeinen: ontwerp, productie, installatie en onderhoud, technisch-commerciële diensten en training. Na het aftoetsen van deze domeinen met het werkveld heeft de opleiding beslist om nog een bijkomende rol, namelijk het managen van een proces, op te nemen in de competentiematrix van deze opleiding. De commissie was aangenaam verrast door de uitwerking en concrete invulling van de verschillende competenties voor elk van de mogelijke rollen die een professionele bachelor zou kunnen opnemen. De opleiding slaagt erin om het globale beeld van deze verschillende rollen in één krachtige en overzichtelijke figuur te visualiseren en te communiceren in de organisatie en naar alle andere stakeholders. Alle competenties zijn SMART geconcretiseerd, en elke competentie is onderverdeeld in vijf tot zes subcompetenties. Voor elk van deze 34 subcompetenties is een aantal concrete en meetbare gedragsindicatoren uitgewerkt. Dat bevordert de communicatie over de zinvolheid van het opnemen van bepaalde competenties als leerdoelen. Het geeft richting aan de invulling van de opleidingsonderdelen, en het stuurt de evaluatie voor het bereiken van de competenties. De opleiding biedt hier een schoolvoorbeeld van een concrete en pragmatische uitwerking van een competentiemodel dat volledig beantwoordt aan de internationale standaarden van didactiek. De commissie ziet dit uitgewerkte concept als een referentie voor andere opleidingen. De doelstellingen om de studenten beroepscertificaten te laten behalen tijdens de opleiding is volgens de commissie een belangrijk voordeel van deze opleiding. De commissie denkt hierbij aan het behalen van een VCA-basisattest, waarvoor de studenten voor een externe commissie examen kunnen afleggen op de hogeschool, of het behalen van het attest brandertechnicus en andere attesten voor de afstudeerrichting
142 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Klimatisering. Het werkveld en de alumni bevestigen dat dit een meerwaarde is tijdens de sollicitatie en de intreding in het werkveld. De hierdoor bij de studenten aangebrachte alertheid naar veiligheid ziet het werkveld als een pluspunt. De opleiding heeft de vergelijking gemaakt van het eigen programma met dat van buitenlandse instituten, hoewel de afstemming en het vergelijken niet makkelijk zijn door de structurele verschillen in de opleidingsopbouw tussen de K.H.Kempen en buitenlandse instituten. Als men vergelijkt met Nederland is deze opleiding vergelijkbaar met de Nederlandse opleiding Werktuigkunde en Technische bedrijfskunde. Er moet echter opgemerkt worden dat de Nederlandse opleiding zich meer richt op de bedrijfskundige aspecten dan op de technologische kant. In Duitsland zijn de opleidingen bachelor Machinebau en de bachelor Mechatronic vergelijkbare opleidingen, maar het aandeel van de machinebouwindustrie is in Duitsland nog veel groter dan in Vlaanderen. De opleiding stelt na een aantal uitwisselingsprojecten vast dat zowel het Finse onderwijssysteem als de Finse studenten vergelijkbaar zijn met de situatie die wij in Vlaanderen kennen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
goed excellent
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 143
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De K.H.Kempen kiest er bewust voor om de student de keuze voor een afstudeerrichting pas in het tweede programmajaar te laten maken, met uitzondering van de afstudeerrichting Klimatisering. Voor de afstudeerrichtingen onderhoudstechnologie, procesautomatisering en Elektromechanica (OPE) is enerzijds een groot aantal programmaonderdelen gemeenschappelijk (namelijk 132 studiepunten voor het gemeenschappelijke pakket OPE). Anderzijds slaagt de opleiding erin om duidelijke en specifieke accenten te leggen in de verschillende afstudeerrichtingen (25 studiepunten). Aan stage en projectwerk zijn 23 studiepunten toegewezen. Sinds 2005 voerde de opleiding de keuze voor de afstudeerrichting Klimatisering in vanaf de start van het curriculum, omdat deze afstudeerrichting zich specifiek toespitst op de bouwsector. De belangstelling voor energie neemt toe in de maatschappelijke context en is geïntegreerd in deze afstudeerrichting. De studenten en afgestudeerden Klimatisering waarderen deze keuze vanaf het eerste jaar, en zien dit als een troef om aan deze hogeschool te komen studeren. De vertaling van de doelstelling naar een samenhangend programma visualiseert en concretiseert de opleiding door de horizontale en verticale pijlerstructuur. Tussen het inleveren van het ZER en het visitatiebezoek ziet de commissie dat de opleiding continu verder is geëvolueerd. De opleiding kiest resoluut voor een verdere integratie binnen het curriculum door het projectwerk in te voeren vanaf het eerste jaar, waardoor de opleiding de doelstellingen en de inhoud van het programma nog dichter bij elkaar brengt. De opleiding heeft de invulling van de verschillende opleidingsonderdelen en onderwijsactiviteiten weergegeven in de ECTS-fiches. Deze ECTS-fiches zijn terug te vinden in de opleidingsbrochure en op de website. Tijdens de theoretische vakken biedt de opleiding een degelijke theoretische basis aan ter ondersteuning van de praktijktoepassing. Tijdens de labosessies doen de studenten praktische ervaring op. De opleiding zorgt voor de integratie van de beroepscontext door projectwerken, opdrachten en de stage. Deze opleidingsonderdelen zijn dikwijls disciplineoverschrijdend. De focus op de vier afstudeerrichtingen maakt een duidelijke profilering mogelijk, zowel naar toekomstige studenten als naar het afnemende werkveld. Het opleidingsprogramma wordt onder leiding van de opleidingscoördinator door de Opleidingswerkgroep constant bijgestuurd, om in lijn te blijven met de actualisatie van de technologische ontwikkelingen en de verwerking van informatie van het werkveld. De opleidingscoördinator waakt erover dat de coherentie binnen het programma blijvend wordt gegarandeerd. De docenten voeren onderwijskundige vernieuwingen door, en zijn ook verantwoordelijk voor de inhoudelijke actualisering van de verschillende programmaonderdelen. De docenten vormen samen het opleidingsteam. Ze onderhouden contacten met bedrijven en secundaire scholen, onder andere via projecten en stages.
144 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroeps-, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden, en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Tijdens de stage in het derde jaar, bij bedrijfsbezoeken en tijdens de hoorcolleges van gastsprekers komen de studenten expliciet in contact met het werkveld. Interacties met het Kenniscentrum Energie, een van de tien onderzoeksdomeinen van de K.H.Kempen en gelokaliseerd op de campus, dragen hier ook toe bij. De docenten werken via projectmatig wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening aan projecten in het werkveld. De docenten verwerven via deze weg nieuwe kennis, die automatisch geïntegreerd wordt in het opleidingsprogramma. Studenten worden actief betrokken bij deze onderzoeksprojecten, zoals het project gebouwenbeheer. In het kader van dit project leren studenten energiemetingen uitvoeren en worden ze begeleid door een docent van het Kenniscentrum Energie. De commissie was aangenaam verrast door de gedegen uitwerking van de opleidingsprogramma’s van de verschillende afstudeerrichtingen. De opsplitsing vanaf het eerste jaar tussen OPE en Klimatisering is voor de visitatiecommissie een succesvolle ingreep, zonder dat de organisatie bijkomend wordt belast wat de personeelsbezetting betreft. De alumni geven tijdens de gesprekken te kennen dat het opleidingsprogramma geprofessionaliseerd en praktijkgericht is. De vertegenwoordigers van het werkveld bevestigen dit tijdens het visitatiebezoek. De commissie waardeert de actieve participatie van het werkveld aan de Departementale Raad en aan de werkveldcommissies. Deze initiatieven waarborgen de professionele gerichtheid van de opleiding. Zowel de docenten als de directie onderhouden elk op hun niveau contacten met het werkveld en de belangrijke actoren in de regio op technologisch vlak. De commissie stelt tijdens de verschillende gesprekken vast dat de meeste docenten al jaren aan de hogeschool verbonden zijn en toch een gedegen kennis van de actuele technologie bezitten. Docenten nemen actief deel aan activiteiten van verschillende beroepsverenigingen. Nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld informatie opgepikt uit nationale en internationale vakliteratuur, nemen ze op in het cursusmateriaal bij de actualisatie van de opleidingsonderdelen. Negen van de vijftien personeelsleden van het Kenniscentrum Energie maken deel uit van het docentenkorps van het departement Technische Wetenschappen. De opleiding stelt studiemateriaal op in samenwerking met Europese partners, zoals studiemateriaal voor verwarming en koeling(V@K-project) of voor automatisering (Leonardo-project).
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 145
Het opleidingsprogramma is zo opgebouwd, dat de zelfstandigheid en het probleemoplossende vermogen van de studenten toeneemt doorheen het curriculum. Het aantal praktijkoefeningen en de complexiteit van de aangeboden probleemstellingen stijgen naarmate de student in het tweede en derde programmajaar komt. De stageperiode is bedoeld om de overgang van het student-zijn naar het functioneren binnen een beroepscontext zo vlot mogelijk te laten verlopen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft het opleidingsprogramma gedegen opgebouwd. De commissie was aangenaam verrast door de heldere en krachtige visuele voorstelling van het opleidingsprogramma, waarbij de samenhang van de verschillende afstudeerrichtingen – zowel horizontaal als verticaal – in drie beelden volledig duidelijk wordt. De opleiding geeft de relatie tussen de kerncompetenties, de afstudeerrichtingen en de toepassingsgebieden in het werkveld visueel weer. Het koppelen van de kerncompetenties aan meetbare gedragsindicatoren maken de competentiematrix tot een krachtig beleidsinstrument voor de opleiding. Zowel voor de afstudeerrichtingen Onderhoudstechnologie – Procesautomatisatie - Elektromechanica als voor Klimatisering slaagt de opleiding erin om een overzichtelijk beeld te geven, wat de horizontale en verticale verbinding van de verschillende pijlers betreft, en dit over de drie programmajaren. De verticale pijlers staan voor de opbouw van competenties en de groeilijnen binnen de verschillende onderwijsactiviteiten over de drie jaren; de horizontale lijnen geven de samenhang binnen de programmajaren weer. Alle opleidingsonderdelen binnen de verschillende onderwijsactiviteiten zijn schematisch weergegeven in deze figuren, waardoor de opbouw en de verbanden binnen het curriculum in een oogopslag duidelijk worden. Het projectwerk in het eerste en tweede jaar, en de stage en het eindwerk in het derde jaar vormen een verticale band over de verschillende programmaonderdelen. Voor de afstudeerrichtingen OPE bestaan de verticale pijlers uit de volgende programmaonderdelen: energietechnologie, mechanisch ontwerp, Automatisering, elektriciteit-elektronica, organisatie en zorgsystemen, en ICT en communicatie. Voor de afstudeerrichting Klimatisering is de opbouw identiek, met uitzondering van de pijler energietechnologie; die is opgesplitst in energietechnologie-HVAC en energiemanagement voor gebouwen. Om de samenhang binnen het opleidingsprogramma te bewaken, werken de opleidingscoördinator en het opleidingsteam nauw samen. De pijlerverantwoordelijke is de docent van het opleidingsteam, die binnen een bepaalde pijler waakt over de logische opbouw van de te verwerven competenties, de synergie en de samenhang voor alle opleidingsonderdelen van de pijler. De docenten binnen een pijler overleggen via informele contacten, en wisselen ervaringen uit. Bij het afronden van het curriculum beheerst de student alle competenties van de verschillende componenten. Het opleidingsprogramma is zo opgesteld, dat de studenten evolueren van een startende student in het hoger onderwijs naar een professionele bachelor Elektromechanica, die klaar is voor het werkveld.
146 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
In het eerste jaar vervult de docent een sterke begeleidende rol naar de studenten bij de opdrachten en de labooefeningen. Naarmate de studenten het curriculum verder doorlopen, ligt de nadruk steeds meer op de zelfsturing van de student bij het uitvoeren van opdrachten en de ontwikkeling van competenties.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De K.H.Kempen heeft een lange traditie in studielastmetingen. De kwaliteitswerkgroep Studietijdmeting ontwikkelt methodieken om studielastmetingen uit te voeren. Het departement TW gebruikt de methode van tijdschrijven sinds 1994. Vanaf het academiejaar 2006-2007 verkiest de opleiding om over te stappen op Metis, een systeem waarbij de studenten gevraagd wordt de studietijd achteraf te schatten. De opleiding vraagt zowel de eerste- als tweedejaarsstudenten deze tijdmeting te registreren. Om een volledig beeld te bekomen, kregen de studenten bijkomend een aantal vragen over de
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 147
subjectieve studielast. Tijdens het academiejaar 2007-2008 hebben de eerstejaarsstudenten professionele bachelor Elektromechanica deelgenomen aan het project STUD5. STUD5 is een PWO-onderzoek bij eerstejaarsstudenten aan de K.H.Kempen, dat peilt naar factoren die een invloed hebben op het studierendement. STUD5 staat voor: studietijd, studeervaardigheden, studiebegeleiding, studeerbaarheid en studierendement. De metingen gebeuren door schatten tijdens een aantal speciaal geselecteerde weektypes. De opleiding maakt uit de studietijdmetingen op dat de reële studielast lager is dan de begrote studielast. De opleiding merkt wel op dat door het invoeren van projectwerk de studenten spontaan meer gaan werken en dat hierdoor de studielast stijgt. Op basis van deze resultaten heeft de opleiding acties ondernomen om het opleidingsprogramma en de begeleiding van de studenten bij te sturen, en op deze manier de studietijd te optimaliseren. De eerstejaarsstudenten worden geconfronteerd met de resultaten van de studietijdmetingen en de slaagcijfers tijdens een sessie van studie- en studentenbegeleiding bij de start van het academiejaar, met als doel om hen aan te manen systematisch te studeren gedurende het jaar. Het invoeren van de vier evaluatiemomenten in het eerste jaar is een bijkomende stimulans voor het verhogen van de studie-inzet bij de studenten. De commissie vraagt de opleiding om verder te zoeken naar werkvormen die de studenten aanzetten om meer te studeren. De commissie waardeert alvast de stappen die de opleiding onderneemt om met enthousiasmerende werkvormen de studenten nog meer te activeren, zoals het inzetten van projectwerk in het eerste jaar professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan om de ingeslagen weg naar vernieuwende werkvormen die de studenten aanzetten om meer te studeren, verder te zetten.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In de periode 2006-2007 heeft het departement TW actief deelgenomen aan het ontwikkelen van het K.H.Kempen-opleidingsconcept, waarin de didactische werkvormen en leermiddelen zijn gedefinieerd. De opleiding kiest bewust voor een opleidingsconcept met een geleidelijke evolutie van docent- naar studentgestuurd leren, leren als een sociaal gebeuren waarbij contactonderwijs en groepsbegeleiding essentieel zijn, en een openheid aan verschillende leerstijlen, gekoppeld aan een diversiteit van werkvormen. De K.H.Kempen gaat voor de creatie van een krachtige leeromgeving waarin de student in aanraking komt met authentieke taken, doelgerichte werkvormen, digitale leerplatformen, groepswerk en groepsactiviteiten. Door gebruik te maken van een variëteit aan didactische onderwijsvormen spreken de docenten de verschillende leerstijlen van de studenten aan, om zo de competentieontwikkeling te bevorderen. In de toekomst wil de opleiding evolueren naar een verdere integratie en nog meer zelfstandig leren in deze krachtige leeromgeving. De werkvormen worden zo gekozen dat de leeractiviteiten van de student, en de informatie en begeleiding van de docenten maximaal kunnen worden geoptimaliseerd. Vanuit didactisch oogpunt gaan de verschillende
148 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
werkvormen de samenhang van het opleidingsprogramma verder versterken. De werkvormen in het eerste jaar zijn vooral uitvoerend, maar evolueren systematisch naar een toenemende complexiteit en zelfstandigheid in het derde jaar. De hoorcolleges blijven belangrijk om de studenten een gefundeerde basis kennis aan te bieden. De praktijkgerichte aanpak komt tot uiting tijdens de practica en projectwerken. Tijdens het visitatiebezoek merkte de commissie op dat het gebruik van Toledo goed is ingeburgerd, en dat het platform zowel door de docenten als de studenten veelvuldig wordt gebruikt. De opleiding zet een variëteit aan onderwijsmiddelen in, waaronder cursussen, handboeken en PowerPointpresentaties. De docenten stellen het studiemateriaal zelf samen, waardoor de verbinding tussen studiemateriaal, theorielessen en praktijkoefeningen optimaal is. De commissie merkt op dat een aantal cursussen beter en uniformer mag worden uitgewerkt, en dat bronverwijzingen ook moeten worden vermeld. De ‘K.H.Kempen-stijlwijzer’ voor de cursussen is een goed initiatief, maar moet nog verder worden ingevoerd voor alle cursussen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan om een aantal resterende cursussen ook in lijn te brengen met de ‘K.H.Kempen-stijlwijzer’. De commissie adviseert om de inhoud en de relevantie van sommige cursussen beter te doen aansluiten bij de andere onderdelen van het opleidingsprogramma.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het examenreglement van de K.H.Kempen is opgesteld voor alle opleidingen aan deze hogeschool. Dit is zowel via Toledo als via een papieren versie toegankelijk voor de studenten. De hogeschool organiseert drie examenperiodes per academiejaar. Voor de eerstejaarsstudenten zijn er twee bijkomende evaluatiemomenten, namelijk na module 1 (november) en module 3 (april). Hierdoor krijgt de eerstejaarsstudent snel feedback over zijn functioneren in het hoger onderwijs, waardoor hij zijn studiemethode eventueel nog kan bijsturen. De studenten waarderen deze aanpak. Na elke toetsingsperiode hebben de studenten de mogelijkheid om hun examens in te kijken. Tijdens het academiejaar organiseert de opleiding beoordelingsmomenten of toetsen in het kader van permanente evaluatie, zoals voor praktijkoefeningen en andere onderwijsactiviteiten. De opleiding heeft duidelijke richtlijnen vastgelegd voor het percentage punten van het examencijfer dat de studenten behalen door permanente evaluatie. Het beleidsteam van het departement TW stelt de jaarplanning en de organisatie van de examens op, in overleg met de Studentenraad en de Departementale Raad, volgens vastgelegde principes. De examenroosters voor de GIT-studenten stelt de opleiding individueel op. Voor de studenten met een functiebeperking voorziet ze de
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 149
nodige faciliteiten. De opleiding heeft een gebruiksvriendelijk registratiesysteem voor de studenten om een examen te verplaatsen in het geval van een gewettigde reden. In het onderwijs- en examenreglement en de ECTS-fiches beschrijft de opleiding de verschillende evaluatievormen die ingezet worden bij de toetsing. De opleiding introduceert nieuwe evaluatievormen, zoals peer assessment bij projectwerk. De commissie steunt de geplande initiatieven van de K.H.Kempen om op hogeschoolniveau prioriteit te geven aan de ontwikkeling en implementatie van nieuwe initiatieven voor competentiegericht toetsen. De opleiding streeft naar het meer zichtbaar uitwerken van competentiegericht toetsen, zoals dat nu al gebeurt voor de stages. De commissie juicht dit initiatief toe, en suggereert om het toetsen af te stemmen op de gedragsindicatoren, zoals geformuleerd in de opleidingsdoelstellingen. De hogeschool heeft de deliberatiecriteria duidelijk omschreven in een ‘procedure examens en deliberatie’, die in het examenreglement is opgenomen. Zoals in het Flexibiliseringdecreet is vastgelegd, kan een student credits bekomen per opleidingsonderdeel. In overleg met de Studentenraad kiest de K.H.Kempen voor een programmajaarsysteem. Hierdoor gaan de docenten tijdens een formele deliberatie beslissen over alle examenresultaten van een programmajaar volgens de vastgelegde criteria. De commissie waardeert de opleiding voor deze gedegen aanpak. De opleiding integreerde de stage en het eindwerk in één opleidingsonderdeel (vijftien studiepunten; vanaf het academiejaar 2008-2009 is dit verhoogd tot twintig studiepunten). Sinds het academiejaar 2008-2009 organiseert de opleiding de stage in het tweede semester. Hierdoor vormt de stage nu het sluitstuk van de opleiding, waardoor het voor studenten mogelijk is om voor een buitenlandse stage te kiezen. De stagecoördinator is de opleidingsverantwoordelijke voor het opleidingsonderdeel stage en eindwerk. Hij is de spilfiguur tussen de bedrijven of instellingen, de studenten en de begeleidende docenten, zowel voor de binnenals buitenlandse stages. Alle informatie in verband met de stage en het eindwerk, en de nodige documenten vinden de studenten op het leerplatform Toledo. Het kwaliteitshandboek bevat een goed uitgewerkt draaiboek voor de begeleidende docenten. De verschillende te verwerven competenties tijdens de stage heeft de opleiding grondig uitgewerkt in checklijsten voor de bedrijfsbegeleiders. De opleiding heeft een speciale sessie georganiseerd om deze competenties aan de betrokkenen van het werkveld uit te leggen. Het werkveld waardeert deze aanpak. De studenten zoeken zelf een stagebedrijf. De stagecoördinator evalueert op basis van vastgelegde criteria of het bedrijf voldoet. Na goedkeuring ondertekenen alle partijen het standaardstagecontract. De studenten lopen stage in binnen- of buitenland (binnen of buiten Europa). De opleiding EM voert actief promotie bij de studenten om voor een buitenlandse stage te kiezen. De student krijgt een reëel toegepast wetenschappelijk of technisch probleem aangereikt tijdens de stage. Elke student moet dit uitwerken binnen het bedrijf of de instelling, onder begeleiding van een bedrijfspromotor en docent. De student rapporteert via Toledo tweewekelijks zijn vorderingen aan de stagebegeleider van de opleiding. De stagebegeleider voorziet ook een tussentijds evaluatiemoment met de bedrijfspromotor en de student, om de student feedback te geven over zijn functioneren op de stageplaats. De opleiding streeft ernaar om met de stagebedrijven een langetermijnrelatie op te bouwen. Elke student levert een eindwerk in. Dit document start met de omschrijving van de stageopdracht, waarna een verslag volgt van de uitgevoerde probleemanalyse, de oplossingsaanpak en – als afsluiting – een bespreking van het eindresultaat. De eindwerkverdediging maakt deel uit van het examen op het einde van het derde programmajaar. Voor dit opleidingsonderdeel is geen deliberatie mogelijk. De puntenverdeling van ‘stage en eindwerk’ ligt vast en is evenredig verdeeld over de beoordelingen door de bedrijfspromotor en de stagebegeleider, en voor het eindwerk en de eindwerkverdediging. De studenten hebben ook de mogelijkheid om een team te vormen en een projectvoorstel voor een small business project (SBP) in te dienen, als alternatief voor de stage in een bedrijf of bij een instelling. Dit team kan bestaan uit studenten van de eigen opleiding en/of aangevuld zijn met studenten uit andere opleidingen binnen het departement TW. Deze studenten worden tijdens hun opdracht begeleid door twee docenten van de opleiding. De commissie apprecieert de manier waarop de opleiding de screening doet van het SBP-projectvoorstel als alternatief voor de stage en het eindwerk. Hierdoor beschermt de opleiding effectief de studenten, en bewaakt zij
150 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
dat er voldoende leerkansen aanwezig zijn voor de studenten die het initiatief nemen om een projectvoorstel in te dienen. Voor de SBP’s werkt de opleiding nauw samen met externe bedrijven. SBP-projecten kunnen rekenen op een persvoorstelling. Omdat de opleiding een strenge selectie doorvoert bij het indienen van een SBP scoren de gemotiveerde studenten regelmatig prijzen met hun uitgewerkte SBP.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de opleiding om de toetsen af te stemmen op de gedragsindicatoren, zoals geformuleerd in de opleidingsdoelstellingen.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. Alle studenten die voldoen aan de decretale en aanvullende voorwaarden, opgesteld door de K.H.Kempen, kunnen zich inschrijven voor een bacheloropleiding aan deze hogeschool. Elke student die beschikt over eerder verworven kwalificaties (EVK) of eerder verworven competenties (EVC) kan een verzoek tot vrijstelling voor een opleidingsonderdeel indienen bij het departementshoofd, op basis van een gedocumenteerd dossier. Het departementshoofd neemt een beslissing op basis van de binnen de Associatie K.U.Leuven en de K.H.Kempen vastgelegde procedures en kwaliteitscriteria. De opleiding onderhoudt nauwe contacten met de secundaire scholen. Regelmatig worden de opleidingen aan elkaar voorgesteld. Een aantal docenten van de opleiding werkt actief mee aan projecten voor het secundair onderwijs, of is nauw betrokken bij de geïntegreerde proeven (GIP) van de laatstejaarsleerlingen van het TSO. De opleiding heeft de jaarlijkse regionale technologie-initiatieven structureel uitgewerkt, waardoor workshops aangeboden worden op de hogeschool aan scholieren van het secundair onderwijs in het Regionaal Technologie Centrum (RTC).
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 151
De meeste studenten binnen de opleiding EM volgen voltijds onderwijs, hoewel deeltijdse trajecten mogelijk zijn. Deeltijds studeren komt in de opleiding EM niet frequent voor, omdat het aanwezig zijn in de praktijkoefeningen niet makkelijk te combineren valt met een job. Voor studenten die niet uit een technische vooropleiding komen, organiseert de opleiding EM een speciaal pakket elektronica en elektriciteit. Bij het begin van het academiejaar maakt deze groep studenten apart kennis met de toestellen in de laboratoria, en krijgen ze een vaste begeleider toegewezen. De commissie waardeert dit initiatief, maar mist praktische basisoefeningen voor deze studenten binnen de opleiding. Voor studenten met een zwakkere vooropleiding wiskunde, biedt de opleiding de mogelijkheid om te kiezen voor ‘wiskunde begeleid’. De te behalen leerdoelen zijn dezelfde, maar het aantal contacturen per week is veel hoger voor deze studenten (4,5 uur per week versus 3 uur per week in het normale opleidingsonderdeel wiskunde tijdens het eerste semester). In het opleidingsonderdeel ‘wiskunde begeleid’ biedt de opleiding de student naast extra oefeningen meer coaching en individuele begeleiding aan. Indien een student geen credit haalt in januari voor ‘wiskunde I’ kan hij zich inschrijven voor het traject ‘wiskunde alternatief’. De student wordt in het tweede semester dan extra begeleid door middel van wekelijkse themalessen, om zich voor te bereiden op de herkansing in de tweede examenperiode. De studenten beslissen zelf of ze op dit aanbod willen ingaan. De opleiding vindt dit belangrijk, omdat door deze vrijwillige keuze de motivatie om te slagen bij de studenten groter is. De opleiding kiest er bewust voor om extra tijd van de docenten te investeren in de zwakkere studenten. De commissie waardeert de aanpak van studenten met een zwakkere vooropleiding. De commissie ziet het opleidingsonderdeel ‘wiskunde begeleid’ als een extra troef van deze opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud : facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
goed goed goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
152 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De directeur van de hogeschool legt het personeelscontingent voor de hogeschool voor het volgende academiejaar vast op basis van de financiële cijfers in de periode april-mei. Op het einde van elk academiejaar stelt het beleidsteam een behoefteplan op voor het departement, gebaseerd op de onderwijsvisie en het opleidingsconcept, een schatting van het aantal studenten en alle bijhorende activiteiten, en de realisatie van de departementale beleidsdoelstellingen. Op basis van alle behoefteplannen van de verschillende departementen wijst het directieteam de personeelsleden toe aan de verschillende departementen of diensten binnen de hogeschool. De hogeschool heeft aandacht voor de behoeften, de competenties en interesses van de individuele personeelsleden. De hogeschool beschouwt haar personeelsleden als partners om samen de visie uit te dragen en de strategische doelen te realiseren. Alle docenten worden aangemoedigd om naast hun onderwijsopdracht ook nog andere taken binnen de organisatie van de hogeschool op zich te nemen. De commissie stelt met plezier vast dat het ‘doordesemd’ beleid uitstraalt doorheen het korps, dankzij de operationeel werkende matrixorganisatie. De aanwerving van nieuwe personeelsleden gebeurt volgens het decreet en de afspraken binnen de K.H.Kempen. De hogeschool voorziet een onthaalavond bij het begin van het academiejaar voor nieuwe medewerkers. De begeleiding van de nieuwe medewerkers van het departement TW is uitvoerig beschreven in het begeleidingsplan TW. De hogeschool voorziet voor alle medewerkers regelmatig functionerings- en evaluatiegesprekken. De commissie is van oordeel dat de integratie van functioneringsgesprekken in het personeelsbeleid een middel zijn tot verbetering, en dat deze ook nuttig zijn voor de top- en stafmedewerkers. De docenten met minder anciënniteit zijn geaccepteerd en geïntegreerd in het team. De docenten met meer anciënniteit zijn nog steeds enthousiast en dynamisch. De commissie waardeert het feit dat docenten in het buitenland in het Engels gaan lesgeven. Alle personeelsleden, docenten en ATP-personeel scholen zich voortdurend bij, zowel vakinhoudelijk als didactisch. Alle bijscholingsinformatie wordt systematisch door de personeelsleden ingegeven in de competentiedatabase. De commissie merkt tijdens het visitatiebezoek op dat binnen de opleiding Elektromechanica een enthousiast team eendrachtig het sterke merk ‘technische wetenschappen’ nastreeft.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 153
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement telt 55 docenten, die allemaal een masterdiploma hebben. De meeste docenten beschikken daarenboven ook over een pedagogisch diploma. De commissie merkt op dat er geen professionele bachelors lesgeven aan deze opleiding. Zowel de hogeschool als het departement TW wil focussen op de verdere professionalisering op onderwijskundig gebied, zoals opgenomen in het beleidsplan. Op hogeschoolniveau organiseert de Onderwijsraad regelmatig studiedagen en de jaarlijkse Onderwijsdag om kennis en ervaring binnen de K.H.Kempen uit te wisselen. Het departement TW organiseert zelf ook studiedagen om de docenten in contact te brengen met de nieuwste onderwijsontwikkelingen. De commissie stelt vast dat de docenten wat vakspecialistische kwaliteiten betreft, hoog scoren. Hoewel het departement TW niet alle nieuwste machines ter beschikking kan stellen van de studenten zijn de docenten op de hoogte van de bestaande technieken. De commissie vindt het positief dat docenten gebruikmaken van filmpjes in de les, om bijvoorbeeld een aantal stukken van het lasproces aanschouwelijk over te brengen aan de studenten. Het werkveld, de studenten en de alumni bevestigen de professionaliteit van de docenten. De commissie waardeert de keuze van het departement om verder aansluiting en verbinding te maken met het werkveld door nieuwe personeelsleden met ervaring uit de privésector aan te trekken. Naast hun onderwijsopdracht zijn de docenten ook actief betrokken bij twee andere decretaal vastgelegde opdrachten van de hogeschool, namelijk maatschappelijke dienstverlening en projectmatig wetenschappelijk onderzoek. Docenten met kennis van energietechnologie voeren onderzoeksprojecten uit binnen de schoot van het Kenniscentrum Energie. De kennis die ze hierdoor opbouwen, wordt onmiddellijk geïntegreerd in de opleiding EM, en meer specifiek in de afstudeerrichting Klimatisering.
Aanbevelingen ter verbetering: /
154 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Een aantal diensten is op hogeschoolniveau en/of op het niveau van de campus Geel georganiseerd voor de departementen op de campus. Het departement TW stelt 62 mensen te werk, van wie 5 contractueel aan de hogeschool zijn verbonden. De meeste personeelsleden zijn voltijds verbonden aan de K.H.Kempen. De opleiding EM telt in totaal 40 personeelsleden, van wie 36 docenten, 2 administratieve en 2 contractuele medewerkers. Naast de twee administratieve medewerkers werken nog tien andere vrouwelijke personeelsleden binnen de afdeling. De gemiddelde leeftijd van de statutaire medewerkers binnen het departement TW is 42,6 jaar. De commissie merkt op dat de leeftijdspiramide van de docenten een aandachtspunt is voor de toekomst. Maar de commissie stelt tegelijk vast dat de opleiding ook in dit kader de nodige acties onderneemt, mee door de toename van het aantal studenten in de opleiding. De student-docentratio evolueert gunstig voor de opleiding EM, en bedraagt gemiddeld 15,6 over de vijf laatste jaren. De hogeschool beschikt over een open en transparant taakbelastingssysteem voor de docenten. Anderzijds maakt de commissie uit de gesprekken met de studenten en de alumni op dat de groepen in het eerste jaar groeien. De commissie wil de opleiding attent maken op het stijgende aantal studenten in het eerste jaar, waardoor het comfort – zowel voor de studenten als voor de docenten – vermindert. Gezien de opleiding professionele bachelor Elektromechanica aan de K.H.Kempen duidelijk in de lift zit, zal dit in de toekomst alleen maar toenemen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de opleiding om voldoende oplossingen te zoeken voor de groepsgroottes die de kwaliteit van de labobegeleiding in het gedrang zouden kunnen brengen.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
goed goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 155
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De K.H.Kempen-campus Geel is ruim, en voorzien van de nodige infrastructuur en faciliteiten om de nieuwste werkmethodes te gebruiken en te voldoen aan de onderwijsbehoeftes. De hogeschool voorziet in het langetermijninfrastructuurplan de bouw van een B-blok en de uitbreiding van het A-blok, waarvan ook de opleiding Elektromechanica zal kunnen gebruikmaken. De facilitaire diensten coördineren alle activiteiten op de campus, van de reservaties van lokalen over de catering, het schoonmaken tot het beheer van de facilitaire contracten. De campus beschikt over vijf auditoria en verschillende leslokalen, waarvan de meeste uitgerust zijn met moderne technologie, zoals dataprojectoren en andere audiovisuele middelen. De commissie was aangenaam verrast door het flexibele auditorium, dat ideaal is voor groepswerk, omdat de docent gemakkelijk tot bij de individuele studenten kan komen. Er zijn netwerkaansluitingen voorzien in alle lokalen. Momenteel is een deel van de campus uitgerust met een draadloos netwerk; dit zal in de toekomst verder worden uitgebreid. Op de campus staan meer dan duizend computers ter beschikking van docenten en studenten. Op dit moment is het geen verplichting voor de studenten om over een eigen laptop te beschikken. Het inrichten van volwassenenonderwijs op deze campus maakt dat de infrastructuur optimaal gebruikt wordt, zowel overdag als ’s avonds. Zo kan men regelmatig investeren in de vernieuwing van het computermateriaal. De labo’s van de opleiding Elektromechanica worden gedeeld met andere opleidingen in de hogeschool, en zijn voorzien van industriële opstellingen. De docenten vinden de samenwerking met docenten uit andere opleidingen een meerwaarde. Elk labo heeft een hoofdlaboverantwoordelijke, die instaat voor de coördinatie en het beheer van alle activiteiten binnen het labo. De hoofdlaboverantwoordelijke vertegenwoordigt zijn labo in de overkoepelende werkgroep Laboratoria van de campus. De campus in Geel besteedt veel aandacht aan de veiligheid in de labo’s. De commissie was aangenaam verrast door de zelfgemaakte videofilm en de brochure die elke docent en student krijgt. Om de contacten met de docenten met de studenten te bevorderen, beschikken de docenten over een eigen werkplek in de nabijheid van de labo’s. De studenten beschikken over twee zelfstudiecentra op de campus, namelijk het labo informatica en de mediatheek. In het labo informatica staan 55 computers, scanners en kleurenprinters, en meer dan 80 softwarepakketten ter beschikking van de studenten en de docenten. De K.H.Kempen heeft met verschillende softwareleveranciers onderhandeld, waardoor de studenten gratis of erg voordelig softwarepakketten kunnen aankopen voor onderwijsdoeleinden. Op de beveiligde campusserver krijgen zowel docenten als studenten persoonlijke schrijfruimte. Iedereen beschikt over een e-mailadres van de hogeschool. De recent volledig vernieuwde mediatheek biedt studenten en docenten toegang tot een uitgebreide collectie vakliteratuur en tijdschriften, naast online raadpleegbare bestanden en databanken. De mediatheek van de campus in Geel is sinds 1995 erkend als volwaardig Europees documentatiecentrum (EDC). In samenwerking met de K.U.Leuven en met de steun van het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) heeft de K.H.Kempen ‘Document and Knowledge Sharing’ (DoKS) ontwikkeld. Hierdoor zijn de eindwerken van de studenten beschikbaar via internet. Alle studenten van het eerste jaar krijgen bij het begin van het academiejaar een introductie in de mediatheek om de beschikbare voorzieningen te leren kennen. Het gebruik van Toledo, de elektronische leer- en toetsomgeving van de Associatie K.U.Leuven, is goed ingeburgerd, zowel bij de docenten als de studenten. De commissie stelt vast dat Toledo frequent wordt gebruikt.
156 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
De vzw Campinia Media stelt het nodige studiemateriaal, zoals boeken en cursussen, ter beschikking van de studenten.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Een van de strategische doelstellingen die opgenomen zijn in het beleidsplan van de K.H.Kempen is: ‘Een degelijke studiebegeleiding ondersteunt het leerproces.’Het begeleidingsplan situeert zich op vijf actiegebieden: studieloopbaanbegeleiding, psychosociale begeleiding, groepsbegeleiding, studiebegeleiding en studeren met een functiebeperking. Op hogeschoolniveau bestaat de werkgroep Studie- en Studentenbegeleiding uit alle studie- en studentenbegeleiders van de verschillende departementen. Via de Onderwijsraad ondersteunen ze de departementen en opleidingen. Op departementaal niveau gaat Studie- en Studentenbegeleiding de studenten bijstaan in hun persoonlijkheidsontwikkeling, studie en studietraject. Deze begeleiding is voor een groot deel geïntegreerd in het onderwijs. Voor de eerstejaarsstudenten wordt een aantal extra begeleidingsactiviteiten voorzien om de overgang van het secundair onderwijs vlotter te laten verlopen. Aan elke groep van vijftien eerstejaarsstudenten wordt een mentor toegewezen. Hij volgt de studenten tijdens het academiejaar op de voet op, zowel wat het studieverloop als de studievoortgang betreft; hij fungeert als eerste aanspreekpunt. Deze mentoren krijgen workshops om hen op dit vlak te begeleiden. Sinds 2006-2007 heeft de departementale werkgroep Studie- en Studentenbegeleiding een map voor mentoren ter beschikking gesteld, met als doel hen te ondersteunen bij hun opdracht in verband met de rapportbespreking. Indien nodig kunnen de mentoren zelf ook studenten doorverwijzen naar de studie- en studentenbegeleiders. De commissie stelt vast dat de Sociale Dienst en de dienst Studiebegeleiding gedegen uitgebouwd zijn. De actieve rol van de top van het departement bij de studie- en studentenbegeleiding heeft de commissie erg gecharmeerd. Na goedkeuring door de student kunnen ook de ouders worden uitgenodigd voor het overleg met de studiebegeleiders en de student. De coach Functiebeperking werkt deskundig. De commissie stelt vast dat de studenten geen drempel ervaren om de studiebegeleiders te benaderen. De ombudsfunctie is beperkt tot de bemiddelaar tussen examinatoren en studenten tijdens de examens. Tijdens de gesprekken merkt de visitatiecommissie op dat de ombudspersoon door de studenten niet is gekend. De ombudsfunctie mag beter worden bekendgemaakt bij de studenten. Vanaf 2008 is het departement TW ook gestart met projecten voor sterkere studenten. Binnen het Onderwijsontwikkelingsfonds-project (OOF) ‘Peer Assisted Learning’ (PAL) gaan sterkere studenten een aantal zwakkere studenten coachen en begeleiden tijdens de oefensessies gedurende het jaar. Zowel de tutors als de studenten die geholpen worden, ervaren dit als positief. De initiatieven van het departement om zowel de wiskundig zwakkere studenten als de sterkere studenten op te vangen, heeft de commissie erg gecharmeerd.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 157
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: goed
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
158 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Sinds het academiejaar 2005-2006 maakt de hogeschool jaarlijks een integraal beleidsplan op, waarin ze naast de missie en de visie ook de operationele doelstellingen beschrijft. De verschillende raden, comités en werkgroepen zijn actief betrokken om de PDCA-cyclus op elk niveau te sluiten. Op het gebied van kwaliteitszorg wil de hogeschool actief blijven meewerken aan het beleid in het hoger onderwijs in Vlaanderen en Europa. Sinds 1995 zijn de kwaliteitsmedewerkers van de hogeschool, samen met andere hogescholen, actief betrokken bij het TRIS-model (de vertaling van het EFQM-model voor hogescholen). De structuur en de opbouw van het beleidsplan, en de kwaliteitswerking worden doorgetrokken naar de departementen, en doorgevoerd tot op opleidingsniveau. Het beleidsplan is de basis waarop binnen alle lagen van de organisatie wordt verder gebouwd. De commissie stelt vast dat de opleiding een traditie heeft in het systematisch uitvoeren van metingen en er ook gedegen mee bezig is. De opleiding pakt de resultaten systematisch aan en neemt ze op in het jaarrapport. PDCA-cirkels worden uitgewerkt en ingevuld, en zijn zichtbaar in het kwaliteitshandboek. De commissie was aangenaam verrast door het kerncijfers- en resultatenboek van de K.H.Kempen (uitgave oktober 2009), dat een globaal beeld geeft, ondanks het feit dat nog niet aan alle meetpunten streefwaarden zijn gekoppeld. De opleiding legt al streefcijfers vast voor internationalisering en studietijdmeting, hoewel de doelstellingen op deze domeinen nog niet volledig zijn gerealiseerd. De commissie waardeert dit initiatief. De commissie stelt vast dat de directie van de hogeschool beschikt over goede instrumenten en ze hierdoor een grote impact heeft op de docenten. De top-down- en bottom-upwerking van de organisatie resulteert in een sterke synergie en gedragen cross-verantwoordelijkheid. De atypische organisatiestructuur van deze hogeschool (de matrix) resulteert in een sterker en coherenter team dan in sommige andere hogescholen. De commissie wil de hogeschool feliciteren met haar jarenlange voortrekkersrol binnen de Associatie K.U.Leuven in verband met de kwaliteitszorg en het nieuwe initiatief in verband met milieu-energie-duurzaamheid.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 159
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Resultaten van enquêtes en TRIS-modelscore-oefeningen, visitatierapporten, indicatoren, evoluties in het werkveld, het Vlaamse hogescholenbeleid… het zijn allemaal elementen die het beleidsteam gebruikt bij het opstellen van het beleidsplan. Alle acties worden gelinkt aan een bepaald facet van het TRIS-model van het beleidsplan. De commissie merkt op dat het mooie geplastificeerde kaartje ‘TW sterk merk’, dat alle medewerkers krijgen, meer is dan een slogan. Het geeft het op het TRIS-model gebaseerde beleidsplan weer, en is een leidraad voor de operaties vandaag en voor de toekomst. Het geeft de prioriteiten en de richting aan voor alle medewerkers. Halfjaarlijks vindt een controle plaats van de PDCA-actielijsten. De hogeschool stimuleert de opleidingen om de ambities redelijk hoog te zetten, ondanks het feit dat hierdoor niet alle acties tijdig afgewerkt raken. Het is een bewuste keuze van de hogeschool om acties die niet tijdig afgewerkt zijn, niet te ’bestraffen’. Als het kwaliteitsteam opmerkt dat bepaalde acties structureel niet afgewerkt geraken, kan de Departements- of Directieraad beslissen om hieraan prioriteit te geven bij het opstellen van de beleidsplannen. De systematische uitwerking van de verbeteracties is sterk, en de commissie constateert dat de PDCA-lus systematisch wordt gesloten. De opleiding voert deze aanpak rigoureus door in alle geledingen van de organisatie. De feedback uit elk visitatieproces gebruikt de hogeschool om de eigen werking continu te blijven verbeteren.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De K.H.Kempen draagt een participatief beleid hoog in het vaandel. De wettelijk vastgelegde overlegorganen worden uitgebreid met raden en werkgroepen, en actieve deelnames aan scoreoefeningen en enquêtes, om alle medewerkers zo veel mogelijk te betrekken bij het opstellen en uitvoeren van beleidsplannen. De commissie waardeert de opleiding voor het actief betrekken van alle medewerkers om de PDCA-lussen te sluiten. De
160 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
hogeschool stimuleert haar personeelsleden om naast onderwijstaken ook andere taken binnen de organisatie van de hogeschool op te nemen. Het beroepenveld wordt systematisch betrokken, zowel op het niveau van de hogeschool als op het niveau van de opleiding. De actieve participatie van het werkveld in de Departementale Raad ervaart de commissie als een sterk punt. De reflectiegroep vanuit het werkveld is in 2007 opgericht om met de opleiding mee te werken aan het opstellen van de competenties. Deze groep zal in de toekomst meer structureel worden ingeschakeld binnen de opleiding EM. Het werkveld wordt vierjaarlijks bevraagd. De opleiding onderhoudt nauwe samenwerkingscontacten met de industrie via het kenniscentrum Energiemanagement, maar ook via individuele docenten gedurende de stage- en projectbegeleiding. De studenten van de opleiding kunnen actief deelnemen aan het beleid van de hogeschool via participatie in de verschillende overlegorganen en studentenraden. Elk departement heeft een coach die de studentenraden ondersteunt en waakt over de continuïteit. Jaarlijks organiseert de hogeschool de ‘Malle’-dag waarop studentenvertegenwoordigers, coaches en directie samen vergaderen rond beleidspunten en de stimulatie van de studentenraden. Het departement TW betrekt de studenten via een vaste rubriek tijdens de Departementsraad en door het doorgeven van werkpunten aan de Studentenraad. De commissie stelt tijdens de gesprekken met de studenten vast dat de opleiding Elektromechanica hier minder bij is betrokken. Enige aansporing voor de studentenwerking op opleidingsniveau is aangewezen. De hogeschool en het departement betrekken alle studenten door de organisatie van bevragingen, zoals de instroommotivatie-enquête, bevragingen in verband met het onderwijs, studietijdmetingen, studie- en studentenbegeleiding en afhakersonderzoek. De alumni worden vierjaarlijks bevraagd. Deze bevraging gebeurt afwisselend met het werkveld, zodat de hogeschool om de twee jaar informatie krijgt. De bevraging van de alumni richt zich specifiek op de genoten opleiding en de functiebeschrijving. De alumni die buitenlandse stage hebben gelopen, zouden echter actiever kunnen worden betrokken bij de werving van toekomstige internationaliseringsprojecten. De opleiding ziet nog een opportuniteit om deze waardevolle ervaring terug te koppelen naar de huidige studentenpopulatie.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: goed
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
goed goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 161
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelt vast dat de examens kwalitatief het vereiste niveau halen. Dit blijkt ook uit de gesprekken met de afgestudeerden en het werkveld, die getuigen van een goede voorbereiding op hun intrede op de arbeidsmarkt. Het werkveld merkt op dat afgestudeerden op het gebied van algemene vorming veel beter scoren dan een aantal jaar geleden. Het gaat dan onder andere over competenties als coaching, leidinggeven, communicatie, probleemoplossend denken en zelfstandig werken. De initiatieven van de opleiding werpen duidelijk hun vruchten af. De commissie merkt op dat een paar eindwerken iets hoger wordt gescoord dan andere. In het algemeen merkt de commissie op dat de spreiding van de eindwerkresultaten binnen erg nauwe grenzen ligt. De commissie stelt vast dat daardoor het gerealiseerde niveau van de eindwerken minder goed gereflecteerd wordt in de toegekende scores. De opleiding scoort nog beperkt op het vlak van internationale uitwisseling van studenten. Voor wat de uitwisseling van de docenten betreft, stelt de commissie vast dat er recent een nieuwe dynamiek is ontstaan. De kennis die werd opgedaan tijdens de buitenlandse bezoeken wordt gedeeld met collega’s. De docenten integreren deze kennis ook vrij snel in het opleidingsprogramma. De aanstelling van een opleidingsverantwoordelijke Internationalisering vanaf het academiejaar 2008-2009 heeft duidelijk een nieuwe impuls gegeven. De commissie merkt op dat er wel nog veel werk is om de door de opleiding vooropgestelde norm van 20 procent tegen 2020 te halen, maar ze apprecieert die ambitie. De opleiding onderhoudt nauwe contacten met de masteropleiding op de campus om het schakel- en opleidingsprogramma zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt dat het gerealiseerde niveau van de eindwerken beter weergegeven wordt in de toegekende scores.
162 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De commissie stelt vast dat de opleiding vanaf het academiejaar 2002-2003 de slaagcijfers bijhoudt en analyseert. Analyse van de cijfers leert dat ongeveer 50 procent slaagt voor het eerste programmajaar. Na de invoering van de flexibilisering merkt de opleiding op dat ongeveer 75 procent van de credits worden behaald door ongeveer de helft van de studentenpopulatie. De opleiding voorziet voor de eerstejaarsstudenten een intensieve begeleiding en vier examenmomenten. De opleiding gebruikt deze cijfers om de eerstejaarsstudenten te sensibiliseren om de leerstof gedurende het jaar goed bij te houden. Vanaf het tweede programmajaar stijgen de slaagcijfers significant, om in het derde programmajaar te stijgen tot bijna 100 procent. Uit de analyse van de doorstroomgegevens stelt de opleiding vast dat de gemiddelde studieduur in 2002-2004 en 2004-2005 varieert van 3 tot 3,77 jaar voor de verschillende afstudeerrichtingen. Voor het academiejaar 20052006 en 2006-2007 behaalt meer dan 90 procent van de studenten zijn diploma na drie of vier studiejaren.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding moet zich beraden over hoe ze de dreigende doorlooptijdtoename als gevolg van de flexibilisering onder controle kan houden.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 163
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het zelfevaluatierapport leest vlot, is duidelijk, goed gedocumenteerd en kritisch. De bijlagen – zowel de verplichte als de andere – zijn volledig en helder. Ze zijn ook toegevoegd aan het ZER in boekvorm, waardoor het doornemen van het geheel mogelijk is zonder computer. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg : onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
164 |Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp
voldoende goed excellent voldoende goed goed goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed voldoende goed goed voldoende voldoende goed goed voldoende goed goed goed voldoende voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: K.H.Kempen Elektromechanica Klimatisering Onderhoudstechnologie Procesautomatisering Elektromechanica
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Kempen | 165
166 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Hoofdstuk 5 Katholieke Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de Katholieke Hogeschool Limburg In september 1978 werd het graduaat Bedrijfsmechanisatie opgericht als afdeling van de Katholieke Industriële Hogeschool Limburg (KIHL). In het Katholiek Hoger Onderwijs van het Korte Type bestonden in Limburg slechts twee scholen met graduaatstudies: de KIHL in Hasselt, met de opleiding Bedrijfsmechanisatie, en het Onze Lieve Vrouw van de Rozenkransinstituut in Velm, met de afdelingen Chemie en Klinische chemie. Op 1 september 1986 werden de opleidingen van het Onze Lieve Vrouw van de Rozenkransinstituut integraal ondergebracht in de vzw KIHL. Aansluitend daarop werd het graduaat bedrijfsmechanisatie samengebracht met de graduaten Chemie en Klinische chemie. Deze nieuwe eenheid kreeg de naam Katholiek Instituut Hoger Onderwijs Limburg (KIHOL). Vanaf 1987 werd gestart met de afdelingen Elektromechanica, Elektronica en Hout. In 1988 kreeg de hogeschool de toelating om binnen de opleiding Elektromechanica vanaf het tweede jaar de opties Meet- en regeltechniek en Onderhoudstechnieken in te richten. De opties Bedrijfsmechanisatie en Klimatisering werden later toegevoegd. Met de komst van het nieuwe Hogescholendecreet fusioneerden de negen katholieke hogescholen in Limburg in 1995 tot de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim). De graduaatopleiding Elektromechanica maakte vanaf toen deel uit van een van de basisopleidingen van het departement Industriële wetenschappen en technologie (IWT). Met de omvorming van de graduaatopleidingen naar de opleidingen tot professionele bachelor is de professionele bacheloropleiding Elektromechanica, naast de professionele bacheloropleidingen Elektrotechniek en ElektronicaICT, een onderdeel van het departement IWT van de KHLim. Er worden eveneens opleidingen ingericht tot academische bachelor en master. De opleiding professionele bachelor Elektromechanica wordt aangeboden met vier afstudeerrichtingen: Automatisering, Elektromechanica, Klimatisering en Onderhoudstechnologie.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 167
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij het opmaken van het curriculum heeft de opleiding de beroeps- en opleidingsprofielen, die werden opgemaakt door hogeschoolvertegenwoordigers in samenwerking met de VLOR, als basis genomen. De beroepsspecifieke competenties werden dan weer geformuleerd in samenspraak met opleidingscoördinatoren van de professionele bacheloropleidingen Elektromechanica vanuit diverse hogescholen binnen de Associatie Leuven die beschikken over een dergelijke opleiding. De beroepsspecifieke competenties werden, samen met de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties, voltooid in samenwerking met het docentenkorps van de opleiding, voor ze werden voorgelegd aan het werkveld. De commissie stelt vast dat op het gebied van het niveau en de oriëntatie de opleiding voldoet aan de decretaal opgelegde normen wat de algemene competenties voor een professionele bachelor betreft, en aan de beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties van een beginnende beroepsbeoefenaar. De opleiding maakt gebruik van een competentiematrix die door de ZER-werkgroep werd opgesteld en getoetst bij het docentenkorps. Deze matrix geeft de relatie weer tussen de competenties en de opleidingsonderdelen per deeltraject. De opleiding onderkent dat de competenties verder verfijnd en geoptimaliseerd moeten worden, inclusief de opmaak van gedragsindicatoren. De competenties zijn bevattelijk weergegeven in de opleidingsvisie. Van hieruit is een aantal opleidingsdoelstellingen vastgelegd, die zowel algemeen als specifiek per afstudeerrichting van aard zijn. De opleiding heeft de volgende algemene competenties bepaald: denk- en redeneervaardigheid; informatieverwerving- en verwerking, inclusief rapportering; kritische reflectie, inclusief projectmatig werken, en samenwerken in multidisciplinair verband; creativiteit en innovatie; leidinggeven; communiceren;
168 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
de ingesteldheid tot levenslang leren. De nagestreefde algemene beroepsgerichte competenties zijn: teamgericht werken; zelfstandigheid en besluitvaardigheid; inzet en doorzettingsvermogen; stressbestendig zijn. Verder komen ook aan bod: oplossingsgerichtheid; inzicht in maatschappelijke verantwoordelijkheid, gelinkt aan de beroepspraktijk; inzicht in kwaliteits-, milieu- en veiligheidssystemen, toepasbaar in de beroepspraktijk; sociaal vaardig zijn; kunnen functioneren in een onderneming. De commissie bevestigt dat de opleiding een goede aanzet heeft genomen in de ontwikkeling van competenties. Daarbij vraagt de commissie aandacht om bij het competentiegericht leren, naast de kenniscompetentie, voldoende aandacht te besteden aan vaardigheden en attitudes. De competenties zijn per opleidingsonderdeel terug te vinden in een goed uitgewerkte studiegids, die zowel in hard-copy als in digitale vorm beschikbaar wordt gesteld voor de studenten en lectoren. De doelstellingen per opleidingsonderdeel zijn helder geformuleerd en beschikbaar voor iedereen. De commissie stelt vast dat doelstellingen als teamgericht, oplossingsgericht en projectmatig werken niet terug te vinden zijn in de formulering van de doelstellingen per opleidingsonderdeel. Het beroepenveld geeft via bevragingen aan dat het de algemene en algemene beroepsgerichte competenties belangrijk tot erg belangrijk vindt. De student wordt niet geïnformeerd over deze competenties. De internationale dimensie binnen de opleidingsdoelstellingen wordt vertegenwoordigd door een netwerk om studenten- en docentenuitwisselingen te faciliteren. Dit past binnen de onderwijsvisie van de hogeschool, waar men een cultuur van internationaal handelen en denken wil stimuleren. De opname van Engels als opleidingsonderdeel draagt hierin haar steentje bij.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt dat de opleiding bij het competentiegericht leren, naast de kenniscompetentie, ook voldoende aandacht zou besteden aan vaardigheden en attitudes. De commissie dringt aan op de integratie van de algemene en algemene beroepsgerichte competenties in de studiegids.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 169
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding biedt vier afstudeerrichtingen aan: Automatisering, Elektromechanica, Klimatisering en Onderhoudstechnologie. De studiegids geeft voor elke afstudeerrichting de specifieke kennis, vaardigheden en inzichten die worden verworven. Het werkveld bevestigt de gedegenheid van de afstudeerrichtingen, waarbij de eindkwalificaties werden getoetst bij het relevante beroepenveld. De commissie stelt echter vast dat er binnen de onderwijsvisie geen melding wordt gemaakt van het belang van het beroepenveld. De commissie stelt vast dat op het gebied van het niveau en de oriëntatie de opleiding voldoet aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader. De opleiding heeft de volgende domeinspecifieke eisen vastgesteld: het assisteren bij het ontwerp van elektromechanische systemen; de bouw van proefopstellingen; het verrichten van metingen; rapportering en meebeslissen in de definitieve uitvoering. Daar hoort ook bij: het afstemmen van elektromechanische systemen; het samenstellen van technische dossiers; het beheren van technische aspecten en de praktische organisatie van een productieproces; inzicht in actuele fabricagetechnieken en het toepassen van werkvoorbereiding; inzicht in de invloed van materiaaleigenschappen, productvorm en seriegrootte op de proceskeuze. Bijkomend worden de installatie, het in bedrijf stellen en operationeel houden van elektromechanische systemen als competenties vermeld. Het opvolgen en oplossen van onderhoudsproblemen, het instaan voor de uitvoering en opvolging van een lastenboek, offertes opmaken, klantenondersteuning en training geven over elektromechanische systemen zijn vastgestelde competenties. De beroepsspecifieke competenties worden afgesloten met: het adviseren bij de aan- en verkoop van technologische producten of diensten, inclusief opvolging; de bekwaamheid om vakterminologie in het Engels te gebruiken; het toepassen van gangbare CAD-pakketten in het vakdomein en van geldende reglementeringen, waaronder AREI-regels en machinerichtlijnen; inzicht in de methodiek van risicoanalyse, met toepassing in de beroepspraktijk; inzicht in de werking en eigenschappen van machines (verbrandingsmotoren, pompen, compressoren, ventilatoren, elektromotoren, hydraulische kringen, pneumatica, HVAC…); inzicht in de basisbegrippen over de bedrijfseconomische aspecten; kosten-batenanalyse en kostprijsberekening.
170 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De domeinspecifieke eisen worden gedifferentieerd volgens de afstudeerrichtingen. Er is overleg op diverse niveaus rond de domeinspecifieke eisen. Een eerste overlegstructuur in dat kader is de Departementale Raad (voor IWT), samengesteld uit docenten, de directie, partners uit het werkveld en studenten. Deze raad komt vier keer per academiejaar samen. De commissie stelt evenwel vast dat een overlegplatform op het niveau van de opleiding met vertegenwoordigers van het beroepenveld nog niet aanwezig is. Elke opleiding heeft een opleidingsraad, waarin de opleiding wordt waargemaakt. Van daaruit worden opleidingsonderdelen nagezien, nieuwe concepten ontwikkeld en curriculumwijzigingen doorgevoerd. Zo wordt vormgegeven aan het eigen beleid. De opleiding wordt hierin ondersteund door de centrale diensten en collegaopleidingen binnen de hogeschool. Het beroepenveld en afgestudeerden worden als klankbord gebruikt, door middel van schriftelijke en mondelinge bevragingen. Op het vlak van het aftoetsen van competenties is de opleiding sinds vorig academiejaar begonnen met het betrekken van de bedrijfspromotoren, door na te gaan of competenties zijn bereikt. Sinds vorig jaar krijgen bedrijfspromotoren een lijst van competenties die moeten worden afgetoetst. Dit vindt zowel bij stages als eindwerkjureringen plaats. Sterkteberekeningen werden door de opleiding niet onderkend als een behoefte voor de opleiding. Het inbedden van bedrijfsbezoeken in het curriculum biedt eveneens de mogelijkheid tot rechtstreeks contact met het werkveld. Ook jobinfodagen worden in dit kader door de opleiding gebruikt als communicatiemiddel. Voor de behandeling van specifieke onderwerpen of vakken zijn er binnen de opleiding vakgroepen en adhocwerkgroepen actief.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt het gebruik van CAD-tools aan voor sterkteberekening binnen de afstudeerrichting EM. De commissie stelt vast dat er nog opportuniteiten zijn voor het opzetten van een overlegstructuur op het niveau van de opleiding. De opleiding staat voor de uitdaging om continu partners uit het werkveld te betrekken bij het formuleren van de domeinspecifieke eisen.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie facet 1.2, domeinspecifieke eisen
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 171
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De doelstellingen van de opleiding zijn zowel qua niveau als op het vlak van professionele oriëntatie van de opleiding duidelijk in overeenstemming met de eisen van het decreet en de verwachtingen van het werkveld. De opleiding is in het academiejaar 2003-2004 vertrokken van de algemene doelstellingen van de opleiding Elektromechanica bij de vertaling van de eindkwalificaties in competenties. De algemene en concrete doelstellingen per opleidingsonderdeel, zoals die terug te vinden zijn in de studietrajecten van de diverse opleidingsonderdelen, worden getoetst en aangepast in functie van de competentiematrices, die per afstudeerrichting zijn gedifferentieerd. De huidige vakinhouden die de studenten te verwerken krijgen, beantwoorden aan de geformuleerde beroepsspecifieke competenties, en zijn als dusdanig in de studiegids opgenomen. De commissie constateert echter dat de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties niet in de studiegids zijn opgenomen. De opleiding heeft de krijtlijnen bepaald op het vlak van competenties, maar die moeten nog in de opleiding worden geïmplementeerd. De eindkwalificaties worden jaarlijks bijgestuurd na een evaluatie door de individuele docent en/of door overleg binnen de vakgroep, waarbij eventueel aangepaste doelstellingen worden opgenomen in de studiegids. Tijdens stage- en studiebezoeken ervaren docenten welke competenties gevraagd worden van een beginnende beroepsbeoefenaar, en krijgen zij zo een beeld van de relevantie en het actuele karakter van opleidingsonderdelen. Het werkveld wordt bij de curriculumherziening en -ontwikkeling betrokken via de Departementale Raad en door regelmatige individuele contacten van docenten met het werkveld via stages en bedrijfsbezoeken. De commissie stelt vast dat de bedrijfsbezoeken niet in elke afstudeerrichting geïmplementeerd zijn, en niet formeel gekoppeld zijn aan opleidingsonderdelen. De input voor curriculumwijzigingen kunnen divers van aard zijn, maar de uiteindelijke goedkeuring ligt in handen van de opleidingscoördinator. Studenten worden ook betrokken via de SWOP-enquêtes (Systeem voor Waardering en Ontwikkeling van Personeel), het studentenoverleg voor de derdejaarsstudenten en een enquête ongeveer één jaar na afstuderen. De aanwezigheid van groepstitularissen (eerstejaarsstudenten), de lectoren van alle opleidingsonderdelen/ deelvakken, de project- en stagebegeleiders verlagen de drempel om opmerkingen over opleidingsonderdelen te formuleren; het bevordert de inspraak van de studenten.
172 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De ondersteunende documenten en vragenlijsten werden binnen de vakgroepen opgesteld en voorgelegd aan collega’s. Dit wordt ondersteund vanuit de cultuur op het vlak van kwaliteitszorg om systemen op te zetten die bottom-up worden ondersteund. De initiële vraag kwam evenwel uit de Opleidingsraad. In totaal werkte een drietot viertal lectoren het systeem per afstudeerrichting uit. De competenties werden grondig doorgelicht, maar de opleiding onderkent de eis voor verdere afstemming en implementatie. Uit de gesprekken met de studenten kon de commissie inderdaad vaststellen dat zij weinig vertrouwd zijn met de term ‘competenties’. De Associatie K.U.Leuven biedt mogelijkheden om het programma en de onderwijsvormen onderling uit te wisselen en van elkaar te leren. Er worden wel inspanningen geleverd om vakoverschrijdend te werken door de integratie van het projectwerk. De commissie is van mening dat het werken met simulaties niet dezelfde inzichten geeft als het daadwerkelijk uitvoeren van bepaalde projecten. Daarnaast blijkt de beoordeling niet steeds eenduidig. De stage wordt zowel door de student als de stageplaatsen als positief ervaren. Het opdoen van bedrijfservaring wordt door de student als een meerwaarde gezien. De stageplaatsen vinden het voltijdse regime aantrekkelijk; het stelt de student ook in staat om een project volledig te kunnen afwerken.
Aanbevelingen ter verbetering: Er is een aanzet gemaakt met de definiëring van competenties. De commissie vraagt om de inhoud van het programma verder af te stemmen op de algemene en algemene beroepsgerichte competenties. De Associatie K.U.Leuven biedt kansen naar uitwisseling en afstemming van het programma en onderwijsvormen. De commissie verwacht dat de opleiding van deze mogelijkheden voor verdieping van de huidige aanpak gebruikmaakt. De commissie vraagt aandacht voor het nastreven van een evenwichtige organisatie van bedrijfsbezoeken in het curriculum voor elke afstudeerrichting, met oog voor de inbedding van expliciete leerpunten.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding besteedt de nodige aandacht aan kennisontwikkeling bij de student door middel van het aanreiken van tools om te leren opzoeken, en het leren gebruiken en verwerken van wetenschappelijke literatuur. Zo worden studenten gestimuleerd tot het verwerven van een attitude tot levenslang leren en het ontwikkelen van vaardigheden die relevant zijn om de stages tot een goed einde te brengen. Sociale vaardigheden en teamwerk
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 173
worden vroeg aangebracht en aangeleerd als belangrijke vaardigheden voor het toekomstige functioneren in de bedrijfswereld. De nodige hulpmiddelen (mediatheekinstructie, een sessie in verband met het gebruik van externe databanken…) zijn aanwezig om deze attitude te ondersteunen. Het tweede en derde deeltraject wordt gekenmerkt door probleemgestuurd en projectonderwijs, gestoeld op onderwerpen uit het werkveld, zodat de leerinhoud diepgang krijgt. Dit wordt waar mogelijk gekoppeld aan actuele ontwikkelingen in het vakgebied. De opleiding doet de nodige inspanningen om bedrijfsbezoeken in te bedden in het curriculum, zodat studenten de nodige werkveldervaring kunnen opdoen voor ze gedurende twaalf weken in het laatste deeltraject op stage vertrekken. Binnen Elektromechanica worden onderwerpen in onderling overleg bepaald tussen de student en de docent, waarbij verschillende opleidingsonderdelen worden geïntegreerd. De docenten begeleiden beurtelings de student. Het project wordt door de studenten gepresenteerd, met een beoordeling tijdens en na afloop door elke docent. Het werkveld wordt betrokken in diverse raden en via stages. Deze interactie vertaalt zich in opleidingsonderdelen en projecten die afgestemd zijn op actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Het project e-Learning – HVAC is hier een mooi voorbeeld van, waarbij een e-learning-module over hernieuwbare energie werd uitgewerkt. Zij wordt zowel door studenten als tijdens externe opleidingen toegepast. De commissie waardeert de PWO-projecten binnen de opleiding. De opleiding neemt eveneens initiatieven om studenten, zij het in beperkte mate, te betrekken bij projecten in het kader van maatschappelijke dienstverlening. Daarnaast neemt de opleiding deel aan diverse activiteiten die de aandacht voor techniek aanzwengelen, zoals de Wetenschapsweek, CVO-opleidingen, studiedagen en workshops van andere hogescholen en de VLOR. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om binnen de afstudeerrichting klimatisatie een attest van bekwaamheid in koeltechniek af te leveren, in samenwerking met een examencentrum. Via Vormelek kan men een certificaat van koelmonteur of een ervaringsbewijs verkrijgen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie bevestigt de coherente opbouw van het programma in het eerste deeltraject. Theoretische vakken zijn aan de praktijk gekoppeld en op elkaar afgestemd. De opleiding is geprofileerd met een gedegen basis waar gespecialiseerd op wordt voortgebouwd. Hierdoor krijgt het programma een logische samenhang en opbouw.
174 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Het semestersysteem werd in het academiejaar 2003-2004 in het departement IWT opnieuw ingevoerd, naar aanleiding van enerzijds de internationale ontwikkelingen (het Bologna-akkoord en de Erasmus-uitwisseling van studenten), en anderzijds de toetreding tot de Associatie K.U.Leuven. De hogeschool heeft ervoor gekozen om deze organisatievorm te volgen. Dit heeft samen met de onderwijsvisie geleid tot het huidige programma. Na de gemeenschappelijke basis die gelegd wordt in het eerste deeltraject krijgen studenten bepaalde opleidingsonderdelen gezamenlijk. De opleiding voorziet evenwel in praktijkoefeningen die gedifferentieerd zijn volgens de afstudeerrichting. Theoretische en praktijkvakken worden waar mogelijk gegeven door dezelfde lectoren. De commissie heeft vastgesteld dat er nog sterk wordt vastgehouden aan traditioneel onderwijs, ondanks de initiatieven die inmiddels werden genomen om vakoverschrijdend werken in te bedden in het curriculum. Het implementeren van groepswerk vanuit een praktische insteek, aangevuld met peer assessment, integreert gelijktijdig kennis, vaardigheden en attitudes. Er liggen bijgevolg nog opportuniteiten voor de opleiding. In het tweede deeltraject heeft de student de keuze uit de volgende afstudeerrichtingen: Automatisering, Elektromechanica, Klimatisering en Onderhoudstechnologie. De klemtonen die per afstudeerrichting worden gelegd, zijn bepaald in de beroepsspecifieke competenties. De afstudeerrichting Automatisering benadrukt het meten en regelen op mechanisch, elektrisch, elektronisch en procestechnisch gebied. Hierdoor zit het grootste aandeel elektronica in dit curriculum vervat. De afstudeerrichting Elektromechanica benadrukt de aspecten ontwerp, vormgeving, de inbedrijfstelling en het beheer van complexe installaties. De klemtoon ligt, samen met onderhoudstechnologie, op het mechanische vlak. De afstudeerrichting Klimatisering heeft als doel mensen te vormen die diverse klimatiseringsinstallaties zelfstandig kunnen ontwerpen en die de realisatie, het opstarten, het optimaal afregelen en het onderhoud ervan kunnen opvolgen. De afstudeerrichting onderhoudstechnologie omvat het onderhoud van apparaten, machines en installaties en een grondige studie, zowel vanuit een elektrische en elektronische als vanuit een mechanische, pneumatische, hydraulische en regeltechnische invalshoek. Speciale aandacht gaat uit naar planning en organisatie van een onderhoudsdienst en van onderhoudswerken, storingsanalyse, het verwerven van praktische vaardigheden bij de (de)montage van apparaten, het onderhoud van apparaten en installaties, en aandacht voor veiligheid. In de derde opleidingsfase hebben de studenten de mogelijkheid een stageplaats te kiezen uit een lijst met beschikbare stageplaatsen, of kan de student zelf een stageplaats aanbrengen. Het is echter aan de student hierin de nodige stappen te ondernemen. Binnen de opleiding wordt overleg gepleegd over de specifieke vakinhouden en het gebruik van onderwijsmiddelen. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot een programma-aanpassing ter hoogte van het opleidingsonderdeel projectmatig ontwerpen (Inventor). In dit kader waardeert de commissie de integratie van veiligheid in andere opleidingsonderdelen, los van het eigen opleidingsonderdeel. De opleiding zoekt eveneens afstemming met andere instellingen door deelname aan de werkgroep Overleggroep Professionele Bachelor IWT van de Associatie K.U.Leuven. Daarnaast werd nauw samengewerkt met de KATHO Kortrijk en de KaHo Sint-Lieven Gent, tijdens de overlegmomenten in het kader van de aanvullingstrajecten voor de CVO-cursisten (Centrum voor Volwassenen Onderwijs), waarbij de Elektromechanicaopleidingen met elkaar werden vergeleken.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 175
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De organisatie, opvolging en verwerking van de studietijdmetingen behoren tot het takenpakket van de hiervoor verantwoordelijke docent. De resultaten worden verwerkt en besproken tijdens de opleidingsvergaderingen als potentiële input voor curriculumwijzigingen. De opleiding maakt gebruik van Metis, een webapplicatie die door de associatie werd ontwikkeld voor het invoeren, beheren, analyseren en rapporteren van studietijdgegevens op basis van tijdschatten. Aangezien het instrument pas recent is ingevoerd, blijft de opleiding heel voorzichtig met de resultaten van deze metingen, gezien het recente opstarten van het systeem van studietijdmetingen sinds het academiejaar 2007-2008, waardoor geen historiek aanwezig is. De opleiding bevestigt dat de verkregen gegevens niet steeds representatief zijn. De resultaten over de studietijd zijn gemiddeld lager dan begroot. Normaal gezien vertegenwoordigt 1 studiepunt een totale werkbelasting van 25 uur. Op basis van de beschikbare gegevens van de meting in 2007-2008 bedraagt de werkbelasting per studiepunt in het eerste deeltraject 21,2 uur; in het tweede deeltraject bedraagt het verschil tussen 14 en 19,3 uur. Het derde deeltraject wordt eveneens gekenmerkt door een lagere studiebelasting, die varieert tussen 15 en 22,1 uur per studiepunt. De opleiding heeft de studiebevorderende en -belemmerende factoren in kaart gebracht.
176 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De lagere studielast blijkt haaks te staan op de ervaring van de student. De opleiding schrijft dit deels toe aan het uitstelgedrag bij studenten. Om uitstelgedrag te vermijden, koos het departement voor een vierblokkensysteem. Binnen het eerste leertraject wordt dit gekoppeld aan een intensieve begeleiding met een beperkte examenronde na zes weken, gevolgd door een bespreking met oudercontact. Permanente evaluaties zijn eveneens in het eerste deeltraject ingebouwd op frequente basis in laboratoria en oefeningen. In het tweede en derde leertraject vindt een stelselmatige verschuiving plaats naar projectwerk. Er werden binnen de opleiding meerdere maatregelen getroffen om de studeerbaarheid te bevorderen. Er is een continu streven naar het verminderen van het aantal springuren, zodat lesvrije halve of hele dagen ontstaan, die de student kan gebruiken voor zelfstudie. De huidige infrastructuur in het studielandschap met ICT-voorzieningen draagt hieraan bij. De uitgebreide studiebegeleiding en de laagdrempeligheid naar de student leveren eveneens een positieve bijdrage.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om zich over de gehanteerde methode voor studietijdmeting te bezinnen, en na te gaan of de methode afdoende representatieve gegevens kan genereren om onderbouwde acties te kunnen opzetten.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding beschikt over goed aangepaste voorzieningen om de theorie in de praktijk te brengen. De docenten staan zelf in voor de optimalisatie en actualisatie van de leerinhouden. Hiervoor wordt onder meer gebruikgemaakt van feedback uit het werkveld, de vakliteratuur, handboeken, de invoering van activerende werkvormen of nieuwe toetsingvormen. De gebruikte werkvormen sluiten aan bij het didactische concept, de doelstellingen van de opleiding en de karakteristieken van de studenteninstroom. De opleiding onderneemt evenwel – met wisselend succes – diverse initiatieven om nieuwe onderwijsvormen te integreren in het curriculum. Als leermiddelen wordt gebruikgemaakt van cursussen, handboeken, video’s, cd-roms, handleidingen voor labo’s, softwarepakketten, onlinehulpmiddelen enzovoort. Via de studiegids worden de studenten van het te gebruiken studiemateriaal op de hoogte gebracht. De commissie bevestigt de gedegenheid van de cursussen. Anderstalige handleidingen worden ook in de opleidingsonderdelen geïntegreerd. Dvd’s en recente artikelen uit wetenschappelijke bladen als ‘New Scientist’ zijn enkele voorbeelden die door de commissie zijn gerapporteerd. De commissie stelt evenwel vast dat de doelstellingen niet steeds in elke cursus zijn opgenomen. Het departement beschikt over een eigen cursusdienst waar cursussen kunnen worden gekocht. Uit de gesprekken met de studenten stelt de commissie vast dat de cursussen niet altijd ter beschikking zijn bij de start
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 177
van het jaar. De opleiding heeft wel al acties ondernomen om hier een antwoord op te bieden, door het vastleggen van een contract en het digitaliseren van alle cursussen ter aanbieding aan de drukker. Het blijkt ook afhankelijk van de docent. De commissie stelt vast dat Toledo zijn ingang begint te vinden. Er werd een aantal schitterende voorbeelden gerapporteerd. Alle collega’s kunnen hier dankbaar gebruik van maken. De student kan via digitale weg stagedocumenten en een leidraad tot het schrijven van een scriptie op de stagedatabank terugvinden. De opleidingscoördinator staat, samen met het secretariaat, in voor de administratie met betrekking tot de stagerapporten. De opleiding beoogt een geleidelijke overgang van geleid leren via klassieke onderwijsvormen naar begeleid leren, en ten slotte naar zelfsturend leren via meer studentgerichte onderwijsvormen. Dit vertaalt zich in het eerste deeltraject hoofdzakelijk in hoorcolleges, practica en oefenzittingen, om de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs zo vlot mogelijk te laten lopen. In het tweede en derde deeltraject worden meer studentgerichte werkvormen, zoals projecten met peer assessment, als toetsingsvorm ingevoerd om de zelfredzaamheid van de student te stimuleren. Opdrachten staan centraal, waarbij opzoekingswerk evolueert van sterk sturend naar zelfstandig functioneren binnen het kader van projectwerk. Binnen de afstudeerrichting onderhoudstechnologie is projectwerk eerder vakoverschrijdend dan projectmatig in de strikte zin van het woord. Hieruit concludeert de commissie dat opdrachtgestuurd of projectmatig onderwijs op zich op een ad-hocbasis aanwezig is in een beperkt aantal afstudeerrichtingen. Ze vraagt om dit door te trekken in de breedte. De diverse labo’s, oefensessies en projecten worden als voornaamste media beschouwd om studenten aan te zetten tot zelfstandig werken. Labo’s worden evenwel meestal in groepjes van twee uitgevoerd, en veelal op basis van simulaties. Een positief punt is de flexibiliteit die binnen de meeste labo’s mogelijk is voor het extra opvangen van studenten bij het inhalen van opleidingsonderdelen of na ziekte. De commissie apprecieert de return van PWO binnen de opleiding. Als voorbeeld wordt het project met betrekking tot hernieuwbare energie aangehaald. De internationale dimensie komt onder meer tot uiting in de mogelijkheden naar studentenuitwisseling. Die wordt echter in beperkte mate door de studenten aangewend. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om internationalisering verder uit te diepen. In het kader van studentenmobiliteit worden cursussen voor inkomende studenten eveneens in het Engels gegeven. De studenten waarderen de internationale studiereis. Individuele docenten hebben contacten met buitenlandse hogescholen en universiteiten via bezoeken en uitwisseling van studenten. Deze contacten zijn vaak inspirerend voor de toegepaste onderwijsmethodes en leerprocessen, die benchmarking met partnerinstellingen mogelijk maken.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie dringt aan op de onderwijskundige professionalisering en vernieuwing in het perspectief van competentiegericht onderwijs en activerende werkvormen. De commissie vraagt aandacht voor een verdere integratie van disciplineoverschrijdend projectwerk dat minder op simulaties is gebaseerd. De commissie beveelt aan om de doelstellingen uit te werken in de ECTS-fiches en ze op te nemen in de syllabi, en dit voor alle opleidingsonderdelen.
178 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De visie en leidraad voor toetsing is beschreven in het ‘Referentiekader kwaliteitsbewaking toetsgebeuren – versie 20/01/2007’. De commissie kon vaststellen dat de opleiding sinds de opmaak van het ZER een duidelijk stappenplan heeft ontwikkeld, zoals blijkt uit het werkdocument van de projectgroep Onderwijs. Het volledige systeem van beoordeling, deliberatie en examens is opgenomen in het onderwijs- en examenreglement, dat alle praktische modaliteiten bundelt. Het document wordt aan nieuwe studenten door de ombudspersoon toegelicht voor de eerste examenperiode, en door de opleidingscoördinator bij de introductiedag. Daarnaast wordt de student geïnformeerd door middel van een document ‘Richtlijnen voor examens’, waarin specifieke geplogenheden zijn opgenomen. De studenten worden geïnformeerd over de toetsingsvorm en de doelstellingen per opleidingsonderdeel en per deeltraject via de studiegids. De commissie stelt vast dat de beroepsgerichte competenties tot op vandaag niet mee geëvalueerd worden, en stelt daarenboven weinig diversiteit vast in de evaluatievormen. Er wordt gebruikgemaakt van permanente evaluaties naast de klassieke examenperiodes. De commissie wist de aanpak voor de toetsing in het eerste deeltraject te appreciëren. Er worden (deel)examens ingelast met feedback naar de student in blok één en drie. De resultaten hiervan tellen mee in de eindbeoordeling. De koppeling met de LASSI-leerstijltest is positief. De week voor de examens wordt vrijgehouden voor inhaallessen en labo-examens. De examenroosters voldoen aan de vereisten van het examenreglement. Een voorstel wordt uitgewerkt door de departementaal secretaris, en ter controle overgemaakt aan de docenten en studenten ter inzage en ter formulering van opmerkingen. Bij het opmaken van de definitieve planning wordt in de mate van het mogelijke met de diverse wensen rekening gehouden. De examenvragen staan op niveau voor de opleiding. Er wordt hiervoor een uniform sjabloon aangewend. De commissie stelt vast dat opportuniteiten voor andere evaluatievormen momenteel nog niet worden benut. De docenten staan zelf in voor het ingeven van de punten in het systeem. Na nazicht worden die aan de studenten overgemaakt. Na elke examenperiode worden de examenresultaten zo snel mogelijk bekendgemaakt aan de studenten (maximaal twee weken na het laatste examen). De student kan de schriftelijke examens inkijken na de mededeling van de punten. Studenten met een individueel traject of leerproblemen, of die recht hebben op speciale faciliteiten kunnen een speciaal contract afsluiten. Bij gewettigde afwezigheid kan de student op een inhaaldag zijn examen afleggen, mits de goedkeuring door de opleidingscoördinator. Verder kan de student bij betwisting steeds een beroep doen op de ombudspersoon. De stage van de professionele bachelor Elektromechanica vindt plaats in het tweede semester van het derde deeltraject en bestrijkt een periode van twaalf weken. Er is een infobrochure aanwezig die aan alle belanghebbenden wordt overgemaakt voor de stage. De studenten worden door de stagecoördinatoren echter al op het einde van het tweede deeltraject geïnformeerd over de stage. Hierin is een tijdslijn van de projectstage opgenomen, zodat de student, de bedrijfspromotor en de stagebegeleider geïnformeerd zijn over de fasering van de stageactiviteiten.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 179
De studenten hebben de mogelijkheid om een stageplaats te kiezen uit een door de opleiding aangeboden lijst, of ze kunnen zelf een stageplaats voorstellen. De studenten hebben ook de mogelijkheid om hun stage in het buitenland uit te voeren. Hiervoor hebben zij de keuze uit een aantal hogescholen en universiteiten waarmee bilaterale contracten zijn afgesloten. De stage, de stagevoordracht en het stagerapport vormen één opleidingsonderdeel van twintig studiepunten. De student wordt tijdens de stage en bij het opmaken van het rapport op verschillende manieren gemonitord. Er is een verplichte wekelijkse rapportering naar de stagebegeleider en bedrijfspromotor. Omdat dit nu niet wordt bijgehouden, dringt de commissie aan om dit alsnog te doen, aangezien het een handig werkinstrument kan zijn. Het stagedagboek dient als leidraad voor het opmaken van het stagerapport en wordt door de bedrijfspromotor ondertekend. Bij de vier voorziene stagebezoeken zijn er formele contacten tussen de bedrijfspromotor en de stagebegeleider. Er is indien nodig telefonisch contact of mailverkeer. Er zijn drie evaluatiemomenten, waarbij de derde wordt gequoteerd. De overige dienen ter bijsturing. Op de terugkomdagen moet de student het abstract, de status van het stagerapport en de voorbereiding van de stagevoordracht ter nazicht kunnen voorleggen aan de docent communicatie. Er zijn proefpresentaties voorzien. De studenten presenteren de resultaten van hun werk in aanwezigheid van een jury, bestaande uit docenten van de opleidingen professionele bachelor en master, bedrijfspromotoren en andere genodigden. Deze jury beoordeelt zowel de presentatie als de manier waarop de vragen worden beantwoord. De stage wordt gequoteerd op 200 punten, waarvan 75 punten worden toegekend door de bedrijfspromotor en de stagebegeleider. De presentatie en verdediging voor de jury staat op 50 punten. De commissie stelde vast dat in bepaalde stagerapporten de vaktekeningen met maataanduidingen niet voorzien waren van de nodige toleranties. Bij een buitenlandse stage wordt de eindevaluatie ter plaatse uitgevoerd in het bijzijn van de stagebegeleider (als de stage binnen Europa plaatsvindt). Naast de stage-evaluatie tijdens dit bezoek doet de stagebegeleider ook aan benchmarking onder de vorm van een schriftelijke enquête, een mondelinge bevraging en een bezoek aan de gastinstelling. Deze benchmarking vindt eveneens plaats bij inkomende buitenlandse studenten. Studenten met een geïndividualiseerd traject kunnen in januari hun presentatie geven, aangezien alle vakken voorafgaand aan de jurering moeten worden afgewerkt. Bij een negatieve beoordeling van de stage wordt de student aangesproken, eventuele afwijkingen worden overlopen en indien nodig wordt de student aangeraden om niet tot verdediging over te gaan.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vindt het noodzakelijk om de beroepsgerichte competenties mee te evalueren. De commissie is van oordeel dat de opleiding op dit ogenblik opportuniteiten voor het gebruik van andere evaluatievormen nog niet ten volle benut.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
180 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. De algemene toelatingsvoorwaarden zijn vermeld in het algemene onderwijs- en examenreglement. De instroom is hoofdzakelijk afkomstig uit een TSO-richting met een deel niet-generatiestudenten die al een paar jaar in het hoger onderwijs actief zijn. De ASO-instroom is minimaal en wordt voorafgegaan door een gesprek met de opleidingscoördinator. Deze studenten worden zeker voor de technische vakken intensiever begeleid en met TSO-studenten samen gezet bij oefensessies. Ook in de werkplaats worden ASO-studenten apart opgevangen voor extra uitleg. De opleiding merkt een daling van de studentenaantallen, die volgens haar toe te schrijven is aan een afnemende interesse voor wetenschappen in het secundair onderwijs. Daarnaast constateert men een vervroegde drop-out na enkele weken. Daarom werden andere werkvormen uitgeprobeerd om de student toch mee te trekken. Vanaf het academiejaar 2008-2009 krijgen de studenten de mogelijkheid om vrijblijvend een geautomatiseerde test af te leggen waarmee zij kunnen nagaan of zij de verwachte wetenschappelijke kennis en rekenvaardigheden bezitten om op een vlotte wijze te starten in de opleiding. Er worden eveneens opfrissingcursussen wiskunde en elektrotechniek gegeven. De studenten worden tijdens infosessies, bij de inschrijving en tijdens de introductiedagen geïnformeerd over de doelstellingen, de inhoud en werkvormen van deze cursussen. In december wordt dit gevolgd door een infoavond voor ouders en studenten. Er is ook een toenemende aandacht voor studie- en studentenbegeleiding, wat heeft geleid tot het inbedden van een cursus studievaardigheden in het eerste deeltraject. De commissie waardeert de intensieve implementatie van studievaardigheden in het curriculum. De combinatie met het vierblokkensysteem werpt haar vruchten af. De student wordt eveneens gestimuleerd om labo’s voor te bereiden en zijn werkzaamheden te plannen. De studenten wisten de cursus studievaardigheden te smaken. Hierin wordt via enquêtes de leerstijl, de studiehouding en studiemotivatie van studenten bepaald, en wordt naar de graad van faalangst/uitstelgedrag gepeild. Zo wordt een doorgeefluik gecreëerd naar de Sociale Dienst voor een specifieke aanpak. De creatie van een brug naar het secundair onderwijs om de betrokkenheid met de instroom te vergroten, beschouwt de commissie als een meerwaarde. Het programma van de opleiding sluit aan bij de opleidingen met voldoende algemene vorming en een basis van wetenschappen. Van de studenten die de opleiding aanvatten, wordt geen specifieke voorkennis verwacht. Voor alle vakken wordt met de basis gestart.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 181
Voor studenten met een zwakkere wiskundige achtergrond wordt voorzien in een opfrissingscursus wiskunde in de eerste week van september, net als een opfrissingscursus elektrotechniek voor de minder technisch gerichte vooropleidingen. Die duurt twee dagen als er minder dan vier uur van het vak op weekbasis in het secundair onderwijs werd gegeven. De commissie steunt het idee om op basis van de ‘pretest’ een gedifferentieerde aanpak voor de studenten aan te bieden. Er is mentoraat aanwezig op individuele basis. Indien nodig worden herhalingslessen ingeroosterd. De docenten vormen samen met de groepstitularissen en de studiebegeleider de eerstelijnshulp. Indien nodig wordt doorverwezen naar de Sociale Dienst. De opleiding heeft een traditie op het vlak van flexibele leerwegen. Sinds het in werking treden van het Flexibiliseringsdecreet kunnen studenten een eigen traject vastleggen in overleg met de opleidingscoördinator. De volgtijdelijkheid en de praktische haalbaarheid worden hierbij geverifieerd. De modaliteiten voor EVC en EVK zijn vastgelegd in het onderwijs- en examenreglement. Indien nodig wordt op vraag een specifiek traject uitgewerkt voor bijvoorbeeld werkende studenten, maar er zijn hier geen specifieke procedures voor voorzien. Studenten die na de tweede zittijd in aanmerking komen voor een geïndividualiseerd traject krijgen uitleg over de procedures voor de start van het academiejaar, en kunnen hun programma met de opleidingscoördinator samenstellen, waarbij de volgtijdelijkheid van het programma goed wordt bewaakt. De beoordeling van EVC’s wordt uitgevoerd door een groep docenten die hiervoor werden aangeduid. Op vandaag werd hiervoor nog geen vraag ingediend. Hiervoor beschikt het departement over verschillende opties op het vlak van flexibele programma’s, waarbij steeds wordt vertrokken van het individuele dossier. De opleiding onderkent de problematiek van beoordeling van EVC’s. Hiervoor werd een werkgroep opgericht om het gedachtegoed op associatieniveau verder te laten instromen in de opleiding. Studenten met een speciaal statuut kunnen beschikken over specifieke faciliteiten of een aangepast programma.
Aanbevelingen ter verbetering: /
182 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma facet 2.3, samenhang van het programma facet 2.4, studieomvang facet 2.5, studielast facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud facet 2.7, beoordeling en toetsing facet 2.8, masterproef facet 2.9, toelatingsvoorwaarden
voldoende goed goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 183
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het personeelsbeleid is afgestemd op het beleid van de hogeschool. Het personeel is vertegenwoordigd in onderhandelingscomités op zowel hogeschool- als departementaal niveau die het beleid mee opvolgen. In overleg met het departementshoofd, de opleidingscoördinator en/of bepaalde domeinspecialisten wordt bij een nieuwe aanwerving een vacature opgemaakt in functie van het takenpakket en van competenties waar het departement of de opleiding behoefte aan heeft. Relevante kandidaten worden uitgenodigd voor een gesprek van ongeveer 45 minuten met minstens twee leidinggevenden en enkele vertegenwoordigers van het docententeam. Een benoemingsreglement werd uitgevaardigd, gesteund op anciënniteit (inclusief nuttige ervaring buiten de instelling) en op de ruimte binnen vooraf bepaalde planningsgroepen. Op basis hiervan wordt aan de raad van bestuur een advies geformuleerd door een aanstellingscommissie, waar het departementshoofd van IWT deel van uitmaakt. De hogeschool heeft een reglement voor promoties en bevorderingen. Bevorderingen kunnen enkel plaatsvinden voor vastbenoemde personeelsleden. Door budgettaire beperkingen hebben voorlopig alleen hiërarchisch leidinggevenden (OC) een bevordering (tot hoofdlector) gekregen. Op hogeschoolniveau is alvast de intentie uitgesproken om dit instrument ook te gebruiken voor andere dan leidinggevende of coördinerende taken. De taakverdeling, inclusief de taakbelasting, voor opleidend personeel wordt op het einde van het academiejaar onder voorbehoud bekendgemaakt. Ze houdt rekening met de motivatie, interesse, de aanwezige expertise en competenties van het individu. De opleidingscoördinator overlegt deze taakverdeling met alle betrokkenen. Voor het ATP en opvoedend hulppersoneel wordt de toewijzing door de departementaal secretaris uitgevoerd. De invalshoek blijft dezelfde. De commissie waardeert ten zeerste de betrokkenheid en de inzet van het onderwijzende personeel. Het beleid is duidelijk begaan met de opleiding. Ook het ondersteunende personeel levert duidelijk een bijdrage om deze organisatie vlot te laten werken. De personeelsevaluatie past in het ‘Systeem voor Waardering en Ontwikkeling van het Personeel’ (SWOP), dat sinds 1999 hogeschoolbreed werd ingevoerd. Hierin zijn de doelstellingen voor evaluatie opgenomen die van toepassing zijn voor alle personeelsleden. Nieuwe medewerkers worden na één jaar geëvalueerd; voor andere personeelsleden is dit vijfjaarlijks vastgelegd. De functiekaart ligt aan de basis van een evaluatiegesprek met het departementshoofd. De functioneringsgesprekken werden in juli 2009 uitgevoerd.
184 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De commissie staat positief ten aanzien van het feit dat naast de zelfevaluatie en de evaluatie door de leidinggevende ook de evaluatie van de studenten worden betrokken. Het verslag wordt aan de betrokkene overgemaakt ter ondertekening. Alle personeelsleden hebben ervaring in opleiding of onderwijs, of hebben een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid. Waar nodig wordt voor specifieke en specialistische expertise ook een beroep gedaan op externe deskundigen. De commissie stelt vast dat er binnen het lectorenkorps weinig mensen zijn met industriële ervaring. Dit wordt deels gecompenseerd door hun inzet binnen de organisatie. Er zijn geen gastlectoren actief binnen de opleiding. Dit is een gemiste kans, aangezien er slechts weinig lectoren met een industriële ervaring in het korps zitten. Bij het schrijven van het ZER werden de hoge werkdruk en de complexiteit van de hogeschool naar het uitzetten van een duidelijke personeelsvisie tot 2011 aangehaald. De laatste vier jaar werden aan de hogeschool wel 45 ambten toegevoegd, waardoor de werkdruk is verlaagd. Die worden onder meer ingezet om acties uit te voeren in het kader van onderwijsvernieuwing, stimulatie van de instroom om drop-out te verminderen enzovoort. De onderwijskundige bijscholing van het lectorenkorps kan volgens de commissie een extra ondersteuning bieden bij het invoeren van activerende werkvormen, door de recent bijgekomen omkadering op hogeschoolniveau. Op het vlak van bijscholingen organiseert de hogeschool studiedagen en navorming naast de bijscholingen op vraag van de docent. De beoogde ECDL-getuigschriften (European Computer Driver License) waarvan sprake in het ZER werden nog niet behaald. De contacten met het werkveld zijn van belang voor de professionalisering van de medewerkers. De commissie kon uit de gesprekken met het ATP en het onderhoudspersoneel vaststellen dat het team gemotiveerd en deskundig is, en goed wordt ondersteund. Op het vlak van bijscholingen kon de dienst Logistiek rekenen op opleidingen op het vlak van onder meer klantenomgang, TKV en Vectorworks. Op het vlak van communicatie worden binnen het departement viermaandelijks personeelsvergaderingen georganiseerd. De opleiding zelf richt op jaarbasis drie tot vier vergaderingen in, met als input personeelsaspecten, studentenaangelegenheden, curriculumaanpassingen, evaluatievormen enzovoort. Verder zijn heel wat docenten betrokken bij allerlei werkgroepen. Interdepartementaal werd een nieuwsbrief/krant ingevoerd. Verslaggeving werd door de opleiding onderkend als verbeterpunt. Hiervoor werden inmiddels inspanningen geleverd; rapporten daarover zijn ter beschikking gesteld aan de visitatiecommissie. Voor nieuwe personeelsleden beleggen de centrale diensten twee informatievergaderingen, waarin naast een aantal praktische afspraken ook de missie en de onderwijsvisie worden voorgesteld. Binnen het departement wordt de eerstelijnsopvang voorzien door de opleidingscoördinator. Er is eveneens een checklist voorhanden voor het onthaal van nieuwe medewerkers.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie dringt eropaan het lectorenkorps op onderwijskundig vlak bij te scholen, om zo een extra impuls te geven aan het invoeren van activerende werkvormen. De commissie vraagt om het inzetten van gastlectoren binnen de opleiding te overwegen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 185
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding beroept zich voor de professionele gerichtheid voornamelijk op stagebegeleiding, aangezien bijna alle docenten op die manier met het werkveld in contact komen. De commissie stelt vast dat er binnen het lectorenkorps slechts een beperkt aantal lectoren is met bedrijfservaring. Er zijn geen bachelors Elektromechanica in het docentenkorps. De commissie is evenwel van oordeel dat het gebrek aan industriële ervaring gecompenseerd wordt door bedrijfscontacten en bijscholing. Contacten van personeelsleden met onder andere vertegenwoordigers van firma’s en andere deelnemers aan studiedagen dragen bij tot de professionele gerichtheid van het personeel. Bovendien geven verschillende personeelsleden les in organisaties voor bedrijfsopleidingen, instellingen voor voortgezette opleidingen of onderwijs voor sociale promotie. De commissie waardeert de initiatieven die ondernomen worden in het kader van maatschappelijke dienstverlening. Via de Vlaamse Onderwijsraad werden een viertal jaar geleden CVO-vervolgtrajecten voorzien in avondonderwijs. Dit brengt voor de opleiding de nodige uitdagingen met zich mee naar praktische organisatie. Er wordt eveneens samengewerkt met andere hogescholen binnen de associatie. De internationale gerichtheid van de opleiding is duidelijk aanwezig. De internationale studiereis naar de VS en recent naar China wordt door de studenten gesmaakt. Docentenmobiliteit blijft op vandaag beperkt tot de begeleiding van studenten en bezoeken bij partnerinstellingen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
186 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Een veertigtal lectoren heeft een ambtsopdracht in de opleiding Elektromechanica, van wie elf met een specifieke lesopdracht in de opleiding Elektromechanica. Dit vertaalt zich in 16,14 VTE specifiek voor deze opleiding, die als volgt zijn verdeeld in de verschillende deeltrajecten: 4,59 VTE in het eerste deeltraject, 5,83 VTE in het tweede deeltraject en 3,63 VTE in het derde deeltraject. De lectoren hebben naast hun lesopdracht ook nog specifieke verantwoordelijkheden. Acht lectoren zijn betrokken in overlegcomités en inspraakorganen, drie lectoren zijn vakgroepverantwoordelijke, tien lectoren zijn labverantwoordelijke en drie lectoren zijn betrokken in onderzoeksprojecten (0,4 VTE). Taken van lectoren die deel uitmaken van departementale werkgroepen, zoals de Departementale Raad, het Departementaal Onderhandelingscomité, de Academische Raad, het Hogeschool Onderhandelingscomité, Pastoraal… worden verrekend op het niveau van het departement en niet binnen de omkadering van de opleiding. De opleidingscoördinator maakt op het niveau van de KHLim deel uit van de stuurgroep Kwaliteitszorg, de stuurgroep ICTO en de werkgroep ICT. Op departementaal niveau is hij lid van het Comité voor preventie en bescherming op het werk en voorzitter van zes vakgroepen (automatisering, elektriciteit, elektronica, informatica, wiskunde en humane wetenschappen). Vanuit de centrale diensten kan de opleiding beschikken over een onderwijscoördinator, die verantwoordelijk is voor de implementatie en begeleiding van onderwijsontwikkeling. Stafmedewerkers Internationalisering, Kwaliteitsbeleid en Studentenvoorzieningen staan eveneens ter beschikking als ondersteuning voor de departementale werking. De ratio student-VTE bedraagt 16,03 studenten per VTE. In lesopdrachten gerekend is dit 18,38 studenten per VTE. Binnen het onderwijzende korps is de verdeling van VTE’s als volgt: 0,34 VTE hoofdlector, 15,66 VTE lector en 0,14 VTE praktijklector. Er zijn geen bachelors Elektromechanica in het docentenkorps. Het lectorenkorps is voor 20 procent vrouwelijk. Elf personeelsleden hebben binnen de opleiding een voltijdse opdracht. De leeftijdspiramide is aan de hoge kant: 31 van de 40 lectoren zijn ouder dan 40. De commissie vraagt hierbij vooral aandacht voor de afstudeerrichting automatisatie. Tijdens het schrijven van het ZER werden de werkdruk en de stress bij het personeel als aandachtspunten naar voren gebracht, naar aanleiding van een SERV-enquête (2003) die voorafgaand werd afgenomen. De commissie bevestigt dat het tij, mee door het nieuwe financieringssysteem, ten voordele van de KHLim is gekeerd. Gezien de groei van de hogeschool van vierduizend naar meer dan vijfduizend studenten werd een inhaalbeweging mogelijk gemaakt. De omkadering wordt echter via een eigen systeem uitgevoerd, dat rekening houdt met het aantal opleidingen, het aantal studenten in de laatste drie jaar en het aantal studenten dat een opleiding kan borgen naar de toekomst. De opleiding geeft toe dat dit steeds een evenwichtsoefening is. De opleiding verkeert in de mogelijkheid om specifieke medewerkers in te zetten op specifieke projecten, zoals koeltechnieken, zonder daarvoor uit de eigen omkadering te moeten putten. Hierdoor zijn in het academiejaar 2009-2010 één contractuele medewerker van 50 procent en twee contractuele medewerkers van 30 procent toegevoegd. Dit garandeert een continuïteit van de kennisoverdracht en de betrokkenheid van de lectoren ten voordele van het onderwijs.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 187
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de leeftijdspiramide, vooral bij de afstudeerrichting automatisatie.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
188 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement bevindt zich op de Universitaire Campus in Diepenbeek en is vlot bereikbaar te voet, per fiets, met de wagen en het openbaar vervoer. Rondom de campus zijn parkings en fietsenstallingen voorzien. De hogeschool stimuleert carpoolen en het gebruik van het openbaar vervoer bij studenten, onder meer door het gedeeltelijk terugbetalen van de Buzzypass en het treinabonnement door de vzw StuVoor, en door studenten die carpoolen in dezelfde groep te plaatsen. De hogeschool heeft aandacht voor faciliteiten voor mensen met beperkingen. Daarnaast neemt de KHLim deel aan het VEDO-project waardoor fietsen gratis kunnen worden ontleend en herstellingen aan kostprijs kunnen worden uitgevoerd. De infrastructuur wordt gedeeld met de algemene diensten van de hogeschool en het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde. Gemeenschappelijk zijn onder meer het restaurant en het leercentrum Musketon, en een oefenruimte en interactieve studieruimte, waarvan studenten vrij gebruik kunnen maken. De leslokalen en auditoria zijn voorzien van de nodige basisapparatuur. De commissie apprecieert de uitgebouwde laboratoria, die over het algemeen goed gedimensioneerd zijn en voldoen aan de actuele behoeften. De hogeschool bepaalt de prioriteiten, wat weerspiegeld wordt in de begroting. Voor de periode 2007-2011 zijn op de campus Diepenbeek infrastructurele werken voorzien voor nieuwe kantoren, een energieproject en de deelname aan het Technologiecentrum Limburg. Daarnaast is een bedrag voorzien voor didactische investeringen, meubilair en ICT. Het budget wordt departementaal vastgelegd en verdeeld op basis van de studentenaantallen en de labo-uren. Een deel van dit budget wordt ter beschikking gesteld voor de algemene werking van het departement. Verder wordt via een verdeelsleutel een budget voorzien voor materialen en grondstoffen. Investeringen worden getoetst aan vooraf bepaalde criteria en motiveringen. Alle docenten hebben een eigen docentenkamer, geschikt voor maximaal 3 personen, met IT-faciliteiten. Verder beschikken ze over een gemeenschappelijke personeels- en vergaderruimte. Docenten die met de fiets de verplaatsing van thuis naar de hogeschool maken, krijgen een fietsvergoeding. Via de vzw StuVoor voorziet de hogeschool in de nodige studentenvoorzieningen, onder de vorm van restauratie met warme en koude maaltijden en studentenruimtes met drank- en voedingsautomaten. Die voldoen aan de vraag van en het aantal studenten. De mediatheek wordt goed gebruikt en is ruim genoeg om de stroom van studenten op te vangen. De beleidscommissie Mediatheek adviseert over nieuwe investeringen en het aankoopbeleid. Een uitgebreide collectie informatiedragers staat ter beschikking van de student. Daarnaast heeft de student de mogelijkheid om databanken te raadplegen vanuit de Associatie K.U.Leuven.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 189
Daarnaast zijn de ICT-voorzieningen drastisch uitgebreid naar netwerken, inclusief de installatie van het leerplatform Toledo en de mogelijkheid tot groepsaankopen van laptops. Studenten en docenten hebben de mogelijkheid om van thuis uit te beschikken over actuele softwarepakketten en bestanden die aanwezig zijn op de centrale servers. Veiligheid is ingebed in het curriculum. De preventieadviseur geeft aan dat het veiligheidsaspect in toenemende mate ingang vindt binnen de belevingswereld van de docent. Actiepunten naar veiligheid zijn opgenomen in een meerjarenplan. De voornaamste aandachtspunten zijn de invoering van good laboratory practices en de omgang met chemicaliën.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool beschikt over een goed uitgebouwde stage- en studentenbegeleiding. Binnen het departement is op vaste momenten een psychologe aanwezig voor studiebegeleiding. Daarnaast onderneemt de hogeschool diverse initiatieven om potentiële studenten te informeren over de verschillende opleidingen en hun werking, en om de studenten tijdens hun opleiding te begeleiden. Het departement neemt deel aan SID-In’s. Sinds de toetreding van de KHLim tot de Associatie K.U.Leuven werkt het departement mee aan de ‘Ronde van Limburg’, waarbij docenten in middelbare scholen proeflessen geven. Er worden jaarlijks infodagen ingericht voor de CLB’s, en de directies en medewerkers van middelbare scholen. De hogeschool onderneemt verschillende inspanningen om secundaire scholen te betrekken bij de opleiding. Bij inschrijvingen tijdens de vakantieperiode zijn de lectoren aanwezig voor bijkomende informatie. Bij de start van het academiejaar krijgen alle studenten van de KHLim een KHLim-agenda met nuttige informatie over de hogeschool en de studentenvoorzieningen, en een departementale kalender. Hierin worden de geplande activiteiten, zoals examens, vastgelegd. De studiegids bevat een voorstelling van de hogeschool, het departement en de opleiding, het begeleidingsplan en de ECTS-fiches van de verschillende opleidingsonderdelen. Het opdelen van elk semester in twee blokken verlaagt de drempel naar het hoger onderwijs. De resultaten van de examens bij het afsluiten van de eerste blok binnen het eerste deeltraject worden individueel besproken, waarbij vooral de studieaanpak een gespreksonderwerp is. De LASSI-test als evaluatie-instrument vormt de basis voor eventuele verdere professionele hulp.
190 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De commissie apprecieert de studiebegeleiding als vast punt binnen het curriculum. De intensieve begeleiding, gekoppeld aan bespreking en oudercontact is effectief. Studentenbegeleiding is opgenomen in het takenpakket van de docent. Er zijn feedbackmomenten voorzien in de viermaandelijkse personeelsvergaderingen. De studenten worden zelf ook betrokken in praktijkgericht onderzoek, wat uitdrukkelijk tot uiting kwam binnen de afstudeerrichting Klimatisering. De opleiding communiceert met de student via e-mail, het elektronische leerplatform Toledo, valven, folders, brochures, post, telefoon en het digitale lesrooster Eduflex. Studenten die moeilijkheden ondervinden in hun studiemethodiek of die kampen met faalangst en planningsproblemen, of verzeild zijn in conflictsituaties kunnen terecht bij de studentenbegeleiding. De eerstelijnsopvang bestaat vooral uit luisteren. Studenten worden gestimuleerd om doelstellingen te formuleren. Indien nodig kunnen ze worden doorverwezen. Studievaardigheden zijn sinds het academiejaar 2008-2009 een verplicht onderdeel van het curriculum. Diversiteit is een speerpunt binnen het departement en de opleiding. Er werd eveneens een diversiteitmedewerker aangetrokken om het beleid vorm te geven. De hogeschool voorziet in tegemoetkomingen voor studenten met een functiebeperking. Daarnaast worden faciliteiten verleend aan topsporters. De studenten geven aan de weg naar de ombudspersoon te kennen. De functie als dusdanig is goed gekaderd en breed gecommuniceerd naar de studenten tijdens de introductiedag en op de valven. Internationalisering krijgt binnen de opleiding de nodige aandacht. Studenten die interesse tonen voor een buitenlandse stage hebben recht op een Erasmus-beurs. Docenten begeleiden de studenten per e-mail, gecombineerd met regelmatige uitwisselingen met de lokale promotor. De opleiding heeft in dit kader bilaterale samenwerkingsverbanden met een twintigtal opleidingsinstellingen via Erasmus-projecten. Studenten werden in het verleden al uitgestuurd naar onder meer Nederland, Duitsland en Zuid-Afrika. De opleiding richt sinds een aantal jaar een internationale studiereis in, die door de studenten wordt gesmaakt. De student kan sinds het academiejaar 2007-2008 de keuze maken tussen Duitsland en China. De departementale coördinator voorziet in de opmaak van het ECTS-dossier voor buitenlandse studenten, de accommodatie en de praktische regelingen voor het stageproject. Er worden gratis taallessen Nederlands en de mogelijkheid om op stap te gaan, aangeboden. De buitenlandse student kan steeds een beroep doen op zijn promotor, de departementale coördinator en de verantwoordelijken van het secretariaat IWT. De aanwezigheid van een contractuele medewerker in het labo, waar de student zijn stageproject uitvoert, bevordert de begeleiding van de buitenlandse studenten.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 191
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: goed Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
192 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Er is gekozen voor een inbedding van integrale kwaliteitszorg (IKZ) in de KHLim-organisatie door middel van een matrixstructuur. Binnen deze structuur zijn er een zevental stuurgroepen, die als doel hebben informatie uit te wisselen, advies te verlenen en te fungeren als klankbord voor nieuwe initiatieven. Hierdoor kunnen hogeschoolbrede acties binnen de opleiding verticaal vorm krijgen. Een verdere afstemming vindt uiteindelijk plaats met de vakgroepvoorzitters. De commissie stelt vast dat een duidelijke kwaliteitscultuur aanwezig is. Binnen de stuurgroep Kwaliteit buigen diverse werkgroepen zich over specifieke onderwerpen, zoals studeerbaarheid en bevragingen. De centrale kwaliteitscoördinator is voorzitter van de stuurgroep Kwaliteitszorg en ondersteunt daarnaast opleidingen en departementen bij de implementatie. Gemeenschappelijke instrumenten, zoals actieplannen, worden aangereikt, enquêtes worden centraal verwerkt en vorming wordt aangeboden in functie van de behoeftes. Daarnaast is de centrale kwaliteitscoördinator ook contactpersoon voor de VLHORA, de Associatie K.U.Leuven (als covoorzitter van de stuurgroep Kwaliteitszorg en Accreditering) en de NVAO (voor het HOR). Er wordt gebruikgemaakt van het EFQM-model, dat vertaald wordt in het PROZA-pakket. Een digitaal kwaliteitshandboek, dat gekoppeld wordt aan de negen aandachtsgebieden van PROZA, is in de maak. De doelstelling is om tegen eind 2009 alle relevante documenten op dit digitale platform aan te bieden en ze te linken aan de structuur van het ZER. Over het kwaliteitsbeleid, inclusief de inventaris van de actieplannen, wordt jaarlijks gerapporteerd in het jaarverslag van de hogeschool. Het afstemmen van het kwaliteitsbeleid tussen de verschillende opleidingen van het departement gebeurt tijdens het wekelijkse overleg van de opleidingscoördinatoren. De hogeschool heeft inmiddels een stafmedewerker aangesteld om een project rond onderwijsvernieuwing te vertalen in een onderwijsontwikkelingsplan, waarbij geformuleerde doelstellingen door middel van het SWOPsysteem worden geëvalueerd. De stuurgroep Onderwijs heeft inmiddels een meerjaren-onderwijsontwikkelingsplan (MOO) uitgewerkt, dat zich in de fase van invoering bevindt. De competentieprofielen worden aangepast met gedragsindicatoren. Het stappenplan zelf was tijdens de visitatie al klaar. De opleiding heeft een duidelijke traditie in de organisatie van bevragingen ten aanzien van de diverse stakeholders.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 193
Een SWOP-bevraging peilt naar de mening van de student over zeven rubrieken met betrekking tot het functioneren van een docent voor een welbepaald opleidingsonderdeel. De rubrieken zijn: doelstellingen, leerinhouden, werkvormen, leermiddelen, evaluatie, begeleiden en werk- en leerklimaat. In 2006-2007 werden voor de opleiding Elektromechanica 424 formulieren verwerkt voor 38 SWOP-bevragingen bij 14 docenten. De verkregen resultaten worden vergeleken met de overige opleidingen in het departement en de hogeschool. De resultaten bevinden zich in de middenmoot, in vergelijking met de andere opleidingen van de hogeschool. De opleiding heeft sinds het academiejaar 2007-2008 in alle opleidingsfases studietijdmetingen uitgevoerd. Die vormen de basis voor eventuele wijzigingen in opleidingsonderdelen, met een verdere doorstroming in het programma. De opleiding heeft een lange traditie in het bevragen van eerstejaarsstudenten. Er wordt gepeild naar de tevredenheid ten aanzien van de volgende onderwerpen: informatie en onthaal, de onderwijsorganisatie en begeleiding door docenten, cursussen, de manier van evaluatie, de mediatheek en diensten, en de tevredenheid over de algemene begeleiding. De resultaten uit de bevragingen leiden tot verbeteringen, wat resulteert in hogere scoringspercentages. Op het niveau van de KHLim is een stijging van 5 procent (66,5 71,5 procent) merkbaar over de periode 2004 tot 2007; binnen het departement IWT is dit 7,4 procent (61,8 69,2 procent). Jaarlijks worden de afgestudeerden schriftelijk bevraagd bij het afhalen van hun diploma. Hierdoor krijgt de opleiding een grotere respons en wordt concrete informatie verkregen over de instap van de afgestudeerden in het werkveld. De globale respons over de periode 2002-2006 bedraagt 82 procent. De opleiding wordt door de meerderheid van de studenten (88 procent) als voldoende aanzien om de instap in het werkveld mogelijk te maken. Er zijn evenwel individuele verschillen merkbaar over het niveau van de functie waarin de afgestudeerden terechtkomen. Het werkveld biedt aan de afgestudeerden bijscholingen aan om zich verder te verdiepen in de specialiteit van de werkgever. De afgestudeerden zijn globaal tevreden over de inhoud van het opleidingsprogramma, en de relevantie en de manier waarop de onderwijs- en stageactiviteiten worden aangeboden en opgevolgd. De afgestudeerden appreciëren de bereikbaarheid en laagdrempeligheid van het lectorenkorps, en de studiebegeleiding. Werkpunten voor de opleiding in historisch perspectief waren het verbeteren van de contacten met het werkveld en de geringe mogelijkheden tot deelname aan internationale uitwisselingen. De opleiding kon aantonen dat hiervoor de nodige verbetertrajecten werden opgezet, met goed gevolg. De studenten bevestigen dit. De kwaliteitsbewaking van de stageopdracht is een continu aandachtspunt voor de opleiding, zowel voor meeloop- als werkstages. Screening van de bedrijven vindt plaats door de docenten, waarbij goede afspraken worden gemaakt met de stagebedrijven. Gestructureerd overleg ziet de commissie als middel om de alumni en het werkveld verder bij de opleiding te betrekken. De commissie waardeert de aanzet om het PRIAC-systeem op te bouwen en toe te passen. Ze stelt echter vast dat het nog niet doorheen de hele opleiding is ingevoerd, waardoor er nog ruimte is voor een verdere uitbouw. De resultaten van de schriftelijke en mondelinge bevragingen bij de stagepromotoren vormen de basis voor het bijsturen van de stages, zowel op inhoudelijk als op structureel vlak. Zo werd onder andere de oorspronkelijke stageduur van tien weken verlengd tot twaalf weken, en werd overgegaan van vier naar vijf dagen per week aanwezigheid op de stageplaats. Zowel afgestudeerden als stagepromotoren zijn over het algemeen tevreden over de inhoud en het verloop van de stages.
194 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Binnen het departement vinden wekelijkse en tweewekelijkse vergaderingen plaats. Die zijn niet steeds geformaliseerd. De opleiding is zich hiervan bewust, en heeft al plannen om dit tegen volgend academiejaar te concretiseren. De opleiding heeft een bevattelijk ZER geschreven dat goed onderbouwd is in de TPB-documenten. De commissie stelt vast dat die degelijk zijn uitgewerkt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om het PRIAC-systeem ruimer te implementeren in alle aspecten van de opleiding.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De kwaliteitscultuur binnen de opleiding is duidelijk aanwezig. De hogeschool heeft een duidelijke onderwijsvisie uitgewerkt, die gestoeld is op zes pijlers: De student is de centrale actor, de participant en de manager van zijn eigen leerproces en leertraject. De docent is de professional, de inspirator, de coach en de dienstverlener. De student en docent zijn onderzoeker, innovator en teamspeler. De student en docent werken aan competentieontwikkeling in een competentiegerichte leeromgeving. De student en docent zijn partners in leren. De student en docent zijn wereldburgers. Naar aanleiding van de vorige visitatie werd een aantal verbetertrajecten uitgezet. Centraal staat de beleidsvisie op het vlak van kwaliteitszorg. Verticaal vertaalt zich dit in een kwaliteitshandboek voor de opleiding, waarin procedures en bevragingen in kaart werden gebracht. De commissie stelt evenwel vast dat de opleiding aandacht moet besteden aan een meer kritische kijk op de evaluatie van de eigen resultaten. Op personeelsvlak werd beslist om de communicatiemiddelen bij te schaven door het rondsturen van ‘KHLimFocus’ en ‘KHLim-Pers’. Er is eveneens een wekelijkse nieuwsbrief van de communicatieverantwoordelijke, met belangrijke aandachtspunten naar de dagdagelijkse werking binnen de KHLim. De werkdruk bij het personeel wordt bewaakt. Op basis van een taakverdelingsprogramma worden alle onderdelen van de ambtsopdracht in kaart gebracht en gekwantificeerd. De bijscholingsbehoefte wordt mee opgenomen in de functionerings- en evaluatiegesprekken. In het huidige academiejaar is een bevraging lopende bij alle leidinggevenden over hun functioneren met betrekking tot de tevredenheid van de medewerkers.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 195
De opleiding zette in het verleden al een aantal initiatieven op het getouw rond internationalisering, door middel van de oprichting van een stuurgroep Internationalisering, een uitbreiding van partners voor studenten- en docentenmobiliteit, kwaliteitscontrole (benchmarking) en de uitbreiding van het Euclides-netwerk (www.euclidesnet.eu) met actieve deelname. De stimulatie van de docenten- en studentenmobiliteit, de goedkeuring van het Erasmus-charter en de opmaak van een brochure met doelstellingen en richtlijnen voor uitgaande studenten leveren hieraan een positieve bijdrage. Het beroepenveld wordt intensief, zij het informeel, betrokken bij de inhoud van de opleiding. De commissie apprecieert het gevolg dat door de opleiding aan de opmerkingen van het beroepenveld wordt gegenereerd. Afgestudeerden worden jaarlijks uitgenodigd voor overleg in een vergadering met de docenten van de opleiding. Door middel van een vragenlijst wordt verder gepolst naar de mening en ervaringen van de afgestudeerden. Bij de toekenning van stageplaatsen heeft de student de mogelijkheid om zelf initiatief te nemen en een stageplaats te regelen. Het curriculum werd bijgewerkt in het kader van de flexibilisering. De opleidingsonderdelen werden waar nodig inhoudelijk bijgestuurd en aangepast aan het semestersysteem. De aanzet tot projectwerk wordt als positief gezien, net als de verplichte aanwezigheid van de student voor opleidingsonderdelen met permanente evaluatie. De doorlooptijd is wel vertraagd, maar de commissie apprecieert wel de duurzaamheid die deze aanpak met zich meebrengt. De implementatie van alternatieve werkvormen neemt pas een aanvang in het tweede deeltraject. In dit kader sleutelde de opleiding eveneens aan de systematiek van de stagevoordrachten. De stage-evaluatie werd eveneens gerelateerd aan de na te streven competenties. De opleiding heeft een duidelijke traditie in het organiseren van bevragingen. De opleiding heeft een meerjarenplan voor onderwijsontwikkeling opgesteld. Op basis van een SERV-enquête werden door de opleiding eveneens al acties uitgevoerd door het departementshoofd en door de opleidingscoördinatoren van het departement IWT. Communicatie bleek hier vooral het sleutelwoord binnen de verbetertrajecten Maatschappelijke dienstverlening wordt bij KHLim onder de noemer KHLim Quadri geplaatst ter bevordering van de professionalisering van die laatste. Onderzoek stimuleert de docenten, die dit verder kunnen uitdragen naar de student. Docenten uit de opleiding nemen deel aan onderzoeksprojecten binnen het departement. De hogeschool voorziet in een aanbod van buitenlandse stageplaatsen, maar die worden door de student niet ten volle benut. In het academiejaar 2008-2009 was er binnen de opleiding EM slechts één student met buitenlandse ambities. De opleiding tracht daarom, door middel van een verplichte reis naar het buitenland, de studenten te doen proeven van een internationale ervaring. Naast de buitenlandse stages heeft de opleiding oog voor de integratie van maatschappelijke dienstverlening. Hiervoor heeft de opleiding een aantal succesvolle projecten kunnen uitwerken, die zeker mogen worden uitgedragen. De commissie stelt vast dat de centrale diensten op het vlak van internationalisering een gedegen aanpak hebben. De commissie bevestigt echter dat internationalisation@home nog bijkomende aandacht verdient. Op het vlak van sociale voorzieningen stelt de KHLim financiële middelen ter beschikking, naast de toelagen van de Vlaamse Gemeenschap. Deze middelen worden voor de hogeschool beheerd door de vzw StuVoor, waar zowel studenten als afgevaardigden van de hogeschool in zetelen.
196 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie verwacht dat de opleiding nog meer kritische reflectie besteedt aan de eigen resultaten. De commissie vraagt aandacht voor een verdere inbedding van internationalisation@home in alle afstudeerrichtingen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft een consistente aanpak die getuigt van kwaliteitscultuur. De vergadering van de opleidingscoördinatoren vormt het voornaamste orgaan op het vlak van beleid en kwaliteitszorg. De Departementale Raad, waarin studenten, werkveldvertegenwoordigers en medewerkers van de KHLim zijn vertegenwoordigd, houdt hier toezicht op. Er is een formele betrokkenheid in diverse raden en commissies, waarvan de opleidingsvergaderingen en de vergaderingen van ad-hocwerkgroepen de voornaamste aansturing zijn naar beslissingsvorming. De opleiding heeft uitwisselingen met andere opleidingen in verband met goede ervaringen op het terrein. Er werd hiervoor binnen de hogeschool een meerjaren-onderwijsontwikkelingsplan (2008-2013) ontwikkeld met een individuele fasering, waarvan de voortgang door het departementaal onderwijsbeleid door middel van jaaractieplannen wordt bewaakt. De studenten hebben vertegenwoordigers in de Departementale Raad en de Academische Raad, naast hun aanwezigheid in de Studentenraad. De commissie stelt vast dat de studentenvertegenwoordiging of de Studentenraad niet echt betrokken is bij de schoolwerking. Het blijkt niet eenvoudig voor de opleiding om studenten te ‘ronselen’, waardoor de participatie laag is. Het beroepenveld is formeel via de Departementale Raad betrokken. Daarnaast is er een intensief contact met het werkveld via de stageplaatsen, de bedrijfswereld en eventuele gastsprekers. Informatie wordt hoofdzakelijk informeel verzameld. Dit heeft onder meer geleid tot de invoering van het programma e-Plan in het derde deeltraject bij Klimatisering. Eenzelfde trend is waarneembaar in de andere afstudeerrichtingen. De lectoren ervaren een constante feedback bij de stagebegeleiding. Die contacten hebben eveneens geleid tot de evolutie van een eindwerkstage van één dag per week naar 56 dagen stage die in één blok worden aangeboden. Het beroepenveld wordt intensief, zij het informeel, betrokken bij het curriculum. De commissie apprecieert het gevolg dat de opleiding aan de opmerkingen van het beroepenveld geeft. De invoering van VCA voor leidinggevenden in plaats een basis VCA-attest zou een troef kunnen betekenen voor de opleiding.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 197
De commissie is van mening dat de betrokkenheid van het werkveld en de alumni in het bijsturen van de opleiding nog niet voldoende structureel is ingebed. In het kader van curriculumherziening wordt gezocht naar middelen ter ondersteuning. Zo worden licenties aangekocht of toestellen gehuurd bij onder meer Syntra Genk, om de lacunes in het eigen machinepark te compenseren. De opleiding voerde eveneens opleidingen voor onderhoudsverantwoordelijken uit Limburg uit, wat tot een aantal aanpassingen heeft geleid. Er is dus een goede feedback naar de opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de formele studentenparticipatie verder uit te bouwen. De commissie adviseert om het overleg met alumni en werkveld op te zetten. Een Opleidingsadviescommissie kan een oplossing bieden.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
198 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft de eindkwalificaties getoetst bij de afgestudeerden en stagepromotoren door middel van bevragingen. Hieruit blijkt een algemene tevredenheid over de competenties die werden aangeleerd. De opleiding levert goed voorbereide afgestudeerden af met voldoende bagage, afgestemd op het beroepenveld. Algemeen vond de commissie de eindwerken van een voldoende hoog niveau. De commissie heeft evenwel een aantal kritische kanttekeningen bij het niveau van de doelstellingen en de kritische reflectie ten aanzien van het geleverde werk, het gebrek aan besluitvorming en de soms sterk beschrijvende eindwerken. Een link naar de mate waarin de competenties zijn verworven, is soms vaag omschreven. De studenten vinden heel snel de weg naar de arbeidsmarkt. De bevragingen die bij de afgestudeerden werden uitgevoerd, bevestigen dit. Er is een hoge tevredenheid qua niveau van de opleiding, de stagebegeleiding en de stageopdrachten. Het werkveld staat positief ten aanzien van de brede kennis van de afgestudeerden, ongeacht hun specialisatie. Het opleidingsonderdeel projectstage, waarin de student kan aantonen dat hij de bewuste competenties heeft bereikt, wordt als finaliteit van de opleiding aanzien. De externe promotoren zijn positief ten aanzien van de inzet en de bereikte competenties van de studenten of tewerkgestelde afgestudeerden. De studenten worden tijdens de opleiding voorbereid op de instap in het werkveld via bedrijfsbezoeken (weliswaar niet bij de afstudeerrichting Automatisering), hun betrokkenheid bij PWO-projecten, als de onderwerpen aansluiten bij het werkveld, en het stimuleren voor het afleggen van het VCA-examen of het behalen van attesten die van belang zijn binnen de afstudeerrichting Klimatisering. Studenten worden op de hoogte gebracht via e-mail, de valven en de website met werkaanbiedingen. Op het vlak van internationalisering heeft de hogeschool met een twintigtal instellingen contracten afgesloten in het kader van studentenuitwisseling. Inkomende buitenlandse studenten worden ingeschakeld via opdrachten in de lopende projecten of in stageplaatsen. De coördinatie berust bij de verantwoordelijke Internationalisering binnen de opleiding. Vakinhoudelijk staan de stagebegeleiders in voor de opvolging. Door de dienst Internationalisering van de hogeschool wordt een streefcijfer van 10 procent internationaal mobiele studenten vooropgesteld. Dit aantal wordt op vandaag nog niet gehaald. Hieruit concludeert de commissie dat internationalisering effectief ingang heeft gevonden binnen de opleiding, maar dat verdere inbedding is vereist. Studenten moeten worden gestimuleerd en geënthousiasmeerd om de deelname te bevorderen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 199
De buitenlandse studiereis, die opgenomen is in het curriculum, voorziet evenwel in een internationale ervaring voor alle studenten, wat nog niet voor de afstudeerrichting Automatisering wordt waargemaakt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om de mogelijkheden op het vlak van internationalisering te stimuleren en kenbaar te maken, om zo de deelname te verhogen. De commissie vraagt aandacht bij de stage en het eindwerk voor een duidelijke definiëring van de doelstelling of de probleemstelling, inclusief kritische reflectie en besluitvorming, zodat een duidelijke leerlijn ontstaat naar de te verwerven competenties.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De opleiding heeft een analyse uitgevoerd van de slaagcijfers door de jaren. De gemiddelde slaagcijfers in het eerste deeltraject liggen rond de 46 procent. In het tweede deeltraject is een dalende trend in het slaagcijfer merkbaar in de laatste drie academiejaren, van 85 naar 66 procent. Het derde deeltraject wordt dan weer gekenmerkt door een gemiddeld slaagcijfer over de laatste drie academiejaren van 92 procent. De opleiding is zich bewust van de negatieve evolutie binnen de slaagcijfers in het eerste en tweede deeltraject. Een oorzakenanalyse werd uitgevoerd en – met wisselend succes – voorzien van de nodige acties. Mee hierdoor is sinds het schrijven van het ZER een opleidingsonderdeel studievaardigheden toegevoegd aan het curriculum, zodat studenten van bij het begin van het academiejaar kunnen worden begeleid en gemotiveerd. Dit initiatief ervaart de commissie als positief. De resultaten uit de twee laatste academiejaren moeten worden genuanceerd, aangezien ook studenten met een individueel traject aan één opleidingsjaar moeten worden toegewezen. Acties die naar aanleiding van deze cijfers op het getouw zijn gezet, zijn onder meer de opdeling van het semestersysteem in het eerste deeltraject naar een vierblokkensysteem. Studenten worden eveneens binnen de zeven à acht weken na het begin van het academiejaar bevraagd, om heroriëntatie mogelijk te maken of indien nodig bij te sturen. De instroom uit zwakkere richtingen van het secundair onderwijs heeft eveneens een impact op de slaagcijfers. Hiervoor voorziet de opleiding instroomcursussen, proefexamens, individuele gesprekken, faalangsttrainingen, trainingen in verband met uitstelgedrag enzovoort.
200 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
De opleiding is zich bewust van de gevolgen van de flexibilisering op de studieduur. De gemiddelde studieduur binnen de opleiding Elektromechanica bedraagt 3,25 jaar en is constant over de laatste academiejaren. De flexibilisering wordt door de opleiding gezien als de basisoorzaak voor de lagere slaagcijfers in het tweede deeltraject, samen met het toenemend absenteïsme tijdens practica. De opleiding onderneemt daarom de nodige acties om studenten met uitstelgedrag of faalangst, of studenten die regelmatig afwezig zijn, aan te spreken en te motiveren voor een verdere begeleiding of training. Drop-out wordt door de opleiding nauwgezet gevolgd. De gedifferentieerde aanpak door middel van de ‘pretest’ is een valabel instrument om binnen het eerste deeltraject tijdig bij te sturen. De slaagcijfers bij studenten die een schakelprogramma volgen naar de masteropleiding Elektromechanica zijn gekend en liggen relatief laag, waaruit blijkt dat de overstap niet voor iedereen vanzelfsprekend is. De slaagcijferanalyse en de feedback van stageplaatsen, afgestudeerden en het werkveld geven een beeld van een gedegen opleiding, die de kwaliteit van het afgeleverde niveau bewaakt.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding moet zich erover beraden hoe ze de dreigende doorlooptijdtoename als gevolg van de flexibilisering onder controle kan houden.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau facet 6.2, onderwijsrendement
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 201
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
De opleiding heeft een bevattelijk ZER geschreven dat goed onderbouwd is in de documenten die ter plaatse beschikbaar waren. De commissie stelt vast dat die degelijk zijn uitgewerkt. Aangezien de TPB-documenten tijdens de visitatie aanwezig waren in digitale vorm was het voor de voorbereiding van deze visitatie door de commissieleden beter geweest die vooraf ter beschikking te stellen. Er waren veel zaken die we ter plaatse nog moesten verifiëren. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg : onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
202 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende goed goed OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed voldoende voldoende goed voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: KHLim, voor de opleiding professionele bachelor Elektromechanica in Diepenbeek afstudeerrichting Automatisering afstudeerrichting Elektromechanica afstudeerrichting Klimatisering afstudeerrichting Onderhoudstechnologie
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 203
204 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Hoofdstuk 6 Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan Katholieke Hogeschool Sint-Lieven De regio Aalst kent een lange traditie van technisch onderwijs. Het VTI van Aalst startte omstreeks 1920 met een opleiding technisch ingenieur. Na de hervormingen in 1978 heeft het VTI zijn ingenieursopleidingen ondergebracht in de Katholieke Industriële Hogeschool Oost-Vlaanderen. Het VTI is in die periode gestart met technische graduaatopleidingen, waaronder Bouw, Confectie en Elektromechanica (1988), onder de koepel van het Centrum Hoger Onderwijs (CHOVTI). Bij de fusie van de hogescholen in 1995 is het CHOVTI gefusioneerd met andere hogescholen tot de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (KaHoSL). De Katholieke Hogeschool Sint-Lieven heeft van bij de start van de fusie bewust gekozen voor een regionale spreiding, met campussen in Gent, Aalst en Sint-Niklaas en een centraal departement voor de industrieel ingenieurs. De campus in Aalst huisvest momenteel de volgende opleidingen: Verpleegkunde, Lager onderwijs, Kleuteronderwijs, Officemanagement en Bedrijfsmanagement, en drie technische professionele bacheloropleidingen: Bouw, Vastgoed en Elektromechanica. Van de academische bachelor Industrieel ingenieur kunnen studenten de eerste 90 studiepunten in Aalst volgen. De opleiding Elektromechanica maakt deel uit van het departement Industriële wetenschappen. Tot 2004 waren de technische opleidingen gehuisvest in de gebouwen van het VTI. Nadien zijn alle opleidingen van het departement gecentraliseerd op de huidige campus. De postgraduaatopleiding energiecoördinator is opgericht in 2007. Dit initiatief is een samenwerkingsverband met zes hogescholen binnen de associatie. De opleiding is vanaf het academiejaar 2008-2009 gestart met het aanbieden van afstandsonderwijs. De invoering gebeurt gradueel, en vanaf het academiejaar 2010-2011 zou het volledige opleidingsprogramma zowel in dag- als in afstandsonderwijs worden aangeboden. De Katholieke Hogeschool Sint-Lieven maakt samen met andere hogescholen en de Katholieke Universiteit Leuven deel uit van de Associatie K.U.Leuven.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 205
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De KaHoSL kiest bewust voor het aanbieden van een ruime en kwalitatief hoogstaande opleiding Elektromechanica. De opleiding legt de nadruk op de praktijkgerichtheid van het onderwijs zonder de theoretische basiskennis te verwaarlozen. Binnen het onderwijsconcept stelt de opleiding het ‘leren leren’ centraal, waarvoor de docenten doelgerichte leervormen ontwikkelen. De opleiding wil de studenten de attitude van levenslang leren bijbrengen. Naast het begeleiden van leer- en vormingsprocessen van de studenten positioneert het departement zich als dienstverlenend centrum, zowel voor de afgestudeerden als voor de industrie uit de omgeving. De opleidingsdoelstellingen hebben sinds 1987 een hele evolutie ondergaan, onder invloed van veranderende factoren op het gebied van de wetgeving, de verwachtingen van het werkveld, de competenties van de instromende studenten en de maatschappelijke context. Doorheen de jaren heeft het docententeam al opgemerkt dat het belang van de leerlijnen, en van de te verwerven competenties en vaardigheden binnen de opleiding steeds toeneemt. De invoering van de bamastructuur heeft daarom niet geresulteerd in fundamentele en bijkomende wijzigingen voor de opleiding voor wat het competentieleren betreft. De commissie was aangenaam verrast door de degelijk uitgewerkte ECTS-fiches. Hieruit blijkt dat de opleiding op dit vlak een jarenlange traditie heeft opgebouwd, en dat de opleidingen de ECTS-fiches ook consequent en radicaal invoeren. Het toevoegen van de competenties op de ECTS-fiches en het opstellen van de overkoepelende competentiematrix is in overleg met het volledige docententeam gebeurd. Hierbij gaven de docenten voor elke competentie een gemotiveerd oordeel op als basis voor de discussie. In de kruistabel heeft de opleiding geopteerd om twee niveaus te voorzien: het aanzetten van de student om de competentie te ontwikkelen en het evalueren van de bewuste competentie. Voor wat de algemene en algemene beroepsgerichte competenties betreft, baseert de opleiding zich in grote lijnen op de decretaal vastgelegde competenties. Op het vlak van de inhoudelijke doelstellingen van de opleiding is decretaal niets vastgelegd. De opleiding kiest ervoor om deze inhoudelijke doelstellingen per opleidingsonderdeel te beschrijven in de ECTS-fiches. Deze doelstellingen worden constant bijgestuurd door feedback vanuit het werkveld. De generieke competenties waren in eerste instantie een vertaling van de al geformuleerde doelstellingen.
206 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
De opleiding heeft een groeiproces doorgemaakt, waardoor de competentiematrix op dit moment gebruikt wordt om de generieke competenties te omschrijven. In tweede instantie worden de specifieke doelstellingen aan de generieke competenties aangepast. Voor wat de beroepsspecifieke competenties betreft, heeft de opleiding, samen met de andere hogescholen binnen de Associatie K.U.Leuven, de volgende beroepsspecifieke competenties vastgelegd voor de professionele bachelor Elektromechanica: assisteren in het ontwikkelen, testen en beproeven van elektromechanische systemen en het samenstellen van technische dossiers; de technische aspecten van een productieproces beheren, waaronder controles uitvoeren, afregelen, configureren en opvolging van de kwaliteitseisen van een productiesysteem; de installatie en het in bedrijf stellen van elektromechanische systemen, het operationeel houden en de onderhoudsproblemen opvolgen en oplossen; advies verlenen bij de aan- en verkoop van technologische systemen en producten; training geven over elektromechanische systemen. De opleiding wil ook de volgende extra beroepsspecifieke competenties nastreven: zelfstandig functioneren in de sociale context van een organisatie, gebruikshandleidingen van industriële machines en componenten bestuderen, en problemen systematisch en oplossingsgericht aanpakken. Wat het niveau en de oriëntatie betreffen, voldoet de opleiding aan de decretaal opgelegde normen qua algemene en beroepscompetenties, en aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader. De opleiding vergelijkt haar opleidingsprofiel met buitenlandse opleidingen. Bij de formulering van de opleidingsdoelstellingen wordt echter geen aandacht geschonken aan de internationale dimensie, noch voor de studenten, noch voor de docenten. Uit het ZER blijkt dat het team een heldere kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen verder uit te werken. De commissie beveelt aan de doelstellingen helder uit te werken voor de verschillende afstudeerrichtingen, en in het bijzonder voor medische instrumentatie. De commissie beveelt aan de competenties in gedragsindicatoren te operationaliseren.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 207
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De professionele bacheloropleiding Elektromechanica aan de KaHoSL is een brede opleiding die zich splitst in vier kennisdomeinen: elektriciteit en elektronica, mechanica, informatietechnologie en regeltechniek, en algemene vakken. De opleiding is in de eerste plaats gericht op de directe inzetbaarheid van de studenten op de arbeidsmarkt. Hierdoor zijn zowel de wetenschappelijke basis als de algemeen vormende vakken (wiskunde, fysica en informatica) gericht op de technische toepassing en het verwerven van praktische vaardigheden. Het eindwerk, waarbij de studenten beoordeeld worden op het behalen van de beoogde competenties en eindtermen, is het sluitstuk van de opleiding. Specifieke voorkennis of competenties bij de start van de opleiding zijn niet nodig. De opleiding stelt een lagere slaagkans vast bij leerlingen die uit een vooropleiding met minder dan drie uur wiskunde komen. Op internationaal gebied heeft de opleiding nog geen kwantitatieve vergelijking met buitenlandse scholen uitgevoerd. Via de buitenlandse contacten van de hogeschool en op basis van de resultaten van de studenten die een buitenlandse stage verkiezen, stelt de opleiding een aantal trends vast. Het valt bijvoorbeeld op dat vergelijkbare opleidingen in het buitenland minder polyvalent en praktijkgericht zijn. Uit de scores van de studenten met een buitenlandse stage blijkt dat zij meestal een A- of B-score aan de buitenlandse instelling behalen, volgens de criteria van het ECTS-systeem. Steeds meer hogescholen voeren het projectmatig onderwijs in, waarbij van bij de start van het semester de theoretische basis gelegd wordt en de studenten gaandeweg meer praktijk en labo’s krijgen, waarin de theorie verweven zit. Vooral de zuiderse landen bieden minder bedrijfseconomische vorming aan binnen de opleiding Elektromechanica, omdat die gegeven wordt in een aparte studierichting, waarin minder nadruk ligt op technologie. Zoals in de missie van de opleiding opgenomen is, speelt de terugkoppeling van het werkveld een belangrijke rol in het bijsturen en actualiseren van het opleidingsprogramma. Hierdoor neemt de opleiding allerlei initiatieven om de betrokkenheid, de feedback en de interactie met het werkveld te maximaliseren, waaronder het jaarlijks voorleggen van hervormingsplannen aan een groep van het werkveld, het netwerk van contactpersonen binnen de stage- en eindwerkbedrijven en hun deelname aan de jury van de eindwerken, de publieke presentatie van de eindwerken voor de alumni op de vooravond van de eindwerkverdediging, de aanwezigheid van vertegenwoordigers van het werkveld op de posterpresentaties, gastcolleges en bedrijfsbezoeken. Tijdens al deze contactmomenten verzamelt de opleiding feedback, waardoor zowel de onderwijsdoelstellingen als het opleidingsprogramma kunnen worden aangepast. Het werkveld en de alumni geven tijdens de gesprekken met de visitatiecommissie aan dat het behalen van beroepscertificaten, zoals VCA, tijdens de opleiding een meerwaarde is voor de afgestudeerden, waar de opleiding mogelijk kan naar streven. De afstudeerrichting medische instrumentatie is een unieke afstudeerrichting in Vlaanderen. De opleiding werkt in haar doelstellingen de noodzaak en bestaansreden voor deze afstudeerrichting niet duidelijk uit. De commissie mist een unieke domeinspecifieke invulling waaruit de aansluiting met de marktbehoeften helder naar voren komt.
208 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de opleiding om de mogelijkheid tot het behalen van specifieke beroepscertificaten tijdens de opleiding te onderzoeken, zoals vereist is door de vestigingsreglementering in de sector van verwarming en klimatisering. De commissie adviseert om de marktpositionering van de afstudeerrichting medische instrumentatie kritisch te evalueren, ook in het licht van de noodzaak van levenslang leren en navorming van ziekenhuistechnici.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 209
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed – Medische instrumentatie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding stuurt het programma van de professionele bacheloropleiding aan op basis van de vooropgestelde doelstellingen. Wijzigingen worden ingevoerd op basis van de feedback die de school via verschillende kanalen ontvangt. De curriculumwijzigingen worden grondig voorbereid binnen de opleiding, waarbij getracht wordt om alle docenten bij dit proces te betrekken. Ook de Studentenraad is betrokken en heeft een adviserende functie. Na grondige uitwerking van de voorgestelde wijzigingen worden die via de geijkte kanalen bekrachtigd door de raad van bestuur. Op basis van al deze informatie actualiseert de opleiding jaarlijks de ECTS-fiches. Tijdens dit review-proces overleggen de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel en de collega-docenten of de opgesomde beroepsspecifieke doelstellingen moeten worden aangepast en de aangekruiste competenties nog steeds actueel zijn. De commissie waardeert de manier waarop de opleiding oog heeft voor de verschillende competenties in het opleidingsprogramma. Het eindwerk vormt het belangrijkste disciplineoverschrijdende onderdeel van het curriculum. Hierin moet de student aantonen dat hij in staat is om de verworven kennis en competenties te integreren. Om de studenten te helpen groeien naar die zelfstandigheid start de opleiding vanaf het eerste jaar met het aanbrengen van disciplineoverschrijdende elementen. Voorbeelden hiervan zijn het opleidingsonderdeel zelfstudiebegeleiding en het project in het eerste jaar, en de small business projects (SBP) en het elektrische tekenproject in het tweede jaar. Bij het begin van de stageperiode krijgen de derdejaarsstudenten een reeks observatieopdrachten. De KaHoSL kiest er bewust voor om negen studiepunten van het curriculum toe te kennen aan levensbeschouwelijke en ethische competenties: het opleidingsonderdeel RZL (vier studiepunten) en een integratie van de overige vijf studiepunten in zestien verschillenden opleidingsactiviteiten. De commissie was aangenaam verrast door de gedetailleerde uitwerking van de ECTS-fiches van de verschillende opleidingsonderdelen. Deze ECTS-fiches tonen duidelijk aan dat de opleiding hier heel bewust en actief mee aan de slag gaat. De communicatie naar de studenten kan nog verbeteren door deze ECTS-fiches systematisch vooraan in elke cursus op te nemen. De commissie merkt op dat het huidige programma van de afstudeerrichting medische instrumentatie onvoldoende profilering heeft voor een aparte afstudeerrichting. Op vraag van de Vlaamse Vereniging van Ziekenhuisinstrumentatietechnici (VVZ) heeft de opleiding ervoor gekozen om het opleidingsprogramma ook open te stellen voor werkende ziekenhuistechnici. Naast het groeperen van de medische opleidingsactiviteiten in het tweede en derde jaar wil de opleiding in de toekomst thematisch gaan werken, in plaats van het vakgebonden aanbieden van de opleidingsonderdelen, met als doel een aantrekkelijk programma te maken dat ook als
210 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
bijscholing kan worden gevolgd. Hiermee speelt de opleiding in op de noodzaak van levenslang leren van ziekenhuistechnici. Bijvoorbeeld tijdens het thema ‘het hart’ zou naast de fysiologie van het hart de biomedische signaalverwerking en de specifieke medische instrumentatie van het hart aan bod kunnen komen. De opleiding voorziet een graduele invoering van deze thematische opleidingsonderdelen gedurende de volgende jaren, zodat binnen een drietal jaren de omvorming van het volledige opleidingsprogramma voltooid is. Dankzij de enthousiaste trekkers is de internationalisering in deze opleiding sterk uitgebouwd. De samenwerkingsinitiatieven met buitenlandse hogescholen zijn goed uitgewerkt. Ze zijn een meerwaarde voor de talrijke uitwisselingsstudenten die hiervan gebruikmaken. Enkele docenten zijn graag geziene gastsprekers aan buitenlandse instellingen. Sinds 2007 stelt de opleiding zich als doelstelling om elke student minstens één keer een internationale ervaring te laten meemaken. Het initiatief om alle studenten een lesdag te laten volgen in Rijsel en het tegenbezoek van de Franse studenten aan de campus in Aalst heeft de commissie gecharmeerd. De opleiding neemt initiatieven voor internationalisation@home door buitenlandse gastsprekers uit te nodigen. Voor de studenten uit de afstudeerrichting medische instrumentatie biedt het volgen van de summer school in Wilhelmshaven (Duitsland) een duidelijke meerwaarde om hun blikveld te verruimen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de opleiding om de programma-inhoud van de afstudeerrichting medische instrumentatie te evalueren. Enerzijds om beter aan te sluiten bij de noden van het werkveld, en anderzijds om zich duidelijker te profileren ten opzichte van de andere afstudeerrichtingen.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroeps-, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed - Medische instrumentatie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding stimuleert de docenten om contact te houden met de sector en de beroepspraktijk. Naast de bedrijfs-, stage- en beursbezoeken worden vertegenwoordigers van industriële apparatuurapparatuur op de campus uitgenodigd. De opgedane kennis en informatie integreren ze onmiddellijk in de cursussen. Tijdens zijn opleiding wordt de student geconfronteerd met leeropdrachten die onmiddellijk naar de beroepspraktijk gericht zijn en dikwijls ook in een bedrijfsomgeving moeten worden uitgevoerd. Het programma medische instrumentatie heeft nood aan meer profilering om een positionering als unieke afstudeerrichting met een specifieke professionele gerichtheid beter vorm te geven. Voor de logistieke ondersteuning van het onderzoek en de dienstverlening is binnen het departement het Kenniscentrum Aalst opgericht. De opleiding Elektromechanica is actief betrokken in de onderzoeksdomeinen industriële technologie, wetenschapsinformatie en onderwijsvernieuwing. De kennis en informatie die in deze
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 211
domeinen ontwikkeld worden, vloeien onmiddellijk terug naar de opleiding en komen zowel de eigen studenten, de leerlingen van het secundair onderwijs als vormingsopdrachten op maat voor derden ten goede. In het kader van de OOF-projecten (Onderwijs Ontwikkelingsfonds: projecten van de Associatie Leuven rond onderwijsvernieuwing) participeert de opleiding, samen met andere hogescholen uit de associatie, actief in de projecten ‘Labobladen voor niet-reguliere studenten’ en ‘Praktische Toledo-scenario’s’.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert om de professionele gerichtheid van de afstudeerrichting medische instrumentatie beter te positioneren ten opzichte van de andere afstudeerrichtingen.
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De KaHoSL streeft ernaar om tijdens het eerste programmajaar de verschillen tussen de studenten met verschillende vooropleidingen te vervlakken. Hierdoor staat de opleiding open voor alle studenten, zowel uit het ASO als het TSO, die minstens twee uur wiskunde volgden in de derde graad. Aangezien de opleiding verkiest om de eerste zestig studiepunten gemeenschappelijk te houden, maken de studenten hun keuze voor een specifieke afstudeerrichting pas in het tweede jaar. De studenten kiezen uit een van de vier afstudeerrichtingen: Elektromechanica, waar de nadruk ligt op machinebouw in de industriële automatisering; Procesautomatisering, waar de focus ligt op elektronische sturingen, programmering en procescontrole; Klimatisering, sectorgericht naar de HVAC; Medische instrumentatie, specifiek gericht op de biomedische technieken in de medische sector. Naast deze vier afstudeerrichtingen heeft de opleiding nog een speciaal normtraject opgesteld voor studenten die in een CVO een diploma THOKT bedrijfsautomatisering hebben behaald. Dit programma sluit inhoudelijk nauw aan bij de afstudeerrichting procesautomatisering. Een studie heeft uitgewezen dat de afgestudeerden van het CVO-VTI in Aalst in aanmerking komen voor 76 studiepunten EVK, en afgestudeerden van CVO-IVV in Gent voor 90 studiepunten EVK. Een eerste student met een CVO-diploma is gestart in het academiejaar 2006-2007. Sinds het academiejaar 2008-2009 is de opleiding gestart met afstandsonderwijs voor het normtraject. Na het eerste academiejaar plant de opleiding een evaluatie om na te gaan of voor dit afstandtraject een apart normtraject moet worden uitgebouwd. De opleiding heeft het curriculum zo opgesteld, dat de studenten in het eerste jaar vooral gebruik moeten maken van hun vindingrijkheid en probleemoplossend denken, in plaats van louter getoetst te worden op hun kennisverwerkende attitude. Hierdoor krijgt de opleiding een beter beeld van de mogelijke slaagkansen van de student om het volledige opleidingsprogramma te voltooien. Het opleidingsprogramma bevat een logische opbouw qua volgtijdelijkheid van de vakken. Voor het opbouwen van een aantal competenties is een leerlijn getrokken doorheen de drie jaren van het normtraject. Steeds meer
212 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
studenten kiezen voor een flexibel leertraject en missen hierdoor een aantal sterke punten van het standaardtraject. De commissie stelt vast dat de opleiding kiest voor een klassiek, vakspecifiek programma. Anderzijds verraste de opleiding de commissie door een aantal vernieuwende werkvormen voor de algemene en beroepsgerichte competenties succesvol in de praktijk te brengen. De commissie denkt hierbij onder meer aan: de ‘hink-stap-sprong’ en de ‘snapmap’ (eigenlijk een ‘ik snap iets niet’-map) in het eerste jaar; het elektrische tekenproject als eerste kennismaking met de reële bedrijfscontext; de small business projects (SBP’s) voor de tweedejaarsstudenten; de bedrijfstages; de sociale stage; de manier waarop deontologie en ethiek doorheen het hele curriculum geïntegreerd worden aangebracht. Vooral het loslaten van de student om zijn verworven zelfstandigheid te bewijzen in het eindwerk heeft de commissie erg gecharmeerd. Hierdoor tonen de docenten dat ze het volste vertrouwen hebben in het volledige opleidingsprogramma om de beoogde competenties te behalen. Hoe de opleiding de gerichte toetsing van algemene en beroepsgerichte competenties concreet vorm geeft, is de commissie nog niet duidelijk.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding aandacht te hebben voor de samenhang van het programma van de flexibele leertrajecten.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 213
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Ongeveer tien jaar geleden heeft de hogeschool een procedure vastgelegd voor de studielastmetingen. Het doel van deze metingen is tweeërlei: nagaan of de beoogde studielast tussen de 1500 en 1800 uur bedraagt op jaarbasis, en of de verhouding van de studielast ten opzichte van het aantal studiepunten per studieonderdeel klopt. De opleiding stelt vast dat de meetresultaten niet altijd even consistent zijn, omdat het meetinstrument vermoedelijk niet nauwkeurig genoeg is. De docenten blijven inspanningen leveren om de studenten tot meer studeren aan te zetten, aangezien op dit moment geen enkel meetresultaat aanwijst dat de studiebelasting van de studenten te hoog is. Zowel in de Studentenraad als binnen de Opleidingsraad worden de resultaten van studielastmetingen en de eventueel voorgestelde acties besproken. De opleiding merkt de laatste jaren op dat attitudes zoals zelfoverschatting, minder zelfdiscipline, verminderd zelfvertrouwen om proactief naar oplossingen te zoeken en dergelijke meer toenemen bij de startende eerstejaarsstudenten. Om deze attitudeverandering bij te sturen, heeft de opleiding een systeem van zelfstudiebegeleiding in plaats van de klassiek begeleide oefensessies ingevoerd. De oefenopdrachten worden aangebracht tijdens de hoorcolleges. De opleiding moedigt de studenten aan om zelf het afwerken van de opgelegde oefeningen en andere opdrachten in te plannen. Tijdens de zelfstudiebegeleidingssessies staan vijf docenten ter beschikking van de studenten om hen te ondersteunen bij oefeningen waarbij ze problemen ondervinden. Door middel van de ‘snapmap’ volgen de begeleidende docenten systematisch de vorderingen van de student bij het afwerken van de opdrachten op. Bij de aanvang van het academiejaar is deze controle erg intensief; in de loop van het academiejaar wordt deze sterke opvolging afgebouwd om de zelfdiscipline van de studenten aan te wakkeren. De opleiding voorziet een reeks proefexamens voor de eerstejaarsstudenten in november. De behaalde punten tellen voor 10 procent mee in het eindtotaal, maar de leerstof valt niet weg. Op basis van deze resultaten werken de begeleiders verder in de begeleidingssessies. De opleiding experimenteert in het kader van de begeleidingssessies verder met onder andere collectieve groepsopdrachten, om probleemgestuurd leren aan te brengen. Als bijkomende belemmerende factor bij het studeren merkt de opleiding onduidelijkheid wat het leerdoel en de doelmatigheid van bepaalde opleidingsonderdelen betreffen. Hoewel deze informatie duidelijk beschreven is in de ECTS-fiches en die tijdens de hoorcolleges worden besproken, stelt de opleiding vast dat de studenten veel tijd investeren in het uitzoeken wat van hen verwacht wordt bij evaluatiemomenten, vooral voor nieuwere evaluatievormen. Bij het opstellen van het opleidingsprogramma voor afstandsonderwijs heeft de opleiding de tijd genomen om het verband te leggen tussen competenties en evaluaties. Het docententeam verwerkt deze kennis in een studiewijzer, die de student in staat moet stellen te achterhalen hoe elk opleidingsonderdeel is opgebouwd en wat van hem wordt verwacht. Sinds het academiejaar 2008-2009 stelt de opleiding deze studiewijzers ter beschikking van de reguliere studenten.
214 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om aandacht te hebben voor de meetmethodes van de studielast. Het beeld uit de studietijdmetingen verschilt nog steeds van de beleving door de studenten, die wel niet aangeven dat ze veel vrije tijd over hebben. Dit komt mee door het activeringsbeleid van de docenten.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding beschrijft in het ZER de creativiteit en vindingrijkheid op het vlak van het ontwikkelen en invoeren van didactische werkvormen als een van de sterktes van het docententeam. Na een kritische toets tijdens het visitatiebezoek kan de commissie dit alleen maar beamen. Deze opleiding is een pionier voor wat de algemene en beroepsgerichte competenties van de professionele bachelor betreft op het vlak van het praktisch en effectief ontwikkelen én toepassen van de vernieuwende onderwijsvormen. Het digitale leerplatform Toledo wordt volledig uitgewerkt en benut. De kwaliteit en de vormgeving van de verschillende cursussen nodigen uit tot studeren. Het invoeren van afstandsonderwijs en het waar nodig omvormen van de opleidingsonderdelen en werkvormen om de afstandsstudenten een zo optimaal mogelijk traject aan te bieden, weet de commissie te waarderen. Naast klassieke werkvormen zoals hoorcolleges, begeleide oefeningen, stage, practica, gastsprekers en bedrijfsbezoeken heeft de opleiding een aantal vernieuwende werkvormen ingevoerd. Hierbij denkt de commissie aan projectwerk, zelfstudieopdrachten, zelfstudiebegeleiding van de eerstejaarsstudenten, meerkeuzevragen in de hoorcolleges, de ‘hink-stap-sprong’, posterpresentaties, de ‘Jigsaw-methode’, small business projects (SBP), teambuilding, seminaries, peer assessment, portfolio, papers en individuele rapporteringen, en casestudies. De docenten gaan actief op zoek naar werkvormen als wiki’s, die dicht aansluiten bij de leefwereld van de studenten, om projectwerk te presenteren. De opleiding stimuleert de studenten om voor sommige vakken zelf een aantal programmaonderdelen in te studeren. De toetsing van deze competenties gebeurt door een presentatie of via Toledo. Tijdens sommige hoorcolleges krijgen de studenten een clicker (of stemmachientje), waarmee ze kunnen reageren op de door de docent geponeerde stellingen. De ‘hink-stap-sprong’ is een door de opleiding ontwikkelde, probleemgestuurde leermethode die gebaseerd is op ‘de zevensprong’, ontwikkeld door de universiteit van Maastricht. Deze methode wordt tijdens de begeleide zelfstudie in het eerste jaar aangeleerd aan oefengroepen van een achttal studenten. De tweede- en derdejaarsstudenten geven tijdens het visitatiebezoek aan dat ze deze methode zelf gebruiken tijdens de projectwerken in de hogere studiejaren. Posterpresentaties worden vanaf het eerste jaar geïntroduceerd voor het project fysica. In het tweede jaar ontwerpen de studenten een poster in het kader van het SBP. De laatstejaarsstudenten houden een publieke presentatie van hun eindwerk door middel van onder andere het gerealiseerde product, posters, ontwerptekeningen of een videopresentatie voor de alumni en het werkveld op de vooravond van de eindwerkverdedigingen. Tijdens het projectwerk gaat de opleiding experts vormen in ‘bronteams’. De experts uit de verschillende teams komen samen om kennis uit te wisselen en elkaars werk te beoordelen. Nadien keren de verschillende experts terug naar hun eigen bronteam om de nieuwe kennis te delen (Jigsaw-methode).
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 215
Voor de evaluatie van de SBP’s in het tweede jaar gaan de studenten zelf in de industriewereld op zoek naar mensen die hen kunnen bijstaan met advies en sponsoring. Voor de beoordeling van de businessplannen van de SBP’s vraagt de opleiding mensen uit de banksector. Ook het ‘concurrentiedenken’ dat deze opleiding gebruikt voor projectwerk voor de industrie vindt de commissie een voorbeeld voor andere hogescholen. Twee studentengroepen zoeken afzonderlijk een oplossing voor hetzelfde probleem. Beide groepen krijgen dezelfde begeleiding. Op het einde van het project kiest het bedrijf welke oplossing zal worden uitgewerkt. De aandacht van het docententeam om door de keuze van de verschillende werkvormen de integratie van de sociale, bedrijfskundige en maatschappelijke competenties, naast de beroepsgerichte competenties, in de verschillende opleidingsonderdelen van het programma te bevorderen, vindt de commissie sterk. De invulling van het opleidingsonderdeel religie, zingeving en levensbeschouwing (RZL) met de sociale stage, en de manier waarop maatschappelijk engagement en ethisch denken doorheen het volledige curriculum wordt aangebracht, hebben de commissie gecharmeerd. De studenten geven aan dat ze deze invulling van RZL, inclusief de verplichte sociale stage, als een verrijking ervaren. De commissie stelt vast dat de opleiding door deze gevarieerde aanpak zowel een benchmark als een inspiratiebron kan zijn voor andere hogescholen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het onderwijs- en examenreglement is opgesteld op hogeschoolniveau. Deze informatie is gemakkelijk toegankelijk voor de studenten via een internetlink. Alle informatie in verband met de examens en andere opleidingsgebonden activiteiten vinden de studenten terug via het elektronische leerplatform Toledo. De opleiding stelt vast dat niet alle competenties door middel van mondelinge of schriftelijke examens kunnen worden beoordeeld. Door het invoeren van het competentiegebaseerde onderwijs is een aantal alternatieve en nieuwe evaluatievormen geïntroduceerd, waaronder permanente evaluatie, presentaties voor een jury, projectdossiers, peer assessment, zelftesten, portfolioassessment en seminaries. De commissie merkt tijdens het visitatiebezoek op dat het niveau van de examens duidelijk hoog is. Hoe de gerichte toetsing van algemene en beroepsgerichte competenties gebeurt, is momenteel nog niet helder. Het is duidelijk dat de opleiding de eerste stappen naar de introductie en implementatie van vernieuwende evaluatievormen heeft gezet. De commissie suggereert de opleiding om verder te gaan op de ingeslagen weg.
216 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
De docenten die deel uitmaken van een opleidingsonderdeel vormen de commissie die beraadslaagt over de examenscore van het opleidingsonderdeel. De informatie over gehanteerde wegingscoëfficiënten ten aanzien van deelexamens vindt elke student terug in de curriculumtabellen en de ECTS-fiches. Studenten die niet slagen voor deelexamens slagen niet voor dit opleidingsonderdeel, tenzij de commissie hier anders over beslist op basis van het behaalde resultaat en de aard van de tekorten. Hierbij kijkt de commissie ook na of de beoogde minimumcompetenties zijn verworven. De opleiding verkiest geen uitgebreid aanvullend reglement op te stellen om regels vast te leggen voor tolereerbare tekorten, aangezien de docenten in deze gevallen het aftoetsen van de competenties verkiezen boven het rigoureus toepassen van vooraf vastgelegde rekenregels. Een formele beraadslaging van het docententeam van de opleiding sluit elke examenperiode af. Tijdens deze beraadslaging worden de resultaten van alle studenten van de verschillende jaren besproken, hoewel deze vorm van deliberatie binnen het kader van de geldende regelgeving enkel noodzakelijk is bij het afstuderen. Elke student ontvangt een gedetailleerd rapport met zowel deelscores als de globale score per opleidingsonderdeel. De commissie juicht de initiatieven van de opleiding toe om ook op andere facetten te evalueren dan louter op de component ‘kennis’. De docenten moedigen de studenten aan om hun examens in te kijken. Hiermee beoogt de opleiding meerdere doelen te bereiken: enerzijds de student feedback geven over zijn studieproces, en anderzijds het verhogen van de transparantie en de kwaliteit van het beoordelingsproces. Tijdens de deliberaties kijken de docenten de verhouding na van de scores van de verschillende opleidingsonderdelen ten opzichte van elkaar. Dit leidt tot kritische zelfreflectie en indien nodig ook bijsturing. In de jaarlijkse bevraging van de studenten komen vragen aan bod over het doceergedrag en de perceptie van de evaluatievormen van een aantal opleidingsonderdelen. De resultaten worden tijdens de functioneringsgesprekken met de docenten besproken. De stage (zes studiepunten) en het eindwerk (veertien studiepunten) zijn twee aparte opleidingsonderdelen, die het sluitstuk vormen van de opleiding. De voorbereidingen daarvoor starten in het tweede jaar. De opleiding stelt een informatiebundel ter beschikking van de studenten, waarin ze alle mogelijke informatie terugvinden, inclusief vormelijke vereisten en beoordelingscriteria. Voor de bedrijven heeft de opleiding een specifieke informatiefolder samengesteld. De studenten zoeken normaal gezien zelfstandig een stageplaats, maar ze kunnen ook een beroep doen op de verantwoordelijke van de afstudeerrichting. De opleiding promoot zelf ook jaarlijks een aantal eindwerkopdrachten. De student dient bij de opleiding een omschrijving van een eindwerkproject in, waarop een voorlopige goedkeuring volgt. Op dat moment stelt de opleiding een docent-mentor aan voor elke student. De student en de mentor gaan met de bedrijfsmentor samen zitten om de opdracht nauwkeurig te omschrijven. Op basis hiervan keurt de opleiding het eindwerk definitief goed. Normaal gezien heeft elke student in oktober een eindwerkopdracht. Van september tot februari volgen de laatstejaarsstudenten les. De opleiding stelt de lessenroosters zo op, dat de studenten elke week één dag lesvrij zijn. Hierdoor kunnen de studenten al van bij het begin van het academiejaar starten met het ontwerpen en het plaatsten van bestellingen voor hun eindwerkproject. De studenten die een buitenlandse stage verkiezen, kunnen op deze momenten een taalcursus volgen en hun buitenlandse verblijf organiseren. De examenperiode in maart sluit voor de derdejaarsstudenten de lesperiode aan de hogeschool af. De eerste vier weken daarna zijn bestemd voor de stage. Tijdens deze weken werkt de student op verschillende afdelingen om kennis te maken met de verschillende aspecten van een organisatie. Na deze periode werkt de student verder aan zijn eindwerkproject. Het stageverslag wordt verdedigd voor een jury van docenten. Het eindwerk verdedigen de studenten voor een jury bestaande uit mensen uit het werkveld en docenten. De opleiding biedt de studenten de mogelijkheid om het eindwerk en de stage aan een buitenlandse hogeschool af te leggen. De beoordeling gebeurt in deze gevallen volgens het examensysteem van de buitenlandse hogeschool. In de mate van het mogelijke is een docent van de KaHoSL ter plaatse bij hun eindwerkverdediging. Conform de ECTS-richtlijnen worden de examenresultaten van de buitenlandse hogescholen overgenomen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 217
De commissie stelt vast dat een grote groep studenten voor een buitenlandse stage kiest. De commissie waardeert de verschillende initiatieven die de opleiding neemt om de studenten te begeleiden naar meer zelfstandigheid. De opleiding slaagt erin om dit proces tijdens het curriculum gradueel op te bouwen, met als kroon op het werk de stage en het eindwerk, waar de docenten de studenten letterlijk durven loslaten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert de opleiding om zich erover te beraden hoe ze de gerichte toetsing van algemene en algemeen beroepsgerichte competenties concreter vorm kan geven.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed – Medische instrumentatie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. De opleiding staat open voor alle kandidaat-studenten die een diploma van hoger secundair onderwijs, behaald binnen de Europese Economische Ruimte (EER), kunnen voorleggen. Leerlingen die hun secundair onderwijs niet in het Nederlands voltooiden, moeten een taalattest afleggen. Leerlingen die hun secundair onderwijs buiten de EER voltooid hebben, moeten bijkomende bewijsstukken aanleveren. De meerderheid van de instromende studenten heeft een technische TSO-vooropleiding genoten. Vertrekkende vanuit de missie nemen zowel de hogeschool als de opleiding allerlei initiatieven om de opleiding toegankelijk te maken voor een breed publiek. Op hogeschoolniveau informeert de dienst Communicatie abituriënten via het verspreiden van infobrochures en publicaties, deelname aan SID-In’s en het bezoeken van secundaire scholen. Het departement in Aalst beschikt ook over een regionale communicatieverantwoordelijke. De opleiding nodigt toekomstige studenten uit op een van de drie infonamiddagen of op de opendeurdag.
218 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
De opleiding kan de eigen finaliteit van de afstudeerrichtingen in de communicatie misschien nog gerichter profileren. Elke nieuwe student ontvangt bij inschrijving het programma van de introductieweek. Tijdens de introductiedag maken studenten kennis met de campus, de docenten en de medewerkers. De studenten ontvangen allerhande nuttige informatie over boeken en uurroosters, om het academiejaar goed te kunnen starten. Een introductie over het gebruik van de digitale leermiddelen, zoals Toledo, staat ook op het programma. Studenten uit een minder sterke vooropleiding wiskunde kunnen vrijwillig deelnemen aan een opfriscursus wiskunde. Om de ouders van de eerstejaarsstudenten te informeren over de werking en de verschillende mogelijkheden binnen het hoger onderwijs en de opleiding organiseert de opleiding een infoavond bij het begin van het academiejaar. De studenten geven aan dat deze infoavond te veel gericht is op de behoeften van de ouders. Dit komt bij de hogeschoolstudenten soms als betuttelend over. Voor studenten die later in het academiejaar naar de opleiding overstappen, voorziet de opleiding een instapprocedure. Tijdens het academiejaar 2007-2008 volgde 63 procent van de studenten het standaardprogramma; de andere studenten volgen een geïndividualiseerd opleidingsprogramma (GOP). De grootste groep van de GOP-studenten is initieel gestart in het standaardprogramma, maar slaagde niet voor alle vakken. De andere GOP-studenten hebben al een of andere vorm van hoger onderwijs gevolgd, waardoor ze vrijstellingen krijgen bij inschrijving. Een laatste groep bestaat uit studenten met een creditcontract. Zij schrijven zich enkel in voor opleidingsonderdelen die hen interesseren. Het kwaliteitshandboek van de hogeschool beschrijft de procedures voor het toekennen van vrijstellingen op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK) en eerder verworven competenties (EVC). Het departement heeft deze procedures uitgewerkt in enkele richtlijnen, die gepubliceerd zijn op de website. Voor twee CVO-scholen uit de regio, namelijk CVO-VTI Aalst voor de THOKT-opleiding bedrijfsautomatisering en CVO-IVV Gent-Wetteren-Deinze voor de opleiding THOKT-Elektromechanica, richting Klimatisering en Productieautomatisering, heeft de opleiding de EVK’s onderzocht. De instromende studenten uit deze opleidingen kunnen tussen de 72 en 97 studiepunten vrijstellingen bekomen. Het opleidingshoofd is de eindverantwoordelijke voor alle afwijkende trajecten. Tot nu toe heeft de opleiding nog geen aanvragen gekregen voor vrijstellingen op basis van EVC. EVK-aanvragen komen wel voor. Studenten die niet geslaagd zijn, krijgen bij hun rapport een brief met informatie en verwijzingen naar alle nuttige documenten en richtlijnen op Toledo voor het aanvragen van een GOP-traject. De studenten kunnen een beroep doen op de verantwoordelijken van de afstudeerrichtingen voor het opstellen van hun GOP-traject. De commissie feliciteert de opleiding met alle drempelverlagende initiatieven die zij heeft genomen. De opleiding biedt hiermee een oplossing aan voor studenten die anders nooit aan een hogere studie zouden kunnen beginnen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 219
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud : facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
goed – MI voldoende goed – MI voldoende voldoende OK voldoende excellent voldoende n.v.t. goed – MI voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
220 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het dagelijks bestuur en de beleidsvoorbereiding gebeuren door de algemeen directeur en het directiecollege. Binnen de KaHoSL krijgen de departementen autonomie voor de uitvoering van de centrale beleidslijnen. De decretaal verplichte raden zijn geïnstalleerd. Het kwaliteitshandboek van de hogeschool beschrijft de taken, de samenstelling en de werking van de verschillende raden, zowel op hogeschool-, departementaal als op opleidingsniveau. Toledo wordt actief gebruikt om allerhande informatie, zoals verslagen, aan de personeelsleden te bezorgen en ter beschikking te stellen. Het taakinvullingsbeleid is gebaseerd op de decretale verplichtingen van de hogeschool, voor wat het onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijk dienstbetoon betreft. Ook de functieomschrijvingen op hogeschoolniveau en de taakomschrijvingen op opleidingsniveau zijn vastgelegd en uitgewerkt. De hogeschool voorziet in het omkaderingsvolume voor de verschillende opleidingen via financiële verdeelsleutels en indicatoren, om onderbestaffing te signaleren. Voor het aanwerven van statutair personeel en de bevordering van personeelsleden overlegt het departementshoofd jaarlijks met de opleidingshoofden welke openstaande vacatures binnen het departement in aanmerking komen voor invulling. Een van de hiervoor gehanteerde verdeelsleutels is de verhouding OBE/VTE (onderwijsbelasingseenheden/voltijdsequivalent). Binnen het kenniscentrum van het departement bestaat de mogelijkheid om contractuele medewerkers aan te werven via de inkomsten van gesubsidieerde projecten, onderzoek en dienstverlening. De opleiding heeft er behoefte aan om voor een grotere instroom aan studenten te zorgen, om in de toekomst nog voldoende omkadering te kunnen blijven garanderen voor alle aangeboden afstudeerrichtingen. De commissie is gecharmeerd door de betrokkenheid van de collega’s tijdens het aanwervingsproces van toekomstige nieuwe medewerkers. De hogeschool voorziet verschillende fases bij de introductie en begeleiding van nieuwe personeelsleden. Bij zijn indiensttreding krijgt elke medewerker een algemene introductie, maakt hij kennis met de belangrijkste diensten en krijgt hij een meter/peter toegewezen. Een introactiviteit wordt bij de start van het academiejaar op de campus voorzien. De hogeschool organiseert een centraal infomoment op hogeschoolniveau om nieuwe personeelsleden kennis te laten maken met de algemene diensten en de algemeen directeur. Het opleidingshoofd is verantwoordelijk voor de praktische taakverdeling binnen het docentenkorps. De hogeschool streeft naar een taaklast tussen 1500 en 1800 werkuren per jaar voor de docenten. De opleidingen maken personeelsleden vrij voor onderzoek en dienstverlening. Zowel promotieacties van de overheid als fondsen uit een apart personeelsbudget dragen bij als compensatie voor dit opdrachtvolume. De commissie stelt vast dat de docenten bereid zijn om zich in te zetten voor nascholingstrajecten aan derden. De processen voor aanwerving, evaluaties, bevorderingen en andere personeelsgerelateerde processen zijn duidelijk beschreven in het kwaliteitshandboek van de KaHoSL. De hogeschool besteedt veel aandacht aan de medewerkers. Binnen de opleiding Elektromechanica maakt de leidinggevende jaarlijks tijd om met elke
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 221
medewerker een plannings- en functioneringsgesprek te houden. Samen kijken ze zowel naar het vorige jaar als naar de planning voor de toekomst. De gemaakte afspraken worden opgenomen in de taakfiche, de onderwijsopdrachtfiche en de individuele competentiefiche. Hoewel de evaluator kan voorstellen om een navormingstraject te volgen, omdat bepaalde competenties binnen de opleiding ontbreken, is het vooral de medewerker zelf die voorstellen van navormingstrajecten indient. Navorming op de KaHoSL gebeurt zowel intern als extern, maar ook zelfstudie en internetcursussen behoren tot de mogelijkheden. De commissie maakte uitgebreid kennis met een ervaren en gedreven team. Ondanks hun jarenlange carrière vormen de medewerkers nog steeds een dynamische groep die actief zoekt en openstaat voor vernieuwing en verandering.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het hogeschoolbeleid bepaalt dat elk lid van het onderwijzende personeel jaarlijks minstens één onderwijskundige en één vakinhoudelijke professionaliseringsopleiding moet volgen. Nascholing en professionalisering zijn voor elke medewerker binnen de KaHoSL permanente opdrachten. Het valt de commissie op dat het onderwijzende personeel zich zowel didactisch als technisch continu bijschoolt. De docenten blijven hun kennis continu ontwikkelen door de begeleiding van eindwerkprojecten in de industrie, de promotie van onderzoeksprojecten en het dienstverlenende onderzoek. Door de doorgedreven professionalisering van het eigen docentenkorps is de opleiding in staat om bijscholing te organiseren over nieuwe technologie voor derden, bijvoorbeeld de leraren uit het TSO of de gemeentelijke energieverantwoordelijken voor publieke gebouwen voor de provincie Oost-Vlaanderen. De inzet van de docenten voor de nascholing van anderen heeft de commissie gecharmeerd. Het jarenlange onderzoek en de permanente bijscholing liggen ook aan de basis van de oprichting van een succesvolle postgraduaatopleiding energiecoördinator. Al deze initiatieven versterken de overtuiging van de commissie dat zij een gedreven en professioneel docentenkorps heeft ontmoet. De studenten vermelden tijdens het visitatiebezoek de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de docenten en de andere medewerkers van de opleiding. Een aantal docenten van de opleiding is uitgenodigd om specifieke gastcolleges te geven in binnen- en buitenland, bijvoorbeeld een module over veiligheid en machinerichtlijnen aan verschillende buitenlandse
222 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
hogescholen, of specifieke modules op de summer course ‘Biomedical Engineering in a European Perspective’ in Wilhelmshaven, Duitsland. De kennis die de docenten tijdens deze buitenlandse bezoeken opdoen, wordt gedeeld met de collega’s en geïntegreerd in het opleidingsprogramma. Ook het administratieve en technische personeel schoolt zich bij, en werkt heel actief mee aan de veranderingen in de organisatie. De commissie denkt hierbij aan de gevolgen van de flexibilisering van het onderwijs en de veranderende administratieve systemen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement heeft 22 statutaire medewerkers, van wie 14 met een hoofdopdracht in de opleiding Elektromechanica. Omgerekend naar statutaire VTE’s voor de opleiding komt men op een totaal van ongeveer 13. Het docententeam wordt aangevuld met een gastdocent-arts voor de lessen fysiologie in de richting medische instrumentatie, en een licentiate Romaanse filologie voor de lessen Frans. De meeste lectoren beschikken over een GHSO- of GPB-getuigschrift, en scholen zich onderwijskundig permanent bij. In de kern van 14 personeelsleden verbonden aan de opleiding Elektromechanica zijn 13 bijna 20 jaar aan de hogeschool verbonden. Het laatst bijgekomen personeelslid volgde een intensief scholingsprogramma om de continuïteit van de kennis in de opleiding te waarborgen. Momenteel werkt hij in een parallel begeleidingstraject nauw samen met een meer ervaren docent, die zijn kennis en expertise met hem deelt. De docenten zijn zich ervan bewust dat zij de opleiding die ze hebben opgericht, stilaan zullen moeten overdragen aan de volgende generatie. Dit uit zich in het opnemen van peterschappen naar de jongere collega’s, en hun aandacht en zorg om hun kennis door te geven. De commissie stelt vast dat de opleiding zich ervan bewust is dat de leeftijdsopbouw van het docentenkorps een aandachtspunt is en moet blijven.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding voldoende aandacht te blijven hebben voor de leeftijdsopbouw van het docentenkorps.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 223
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
goed goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
224 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelt vast dat de campus vlot bereikbaar is en ingeplant is in een groene omgeving. De omvorming van het voormalige bankgebouw tot een multifunctioneel schoolgebouw is erg doordacht aangepakt. Hierdoor beschikt de hogeschool over alle wenselijke faciliteiten, zoals auditoria, computerklassen en een groot aantal leslokalen. Alle lokalen zijn voorzien van een overheadprojector en netwerkaansluitingen. Een aantal lokalen, waaronder de computerklassen en de auditoria, beschikt over een vaste dataprojector. De auditoria zijn uitgerust met ‘active boards’, en er werd een aantal klassieke ‘intelligente borden’ geïnstalleerd. De commissie stelt tijdens het bezoek vast dat de nieuwe technologie daadwerkelijk tijdens de lessen wordt ingezet. Er bevindt zich een Telenet-hotpoint op de campus, waardoor de hogeschoolwebsites en het leerplatform draadloos toegankelijk zijn voor de studenten op de campus en in de tuin. Het gebouw is toegankelijk voor alle studenten, inclusief aangepaste faciliteiten voor rolstoelgebruikers. Het ‘Kunst in Huis’-project met inspraak van de studenten heeft de commissie aangenaam verrast, en geeft een eigen cachet aan de campus. De inrichting en het concept om de groene buitenomgeving om te vormen tot een educatief park is in handen van een werkgroep. Deze groep staat in voor alles wat met natuureducatie en wetenschapsinformatie te maken heeft, zoals het project met de ‘zonnetracker’. Het onderhoud van de groenvoorzieningen gebeurt in samenwerking met de sociale werkplaats De Loods. Door de samenwerking met de academische bachelors en het volwassenenonderwijs beschikt de opleiding over goede labo-uitrustingen. Een deel van de uitrusting wordt gefinancierd via het budget; andere toestellen, zoals echografietoestellen en sommige machineonderdelen, zijn schenkingen van het werkveld. De commissie juicht het gebruikmaken van de campus als didactisch materiaal voor de studenten Klimatisering toe. De opleiding geeft hiermee duidelijk aan dat ze creatief kan gebruikmaken van alle opportuniteiten die het gebouw biedt. Elke docent beschikt over een eigen werkplek en een pc. De hogeschool heeft de mediatheek stapsgewijs uitgebouwd tot een volwaardig studielandschap, met alle faciliteiten voor opzoek- en projectwerk, zelfstudie en individuele opleiding. Naast de uitleen- en de leeszaal is er ook een projectlokaal met allerhande ICT-faciliteiten. De commissie merkt op dat het wenselijk zou zijn om het mediatheekgebruik bij de studenten in deze opleiding te stimuleren. Zo brengt de opleiding de studenten een cultuur bij van blijvend leren en kritisch omgaan met
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 225
informatie. De voorbeeldfunctie van de docenten kan hierbij helpen. Het betrekken van de goedwerkende Studentenraad bij de bespreking van het aanbod van vakspecifieke tijdschriften kan mogelijk een eerste stap zijn. De campus beschikt over een afdrukdienst voor cursussen en syllabi, die volgens het ‘printing-on-demand’principe werkt. Hierdoor is de hogeschool in staat om zowel traject- als GOP-studenten onmiddellijk een individueel cursuspakket te bezorgen, op basis van de lijst van de opleidingsonderdelen waarvoor de student is ingeschreven. De vzw Sociale Voorzieningen KaHoSL (SoVo) staat in voor de studentenvoorzieningen op de hogeschool. De dienst is binnen de hogeschool gedecentraliseerd naar de regionale campussen. Voor de campus in Aalst is SoVo betrokken bij huisvesting en mobiliteit, psychosociale begeleiding en gezondheidszorg, sociaaljuridisch advies, studiefinanciering en studentenjobs, sport en cultuur, en de financiering van het studentenrestaurant. SoVo biedt ook ondersteuning aan de studentenorganisaties die actief zijn op de hogeschool. SoVo werkt actief samen met StudioO, de overkoepelende vzw SoKaHo van de SoVo’s van de katholieke Oost-Vlaamse hogescholen. De commissie stelt vast dat de goedwerkende Studentenraad binnen de opleiding de verspreiding van informatie bevordert. Het opleidingshoofd is bij de vergaderingen betrokken om een snelle opvolging en feedback te garanderen. Als de student minstens gedurende twee jaar te in de Studentenraad zetelt, komt dit in de plaats van de verplichte sociale stage. De hogeschool voorziet een aantal mogelijkheden om snel een klacht of een herstelling te melden, zodat de Studentenraad zich op andere initiatieven in het kader van de opleiding kan focussen. Met ditzelfde doel voor ogen is er ook een afzonderlijke ‘menucommissie’ opgericht. De studentenraadsleden sturen afgevaardigden naar de departementale Studentenraad en de andere raden binnen de hogeschool. De commissie merkt op dat het elektronische leerplatform Toledo goed is ingeburgerd en intensief wordt gebruikt door iedereen op de campus.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoeften van de studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding is actief betrokken bij het informeren van kandidaat-studenten, zowel via infoavonden, georganiseerd door de secundaire scholen, op de SID-In-beurzen in de regio’s Oost-Vlaanderen en VlaamsBrabant, als via een aantal infonamiddagen en een opendeurdag op de hogeschool.
226 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
De opleiding wil de ontwikkelde onderwijskundige en technische expertise ter beschikking stellen van het secundair onderwijs en via deze weg de opleiding meer bekendheid geven. Hiervoor startte de opleiding in 2002 met het dienstverlenende Kenniscentrum Fysica, met als doel nascholingsactiviteiten aan te bieden aan de leraars fysica uit de regio. Later zijn de activiteiten uitgebreid naar alle leraars en leerlingen van het secundair onderwijs. Door de deelname van andere opleidingen van het departement is dit initiatief omgevormd en uitgegroeid tot het Kenniscentrum Aalst. De activiteiten van dit kenniscentrum zijn verder uitgebouwd, zodat naast activiteiten voor het secundair onderwijs het departement via dit centrum ook aan dienstverlening voor het werkveld en onderzoek kan doen. De hogeschool kan bogen op een lange traditie van eerstejaarsbegeleiding. Gestuurd vanuit de Centrale Kwaliteitsraad werd al in 1996 een kwaliteitsverbeteringteam opgezet rond de begeleiding van de eerstejaarsstudenten op hogeschoolniveau. Later is dit verbeterteam omgevormd tot een permanente werkgroep op hogeschoolniveau. De campus in Aalst wordt vertegenwoordigd door een medewerker van het Leercentrum. Jaarlijks organiseert de werkgroep een bevraging bij de eerstejaarsstudenten in het kader van de studiebegeleiding. Hij ondersteunt de opleidingen onder meer door het uitwerken van een procedure rond afhakers, die sinds het academiejaar 2003-2004 ter beschikking staat van de docententeams. Alle personeelsleden van de opleiding zijn betrokken bij de begeleiding van de studenten. De focus van de studiebegeleiding ligt bij de eerstejaarsstudenten, waarbij de opleiding inspanningen levert om de studenten een attitude van zelfstandig en planmatig werken bij te brengen. Het docententeam overlegt wekelijks en controleert regelmatig de vorderingen van de zelfstudieopdrachten. De oefensessies van het eerste jaar worden ook gebruikt om individueel of in groep studenten met een competentieachterstand te begeleiden. Hiervoor zet de opleiding verschillende werkmethodes in; waar begeleiders dit nodig achten, worden studenten individueel aangesproken. De commissie was aangenaam verrast door de introductie van de ‘snapmap’, de zelfstudiekalender en het aanleren van ‘de hink-stap-sprong’. ‘De hink-stap-sprong’ reikt de studenten een gestandaardiseerde methode aan om in groep problemen op te lossen. De studenten getuigen dat ze deze aanpak heel nuttig kunnen gebruiken tijdens het SBP-project in het tweede jaar. De opleiding introduceert de ‘snapmap’, die regelmatig door de docenten wordt gecontroleerd tijdens de begeleidingssessies. De studenten worden aangespoord om studieproblemen die zij buiten de begeleidingssessies ervaren, in deze map te stoppen en op te lossen. De vakdocenten fungeren als eerste aanspreekpunt voor de studenten. De docenten zijn vlot bereikbaar voor of na de lessen, maar ook e-mail en Toledo staan ter beschikking om docenten te contacteren. De opleiding doet inspanningen om de drempel zo laag mogelijk te houden. Daarnaast staan twee medewerkers van de departementale dienst Studiebegeleiding ter beschikking van alle studenten van het departement voor studievaardigheden of studiegebonden problemen. In samenwerking met StudioO organiseert SoVo groepstrainingen voor studenten rond faalangst, uitstelgedrag, een lage zelfzekerheid of spreekvaardigheid, en relaxatietrainingen. Alle opleidingen vinden plaats in Gent; een aantal kunnen de studenten ook op de campus in Aalst volgen. Voor studenten met aanpassingsmoeilijkheden naar het hoger onderwijs gaat de opleiding gericht remediëren tijdens de begeleide oefensessies. De commissie waardeert de keuze van de opleiding om de studiebegeleiding gradueel af te bouwen naar het einde van het curriculum. Hierdoor slaagt de opleiding erin om de student volledig zelfstandig de verantwoordelijkheid te laten opnemen voor het eindwerk. De commissie was aangenaam verrast door de maturiteit van de studenten tijdens de verschillende gesprekken. Op de website van de hogeschool vinden studenten de informatiefolder ‘Studeren met een functiebeperking’. De opleiding voorziet de mogelijkheid voor studenten met een functiebeperking om een bijzonder statuut aan te vragen om specifieke onderwijs- en examenfaciliteiten te verkrijgen. Een SoVo-medewerker (Sociale Voorzieningen) biedt de studenten met een functiebeperking psychosociale ondersteuning bij hun aanvraag. De opvolging van deze studenten gebeurt door de ombudspersoon. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om mensen met leerbeperkingen (zoals dyslexie en autisme) maximaal te ondersteunen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 227
Voor deze opleiding heeft de hogeschool een pedagoge van het Leercentrum Onderwijsvernieuwing aangesteld als ombudsvrouw. Ze is het aanspreekpunt voor de studenten voor alle zaken met betrekking tot de docentstudentrelatie. Ze is vlot bereikbaar voor de studenten, zowel op haar bureau op de campus als via gsm. Ze heeft zelf geen beslissingsrol in het beoordelingsproces van de studenten, maar is wel aanwezig op de deliberaties. De hogeschool heeft ook een plaatsvervangende ombudspersoon aangesteld. De commissie waardeert deze aanpak, omdat die zowel de professionaliteit als de objectiviteit naar de studenten verhoogt.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: goed
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
228 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Van bij de fusie in 1995 van de verschillende hogescholen tot de KaHoSL is het kwaliteitszorgsysteem centraal op hogeschoolniveau uitgebouwd. De hogeschool voldoet hiermee aan de decretale verplichtingen op het vlak van kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking. De hogeschool gebruikt PROZA (gebaseerd op het EQA-model van EFQM) als instrument. Het kwaliteitshandboek, grondig vernieuwd in 2004, fungeert als centraal documentatiecentrum en is stevig verankerd in alle lagen van de organisatie. Het Onderwijsontwikkelingsplan (OOP) legt de langetermijndoelstellingen voor de hogeschool vast. Het directiecollege en de Onderwijs- en Kwaliteitsraad (bestaande uit de algemeen directeur, de departementshoofden, de studiegebiedcoördinatoren en de opleidingshoofden) stellen het algemene kwaliteitsplan en het kwaliteitsraamwerk van de hogeschool op. Het opleidingshoofd van de opleiding Elektromechanica zetelt voor het departement IWT in de adviserende Kwaliteitsraad. De kwaliteitscoördinator is het centrale aanspreekpunt in verband met kwaliteitszorg. De kwaliteitscoördinator stimuleert en ondersteunt het kwaliteitsbeleid van de hogeschool en de opvolging ervan. De kwaliteitscoördinator werkt nauw samen met het hoofd van de dienst Onderwijsondersteuning en -Ontwikkeling (DOO), en de Onderwijs- en Kwaliteitsraad. De dienst Onderwijsondersteuning en -Ontwikkeling coördineert de projecten op het vlak van onderwijsvernieuwing, en zorgt voor de praktische ondersteuning van de bevragingen en evaluaties. De commissie stelt vast dat de opleiding verschillende bevragingen organiseert, en dat zowel de studenten als de personeelsleden en de afgestudeerden hierbij worden betrokken. De commissie denkt in dit kader aan de metingen van studententevredenheid, eerstejaarsbegeleiding, docentenevaluatie, studielastmetingen, personeelstevredenheid, en enquêtes van de afgestudeerden en het werkveld. Bij het invoeren van nieuwe opleidingsactiviteiten of onderwijsvormen gebruikt de opleiding bevragingen als een feedbackkanaal. De commissie vraagt de opleiding erover na te denken om de metingen systematisch, periodiek en meer gericht uit te voeren. Door meer geledingen bij de interpretatie van de resultaten te betrekken, kan dit als een nuttige tool worden gebruikt voor de interne kwaliteitszorg. De hogeschool is actief bezig met de milieuproblematiek door deel te nemen aan het VOKA-project ‘Milieucharter Oost-Vlaanderen’. De campus in Aalst behaalde in juni 2008 voor de vijfde keer het milieucharter. Dit houdt in dat de campus voldoet aan alle vergunningsverplichtingen en in het kader van de twaalf milieudoelstellingen jaarlijks concrete verbeteracties onderneemt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om metingen systematischer en periodiek uit te voeren en andere actoren, zoals de studenten, te betrekken bij de interpretatie van de resultaten.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 229
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op het niveau van de hogeschool zijn de voorbije jaren inspanningen geleverd om de kwaliteit te verbeteren. De feedback van de verschillende bevragingen vloeit terug naar de individuele lectoren, maar heeft ook een weerslag op aanpassingen aan het programma, de gebruikte lesdocumentatie, vakinhoudelijke wijzigingen en de diversiteit aan gebruikte werkmethodes van de laatste jaren. De commissie stelt vast dat de opleiding de opmerkingen van de vorige visitatiecommissie consequent heeft opgevolgd en aangepakt, zoals in het ZER is beschreven. De opleiding lijst de actiepunten systematisch op. Alle punten worden opgevolgd tot ze afgewerkt zijn. De commissie merkt op dat de opleiding de PDCA-cyclus volledig doorloopt. De commissie stelt vast dat de acties gedragen worden door het hele team.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Tijdens de gesprekken stelt de commissie vast dat de opleiding veel inspanningen levert om het personeel en de studenten te betrekken, zoals uitvoerig in het ZER staat beschreven. De Studentenraad werkt goed en krijgt in deze opleiding ook de ruimte om een significante rol te spelen. De opleiding doet bijzondere inspanningen om de alumni bij de opleiding te blijven betrekken, onder andere door ze uit te nodigen en actief te betrekken bij de posterverdedigingen. Het beroepenveld wordt niet systematisch betrokken bij de interne kwaliteitszorg. De commissie merkt op dat de opleiding hier een kans laat liggen om nuttige informatie ter verbetering van het onderwijs, het onderzoek en de dienstverlening te capteren. Een opleidingsadviesraad, samen met het werkveld, voor elk van de aangeboden afstudeerrichtingen kan hier een oplossing bieden.
230 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Aanbevelingen ter verbetering: De kwaliteit van de bevragingen naar het beroepenveld zouden meer gericht kunnen worden op de verbetering van het onderwijs, het onderzoek en de dienstverlening, om zo als nuttige tool te kunnen gebruiken voor de interne kwaliteitszorg. De commissie adviseert de opleiding de mogelijkheid te onderzoeken om samen met het werkveld een opleidingsadviesraad op te starten voor elk van de afstudeerrichtingen.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 231
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed – medische instrumentatie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding betrekt het werkveld actief tijdens de stage en het eindwerk. Elk bedrijf waar een eindwerk wordt gemaakt, stuurt een afgevaardigde naar de jury van de eindwerkverdediging. Deze externe jury bestaat uit een vaste kern juryleden, aangevuld met de stagebegeleiders uit de sector, wat resulteert in een totale groep van meer dan veertig personen die de inzetbaarheid en het competentieniveau van de studenten kritisch beoordelen. De opleiding heeft voor de juryleden een duidelijke handleiding uitgewerkt met betrekking tot de vastgelegde criteria en elementen die bij de beoordeling aan bod moeten komen. De juryleden ontvangen extra informatie in verband met de definities van de te evalueren competenties. De score van de juryleden weegt het zwaarste door in de eindwerkbeoordeling. In het afstudeerjaar slaagde één student niet in de eerste zittijd; de 41 andere studenten scoorden 12 of hoger. Voor het academiejaar 2009 scoren 33 studenten 11 of hoger, terwijl drie studenten niet geslaagd zijn in de eerste zittijd. De commissie stelt vast dat het werkveld en de alumni tevreden zijn over de opleiding Elektromechanica. Ze getuigen van een goede voorbereiding en inzetbaarheid van de afgestudeerden in het werkveld. Het werkveld merkt op dat talen als Frans en Engels nodig zijn, maar suggereert de opleiding zich te beraden over het aanbod Duits in het curriculum. Na grondige studie van de cursussen, examenvragen, stageverslagen en eindwerken besluit de commissie dat de afgestudeerden beschikken over een stevige basis om een succesvolle carrière als professionele bachelor uit te bouwen. De visitatiecommissie stelt zich wel vragen bij de afstudeerrichting medische instrumentatie, gezien de beperkte differentiatie in het curriculum, in vergelijking met de andere afstudeerrichtingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De visitatiecommissie vraagt de opleiding de inhoud van de afstudeerrichting medische instrumentatie grondig te evalueren, in functie van de instroom van de studenten.
232 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De commissie was aangenaam verrast door de ambitieuze streefdoelen die de opleiding in het ZER voor zichzelf naar voren schuift. De opleiding mikt op 60 procent van de startende studenten die het diploma zouden moeten kunnen behalen. Elke student die slaagt voor de eerste zestig studiepunten binnen de twee jaar na zijn inschrijving behaalt zijn diploma. De professionele bacheloropleiding wordt door minimaal twee derde van de studentenpopulatie in drie jaar afgerond. De gemiddelde studieduur om het curriculum met succes te doorlopen, bedraagt 3,5 jaar. De opleiding baseert zich voor het stellen van deze ambitieuze doelen op de gegevens van de voorbije jaren, waaruit blijkt dat de gemiddelde studieduur momenteel 3,12 tot 3,26 jaar bedraagt. De opleiding verwacht dat de studietijd zal stijgen door de invoering van de flexibilisering in het hoger onderwijs. De opleiding merkt op dat hierdoor de gedrevenheid van de studenten om het curriculum in drie jaar te doorlopen, is afgenomen. De slaagpercentages van de voorbije jaren schommelen tussen de 60 en 70 procent.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding moet zich erover beraden hoe ze de dreigende doorlooptijdtoename als gevolg van de flexibilisering onder controle kan houden.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
goed – MI: voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 233
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is vlot leesbaar en geeft een goed beeld van de opleiding, mee dankzij de hyperlinks, die het consulteren van de bijhorende bijlagen erg vergemakkelijken. Het ZER is met een kritische blik op de opleiding opgesteld, en geeft zelf de sterke en te verbeteren punten aan. Een aantal sterke punten van de opleiding komt echter niet duidelijk aan bod in het ZER. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg : onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
234 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2:
Eisen professionele gerichtheid
Facet 2.3: Facet 2.4: Facet 2.5: Facet 2.6: Facet 2.7: Facet 2.8: Facet 2.9:
Samenhang Studieomvang Studietijd Afstemming vormgeving en inhoud Beoordeling en toetsing Masterproef Toelatingsvoorwaarden
Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2:
Onderwijsrendement
score onderwerp
voldoende voldoende voldoende voldoende goed – MI: voldoende goed – MI: voldoende voldoende OK voldoende excellent voldoende n.v.t. goed MI: voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende goed voldoende voldoende goed – MI: voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: KaHoSL Elektromechanica Elektromechanica Procesautomatisering Klimatisering Medische instrumentatie
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Sint-Lieven | 235
236 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Hoofdstuk 7 Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen KATHO, de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, heeft vier campussen in Kortrijk, Roeselare, Tielt en Torhout. Het aanbod binnen de KATHO omvat 18 professioneel gerichte bacheloropleidingen en 34 afstudeerrichtingen, en 2 masteropleidingen in samenwerking met de K.U.Leuven. De opleiding Elektromechanica is ondergebracht in het departement Industriële wetenschappen en technologie binnen de campus VHTI in Kortrijk. De volgende afstudeerrichtingen worden ingericht: Elektromechanica; Klimatisering; Automatisering; Industrial management. Tot 1998 werd enkel de optie Klimatisering georganiseerd. De afstudeerrichting Elektromechanica werd hieraan toegevoegd, gevolgd door Industrial management in het academiejaar 2003-2004 en Automatisering in 20042005. De afstudeerrichtingen Elektromechanica, Automatisering en Klimatisering zijn voor de eerste 60 studiepunten gelijklopend. Industrial management is een unieke afstudeerrichting met differentiatie vanaf het eerste deeltraject.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 237
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool is onderworpen aan de decretale regelgeving op het vlak van financieel en juridisch beleid, en moet hierover op geregelde tijdstippen verantwoording afleggen. In 2001 werden de opdrachtverklaring en strategische doelstellingen voor het departement VHTI vastgelegd. Een verdere actualisatie vond plaats door de Coördinatieraad en de Departementale Raad in het academiejaar 2007-2008. Sinds 11 juli 2002 behoort de hogeschool tot de Associatie K.U.Leuven. Deze associatie omvat veertien instellingen van hoger onderwijs. De missie van de KATHO is gestoeld op drie bouwstenen, namelijk de ontwikkeling van competenties vereist voor het niveau van bachelor conform het beroepsprofiel, de bevordering van de ontplooiing van eigen talenten met oog voor de realisatie van toegevoegde waarde, en het stimuleren van de beroeps- en bestaansgerichte persoonsvorming met ruimte voor waardeontwikkeling, ethische reflectie en zingeving. Hieraan voegt de KATHO twee accenten toe, namelijk de aandacht voor zelfsturing van de student en het inbouwen van ethische reflectie. De opleiding heeft de algemene competenties gedefinieerd als denk- en redeneervaardigheid, het vermogen tot verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren. De volgende algemeen beroepsgerichte competenties zijn vastgelegd: teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken – waarbij het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk centraal staat –, het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk. Voor de algemene beroepsgerichte competenties heeft de opleiding gebruikgemaakt van het eindverslag van de werkgroep Bamaprofielen van de Associatie K.U.Leuven van 31 januari 2003.
238 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
De opleiding heeft een aanzet gemaakt tot competentiedenken door de opmaak van een competentiematrix, waarin de mate van integratie van de aangebrachte competenties in relatie wordt gebracht met de verschillende onderwijsactiviteiten. Informatiedocumenten voor alle onderwijsactiviteiten waar eindcompetenties worden aangegeven, zijn van deze matrix afgeleid. De commissie is van oordeel dat de matrix een complex instrument is en te weinig praktisch geconcipieerd. De opleiding vestigt de nadruk in het begin van de opleiding hoofdzakelijk op kennis, met een geleidelijke accentverschuiving naar het aanleren van vaardigheden, waarbij de zelfredzaamheid van de student centraal staat. De commissie vraagt echter de nodige aandacht om meer multidisciplinaire elementen in te bedden in de opleiding. De borging van het beroepsprofiel wordt bewaakt in dialoog met de bedrijfswereld. Indien mogelijk worden bij aanwerving regelmatig oud-studenten, die al een aantal jaar in de industrie gewerkt hebben, gerekruteerd. Deze ervaring kan een directe bijdrage leveren tot een aanpassing en evolutie in het curriculum en het opleidingsprofiel. De bekendmaking van deze doelstellingen gebeurt via verschillende kanalen. Het meest rechtstreekse zijn de ‘Studie Informatie Documenten’ (SID’s). Deze infofiches zijn te raadplegen via internet, en worden bij de aanvang van cursussen of onderwijsactiviteiten besproken. Een verdere informatiedoorstroming van de globale doelstellingen van de opleiding en afstudeerrichtingen is terug te vinden in folders en diverse publicaties.
Aanbevelingen ter verbetering: De competentiematrix kan vereenvoudigd worden, zodat zij praktisch bruikbaar wordt voor de bijsturing van het doel van de opleiding om de zelfsturing van studenten te bevorderen.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed – Industrial Management: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De domeinspecifieke doelstellingen zijn op het niveau van de Associatie K.U.Leuven opgesteld. De domeinspecifieke doelstellingen werden door de departementshoofden en de coördinatoren van de opleiding opgemaakt. De industrie werd betrokken bij de toetsing van competenties en eindkwalificaties. Elke opleiding binnen de associatie heeft mogelijkheden gekregen om haar eigen accenten vast te stellen. De commissie stelt vast dat de competentieprofielen heel vaag (en breed) zijn opgemaakt; dat is ook zo bij de afstudeerrichting Industrial management. De opleiding is zich hiervan bewust.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 239
De beroepsspecifieke competenties zijn als volgt geconcretiseerd: de ontwikkeling, het testen en beproeven van elektromechanische systemen. De bachelor Elektromechanica is in staat technische dossiers samen te stellen. Verder is de bachelor in staat om de technische aspecten van een productieproces te beheren, zoals controles, afregelingen, configuraties en de opvolging van de kwaliteitseisen van een productiesysteem. Bijkomend omvat dit de installatie en inbedrijfstelling van elektromechanische systemen. Hij kan ze operationeel houden, en de onderhoudsproblemen opvolgen en oplossen. Binnen de beroepsspecifieke competenties horen eveneens de adviesverlening bij de aan- en verkoop van technologische systemen en producten, en het voorzien van trainingen over elektromechanische systemen. Voor de afstudeerrichting Industrial management zijn twee competenties verder gedetailleerd, met name: ‘Hij kan de relatie onderhouden tussen klant en bedrijf’ binnen de competentie ‘advies bij aankoop en verkoop’, en ‘Hij kan de interface vormen tussen werkvloer en topmanagement’ binnen de competentie ‘training geven over elektromechanische systemen’. De opleiding heeft eigen accenten gelegd binnen de diverse afstudeerrichtingen, in vergelijking met het domeinspecifieke referentiekader dat de commissie opstelde. De commissie ziet verdere mogelijkheden naar de inbedding van technologie binnen managementopleidingen en de inbedding van marketing binnen de afstudeerrichting Industrial management. De domeinspecifieke eisen worden gedifferentieerd naar clusters van taken die men als beginnende beroepsbeoefenaar moet hebben. Het werkveld heeft daar zijn inbreng in. Ook worden de competenties internationaal getoetst. De uitwisseling van ervaringen rond curricula onder lectoren met partnerhogescholen in Europa in het kader van Erasmus-projecten, heeft geleid tot aanpassingen in het eigen curriculum. Op basis van de uitwisseling met de hogeschool in Mittweida in (het vroegere Oost-)Duitsland, kwam de afstudeerrichting Industrial management tot stand. Naast de afstemming met vakgenoten binnen de associatie is de opleiding eveneens lid van een aantal vakorganisaties (BIRA, ISA, WTCB, ATIC, BSME, Agoria, FBBE en KVBG), waardoor de doelstellingen verder op de praktijk worden afgestemd. De opleiding onderhoudt doorgedreven contacten met de secundaire scholen. De opleiding heeft geopteerd om het officiële attest bedrijfsbeheer te integreren in het curriculum. Hierdoor komt ze tegemoet aan het gebrek aan economische vorming vanuit het TSO. Dat is een pluspunt voor de student die na zijn studies zelfstandig aan de slag wil. Voor de afstudeerrichting Klimatisering worden de studenten goed voorbereid op de afzetmarkt door het behalen van een breed arsenaal aan certificaten met toegevoegde waarde, zoals gekwalificeerd technicus voor stookoliebranders-brandertechnicus, onderhoud en controle van stookolietanks, gekwalificeerd technicus voor gas en erkend koeltechnicus. Op basis van de interactie met het werkveld kiest de opleiding bewust voor industriële proefstanden en dus niet voor modelopstellingen. De opleiding heeft met de afstudeerrichting Industrial management een niche in de markt gevonden, waarvoor duidelijk een behoefte blijkt vanuit het werkveld. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om kruisbestuiving tot stand te brengen binnen deze afstudeerrichting, door onder meer het aantrekken van ASOstudenten. Studenten die kiezen voor de afstudeerrichting Industrial management maken deze keuze bij de aanvang van hun traject.
240 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Aanbevelingen ter verbetering: Het profiel van de afstudeerrichting industrial management moet duidelijker worden gedefinieerd, conform de eisen van het domeinspecifieke referentiekader. De informatie die de commissie kon inkijken op de website is een goede aanzet.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende goed – IM: voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 241
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft de competenties ondergebracht in een matrix. Van daaruit wordt de vertaalslag gemaakt naar het curriculum. De beschreven werkwijze binnen het ZER getuigt van een weldoordachte aanpak om het onderwijs in deze opleiding aan te pakken. De commissie stelt vast dat de vertaling van het competentiedenken naar de praktijk een aanvang heeft genomen, maar ziet nog mogelijkheden naar verdere implementatie. De opleiding heeft diverse acties voor curriculumherziening ondernomen. Initiatieven worden naar voren gebracht op de opleidingsvergadering en uitgewerkt door de lectoren. Na aftoetsing binnen de Coördinatorenraad worden nieuwe programma’s voorgelegd aan de Departementale Raad, die dit na eventuele goedkeuring ter bekrachtiging voorlegt aan het hogeschoolbestuur bij de start van het academiejaar. Externen, collega’s en alumni worden bij de curriculumherzieningen betrokken. De opleiding heeft de volgende beroepsspecifieke competenties vastgesteld: Binnen de afstudeerrichting Elektromechanica wil de opleiding de student in staat stellen complexe installaties te beheren. De insteek ligt voor de helft in het mechanische domein, onder de vorm van mechanica en toegepaste mechanica, en is voor de andere helft ondergebracht in de elektrotechniek, via opleidingsonderdelen als elektrotechniek en automatisering. Studenten worden bijkomend gestimuleerd in het aanpakken van elektromechanische probleemstellingen door middel van een kritische en zelfstandige ingesteldheid. In de afstudeerrichting Klimatisering worden de studenten opgeleid in de verschillende ontwikkelingsfases en implementaties van installaties, evenals de gebouwen en producten die er operationeel zijn. Zowel koeling, verwarming, koeltechniek als alternatieve energie is in het curriculum opgenomen. Er is ook specifieke aandacht voor domotica, en gebouwenbeheer en -automatisering. Zowel zelfstandig werken als groepswerk wordt gestimuleerd. Men beoogt een polyvalente vorming. De afstudeerrichting Automatisering leidt studenten op die automatisering in productieprocessen kunnen opzetten van ontwerp tot realisatie, inclusief optimalisatie en onderhoud. Dit vertaalt zich onder meer in de opleidingsonderdelen elektrotechniek, industriële netwerken, automatisering, regeltechniek, SCADA en MES. In de opleiding bachelor Elektromechanica, afstudeerrichting Industrial management, wordt technologische deskundigheid met managementcompetenties gecombineerd. Er is aandacht voor aan- en/of verkoop, productieen/of werkplanning en werkopvolging. De afgestudeerde wordt gezien als middenkaderfunctie in een onderneming. Naast de technische bagage worden managementvakken aangereikt op het vlak van logistiek- en projectmanagement, HRM en economie, en juridisch beheer.
242 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
De commissie concludeert evenwel uit de gesprekken met de studenten en afgestudeerden dat de lat op het niveau van talen binnen de afstudeerrichting industrial management hoger kan worden gelegd. Veiligheid verdient eveneens meer aandacht in het curriculum. De inbedding van het veiligheidsaspect binnen de opleiding biedt een meerwaarde voor de student bij het instappen in de praktijk. De opleiding wil een degelijke basisopleiding voorzien die de student in staat stelt de verworven competenties in de praktijk uit te dragen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan een aantal vaste waarden, zoals het opkomen voor zichzelf, voor anderen en voor de organisatie waarbinnen men werkt en leeft, eerlijkheid, loyaliteit en nauwgezetheid, en verantwoordelijkheidszin. De niveaubepalingen die in de huidige opleidings- en beroepsprofielen worden gebruikt, werden in een Europees kader ontwikkeld (Cedefop: European Centre for the Development of Vocational Training). De opleiding besteedt aandacht aan internationalisering binnen het programma, zowel naar studentenmobiliteit, uitgaande en inkomende studenten als door het aanbod aan vreemde talen (Frans, Engels en Duits) binnen het curriculum. Bezoeken aan vakbeurzen, internationale bedrijven en bedrijvencontactdagen brengen internationalisering op de voorgrond. Studenten worden aangemoedigd om anderstalige informatiebronnen te raadplegen. Daarnaast kunnen derdejaarsstudenten als keuzevak ‘Global issues of the 21st century’ volgen, waarbij de voertaal Engels is. Samenwerking met anderstalige inkomende studenten tijdens laboprojecten versterkt de internationale ervaring. De verwachte competenties zijn terug te vinden in de studie- en informatiedocumenten die te vinden zijn op de website van de hogeschool. Binnen de looptijd van de opleiding worden examens en permanente evaluaties aangewend ter toetsing. De stage en/of het eindwerk, waarin de bereikte competenties en vakdeskundigheid worden weerspiegeld, worden als sluitstuk van de opleiding gezien. Het geïntegreerde project in het laatste deeltraject, waarin studenten in groepjes van vijf tot zes personen samenwerken, vormt het sluitstuk van de opleiding. Er wordt gebruikgemaakt van leertoepassingen die de student aanzetten tot levenslang leren. De opleiding doet inspanningen om recente onderwijsontwikkelingen te implementeren in het curriculum. De voornaamste insteek bevindt zich in de technologische en onderwijskundige evoluties.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding heeft een aanzet gemaakt met het vertalen van competentiedenken naar de praktijk. Dit moet verder worden geïmplementeerd. De commissie meent dat de lat hoger moet worden gelegd bij de uitdieping van talen in het curriculum voor IM.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 243
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De studenten worden door middel van opdrachten en opzoekingwerk gestimuleerd tot zelfstandig werken. De opleiding wakkert de professionele gerichtheid aan door middel van voordrachten en bedrijfs- en beursbezoeken. Gespreksvaardigheden en vergadertechnieken zijn in het programma opgenomen. Door het eindwerk maakt de student concreet kennis met de werksfeer die in een bedrijf heerst, en wordt hij daadwerkelijk in een project ingeschakeld. Hierdoor komt hij in een team van medewerkers terecht en wordt hij in de dagdagelijkse praktijk ondergedompeld. Tot slot wordt het eindwerk aan een jury gepresenteerd, waarbij de zelfredzaamheid van de student tot uiting komt. Recente ontwikkelingen in de beroepspraktijk worden door de opleiding in het curriculum opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer SCADA/MES en groene energie. Daarnaast is de nieuwe afstudeerrichting Industrial management het resultaat van een vraag uit het werkveld. Het curriculum van deze opleiding is al meermaals bijgestuurd en verfijnd. De coördinator Elektromechanica was verschillende jaren ook departementaal coördinator Projectmatig Onderzoek. Vanuit deze opportuniteit kon de opleiding meewerken aan enkele IWT-projecten, in samenwerking met het Innovatiecentrum West-Vlaanderen. De ervaringen van het lectorenkorps leverden een positieve bijdrage aan de opleiding. De oprichting van het Kenniscentrum HVAC is een troef voor de opleiding. Het centrum is gemachtigd om de volgende certificaten af te leveren: gekwalificeerd technicus voor stookoliebranders-brandertechnicus, onderhoud en controle van stookolietanks, gekwalificeerd technicus voor gas en erkend koeltechnicus. De interactie met de beroepspraktijk onder de vorm van de ‘fabriek’ wordt door de commissie gewaardeerd. Elk academiejaar wordt een week voorzien voor bedrijfsbezoeken. Bezoeken aan (internationale) beurzen worden ook in het opleidingsprogramma opgenomen. De coördinator Internationalisering evalueert de samenwerking met buitenlandse instellingen, mee door de studentenbevragingen die op het einde van de uitwisseling worden teruggekoppeld. Het departement heeft een samenwerking met een 45-tal hogescholen. Studenten worden gemotiveerd via sensibiliseringscampagnes en de infobrochure die op Toledo is terug te vinden. Potentiële studenten worden gescreend; na goedkeuring wordt een contract met de partnerhogeschool aangegaan. De student moet wel het keuzevak ‘Global issues of the 21st century’ volgen, samen met de inkomende studenten. Accommodatie wordt door de buitenlandse instelling voorzien. De student moet tijdens zijn verblijf een rapport opmaken en terugkoppelen om eventuele problemen te detecteren en van een oplossing te voorzien. Inkomende studenten worden door de dienst Internationalisering begeleid, gehuisvest en van de nodige informatie voorzien. Zij krijgen het programma voor inkomende studenten voorgeschoteld, waarin onder meer een
244 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
cursus Nederlands is opgenomen. Het departementale programma bestaat uit een project of eindwerk, dat op dezelfde manier wordt opgevolgd als voor de reguliere studenten. De deelname aan de Summer School in Patras (Griekenland) op het vlak van hernieuwbare energiebronnen door een vastgesteld aantal studenten levert eveneens credits op voor dat keuzevak.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het eerste academiejaar wordt gezamenlijk ingericht voor de afstudeerrichtingen Elektromechanica, Automatisering en Klimatisering. Voor de afstudeerrichting Industrial management wordt evenwel al vanaf het eerste deeltraject gedifferentieerd door het organiseren van niet-samenlopende vakken, en worden de studenten als een aparte groep beschouwd. In het eerste deeltraject wordt de basis gelegd door theoretische en technologische vakken. Door middel van labo’s wordt de theorie gekoppeld aan de praktijk. De commissie kon uit de gesprekken met de lectoren vaststellen dat onder meer voor wiskunde en fysica een verdere afstemming plaatsvindt met de technische vakken. Het tweede deeltraject kenmerkt zich door een verdere uitdieping van de basisvakken en intensievere labotoepassingen. In functie van de afstudeerrichting komen ook de vakspecifieke opleidingsonderdelen aan bod. Het laatste jaar beslaat twee delen van elk dertig studiepunten. Het eerste semester omvat hoofdzakelijk alle technologische vakken, gecombineerd met een uitvoerige toepassing binnen de labo’s. Binnen het tweede semester wordt een opdeling gemaakt naar een geïntegreerd project van tien studiepunten, waarin een vijf- tot zestal studenten één gezamenlijke opdracht tot een goed einde brengen. Optioneel wordt een small business project aangeboden, in samenwerking met VLAJO. Lectoren worden als coach aangeduid. De duur bedraagt een zestal weken, en het small business project wordt gevolgd door tien weken eindwerkstage. De onderwerpen voor de stage en het project/eindwerk worden grotendeels door de student bepaald. De vakoverschrijdende competenties worden pas in het zesde semester aangereikt. De opleiding voorziet eveneens in een keuzeopleidingsonderdeel van drie studiepunten. Binnen de Associatie K.U.Leuven vond een verdere afstemming plaats over keuzevakken die aanleiding geven tot vrijstellingen, zowel naar master- als naar GPB-opleidingen. Verder zijn er masteropleidingen industriële wetenschappen en schakelprogramma’s die in de lijn liggen van de aangeboden opleidingen. Flexibele leertrajecten worden aangeboden door de erkenning van EVC/EVK. De procedure voor toewijzing van eerder verworven kwalificaties of credits is hogeschoolbreed vastgelegd en algemeen geldend.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 245
De opleiding voorziet in de mogelijkheid tot het behalen van een bachelor na bachelor als het leertraject het toelaat om het in één academiejaar af te ronden. Het leertraject op zich kan ook worden beïnvloed door examenof creditcontracten.
Aanbevelingen ter verbetering: De initiatieven die ondernomen worden in het kader van projectmatig werken moeten meer in één leerlijn worden aangebracht.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool staat in voor de planning van de studietijdmetingen. Inmiddels werd een tweetal metingen uitgevoerd voor de academiejaren 2006-2007 en 2007-2008. Voor de studietijdmeting wordt gebruikgemaakt van de methode van paarsgewijze vergelijking in het eerste en tweede deeltraject. Deze methode blijkt niet even nauwkeurig als een bevraging van de studenten over alle
246 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
opleidingsonderdelen, maar vergt minder tijd en arbeid van de student. Informatie wordt in het derde deeltraject door middel van tijdschrijven verzameld, voor dertig studiepunten, bestaande uit het eindwerk en het geïntegreerde project. De resultaten van de studietijdmeting worden in de Coördinatorenraad en in de opleidingsvergaderingen besproken. De opleiding constateert in het eerste deeltraject een studielast van 927 uur, wat ver beneden de decretale minimumgrens ligt van 1500 uur. Er werd evenwel een sterk verschil geconstateerd tussen individuele opleidingsonderdelen, in positieve en negatieve zin. De studielast in het tweede deeltraject bevindt zich eveneens onder de minimumgrens, zij het een stuk minder (1441 uur). Heel wat vakken scoren binnen de opgelegde minimum- en maximumgrens. Geen enkel vak haalt de maximale bovengrens van 30 uur per studiepunt. Vooral de talen die in het curriculum worden aangeboden, vertonen een lagere studielast. Hetzelfde scenario werd vastgesteld voor de labo’s binnen de afstudeerrichting Klimatisering. Er moet evenwel vermeld worden dat de bevragingen in het tweede deeltraject omwille van een te beperkte steekproef slechts een indicatieve waarde hebben. Eenzelfde trend wordt geconstateerd in het derde deeltraject, inclusief de geïntegreerde proef en het eindwerk. De commissie stelt vast dat de opleiding studietijdmetingen heeft uitgevoerd, maar dat die inhoudelijk in de meeste gevallen slechts richtinggevend zijn en bijgevolg niet steeds representatief kunnen zijn. De opleiding houdt eveneens de decretale minimumgrens als streefwaarde aan, terwijl de minimumgrens de drempelwaarde is. De opleiding heeft sinds de beschikbaarheid van de resultaten een aanzet genomen om de studiebelasting te verhogen. De opleidingsonderdelen werden inmiddels bijgestuurd, wat resulteert in een hogere taakbelasting voor de student. De commissie stelt vast dat de voorbereidingen voor de labosessies niet diepgaand zijn gedefinieerd. De studiepunten die aan elk opleidingsonderdeel worden toegekend, zijn terug te vinden in de studiegids. Binnen het derde deeltraject vermindert het aantal contacturen door de integratie van het geïntegreerde project, de stage en het eindwerk, en eveneens door het keuzeopleidingsonderdeel. De opleiding heeft de studiebelemmerende en -bevorderende factoren in kaart gebracht. Grootste knelpunten waren de late informatieverstrekking aan de student in verband met de aanwezigheden van lectoren, de beperkte stille ruimtes voor studenten, de studiementaliteit, uurroosterregelingen, individuele trajecten en de nood aan aangepaste lokalen in functie van de klasgroepen. Studenten uit het eerste deeltraject krijgen een elektronische leerstijlscreening, waarvan de resultaten met de ombudsman of begeleider worden doorgenomen. Verder zijn er instaptoetsen voor wiskunde, met vrijstelling voor een aantal lessen bij voldoende voorkennis van het vak en een goede score op de test. Er wordt bovendien een monitoraat ingericht voor de vakken wiskunde, mechanica, elektriciteit, elektronica, fysica en chemie.
Aanbevelingen ter verbetering: De gemeten studietijd ligt te laag ten aanzien van de decretale minimumgrens binnen het eerste deeltraject. De commissie beveelt aan deze lacune aan te vullen door een betere controle van de studiepunten per vak. De opleiding moet de zelfwerkzaamheid van de studenten stimuleren, door de voorbereiding voor labo’s diepgaander te definiëren en door te trekken
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 247
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De diverse werkvormen die door de opleiding worden aangewend, zijn opgemaakt door de betrokken lectoren en opgenomen in een studie- en informatiedocument (SID). In het document worden de begincompetenties en de leermiddelen die vereist zijn, geschetst. Dit wordt bij de aanvang van de cursus met de studenten doorgenomen. Daarnaast zijn deze documenten te consulteren op de website van de hogeschool. De opleiding begeleidt de studenten naar zelfstandigheid en zelfsturing doorheen het opleidingstraject door middel van praktijksessies onder de vorm van labo, projectwerk, stage en eindwerken. De commissie waardeert de integratie van het small business project (SBP), de geïntegreerde proef en de robot als vernieuwende onderwijsvormen in het curriculum. Het gebruik van de competentie-indicator in samenwerking met het Vlerick Instituut voor de rolverdeling binnen de SBP, is een pluspunt. Er worden ook veel inspanningen gedaan om de ondernemerszin aan te scherpen bij de studenten. Door deel te nemen aan het SBP-programma van VLAJO (Vlaamse Jonge Ondernemingen) worden de studenten geïntroduceerd in de juridische en organisatorische aspecten die eraan te pas komen bij het opzetten van een eigen bedrijf. Lectoren zijn verantwoordelijk voor de didactische aanpak, en krijgen hierbij ondersteuning van een departementale onderwijscoach en het Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing van de hogeschool. Bijgevolg zijn de lectoren zelf verantwoordelijk voor de opbouw en samenhang van het aangeboden cursusmateriaal. Door vorming en bijscholing blijft de lector op de hoogte van evoluties in zijn vakgebied. De certificaten die behaald kunnen worden bij de afstudeerrichting Klimatisering zijn een troef voor de opleiding. Er is een departementale aanpak naar het handhaven van kleine klasgroepen om de integratie van kennis en vaardigheden optimaal te laten verlopen. Er wordt hierbij beoogd om maximaal veertig studenten toe te laten voor theorielessen en maximaal twintig voor labo-oefeningen. De commissie apprecieert de manier waarop de opleiding creatieve oplossingen bedacht heeft om de beladingsgraad in de laboratoria te bewaken. Er wordt een waaier aan werkvormen aangeboden. Het eerste deeltraject kenmerkt zich hoofdzakelijk door het aanreiken van theorie met oefeningen, of de uitvoering van individuele opdrachten. Daarnaast zijn er labo’s waar zelfstudie en kennisoverdracht plaatsvindt en waar testen worden afgenomen om de voorbereiding van de feitelijke labo’s te toetsen. Projectonderwijs wordt vanaf het tweede deeltraject aangeboden. Het creatief omgaan met geïntegreerde projecten draagt bij tot het organiseren van kleinere klasgroepen. De opleiding beschikt over goed uitgeruste leslokalen die digitale onderwijsmiddelen toelaten. Er is een bijkomende ondersteuning door de Multimediacel van de hogeschool, waardoor multimediale leermiddelen aan de student kunnen worden aangeboden. Daarnaast wordt ook gebruikgemaakt van handboeken, syllabi, presentaties en simulaties. De leermiddelen zijn in de SID-documenten terug te vinden. Syllabi zijn beschikbaar in digitale vorm en worden opgemaakt in overeenstemming met een sjabloon, dat ter beschikking wordt gesteld door de dienst Onderwijs en Kwaliteit. Het Impulscentrum van de KATHO ontwikkelt innovatieve leermiddelen ten behoeve van de lectoren.
248 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Het elektronische leerplatform Toledo wordt gebruikt als communicatiemiddel met de student voor de organisatie van onderwijsactiviteiten. Ook cursusmateriaal en presentaties kunnen op deze manier aan de student worden aangereikt. Lectoren brengen oefeningen en toetsen aan ter zelfevaluatie voor de student. De commissie waardeert de functionele inzet van Toledo. Voor schriftelijke onderwijsleermiddelen heeft de dienst Onderwijs en Kwaliteit criteria opgesteld waaraan deze middelen moeten voldoen. Deze criteria worden opgesomd in het document ‘Kwaliteitsvolle leermiddelen’, waarin zowel de vorm als de didactische en technische aspecten bij de opmaak van SID-documenten en cursussen aan bod komen. Het departement beschikt over een eigen cursusdienst waar cursussen gedigitaliseerd kunnen worden om zo op het elektronische leerplatform terecht te komen. De lectoren zijn zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de cursussen. Samen met de handboeken worden zij tijdens de eerste lesweek aan de studenten aangeboden.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Toetsing vindt binnen de opleiding plaats tijdens de voorziene examenperiodes of aan de hand van permanente evaluaties tijdens het jaar. De evaluatievorm is opgenomen in de SID-documenten die bij de aanvang van de cursus aan de student worden gecommuniceerd. Elke student ontvangt ook een informatiebundel waarin het examenreglement is opgenomen. Vooral labo’s, oefensessies en taalvakken worden door middel van permanente evaluatie opgevolgd. Hiervoor houdt de student een portfolio bij. De commissie bevestigt dat de examenvragen op niveau staan. Peer assessment blijkt slechts deels geïntegreerd binnen de opleiding. Zo komt peer assessment nog niet aan bod binnen de afstudeerrichting industrial management. Groepen worden alfabetisch verdeeld en blijven gelijk samengesteld gedurende het academiejaar. Studenten worden één maand op voorhand via Toledo op de hoogte gebracht van de examenroosters. Die werden voordien al met inspraak van de Studentenraad opgemaakt. De studentenvertegenwoordigers bevestigen dat deze aanpak goed werkt. In het eerste en tweede deeltraject zijn twee examenperiodes voorzien na de kerstvakantie en op het einde van het academiejaar, voorafgegaan door een week blok. In juni zijn de jaarexamens en wordt men ondervraagd over de resterende leerstof van het tweede semester, of over opgestarte vakken in het tweede semester. Het eindresultaat per opleidingsonderdeel wordt op het einde van het jaar bepaald en gequoteerd op 20. Een student is geslaagd bij een score van 10 op 20. Bij het niet-slagen van een student wordt de mogelijkheid geboden om opleidingsonderdelen uit een volgend academiejaar op te nemen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 249
Examenvragen worden op vraag van de student van de te behalen punten voorzien. De examenmodaliteiten zijn in het examenreglement opgenomen. Studenten krijgen via de Academische Raad en de Departementale Raad inspraak bij het opstellen en aanpassen van het examenreglement. De afstudeerrichting industrial management wordt evenwel al vanaf het eerste deeltraject afzonderlijk ingericht, gezien het specifieke karakter van de opleiding. Een beperkt aantal vakken wordt toch samen met een andere afstudeerrichting georganiseerd. Het derde deeltraject kenmerkt zich door het afnemen van alle examens in de eerste examenperiode. Het tweede semester staat in het teken van het geïntegreerde project, de stage en het eindwerk. De geïntegreerde proef wordt zowel permanent als in de evaluatieweek geëvalueerd. In juni vindt de verdediging van het eindwerk plaats. Een tweede zittijd wordt ingericht eind augustus/begin september. De opleiding voorziet in een inhaalexamenperiode via de ombudsman voor studenten die een geldige reden voor afwezigheid hadden. Na afloop van de schriftelijke examens hebben de studenten het recht hun examens in te kijken. Een eventuele deliberatie vereist de aanwezigheid van alle lectoren, waarbij naar een consensus wordt gestreefd. Elke beoordeling wordt ook getoetst aan het klasprofiel. De Ombudsdienst houdt toezicht op het correcte verloop van het toetsen. Parallelle klassen met eventueel verschillende lectoren krijgen hetzelfde examen met een gelijklopende evaluatie. Resultaten van toetsen in het buitenland worden volgens het ECTS-systeem herschaald naar Vlaamse scores. Departementaal zijn gemeenschappelijke beoordelingscriteria vastgelegd. Studenten worden op het einde van het tweede deeltraject aangesproken over mogelijke projecten voor het eindwerk. Het is evenwel de student die de contacten moet leggen met de bedrijven, zodat een onderwerp kan worden afgelijnd in samenspraak met de coördinator. Dit leidt tot een overeenkomst met het bedrijf. De opdracht zelf wordt opgevolgd door een stage- of eindwerkbegeleider en een coach vanuit het bedrijf. De stageportfolio maakt de student wegwijs in de verwachtingen bij stages en eindwerken. Opdrachten worden veelal met twee uitgevoerd. De criteria voor de opdrachtomschrijving en beoordeling van stages en eindwerken moeten duidelijk bepaald zijn. Tijdens de stage- en eindwerkperiode wordt de student vanuit de opleiding opgevolgd. De mentor bezoekt op regelmatige tijdstippen het bedrijf en bespreekt de voortgang met de bedrijfscoach. De student bezorgt wekelijks een rapport aan de begeleiders en houdt zelf een logboek bij. De mentor kan waar nodig bijsturen. Hij neemt initieel ook het eindwerk door en bereidt de verdediging voor bij de proefverdedigingen die worden ingericht. Stages en eindwerken worden zowel door permanente evaluatie als door eindwerkverdediging getoetst. De eindwerkbegeleider en bedrijfscoach scoren de permanente evaluatie. Hierbij wordt via een checklist nagegaan of de student de vereiste competenties heeft bereikt. De commissie stelt echter vast dat de evaluatie van de stage en die van het eindwerk sterk met elkaar verweven zijn en bijgevolg niet eenduidig kunnen worden gescheiden. De eindwerkverdediging is openbaar en gebeurt eind juni voor een jury bestaande uit bedrijfsmensen en lectoren van het departement VHTI. Bij deze evaluatie wordt rekening gehouden met de voordracht en presentatie van het eindwerk, de inhoud, de vormgeving en de lay-out van de scriptie. De stage en het eindwerk worden als volgt gequoteerd: één derde door de bedrijfscoach en één derde door de eindwerkbegeleider in onderling overleg; en één derde wordt tijdens de openbare juryverdediging verdiend.
250 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie is van oordeel dat peer assessment verder moet worden uitgebouwd. De criteria voor de opdrachtomschrijving en beoordeling van stages en eindwerken moeten duidelijk bepaald zijn. Het beoordelingsdocument voor stages en eindwerken aan de hand van competenties vormt een goede aanzet, maar moet worden doorgetrokken naar de permanente evaluatie van de praktijksessies
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding worden volgens de decretale en reglementaire bepalingen nageleefd. De missie van de hogeschool vermeldt uitdrukkelijk de optie om hindernissen voor mensen met functiebeperkingen of met specifieke zorgvragen te verminderen en hen kansen te bieden, zodat zij alsnog een diploma kunnen behalen. Voor buitenlandse studenten verwacht men een basiskennis Nederlands niveau 4. Er worden evenwel afwijkingen toegestaan in specifieke gevallen, wanneer zij door een assessment zijn voorafgegaan. Meer dan 97 procent van de eerstejaarsstudenten komt uit West-Vlaanderen. 92 procent van hen komen uit het TSO, met een minimale instroom van 6 procent uit het ASO. Meer dan 60 procent van de instromers heeft een achtergrond in Elektromechanica, en 95 procent van alle studenten zijn generatiestudenten. De hogeschool wil via de afstudeerrichting IM meer ASO-studenten aantrekken. Studenten vanuit een zwakkere instroom kunnen hun kennis bijschaven door een tweedaagse inhaalcursus wiskunde en de monitoraten voor de vakken wiskunde, fysica, chemie, elektriciteit, elektronica en mechanica. De
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 251
commissie waardeert de toets voor wiskunde in het eerste deeltraject met vrijstelling en een alternatief takenpakket. De monitoraten worden zo goed mogelijk ingepast in het lessenrooster. Bij inschrijving wordt in functie van de vooropleiding ingeschreven voor één of meerdere monitoraten. De deelname is evenwel vrijblijvend. Door regelmatige contacten met het secundair onderwijs is er een verdere afstemming naar het leerprogramma. De eerstejaarsstudenten worden zo goed mogelijk geïnformeerd over studiemethodes door het panelgesprek ‘Efficiënt studeren in hoger onderwijs’, waar lectoren, studenten en STUVO aan deelnemen. Daarnaast is er een leerstijlscreening (‘Inventaris Leerstijlen Hoger Onderwijs’ van Vermunt en Van Rijswijk), zodat de student zelfsturend kan handelen in zijn studiemethode en -organisatie. De beide initiatieven zijn facultatief. De opleiding houdt rekening met geïndividualiseerde trajecten. Hiervoor stelt het departementshoofd, in samenspraak met de betrokken student, het opleidingsprogramma samen. De reden voor de opmaak van een dergelijk geïndividualiseerd traject is dat de student EVK’s (eerder verworven kwalificaties), EVC’s (eerder verworven competenties) of creditbewijzen behaald in de eigen of een andere instelling kan voorleggen. De regeling is vastgelegd in de onderwijsregeling. EVC’s aanvragen is nog niet voorgekomen. De opleidingscoördinator treedt in voorkomend geval op als studietrajectbegeleider. Er zijn ook speciale regelingen voor studenten met een functiebeperking en met een topsportstatuut. De opleiding beschikt ook over voorsteltrajecten tot het behalen van een bijkomend bachelordiploma voor studenten die in het departement al een diploma hebben behaald. De meeste studenten die verder studeren, kiezen voor een masteropleiding. De mogelijkheden na afstuderen worden in een infosessie teruggekoppeld aan de studenten. Verder onderhoudt de hogeschool nauwe banden met andere hogescholen in het kader van schakelprogramma’s voor eigen studenten. De banaba’s die gevolgd kunnen worden na de initiële opleiding aanziet de commissie als een pluspunt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stelt vast dat de mogelijkheden naar monitoraat, de leerstijltests en instaptoetsen facultatief zijn en daardoor onderbenut. Extra stimulansen zijn vereist om dit verder aan te zwengelen.
252 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende goed voldoende OK voldoende goed voldoende n.v.t. voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 253
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De professionele gedegenheid van het lectorenkorps en de medewerking die verleend wordt aan IWT-projecten leveren een wezenlijke bijdrage aan de opleiding. De hogeschool rekruteert enkel kandidaten als onderwijzend personeel met een masterdiploma die een onderwijskundig diploma op zak hebben of moeten behalen binnen de vijf jaar. Mensen met enkele jaren beroepservaring hebben daarbij de voorkeur. Er is een uitgewerkt protocol ten aanzien van de opdrachtomschrijving, aanstellingsprocedures, de evaluatieprocedure en de benoemingen die in het Hogeschool Onderhandelingscomité (HOC) zijn afgesloten en hogeschoolbreed van toepassing zijn. Departementaal vertaalt zich dit in een Departementaal Onderhandelingscomité (DOC) en een Departementale Raad (DR). De hogeschool maakt gebruik van een vastgestelde aanwervingprocedure. Potentiële kandidaten worden geselecteerd en uitgenodigd voor een gesprek bij het departementshoofd. Er zijn twee selectiecommissies, waarbij de ene commissie vanuit het VHTI aandacht heeft voor de professionele aspecten, en de tweede commissie vanuit KATHO aandacht heeft voor de sociaaljuridische aspecten van de vacature. De kandidaten worden eveneens aan een psychometrische test onderworpen. De commissies formuleren een advies aan het directiecomité. De uiteindelijke beslissing ligt bij de algemeen directeur, die in de praktijk het advies van het directiecomité steeds volgt. Taakstellingen zijn departementaal geregeld in het Hogeschool Onderhandelingscomité (HOC). Het departementshoofd is verantwoordelijk voor de diverse functieomschrijvingen. De lesopdracht wordt in het Departementale Onderhandelingscomité bepaald. 486 uur wordt als een lesopdracht van 100 procent aangezien. Naast de fysieke opdracht impliceert dit eveneens de voorbereidende aspecten, de opmaak en verbetering van examens enzovoort. Daarnaast werd een aantal bijkomende krijtlijnen ten aanzien van de lector vastgelegd in de hoedanigheid van onderwijsverstrekker en leerbegeleider, onderwijsdeskundige, lid van een opleiding, en lid van de KATHO en het departement. Een nieuwe lector heeft tijdens het eerste academiejaar een onderhoud met het departementshoofd. Dit wordt gevolgd door een functioneringsgesprek op het einde van het tweede jaar. De zelfevaluatie van de lector, het lesmateriaal en het professionaliseringsdossier dienen hierbij als hulpmiddel. Pas het jaar daarop vindt een vervolg op de evaluatie plaats. Elke lector wordt vijfjaarlijks geëvalueerd. Een functioneringsgesprek vindt plaats het jaar voorafgaand aan de evaluatie. Zo wil men de behoeften van het personeelslid vaststellen, die afstemmen op de organisatie en doelstellingen formuleren voor de toekomst. De functioneringsgesprekken zijn verankerd in het kwaliteitszorg-
254 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
model van de KATHO. Het rapport van een personeelsevaluatie wordt schriftelijk aan de betrokkene overgemaakt. De evaluatieprocedure is vastgesteld en omvat eveneens feedback van de student. De laatste evaluatie vond kort voor de visitatie plaats. Lectoren kunnen zich kandidaat stellen voor diverse functies, zowel departementaal als op het niveau van de hogeschool. Binnen de KATHO is er evenwel geen bevorderingsregeling tot hoofd-/praktijklector omwille van financiële beperkingen. De onderwijsloopbaan is doorgaans vlak. Personeelsleden kunnen wel kadertaken opnemen (opleidingscoördinator, wetenschappelijk onderzoeker of – op KATHO-niveau – coach van een projectgroep). Diensthoofden en departementshoofden worden aangesteld door het hogeschoolbestuur. Voor administratief personeel is een functieclassificatieprocedure aanwezig, waardoor een gewijzigde taakinvulling kan leiden tot een hogere loonschaal. De Academische Raad en het Hogeschool Onderhandelingscomité vervullen hun rol conform de bepalingen van het Hogescholendecreet. Op departementaal vlak vertaalt zich dit in een Departementaal Onderhandelingscomité en de Departementale Raad. De opdracht van een lector bestaat uit een gemeenschappelijke functie-inhoud en dus ook een gemeenschappelijk profiel, aangevuld met specifieke opdrachten die door het departement werden geformuleerd. Op basis hiervan blijkt de inzetbaarheid van de lector binnen de hogeschool. Binnen de hogeschool en het departement wordt prioriteit gegeven aan het didactische gebeuren en dus aan de financiële middelen voor het onderwijzende personeel. De omkadering wordt door de raad van bestuur vastgelegd. Departementaal wordt hieraan invulling gegeven door het departementshoofd en de Coördinatorenraad, met voorlegging aan het Departementaal Onderwijscomité. De opleidingscoördinator bespreekt de opdrachtverdeling met de lectoren. Via de Coördinatorenraad vindt een verdere afstemming plaats. Zodra de studentenaantallen voorlopig gekend zijn, krijgen de betrokken lectoren voor het einde van het lopende academiejaar een overzicht met de gedetailleerde opdracht voor het daaropvolgende academiejaar. Eventuele correcties vinden, indien nodig, nog plaats bij het begin van het academiejaar. De opleiding ondervindt moeilijkheden bij het aanwerven van kandidaten voor de technologische vakken. Dat is te wijten aan de krapte op de arbeidsmarkt en de concurrentie uit het bedrijfsleven. Collega-lectoren nemen deze vakken tijdelijk over als extra prestatie bovenop hun eigen opdracht. Ook de lange opzegtermijnen in de privésector spelen de opleiding parten. De financiële omkadering vormt een uitdaging voor de opleiding. Het personeel ervaart hierdoor een extra werkdruk. Bijkomend zorgde de bamahervorming voor een extra uitdaging voor het personeel op het vlak van competentiedenken door een reductie in het aantal contacturen. De opleiding heeft hiervoor een goede aanzet genomen die verder moet worden uitgediept. De commissie stuurt aan op meer aandacht voor alternatieve werkvormen. Lectoren worden aangemoedigd om bijscholingen te volgen en hun opgedane kennis beschikbaar te stellen voor anderen door middel van professionaliserende dossiers. Daarnaast worden lectoren aangemoedigd hun kennis uit te dragen via de jaarlijkse tweedaagse, die door de KATHO-werkgroep Vorming, Training en Opleiding (VTO) wordt georganiseerd. De commissie bevestigt dat veiligheidsdenken een aanzet heeft genomen binnen het departement, maar dat dit niet is doorgesijpeld naar de opleidingen en dus nog niet volledig is doorleefd. Bijna-ongevallen worden niet gerapporteerd. Er zijn geen veiligheidsvoorschriften aanwezig voor de labo’s. Het niet gebruiken van veiligheidsbrillen is onderhevig aan een nultolerantie, maar dit blijkt lectorafhankelijk. De opleiding heeft wel een risicoanalyse laten uitvoeren wat de afscherming van machines betreft; de uitvoering daarvan loopt nog.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 255
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt expliciete aandacht voor de voorbeeldfunctie van het onderwijzende personeel op het vlak van preventie en veiligheid.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Binnen de hogeschool is een werkgroep Vorming, Training en Opleiding (VTO) actief. Hiervoor is een centrale VTO-verantwoordelijke aangesteld. Er vindt een tweejaarlijks behoefteonderzoek plaats, van waaruit het vormingsaanbod wordt samengesteld en gecommuniceerd aan de belanghebbenden. Het interne vormingsaanbod van VTO is kosteloos voor elke medewerker. Binnen het kader van onderwijsvernieuwing wordt jaarlijks een VTO-tweedaagse georganiseerd. Aan de hand van workshops wil men rond de thematiek van leeromgevingen werken. Het departementshoofd en een twintigtal collega’s zijn hierop vertegenwoordigd. Er wordt eveneens aandacht besteed aan de behoeften van beginnende personeelsleden. Zo is er een samenwerking met de GPB-opleiding van het VIVO uit Kortrijk. Ter gelegenheid van het functioneringsgesprek kan een lector extra behoeften formuleren. Door de directie wordt in de mate van het mogelijke aan deze behoeften voldaan. Om de lectoren in hun professionalisering te ondersteunen, werd een professionaliseringsdossier uitgewerkt. Alle bijscholingen en navormingen worden bijgehouden op een bijscholingsfiche en jaarlijks in kaart gebracht. Voor bijscholingen op technisch vlak kan worden ingegaan op wat aan opleidingen op de markt verkrijgbaar is, evenals via het bijwonen van beurs- en bedrijfsbezoeken. De commissie waardeert de actieve ondersteuning vanuit het hogeschoolbeleid naar permanente bijscholing. Beleidsmatig wordt geopteerd voor de aanstelling van lectoren met een masterdiploma, met industrieel ingenieurs voor de technologische vakken. Een aantal heeft industriële ervaring. Daarnaast worden bachelors aangesteld als praktijklector indien zij een specifieke deskundigheid kunnen aanbieden. Vakken worden op elkaar afgestemd door onderling contact en overleg. Men beoogt een zo groot mogelijke integratie van kennis en praktijk in het opleidingsprogramma. Daarnaast laat de organisatie toe dat een lector ook inspraak heeft in de samenstelling van zijn lessenuurrooster, het examenrooster en de lokalenkeuze.
256 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Op vraag van de cel Kwaliteitszorg werd een project uitgevoerd om de competentiegerichtheid binnen de departementen te toetsen. Bijscholingen hiervoor worden nog ingericht. Het departement zelf wordt bestuurd door een Coördinatieraad waarin elf personeelsleden (de opleidingscoördinatoren, de ombudsman en een coördinator Onderwijs en Kwaliteitszorg) tweewekelijks samen zitten, en waarin ook de dagdagelijkse aangelegenheden worden behandeld. Verder zijn er nog het Departementaal Onderhandelingscomité, de Departementale Raad en het Comité voor preventie en bescherming op het werk. In de Departementale Raad zetelt een vertegenwoordiger van het werkveld, zodat actuele ontwikkelingen en behoeften vanuit die richting kunnen worden vastgesteld. Naast de informele gesprekken zijn alle onderwijzende personeelsleden nauw en direct bij de organisatie betrokken tijdens de opleidingsvergaderingen. Deze vergaderingen worden ongeveer maandelijks gehouden en worden voorgezeten door de opleidingscoördinator. Elke lector heeft een verantwoordelijkheid in het formuleren van verbetervoorstellen met een vertaalslag naar de cursus. Er zijn diverse werkgroepen waarin een personeelslid zich vrijwillig in mag engageren. Heel wat leden vervullen bovendien nog een reeks administratieve, technische en organisatorische taken. Lectoren worden via duidelijke kanalen op de hoogte gehouden van zaken die hen aanbelangen, hoofdzakelijk via het elektronische leerplatform. Het departement VHTI beschikt over een deskundig ATP-team. Per opleiding wordt één derde VTE voor rechtstreekse ondersteuning toegewezen. Recent werd binnen de KATHO, in samenwerking met de SERR (Sociaal-Economische Raad voor de Regio), een werkgroep Gelijkekansenbeleid op de Werkvloer opgericht. Door begeleiding van de stage en het eindwerk onderhouden de lectoren nauwe banden met de beroepspraktijk. De beurs- en bedrijfsbezoeken en voordrachten binnen het vakdomein dragen hiertoe bij. Lectoren worden betrokken in IWT-projecten, waar ze deels voor worden vrijgesteld. De commissie waardeert de kruisbestuiving die dit met zich kan meebrengen naar de studenten. Het lectorenkorps doet ook inspanningen om binnen het vakdomein op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen. Binnen het departement is een onderzoekscel actief die onderzoek uitvoert naar contactloze ultrasone en nietdestructieve testtechnieken, waar ook lectoren aan meewerken. Hetzelfde geldt voor PWO-projecten, waar een team van zeven medewerkers in actief is. Studenten worden waar mogelijk mee betrokken in de diverse projecten. Hiermee bevestigt de commissie dat de opleiding voldoende knowhow in huis heeft. De mobiliteit van lectoren gebeurt op individueel initiatief en wordt ondersteund door de departementale coördinator Internationalisering. Voor de bezoekende lectoren wordt in samenspraak met de coördinator van de opleiding een aangepast programma voorgesteld.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie meent dat de beleidslijnen op het vlak van internationalisering nog verder moeten doorsijpelen tot op het niveau van de opleiding.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 257
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De personeelsomkadering wordt door het departementshoofd en de Coördinatorenraad uitgewerkt en voorgelegd aan het Departementaal Onderhandelingscomité (DOC). Gezien de grenzen van de toegekende omkadering worden de prioriteiten en de inzet van personeel voor onderwijsopdrachten departementaal vastgelegd. Binnen de opleiding zijn 15,58 VTE’s actief als lector, ondersteund door 0,33 VTE ATP-personeel vanuit de opleiding zelf. Dit vertegenwoordigt een totaal van 16,7 studenten per lector tegenover 17,3 voor de hogeschool. Uit het ZER blijkt de werkdruk de nodige beperkingen op te leggen naar bijscholingen en de omkadering op opleidingsniveau. 92 procent van het korps bestaat uit lectoren, aangevuld door praktijklectoren. Er is één hoofdlector actief in de opleiding. Tachtig procent van de lectoren is voltijds werkzaam in de hogeschool. Er zijn geen gastprofessoren actief. De leeftijdsstructuur is adequaat verdeeld.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie ziet ongebruikte opportuniteiten op het vlak van het gebruik van gastlectoren binnen de opleiding.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
258 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departement VHTI beschikt over drie gebouwen met klassieke leslokalen, een conferentiezaal en een aula. Het departement beschikt over een goed uitgebouwde infrastructuur met draadloos netwerk. Het departement kiest ervoor om zo veel mogelijk de praktijk in te oefenen op werkelijke machines en op toepassingen met bedrijfsklare instrumenten. Dankzij de intensieve contacten van de lectoren met de bedrijven krijgt men de kans recente toestellen aan te bieden aan de student. Dit wordt door de commissie als een pluspunt gezien. De technologische labo’s slorpen hierdoor een belangrijk deel van het budget op. Het onderhoud van de gebouwen valt eveneens ten laste van het departement. Binnen de KATHO worden de nodige investeringen uitgevoerd. Dit resulteerde onder meer in de herschikking van het labo mechanica en een volledige herinrichting van het labo klimatisering. De commissie waardeert de aanwezigheid van apparatuur voor foutendetectie. Een uitgebouwde labo-uitrusting voor onderhoudsanalyse (trillingen, trillingsmetingen en thermografie, labo fluïdomechanica…) kunnen een meerwaarde betekenen voor de opleiding. Studenten kunnen vrij gebruikmaken van een studentenruimte en de cyber room. Zij hebben ook toegang tot een goed uitgeruste bibliotheek, waar een departementale secretaris de zaken beheert. De cursussen en boeken zijn gedegen. Als hogeschool heeft de KATHO (samen met de KULAK) geïnvesteerd in een Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing, waaraan ook een multimediacentrum is verbonden. Dit centrum verricht studiewerk en stelt zich ter beschikking van lectoren voor de ontwikkeling van onderwijsmateriaal op nieuwe media (cd-rom, dvd, …). Voor de hele hogeschool werd intranet ontwikkeld. Een projectgroep brengt de deskundigheid uit de departementen samen, zodat hier een gezamenlijk beleid kan worden gevoerd. De studentenfaciliteiten komen hoofdzakelijk van de vzw STUVO Fonds KATHO (sociale voorzieningen). Een departementale STUVO-adviesraad kan hieromtrent advies verstrekken. Via de Studentendienst kunnen studenten studiefinanciering aanvragen. Daarbij bestaan drie mogelijkheden: een STUVO-toelage, een voorschot op de studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap en een studielening. De aanvraag is anoniem en verloopt via de Studentendienst. Via een gesprek, een selectie, aanvraagformulieren en een dossier beslist de werkgroep Sociaal Fonds over de toelage. De Studentendienst zorgt voor de afhandeling. De Studentendienst staat eveneens in voor het bewaken van de kwaliteit van de studentenkamers en heeft een modelcontract opgesteld. De lijsten van kamers zijn eveneens via internet (www.kotwest.be) te consulteren. Van elke kamer is bovendien een gedetailleerde fiche beschikbaar. Modelhuurcontracten kunnen worden verkregen. Bij kotproblemen kan de Studentendienst bemiddelen. Een aantal ‘crisiskamers’ is steeds ter beschikking.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 259
Studenten kunnen beschikken over een aantal faciliteiten. Er zijn warme maaltijden en snacks beschikbaar in het studentenrestaurant. Verder is er in Groot-Kortrijk gratis busvervoer voor studenten en de mogelijkheid om er goedkoop fietsen te ontlenen via de vzw Mobiel. De studentenkaart, de CJP-kaart, de ‘Guido’-gids en cultuurcheques geven recht op kortingen bij culturele evenementen. Via de stad Kortrijk kan een kortingskaart voor sport worden verkregen. De student wordt bij de inschrijving ingelicht over de studentenfaciliteiten. Bij het begin van het academiejaar licht de voorzitter van STUVO de werking toe. Verder worden studenten elektronisch op de hoogte gehouden van activiteiten of mededelingen. Studenten krijgen de mogelijkheid om zelf initiatieven voor te stellen en uit te voeren via de Departementale STUVO-adviesraad. De lectoren beschikken over een specifieke parking, een restauratiemogelijkheid en een personeelsruimte. Daarnaast krijgen ook zij een aantal voordelen naar kortingen bij culturele voorstellingen en gezamenlijke aankopen. De KATHO voorziet in een ICT-kostenvergoeding en administratieve ondersteuning door het verschaffen van kopiekaarten, werkkledij, sleutels enzovoort. Er wordt voorzien in een terugbetaling van de kosten van openbaar vervoer en in een fietsvergoeding. Investeringen zijn uitgewerkt in een masterplan, waarbij elke departement instaat voor het budget. Dit bedrag is hoofdzakelijk afhankelijk van het aantal studenten in het departement. Het VHTI staat echter zelf ook nog in voor bijkomende fondsenwerving via maatschappelijke dienstverlening, deelname aan onderzoeksprojecten, posthogeschoolvorming en allerhande opleidingen voor derden. Deze extra middelen worden elk boekjaar vooraf ingeschat en voorzien in het budget van de begroting. Het onderhoud en de labo-uitrusting worden bij het begin van het boekjaar opgesteld op het niveau van de opleiding, samen met de lectoren. Na goedkeuring door het departement wordt een budget toegekend. De coördinator van de opleiding staat in voor de budgetcontrole.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Potentiële studenten worden via diverse kanalen op de hoogte gebracht over de inhoud van de aangeboden opleidingen en de opleidingsdoelstellingen. Zo richt de KATHO samen met de KHBO, de KaHo Sint-Lieven en de KULAK ‘KISS’-dagen in (‘Kwalitatieve Informatie in verband met de Studiekeuze voor Studenten’). Verder zijn er de studie-informatiedagen of SID-In’s, Opencampusdagen en een abituriënten-infodag. Die laatste wordt departementaal georganiseerd en is specifiek gericht op secundaire scholen.
260 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Alle initiatieven hebben tot doel de student te informeren, zodat hij of zij een optimale keuze kan maken voor een bepaalde richting. Er is ook aandacht voor de tewerkstellingskansen en knelpunten binnen de opleiding. Studenten die zich komen inschrijven, ontvangen bijkomende informatie door een lector van het departement. De opleiding beschikt over een eigen folder en is zichtbaar op de website van de KATHO, die degelijk is uitgebouwd. Hetzelfde geldt voor de SID-documenten die ook in de cursussen zijn opgenomen. De studie- en informatiedocumenten (SID) geven per onderwijsactiviteit informatie over de inhoud van het opleidingsonderdeel, zowel op het vlak van competenties als op organisatorisch vlak. De opleiding onderhoudt goede banden met de TSO-scholen uit de regio. Lectoren geven er informatie over de opleiding aan laatstejaarsstudenten en zetelen regelmatig in GIP-jury’s. Ze bezoeken ook regelmatig de opendeurdagen om een betere afstemming te krijgen op het opleidingsniveau en het programma. De commissie weet dit te appreciëren. Leerlingen uit het secundair onderwijs kunnen eveneens in het kader van de tweejaarlijkse Wetenschapsweek onder begeleiding van de lectoren aan een specifiek wetenschappelijk of technologisch onderwerp werken. Bij de start van het academiejaar wordt de student ingelicht over het verloop van het jaar. Eerstejaarsstudenten worden onthaald door studenten van het tweede jaar en de klastitularis. Studenten krijgen eveneens een vademecum mee, de studie-infogids, het uurrooster en het studiecontract van de hogeschool, waarin de onderwijsregeling en het examen- en tuchtreglement zijn opgenomen. Verder wordt klassikaal uitleg voorzien over de veiligheidsinstructies en het gebruik van Toledo. Studenten vanuit een zwakkere wiskundige vooropleiding hebben de mogelijkheid om een tweedaagse inhaalcursus wiskunde te volgen. De opleidingscoördinator en/of het departementshoofd screenen studenten die in aanmerking komen voor EVC of EVK. Dit leidt tot het al dan niet toekennen van vrijstellingen. Een derde van de studenten maakt momenteel gebruik van een persoonlijk deeltraject. Verder worden monitoraten ingericht voor de vakken wiskunde, fysica, chemie, elektriciteit, elektronica en mechanica tijdens het academiejaar. De opleiding voorziet bijkomende activiteiten om de studenten tijdens hun opleiding zo goed mogelijk te omkaderen. De leerstijlscreening blijkt facultatief, waarbij het potentieel op vandaag niet voor 100 procent wordt benut. Er is evenwel een gedegen aanpak op het vlak van monitoraat en de groepsessies voor studievaardigheden. Tijdens het academiejaar worden de studenten geïnformeerd door de monitoren en via de valven, naast de traditionele communicatie met de lectoren, de opleidingscoördinator enzovoort. Op Toledo kan elke student de eventuele afwezigheden van lectoren en de uur- en examenroosters consulteren die ter beschikking worden gesteld door de dienst Onderwijs en Kwaliteit. Elke student krijgt een e-mailadres en een login toegewezen, waarmee ze op Toledo op de hoogte worden gebracht van specifieke onderwijsactiviteiten. Tijdens de examenperiodes kunnen de studenten rekenen op de aanwezigheid van een examenombudsman. De functie van ombudsman wordt door twee personen behartigd en is gecombineerd met de functie van studentensecretaris. De ombudsman wordt bij het begin van het academiejaar voorgesteld aan de studenten. Er zijn tijdens de examens speciale faciliteiten voor studenten met leerstoornissen, en er zijn inhaalexamens bij gewettigde afwezigheid. Studenten uit het derde deeltraject ontvangen een evaluatieformulier ‘Stage- en eindwerkattitudes’, waardoor de student op de hoogte is van welke punten zullen worden geëvalueerd. Deze onderwerpen komen eveneens aan bod bij de tussentijdse evaluaties met de stagementor. Door de laagdrempeligheid van het lectorenkorps en de ondersteunende diensten vinden de studenten snel de weg voor bijkomend advies. Ook na de examens zijn er contactmomenten waarop de resultaten met de lectoren kunnen worden besproken en examens kunnen worden ingekeken. Waar persoonlijk advies is vereist, bieden de ombudsman en de medewerkers van STUVO een luisterend oor en helpen zij de student waar mogelijk. Studenten met een persoonlijk deeltraject (PDT) krijgen hierover informatie en feedback bij het begin van het academiejaar. De opleidingscoördinator staat ze hierin bij, maar de uitwerking van een voorstel ligt bij de student.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 261
De opleiding onderkent de moeilijkheid in de opvolging van deze studenten. Bij overlappingen van examens wordt overleg gepleegd met de studentensecretaris, maar deadlines liggen soms heel kort. Er wordt hen eveneens gevraagd een portfolio bij te houden. Op vandaag heeft ongeveer 30 procent van de studenten een PDT. Voor studenten met internationale ambities geeft de coördinator Internationalisering tekst en uitleg. Studenten die willen verder studeren, krijgen duiding via infosessies. Voor het maken van een keuze voor een afstudeerrichting (Klimatisering, Automatisering en Elektromechanica) organiseren de opleidingscoördinator en het lectorenteam op het einde van het eerste programmajaar een infosessie. De vzw STUVO KATHO staat in voor de studentenvoorzieningen. Per campus zijn adviesraden opgezet die rekening houden met de eigenheid van het departement. De centrale inplanting van het hoofdkwartier op de campus verzekert een vlotte bereikbaarheid. Dit vertaalt zich in een stijgende toename van studenten die een beroep doen op de diensten die STUVO aanbiedt. De psychosociale begeleiding bestaat uit een individuele begeleiding enerzijds, met eventuele doorverwijzing, en groepstrainingen anderzijds voor mensen die een individuele begeleiding als een te hoge drempel ervaren. De feedback die de studenten via enquêtes invullen, stelt de dienst in staat optimaal aan de nood van de studenten te voldoen. De studentenpsychologen scholen zich regelmatig bij en nemen deel aan een tweemaandelijkse intervisiegroep. Binnen het departement is een personeelslid voor 30 procent aangesteld voor internationalisering. De studentenmobiliteit wordt departementaal opgevolgd, met ondersteuning door de centrale diensten. Op het niveau van de hogeschool wil men elke KATHO-student een internationale ervaring meegeven door een fysieke ervaring in het buitenland via uitwisselingsprogramma’s, deelname aan buitenlandse studieprogramma’s, of door er zijn stage door te brengen en er zijn eindwerk te maken. Studenten worden ook een buitenlandse ervaring bijgebracht via internationale ontmoetingsweken, het lesgeven door buitenlandse lectoren, een buitenlandse studiereis of het volgen van het keuzevak ‘global issues of the 21st Century’. Studenten worden pas in het derde deeltraject geïnformeerd over de mogelijkheden op het vlak van internationalisering. Er is een beperkte belangstelling van studenten voor een internationale ervaring.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
262 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De dienst Onderwijs en Kwaliteit staat in voor de coördinatie van de kwaliteitszorg. Het diensthoofd is lid van het directiecomité van de hogeschool. Er zijn daarnaast nog overkoepelende coördinatoren voor de projectgroepen Kwaliteitszorg, Onderwijsinnovatie en Studie- en studentenbegeleiding. De overkoepelende coördinator Kwaliteitszorg is lid van de Coördinatorenraad, de Departementale Raad en hij is voorzitter van de projectgroep Kwaliteitszorg. Deze projectgroep komt maandelijks samen en is samengesteld uit een vertegenwoordiger van elk departement. Het kwaliteitsbeleid wordt departementaal verder uitgerold via de werkgroep Kwaliteit, waarin lectoren van algemene vakken zijn vertegenwoordigd. Er is een vijftal vergaderingen, naast de informele contacten. De hogeschool voldoet aan de decretale verplichtingen op het vlak van evaluaties, studietijdmetingen en bevragingen. Er zijn ook instrumenten voorhanden voor de zelfevaluatie van lectoren en coördinatoren. Zij worden via het VTO en de dienst Onderwijs en Kwaliteit aangereikt, maar zijn facultatief van aard, waardoor de lector zelf het initiatief voor een bevraging moet nemen. Het departementaal onderwijs- en kwaliteitsplan omvat de departementale verbeterpunten, opgesomd binnen het geldende zelfevaluatie- en visitatiekader, met een actieplan per academiejaar. De realisatiegraad wordt bepaald door de Coördinatorenraad. De hogeschool hanteert een kwaliteitsmodel dat gestoeld is op zelfevaluatie, de opvolging van de PDCA-cirkel, het EFQM-model en unit management. Dit laatste legt een vorm van prioritisering op aan projectgroepen en departementen. Het EFQM-model wordt om de drie tot vier jaar doorgelicht door middel van een PROZA-meting. Twee- à driejaarlijks vindt een SWOT-analyse plaats tijdens de strategiedagen van het directiecomité, waarbij de departementen hun eigen accenten, noden en mogelijkheden kunnen invullen. De hogeschool werkt aan een boordtabel, zodat de meetindicatoren continu kunnen worden opgevolgd. Dit leidt tot een betere opvolging van de kritische factoren en geeft bijsturingsmogelijkheden door korter op de bal te spelen. Er werd inmiddels al een reeks prestatie-indicatoren bepaald. Er worden tal van instrumenten gebruikt ter evaluatie van resultaten: zelfevaluaties van lectoren en coördinatoren, tevredenheidsenquêtes bij studenten en afgestudeerden, en een bevraging van het werkveld wat de beroeps- en opleidingsprofielen betreft. De PDCA-cirkel wordt gebruikt om de vaststellingen door middel van een actieplan te voorzien. De verbeterpunten worden vier keer per jaar besproken en opgevolgd. De PDCA-fiches zijn terug te vinden op Toledo. Het PROZA-model werd aangewend voor de zelfevaluatie, aangevuld met bevragingen. Er is een duidelijke historiek van bevragingen binnen de hogeschool aanwezig.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 263
Tevredenheidsenquêtes werden uitgevoerd bij de studenten, alumni, lectoren en het werkveld in de periode 20062007. Cijfers zijn vastgesteld voor elk type bevraging of enquête. De commissie stelt echter vast dat de opleiding geen verdere analyse doet van of kritische reflectie aan de dag legt over de behaalde scores op de diverse bevragingen. Uit de resultaten van de personeelstevredenheidsenquête van mei 2007 werd een aantal verbeterpunten gehaald, zoals het aankopen van ICT-voorzieningen, de voorziening van alle verslagen op Toledo en het informeren van collega’s via een nieuwsbrief.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding beschikt over en gebruikt adequate evaluatietools, al dan niet in elektronische vorm, maar moet de resultaten nog met meer aandacht evalueren.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen, die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zowel op hogeschool- als op departementaal niveau is een onderwijsontwikkelings- en kwaliteitsplan aanwezig. Hierdoor worden de verbetertrajecten van een bepaalde prioriteit voorzien en systematisch opgevolgd. De streefdoelen zijn hierin opgenomen, en ze worden door de onderwijscoach opgevolgd. Verder worden de plannen besproken in het directiecomité. De voortgang komt aan bod tijdens de Coördinatieraad, met een stand van zaken op het einde van het academiejaar. Verbeteringstrajecten zijn gedefinieerd. Activiteiten worden gevolgd door evaluaties, die in de coördinatorenraden worden besproken. Van daaruit worden acties gedefinieerd die in de PDCA-cyclus worden meegenomen. Op dat ogenblik komt de Kwaliteitszorgkerngroep samen om de opvolging van de diverse acties te coördineren, met feedback naar Toledo. De commissie stelt vast dat de PDCA-cyclus sinds een jaar niet meer werd opgevolgd door de afwezigheid van de kwaliteitscoördinator. De commissie kreeg via de gesprekken met de belanghebbenden te horen dat, naast de diverse bevragingen, de vele informele contacten de te varen koers mee bepalen. Actiepunten worden opgevolgd en onderverdeeld in categorieën die representatief zijn voor de fase van invoering. Acties zijn erg algemeen opgevat. Op het vlak van internationalisering zijn actiepunten gedefinieerd naar de centrale diensten, maar niet naar de opleidingen. De omkadering en de administratie binnen de opleiding zijn een beperking die niet als dusdanig worden besproken met de opleidingscoördinator. Een doorstroming top-down vanuit het departement naar de opleiding kan hier een nieuwe dynamiek in brengen.
264 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Binnen de opleiding is een kwaliteitszorgvertegenwoordiger actief, die deel uitmaakt van de Kwaliteitszorgkern van het departement. Gemaakte afspraken worden via een vast agendapunt teruggekoppeld in de opleidingsvergaderingen. Plannen moeten regelmatig worden bijgestuurd. De diverse plannen of beslissingen worden niet visueel uitgehangen. Lectoren weten dat ze bestaan en gaan ervan uit dat de geplande punten met de lectoren worden besproken. De commissie stelt vast dat de opleiding en het departement verbeteringsacties opzetten en implementeren. Tezelfdertijd blijken gedeeltelijke verbeteringen alsnog informeel te worden doorgevoerd. Uit de gesprekken tijdens de visitatie blijkt dat de systematiek weinig doorleefd is voor wat het doorvoeren van verbeteringen betreft. De commissie constateert dat individuele acties vanuit de opleiding tot verbeteringen leiden. Er blijkt evenwel een nood aan een meer gestructureerde aanpak van kwaliteitszorg op het niveau van de opleiding, met ondersteuning door de dienst Kwaliteit vanuit het departement.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stelt vast dat de opleiding gedeeltelijke verbeteringen op een informele manier doorvoert. De commissie verwacht een meer gestructureerde aanpak op het niveau van de opleiding, geschraagd door de departementale kwaliteitszorg. De commissie vraagt de opleiding met aandrang om een formeel kwaliteitszorgsysteem in de opleiding verder te implementeren.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op hogeschoolniveau is kwaliteitszorg een deel van de dienst Onderwijs en Kwaliteit, waarbij het diensthoofd deel uitmaakt van het directiecomité. De overkoepelende coördinator Kwaliteitszorg zit maandelijks samen met de departementale coördinatoren Kwaliteitszorg in de Coördinatorenraad. Deze raad vormt de communicatiebrug van en naar het personeel, de Studentenraad, de Departementale Raad en het Departementaal Onderhandelingscomité. Binnen de departementale kerngroep voor kwaliteitszorg zetelen vertegenwoordigers van elke opleiding. Zij staan in voor de opvolging van verbeterpunten via de PDCA-opvolgingsformulieren. De studenten participeren door hun vertegenwoordiging in de Departementale Raad, en kunnen daarnaast via de Studentenraad en de ombudsman eigen voorstellen formuleren. De klasvertegenwoordigers zijn automatisch lid van de Studentenraad. De commissie ziet dit als een positief gegeven om de inspraak van de student te verzekeren. De opleidingscoördinator belegt periodiek een vergadering met alle klasvertegenwoordigers. De examenroosters worden een maand voor de aanvang van de examenperiode samen met de klasvertegenwoordigers doorgenomen. Feedback naar de studenten vindt eveneens via de klasvertegenwoordigers plaats en ook via de valven.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 265
De Departementale Studentenraad bestaat uit alle klasvertegenwoordigers, en staat onder leiding van de studentensecretaris of ombudsman. Van daaruit worden twee klasvertegenwoordigers afgevaardigd naar de Studentenraad van de hogeschool. De klasvertegenwoordigers worden aangeduid en na enkele maanden voor de drie jaar verkozen door de klasgroep. Studenten worden ook betrokken bij de Departementale Raad en de Academische Raad, waar ze in contact komen met de resultaten van evaluaties uit de kwaliteitszorg en de curriculumvernieuwing. De STUVO-adviesraad biedt de student een klankbord voor voorstellen en wisselwerking in communicatie van en naar de raad van bestuur. Studenten worden betrokken bij de decretale evaluaties van lectoren. De resultaten worden elektronisch teruggekoppeld. De lector kan op eigen initiatief een verzoek indienen om zo feedback te krijgen over het doceergedrag. Verder zijn er bevragingen over de tevredenheid en focusgesprekken naar studentengagement, naast de informele contacten. De commissie staat positief ten aanzien van de laagdrempeligheid tussen lector en student, zodat feedback spontaan wordt gecapteerd. Het werkveld wordt bevraagd in het kader van curriculumwijzigingen. De alumni worden eveneens bevraagd, maar de commissie ervaart een beperktere inbreng. Een uitgebreide toetsing met het werkveld vond wel plaats voor de afstudeerrichting industrial management. In de regio blijkt een groot tekort aan technisch-commerciële mensen, en daarop heeft de hogeschool goed ingespeeld. Oud-studenten maken deel uit van de Departementale Raad, waardoor de interactie wordt bevorderd. De Bedrijvencontactdag, de Opencampusdagen en stages en eindwerken geven aanleiding tot heel wat informeel overleg met het werkveld. In de loop van de opleiding wordt een aantal bedrijfs- en (meerdaagse) beursbezoeken ingericht, maar dit is niet in alle afstudeerrichtingen het geval. Het kan zowel om binnen- als buitenlandse bezoeken gaan. Studenten komen op die manier in contact met verschillende bedrijven die zich in hun specifieke interessesfeer bevinden. Het opleidingssecretariaat koppelt vacatures terug aan afgestudeerden. De contactgegevens van afgestudeerden kunnen er, indien gebruikt voor tewerkstelling, door bedrijven worden verkregen. De opleiding zorgt voor navorming en bijscholing, waaraan alumni en mensen uit het werkveld kunnen deelnemen. Het kenniscentrum HVAC biedt een meerwaarde voor de studenten en de industrie. Uit de contacten met het secundair onderwijs via de geïntegreerde proeven werden de opdrachten voor labo’s bijgesteld. Door de daling van labo’s in het secundair onderwijs, met een wijziging van de karakteristieken van de studenteninstroom tot gevolg, werd de curriculumwijziging doorgevoerd. Het secundair onderwijs werd hiervoor uitgenodigd om dit te bespreken. Ten slotte vloeit de kennis uit IWT-projecten terug naar de diverse opleidingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een verbetering van het betrekken van de alumni bij de kwaliteitszorg van de opleiding.
266 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 267
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het algemeen opleidingsniveau van de studenten voldoet aan de verwachtingen. Dit wordt bevestigd door het werkveld. Het gebrek aan talen in het curriculum wordt door het werkveld als aandachtspunt voor de opleiding weerhouden. Algemeen is het werkveld evenwel tevreden over de kwaliteit van de afgestudeerden. Het werkveld gaf aan dat de studenten een brede basis meekrijgen, maar dat specialisatie en verdieping in het bedrijf moet worden georganiseerd. Dit is voor het werkveld deels te verklaren door de daling van het aantal contacturen. Voor de afstudeerrichting klimatisatie betreurt het werkveld de specialisatie vanaf het tweede deeltraject, door de inrichting van het gemeenschappelijke jaar binnen de opleiding EM. Dit wordt gekaderd in de snelle evolutie binnen het vakdomein. Het werkveld vraagt eveneens meer aandacht voor planning, logistiek en economie binnen de afstudeerrichting Industrial management. De commissie waardeert de sterke, zij het informele betrokkenheid met de opleiding. Anderzijds leveren de veelvuldige contacten van de lectoren met het beroepenveld en de feedback bij eindwerkjurering en stagebezoeken heel wat stof op voor bijsturing en actualisatie van het curriculum. Het geïntegreerde project en de eindwerkopdracht worden als sluitstuk van de opleiding aanzien. Vier jaar geleden heeft de opleiding daarom beslist om het laatste semester volledig lesvrij te maken. De studenten zijn in staat om op basis van de verworven competenties en opgedane kennis als beginnende beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. De nieuwe afstudeerrichting Industrial management is een goed initiatief, en wordt actief opgevolgd en bijgestuurd vanuit een gemotiveerd lectorenkorps. De opleiding hecht belang aan de infrastructuur, zodat de studenten de kans krijgen om op actuele toestellen de praktijkgerichtheid onder de knie te krijgen. Hiervoor zijn onder meer bepaalde labo’s van bestemming gewijzigd of heringericht. De respons van bedrijven op eindwerkstages is groot, met vaak ook spontane aanvragen. Enkele eindwerken werden over de jaren bekroond met prijzen. Het werkveld bevestigt de brede inzetbaarheid en de kwaliteit van de afgestudeerden. Op het vlak van studentenmobiliteit waren er in 2007/2008 geen uitgaande studenten voor Elektromechanica. De voorgaande academiejaren was dit beter. Hierdoor ligt het aantal uitgaande studenten op het departement op 3 procent, terwijl er de jaren ervoor beter werd gescoord (respectievelijk 8,5 en 11 procent). Binnen de verhouding uitgaande en inkomende studenten is geen duidelijke trend merkbaar. Het aantal inkomende studenten ligt evenwel steeds hoger dan de uitgaande studentenstroom.
268 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
De lectorenmobiliteit ligt heel laag. In de laatste drie academiejaren waren er geen inkomende lectoren, en was er slechts één uitgaande lector. Studenten komen in contact met hun toekomstige werkveld door de stage, het geïntegreerde project, het eindwerk, de eindwerkverdediging, bedrijvencontactdagen, studie- en bedrijfsbezoeken en een eventuele vakantiejob. De opleiding heeft een goed beeld van de functie en het type tewerkstelling van de afgestudeerden. Allen vinden ze werk binnen de zes maanden. De meerderheid ervaart dat de job aansluit bij haar opleiding. De startcompetenties en het actualiteitsgehalte worden door alle ondervraagden als voldoende ervaren. De praktijkgerichtheid scoort zwakker, met 31 procent van de respondenten dat een onvoldoende geeft. Hierop heeft de opleiding, na consultatie met het werkveld, binnen de afstudeerrichting automatisatie nieuwe vakken geïntroduceerd, om het profiel beter te laten aansluiten bij de bedrijfswereld. Binnen de afstudeerrichting industrial management werden bepaalde leerinhouden verschoven. Voor het volgende academiejaar wordt Six Sigma opgenomen in het vak kwaliteitszorg van het derde deeltraject. De afgestudeerden zijn over het algemeen tevreden over hun opleiding. Dit wordt gestaafd door de resultaten van de alumnibevraging.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om de mogelijkheden op het vlak van internationalisering te stimuleren en kenbaar te maken, om de deelname te bevorderen. De commissie ondersteunt het werkveld in zijn vraag naar het inbedden van talen in het curriculum en naar de uitdieping van planning, logistiek en economie binnen de afstudeerrichting Industrial management.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De hogeschool gaat ervan uit dat elke ingeschreven student moet kunnen starten met een kans van 100 procent om te slagen. Hierdoor staat men erop objectieve informatie te geven en de aandacht te vestigen op de eigenschappen van de opleiding. De student wordt zo goed mogelijk ingelicht. Toch blijkt een deel van de studenten vervroegd uit te vallen omwille van diverse redenen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 269
Niettegenstaande deze aanpak heeft een aantal studenten zich wellicht vergist van opleiding of hebben ze andere talenten. Door deze diversiteit worden de studenten meestal na het eerste academiejaar geconfronteerd met de gevolgen van deze verkeerde keuze. Daarom is de uitval van studenten op het einde van het eerste academiejaar ook significant groter dan in de volgende jaren. Spijbelgedrag is geanalyseerd. Er worden verscheidene acties ondernomen om de slaagkansen van studenten te garanderen: monitoraat, opfriscursussen enzovoort. De vooropleidingen van instromende studenten zijn goed gedefinieerd en in kaart gebracht. Voor de berekening van de slaagcijfers, werden de studenten met een geïndividualiseerd traject ingedeeld in het jaar waarin ze de meeste studiepunten hebben behaald. De analyse van de slaagcijfers van de laatste vijf academiejaren geven in het eerste deeltraject een gemiddeld slaagcijfer van 69,8 procent. Als dit gerelateerd wordt aan het aantal deelnemende studenten aan de examens is dit 85,6 procent. Voor het tweede deeltraject bedraagt het gemiddelde slaagcijfer 90,8 procent, wat in het derde deeltraject uitmondt in 95,6 procent. De commissie is aangenaam verrast dat de uitval in het eerste jaar laag is, met goede slaagcijfers op het einde van de opleiding. Een mogelijke reden hiervoor is de geconstateerde lage studielast van het programma. 84 procent van de studenten studeert op tijd af; 13 procent heeft er een jaar langer voor nodig. Drie procent van de studenten had er nog meer tijd voor nodig. Dit komt neer op een gemiddelde studieduur van 3,21 jaar. De opleiding onderkent de uitdaging bij persoonlijke deeltrajecten naar behoud van de studieduur. De commissie waardeert de systematiek waarmee drop-out in kaart werd gebracht en de verdere opvolging naar de student.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan erover te blijven waken dat de gemiddelde doorlooptijd als gevolg van de flexibilisering niet verder toeneemt.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
270 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is vlot leesbaar en geeft een realistisch beeld van de opleiding. De bijlagen verduidelijken de aangebrachte inhoud. Uit het ZER blijkt dat het team een heldere en realistische kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg : onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 271
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud
score onderwerp
voldoende voldoende goed – IM: voldoende voldoende voldoende goed voldoende OK voldoende goed
Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel
voldoende n.v.t. voldoende
Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
voldoende goed voldoende
voldoende
voldoende goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: De professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica, met als afstudeerrichtingen: Elektromechanica Automatisering Klimatisering
272 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Hoofdstuk 8 Plantijnhogeschool – Hogeschool van de Provincie Antwerpen Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de Plantijn Hogeschool Het Provinciaal (Hoger) Technisch onderwijs in Boom werd opgericht in de jaren 1960 en bood toen de opleidingen Technisch ingenieur en Elektromechanica (B1) aan. Na de hervorming van het hoger onderwijs in 1977 kon de opleiding Technisch ingenieur niet worden omgezet naar Industrieel ingenieur, en werd zij omgedoopt tot een graduaatopleiding Industrieel onderhoud. In de jaren 1980 werd de afdeling Industriële onderhoudstechnieken ondergebracht in de opleiding EM, gevolgd door de opties Klimatisatie in 1989 en Meet- en regeltechnieken in 1995. In 1995 ontstond de Hogeschool van de Provincie Antwerpen (HPA) uit de fusie van vier provinciale hogere instituten en één vrij gesubsidieerd hoger instituut. De opleiding Elektromechanica kreeg hierdoor een afzonderlijke directie toegewezen. Na een verdere groei tot meer dan 2500 studenten werd de hogeschool in 1999 omgedoopt tot de Plantijn Hogeschool van de Provincie Antwerpen en verhuisde zij naar een nieuwe campus. Sinds de omvorming tot autonoom provinciebedrijf in 2000 draagt de hogeschool de volledige verantwoordelijkheid voor haar werking. In 2001 werd de Plantijn Hogeschool samen met de Universiteit Antwerpen, de Hogeschool Antwerpen, de Karel de Grote-Hogeschool en de Hogere Zeevaartschool opgenomen in de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA). In het academiejaar 2004-2005 werd een nieuwe afstudeerrichting opgezet: Technisch-commercieel adviseur, in 2006-2007 gevolgd door de afstudeerrichting Automatisering. Het departement EM telt één opleiding: de professionele bachelor Elektromechanica, met vijf afstudeerrichtingen: Onderhoudstechnologie (OHT), Klimatisering (KLM), Automatisering (AUT), Procesautomatisering (PRA) en Technisch-commercieel adviseur (TCA).
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 273
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Wat niveau en oriëntatie betreffen, voldoet de opleiding aan de decretaal opgelegde normen op het vlak van de algemene en beroepscompetenties, en aan het door de commissie vooropgestelde domeinspecifieke referentiekader. De hogeschool heeft binnen haar missie oog voor de kwaliteit van het geboden onderwijs, dat gericht is op de arbeidsmarkt en de internationale context. Ze wil de klemtoon plaatsen op zowel kennis als de ontwikkeling van de student, vanuit een organisatie die innoverend en toekomstgericht wil inspelen op de vraag naar levenslang leren. Elk departement steunt deze zienswijze en vertaalt die in strategische en operationele doelstellingen. Het beleid binnen de Plantijn Hogeschool is gericht op vijf pijlers: competentiegericht onderwijs, studentenbegeleiding, internationalisering, ICT-vaardigheden en studentenparticipatie. De diverse uitgangspunten zijn duidelijk in kaart gebracht. Dit beleidskader wordt als basis genomen voor de curriculumontwikkeling en onderwijsorganisatie van de opleidingen. Het onderwijsbeleid van zowel de hogeschool als de departementen is gebonden aan de infrastructurele, financiële en personeelsgebonden randvoorwaarden. Hiervoor heeft het departement Elektromechanica door middel van actieve maatschappelijke dienstverlening geldstromen weten aan te trekken om de laboratoria bij te sturen naar actuele ontwikkelingen. Het directiecomité, het Hogeschool Onderhandelingscomité en de Academische Raad zijn de diverse inspraakorganen voor de departementen. Op departementaal niveau werd een eigen missie opgemaakt door de werkgroep Integrale Kwaliteitszorg, met doorstroming in een duidelijk vastgesteld strategisch plan dat verder opgevolgd wordt door de TRIS-methodiek aan de hand van actieplannen. De eigen missie steunt op de pijlers die vanuit de hogeschool zijn vastgelegd, met bijkomende aandacht voor veiligheid en professionalisering. De opleidingsdoelstellingen geven de algemene, algemeen beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties weer die worden nagestreefd. Die zijn weerspiegeld in de ECTS-fiches, die de studenten kunnen consulteren via internet of intranet. Het opstellen van de doelstellingen vond plaats met oog voor de eisen zoals gesteld in het
274 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
Structuurdecreet, en staan als dusdanig beschreven in het Hoger Onderwijsregister (HOR). De ECTS-fiches worden jaarlijks bijgewerkt, samen met de departementale ‘Wegwijs’ en de stage- en eindwerksyllabus. Studenten hebben verder toegang tot de missie van de opleiding via het elektronische leerplatform Blackboard, de ‘Plantijnmail’, de catalogi van de bibliotheek, databanken en e-Campus. Er zijn ook gedrukte documenten ter beschikking. De opleiding heeft een matrix uitgewerkt waarin de competenties vanuit het Structuurdecreet in relatie worden gebracht met de kerncompetenties die door de opleiding zijn gedefinieerd. Acht kern- of algemene competenties zijn vastgesteld. Deze zijn: denk- en redeneervaardigheid; communicatievaardigheid, en het verwerven en verwerken van informatie; vermogen tot kritische reflectie; projectmatig kunnen werken; creatief vermogen; leiderschapsvaardigheden; communicatievaardigheden; een ingesteldheid tot levenslang leren. Overkoepelend voor de vijf afstudeerrichtingen zijn zeven algemene beroepsgerichte competenties gedefinieerd: teamgericht kunnen werken; oplossingsgericht kunnen werken; vermogen om zinvolle oplossingsstrategieën te ontwikkelen en toe te passen; besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid; flexibiliteit en doorzettingsvermogen; complexe taken en probleemsituaties kunnen definiëren; analyseren en oplossen, en zelfstandig en oplossingsgericht kunnen werken. De competentiematrix werd per afstudeerrichting opgesteld door middel van de ECTS-fiches. De doelstellingen worden toegelicht tijdens de SID-In-beurzen voor potentiële laatstejaarsstudenten uit het secundair onderwijs en tijdens de ‘Doedagen’ voor dezelfde doelgroep. Diverse initiatieven worden ondernomen om de doelstellingen kenbaar te maken aan belanghebbenden.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 275
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft de eindkwalificaties bij een breed beroepenveld uit binnen- en buitenland getoetst. Het curriculum bestaat uit een gemeenschappelijk eerste deeltraject, met doorgedreven specialisatie in het tweede en derde deeltraject. De enige uitzondering hierop is de opleiding technisch-commercieel adviseur. Binnen het eerste jaar wordt gedifferentieerd. Op basis van de voorafgaande discussies met het werkveld bij het opstarten van deze opleiding worden specifieke verkoopscompetenties aangereikt, maar wordt de opening gelaten om over te stappen naar een andere afstudeerrichting, als blijkt dat een verkeerde studiekeuze werd gemaakt. De opleiding heeft per afstudeerrichting een inventarisatie opgesteld van de waaier aan beroepenvelden waar de student in kan terechtkomen. De afstemming op zich vond zowel via formele als informele kanalen plaats. Op basis van dit netwerk worden een permanente toetsing en aanpassing van het programma gerealiseerd. Stage- en eindwerkbezoeken zijn een toetssteen voor de afstemming van de opleiding aan de noden van het werkveld. De internationale samenwerkingsprogramma’s, zoals Socrates-Erasmus en de Leonardo-projecten laten een toetsing in een bredere internationale context toe. Feedback van externe juryleden bij mondelinge examens aanziet de opleiding eveneens als waardevol, net als de vertegenwoordiging van het werkveld in de Departementale Raad. De lectoren blijven op de hoogte van actuele ontwikkelingen door nauwe contacten te onderhouden met externe deskundigen, onder wie mensen van onder meer VIK, BEMAS, KVIV, RTC Antwerpen, VOKA en Agoria. Verder spijkeren ze hun kennis bij door deelname aan PWO-projecten, het doornemen van vakliteratuur, en het bijwonen van studiedagen en voordrachten. Elke lector engageert zich om tien werkdagen bedrijfsstage te lopen na vijf jaar uit het beroepsveld te zijn gestapt. Het grootste deel van het budget wordt besteed aan technische investeringen. De opleiding engineert de aankoopprojecten zelf, om zo dicht mogelijk de praktijksituaties te evenaren. De diverse discussies met industriële toeleveranciers, constructeurs en integratoren leidt tot bijkomende ervaringen, die door middel van cursussen, laboboeken en de didactische uitrusting terugvloeien naar de student. De doelstellingen van de opleiding Elektromechanica zijn afgestemd op de werkzaamheden van de VLOR en de SERV, waar de opleiding eveneens aan heeft meegewerkt, en bijgevolg ook op de andere Vlaamse hogescholen die de opleiding aanbieden. De inrichting van de ‘Dag van het Leren’, waarop zowel eigen lectoren als sprekers van andere hogescholen thematische workshops geven, zorgt voor een verdere afstemming. Overkoepelend voor de vijf afstudeerrichtingen binnen de opleiding Elektromechanica wordt gewerkt met veertig beroepsspecifieke competenties. Een aantal wordt al in het eerste deeltraject geïntroduceerd, met een verdere doorstroming doorheen het tweede en derde deeltraject. De commissie apprecieert de manier waarop de opleiding per afstudeerrichting de beroepsspecifieke competenties heeft uitgeschreven. Deze competenties zijn SMART. Op internationaal vlak heeft het departement samenwerkingsverbanden met OULU (Finland), de Hogeschool van Amsterdam (Nederland) en de Hogeschool Zeeland (Nederland), waar concrete samenwerkingsvormen en projecten zijn uitgewerkt. De opleiding besteedt aandacht aan de contacten met het secundair onderwijs. Daardoor zetelt de opleiding al jaren in het RTC van Antwerpen. Jaarlijks worden dan ook RTC- of ‘Doedagen’ ingericht, om studenten van het secundair onderwijs in contact te brengen met de technologische ontwikkelingen in het vakgebied. Hierdoor komen heel wat secundaire scholen op deze activiteiten af, wat informatie oplevert over de inhoud en organisatie van het secundair onderwijs.
276 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
Er is aandacht voor een brede basisvorming, waardoor het gemeenschappelijke traject pas gesplitst wordt in de diverse afstudeerrichtingen in het tweede deeltraject. De opleiding schept binnen de opleiding een kader dat gebaseerd is op een gedegen basiskennis, door het aanbieden van een sterk praktijk- en beroepsgerichte opleiding. Hiervoor wordt de theorie in een breder perspectief geplaatst, met aandacht voor communicatieve en sociale vaardigheden met teamwerk. De opleiding beoogt de ontwikkeling en uitdieping van het probleemoplossende denken en handelen, met het in acht nemen van veiligheid, en milieubewust denken en werken. Kwaliteitsborging integreert deze verschillende aspecten. Bijkomend wordt de student aangemoedigd tot zelfstudie en zelfsturing. Uit het ZER en de gesprekken met de betrokkenen blijkt dat het team een heldere kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: goed
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 277
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het curriculum is modulair opgezet en gericht op het verwerven van competenties om als beginnende beroepsbeoefenaar aan het werk te kunnen. De opleiding heeft de ECTS-fiches van de verschillende opleidingsonderdelen gedetailleerd uitgewerkt. Door deze ECTS-fiches opnieuw vooraan in elke cursus op te nemen, kan de communicatie naar de studenten nog verbeterd worden, als aanvulling op de ECTS-database. Maar voor de algemene en beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties heeft deze opleiding vernieuwende werkvormen succesvol in de praktijk gebracht. De commissie denkt hierbij aan projectwerk, multiprojecten, het ‘Specifiek Alternatief Programma’, de bedrijfsstages en het eindwerk. Theoretische opleidingsonderdelen worden gevolgd door toepassingen en oefeningen in andere opleidingsonderdelen. Dit verduidelijkt de linken tussen opleidingsonderdelen, en geeft de student inzicht waarom basisvakken in het programma zijn opgenomen. Competentieontwikkeling komt voornamelijk aan bod tijdens de labo’s, zowel via de opdracht als de uitdieping van vaardigheden onder de vorm van werken tegen deadlines, leidinggevende capaciteiten, teamwerk en sociale vaardigheden. Het eerste en tweede deeltraject worden gekenmerkt door de verwerving van competenties in een bepaald vakdomein. Het opleidingsonderdeel multiprojecten, met zowel in-huis- als uit-huisprojecten, verplichten de student tot de integratie van kennis van verschillende vakgebieden uit een opdracht in een totaaloplossing met weergave in een projectdataboek. De studenten worden geconfronteerd met praktische uitdagingen die hen ertoe nopen gepaste oplossingen uit te werken en te verdedigen. De te verwerven competenties zijn in een ‘competentiekapstok’ gegoten. De professionele gerichtheid komt tot uiting in het programma door de uitgebreidheid aan labo- en praktijksessies, de multiprojecten, en de stage en het eindwerk. De eindkwalificaties werden ten slotte afgetoetst bij het relevante beroepenveld, en de diverse overlegstructuren en werkgeversorganisaties. Elk opleidingsonderdeel bestaat uit drie trappen – inleidend, uitdiepend of gespecialiseerd – die in lijn liggen met de fasering van de drie deeltrajecten. Binnen de ECTS-fiches is er een verdere onderverdeling naar kernonderwijseenheden voor theoretische vakken en kernondersteunende opleidingsonderdelen onder de vorm van practica en labo’s. De opleiding heeft duidelijke leerlijnen vastgelegd doorheen het curriculum. Op het vlak van internationalisering worden elk academiejaar doelstellingen geformuleerd in overleg met het departementshoofd en de centrale Internationale Dienst. Er is regelmatig overleg binnen de departementale
278 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
werkgroep. De departementale internationale coördinator neemt deel aan de vergaderingen van de Plantijn International Office. Interdepartementaal overleg komt eveneens aan bod. Diverse acties op het vlak van internationalisering zijn geïnitieerd. Het traject naar internationale uitwisseling, gaande van selectie tot en met opvolging, is samen met de Internationale Dienst uitgewerkt. De hogeschool beoogt een maximale verdeling van het jaarlijks beursbudget voor studentenmobiliteit. Verschillende projecten werden al tot een goed einde gebracht, en passen steeds in de internationale toetsing van de bacheloropleidingen, en de optimalisatie en afstemming van het curriculum. Het elektronische leerplatform Blackboard en de virtuele e-Campus verhogen de verbinding tussen de thuisblijvende studenten, lectoren en uitgaande studenten. De internationale dimensie wordt eveneens overgedragen naar alle studenten door een internationale context te creëren in de industriële projectweek. Dit wordt gerealiseerd door deelname van buitenlandse studenten. De PITwerkgroep neemt initiatieven om nieuwe partnerinstellingen aan te trekken voor mogelijke samenwerkingsverbanden. Lectorenmobiliteit concretiseert zich in een samenwerking met buitenlandse hogescholen en in buitenlandse stagebezoeken. Zo zijn er samenwerkingsverbanden met de Hogeschool van Amsterdam, in het kader van het Nemo-project en de industriële projectweek. Anderzijds neemt het departement EM deel aan het hogeschoolbrede ‘DoLeLe’-project, dat samen met de Hogeschool Zeeland, secundaire scholen en de Universiteit Antwerpen is opgezet. Lectoren worden zo veel mogelijk betrokken bij de buitenlandse stages door de integratie van één stagebezoek per buitenlandse stageplaats, waardoor een mogelijke afstemming kan worden verkregen naar de eigen opleiding. Het gebruik van Frans videomateriaal in de afstudeerrichting TCA is eveneens het resultaat van een samenwerking met de IUT-Quimper uit Brest (Frankrijk). Onderwijsontwikkelingen uit binnen- en buitenland worden nauwgezet opgevolgd. Dit heeft inmiddels geleid tot de integratie van activerende werkvormen in onder meer het tweede deeltraject onderhoudstechnologie. Verder zijn oefensessies, multiprojecten, de industriële projectweek en het VIP- en SAP-programma voorbeelden van vernieuwende onderwijsontwikkelingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om de ECTS-fiches prominenter onder de aandacht te brengen, zodat de communicatie naar de studenten verder kan worden verbeterd.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden, en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 279
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding besteedt voldoende aandacht aan kennisontwikkeling, en neemt hiervoor verscheidene initiatieven om de kennis uit de beroepspraktijk binnen te brengen. Anderzijds is er ook oog voor het bijbrengen van beroepsvaardigheden. Labo’s en praktijklessen, de invoering van aangepaste werkvormen en de aandacht tot levenslang leren leveren hieraan een belangrijke bijdrage. De stage en het eindwerk in het derde deeltraject vormen het sluitstuk bij het verwerven van werkveldervaring en om als beginnende beroepsbeoefenaar aan de slag te kunnen. De studenten worden hierop voorbereid door vakoverschrijdende opdrachten onder de vorm van multiprojecten en door een multidisciplinaire taak die door het werkveld wordt aangeleverd (industriële projectweek). De commissie waardeert de aanpak van de opleiding om projectmatig werken in te bedden in het curriculum. De integratie van de multiprojecten in een intensive program wekt nog grotere verwachtingen. De opleiding streeft naar een basisonderwijsaanbod dat nauw aansluit bij de beroepspraktijk. Actuele ontwikkelingen in het vakgebied worden opgevolgd en afgetoetst met bedrijven, alumni, vakbeurzen en opleidingen, en met collega’s met beroepservaring. Voor elke afstudeerrichting werden actuele ontwikkelingen die een impact kunnen en zullen hebben op de opleiding in kaart gebracht. Hiervoor zijn gefaseerde actieplannen opgemaakt. Het programma van elke afstudeerrichting is gericht op en getoetst aan de verwachtingen van het beroepenveld. Op het vlak van maatschappelijke dienstverlening onderneemt de hogeschool diverse acties. De inrichting van RTC-onderhoudsactiedagen voor het secundair onderwijs, cursussen in samenwerking met de VIK, PWOprojecten en de uitwerking van opdrachten voor bedrijven zijn hier slechts enkele voorbeelden van.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft een aantoonbaar samenhangend programma. Er zijn duidelijke leerlijnen vastgesteld die evolueren van algemene naar gespecialiseerde vakinhouden. De samenhang wordt voor de student duidelijk gemaakt door de modulaire opbouw van de verschillende opleidingsonderdelen, met aandacht voor de interactie tussen opleidingsonderdelen. Er wordt een optimale afstemming beoogd, waarbij overlappingen tussen de opleidingsonderdelen werden weggewerkt. Op het vlak van individuele trajecten heeft de student de keuze tussen een diploma-, credit- of examencontract. Wanneer studenten creditbewijzen of vrijstellingen hebben verworven uit een programmajaar waarvoor zij niet zijn geslaagd, kunnen zij dit aanvullen met opleidingsonderdelen uit een volgend academiejaar, voor zover de volgtijdelijkheid niet in het gedrang komt. Dit wordt eveneens in de ECTS-fiches weergegeven.
280 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
De commissie stelt vast dat de samenhang binnen het normtraject gegarandeerd is. De opleiding steunt bij de opmaak van flexibele leertrajecten eveneens op de zelfredzaamheid van de student en de aangeboden concordantietabel.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een afdoende begeleiding van de student in het kader van de flexibele leertrajecten, gezien de huidige dynamiek naar curriculumaanpassingen.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Ter bevordering van de studeerbaarheid en volgtijdelijkheid opteert de opleiding voor een afronding van elk opleidingsonderdeel na elke module van negen weken. De decretale bepaling om opleidingsonderdelen toe te kennen van minimaal drie studiepunten heeft geleid tot een verdere opdeling in kleinere onderwijseenheden. Deze spreiding en clustering van kleinere eenheden verdeelt de studielast. Het stelt de student eveneens in staat om bij een minder resultaat bij een component van een opleidingsonderdeel dit alsnog te kunnen ophalen via de
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 281
overige componenten. Dit biedt mogelijkheden naar motivatie en het herpakken van eerstejaarsstudenten in de loop van het academiejaar. Credits worden enkel op het niveau van het opleidingsonderdeel toegekend. De opleiding heeft de studiebevorderende- en belemmerende studiefactoren duidelijk in kaart gebracht. De studietijdmetingen worden uitgevoerd per academiejaar door middel van tijdschrijven. Studenten worden geselecteerd om wekelijks hun studietijd bij te houden. Resultaten worden na elke lesmodule aan de lectoren en studenten teruggekoppeld, en worden verder geanalyseerd in de stuurgroep, met bespreking in de Lectorenraad. Dit geeft de mogelijkheid tot bijsturing tijdens het academiejaar. Er vonden in de afgelopen jaren diverse bijsturingen plaats van het systeem van studietijdmetingen. Studenten met een individueel traject worden evenwel niet meegenomen in de meting. Alle opleidingsonderdelen worden bevraagd. Metingen vinden wekelijks plaats om de spreiding van de studietijd over het academiejaar te kunnen analyseren. Het blijkt evenwel niet evident voor de procesbegeleiders om de studenten blijvend te motiveren om de studietijd met een dergelijke frequentie bij te houden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert dat de opleiding blijft sleutelen aan een goede methodiek voor studietijdmetingen, en waar nodig de noodzakelijke wijzigingen in het curriculum doorvoert.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De heterogene studenteninstroom stuurt de opleiding in het brengen van elke student op hetzelfde niveau qua basiskennis, vaardigheden en attitudes. In deze fase wordt hoofdzakelijk gebruikgemaakt van hoorcolleges waarbij praktijkgerichte oefeningen worden ingebouwd, die op hun beurt opnieuw verband houden met andere opleidingsonderdelen. De wekelijkse oefensessies stellen de student in staat om in groepsvorm de leerstof op een alternatieve wijze te verwerken en om eigen lacunes in kennis op te sporen. De lector treedt op als coach en bewaakt het goede verloop van het zelfstudieproces bij de student. De verworven basiskennis wordt verder uitgediept in de labosessies door middel van didactische proefopstellingen en competentiegerichte werkvormen. Elke module wordt afgesloten met een monitoraat op initiatief van de student. Het tweede deeltraject kenmerkt zich door de nadruk op het vakoverschrijdende denken en de bevordering van het probleemoplossende vermogen. Labo en practica winnen aan belang met de integratie van projectwerk in de opleidingsonderdelen tribologie en project industriële elektronica. Binnen het derde deeltraject ligt de klemtoon op het studieproces van de student, waarbij projectwerk centraal staat. Vak- en disciplineoverschrijdende projecten worden geïntroduceerd, zodat de student tot professional kan evolueren. De stage en het eindwerk vormen het sluitstuk van de opleiding, waarin de student kan aantonen dat hij zich de aangereikte competenties, vaardigheden en kennis eigen heeft gemaakt.
282 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
De opleiding heeft een waaier aan didactische werkvormen geïntroduceerd. De specifieke keuze per werkvorm is vastgelegd binnen de ECTS-fiches. Om een antwoord te bieden aan de stijgende variatie aan instroomkenmerken werden twee gedifferentieerde trajecten (VIP en SAP) aan het reguliere programma toegevoegd. Voor de beide trajecten werd projectwerk geïntegreerd, wat de commissie wist te waarderen. Het projectwerk is ook sterk vertegenwoordigd door middel van de multiprojecten, de industriële projectweek en het portfolioproject ‘Verkoop’ binnen de afstudeerrichting technisch-commercieel Adviseur. Het departement heeft oog voor onderwijsvernieuwing in binnen- en buitenland, en werkt hiervoor samen met buitenlandse partnerinstellingen. Er worden diverse onderwijsvormen gebruikt, van traditionele borden en overheadprojectoren tot PowerPointpresentaties en smartboards. Relevante informatie wordt ter beschikking van de student gesteld via de elektronische leeromgeving Blackboard. Dit wordt aangevuld met syllabi en specifieke handboeken. Studenten hebben toegang tot referentiewerken en andere wetenschappelijke publicaties en databanken in de bibliotheek. Didactisch materiaal uit de industrie wordt waar mogelijk toegepast. Practica bij commerciële vakken worden door de student thuis voorbereid, en door middel van rollenspellen ingeoefend en op camera opgenomen om klassikaal te worden besproken. De vakinhouden worden ondersteund door actuele didactische standen in de labo’s. Verder beschikt het virtuele netwerk e-Campus over de nodige software en digitale syllabi ten dienste van de student.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Binnen het eerste en tweede deeltraject wordt elke module door een examenreeks van twee weken afgerond, zonder een blokperiode te voorzien, doordat in totaal drie examenperiodes zijn vastgelegd. In het derde deeltraject zijn slechts twee examenperiodes voorzien. De ECTS-fiches geven de evaluatiewijze aan. Examenroosters worden door de studenten opgemaakt, en via de klasvertegenwoordigers teruggekoppeld en besproken met de opleidingscoördinator en het departementshoofd. De roosters worden ten minste twee weken voor de examens bekendgemaakt. Er zijn specifieke bepalingen voor inhaalexamens in het kader van afwezigheid door ziekte, examens met bijzondere faciliteiten of voor studenten met een sportstatuut. De tweede examenperiode is vastgesteld. Na elke examenperiode is er eveneens inzagerecht.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 283
De studenten worden door de opleiding heen beoordeeld via een grote variatie aan evaluatievormen, waarbij steeds die toetsvorm wordt gebruikt die het beste aansluit bij de doelstelling van het opleidingsonderdeel. Dit kan bijvoorbeeld gaan om permanente evaluatie tijdens de labolessen en practica, waarbij voorbereiding door de studenten wordt vereist. De evaluatie van de in-huismultiprojecten is opgebouwd uit drie componenten: beoordeling van het projectdataboek (PDB), de presentatie van het uitgewerkte project en de peer-evaluatie. De industriële projectweek vertrekt vanuit een procesmatige insteek, en evalueert de projectmethodiek en de presentatie. Peer assessment zorgt voor de interne evaluatie van de projectleden. De portfolio van het project ‘Verkoop’ wordt zowel product- als procesmatig geëvalueerd. Het onderwijs- en examenreglement is zowel op intranet als in hard-copy beschikbaar. De deliberatieregels zijn opgenomen in de departementale aanvulling op het onderwijs- en examenreglement. De stage en het eindwerk worden ingericht in de laatste twee modules van de opleiding en zijn er nauw met elkaar verweven, waardoor de planningsvrijheid bij de student wordt gelegd. Aangezien de beide opleidingsonderdelen 33 studiepunten vertegenwoordigen, worden studenten grondig voorbereid op het einde van het tweede deeltraject. Een stage- en eindwerksyllabus beschrijft de diverse modaliteiten. Studenten worden eveneens op de hoogte gebracht van de mogelijkheden rond internationale stages en eindwerken. De commissie bevestigt de solide, gedegen opmaak van de eindwerken, waarin de doelstellingen systematisch worden opgenomen. Bij het begin van het derde deeltraject wordt de student door middel van de multiprojecten bijkomend voorbereid op de praktijk. De quotering vindt plaats door middel van peer assessment, permanente evaluatie en de presentatie op zich. De groepscompetenties zijn duidelijk uitgewerkt en gecommuniceerd in de syllabus. De commissie waardeert deze aanpak. De student wordt tijdens een stage van 58 dagen ondergedompeld in de praktijk. De student moet via Blackboard een dagrapport inleveren, samen met rapporten over specifieke opdrachten. De stagebegeleider legt minimaal twee stagebezoeken af, en legt zijn bevindingen vast in een begeleidingsfiche, die eveneens ter beschikking van belanghebbenden op e-Campus staat. De stagebeoordeling gebeurt zowel product- als procesmatig. De bedrijfbegeleider voert samen met de stagebegeleider de productbeoordeling uit, door middel van een evaluatieraster. Op dit deel ligt ook het zwaartepunt van de quotering, namelijk 70 procent. De stagebegeleider evalueert de competenties in de toegestuurde stagerapporten op dezelfde wijze. De commissie vraagt aandacht voor een eenduidige afstemming van de te behalen competenties bij de stage en het eindwerk op de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties uit het ZER. Het eindwerk neemt 28 dagen in beslag en komt tot stand mits de goedkeuring van de stage- en eindwerkbegeleider. Er wordt gewaakt over het feit dat het eindwerkonderwerp aanleunt bij de specialisatie en interessesfeer van de student. De eindwerkbegeleider treedt op als coach en begeleidt enkel het proces. De vormvereisten voor de thesis zijn vastgelegd. De evaluatie van het eindwerk is opgebouwd uit een procesevaluatie door de eindwerkbegeleider voor 10 procent van het eindresultaat, een evaluatie door het bedrijf voor 10 procent en de openbare eindwerkverdediging voor het saldo, dat bepaald wordt door twee externe en twee interne juryleden. De juryleden zijn gekozen door de stagecoördinator. Bedrijfsjuryleden worden aangesproken op basis van hun werkervaring binnen de afstudeerrichting van de student. De commissie vindt het deontologisch niet correct dat juryleden die het werk niet hebben gelezen, de inhoud van een eindwerk beoordelen. De bedrijfsevaluatie toetst de mate waarin de competenties inmiddels al zijn bereikt op dezelfde wijze als de stage. De commissie stelt evenwel vast dat de criteria ter beoordeling van de stage en het eindwerk verouderd en niet gedifferentieerd zijn per afstudeerrichting.
284 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie dringt aan op een herziening van de beoordelingswijze bij de stage en het eindwerk. De commissie vraagt aandacht voor de actualisering van de beoordelingscriteria voor de stage en het eindwerk. Er zijn nog opportuniteiten om de competenties bij de stage en het eindwerk af te stemmen op de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor/masteropleiding. Het onderwijs- en examenreglement beschrijft de toelatingsmodaliteiten op heldere wijze. Voor studenten met mogelijke vrijstellingen of een aanvraag voor bijzondere faciliteiten beslist een toelatingscommissie over de ontvankelijkheid van het dossier. De student wordt hierin gefaciliteerd door een stafmedewerker. De studenteninstroom is hoofdzakelijk gekenmerkt door een TSO-instroom; een minderheid is afkomstig uit het BSO en ASO. Binnen de TSO-instroom zijn de diverse vooropleidingen eveneens in kaart gebracht. De opleiding onderkent drie types studenten: de modale studentengroep met een normaal verwacht slaagpercentage, studenten uit het TSO en BSO met weinig tot geen elementaire voorkennis, en studenten uit een sterkere TSOrichting die afdoend zijn voorbereid en zo een hogere slaagkans hebben. De slaagpercentages voor elke gedefinieerde groep zijn gekend. De heterogene instroom heeft geleid tot de inrichting van monitoraatsuren door de vaklectoren en de organisatie van wekelijkse oefensessies in heterogene groepen. Aangezien de ondernomen initiatieven op zich de slaagkansen van de zwakkere instroom niet afdoend konden verhogen en de motivatie bij de sterkere instroom niet kon worden aangezwengeld, werden naast het reguliere of FLOW-programma het VIP- en SAP-programma opgestart. Het SAP-programma (Specifiek Alternatief Programma) integreert projectwerk voor de sterkere studenteninstroom om het programma uitdagend te houden; het wordt middels een instaptoets bepaald. Het VIP-
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 285
programma (Veel Intensiever Programma) wil de studenten uit een zwakkere instroom veel intensiever begeleiden, door extra begeleidingsmomenten en het inbouwen van studievaardigheden. Elke student krijgt evenwel de kans om onafhankelijk van zijn vooropleiding aan te sluiten, door de vakken van het eerste jaar op een basaal niveau aan te bieden. De VIP-behandeling met de extra omkadering zorgt ervoor dat de slaagkansen van de beoogde doelgroep verdubbelen. Ook de studenten die slagen voor de SAP-toets krijgen een gepaste differentiatie. De beide initiatieven kunnen als voorbeeld voor veel opleidingen worden dienen. De opleiding heeft momenteel geen vraag naar deeltijdse trajecten. Er wordt evenwel samengewerkt met de VDAB om werklozen met een ASO-profiel te laten instromen, met behoud van hun werkloosheidsuitkering, aangezien de opleiding leidt naar een diploma in een knelpuntberoep. In het Hoger Onderwijs Register (HOR) staan de mogelijkheden opgelijst voor de mogelijke aanknopingspunten tot het volgen van een masteropleiding. Ongeveer 30 procent van de alumni gaat in op dit aanbod, dat in samenwerking met de Karel De Grote-Hogeschool en de Hogeschool Antwerpen werd opgezet. Om de slaagkansen van die studenten te verhogen, wordt in het derde deeltraject voor deze doelgroep een facultatieve cursus hogere wiskunde voorzien. De unieke afstudeerrichting technisch-commercieel adviseur sluit duidelijk aan op een behoefte uit de arbeidsmarkt. De wijze waarop gestalte wordt gegeven aan dit programma beantwoordt aan de verwachtingen van de hedendaagse didactiek. Er zijn nog opportuniteiten om meer ASO-studenten aan te trekken die de meerwaarde van technische competenties voor een commercieel adviseur nog niet hebben onderkend. De hogeschool moet zich beraden hoe zij deze afstudeerrichting opnieuw duidelijker kan profileren van bij de start van de opleiding. Abituriënten worden via advertenties, het Hoger Onderwijs Register of de website aangetrokken. Voor de opleiding Elektromechanica is een aparte webstek gemaakt, in combinatie met folders die aan potentiële studenten uit de regio worden bezorgd. Via de SID-In-beurzen in elke provincie en de ‘Doedagen’, in samenwerking met het Regionaal Technologisch Centrum (RTC), krijgen leerlingen uit het secundair onderwijs bijkomende toelichting over het hoger onderwijs en de opleiding op zich. Er worden nauwe contacten met de secundaire scholen onderhouden door middel van infosessies. De Opencampusdag, infodagen en infosessies stellen leerlingen uit het secundair onderwijs in staat om studenten en lectoren te bevragen en de faciliteiten te leren kennen. Een medewerker van SOVO kan de student wegwijs maken in studiefinanciering. De opleiding heeft eveneens informatie ter beschikking over de impact van de diverse activiteiten op de instroom van eerstejaarsstudenten.
Aanbevelingen ter verbetering: /
286 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende goed goed OK voldoende goed voldoende n.v.t. excellent
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 287
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het departementale personeelsbeleid past binnen het beleid van de hogeschool, maar legt ook eigen accenten, zoals in het personeelsbeleid. De hoofddoelstelling bestaat uit het aantrekken van de juiste personen met de juiste competenties. Het opmaken van het competentiemanagementsysteem beoogt een reductie van de kwetsbaarheid van de opleiding, en schept mogelijkheden naar vakspecifiek overleg. Er wordt een maximale invulling beoogd van het ondersteunende personeel, zodat lectoren zich zo veel mogelijk op hun opdracht kunnen concentreren. Het merendeel van de lectoren heeft evenwel een gecombineerd takenpakket. Hoewel veiligheid binnen de opleiding veel aandacht krijgt, stelt de commissie vast dat het opleidingsteam voor het algemene preventiebeleid op de campus Boom weinig gesteund wordt vanuit de centrale diensten voor het algemene preventiebeleid. Bijna-ongevallen worden niet bijgehouden. Voor een aantal installaties, zoals de roboticastand, zijn geen indienststellingsverslagen aanwezig. Bij het uitschrijven van vacatures worden kandidaat-medewerkers op informele wijze uitgenodigd, zodat zij nadien bewuster kunnen solliciteren. Bij de aanwerving van nieuwe lectoren wordt bij voorkeur gezocht naar ingenieurs met meerdere jaren ervaring in een van de betreffende domeinen. Daarbij gaat voldoende aandacht uit naar de industriële ervaring en de pedagogische bekwaamheid of leservaring binnen de industrie. Het departement onderneemt diverse initiatieven om nieuwe personeelsleden te begeleiden. De onthaaldag, de introductie aan de collega’s en binnen de plenaire personeelsvergadering, en het dubbel lopen met een ervaren lector zijn van belang bij de ingroeibegeleiding van de nieuwe lectoren. Op vraag van de lector of het departementshoofd kan een onderwijskundige medewerker de nieuwkomer begeleiden om hem/haar tips te geven over de organisatie van het opleidingsonderdeel. Recent is het team met zes lectoren uitgebreid. De opleiding voorziet een gepaste instroombegeleiding en ingroeiperiode met een systematische opvolging. Bij individuele aanwervingen wordt een peter toegewezen. Voor grotere groepen wordt een coach aangeduid. De functie-inhoud wordt bepaald door de competenties en voorkeuren van elk individu. De ambtsopdrachten worden vervolgens door het departementshoofd, de opleidingscoördinator en de stafmedewerker Onderwijs opgemaakt. Lectoren maken deel uit van diverse werkgroepen. Binnen het beleid van de hogeschool worden geen hoofdlectoren aangesteld. Medewerkers worden driejaarlijks uitgenodigd voor een functioneringsgesprek, met een vijfjaarlijkse evaluatie. Lectoren hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan diverse overlegorganen. Zo is een stuurgroep actief die als denktank en overlegplatform fungeert voor de Lectorenraad. Verder zijn diverse werkgroepen, die thematisch zijn uitgebouwd, actief. De Lectorenraad zelf heeft een tweemaandelijkse vergaderfrequentie, waarin de stand
288 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
van zaken per werkgroep teruggekoppeld wordt en nieuwe informatie over afspraken, studies, ideeën enzovoort wordt gedeeld. De Departementale Raad komt drie keer per jaar bijeen, aansluitend op de Lectorenraad. Externe experts van het werkveld zetelen mee in deze raad. Verder is de opleiding Elektromechanica vertegenwoordigd in de Academische Raad en in het Hogeschool Onderhandelingscomité. Het departementshoofd maakt ook deel uit van het Hogeschool Onderhandelingscomité en het directiecomité, en zetelt met raadgevende stem in de raad van bestuur. De opleiding onderkent de toenemende werkdruk door de integratie van onderwijsvernieuwende initiatieven, zoals projectwerk.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een meer diepgaande ondersteuning van veiligheid binnen de opleiding.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zowel de hogeschool als het departement neemt diverse initiatieven om de professionalisering van het korps te bewerkstelligen. De professionalisering van de lectoren wordt gegarandeerd door het aantrekken van kandidaten met een belangrijke bedrijfservaring die zich regelmatig bijscholen, onder meer door bedrijfsstages. Het lectorenkorps is ook bereid om zich in te zetten voor nascholing aan derden. Ook het administratieve en technische personeel schoolt zich bij, en werkt actief mee aan de veranderingen in de organisatie. De hogeschool richt jaarlijks de ‘Dag van het Leren’ in, waarop lectoren workshops en trainingen kunnen volgen die geënt zijn op een bepaald thema. Binnen de associatie zijn er eveneens namiddagsessies, die worden ingericht door het Expertise Centrum Hoger Onderwijs van de Universiteit Antwerpen. Departementaal wordt per module een gemeenschappelijk professionaliseringstraject aangeboden, bestaande uit een plenaire zitting, gevolgd door een workshop of bedrijfsbezoek. Lectoren richten eveneens onder elkaar infosessies of lessen in om tot kennisuitwisseling te komen. Verder hebben de lectoren de mogelijkheid om bijscholingen te volgen binnen het eigen vakdomein of over algemene
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 289
onderwerpen, die door het departement worden gedragen. Dit kan zowel op eigen initiatief of op vraag van het departementshoofd en/of de opleidingscoördinator. Er is eveneens input van PWO-projecten. Lectoren maken ook deel uit van externe werkgroepen, zoals het RTC, VIK, KVIV, het Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen en VOKA Antwerpen. Lectoren worden eveneens bevraagd naar hun competenties naar onmiddellijke inzetbaarheid en inzetbaarheid na professionalisering. Deze competentiematrix dient als aansturing voor de verdeling van ambtsopdrachten en de professionalisering. De opleiding onderhoudt nauwe banden met het werkveld, waarbij curricula, cursusmateriaal en vakinhouden in nauw overleg worden samengesteld. Stagebezoeken leveren hierin eveneens een belangrijke bijdrage. Er is een structurele samenwerking met het werkveld tijdens de industriële projectweek. Dit stelt de opleiding in de mogelijkheid om uitvoerig de competenties van de studenten te bespreken en om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen binnen het vakgebied. Het werkveld wordt eveneens gestructureerd betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe opleidingen en grondige curriculumwijzigingen. Dit was inmiddels het geval voor de afstudeerrichtingen technisch-commercieel adviseur en Automatisering.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool hanteert een verhouding van VTE’s centrale diensten versus departementen van 15-85 procent. Het departement Elektromechanica beschikt over 23,65 VTE in het academiejaar 2007-2008. Het departementshoofd, 6 ATP- medewerkers voor 5,6 VTE en 25 leden van het onderwijzende personeel voor 18,05 VTE maken het korps compleet. De leeftijdspiramide is evenredig verdeeld. Verder wordt 1,5 VTE aangewend voor het Plantijn Innovatiefonds en 0,4 VTE voor de structurele ondersteuning van het PWO. Er wordt ook personeel ingezet voor PWO-projecten. Op inhoudelijk vlak heeft de opleiding een duidelijk beeld van de tijdsbesteding van de lectoren op het vlak van hoorcolleges, labo’s en practica, en stage- en eindwerkbegeleiding. De commissie stelt dat de randvoorwaarden om vanaf nu de internationale docentenmobiliteit actief uit te bouwen, vandaag aanwezig zijn, met de verruimde omkadering en de extra financiële stimuli van de Plantijn Hogeschool.
290 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
De opleiding bevestigt dat de uitdagingen op het vlak van flexibilisering en financiering ook een impact zullen hebben op de omkadering binnen het lectorenkorps. De invoering van activerende werkvormen verhogen eveneens de werkbelasting bij de lectoren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stelt dat de internationale docentenmobiliteit nu actief uitgebouwd kan worden, gezien de huidige omkadering.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 291
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool mag trots zijn op de goed uitgebouwde en onderhouden campus. Dit wijst erop dat het duidelijke beleid om te streven naar een correcte attitude bij de studenten werkt. In het directiecomité bepalen de departementshoofden de uiteindelijke beleidslijnen mee, en keuren ze de concrete dagelijkse beheersbeslissingen omtrent faciliteiten en infrastructuur goed, mee dankzij de steun van het Provinciebestuur van Antwerpen, dat instaat voor het onderhoud van de gebouwen. De actualiteit van de didactische uitrusting valt onder de verantwoordelijkheid van de opleidingscoördinator en het departementshoofd. Het financiële beleid naar investeringen en werkingsmiddelen van de hogeschool is centraal gestuurd. Op basis van een behoeftenonderzoek dat departementaal wordt uitgevoerd, wordt een meerjarenbegroting opgesteld. Het departement beschikt zelf over een beperkter budget in functie van het aantal studenten, dat voor specifieke doeleinden kan worden aangewend: bijscholing, gastsprekers, juryleden, catering enzovoort. Op het niveau van de hogeschool werd beslist om de huidige campus op termijn te verplaatsen. De studie is momenteel lopende. Renovaties vinden steeds plaats met oog voor de toegankelijkheid voor personen met beperkingen. Op het vlak van veiligheid zijn de nodige voorzieningen aanwezig, met opvolging via het Comité voor preventie en bescherming op het werk. Verder staat een vaste onderhoudsploeg in voor het goede onderhoud van de campus. De leslokalen zijn voorzien van de nodige didactische uitrusting en mogelijkheden op ICT-vlak. Verder zijn aula’s als laboratoria adequaat uitgerust. Lectoren en ondersteunend personeel beschikken over geschikte lokalen, die afdoende zijn uitgerust. De bibliotheek beschikt over een uitgebreide collectie technische werken in functie van elke afstudeerrichting, aangevuld met naslagwerken binnen de diverse laboruimtes. De bibliothecaris van de campus is eveneens lid van de werkgroep van bibliotheekadviseurs, die het bestuur kan adviseren over de diverse facetten van de bibliotheekwerking. Er zijn samenwerkingsverbanden met bibliotheken binnen de associatie voor zowel traditionele bronnen als elektronische databanken. Lectoren beslissen eveneens over de aanschaf van werken. Studenten maken veelvuldig gebruik van deze voorzieningen, waar naast de zelfstudieruimtes eveneens de studentenadministratie is gehuisvest. De ICT-infrastructuur is goed uitgebouwd, zowel op het vlak van hard- als software. Naast de installatie van eEampus, waardoor software centraal wordt aangeboden, werd een volledige mappenstructuur met digitale documenten gecentraliseerd en ter beschikking gesteld van de student. Verder is eveneens software voorhanden die enkel binnen de hogeschool kan worden toegepast. Zowel vanuit de hogeschool als het departement is er ondersteuning voor het onderhoud en de bijsturing van de ICT-infrastructuur. In samenwerking met de sociale voorzieningen SOVO wordt een studentenrefter aangeboden met snacks en belegde broodjes. De studenten hebben er toegang tot het draadloze netwerk. Studenten beschikken eveneens
292 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
over een ontspanningsruimte en een zithoek. Samen met SOVO is er voor studenten met lees-, schrijf-, en spellingsproblemen een softwareprogramma ter beschikking op e-Campus. Informatieverstrekking is voorhanden via de schermen aan de refter, bij de inkomhal en aan de valven. Studenten kunnen voor eigen activiteiten gebruikmaken van prikborden in de kelderruimte. De studentenclub mag eveneens rekenen op de medewerking van de opleiding, en mag in bepaalde gevallen gebruikmaken van de infrastructuur van de campus. Verder staat het elektronische leerplatform Blackboard, waarop cursusgerelateerde informatie terug te vinden is, ter beschikking van de student. Er wordt bijkomend gebruikgemaakt van het programma Wintoetspro om toetsen op pc af te nemen, met de mogelijkheid om de resultaten te analyseren. Fietsenverhuur en carpooling worden aangemoedigd. Daarbij streeft de opleiding ernaar om één lesdag vrij te houden, gezien de moeilijke bereikbaarheid van Boom via het openbaar vervoer.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Eerstejaarsstudenten worden bij het begin van het academiejaar tijdens een introductiedag vertrouwd gemaakt met de opleiding. De diverse aanspreekpunten worden voorgesteld, en de studenten krijgen een rondgang doorheen de campus, samen met een voorstelling van de studentenvereniging. Studentenbegeleiding maakt binnen de hogeschool deel uit van de beleidspijlers. Zij wordt samen met SOVOPlantijn aangepakt en vertaald in strategische doelstellingen op het niveau van het departement. Het creëren en behouden van een studentvriendelijke onderwijscultuur staat centraal. De opleiding streeft naar een aanbod op maat van de student. Daarom worden de studenten tijdens hun studies bijgestaan door diverse studiebegeleiders, en dit op meerdere niveaus. De integratie van de VIP- en SAPtrajecten naast de FLOW-studenten biedt hierop een passend antwoord. Binnen het departement is de opleidingscoördinator ook de studentenbegeleider, aangezien deze persoon geen lector is. Hierdoor is deze persoon constant aanwezig binnen de campus, en dit werkt drempelverlagend voor de student. Als deze initiële aanpak ontoereikend blijkt door een dieperliggende psychosociale oorzaak wordt de student doorverwezen naar SOVO-Plantijn, die de verdere coördinatie op zich neemt. Hierdoor is er een nauwe samenwerking tussen de studentenbegeleider en SOVO-Plantijn. Een tweede pijler binnen de taak van SOVO ligt in het uitbouwen en realiseren van studentgerichte faciliteiten, waar voor advies en het aanvragen van studiefinanciering, studentenarbeid en huisvesting tijdens de consultatiedagen een beroep kan worden gedaan. De studentenbegeleider kan eveneens bij vakinhoudelijke problemen optreden en bijwerklessen inlassen. Indien de insteek echter pedagogisch van aard is, wordt doorverwezen naar de studiebegeleider, die op slechts twee
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 293
vaste voormiddagen op weekbasis aanwezig is. De inplanting van het studentensecretariaat en de studiebegeleider in de mediatheek verlaagt de drempel en stimuleert het bezoek. De commissie stuurt evenwel aan op een uitbreiding van de beschikbaarheid voor studie- en studentenbegeleiding. De opleiding bevestigt dat studenten vooral in periodes die aan de examens voorafgaan, sneller een beroep doen op de diensten van de studiebegeleider. De Plantijn Hogeschool heeft via het ‘IDU’-onderzoeksproject en het ‘DoleLe’-project meegewerkt aan projecten die zich toespitsen op instroom- en doorstroombegeleiding. Aangepaste leerstijlinstrumenten en de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen van secundair naar hoger onderwijs vormden hier de krachtlijnen van. Monitoraatsuren, het opleidingsonderdeel oefensessies en de integratie van VIP- en SAP-trajecten dragen bijkomend bij in het ondersteunen en begeleiden van studenten. De Plantijn Hogeschool stelt de studiegids en het volledige onderwijs- en examenreglement (OER), inclusief de departementale aanvullingen, opleidingsdoelstellingen, lessentabellen, volgtijdelijkheidstabellen en jaarkalender elektronisch beschikking via intranet. Het departementshoofd bezorgt de nodige toelichtingen bij het begin van het academiejaar, samen met de ombudspersoon die zijn rol en functie verduidelijkt. De ECTS-fiches zijn terug te vinden in de ECTS-database op intranet en/of internet, en geven informatie aan de student over de beschrijving van de leerinhoud, de opleidingsdoelstellingen, de didactische aanpak, leermaterialen en de toetsingsvorm. Sinds het academiejaar 2005-2006 is een toelatingscommissie opgericht die waakt over de toekenning van bijzondere faciliteiten, individuele trajecten, wijziging van studentencontracten enzovoort. Ook op het vlak van studievoortgang speelt de Toelatingscommissie een belangrijke rol. Studenten hebben na de examens inzagerecht in aanwezigheid van de vaklector. De ombudspersoon staat tijdens de examenperiodes ter beschikking van de student, analyseert klachten en zal waar nodig bemiddelen, ook tijdens deliberaties. Voor de aanvang van de eerste examenreeks communiceert de ombudspersoon het examenreglement en zijn rol.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stuurt aan op een uitbreiding van de beschikbaarheid van de studiebegeleider.
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
294 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het directiecomité zet de krijtlijnen uit voor het kwaliteitsbeleid op het niveau van de hogeschool. Hierbij is er aandacht voor de departementale invulling. Bij het nastreven van deze doelstellingen is een optimale afstemming op de interne behoeften van de volledige organisatie vereist. De algemeen directeur staat samen de stafmedewerker Kwaliteitszorg in voor de coördinatie van kwaliteitszorg. De IKZ-werkgroep, bestaande uit ankerpersonen van de departementen onder voorzitterschap van het staflid Kwaliteitszorg, geven gestalte aan het beleid. De werkgroep heeft een adviserende rol, en ondersteunt en coördineert de aandachtspunten op het vlak van IKZ over de opleidingen en departementen heen. De hogeschool vertrekt van de PDCA-cirkel (Plan-Do-Check-Act) om continu verbeteringen na te streven binnen het EFQM-model (European Foundation for Quality Management). Binnen de hogeschool werd dit vorm gegeven via het TRIS-model. Hierdoor beschikt de hogeschool over een zelfevaluatie-instrument dat afgestemd is op de eigen noden en verwachtingen. De hogeschool is lid van de TRIS-werkgroep en heeft voorzien in een relevante opleiding om mensen warm te maken voor dit instrument. Vanaf het academiejaar 2006-2007 werd IKZ breed geïmplementeerd, door middel van actieplannen en de inplanting van departementale IKZ-ankerpersonen. De opleiding werkt aan het uniformiseren van de bevragingen. Op departementaal vlak is kwaliteitszorg afgestemd op de Plantijnbrede krijtlijnen. Afstemming wordt verzekerd door de aanwezigheid van een departementale vertegenwoordiger in de Plantijn-IKZ-werkgroep. De departementale IKZ-werking is geborgd door een eigen IKZ-werkgroep, bestaande uit het departementshoofd, de opleidingscoördinator, de stafmedewerker Onderwijs en een aantal lectoren die IKZ in hun opdracht hebben. De jaaractieplannen nemen zowel de hogeschoolbrede als lokale actiepunten over en onderwerpen ze aan de PDCA-cyclus. Zij worden vervolgens afgetoetst op de Lectorenraad en de Departementale Raad, met feedback naar de lectoren. De opleiding beoogt een volledige analyse van de opleiding over een periode van vier academiejaren door middel van het TRIS-instrument. Zowel studenten als lectoren nemen aan deze evaluatie deel. Het departement heeft over het algemeen een goede score bereikt, maar heeft nog niet de mogelijkheid om tot benchmarking over te gaan. Los van de TRIS-metingen worden binnen de opleiding bevragingen van alle stakeholders systematisch georganiseerd en met het kwaliteitshandboek via MS Project opgevolgd.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om de ingeslagen weg verder te zetten, zodat zij op termijn de nodige benchmarking kan uitvoeren.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 295
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De interne kwaliteitszorg in de opleiding is gebaseerd op de PDCA-cirkel. De werking van deze methodiek is aantoonbaar in de wijze waarop de opmerkingen van de vorige visitatie consequent werden opgevolgd en aangepakt, zoals de commissie kon vaststellen en ook al was aangegeven in het ZER. De analyse van de slaagcijfers en studieduurtijdmetingen gaf aanleiding tot de invoering van het opleidingsonderdeel oefensessies, waarin groepjes studenten van diverse vooropleidingen oefeningen oplossen en waarbij de lector als procescoach op de voorgrond treedt. De invoering van VIP- en SAP-programma’s in het academiejaar 2007-2008 zijn hier een tweede actiepunt van. De inrichting van ‘De Dag van het Leren’ voor het opleidende en administratief-technische personeel zorgt voor nieuwe inzichten die tot een curriculumherziening kunnen leiden. De diensten van het Expertise Centrum Hoger Onderwijs (ECHO) naar onderwijsinnovatie en uitwerking van onderwijsprojecten geven lectoren bijkomende ondersteuning. Om de in-, door- en uitstroom van studenten te verbeteren, nam de hogeschool deel aan het ‘IDU’-project. Door middel van een vragenlijst krijgt de student inzicht in zijn eigen leerstijl en studiegedrag, waardoor een persoonlijke begeleiding in functie van het resultaat kan worden aangeboden. Het ‘DoLeLe’-project, dat samen met de Universiteit Antwerpen, de Hogeschool Zeeland en vier secundaire scholen is opgezet, wil leercompetenties tussen het secundair en het hoger onderwijs versterken en afstemmen. De opleiding maakte hiervan gebruik om doorlopende leerlijnen te integreren in het curriculum. De vraag tot functioneringsgesprekken via de TRIS-bevraging bij het lectorenkorps gaf aanleiding tot de implementatie ervan in het academiejaar 2006-2007. Eenzelfde structurele aanpak is merkbaar bij de ECTS-fiches, aan de hand van de ‘Plantijnhandleiding’, die aan een jaarlijkse revisie onderhevig zijn.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
296 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De lectoren worden allen bij de departementale IKZ-werking betrokken en ingeschakeld in de jaarlijkse TRISevaluatiesessies, waarbij de resultaten steeds worden teruggekoppeld. De Lectorenraad en de Departementale Raad zijn bijkomende platformen waarop een actuele stand van zaken wordt gegeven en de kans naar feedback wordt geboden. Studenten zetelen zowel in de Departementale Raad, de Sociale Raad, de Hogeschoolstudentenraad, de raad van bestuur en de raad van de Associatie. Vanuit elk platform worden de nodige voorstellen, ideeën en verbetervoorstellen geformuleerd. Elke raad geeft op zijn niveau feedback naar de hogeschool. Thema’s die aangesneden worden, zijn onder meer de informatiedoorstroming naar studenten, ICT-voorzieningen, de studentenbegeleiding, het OER, de studentenfaciliteiten, interne kwaliteitszorg enzovoort. Studenten participeren als gesprekspartner in de betrokken raden en zetten samen de werking uit. Verder worden studenten bevraagd tijdens de TRIS-bevragingen over curriculumherzieningen en andere relevante aspecten binnen de opleiding. Per klas wordt een klasvertegenwoordiger aangesteld, met wie drie vergaderingen per jaar worden belegd met de opleidingscoördinator. De opleiding doet veel inspanningen om het personeel en de studenten bij het beleid te betrekken. Alle actiepunten worden systematisch opgelijst en opgevolgd tot ze afgewerkt zijn. Een alumniwerking wordt via een webplatform geoperationaliseerd. Verder worden alumni via een nieuwsbrief op de hoogte gehouden van de werking van de hogeschool. Ze worden betrokken in de bevragingen voor afgestudeerden. Oud-studenten die een internationale stage hebben doorlopen, worden gemotiveerd om tijdens het academiejaar te getuigen en zo studenten voor een buitenlandse stage te overtuigen. Op informeel vlak krijgt de opleiding veel feedback via de jaarlijkse kaas- en wijnavond met de alumni. Het werkveld wordt door middel van stage- en eindwerkbegeleiding bij de opleiding betrokken, wat vaak ook wordt aangegrepen om vakinhoudelijk overleg te plegen en feedback te vragen vanuit de industrie. In de afstudeerrichtingen technisch-commercieel adviseur en Automatisering is er meermaals overleg gepleegd met het werkveld om de vereiste competenties af te toetsen. De hogeschool heeft al verscheidene bedrijfsopleidingen op maat georganiseerd en heeft labosessies met BNT-opleidingscentra (Bijzondere Nieuwe Technieken) ingericht. Het opleidingsonderdeel tribologie kwam mee tot stand door de goede samenwerking met Exxon. Een analoge samenwerking binnen het opleidingsonderdeel onderhoud kwam tot stand met Maintenance Partner. De commissie waardeert de wijze waarop accuraat en doordacht ingespeeld wordt op de wensen van het beroepenveld door de bijsturing van het curriculum.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 297
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Na grondige studie van de cursussen, examenvragen, stageverslagen en eindwerken besluit de commissie dat alle afgestudeerden beschikken over een stevige basis om een succesvolle carrière als professionele bachelor uit te bouwen of om verder te studeren. Het derde deeltraject, waarin de student kan aantonen dat hij nodige competenties heeft verworven om als beginnende beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan, wordt als sluitstuk van de opleiding gezien. De studenten voeren projecten uit die aansluiten op de inhoud van hun afstudeerrichting, en voelen zich voldoende voorbereid op deze stap. De mate van tevredenheid van de alumni is getoetst over de periode 2002 tot 2006, en daaruit blijkt een duidelijke praktijkgerichtheid van de opleiding, waarin er ook oog is voor de theoretische kennis en het aanreiken van de nodige vaardigheden. Het werkveld en de alumni zijn tevreden over de opleiding Elektromechanica. Beide getuigen van een goede voorbereiding en inzetbaarheid in het werkveld. De diverse contacten met de industrie zorgen ervoor dat de opleiding op de hoogte blijft van nieuwe tendensen en evoluties binnen de opleiding. Het werkveld suggereert de opleiding evenwel om zich te beraden over het aanbod Duits en Frans in het curriculum. Alternatieve werkvormen zijn wellicht ook hiervoor bruikbaar, zoals enkele labo’s in het Engels of buitenlandse studenten in de multiprojecten. Dit kan een extra stimulans betekenen om internationalisation@home uit te bouwen. Op het vlak van internationalisering heeft de opleiding sterk gesleuteld aan studentenmobiliteit, waarbij de Europese streefcijfers expliciet als doelstelling worden gehanteerd. De geplande initiatieven van de werkgroep Internationalisering stemmen de commissie hoopvol. Naast het stijgende aantal studenten die buitenlandse stages aanvatten, worden contacten met partnerhogescholen gelegd, die succesvol tot concrete samenwerkingsverbanden hebben geleid. Zo heeft de hogeschool contacten met hogescholen en universiteiten in Amsterdam, Finland, Rusland en Armenië. De wederzijdse uitwisseling van studenten tussen de hogeschool in Finland en de eigen opleiding geeft een andere kijk op de visie met betrekking tot de competenties en de wijze waarop zij worden aangereikt. Studenten worden via getuigenissen, het internationale bord in de refter en een film op de website gemotiveerd om een internationale ervaring aan te vatten. Afgestudeerden vinden heel snel de weg naar de arbeidsmarkt. Op basis van de cijfers uit het ZER blijkt dat 94 procent van de studenten binnen de drie maanden werk heeft gevonden of verder studeert. De opleiding Elektromechanica ondersteunt de studenten door het voorzien van een sollicitatietraining bij het zoeken naar een stageplaats, de sollicitatiegesprekken van laatstejaarsstudenten tijdens de jobbeurs in Antwerpen en de sollicitatietraining die door SOVO, samen met de VDAB, wordt georganiseerd.
298 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
De tewerkstellingssectoren zijn helder in kaart gebracht. De meerderheid van de studenten (85 procent) vindt dat haar functie in de lijn van de opleiding ligt, en toont zich tevreden over de gevolgde opleiding. De opleiding merkt een positieve evolutie in de tewerkstelling naar doorgroeimogelijkheden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om zich te bezinnen over de vraag van het werkveld om het functionele niveau van de talenkennis van studenten te verhogen, al dan niet door integratie via alternatieve werkvormen.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. In het academiejaar 2006-2007 heeft de opleiding EM een vergelijkende studie uitgevoerd naar de resultaten per opleidingsonderdeel voor studenten van diverse vooropleidingen, gekoppeld aan hun slaagkansen. Uit de analyse van deze slaagcijfers bleek dat de slaagkansen konden worden verhoogd met het aanbieden van extra studiebegeleiding, wat resulteerde in het aanbieden van het VIP- en SAP-programma. Vanuit deze redenering beoogt de opleiding de slaagkansen van de VIP-doelgroep met minimaal 50 procent te laten stijgen. Om deze vergelijking mogelijk te maken, baseert de opleiding zich op een aantal vergelijkbare opleidingsonderdelen. Verbeteringen zijn merkbaar, dankzij de inspanningen ter hoogte van de instroom. De opleiding heeft in 2007 streefcijfers geformuleerd en beoogt een globaal slaagpercentage van minimaal 50 procent. Binnen TRIS heeft de opleiding gedetailleerde streefcijfers vastgesteld. De slaagcijfers van generatiestudenten geven een gemiddeld resultaat in het eerste deeltraject van gemiddeld 56 procent over zes academiejaren. Voor studenten die effectief deelnemen aan alle examens ligt het resultaat in de lijn van 71 procent. De opleiding stelt een duidelijk verschil vast in vergelijking met de periode voor specifieke inspanningen naar de instroom werden ondernomen. Tussen generatie- en niet-generatiestudenten zijn er nauwelijks verschillen in het slaagcijfer. De cijfers zijn in stijgende lijn tijdens het tweede (88 procent voor de ingeschrevenen, 91 procent voor studenten die aan alle examens deelnemen) en het derde deeltraject (92 procent voor de ingeschrevenen, 95 procent voor studenten die aan alle examens deelnemen). Op het vlak van studieduur haalt 85 procent van de studenten een diploma binnen de drie jaar. De gemiddelde studieduur ligt op drie jaar en twee maanden.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 299
Op het vlak van drop-out heeft de opleiding de redenen helder in kaart gebracht. Het drop-outcijfer bedraagt 12 procent in het eerste deeltraject, waarbij opnieuw geen verschil vastgesteld wordt tussen generatie- en nietgeneratiestudenten. Binnen het verdere verloop van de opleiding is de drop-out minimaal.
Aanbevelingen ter verbetering: Hier komen de aanbevelingen met betrekking tot facet 6.2.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet: 6.1, gerealiseerd niveau: facet: 6.2, onderwijsrendement:
voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
300 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is vlot leesbaar en geeft een realistisch beeld van de opleiding, mee dankzij de duidelijke verwijzingen naar de goed uitgewerkte bijlagen, die het consulteren van het rapport erg vergemakkelijken. Uit het ZER blijkt dat het team een heldere en realistische kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Plantijnhogeschool | 301
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
voldoende goed goed voldoende voldoende goed goed OK voldoende goed voldoende n.v.t. excellent voldoende voldoende goed voldoende voldoende goed voldoende voldoende voldoende goed goed voldoende voldoende goed
De oordelen zijn van toepassing voor: De professionele bachelor Elektromechanica, met vijf afstudeerrichtingen: Onderhoudstechnologie (OHT); Klimatisering (KLM); Automatisering (AUT); Procesautomatisering (PRA); Technisch-commercieel adviseur (TCA).
302 | Opleidingsrapport Plantijnhogeschool
score onderwerp
Hoofdstuk 9 XIOS Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding Elektromechanica aan de XIOS Hogeschool Limburg De XIOS Hogeschool Limburg is ontstaan in 1995 na een Vlaamse fusieoperatie als gevolg van het Hogescholendecreet van juli 1994. Ze ontstond uit vier hogescholen van het gemeenschapsonderwijs: de Industriële Hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs Limburg, de Normaalschool, het Hoger Instituut voor Handelswetenschappen en de Sociale School Demergouw van Diest. Bij de opstart telde ze circa 2000 studenten. Dit aantal groeide uit tot meer dan 3000 studenten op dit ogenblik. De missie van de hogeschool zit vervat in het letterwoord XIOS. De hogeschool wil uitgroeien tot een ‘eXpertisecentrum’ voor de industrie en andere organisaties. Ook wil de hogeschool een kruispunt zijn voor alle vormen van onderwijs en opleiding, om zo goed verankerd te zijn in de samenleving en haar maatschappelijk draagvlak te vergroten. De hogeschool wil deze missie ook internationaal uitdragen en haar opleidingen internationaal profileren, om internationaal inzetbare werkkrachten en onderzoekers op te leiden. XIOS maakt sinds het Structuurdecreet van 2003 deel uit van de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg (AUHL), met als medepartners de Universiteit Hasselt en de Provinciale Hogeschool Limburg. De XIOS Hogeschool Limburg bestaat uit vier departementen: Handelswetenschappen en Bedrijfskunde (HWB); Lerarenopleiding (LeO); Sociaal-Agogisch Werk (SAW); Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT). De professionele bacheloropleiding Elektromechanica (PBA EM) wordt onderwezen in het departement Industriële wetenschappen en technologie (IWT).
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 303
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn erop gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken, en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De onderwijsvisie en opdrachtverklaring van de opleiding zijn gebaseerd op die van de hogeschool, en aangevuld door het departement en de opleiding. De specifieke opleidingsdoelstellingen en competenties zijn gebaseerd op het Structuurdecreet, en het hogeschoolbrede en departementale onderwijsontwikkelingsplan. De doelstellingen van de opleiding werden getoetst aan de domeinspecifieke eisen die door het vakgebied en de beroepspraktijk aan de opleiding worden gesteld. De hogeschool wil eveneens de internationale dimensie, zoals weergegeven in de missie, terugvinden tot op het niveau van de opleiding. Dit vertaalt zich onder meer in anderstalige handboeken, taalcursussen en bedrijfsbezoeken over de taalgrens. Bij de formulering van de competenties deed de opleiding een beroep op de opleidingsprofielen van de VLOR en het Structuurdecreet. Daarnaast zijn domeinspecifieke competenties afgetoetst aan de noden en verwachtingen vanuit het beroepenveld. Eigen accenten qua internationalisering werden hieraan toegevoegd. De samenwerking met de Hogeschool Gent en de Hogeschool Zuyd (Nederland) bij de bespreking en de invulling van competenties zijn hier een voorbeeld van. De hogeschool heeft na overleg met de Hogeschool Gent beslist om als autonome hogescholen met eenzelfde domeinspecifiek referentiekader (DSR) naar buiten te komen. Het onderscheid in competenties is afhankelijk van de aangeboden afstudeerrichtingen, en daarom heeft de opleiding ervoor gekozen een link te leggen tussen het domeinspecifieke referentiekader en de competentiematrix. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding adequate competenties heeft gedefinieerd, die ze heeft gestructureerd volgens de drieledige structuur uit het Structuurdecreet, en dat de opleiding tegemoetkomt aan de eisen van het Structuurdecreet. De algemene competenties zijn als volgt gedefinieerd: denk- en redeneervaardigheid; het verwerven en verwerken van informatie; het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken; creativiteit;
304 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
-
het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken; het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken; een ingesteldheid tot levenslang leren; nauwkeurigheid; interculturele competentie; stressbestendigheid; kunnen functioneren in een digitale werkomgeving.
De algemene beroepsgerichte competenties werden als volgt gedefinieerd: teamgericht kunnen werken; zelfstandigheid en besluitvaardigheid; oplossingsgericht kunnen werken, in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk, en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën; het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met de beroepspraktijk; kwaliteits-, milieu- en veiligheidsbewustzijn; in een internationaal kader kunnen functioneren. De opleiding heeft deze informatie verwerkt in een competentiematrix, waarin aandacht werd besteed aan het integreren van vaardigheden, kennis, inzicht en attitudes. Er werd gezocht naar een goede aansluiting met de vooropleiding van de student, de stimulans tot het levenslang leren bij de afgestudeerden, de integratie van de internationale dimensie en de implementatie van projectwerk, onder de vorm van het small business project en nieuwe werkvormen. Eventuele overlappingen werden na consultatie met de relevante partijen en platforms (lectoren, opleidingsraden, departementale raden enzovoort) weggewerkt. De commissie stelt vast dat de uitwerking van de algemene en algemene beroepsspecifieke competenties een goede aanzet heeft genomen. Het competentieprofiel wordt jaarlijks gebruikt bij het invullen van het online Curriculum Beheer Systeem (CBS). Aan de verschillende competenties werden bovendien een competentiebeschrijving per opleidingsonderdeel en beoordelingscriteria gekoppeld. De ECTS-fiches worden sinds 2008 meegegeven met de studenten, maar de opleiding geeft toe dat de studenten nog niet vertrouwd zijn met de term ‘competenties’. Een aanzet in de richting van competentiegericht werken is vastgelegd in het bijhouden van een portfolio bij het small business project en de stages. Om het internationale aspect verder uit te werken, heeft de stuurgroep Internationalisering in het academiejaar 2007-2008 een internationale tweedaagse georganiseerd, in samenwerking met de professionele bachelors elektronica en bouw en de academische bachelors. De commissie kon de integratie van de internationale component in de opleiding vaststellen door de aandacht voor talen in het curriculum door middel van de integratie van opleidingsonderdelen voor Engels, Frans en Duits. Daarnaast wordt de student ook via opzoekingswerk in contact gebracht met talen. De commissie kon uit de aanwezige documentatie tijdens de visitatie vaststellen dat de doelstellingen nog niet overal eenvormig zijn uitgewerkt doorheen de opleiding. Er is geen coherent geheel aan doelstellingen merkbaar in het cursusmateriaal. Dit gegeven werd versterkt tijdens de gesprekken, waaruit bleek dat niet alle doelgroepen de competenties kenden. De commissie stelt vast dat de term ‘competenties’ veelal als abstract wordt aanzien en geen duidelijke link bevat naar de praktijk. De opleiding heeft een eerste aanzet genomen om vakoverschrijdend werken en de omvorming van leerdoelen in competenties te implementeren in het curriculum, en geeft aan dat dit nog enige tijd vergt om het volledig in te bedden in de opleiding. De studenten worden geïnformeerd via informatiedagen voor kandidaat-studenten, via SID-In’s, infoborden, het digitale platform Blackboard, de opleidingsgids, de website STUVOX en die van de hogeschool.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 305
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om de algemene en de algemeen beroepsgerichte competenties zichtbaar en door middel van praktijkvoorbeelden uit te werken en duidelijk te communiceren aan alle doelgroepen, zodat zij bij deze laatste gekend zijn en niet meer als abstract worden beschouwd. De commissie vraagt om de algemene en algemeen beroepsgerichte competentielijsten kenbaar te maken en opnieuw af te toetsen met het werkveld.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps- of kunstpraktijk). Ze zijn, in het geval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft zich in eerste instantie gespiegeld aan de noden van het werkveld en dit trachten te vertalen binnen een theoretisch kader om een brede inzetbaarheid te verzekeren. De opleiding specialiseert zich in het tweede jaar in onderhoudstechnologie of klimatisering. De commissie ziet nog opportuniteiten voor de uitdieping van elektrisch onderhoud in het programma. Teneinde een zo breed mogelijke afstemming te verkrijgen, maakte de opleiding gebruik van contacten met de bedrijfswereld en een arsenaal aan bronnen op nationaal niveau, waaronder vzw-Bachelor.be, het Hoger Onderwijs Register, overleg met de Hogeschool Gent, het Flexibiliseringsdecreet, de VCA-vereisten en de VLOR. Er werd eveneens aansluiting gezocht bij een reeks Europese informatiekanalen. Binnen de opleiding zelf werd geput uit gegevens afkomstig van de Curriculumraad, bevragingen bij afgestudeerden, evaluaties van stages en eindwerken, en vacatures. De opleiding heeft de profielen voor de professionele bachelors Elektromechanica van de verschillende hogescholen met elkaar vergeleken, wat heeft geleid tot de formulering van een competentieprofiel dat uitgebreider is dan het decreet. Dit profiel legt de te realiseren doelstellingen vast, wat samen met de competentielijst- en matrix werd gekoppeld aan het domeinspecifieke referentiekader. Om een voldoende afstemming te bewerkstelligen ten aanzien van de opleidingsdoelstellingen onderhoudt de opleiding nauwe banden met de vzw-Bachelor.be, waar de opleiding Elektromechanica van een contactpersoon is voorzien, die eveneens deel uitmaakt van het bestuur van de vereniging. De doelstellingen van de vzwBachelor.be zijn afgestemd op de noden van het werkveld. Voorts heeft de opleiding bij het vervolledigen van de opleidingsprofielen rekening gehouden met een enquête over de competenties van de opleiding, die afgenomen werd bij het beroepenveld (industrie en stageplaatsen) in het academiejaar 2004-2005. De Curriculumraad, waarin naast het beroepenveld ook vertegenwoordigers van het secundair onderwijs zetelen, werd in 2008 boven de doopvont gehouden. Uit de bevraging van de
306 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
opleidingsverantwoordelijke blijkt de Curriculumraad zijn vruchten af te werpen en te leiden tot curriculumwijzigingen, zoals de implementatie van een meeloopstage, die ingewerkt werd in het vak onderhoudstechnieken in het derde jaar, als aanloop naar de stage. Er is eveneens een curriculumraad opgezet voor elke afstudeerrichting. De integratie van vertegenwoordigers uit het secundair onderwijs in de Curriculumraad wordt door de commissie sterk gewaardeerd. Tezelfdertijd vraagt de commissie ook om de doelstellingen voor te leggen aan een representatief werkveld. Bij het opstellen van de competentieprofielen werd rekening gehouden met competenties en doelstellingen van buitenlandse opleidingen. Hiervoor werden contacten gelegd met onder meer de Haute Ecole Robert Schuman in Aarlen voor de afstudeerrichting Klimatisering. De opleiding voor de beide afstudeerrichtingen werd ook vergeleken met een soortgelijke opleiding in de Hogeschool Zuyd (Nederland). De commissie stelt vast dat de missie van de hogeschool erin bestaat om internationaal inzetbare technici op de markt te brengen. De competenties die het internationale karakter reflecteren, zijn aanwezig binnen het competentieprofiel van de afstudeerrichting onderhoudstechnologie. Dit is minder eenduidig gedefinieerd binnen de afstudeerrichting Klimatisering, aangezien er geen echte internationale benchmark plaatsvond. De opleiding heeft de beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar als volgt vastgelegd: ontwerp – assisteren bij het ontwerpen van elektromechanische systemen; engineering – elektromechanische systemen op elkaar afstemmen; productie – productieproces beheren; installatie en onderhoud – elektromechanische systemen installeren en onderhouden; technisch-commerciële diensten – advies verlenen bij de aan- of verkoop van technologische producten of diensten, en instaan voor de opvolging; training – training geven over elektromechanische systemen. De contacten die ontstaan in het kader van studenten- en lectorenuitwisseling en de uitgevoerde PWO-projecten worden eveneens door de opleiding naar voren geschoven om als vergelijkingspunt met gelijksoortige opleidingen te dienen. Uit de gesprekken van de commissie blijkt dit voornamelijk via de inbedding van resultaten van onderzoek in opleidingsonderdelen, en in mindere mate door de rechtstreekse betrokkenheid van studenten bij projecten in het kader van het eindwerk of de stage.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om de domeinspecifieke doelstellingen concreet en systematisch voor te leggen ter bevraging aan een representatief werkveld. De commissie vraagt om de onderhoudsspecifieke opleidingsonderdelen verder uit te werken.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 307
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
308 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool kiest voor studentgericht onderwijs. Het leerproces staat centraal, samen met de begeleiding van en reflectie op dit proces, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de verschillen tussen studenten. De opleiding beoogt een veelzijdige technische basisvorming aan te bieden, die de student in staat stelt zich te profileren als beginnende beroepsbeoefenaar, met voldoende kennis, attitudes en vaardigheden om goed te functioneren in de elektromechanische bedrijfswereld, zowel nationaal als internationaal. Om de ontwikkeling van de vernieuwde curricula te ondersteunen, werkten de onderwijsdeskundigen van de hogeschool een draaiboek ‘Onderwijsvernieuwing’ uit. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een Onderwijs Management Systeem (OMS), waarvan het stappenplan wordt opgevolgd door het Curriculum Beheer Systeem (CBS). De bestaande procedure voor curriculumherziening en -innovatie staat beschreven in het kwaliteitshandboek van de hogeschool. Dat bepaalt dat een onderwijsraad (OR) ten minste om de drie jaar zijn programma voorlegt aan een curriculumraad, waarin ook externen en studenten zetelen. Programmawijzigingen kunnen worden aangevraagd als een dossier wordt ingediend. Hierbij zal steeds het draaiboek ‘Onderwijsontwikkeling’ als basis gebruikt worden om de logische opbouw te verzekeren. De vernieuwingen van het curriculum waren een gevolg van de samenwerking tussen al het betrokken personeel, de studenten en het beroepenveld. De competenties uit het profiel werden aan de opleidingsonderdelen gekoppeld in een competentiematrix. De commissie stelt vast dat de doelstellingen op competentieniveau zijn geformuleerd. Inhoudelijk werden deze op het niveau van de leerstof geformuleerd. Bij de relatie doelstellingen en inhoud werden de competenties uit het oog verloren. De opleiding koos ervoor om in het kader van het verhogen van de flexibiliteit op programmaniveau instellingsbreed voor een trimesterstructuur te kiezen, waarbij voor alle opleidingen het aantal opleidingsonderdelen maximaal twaalf per structureel programmadeel bedraagt. Dit werd zowel door de studenten als de lectoren als positief gepercipieerd. De ECTS-fiches per opleidingsonderdeel zijn raadpleegbaar in het CBS-systeem, waar per opleidingsonderdeel (OO) een koppeling werd gemaakt met de aangevinkte competenties uit de competentiematrix. Er werden eveneens beoordelingscriteria en een competentiebeschrijving geformuleerd. De ECTS-fiches zijn ingedeeld in drie niveaus: inleidend, uitdiepend of gespecialiseerd. Om een niveau aan een OO toe te kennen, besliste de DOOP-stuurgroep (Departementaal Onderwijs Ontwikkelings Plan) van het departement om te vertrekken van de acht referentieniveaus van het Europees Kwalificatieraamwerk (EQF: European Qualification Framework).
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 309
De ECTS-fiches vermelden bijkomend nog de specifieke organisatie van het opleidingsonderdeel naar inhoud, werkvormen, studiepunten en studiebelasting, de begin- en eindcompetenties, de wijze van evaluatie en toetsing, en de gebruikte leermaterialen en achtergrondinformatie. Deze fiches zijn elektronisch beschikbaar via de website van de hogeschool en intranet (het CBS). De studenten krijgen ze aan het begin van het academiejaar bij de aankoop van hun cursussen. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding voor de concrete uitwerking van internationalisering binnen het curriculum, door middel van het gebruik van internationale handboeken of anderstalig cursusmateriaal, de implementatie van vreemde talen in het curriculum, en de organisatie van een internationale tweedaagse en een uitwisselingsweek voor de afstudeerrichting Klimatisering met een hogeschool uit Aarlen, een uitwisseling die mee gesubsidieerd wordt door het Prins Filipsfonds.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding voor de realisering van de beroepsspecifieke competenties. De opleiding moet echter een continue leerlijn vanaf de start van het curriculum uitwerken, omdat de realisatie van de algemene en algemeen beroepsgerichte competenties nu nog in de startblokken staat.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In het Hogeschool Onderwijs Ontwikkelingsplan (HOOP) wordt meermaals gesteld dat studentgerichtheid, leren leren, zelfwerkzaamheid en samenwerkend leren belangrijk zijn. Het HOOP vermeldt expliciet dat leertaken centraal staan, maar benadrukt ook dat de studenten bij het uitvoeren van opdrachten voldoende worden begeleid. Voor elk opleidingsonderdeel (of partim) worden de contacturen dan ook opgesplitst in kennisoverdracht (KO) en begeleide kennisverwerking (BKV). De nagestreefde verhouding is één derde KO ten opzichte van twee derde BKV. Alle opleidingsonderdelen beschikken over een zelfgeschreven cursus of een handboek met Nederlandstalige of internationale vakliteratuur. De cursussen zijn verkrijgbaar via de Cursusdienst. De handboeken worden aangekocht bij een door het departement georganiseerde boekenverkoop. De gebruikte handboeken, cursussen en vakliteratuur zijn ook te raadplegen in de ECTS-fiches (in het CBS). Via Blackboard en studentenmail kunnen lesgevers ook extra studiemateriaal verspreiden onder de studenten. De commissie vraagt echter aandacht voor een meer doorgedreven gebruik van de bibliothecaire voorzieningen. De commissie stuurt aan op het gebruik van betrouwbare literatuurbronnen naast de regelmatig door studenten geciteerde bron Wikipedia.
310 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
In het academiejaar 2007-2008 startte de Opleidingsraad (OR) met het regelmatige nazicht van de gebruikte cursussen. De ECTS-fiches werden nagekeken door de DOOP-medewerker, en eventuele aanpassingen in het CBS worden jaarlijks door de betrokken lectoren ingevoerd. Tijdens de opstart van de nieuwe bachelor-masterstructuur zijn de betrokken studenten op trimestriële basis bevraagd over het cursusmateriaal. Ze beantwoordden vragen over de opbouw, de inhoud en de structuur van de verschillende cursusmaterialen. De resultaten werden besproken in de daaropvolgende opleidingsraden en verwerkt in de individuele onderwijsportfolio’s van de lectoren. In de toekomst is de opleiding van plan om de hele opleiding in plaats van beperkte opleidingsonderdelen te bevragen, zodat de evolutie in alle opleidingsjaren kan worden gevolgd. De opmerkingen en resultaten van deze bevragingen zullen eventueel aanpassingen in de cursussen tot gevolg hebben. De commissie steunt deze aanpak. Binnen de afstudeerrichting Klimatisering zijn koeling en energiebeheer verder uit te bouwen domeinen binnen het curriculum. De commissie waardeert de inspanningen van het lectorenkorps op het vlak van bijscholingen, en in het bijzonder de inspanningen die geleverd worden om het beroepenveld te betrekken. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de onderzoeksgroep EMAP (Elektro-Mechanische Automatisatie van Productieprocessen) en in PWOprojecten. De onderzoeksgroep EMAP en de Technologiepool hebben intensieve contacten met het bedrijfsleven. Deze contacten zorgen voor een interactieve relatie tussen het onderwijs en de industrie. Dit resulteert in onderwerpen voor eindwerken, stages, projectgestuurd onderwijs en casestudies. In het opleidingsonderdeel SBP (small business project, derde deeltraject) worden geregeld gastsprekers van vzw Vlajo (Vlaamse Jonge Ondernemingen) uitgenodigd, en zijn er ook mensen uit de bedrijfswereld die de studenten advies geven (onder meer consultants van de Limburgse Reconversiemaatschappij). De lectoren van het opleidingsonderdeel SBP werden door vzw Vlajo aangezocht om België (Vlaanderen) te vertegenwoordigen op een SBP Teacher Training in Oeiras (Portugal) in september 2008. De opleiding heeft sinds het academiejaar 2007-2008 extra aandacht besteed aan de integratie van bedrijfsbezoeken. Daarnaast werden verschillende personeelsleden aangetrokken met relevante beroeps- of onderzoekservaring, om de studenten meer voeling te doen krijgen met de bedrijfswereld en de beroepspraktijk. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om de studenten een VCA-attest en een TV-nummer te laten behalen in de opleiding, waardoor ze een extra certificaat kunnen voorleggen bij het solliciteren. Verschillende praktische en beroepsvaardigheden worden vanaf het eerste jaar aangeleerd, wat vooral aan bod komt tijdens labosessies. Naarmate de studenten evolueren in de richting van beginnende beroepsbeoefenaars komen ze steeds meer in aanraking met de bedrijfswereld. Zo staan in het laatste deeltraject een small business project (SBP), een specifiek project in de afstudeerrichting en een uitgebreide stage met een eindwerk op het programma. Het gebruik van moderne didactische werkvormen stimuleert de studenten van het begin tot levenslang leren en leergierigheid. De stage en het eindwerk in het derde deeltraject worden afgewerkt in het laatste trimester. Gedurende een periode van negen weken gaan de studenten op stage en schrijven ze in hun stagebedrijf een eindwerk over deze stage. De student kan zelf een keuze voor een stageplaats selecteren, mits de nodige begeleiding van de opleidingscoördinator. In het tweede deeltraject wordt hier eveneens een informatiesessie over gehouden. De Opleidingsraad houdt toezicht op de keuze van de student, waarbij rekening wordt gehouden met de afstudeerrichting, het onderwerp en de stageplaats. De informatie met betrekking tot de stageaanvragen wordt verzameld en gecommuniceerd aan de studenten via Blackboard. Voor buitenlandse stages kan de student terecht bij de opleidingscoördinator.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 311
Alle informatie rond de stages wordt sinds kort in een stagedatabank bijgehouden. Deze wordt verder uitgebouwd, en zorgt voor de contacten met bedrijven en stagementoren, die rechtstreeks met de opleiding in contact komen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de afstudeerrichting Klimatisering om naast verwarming en ventilatie ook voldoende aandacht te schenken aan domeinen als koeling en energiebeheer. De commissie vraagt in het kader van levenslang leren extra aandacht voor een actief gebruik van de bibliothecaire voorzieningen.
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie apprecieert de volgtijdelijkheid in het programma. De opleiding heeft inspanningen geleverd om een coherent curriculum samen te stellen van algemene vakken naar meer specifieke vakken, minimale overlappingen tussen de verschillende opleidingsonderdelen, en een zowel verticale als horizontale samenhang tussen de verschillende opleidingsonderdelen. Aangezien het eerste jaar van de opleiding gemeenschappelijk is, wordt daar de basis gelegd van de algemene vakken en de gemeenschappelijke technische opleidingsonderdelen. Deze vakken zijn ondersteunend voor opleidingsonderdelen uit de beide afstudeerrichtingen. Naarmate de studenten vorderen in hun schoolloopbaan komen de meer specifieke opleidingsonderdelen aan bod. Bij het uitwerken van de verschillende opleidingsonderdelen werd rekening gehouden met verschillende factoren: het competentieprofiel van de opleiding, de begin- en eindcompetenties van een opleidingsonderdeel, de voorkennis van beginnende studenten naargelang hun vooropleiding, de volgtijdelijkheid van de opleidingsonderdelen van de hogere jaren, overleg in de diverse vakgroepen over de inhouden van de verschillende opleidingsonderdelen enzovoort. De commissie stelt echter vast dat de afstemming tussen bepaalde theoretische vakken en de praktijk een verbeterpunt vormt voor de opleiding. De opleiding wordt beëindigd door een stage van één trimester. De vakken die op elkaar volgen krijgen ofwel een nummering ofwel een label als ‘basis’, ‘toegepast’ enzovoort. Zo zijn er over de verschillende jaren, zowel in de afstudeerrichting onderhoudstechnologie als in Klimatisering, leerlijnen (verticale samenhang). Het zijn opleidingsonderdelen die elkaar opvolgen en steeds een hoger niveau van kennis en vaardigheden aanbrengen. De opleiding heeft een begin gemaakt met de uitwerking van een kruistabel, waarin competenties in relatie worden gebracht met de competenties. Er zijn de ‘ondersteunende’ vakken, die vooral in het begin van het eerste jaar worden gegeven: zoals wiskunde, basiselektriciteit, basiselektronica, materialenkennis, warmteleer, informatica en toepassingen. Bedoeling is dat
312 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
iedereen op het einde van het eerste jaar eenzelfde technische en algemene basiskennis bezit. Verder wordt vanaf het eerste jaar ook aandacht besteed aan labo’s, zodat studenten snel in aanraking komen met de beroepspraktijk. In de specifieke opleidingsonderdelen is er zowel bij Onderhoudstechnologie als bij Klimatisering een duidelijke opeenvolging van opleidingsonderdelen. Studenten kunnen bovendien pas starten met sommige opleidingsonderdelen als ze vooraf geslaagd zijn op die onderdelen waarop wordt verder gebouwd. De commissie apprecieert het overzicht van de vakinhouden op weekbasis ter bewaking van de samenhang van het programma. Er worden afspraken gemaakt tussen lectoren technische vakken en algemene vakken, zodat de kennis die nodig in de technische vakken eerst aangebracht wordt door de algemene ondersteunende vakken. De trimesterplanners die de leden van het onderwijzende personeel opstellen, zorgen ook hier voor de nodige samenhang tussen de verschillende opleidingsonderdelen en de afstemming op elkaar. De commissie stelt vast dat deze lijn nog moet worden doorgetrokken voor de verdieping van de labosessies. Het eerste jaar is gemeenschappelijk voor de beide afstudeerrichtingen. Dit stelt de student in staat om op basis van zijn affiniteit met bepaalde opleidingsonderdelen een duidelijke keuze te maken naar het tweede jaar. In dat tweede jaar blijft een aantal typische opleidingsonderdelen gemeenschappelijk voor de beide richtingen, maar een groot deel wordt specifiek voor de afstudeerrichting ingericht. Het gemeenschappelijke deel in het tweede jaar bedraagt 35 studiepunten, in het derde jaar nog slechts 10 studiepunten. In de stage en de small business projects kan de inhoud dan ook echt specifiek op de afstudeerrichting worden gefocust. Tijdens het derde trimester worden de studenten uitgebreid geïnformeerd rond de keuze tussen de twee afstudeerrichtingen, Onderhoudstechnologie of Klimatisering. De opleidingscoördinator Studiebegeleiding en het opleidingshoofd geven dan klassikale toelichting, zowel wat het curriculum als de verschillende beroepsmogelijkheden van beide afstudeerrichtingen betreft. Na de presentatie van de twee afstudeerrichtingen licht het opleidingshoofd ook nog de mogelijkheden tot buitenlandse stages en eindwerken toe. De gemeenschappelijke opleidingsonderdelen zijn vooral gericht op de typische elektromechanisch gerichte domeinen, zoals elektriciteit, mechanica en toepassingen, maar ook vreemde talen komen bijvoorbeeld aan bod. Er is ruimte voor flexibele leertrajecten. Elk jaar van de professionele bachelor wordt ook in een deeltijds programma aangeboden. De student kan daardoor zijn studie spreiden in de tijd. De lessentabellen van het deeltijdse programma zijn terug te vinden in het CBS of op Blackboard. De opleiding voorziet in aangepaste leerprogramma’s voor studenten van andere hogescholen. De studiegidsen van de andere hogescholen worden hiervoor geraadpleegd. Studenten die al een opleiding gevolgd hebben, kunnen een aanvraag indienen om vrijstellingen te verkrijgen op basis van eerder verworven competenties (EVC) of eerder verworven kwalificaties (EVK). Hetzelfde geldt voor studenten met een sportstatuut of een statuut als studentenvertegenwoordiger. Op het vlak van internationalisatie vond voor de studenten van het derde bachelorjaar in de afstudeerrichting Klimatisering een uitwisselingsproject plaats met de Haute Ecole Robert Schuman van Aarlen. Gedurende vijf dagen – eerst in Diepenbeek, daarna in Aarlen – werkten de Nederlands- en Franstalige studenten samen rond het thema ‘milieubewustzijn en energie-economisch denken’. Ze ontwierpen samen een ventilatie en centrale verwarming voor een energiezuinige woning, werkten een plan uit voor aardgasaanleg, bouwden een volledig koelcircuit uit en bezochten samen enkele bedrijven (onder meer het Centrum voor Duurzaam bouwen). De begeleidende Nederlands- en Franstalige lectoren leren tijdens deze week de speerpunten van elkaars opleidingen kennen, en hebben de gelegenheid om de opleidingsprogramma’s met elkaar te vergelijken. De commissie stelt zich echter vragen over de kwaliteit van de inhoudelijke uitwerking.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 313
Vanaf het academiejaar 2007-2008 wordt ook een internationale tweedaagse georganiseerd voor alle studenten van het tweede deeltraject. Tijdens deze tweedaagse komen allerlei internationale aspecten van de opleiding aan bod. Er is een divers aanbod aan voordrachten en workshops: Elektromechanica in een internationale context, werken in het buitenland of bij een multinational, interculturele communicatie, studeren in het buitenland, solliciteren in een andere taal enzovoort.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de uitwerking van de kruistabel tussen competenties en vakken, met een verdere gradatie in niveaus onder de vorm van het CBS-systeem. De commissie vraagt meer aandacht voor het vakoverschrijdende werken en de aansluiting van de praktijklessen op de theorie. De commissie adviseert de opleiding om het vijfdaagse uitwisselingsproject voor de afstudeerrichting Klimatisering te herbekijken, teneinde er meer rendement voor de student uit te halen.
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: ten minste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit 3 studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten, en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zo veel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
314 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In de XIOS Hogeschool Limburg wordt de mogelijkheid geboden om alle professionele bacheloropleidingen als modeltraject te volgen op basis van een voltijds en halftijds regime. De studietijd van de opleidingsonderdelen wordt bij de studenten gemeten volgens het principe van ‘schatting achteraf’, met de methode van absolute studietijdmeting. De student schat op basis van deelvragen hoeveel tijd hij besteed heeft aan elk opleidingsonderdeel. Alle gegevens worden verwerkt met een statistisch programma. Sinds 2008-2009 gebruikt XIOS EVASYS als onlinebevragingssoftware. De studenten worden online bevraagd over de opleidingsonderdelen en de organisatorische onderwijsaspecten. Het departement beoogt een geleidelijke nadruk op de zelfwerkzaamheid van de student binnen het curriculum. Dit wil men bereiken door de overdracht van kennis om te buigen naar de verwerving van vaardigheden. Dit leidt tot een stijging van het aandeel zelfstudie in de opleiding, wat voor de nodige uitdagingen zorgt bij het lectorenkorps om nieuwe werkvormen en leermiddelen te introduceren. De studiepunten werden verdeeld en toegekend in overleg met alle betrokkenen in de Opleidingsraad. Verschillende criteria werden in ogenschouw genomen, zoals de te verwezenlijken competenties, de moeilijkheidsgraad van het opleidingsonderdeel en de zelfstudeerbaarheid. Ook worden op basis van de theoretische studietijd actiedrempelgrenzen berekend waarbinnen de gerapporteerde studietijd van de student zich moet bevinden. De minimumactiedrempel wordt berekend op basis van de minimale theoretische studietijd, en de maximumactiedrempel op basis van de maximale theoretische studietijd. Een opleidingsonderdeel waarvoor het gemiddelde en/of de mediaan van de studietijden zich op jaarbasis buiten deze actiedrempels bevinden, wordt gemarkeerd. De resultaten van de studietijdmetingen worden in de Opleidingsraad besproken. Voor opleidingsonderdelen die de minimumactiedrempel van 80 procent of de maximumactiedrempel van 120 procent overschrijden, moet het OP-lid in kwestie een actieplan met concrete remediëringsstappen uitwerken. De commissie stelt echter vast dat de studiebelasting, zoals ook beschreven in het ZER, beperkt is in het eerste en tweede deeltraject in vergelijking met het derde deeltraject. Het departement IWT heeft een bewuste keuze gemaakt om bij de professionele bacheloropleidingen voor een trimestersysteem te kiezen, om het studiecomfort van de studenten te verhogen. Daarnaast biedt het systeem volgens de opleiding nog een aantal bijkomende voordelen, zoals de verlaging van de hoeveelheid leerstof per examenperiode en een verlaging van het aantal opleidingsonderdelen per trimester, in vergelijking met het semestersysteem. Het aantal examens wordt beperkt tot maximaal zes. De opleiding beoogt ook een zo goed mogelijke spreiding van de studielast over de drie trimesters. De commissie maakt echter de bedenking dat studenten op deze manier niet leren om grotere hoeveelheden te studeren of om een eigen studieplanning op te maken, wat eveneens een stap is naar het verhogen van de zelfredzaamheid van de student. De commissie staat positief tegenover de maatregelen die worden getroffen om de student zo goed mogelijk te begeleiden doorheen de opleiding. Zo heeft de opleiding voor de student een academische planner opgemaakt. Het gaat om een jaarkalender met puntenverdeling, die bij de aanvang van het academiejaar aan de studenten wordt bezorgd. Per lopend trimester wordt een trimesterplanner overhandigd, die een samenvatting geeft van de leerstof en de daaraan verbonden opdrachten. De commissie waardeert de inspanningen die geleverd worden om de heterogene studenteninstroom zo goed mogelijk op de opleiding voor te bereiden. Zo worden vakantiecursussen wiskunde ingericht. Er is eveneens een gedifferentieerd uur wiskunde voor studenten met een zwakkere wiskundige vooropleiding. Op de introductiedag wordt een instaptest wiskunde afgenomen, en gepolst naar de vooropleiding en resultaten. De studenten hebben in het eerste jaar de mogelijkheid tot mentorenbegeleiding.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 315
Daarnaast worden studenten waar mogelijk in kleine lesgroepen onderverdeeld. Er is vakspecifieke studiebegeleiding met mogelijkheden tot algemene studiebegeleiding. De studenten waarderen de inspanningen van het departement om het aantal springuren tot een minimum te beperken, en voor een optimale inrichting van de opleidingsonderdelen voor de examens, om een zo lang mogelijke blokperiode te krijgen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie is van oordeel dat de beperkte studiebelasting in het eerste en tweede deeltraject, in vergelijking met het derde deeltraject, moet worden onderzocht.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het studentgerichte onderwijsconcept noopt de hogeschool ertoe om voldoende contactmomenten te blijven inbouwen. De werkvormen en de keuze van het studiemateriaal ondersteunen hierbij de leeractiviteiten of -taken. De commissie steunt de behoefte van het lectorenkorps om voldoende contacturen te organiseren, zodat meer vaardigheden kunnen worden verworven. Dit geeft opportuniteiten om onder meer concrete praktische opdrachten uit te voeren, in plaats van te veel te werken met simulaties. Binnen het proces van onderwijsvernieuwing was de DOOP-stuurgroep de spil: de stuurgroep gaf de leden van het onderwijzende personeel meer inzicht in de verschillende mogelijke werkvormen, en begeleidde hen bij het uitschrijven van hun competenties tot beoordelingscriteria, om op basis daarvan de geschikte didactische werkvormen te kiezen. Om competenties en beoordelingscriteria aan opleidingsonderdelen te koppelen, organiseerde de DOOP-stuurgroep twee workshops, in samenwerking met de dienst Onderwijs van de centrale administratie. De commissie ervaart de implementatie van het small business project als activerende werkvorm in het derde deeltraject van de opleiding als een reële meerwaarde. Binnen dit opleidingsonderdeel wordt een minionderneming opgericht op hogeschoolniveau. Een diversiteit aan werkvormen wordt hierbij gehanteerd. Studenten voeren samen bedrijfsvergaderingen, houden een boekhouding bij, organiseren een aandeelhoudersvergadering, waarin ze hun businessplan voorstellen aan de hand van een PowerPointpresentatie, verkopen hun producten/diensten enzovoort. Ze leren taken verdelen, in team werken en contact leggen met externen (leveranciers, potentiële klanten enzovoort). Vooral de attitude tot ondernemerschap wordt ontwikkeld. Het beroepenveld wordt hier eveneens bij betrokken door de begeleiding via een bedrijfsleider. Er is een intensieve begeleiding door de lectoren, die hierin hun eigen specialiteit naar voren brengen De commissie staat eveneens positief ten aanzien van de koppeling van het VCA-examen voor leidinggevenden binnen het opleidingsonderdeel zorgsystemen. Het biedt een extra troef aan de student bij zijn instap in het beroepsleven.
316 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
De toegepaste werkvormen per opleidingsonderdeel zijn weergegeven in de ECTS-fiches, die eveneens in de cursussen terug te vinden zijn. Samen met de studiegids verschaffen ze de nodige informatie aan de studenten. De opleiding bewaakt de verhouding tussen kennisoverdracht en begeleide kennisverwerking, wat binnen de opleiding Elektromechanica voornamelijk uit labo’s bestaat. Dit stelt de student in de mogelijkheid om de technische kennis om te zetten in concrete labotoepassingen. De commissie vraagt echter wel aandacht voor de voorzieningen binnen het labo fluïdo-mechanica. De opleiding heeft zich tot doel gesteld om binnen de vormgeving van de nieuwe curricula als streefdoel twee derde van het aantal contacturen aan begeleide kennisverwerking te besteden. Ter ondersteuning van het digitale leerplatform Blackboard heeft XIOS diverse cursussen georganiseerd voor de OP-leden. Elk opleidingsonderdeel wordt automatisch voorzien van een Blackboard-cursus, zodat de lectoren in de mogelijkheid zijn om extra leermiddelen, zoals presentaties, transparanten enzovoort, aan de studenten ter beschikking te stellen. De commissie kon vaststellen dat Blackboard in bepaalde opleidingsonderdelen duidelijk ingang heeft gevonden. Daarnaast worden nog andere leermiddelen toegepast, zoals onder cursusmateriaal van de lector, slides, PowerPoint-presentaties, handboeken, catalogi, tijdschriften en internet. De integratie van ICT binnen de opleidingsonderdelen wordt nauw bewaakt. In de afstudeerrichting OT komen de toepassingen en labo’s vroeger aan bod dan bij Klimatisering, doordat eerst nog een aantal specifieke theoretische aspecten moeten worden onderwezen vooraleer studenten in de labo’s aan de slag kunnen. De studenten worden jaarlijks bevraagd over hun ervaringen met het (schriftelijke) studiemateriaal, over de meerwaarde van de contacturen ten opzichte van dit materiaal, of er al dan niet met Blackboard wordt gewerkt enzovoort. Lectoren werden eveneens, zij het eenmalig, hierover bevraagd. De studenten gaven in de evaluatiecommissies aan dat bedrijfsbezoeken en bezoeken aan beurzen nog te weinig aan bod komen. De commissie kon uit de gesprekken en aan de hand van de ter beschikking gestelde informatie vaststellen dat de opleiding sindsdien extra inspanningen geleverd heeft om bedrijfsbezoeken te organiseren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie is van oordeel dat het labo fluïdo-mechanica moet worden uitgebouwd, zodat het beter aansluit bij de theorielessen. De commissie adviseert om naast het werken met simulaties de studenten ook meer concrete en praktische opdrachten te laten uitvoeren.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 317
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding onderkent de evolutie van traditionele evaluaties uit het verleden naar permanente evaluatievormen. Voor de concrete invulling van de juiste evaluatievorm houdt de individuele lesgever rekening met de gehanteerde werkvormen, gebruikte leermiddelen, nieuwe inzichten in evaluatietechnieken, studiecomfort en studievordering. De belangrijkste factor bij de bepaling van de evaluatiemethode zijn evenwel de competenties die worden nagestreefd. Bij elke examenzittijd krijgen de studenten ook departementale richtlijnen. Ze bevatten onder andere de afspraken in verband met gewettigde of ongewettigde afwezigheid, de mogelijkheden om een examen in te halen, de sancties bij spieken enzovoort. De richtlijnen worden ad valvas geafficheerd, en verspreid via Blackboard en email. De examenregeling van de hogeschool behandelt alle organisatorische aspecten. Binnen het kwaliteitshandboek van de hogeschool zijn richtlijnen geformuleerd over het efficiënt examineren. Verder werd in het kader van de onderwijsvernieuwing documentatie over evaluatiemethodes verzameld en ter beschikking gesteld van het OP. Een aantal lesgevers nam deel aan een postgraduaatopleiding (doc.prof), of volgden er enkele specifieke modules uit. In de nieuwe curricula wordt de student op het einde van elke periode geëvalueerd over datgene wat hij tijdens die periode heeft geleerd en gedaan. Het cijfer is gebaseerd op permanente evaluatie (gedurende de lesweken) en/of examens (tijdens de examenweken). De opleiding heeft onder meer de volgende evaluatievormen ingevoerd: self en peer assessment, opdrachten met presentatie, gequoteerde oefeningen (al dan niet aan de computer) en het gebruik van een portfolio. De commissie wist de aanpak met betrekking tot peer assessment te waarderen. De resultaten moeten wel deel uitmaken van het evaluatieresultaat van de student. De tool voor de beoordeling werd door Vlajo ontwikkeld via een Excel-systeem. Een lijst met competenties werd opgezet op een schaal van één tot vijf met individuele scores, die naderhand ook werden overgenomen door andere OO’s die eveneens peer assessment als evaluatietool hebben opgenomen. De opleiding bevestigt dat de evaluaties ernstig worden genomen door de betrokkenen. Door middel van groepsgesprekken worden de resultaten geëvalueerd. Bij eventuele afwijkingen kan dit worden rechtgetrokken. De studenten worden voor 15 oktober van elk academiejaar op de hoogte gebracht van de evaluatievormen door middel van de academische planner. Op dit blad staan alle gegevens: de examenvorm, permanente evaluatie of niet, de puntenverhouding KO-BKV, de mogelijkheid tot vervangend examen of niet, het aantal examens per trimester, verplichte aanwezigheden en of het opleidingsonderdeel al dan niet compenseerbaar is. De studenten kunnen een beroep doen op een departementale en institutionele ombudspersoon. Hun coördinaten zijn terug te vinden op het studentenweb, de valven en op Blackboard. Verder zijn deze gegevens ook terug te vinden in de onderwijs- en examenregeling, die verkrijgbaar is op het studentensecretariaat. Examenroosters worden centraal opgesteld door het departementssecretariaat in overleg met opleidingshoofden, die de diverse moeilijkheidsgraden van de opleidingsonderdelen kunnen inschatten.
de
Er wordt op centraal niveau rekening gehouden met de academische planner, het aantal examens en de lokaalbezetting. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan de roosters van de eerstejaarsstudenten. De opleiding hanteert een maximale spreiding van de examens over de twee examenweken.
318 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Na de examens van het eerste en tweede trimester hebben studenten de mogelijkheid om in een persoonlijk gesprek met hun mentor de resultaten te bespreken. Daarnaast hebben de studenten de mogelijkheid om examens in te kijken Veel lectoren lossen trouwens tijdens de eerste les of tijdens de vakspecifieke studiebegeleiding van het volgende trimester de vragen van het examen klassikaal op. Doorverwijzing naar de verantwoordelijke Studiebegeleiding behoort steeds tot de mogelijkheden. Na de bekendmaking van de resultaten van de eerste (en tweede) zittijd wordt een moment gepland voor inzage van de examens. Dit alles wordt aan de studenten gecommuniceerd via een brief die wordt uitgedeeld op het einde van de proclamatie, de valven en Blackboard. De coördinatie is in handen van de verantwoordelijke Studiebegeleiding. De verschillende bevragingen peilen specifiek naar het regelmatige verloop van de examens, zoals ervaren door de studenten. De ervaringen van de lectoren met betrekking tot de nieuwe evaluatievormen werden als input gebruikt voor het DOOP-jaarplan. Uit de analyse van het aandeel permanent geëvalueerde werkvormen in verhouding tot begeleide kennisverwerving blijkt een duidelijke stijging in functie van de deeltrajecten. Voor OT is dit van 54 procent in het eerste deeltraject tot 84 procent in het derde deeltraject; voor Klimatisering is een gelijksoortige evolutie merkbaar van 54 tot 82 procent. De opleiding onderscheidt de volgende evaluatievormen voor permanente evaluatie: beheerstoets, computeropdrachten, labo’s, oefenzittingen, praktisch examen, zelfstudieopdrachten, artikels en papers, projecten en casestudies. De commissie bevestigt dat de theoretische examenvragen zich op het niveau bevinden van een professionele bachelor, maar ze vraagt wel aandacht voor de permanente evaluaties, die nog te sterk worden gelinkt aan kenniscompetenties alleen. Wat stages en eindwerken betreffen, worden de uiteindelijke stageaanvragen van de studenten in de Opleidingsraad goedgekeurd naar technische inhoud, en toegekend aan een interne promotor (een lector vanuit de Opleidingsraad). Per eindwerk voorziet de opleiding een interne XIOS-promotor voor de persoonlijke begeleiding. Bij het beoordelen van de stage en het eindwerk worden alle aspecten van de beoordeling gekwantificeerd tot een objectieve eindscore. De beoordelingscriteria vloeien voort uit de vooropgestelde competenties. De commissie stelde vast dat deze manier van beoordelen bij de studenten echter onvoldoende is gekend. Het assessment omvat vier belangrijke delen, die in de beoordelingscriteria zijn terug te vinden: de voorbereiding, de activiteiten gedurende het project (door observatie, registratie, terugkoppeling en reflectie), de verslaggeving of scriptie en de mondelinge presentatie. De studenten moeten de status van hun evolutie weergeven in een portfolio Sinds 2007-2008 is er werk gemaakt van een departementale aanpak, op initiatief van de stuurgroep Stages en Eindwerken, voorgezeten door een departementale coördinator. De eindwerken worden beoordeeld door een jury bestaande uit interne en externe promotoren en genodigden. De beoordelingscriteria zijn voor uitgewerkt alle deelaspecten om tot een objectief cijfer te komen voor zowel de stage als het eindwerk. Eén derde van de punten komt op het eindwerk te staan, één derde op de stage door de stagepromotor van het bedrijf en één derde op de verdediging. Voor eindwerken in het buitenland wordt via de dienst Internationalisering van de hogeschool een herschaling doorgevoerd. De secundaire school waartoe de oud-student behoort, wordt eveneens aangesproken om de verdediging bij te wonen. De eindwerken zijn van een voldoende niveau. De commissie stelt evenwel vast dat bepaalde eindwerken sterk beschrijvend zijn. De commissie stelt vast dat de beoordeling van het eindwerk en de stage niet steeds afdoend van elkaar gescheiden is.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 319
Bij deliberaties is de ombudspersoon steeds aanwezig met een adviserende stem. De Ombudsdienst gaf zelf aan dat de opleiding rekening houdt met de geformuleerde opmerkingen. Het eindwerk is het enige opleidingsonderdeel waar alle andere OO’s van het eerste en tweede deeltraject met positief gevolg moeten zijn afgerond. Daarom worden deliberaties voor de stages uitgevoerd. De commissie vindt dat de examens globaal van een voldoende niveau zijn.
Aanbevelingen ter verbetering: De permanente evaluaties zijn nog te sterk gericht op kenniscompetenties. De commissie adviseert de opleiding een consistente methodiek om vaardigheden en attitudes te scoren, op te starten. De aanpak bij de eindwerkevaluatie lijkt hiervoor een goede inspiratiebron. De commissie adviseert de opleiding om de beoordeling van de stage en het eindwerk van elkaar te scheiden en de minimumcriteria per onderdeel (stage, verslaggeving, presentatie) aan de student duidelijk te maken. De commissie vraagt aandacht voor de opbouw van de eindwerken, om te voorkomen dat ze te beschrijvend worden.
Facet 2.8
Masterproef
Niet van toepassing voor een professioneel gerichte bacheloropleiding.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding hanteert de decretaal voorziene toelatingsvoorwaarden voor de bachelor-masteropleiding. De naadloze aansluiting met de vooropleiding is een van de speerpunten van de hogeschool, die het departement IWT, en in het verlengde daarvan de professionele bacheloropleiding Elektromechanica, met een aantal initiatieven en concrete maatregelen in de praktijk omzet.
320 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
In de eerste plaats werd de instroom onderzocht. De meeste studenten komen uit een technische richting, maar het verschil tussen de opleidingen op wiskundig vlak kan groot zijn. Het aantal ASO- en BSO-studenten is beperkt tot erg beperkt. De best aansluitende vooropleiding, TSO Elektromechanica, levert de meeste studenten voor de opleiding. Het aandeel vrouwelijke kandidaten dat zich geroepen voelt om de opleiding Elektromechanica te volgen, is heel beperkt. Het departement IWT tracht de drempel naar het hoger onderwijs zo laag mogelijk te houden door een aantal voorbereidende activiteiten te organiseren, zoals vakantiecursussen en introductiemomenten. Daarnaast is er ook een mentorenwerking in het eerste jaar, en zijn er tal van andere kanalen waar een student met aanpassingsproblemen terecht kan. Om in te spelen op de heterogene instroom (vooral met betrekking tot het aantal uren wiskunde in de vooropleiding) wordt in het eerste jaar een gedifferentieerd programma aangeboden. De commissie wist deze aanpak te appreciëren. Tijdens de introductiedag krijgen de studenten een volledig overzicht van de opleiding, worden ze rondgeleid in het XIOS-gebouw en is er een kennismakingsactiviteit. Bovendien is er de mogelijkheid om cursussen aan te kopen, zodat de studenten vanaf de eerste dag al de nodige documenten hebben. De commissie waardeert de initiatieven met betrekking tot het aantrekken van nieuwe doelgroepen (allochtone studenten en studenten met functiebeperkingen). Mee om die reden worden alle nieuwe programma’s ook halftijds aangeboden. Daarnaast kunnen studenten zich inschrijven voor aparte opleidingsonderdelen. Er is inmiddels ook een diversiteitmedewerker aangesteld, voor 30 procent voor de opleiding en 50 procent voor de hogeschool, om de allochtone gemeenschap warm te maken voor de professionele bacheloropleidingen. Dit heeft geleid tot een aantal concrete initiatieven (SID-In door de Turkse Unie, Turks-Nederlandse brochure enzovoort). Het departementshoofd kan, op advies van de Opleidingsraad, een vrijstelling verlenen op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK). Daarbij moet het gaan om opleidingen die leiden tot de graad van bachelor (of eventueel master), of opleidingsonderdelen die behoren tot een bacheloropleiding (of masteropleiding), verstrekt aan een instelling met binnen- of buitenlands statuut. Het doorslaggevende criterium hierbij is dat het opleidingsonderdeel waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd, naar inhoud, niveau, studiedruk en competenties overeenkomt met het opleidingsonderdeel waarvoor de betrokkene een examencijfer behaalde van minstens 10/20. Bovendien wordt via de volgtijdelijkheidstabellen bepaald op welke opleidingsonderdelen de student een positieve beoordeling moet hebben gekregen voor hij aan een opleidingsonderdeel kan deelnemen. Studenten moeten steeds voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden. Vrijstellingen zijn ook mogelijk op basis van eerder verworven competenties ( EVC). Zowel voor EVC’s als EVK’s wordt de procedure gevolgd die in de schoot van de Associatie UniversiteitHogescholen Limburg (AUHL) werd ontwikkeld. De EVC-procedure omvat de volgende stappen: een intakefase met als doel de ontvankelijkheid van de aanvraag na te gaan, de aanvraag te preciseren, en de beoordelingsstandaarden te bespreken; samenstelling van de portfolio (stappen één en twee worden begeleid door een trajectbegeleider of EVC-coach van het betrokken departement.); de registratie van de aanvraag bij de validerende instantie; beoordeling van de portfolio (en eventuele bijkomende bekwaamheidsproeven) door een beoordelingscommissie; en de certificering door de validerende instantie (toekenning van een bewijs van bekwaamheid). In het academiejaar 2004-2005 werd gestart met een werkgroep PR en een werkgroep Studiebegeleiding. Deze werkgroepen organiseerden onder meer een studievoormiddag voor leerkrachten secundair onderwijs (februari 2005), hadden een ondersteunende rol bij de geïntegreerde proeven (GIP’s) van een twaalftal secundaire
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 321
scholen, startten een databank op met contactpersonen en stimuleerden de lectoren van de opleiding om te zetelen in de verschillende GIP-jury’s van het secundair onderwijs. Na 2004-2005 werden de contacten nog verder uitgebreid, met workshops voor leerkrachten, lezingen rond nieuwe ventilatienormen, contacten met VOKA, deelname aan de Vlaamse Wetenschapsweek, deelname aan een werkgroep Secundair Onderwijs enzovoort. Op het vlak van contacten met secundaire scholen zijn verschillende acties opgezet. Zo is er met een gemeentelijke secundaire school en de opleiding een HBO-project ingediend. Daarnaast wordt sinds 2007 de XIOS Tech Award uitgereikt voor de technisch beste geïntegreerde proef van de door het departement bezochte secundaire scholen. De commissie waardeert ten zeerste de betrokkenheid van de opleiding bij de geïntegreerde proeven binnen de EM-opleiding in het secundair, die als een voorbeeld kan dienen voor andere hogescholen. Het is duidelijk dat de opleiding veel aandacht besteedt aan de overgang van de studenten van het secundair naar het hoger onderwijs. De dalende instroom waarvan sprake in het ZER blijkt in het huidige academiejaar niet op te gaan. Door al deze activiteiten krijgt de opleiding een beter zicht op de studenten die in het eerste jaar binnenstromen, en worden blijvende contacten uitgebouwd met lesgevers uit het secundair onderwijs, met afgestudeerden en met de bedrijfswereld.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma facet 2.3, samenhang van het programma facet 2.4, studieomvang facet 2.5, studielast facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud facet 2.7, beoordeling en toetsing facet 2.8, masterproef facet 2.9, toelatingsvoorwaarden
voldoende voldoende voldoende OK voldoende voldoende voldoende voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
322 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding beschikt over een doordacht rekruteringsbeleid, waarin er aandacht is voor de vereiste domeindeskundigheid, de onderwijskundige bekwaamheden en de professionele deskundigheid, in functie van de eisen die aan de functie worden gesteld. De selectie bestaat uit twee delen. Eerst moeten de sollicitanten een proefles geven van een kwartier of een vakbekwaamheidstest afleggen. Bij de proefles worden zowel de onderwijskundige competenties als de vakinhoudelijke kennis van de kandidaten getest. De vakbekwaamheidsproef gaat de domeindeskundigheid van de kandidaat na. Daarna volgt een interview, waarin gepeild wordt naar de motivatie, ervaring, verwachtingen enzovoort. Als personeelsleden al langere tijd op school werkzaam zijn, komen ze in aanmerking voor een eventuele benoeming. De criteria voor benoeming werden vastgelegd in het ‘Reglement betreffende benoeming van statutair personeel’. In het Hogescholendecreet zijn voor de benoeming van onderwijzend personeel maxima vooropgesteld: maximaal 72 procent van het onderwijzende personeel van de hele hogeschool kan worden benoemd. Momenteel is ongeveer 68 procent benoemd, dus bijna het decretale maximum. Er is een voorlopige benoemingsstop. Het dossier voor benoemingen wordt samengesteld op de centrale Personeelsdienst, zonder dat het personeelslid hiervoor actie moet ondernemen. Het bestuur bepaalt, indien er ruimte is, wanneer een benoemingsronde wordt gehouden. Per departement is een aantal bevorderingsambten beschikbaar. De meeste van deze ambten zijn momenteel ingevuld. De bevorderingsprocedure en de criteria waaraan men moet voldoen, zijn vastgelegd in het bevorderingsreglement. De hogeschool werkt momenteel aan een competentiehandboek, dat hierbij als leidraad kan fungeren. Een personeelslid wordt om de drie jaar geëvalueerd. De evaluatie vormt het eindpunt van een cyclus die bestaat uit een planningsgesprek en één of meerdere functioneringsgesprekken. De basis voor de functioneringsgesprekken en dus ook het evaluatiegesprek vormt de onderwijsportfolio die het onderwijzende personeel moet bijhouden. De evaluatie mondt uit in een eindbeoordeling. Uit de gesprekken van de commissie met de lectoren kwam naar voren dat de frequentie, zoals beschreven in het ZER, niet steeds wordt gehaald. De lectoren zijn zelf vragende partij om de frequentie van evaluaties te verhogen. De commissie steunt de vraag van het lectorenkorps. Vanuit de studentenbevragingen kan eveneens feedback terugvloeien naar de individuele lector van het betrokken opleidingsonderdeel.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 323
Beginnende personeelsleden worden begeleid. Hiervoor is een informatiemap beschikbaar die alle noodzakelijke en nuttige informatie bevat. Op hogeschoolniveau wordt aan het begin van elk academiejaar een samenkomst voor nieuwe personeelsleden georganiseerd. Hier kunnen nieuwkomers kennismaken met de centrale diensten, en worden ze wegwijs gemaakt in de structuren en het onderwijsconcept van de hogeschool. Binnen het departement IWT is er ook het zogenaamde EHBX-team (‘Eerste hulp bij XIOS’). Dit team, opgericht in september 2006, bestaat uit twee OP-leden, vormt het aanspreekpunt voor de beginnende personeelsleden en helpt hen hun weg te zoeken in het reilen en zeilen van het departement. Voor opleidingsspecifieke vragen kunnen nieuwe personeelsleden terecht bij hun persoonlijke begeleider/coach. De nieuwe personeelsleden worden ook uitgenodigd op de introductiedag van de studenten, zodat ze beschikken over alle informatie die de hele opleiding aangaat en ze zelf eventueel extra toelichtingen kunnen vragen bij hun persoonlijke coach. Verder worden alle personeelsleden, onder wie dus ook de nieuwe collega’s, jaarlijks uitgenodigd op een informele receptie op de Dag van de Leerkracht. Binnen de opleiding zijn er lectoren die eveneens actief zijn in het bedrijfsleven, of die nuttige bedrijfservaring hebben. Daarnaast beschikken de lectoren over voldoende mogelijkheden om bijscholingen te volgen. De taakopdracht van de OP-leden is begroot op 28 lesweken, terwijl maar 27 lesweken effectief moet worden lesgegeven. De resterende lesweek is bestemd voor het volgen van bijscholingen en studiedagen. Die worden echter niet noodzakelijk tijdens een lesvrij moment georganiseerd. De hogeschool is er zich van bewust dat de bijscholingen van het personeel nog kunnen worden geoptimaliseerd. Hiervoor werd een aantal initiatieven opgezet, zoals de opmaak van het competentiehandboek. De leden van het onderwijzende personeel zijn zelf verantwoordelijk voor de hun toevertrouwde opleidingsonderdelen en de gekozen werkvormen. De opleiding hanteert ook een aantal vergaderplatformen om de betrokkenheid van het personeel te vergroten. De commissie stelt vast dat deze structuren, die leiden tot structurele verbeteringen binnen de opleiding, inderdaad de samenwerking binnen het lectorenkorps ten goede komen. De ICT-cel van de hogeschool maakt personeelsleden, indien gewenst, wegwijs in de digitale media. Vaak wisselen collega’s onderling ook informatie en kennis uit. Ondersteunende diensten zijn centraal georganiseerd. XIOS streeft ernaar de verscheidenheid in de huidige maatschappij op een positieve manier te benaderen. Dit doet de hogeschool zowel in de programma’s die ze aanbiedt als in haar studenten- en personeelsbeleid. Uit de gesprekken met het ATP-personeel blijkt dat voor hen momenteel geen ruimte is om te kunnen worden benoemd. Anderzijds kwam duidelijk naar voren dat zij wel volgens behoefte bijscholingen kunnen volgen. Sinds 2007 is een personeelslid aangenomen in het kader van het gelijkekansenbeleid. De opleiding heeft een werkgroep Diversiteit en Gelijke Kansen opgericht, waarin de algemene studiebegeleiders van de verschillende departementen aanwezig zijn, samen met een aantal vrijwilligers. Hun werkzaamheden hebben geleid tot een diversiteitplan. De opleiding beoogt een evenredige en volwaardige participatie van studenten en personeel uit diverse kansengroepen in alle diensten en departementen. De commissie heeft vastgesteld dat het onderwijzende en onderzoekspersoneel gekwalificeerd, gemotiveerd en dynamisch is. Het ondersteunende personeel levert duidelijk een bijdrage om deze organisatie vlot te laten werken. Uit de gesprekken blijkt waardering van de studenten voor de lectoren, die zij als toegankelijk ervaren.
324 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
De commissie apprecieert de goede uitbouw van de Dienst voor Preventie en Veiligheid. Die voldoet aan de noden van de hogeschool De commissie is verheugd met de actieve opvolging en begeleiding van de studenten. De commissie merkt op dat de verhouding benoemden/tijdelijken (één derde tegenover twee derde) in de opleiding duidelijk afwijkt van de verhouding in de hogeschool De lectorenmobiliteit in het departement is beperkt, met uitzondering van een aantal sleutelfiguren. Door de drukke bezetting betekent dit een extra taakbelasting. Het is dan weer niet in ieders taakbelasting opgenomen, waardoor het niet onmiddellijk als een minpunt wordt aanzien.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt om de functioneringsgesprekken te structureren en op duurzame wijze in de organisatie te implementeren.
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Bij de daarvoor in aanmerking komende opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie vernam uit het gesprek met de kwaliteitsverantwoordelijke en de verantwoordelijke voor onderwijsontwikkeling dat het onderwijzende personeel bij de bamahervorming door onderwijsdeskundigen in de nieuwe onderwijsvormen werd geïntroduceerd. Voorts werden workshops bijgewoond buiten de hogeschool om kruisbestuiving te bevorderen. Ook cursussen buiten de instelling rond dit thema werden gevolgd. De voornaamste uitdaging bij het korps was het gebrek aan tijd om de nodige voorbereidingen om in kleinere groepen te werken, te kunnen treffen. Gezien echter de toegevoegde waarde duidelijk bleek bij de introductie ervan werd de lijn doorgetrokken, wat in bepaalde gevallen heeft geleid tot de ontdubbeling van de studentengroepen. Binnen de opleiding professionele bachelor Elektromechanica zijn zes OP-leden in het bezit van een doctoraat en werken twee OP-leden aan een doctoraat. In totaal zijn negen OP-leden betrokken in PWO-projecten. De commissie stelt vast dat binnen het lectorenkorps een beperkt aandeel lectoren met bedrijfservaring aanwezig is. Bij vacatures wordt gestreefd naar een combinatie van onderwijs- en beroepsspecifieke competenties. De opleiding besteedt aandacht aan didactische scholing, wat door de commissie als een sterk punt wordt gezien. Het actualiseren van de bedrijfservaring door contacten met het werkveld moet maximaal worden benut.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 325
Informatie wordt opgepikt en waar mogelijk verwerkt in de opleidingsonderdelen. De lectoren worden goed ondersteund door de opleiding en de hogeschool. Er zijn ook vakgroepen aanwezig over de afdelingen heen. Er is afstemming onder collega’s, zodat met gelijklopende oefeningen kan worden gewerkt. Verder is een lector van de opleiding sinds het academiejaar 2007-2008 juryvoorzitter bij het examen tot technicus vloeibare brandstoffen (gasolie) van het Technisch Instituut Sint-Jansberg (Maaseik). Dit is met het oog op de ‘grensverleggende samenwerking onderwijs & bedrijfsleven, in het kader van een ideale schoolstructuur voor alle onderwijsvormen’. Binnen het departement IWT verrichten verschillende lesgevers ook onderzoek. In de opleiding Elektromechanica zijn vooral de PWO-projecten van belang, en kunnen de studenten mee profiteren van de ervaringen en kennis die de lesgevers daarbij hebben opgedaan. Door deze verschillende projecten zijn er ook intensieve contacten met de bedrijfswereld. Binnen het ZER wordt een voorbeeld aangehaald: het PWO-project ‘3D-Lab’ bracht tijdens een studiedag op 22 mei 2008 verschillende leveranciers samen voor een minibeurs. Aan het seminarie over rapid engineering (reverse engineering, rapid prototyping en rapid manufacturing) namen ruim zeventig mensen deel. Het seminarie leverde een aanzienlijke naambekendheid op voor het PWO-project, en er werden ook diverse contacten gelegd voor mogelijke projecten in de toekomst. Daarnaast worden sinds kort ook studiereizen en bedrijfsbezoeken georganiseerd, om de link met het beroepenveld te versterken. De meeste personeelsleden volgen jaarlijks één of meerdere vakspecifieke bijscholingen. Die zijn voor ieder individueel personeelslid opgenomen in de onderwijsportfolio. In sommige gevallen resulteren de bijscholingen in een extra getuigschrift. Elke lector heeft recht op vijf vormingsdagen per jaar. De commissie stelt evenwel uit de gesprekken met de lectoren vast dat deze voorziene vormingstijd niet steeds ten volle wordt benut. De studenten bevestigen dat het lerarenkorps bestaat uit heel gemotiveerde krachten, die in staat zijn om de boodschap duidelijk naar voren te brengen. De lesgevers worden zelf ook geëvalueerd door de studenten; die evaluaties bevestigen dat er rekening wordt gehouden met de geformuleerde opmerkingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht bij de aanwerving voor lectoren die over een voldoende bedrijfservaring beschikken. De commissie adviseert dat de lectoren de voorziene vormingstijd van vijf dagen voor hun verdere professionalisering ook effectief invullen.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
326 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Voor het begin van elk academiejaar wordt het beschikbare onderwijzende personeel verdeeld over de vier departementen, op basis van een allocatiemodel. Een voltijdse opdracht komt overeen met 17 contacturen per week gedurende 28 lesweken. Het totaal voor het departement IWT bedraagt 84,76 VTE’s. Ongeacht het allocatiemodel kan het departement autonoom beslissen over de verdeling van het personeel over de opleidingen. Voor administratieve ondersteuning krijgt elk departement, onafhankelijk van het aantal studenten, ook een aantal administratieve krachten toegewezen. Voor het departement IWT zijn dit 3 personeelsleden (= 3 VTE’s). Binnen het departement IWT worden de VTE’s verdeeld op basis van taken (100 procent = 1 VTE) en niet op basis van het aantal studenten per opleiding. Zeventien lesuren per week gedurende 27 weken betekenen een voltijdse opdracht (100 procent). Hierin zijn opgenomen: lessen voorbereiden, doceren, naverwerking, examineren en toezicht houden tijdens de examens, deelname aan opleidingsraden en vakgroepen, bijdrage tijdens SID-In’s en infodagen enzovoort. Voor de andere taken voorziet het departement in een procentuele verdeling: onderwijs, onderzoek, departementaal onderwijsontwikkelingsplan (DOOP), alumniwerking, eindwerken en stages, internationalisering, kwaliteitszorg, logistiek en diversen, opleidingshoofden, postinitieel onderwijs, pr en werving, studie- en studentenbegeleiding, coaching nieuwe personeelsleden, wetenschapspopularisering en taalbeleid. Er wordt sinds vorig academiejaar ook voorzien in een toewijzing voor de contacten met het beroepenveld. Voor lesopdrachten wordt een totaal van 6,53 VTE’s ingezet. De andere taken worden verdeeld volgens de afgesproken percentages in de prestatieregeling. Deze prestatieregeling wordt jaarlijks aangepast aan de afspraken in het departement. Aangezien de opleidingsonderdelen die gemeenschappelijk zijn voor de beide afstudeerrichtingen ook gemeenschappelijk worden aangeboden, is het personeel dat wordt ingezet om deze opleidingsonderdelen te verzorgen, ook niet specifiek toe te wijzen aan een bepaalde afstudeerrichting. Deze opleidingsonderdelen zijn hoofdzakelijk te situeren in het eerste en tweede jaar. In het eerste en tweede deeltraject is de staf-studentratio berekend door het aantal lesgevers te delen door het totale aantal studenten Elektromechanica. Dit leidt in het eerste deeltraject tot een ratio van 1 op 18, gevolgd door 1 op 13,5 in het tweede deeltraject en 1 op 15,6 in het derde deeltraject. De gemiddelde staf-studentratio van het departement IWT XIOS bedraagt 1 op 12 (inclusief de stuurgroepen).
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de paradox tussen de ruime omkadering en de hoge werkbelasting.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 327
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
328 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool beschikt over een modern, aantrekkelijk en studentvriendelijk gebouw. De opleiding beschikt over degelijke leslokalen. De ruimtes voorzien voor labo’s zijn echter beperkt. De noodzakelijke basisvoorzieningen zijn evenwel aanwezig. Om de financiële noden van de verschillende labo’s te kennen, worden jaarlijks financiële plannen opgesteld. Dit gebeurt in samenspraak met de laboverantwoordelijken. Als lesgevers materiaal nodig hebben voor een bepaald labo waarin ze lesgeven, wenden ze zich tot de laboverantwoordelijke. Als ze materiaal nodig hebben dat niet behoort tot een bepaald labo nemen ze contact op met de financiële verantwoordelijke van het departement. Alle personeelsleden van het departement worden betrokken bij het aanbrengen van ideeën en de uitbouw van een gezamenlijke visie. Om te kunnen inspelen op bijkomende vragen beschikt het departement over een reservebudget. De investeringen in computermateriaal, softwarelicenties en elektronisch materiaal worden beheerd door het departementshoofd en de financiële verantwoordelijke, in onderling overleg met de IT Network Administrator van het departement IWT. Jaarlijks is er een budget voor nieuwe computers, ter vervanging van bestaande computers of voor de uitbreiding van het computerpark. De bibliothecaris beschikt over een departementaal budget dat voldoende wordt geacht voor de aankoop van boeken, tijdschriften, aanvullingen en diversen. Ook hier krijgen de verschillende opleidingen een budget. In september worden indien nodig de resterende budgetten nog herschikt, naargelang de noden van de opleidingen. De onderwijsruimtes evolueren voortdurend. Er worden systematisch technische aanpassingen uitgevoerd aan de bestaande leslokalen om het comfort van de gebruikers te verbeteren. De commissie staat positief ten aanzien van het Technologiecentrum, in het kader van een EFRO-project in samenwerking met de Katholieke Hogeschool Limburg. Met de bouw van het Technologiecentrum krijgen de onderzoeksgroepen meer ruimte en een specifieke infrastructuur voor onderzoek en dienstverlening ten behoeve van de technologische innovatie in de regio. Ook de onderzoekscel EMAP is er gehuisvest; zij voert toegepastfundamenteel onderzoek in plaattechnologie en dimensionele meettechnologie uit. Voor PWO-projecten worden verschillende locaties gebruikt. De laboratoria voldoen aan de basisbehoeftes. De uitrusting voor fluïdo-mechanica, regeltechniek en hoogspanning verdient de nodige aandacht en mogelijke investeringen. De commissie stuurt er eveneens op aan om de studenten binnen het programma meer te laten kennismaken met praktijkgerichte labo’s en minder simulatieprogramma’s te gebruiken. De studentenvoorzieningen en de restauratie zijn afgestemd op de behoeftes van de student.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 329
Het atrium en de uitbreiding daarvan zijn multifunctioneel inzetbaar als ontvangst-, ontmoetings- en symposiumruimte. Hier bevinden zich ook computers (met beperkte software) die de studenten vrij kunnen gebruiken. De campus beschikt over een nieuwe bibliotheek met een duidelijk reglement. De bibliotheek is toegankelijk voor studenten, lectoren, afgestudeerden en derden. De XIOS Hogeschool Limburg is een partner in het bibliotheeknetwerk Anet, samen met de bibliotheken van de Universiteit Antwerpen, de Antwerpse hogescholen en de Universiteit Hasselt. Op de computers in de bibliotheek kan de gebruiker de website van de bibliotheek raadplegen, en de nodige gegevens opzoeken en downloaden uit de beschikbare catalogi en elektronische bronnen. De persoonlijke login van de studenten geeft toegang tot de elektronische leeromgeving Blackboard. Er is ook de mogelijkheid om kopieën te maken of teksten af te drukken. Er wordt gewerkt met een bibliotheekcommissie die twee- tot driemaal per jaar samenkomt om alle facetten van de bibliotheekwerking te bespreken. Deze commissie bestaat uit het diensthoofd, de vier departementshoofden en de bibliothecarissen van de vestigingen van Diepenbeek en Hasselt. In het departement IWT wordt het bibliotheekbudget verdeeld over de verschillende opleidingen. Dit gebeurt in drie fases. Tot eind februari gebeuren de aankopen van de boeken uit de aanbevolen literatuurlijst van de verschillende opleidingsonderdelen (CBS). De commissie bevestigt op basis van de gesprekken met de verschillende belanghebbenden dat de bibliotheekvoorzieningen aan de behoeftes voldoen. Er is een goed uitgebouwde cursusdienst. Elk jaar vindt een handboekenverkoop plaats op de campus, met evaluatie door de Bibliotheekcommissie. Het studentensecretariaat beschikt over een ruim lokaal waar vier leden van het administratieve personeel permanent aanwezig zijn. De studenten kunnen steeds terecht aan het loket met hun vragen. Als interne en externe communicatiemiddelen zijn er de valven, Blackboard, e-mail, intranet, de tv-schermen, ‘XMagazine’ enzovoort. Sommige documenten, zoals de individuele rapporten van de studenten, worden via de post bezorgd. Elke lector heeft een vakkastje in de lectorenkamer, waarin hij zijn post terugvindt. Intussen wordt steeds meer informatie verstrekt via Blackboard en intranet. De lectoren hebben een zestal bureaus ter beschikking. Verder zijn nog dertien ruimtes naast praktijklokalen ingericht als bureauruimte. Elke ruimte biedt plaats aan meerdere leden van het onderwijzende personeel, zodat elk OP-lid een vaste plaats heeft. Elke ruimte heeft de nodige computervoorzieningen met internetaansluitingen, printer, telefoon en kastruimte. Eenentwintig personeelsleden beschikken over een laptop van de hogeschool, en 46 personeelsleden hebben een USB-stick gekregen van 1 gigabyte. Dit laatste initiatief ondersteunt het gebruik van de pc’s met internetaansluiting en de vaste LCD-projector die in de meeste onderwijsruimtes aanwezig zijn. De lectoren kunnen ook gebruikmaken van het studentenrestaurant aan bezoekerstarief.
Aanbevelingen ter verbetering: De ruimtes voorzien voor labo’s zijn beperkt. De uitrusting voor fluïdo-mechanica, regeltechniek en sterkstroom verdient de nodige aandacht en investeringen. De commissie verwacht dat de studenten meer praktisch uitgewerkte labo’s kunnen volgen.
330 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De werkgroep Studiebegeleiding bestaat uit de algemene studiebegeleiders van elk departement, de maatschappelijk assistent van StuvoX (Studentenvoorzieningen XIOS Hogeschool Limburg) en de coördinator Studentenbegeleiding vanuit de dienst Onderwijs. Een student die kampt met problemen of vragen heeft over studie- en studentenbegeleiding, of over de sociale voorzieningen van XIOS, kan terecht bij zijn mentor, de verantwoordelijke voor vakspecifieke en algemene studiebegeleiding, de coördinator Taalbeleid of bij StuvoX. Voor vragen over zijn studieloopbaan kan de student terecht bij de trajectbegeleiding, EVC-coaches en de Ombudsdienst. De commissie staat positief tegenover de bundeling van de studiebegeleidingstaken bij één persoon. De algemene studiebegeleider is tegelijk ook de traject- en EVC-begeleider, en de eerste ombudspersoon. Dit maakt de kanalisatie en toegankelijkheid voor studenten met vragen een stuk vlotter. De studenten bevestigen de laagdrempeligheid in de communicatie met de lectoren, en weten die naar waarde te schatten. De opleiding voorziet in verschillende vormen van ondersteuning voor de student: vakspecifieke studiebegeleiding en algemene informatievoorziening. In het eerste bachelorjaar Elektromechanica is er één mentor per twintig studenten. Die kan in het begin van het academiejaar vrij gekozen worden door de student in kwestie. In het tweede en derde jaar is er een mentor per afstudeerrichting. Studenten hebben hier niet de vrije keuze; ze kunnen wel altijd een ander personeelslid aanspreken. Bij grotere problemen voorziet de school in een algemene studiebegeleider en een maatschappelijk assistent. Het gaat hier vooral om eerstelijnsopvang in noodsituaties. In november 2006 sloten de studentenvoorzieningen van de AUHL (Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg) een samenwerkingsovereenkomst met het CAW Sonar. Studenten die een langdurige begeleiding nodig hebben, kunnen rechtstreeks worden doorverwezen naar CAW Sonar. Op het vlak van instroombegeleiding voorziet de opleiding in vakantiecursussen wiskunde en een gestructureerde aanpak van de contacten met het secundair onderwijs. De commissie waardeert de inrichting van het gedifferentieerde uur wiskunde op basis van instaptoetsen. Op het vlak van studentenbegeleiding wordt elke nieuwe student gevraagd een fiche in te vullen om hen te volgen tijdens hun studieloopbaan. Er worden eveneens aangepaste maatregelen getroffen voor specifieke situaties. Anderstalige studenten kunnen bijvoorbeeld gedurende één academiejaar tijdens examens en/of permanente evaluatie gebruikmaken van een Nederlands woordenboek. Er worden ook maatregelen genomen voor studenten met dyslexie of faalangst, na de uitvoering van een VASEV-test rond studie- en examenvaardigheden. De opleiding organiseert bovendien
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 331
trainingen in samenwerking met Stuvox, en er is stage- en eindwerkbegeleiding. Inkomende buitenlandse studenten worden ten slotte praktisch ondersteund, in samenwerking met de departementale coördinator Internationalisering; Stuvox zorgt voor de huisvesting. De opleiding speelt kort op de bal als het over afwezigheden gaat. Bij systematische afwezigheden wordt de student door de studiebegeleider gecontacteerd. Als de student zich uiteindelijk wil uitschrijven of van richting wil veranderen, wordt gepeild naar de reden hiervoor, ter afsluiting van het dossier. In het kader van het gelijkekansenbeleid wordt aan elke student een vragenlijst overhandigd, waarin gevraagd wordt naar de sociale gegevens van de student. Die worden in een database verwerkt en kunnen fungeren als basis voor het concretiseren van het diversiteitbeleid. Potentiële studenten worden geïnformeerd op verschillende manieren, zoals SID-In’s in elke Vlaamse provincie, de infodagen en de infomarkt, de website van XIOS en via brochures. Personeelsleden verbonden aan het studentensecretariaat of StuvoX, en ook de mentor en de studiebegeleider informeren studenten waar nodig. Daarnaast zijn de volgende informatiekanalen voorhanden voor de student: Een introductiedag voor nieuwe studenten aan het begin van het academiejaar, waarin eveneens de werking van Stuvox wordt uitgelegd; De studiegidsen die eveneens consulteerbaar zijn op de website van de hogeschool. Studenten kunnen via het studentensecretariaat een papieren versie krijgen. De bundel gidsen bestaat uit drie delen: ‘Onderwijs- en examenregeling’, ‘Rechtspositieregeling’ en ‘Opleidingsgids’. In deze laatste gids vindt de student van elk opleidingsonderdeel een ECTS-fiche terug; Men beschikt eveneens over een agenda met ‘wegwijsinformatie’ en een academische planner. Dit laatste document geeft de student een zicht op de examenvormen, de mogelijkheid tot vervangende examens, de verdeling van de punten, begeleide kennisverwerking (BKV) en kennisoverdracht (KO) enzovoort; Een trimesterplanner, een overzicht waarin per opleidingsonderdeel en per week wordt aangegeven welke onderwerpen en activiteiten gedurende het trimester aan bod zullen komen. Ook de data waarop projecten of laboverslagen moeten worden ingeleverd en waarop gequoteerde permanente evaluatie plaatsvindt, staan hierop aangeduid. Studenten worden ten slotte geïnformeerd via de website, het studentenweb, het studentensecretariaat, de valven, de televisieschermen, Blackboard en een persoonlijk XIOS-e-mailadres. In de bevragingen over organisatorische onderwijsaspecten en opleidingsonderdelen zijn vragen rond studiebegeleiding opgenomen. Aandachtspunten hieruit leidden in 2005 tot een herziening van het digitale leerplatform, zodat de studenten sneller de nodige informatie konden terugvinden. De commissie apprecieert de inspanningen die het team doet in de context van een sterk uitgewerkte, en waar nodig, individuele studie- en studentenbegeleiding. De commissie stelt vast dat de studenten dit naar waarde weten te schatten.
Aanbevelingen ter verbetering: /
332 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 333
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mee aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het kwaliteitsdenken is duidelijk aanwezig binnen het beleid. Dit beleid kreeg gestalte in nauwe samenwerking tussen het hogeschoolbestuur en de departementen, en met ondersteuning van de centrale diensten. De vertaling naar de uitvoering en de doorstroming van kwaliteit binnen de hogeschool kreeg vorm in het kwaliteitshandboek. De commissie bevestigt dat het kwaliteitsdenken aanwezig is bij de kwaliteitszorgverantwoordelijken. De hogeschool heeft gebruikgemaakt van een zelfevaluatiesysteem onder de vorm van TRIS (Transnationale Institutionele Samenwerking ). Het systeem is gebaseerd op het EFQM-model, maar is aangepast aan de noden van het hogeschoolonderwijs. De uitkomsten van de evaluaties zijn binnen de opleiding een aanzet tot verbeteringsinitiatieven. De commissie ervaart echter een beperkte implementatie hiervan in de PDCA-cirkel. De hogeschool en het departement hanteren bevragingen ter toetsing van het functioneren van het opgezette kwaliteitssysteem. De individuele lesgevers lopen door hun zelfevaluatie door gebruik te maken van hun onderwijsportfolio. De onderwijsportfolio vormt de basis voor plannings-, functionerings- en beoordelingsgesprekken, en wordt ook meegenomen in het dossier voor vaste benoeming of bevordering. Als tijdens een zelfevaluatie beleidsmatige aspecten naar boven komen, waarvoor de medewerking van anderen noodzakelijk is, worden deze verbeterpunten aangekaart in een diensthoofdenvergadering. De daaruit voortvloeiende actieplannen worden opgelijst per centrale dienst met feedback naar de departementen en opleidingen. De TRIS-methodiek houdt rekening met de verschillende doelgroepen van de organisatie: de medewerkers, de studenten, de afgestudeerden en het beroepenveld. Het beroepenveld wordt betrokken bij de opleiding, aangezien vertegenwoordigers ervan onder meer in de Curriculumraad zetelen, feedback geven aan het onderwijspersoneel tijdens stage- en eindwerkbegeleiding, betrokken waren bij de opmaak van het competentieprofiel. Bovendien heeft een aantal leden van het onderwijzende personeel ook nog banden met het bedrijfsleven. De opleiding is sinds kort overgeschakeld op bevragingen op trimestriële basis in plaats van jaarlijks, met het oog op een verbetering van de nauwkeurigheid van de bevragingen. De bevraging van opleidingsonderdelen werd opgesteld door de centrale administratie, in samenwerking met de DOOP-stuurgroep. Er wordt telkens met een vijfpuntenschaal gewerkt, gaande van ‘volledig niet akkoord’ tot ‘volledig akkoord’. In tegenstelling tot vroeger werden alle opleidingsonderdelen inmiddels bevraagd. De ingevulde vragenlijsten worden verwerkt door de dienst Onderwijs. De departementale coördinator en het departementshoofd ontvangen de resultaten.
334 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
De frequentieverdeling van de antwoorden wordt per vraag en per opleidingsonderdeel verwerkt in een verslag. Als referentie wordt de frequentieverdeling per vraag ook opleidingsonderdeeloverschrijdend verwerkt. De vragen worden gemarkeerd als aandachtsgebied als de grensscore van de frequentieverdeling overschreden is. De grensscore is overschreden als 35 procent of meer van de studenten ‘volledig niet akkoord’ antwoordt en/of als de som van de antwoordcategorieën ‘volledig niet akkoord’ en ‘eerder niet akkoord’ groter dan of gelijk is aan 50 procent. De departementale coördinator bespreekt deze resultaten met de opleidingshoofden en de opleidingscoördinator Kwaliteitszorg. Die laatste bespreekt de resultaten in de Opleidingsraad (OR). Op basis van deze bespreking stellen lesgevers indien nodig remediëringsmaatregelen voor (op korte of lange termijn) en/of neemt de OR bepaalde beslissingen. De opleiding start dan naar aanleiding hiervan een verbetertraject. De bevraging over de organisatorische onderwijsaspecten peilt naar het algemene oordeel van de studenten over niet-opleidingsonderdeelgebonden aangelegenheden, zoals de algemene studiebegeleiding, het beheer van de valven, de Cursusdienst/boekenverkoop, het restaurant enzovoort. De gemiddelde gemeten studietijd voor het eerste deeltraject lag met 1250 uur onder de vereiste 1500 uur. In het tweede deeltraject is eenzelfde lijn merkbaar, zij het minder uitgesproken. Naar aanleiding van deze metingen en de opmerkingen in evaluatievergaderingen zijn in het curriculum van het eerste deeltraject al verscheidene aanpassingen aangebracht om de studietijd beter te benutten. Er zijn nieuwe onderdelen aan het curriculum toegevoegd, en er zijn enkele opleidingsonderdelen opgesplitst, zodat de studiepunten en de bijhorende uren beter op elkaar zijn afgestemd. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding al verbeteracties in dit kader heeft opgestart. Een evaluatiecommissie is een overleg tussen een aantal studenten van een groep en twee OP-leden. Het doel van dit overleg is meervoudig: het bespreken van de belangrijkste bevindingen uit de schriftelijke bevragingen, het ventileren van positieve en negatieve zaken binnen de opleiding, en feedback geven op het moment zelf. De twee personeelsleden die deze bevragingen bijwonen, maken deel uit van de OR, maar hebben geen onderwijsopdracht in het bevraagde jaar. De commissies worden jaarlijks georganiseerd. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, dat wordt doorgestuurd naar het departementshoofd. Hij beslist wat met de aangeleverde informatie gebeurt. Soms moet een individueel personeelslid de informatie ontvangen, in andere gevallen is de informatie relevant voor de centrale diensten en in nog andere gevallen komen items aan bod in de Opleidingsraad. Naar afgestudeerde gegradueerden/professionele bachelors EM werden twee bevragingen uitgevoerd, in 2005 en in 2008. De commissie kon vaststellen dat de respons wat is verbeterd, van 17,9 naar 26,2 procent in de laatste bevragingsronde. De inhoud was nagenoeg gelijklopend. In de laatste bevraging werden de belangrijke opleidingsspecifieke vragen met betrekking tot de opdeling Onderhoudstechnologie/Klimatisering aangepast. In het academiejaar 2004-2005 werd een bevraging georganiseerd bij de vertegenwoordigers van het beroepenveld. De opleiding verstuurde per e-mail een enquête over het competentieprofiel. De opleiding kreeg een matige respons. Mee hierdoor werd de Curriculumraad opgericht. Deze Curriculumraad kwam in het verleden alleen maar samen bij grondige wijzigingen in het curriculum. Nu is hiervoor een jaarlijkse frequentie vastgelegd. Het belang voor het beroepenveld is weerspiegeld in een beleidsplan dat voorziet in de opmaak van een databank met informatie van de opleiding en bedrijfscoördinaten, contactpunten voor stages en eindwerken, en de mate waarin de opleiding afgestemd is op de regionale markt en inspeelt op nieuwe evoluties.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 335
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor het volledig doorlopen van de PDCA-cirkel bij het opzetten, implementeren en opvolgen van verbetertrajecten.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen tot de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het werkveld werd geconsulteerd door middel van bevragingen in 2004; bij de alumni vonden die plaats in 2008. Studenten en lesgevers werden eveneens bevraagd. De resultaten werden in de Opleidingsraad besproken. Indien nodig werden aanpassingen doorgevoerd in het curriculum. De persoonsgebonden opmerkingen met betrekking tot een opleidingsonderdeel werden door het personeelslid en het departementshoofd besproken, en remediëring werd opgenomen in de onderwijsportfolio (OPF) van het individuele personeelslid. Bevragingen hebben in het verleden geleid tot aanpassingen van het curriculum. Het systeem schrijft voor dat de voorbereiding door een DOOP-medewerker plaatsvindt in samenspraak met de betrokken lectoren. De knopen worden doorgehakt op de Opleidingsraad, waar verslagen van worden bijgehouden. Bij gebrek aan een curriculumraad werden de competentiematrix en het curriculum in 2004 voorgelegd aan externen door middel van een schriftelijke bevraging. De Curriculumraad werd in 2008 opgericht. In de raad zetelen alle betrokkenen van de opleiding: leden van het onderwijzende personeel, leden uit het beroepenveld, afgestudeerden, contactpersonen uit het secundair onderwijs en studenten. De diverse coördinatoren en coördinatievergaderingen leiden tot erg lange doorlooptijden bij de realisatie van concrete verbeteringen. De onduidelijke afbakening tussen verantwoordelijkheden en bevoegdheden is hier mogelijk een hinderpaal. De opleiding werd in het academiejaar 2006-2007 doorgelicht op basis van de TRIS-procedure voor zelfevaluatie. De voortgang wordt periodiek op de Opleidingsraad besproken. Het verbeterplan kreeg procesmatige feedback van de dienst Onderwijs, werd na verwerking van die feedback goedgekeurd door de Departementsraad en vervolgens terugbezorgd aan de dienst Onderwijs. De structuur van het verbeterplan is sinds januari 2008 aangepast, zodat het overzichtelijker is voor alle betrokkenen. Door de jaarlijkse bijeenkomst van de Curriculumraad en de contacten met het beroepenveld worden de competentielijsten blijvend getoetst aan de eisen van het beroepenveld, en dit in een ruimer kader, waarin de koppeling tussen competenties, de curricula en de eisen van het beroepenveld centraal staat. De commissie waardeert de uivoering van concrete acties na de Curriculumraad.
336 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om zorg te dragen voor een vlotter verloop bij het doorvoeren van concrete verbeteringen. De commissie verwacht dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de organisatie duidelijker worden afgebakend.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding maakt gebruik van raden en commissies om de medewerkers, studenten, afgestudeerden en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg te betrekken. Vooreerst is er de Departementsraad, voorgezeten door het departementshoofd. De raad is samengesteld uit zes vertegenwoordigers van het personeel, drie studenten en drie vertegenwoordigers uit sociaal-economische en culturele milieus. De Departementsraad organiseert de onderwijsverstrekking, het projectmatig wetenschappelijk onderzoek en de maatschappelijke dienstverlening. Hij coördineert ook de bestuurstaken op het niveau van het departement, conform de richtlijnen van de raad van bestuur en het bestuurscollege, en keurt het verbeterplan goed. Alle leden van het onderwijzende personeel met een opdracht in de opleiding maken deel uit van de Opleidingsraad. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in een intern reglement van de XIOS Hogeschool Limburg. Het opleidingshoofd is voorzitter en zorgt voor de coördinatie van de taken. Er wordt gewerkt met een agenda. De opleidingscoördinatoren die deel uitmaken van een bepaalde stuurgroep bespreken hun activiteiten, en er is steeds de mogelijkheid om variapunten mee te delen. Het verslag is uitgebreid en wordt naar alle betrokkenen gestuurd. De inhoud van de Opleidingsraad is verbonden met de curriculumvernieuwing en de onderwijsevaluatie. Er zijn diverse stuurgroepen die allemaal rond één bepaald thema werken. Elke stuurgroep bestaat uit één departementale coördinator, één secretaris en opleidingscoördinatoren, één per opleiding. De thematische stuurgroepen vormen een krachtig instrument om aan belangrijke pijlers van de opleiding te werken. De leden bestaan uit een departementale coördinator, secretaris en opleidingscoördinator. De departementale coördinator speelt daarenboven een belangrijke rol bij de opmaak van het departementale jaarverslag van de hogeschool per academiejaar. De gegevens van de stuurgroep zijn ook op Blackboard terug te vinden. Er zijn binnen het departement ook vakgroepen opgezet. De leden van een vakgroep proberen in onderling overleg vakinhouden te bespreken en voorstellen rond herschikkingen van opdrachten te formuleren.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 337
De coördinatievergadering bestaat uit de algemeen directeur, de vier diensthoofden en de vier departementshoofden. Elke veertien dagen vindt het overleg plaats onder leiding van de algemeen directeur. Het doel van deze vergadering is beleidsvoorbereidend te werken. De dienst Onderwijs biedt procesondersteuning aan bij de interne en externe kwaliteitszorg, en geeft procesmatige feedback over de voorlopige versies van verbeterplannen, voortgangs- en afsluitende rapporten. Op het vlak van studentenparticipatie ziet het bestuur van XIOS toe op de oprichting van een studentenraad op hogeschoolniveau. De Studentenraad bestaat uit leden die worden verkozen door en onder de XIOS-studenten. Het aantal leden wordt bepaald door de Studentenraad: maximaal vijftien, van wie twaalf verkozen leden. De drie studenten die op het ogenblik waarop zij als stemgerechtigd lid worden aangeduid in de raad van bestuur niet behoren tot de Studentenraad, worden van rechtswege met stemrecht in deze raad opgenomen. De verkiezingen worden georganiseerd door het bestuur in samenspraak met de Studentenraad. Per departement wordt een studentenraad verkozen. Die vaardigt zijn vertegenwoordigers af in de Studentenraad op hogeschoolniveau en in de bestuursorganen van vzw StuvoX (Studentenvoorzieningen XIOS Hogeschool Limburg). De departementale studentenraden kunnen adviezen formuleren ten aanzien van de departementsraden. Door middel van evaluatiecommissies verkeren studenten in de mogelijkheid om opmerkingen te formuleren rond de opleiding, de organisatie, huisvesting enzovoort. Voor de studenten van het eerste jaar zijn er twee evaluatiecommissies. De commissie stelde vast dat de participatie van de studenten en de uitbouw van de studentenparticipatie verbeterpunten zijn voor de opleiding. De afgestudeerden en het beroepenveld in het algemeen worden door bevragingen betrokken bij de opleiding. Verder komt er ook feedback van het beroepenveld door de begeleiding van projecten, stages en/of eindwerken van studenten. De commissie stelt vast dat de selectie van de werkveldvertegenwoordigers aanleiding kan geven tot een bredere kijk en een grotere feedback.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een verdere uitbouw van de formele studentenparticipatie. De commissie apprecieert de initiatieven om het werkveld te betrekken bij de curriculumherziening. De selectie van de vertegenwoordigers verdient echter aandacht.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
338 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding en de afgestudeerden worden door het beroepenveld gewaardeerd. Dit blijkt uit de gesprekken die de commissie heeft gevoerd met alumni en vertegenwoordigers van het werkveld. De afgestudeerden gaven ook aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteit van de opleiding. De verschillende competenties worden afgetoetst door middel van bevragingen en de recente oprichting van de Curriculumraad. De afgestudeerden werden in 2008 bevraagd. De opleiding peilde naar hun tevredenheid over de opleiding. De volgende facetten werden bevraagd: de didactische kwaliteiten van de lectoren, de kwaliteit van het schriftelijke studiemateriaal, de kwaliteit van examinering, de organisatorische aspecten van de opleiding en de infrastructuur. Verder zijn er ook de persoonlijke contacten met de afgestudeerden tijdens terugkomavonden of de Avond der Jonge Professionals. De studenten die voortstuderen om een masterdiploma te behalen, geven eveneens feedback over de opleiding. Hierbij stelt de opleiding een stijgend aantal studenten met een schakelprogramma vast. De opleiding heeft naar aanleiding van de resultaten van de bevragingen acties opgezet via de Opleidingsraad. Dit heeft onder meer geleid tot de integratie van een meeloopstage en curriculumaanpassingen. De commissie stelt vast dat de examenvragen op het niveau van de opleiding staan. Ze constateert evenwel dat er nog opportuniteiten zijn naar de bewaking van zowel de keuze als het niveau van de stageplaatsen en eindwerkonderwerpen. Dit zou zowel de opleiding als de student ten goede komen. Tijdens de visitatie kwam ook naar voren dat de veiligheidsvoorzieningen voor de studenten tijdens de stage niet steeds afdoend aanwezig en/of uitgewerkt waren. De opleiding besteedt de nodige aandacht aan internationalisering. In november 2002 werd een departementale stuurgroep Internationalisering opgericht, die bestaat uit coördinatoren van de verschillende opleidingen en één departementale coördinator. Een visietekst waarin internationalisering centraal staat, is opgemaakt. Er is eveneens een Stimuleringsfonds Projecten Internationalisering (STIPI) opgericht om acties in dit kader financieel te ondersteunen. De opleiding streeft niet alleen naar een hogere studenten- en lectorenmobiliteit, maar wil alle studenten en lectoren bewust maken van het belang van een open internationale houding. Omdat niet elke student de mogelijkheid heeft om in een ander land te gaan studeren, worden binnen het departement IWT ook verschillende initiatieven opgezet in het kader van internationalisation at home.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 339
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor de bewaking van de keuze en het niveau van de stageplaats en het eindwerkonderwerp. De commissie vraagt aandacht voor gedegen afspraken en opvolging over de veiligheidsvoorzieningen tijdens de stage.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. In tegenstelling tot de Vlaamse situatie durft deze opleiding toch streefcijfers formuleren. Zij krijgt hiervoor grote waardering van de commissie. De opleiding definieert ‘onderwijsrendement’ aan de hand van de volgende kengetallen: het percentage instromers dat binnen één academiejaar slaagt voor het eerste structurele programmadeel; gemiddelde studieduur: het aantal jaren en maanden dat een student gemiddeld nodig heeft om de volledige opleiding PBA EM te voltooien; tewerkstellingsrendement: het percentage afgestudeerden dat binnen de drie maanden werk vindt; slaagcijfers voor de hogerejaarsstudenten; slaagcijfers voor stage/eindwerk. De opleiding hanteert de volgende streefcijfers: rendement in het eerste deeltraject: minstens 45 procent; gemiddelde studieduur: minder dan 3,5 jaar; tewerkstellingsrendement: minstens 85 procent; slaagcijfers van hogerejaarsstudenten: 80 procent tweedejaars- en 90 procent laatstejaarsstudenten; slaagcijfers voor stage/eindwerk: 95 procent. Voor de slaagcijfers van de studenten in het eerste deeltraject richt de opleiding haar verwachtingen naar een eigen referentie, het XIOS-gemiddelde en de Vlaamse gemiddelden. De slaagcijfers zijn opgedeeld naar de beide afstudeerrichtingen. De opleiding voert sinds een aantal jaar binnen het departement IWT jaarlijks een uitgebreid slaagcijferonderzoek. Hierin wordt onder meer gepeild naar de vooropleiding. Daarnaast wordt door
340 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
correlatieonderzoek nagegaan of er verbanden zijn tussen het programma van de vooropleiding en de resultaten op bepaalde opleidingsonderdelen. Voor het tweede jaar scoort de opleiding onder het Vlaamse gemiddelde, voor het derde jaar daarboven. De opleiding geeft aan dat de studenten in meerdere structurele programmadelen zitten, wat op zijn beurt bemoeilijkend werkt op het slaagcijferonderzoek. Wat de gemiddelde studieduur betreft, stellen alle professionele bacheloropleidingen van het departement IWT het streefcijfer van maximaal 3,5 jaar voorop. De opleiding haalt het vooropgestelde cijfer. De commissie steunt de initiatieven die door de opleiding en het departement worden ondernomen om de studieuitval tot een minimum te beperken. De opleiding onderneemt diverse inspanningen om studenten- en docentenmobiliteit aan te wakkeren en te stimuleren. De commissie stelt evenwel vast dat deze aanpak op dit ogenblik in beperkte mate zijn vruchten afwerpt, maar ze is wel hoopvol dat hij mits verdere ontwikkeling een hoger rendement zal opleveren.
Aanbevelingen ter verbetering: De opleiding heeft voor de eerste keer een aantal streefcijfers geformuleerd. De commissie moedigt de opleiding aan om de ingeslagen weg verder te zetten. De al ondernomen initiatieven op het vlak van internationalisering vormen een goede aanzet die verder moet worden ontwikkeld.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 341
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Het ZER is vlot leesbaar en geeft een realistisch beeld van de opleiding, mee dankzij de duidelijke verwijzingen naar de goed uitgewerkte bijlagen die het consulteren van het rapport erg vergemakkelijken. Uit het ZER blijkt dat het team een heldere en realistische kijk heeft op de opleiding, en met een kritische blik de sterke en te verbeteren punten aangeeft. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
342 | Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Overzichtstabel van de oordelen score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5: Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende OK voldoende voldoende voldoende n.v.t. goed voldoende voldoende
Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement Bijzondere kwaliteitskenmerken Facet 1: Differentiatie en profilering Facet 2: Facet 3:
score onderwerp
voldoende voldoende voldoende voldoende goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
Kwaliteit Concretisering
De oordelen zijn van toepassing voor: De professionele bacheloropleiding Elektromechanica afstudeerrichting Onderhoudstechnologie (OT) afstudeerrichting Klimatisering (KLIMA)
Opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 343
344 | Bijlagen
bijlagen
Bijlagen | 345
346 | c.v. van de visitatieleden
bijlage 1
curriculum vitae van de commissieleden
Paul Bertels studeerde in 1980 af als industrieel ingenieur Elektromechanica aan de toenmalige Hogeschool de Kempen, nu KHK. In 1998 behaalde hij de Master of Science in Industrial Business Administration (UGent/Vlerick). Hij startte zijn loopbaan bij Philips Lommel Plastic & Metalware Factory en ging enige tijd later aan de slag bij Philips Brugge TV-factory. Bij Deceuninck N.V. was hij achtereenvolgens Production Manager en Corporate Quality Manager. Na zijn functie als kwaliteitsmanager bij TIAutomotive ging hij in 2003 aan de slag bij de Vlaamse Ingenieurskamer VIK. Als directeur van de VIK behartigt hij de professionalisering van deze beroepsvereniging met 10.000 individuele leden en 1.000 bedrijven leden gebaseerd op de onbaatzuchtige inzet van 250 actieve vrijwilligers en ondersteund door een team van 10 vaste medewerkers op het VIK secretariaat. Nicolas Colangelo studeerde in 2002 af als industrieel ingenieur elektromechanica aan het toenmalige De Nayer instituut. Na zijn studies volgde hij een opleiding om als instructeur in de kerncentrale van Doel te kunnen werken. Sinds 2006 is hij als senior instructeur verantwoordelijk voor de initiële opleiding (opleidingsprogramma / pedagogische dossiers,…) van het controlezaalpersoneel. Gerrit Dobbelaere is een graduaat Elektromechanica, afgestudeerd aan de Hogeschool BME-CTL te Gent in 1990. Als projectmanager bij Electrabel, meer bepaald bij de commerciële tak Martkets&Sales - European Product Management, begeleidt hij ondernemingen bij diverse energieprojecten rond aardgas, hoogspanning, rationeel energiegebruik en alternatieve energie. Vanaf 2009 is hij senior operator van gasturbines en stoomcentrales bij de tak WKK Electrabel. Guido De Graeve studeerde in 1978 af als industrieel ingenieur elektriciteit-elektronica aan het toenmalige Don Bosco Hoboken. Bij Egemin, een toonaangevend bedrijf als het over industriële automatisatie oplossingen gaat, heeft hij mee aan de wieg gestaan van de uitbouw van dit vakgebied en heeft hij jarenlang de leiding gehad over een team van een 30 tal PLC/SCADA ingenieurs. Op dit moment heeft hij de eindverantwoordelijkheid over EgeminPlus, een gespecialiseerd werving en selectiekantoor voor ingenieurs en hogere technische profielen. Romain Hulpia heeft pedagogische en psychologische wetenschappen gestudeerd aan de Universiteit Gent. Hij heeft gedurende lange tijd gewerkt als wetenschappelijk medewerker aan de UGent en verwierf een gelijkwaardigheidsattest aan een doctoraat. Sinds 1991 was hij adviseur voor het hoger onderwijs binnen de inspectiedienst. Hij werkte mee aan de opstart van de opleidingsdoorlichtingen van het één-cyclusonderwijs en was voorzitter van een honderdtal doorlichtingscommissies. Hij nam onder andere deel als voorzitter aan de visitaties van diverse hogeschoolopleidingen. Hij is ook voorzitter van Toetsen Nieuwe Opleiding voor NVAO. Joost Lowyck is emeritus professor doctor K.U.Leuven. Hij studeerde Pedagogische wetenschappen aan de K.U. Leuven en deed een specialisatiestudie in lerarenopleiding en technologie te Heidelberg (beurs VWStiftung). Hij was van 1970-1978 assistent, van 1979 tot 1986 docent en van 1987 tot 2006 gewoon hoogleraar aan de K.U.Leuven met als opdrachten: onderwijstechnologie, ontwerpkunde, algemene didactiek en bedrijfsdidactiek. Sinds oktober 2006 is hij emeritus met onderzoeksopdracht aan de K.U.Leuven. Hij nam in Nederland sinds 1993 als commissielid deel aan verschillende visitaties en was er voorzitter van de visitatiecommissies ‘Onderwijskunde’ en ‘Universitaire lerarenopleiding’. In Vlaanderen nam hij deel aan de VLHORA-visitaties ‘Professionele bachelor onderwijs: secundair
c.v. van de visitatieleden | 347
onderwijs’, ‘Drama’, en ‘Monumenten en landschapszorg’. Voor de VLIR was hij lid van de visitatiecommissies ‘Master-na-Master geneeskunde’, ‘Kerkelijk recht’, ‘Diergeneeskunde’, ‘Musicologie’ en ‘Biochemie-biotechnologie’. Dirk Tulpin studeerde af aan de opleiding Graduaat Elektromechanica van het toenmalige KIH-HTI Oostende, nu KHBO. Sinds 1980 is hij tewerkgesteld bij de NMBS-INFRABEL, instandhouding infrastructuur afdeling sterkstroom. Aanvankelijk werkt hij er als elektromechanicien. Vanaf 1985 is hij toezichtsbediende bij de dienst Bovenleidingen, en staat in voor het toezicht, het onderhoud, de herstellingen en de studie van bepaalde projecten. Marc Valkeneers studeerde in 1986 af als industrieel ingenieur aan de toenmalige KIHL (momenteel KHLim) te Diepenbeek. Na een jaar aan hetzelfde instituut de functie van assistent Technisch Tekenen te hebben vervuld, heeft hij 5 jaar de functie van Mechanical Engineer uitgeoefend bij DSM (Chemie en Petrochemie) te Geleen (Nederland). Vervolgens heeft hij na een paar jaar als operationeel verantwoordelijke in een productieplant voor plastieken verpakkingen in 1994 de functie van Manager Technical Services opgenomen bij SKF Logistics Services te Tongeren. Sinds 2000 heeft hij daar de functie van Preventieadviseur aan toegevoegd.
348 | c.v. van de visitatieleden
bijlage 2
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 349
350 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 351
352 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 353
354 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 355
356 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 357
358 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 359
360 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 361
362 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 363
364 | Bezoekschema
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 365
366 | Bezoekschema
bijlage 3 Dag 1 12.00-15.00 15.00-15.45 16.00-17.00 17.15-18.15 18.30-19.30 19.30 Dag 2 8.30-10.00 10.00-10.30 10.30-11.15 11.15-12.00 12.00-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-14.45
14.45-15.30
15.30-17.00 17.00-17.45
17.45-18.30
18.30 Dag 3 08.30-09.00 09.00-09.30 09.30-10.15 10.15-11.00 11.00-11.15 11.15-12.00 12.00-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-15.00 15.00-18.00 18.00-18.30
bezoekschema
intern werkoverleg, inzage bijlagen en broodjeslunch; kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd; opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader) van de opleiding; kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de opleidingen, het departement en/of de hogeschool); informeel ontmoetingsmoment; intern overleg en afzonderlijk avondmaal voor de commissie.
rondgang; intern werkoverleg; e e studenten 1 en 2 jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en afstudeerrichtingen, inclusief de studentenvertegenwoordigers); e studenten 3 jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren en afstudeerrichtingen, inclusief de studentenvertegenwoordigers); intern werkoverleg en inzage documenten; lunch voor de commissie; intern werkoverleg; e e docenten 1 en 2 jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren, de afstudeerrichtingen en de opleidingsonderdelen, inclusief personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg); e docenten 3 jaar (max. 12 representatief samengesteld uit de verschillende studiejaren, de afstudeerrichtingen en de opleidingsonderdelen, inclusief personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg); intern werkoverleg en inzage documenten; vertegenwoordigers werkveld (max. 12, gedifferentieerd samengesteld - personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren en die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma); afgestudeerden (max. 12 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen, zelfstandige, in dienstverband, in meer administratieve of commerciële functies…); intern overleg en avondmaal voor de commissie.
intern werkoverleg; administratief-technisch personeel (inclusief veiligheidscoördinator, preventieadviseur); ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding; verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool; in functie van de afstudeerrichtingen); intern werkoverleg; begeleiders stage- en eindwerken (max. 12, representatief samengesteld uit de afstudeerrichtingen); intern overleg; lunch voor de commissie; opleidingsverantwoordelijke(n); vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering; mondelinge rapportering.
Bezoekschema | 367
368 | Erkenningscommissie
bijlage 4
Erkenningscommissie
Erkenningscommissie | 369
370 | Afkortingenlijst
Erkenningscommissie | 371
372 | Afkortingenlijst
Erkenningscommissie | 373
374 | Afkortingenlijst
bijlage 5
lijst van afkortingen en letterwoorden
ABA
academische bacheloropleiding
ADINSA
ADviesgroep INternationale SAmenwerking
AKUL
Associatie van de K.U.Leuven
ARAB
Algemeen reglement voor de arbeidsberscherming
AREI
Algemeen reglement op elektrische installaties
ARTE
Arteveldehogeschool
ASO
Algemeen secundair onderwijs
ATP
Administratief en technisch personeel
AUGent
Associatie Universiteit Gent
AUHA
Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen
AUHL
Associatie Universiteit Hogescholen Limburg
AUT
automatisering
AVT
Audiovisuele technieken
BAMA
Bachelor Master
BENE
Business Education Network in Europe
BKV
Begeleide kennisverwerving
BNB
bachelor- na bacheloropleiding
BOF
Bijzonder Onderzoeksfonds
BSH
Begeleiding van studenten met een handicap
BSO
beroepssecundair onderwijs
BZW
begeleid zelfstandig werk
CAD
computer aided design
CAW
centrum algemeen welzijnswerk
CBS
curriculum beheer systeem
Afkortingenlijst | 375
CDIO
Conceiving – designing – implementing - operating
CLB
centrum voor leerlingenbegeleiding
COMENIUS
educatief Programma van de Europese Commissie gericht op lager en middelbaar onderwijs
DOC
departementaal onderhandelingscomité
DoKS
Document and Knowledge Sharing
DOO
dienst onderwijs en ontwikkeling
DOOP
Departementaal onderwijs ontwikkelingsplan
DSSB
Dienst studie- en studentenbegeleiding
DTO
Databank Tertiair onderwijs
ECDL
European Computer Driving License
ECHO
Expertisecentrum Hoger Onderwijs
ECTS
European Credit Transfer System
EER
Europese Economische Ruimte
EFRO
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EFQM
European Foundation for Quality Management
EHB
Erasmushogeschool Brussel
EHBX
Eerste Hulp Bij XIOS
EHSAL
EHSAL, Europese Hogeschool Brussel
EM
Elektromechanica
EMAP
Elektro-mechanische automatisatie van productieprocessen
EQF
European Qualifications Framework
ERABEL
Erasmus Belgica
Erasmus
uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van het Project Socrates van de Europese commissie
376 | Afkortingenlijst
Erasmus Mundus
programma van de Europese om interuniversitaire masterprogramma's te ondersteunen
Evadoc
studentenenquête voor de beoordeling van onderwijzend personeel
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
FWO
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen
GIP
Geïntegreerde proef
GOP
Geïndividualiseerd opliedingsprogramma
GPB
Getuigschrift pedagogische bekwaamheid
GRPT
Groep T Leuven Hogeschool
GRUNDTVIG
educatief Programma van de Europese Commissie gericht op volwassenenonderwijs
GSHO
getuigschrift hoger onderwijs
HA
Hogeschool Antwerpen
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
HIVA
Hoger Instituut voor Arbeid
HOC
Hogeschool onderhandelingscomité
HOGENT
Hogeschool Gent
HOR
Hogeronderwijsregister
HPA
Hogeschool van de provincie Antwerpen
HRM
Human resources management
HVAC
Heating Ventilation Air Conditioning
HWB
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
IAJ
individueel aangepast jaarprogramma
ICT
internet- en communicatietechnologie
ICTO
ICT en Onderwijs
Afkortingenlijst | 377
ICTS
ICT systeembeheer
IKZ
interne kwaliteitszorg
IM
Industrial management
IWT
Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
IW&T
Industriële wetenschappen en technologie
KaHoSL
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
KATHO
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
KHBO
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
KHK
Katholieke Hogeschool Kempen
KHLIM
Katholieke Hogeschool Limburg
KIHL
Katholieke industriële Hogeschool Limburg
KIHOL
Katholiek instituut Hoger Onderwijs Limburg
KISS
Kwalitatieve informatie in verband met de studiekeuze voor studenten
KLM
Klimatisering
KO
kennisoverdracht
KSO
Kunstsecundair onderwijs
KUB
Katholieke Universiteit van Brussel
KUL
Katholieke Universiteit Leuven
KZ
(integrale) kwaliteitszorg
LASSI
Learning and Study Strategies Inventory
Leonardo
educatief programma van de Europese Commissie gericht op stages
LeO
Lerarenopleiding
LINGUA
programma om het taalonderwijs en taaldiversiteit te promoten, onderdeel van het Socrates programma van de Europese Commissie
MA
378 | Afkortingenlijst
academische masteropleiding
MANI
instrument die de studenten helpt bij de diagnose van studieproblemen en die studietips geeft
MI
medische instrumentatie
MNM
master- na masteropleiding
MOO
meerjaren-onderwijsontwikkelingsplan
NARIC
National Academic & Professional Recognition and Information Centre
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
OBE
Onderwijsbelastingseenheid
OC
opleidingscoördinator
OER
onderwijs en examenreglement
OHT
onderhoudstechnologie
OMS
Onderwijs Management Systeem
OO
onderwijsontwikkeling
OOP
onderwijsontwikkelingsplan
OP
onderwijzend personeel
OPE
onderhoudstechnologie, procesautomatisering en elektromechanica
OR
onderwijsraad
PAL
peer assisted learning
PBA
professionele bacheloropleiding
PDCA
letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’
PDT
persoonlijk deeltraject
PGO
probleemgestuurd onderwijs
PGO
projectgestuurd onderwijs
PHL
Provinciale Hogeschool Limburg
PIT
Plantijn international office
Afkortingenlijst | 379
PLANT
Plantijnhogeschool (of Plantijn Hogeschool van de Provincie Antwerpen)
POC
Permanente onderwjiscommissie
PRIAC
Prioritair actieplan
PRA
procesautomatisering
PROZA
Projectgroep Zelfevaluatie (een instrument van kwaliteitszorg, kwaliteitsmeting; bevragingssysteem)
PVI
Provinciaal instituut Antwerpen
PWO
projectmatig wetenschappelijk onderzoek
RTC
Regionale Technologische Centra
RZL
Religie, zingeving en levensbechouwing
SERR
Sociaaleconomische raad voor de regio
SERV
Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen
SAP
Specifiek aangepast programma
SAW
Sociaal-agogisch werk
SBP
Small business projects
SCADA/MES
Supervisory Control And Data Acquisition / Manufacturing Execution Systems
SID-in
studie-informatiedagen
SMART
Specifiek – meetbaar – acceptabel – realistisch - tijdgebonden
SOVO
Sociale Voorzieningen, bijvoorbeeld SOVOArte, de dienst voor sociale voorzieningen van De Artevelde Hogeschool
STIPI
Stimuleringsfonds projecten internationalisering
SPA
onderzoek naar de tevredenheid van Studenten, Personeel en de bezigheid van pas afgestudeerden
STLUK
Hogeschool Sint-Lukas Brussel
STUTRA
Studie- en trajectbegeleider
380 | Afkortingenlijst
SWOP
Systeem voor Waarderingen en Ontwikkeling van het Personeel
SWOT
letterwoord, duid op een system waarbij “Strengths”, “Weaknesses”, “Opportunities” en “Threats” in de organisatie worden geanalyseerd
VDAB
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling
VIP
veel intensiever programma Vlaamse Vereniging van Ziekenhuisinstrumentatietechnici
VVZ Technisch-commercieel adviseur TCA Ter plaatse beschikbaar TPB TEMPUS
programma van de Europese Commissie om de hervormingen in het hoger onderwijs in Oost-Europa en de voormalige Sovjet-landen te ondersteunen.
Trialoog
intercommunautaire uitwisseling voor hoger onderwijs, project van het Prins Filipsfonds, van de Koning Boudewijnstichting
TRIS
Transnationale Institutionele Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)
TSO
Technisch secundair onderwijs
TW
Technologische wetenschappen
UA
Universiteit Antwerpen
UAB
Universitaire Associatie Brussel
UGent
Universiteit Gent
UH
Universiteit Hasselt
UNIZO
Unie voor zelfstandige ondernemers
VASEV
Vragenlijst Studie- en Examenvaardigheden Levenslang Leren
VCA
VGM Checklist aannemers
VEDO
Veilig en ecologisch diepenbeek op de fiets
VHTI
Vrij Handels- en Technisch Instituut
VIK
Vlaamse Ingenieurskamer
Afkortingenlijst | 381
VKW
Vereniging van Christelijke werkgevers
VlaJO
Vlaamse jonge ondernemingen
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLOR
Vlaamse Onderwijsraad
VOKA
netwerk van ondernemingen van Het Vlaams Economisch Verbond met de plaatselijke Kamers van Koophandel.
VQF
Vlaams kwalificatie framework
VTE
voltijds equivalenten
VTO
Vorming, Training en Opleiding
VUB
Vrije Universiteit Brussel
WENK, Wenk, W&K
Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
WIN
Wetenschap en industrie dagen
XIOS
XIOS Hogeschool Limburg
ZAP
zelfstandig academisch personeel
ZER
zelfevaluatierapport
ZOSA
Zelfonderzoek Studieattitudes
382 | Afkortingenlijst