Grondwaterbeheersplan 2002-2007
Samen omgaan met (grond)water
Vastgesteld door Provinciale Staten van Zeeland, 28 juni 2002
Colofon Samenvatting: Uitgave: Redactie: Fotografie: Opmaak: Druk:
Provincie Zeeland Provincie Zeeland Witteveen & Bos, ir. T.M. Nierop Provincie Zeeland Jaap Wolterbeek, Medewerkers RMW, Provincie Zeeland Grafische dienstverlening, provincie Zeeland LnO drukkerij/Uitgeverij, Zierikzee
3 Inhoudsopgave Blz.
Samenvatting
5
1. Inleiding
7
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Beleidsdoelen Kader en afbakening Taakverdeling en verantwoordelijkheden Instrumenten Raakvlakken met het oppervlaktewaterbeheer Delegatie grondwaterbeheerstaken Planperiode en plangebied Procedure
2. Grondwaterbeleid en beheer Inleiding Wat willen we bereiken? Wat gaan we doen? Toelichting 1. Registratie, algemene regels en vergunning 2. Onttrekkingen voor de drinkwatervoorziening 3. Onttrekkingen voor de industrie 4. Onttrekkingen voor beregening in de landbouw 5. Bouwputbemalingen, sleufbemalingen en proefonttrekkingen 6. Onttrekkingen voor grondwatersaneringen 7. Onttrekkingen met koude-/warmteopslag in de bodem 8. Overige onttrekkingen 9. Samenvatting normen voor grondwateronttrekkingen 10. Overgangsrecht
3. Grondwaterbescherming Inleiding Wat willen we bereiken? Wat gaan we doen? Toelichting 1. Grondwaterbeschermingsgebieden en standstil beginsel 2. Gebiedsgerichte aanpak 3. Europese Kaderrichtlijn Water
7 7 7 8 8 9 9 10
11 11 11 11 12 12 13 14 14 16 17 17 18 19 19
1. 2. 3. 4.
Preventieve handhaving Regressieve handhaving Voorlichting aan onttrekkers Handhaving grondwaterbescherming
5. Monitoring en projecten Inleiding Wat willen we bereiken Wat gaan we doen? Toelichting 1. Grondwaterkwantiteitsmeetnet 2. Grondwaterkwaliteitsmeetnet 3. Beregeningspraktijkproef 4. Zoet grondwater in diepe zandlagen 5. Grondwaterwinningen Kop van Schouwen 6. Dekzandgebied Sint Jansteen 7. Uitwerken gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) 8. Uitwerken invloedsgebied rond natuurgebieden 9. Onderzoek grondwaterbeschermingsgebieden
6. Financiële aspecten Inleiding Toelichting 1. Kosten voor grondwaterbeheer 2. Grondwaterheffing
7. Acties komende beheersperiode 1. 2.
Acties komende beheersperiode Reguliere werkzaamheden beheersperiode
8. Referenties
21 21 21 21 21 21 22 23
Bijlagen 1. Kaart met overzicht kwetsbare gebieden en zoetwatervoorkomens 2. Overzicht grondwateronttrekkingen 1996 - 2000 3. Overzicht heffingsplichtige hoeveelheden 1996 - 2000 4. Kaart met overzicht grondwateronttrekkingen
Lijst gebruikte afkortingen 4. Handhaving Inleiding Wat willen we bereiken? Wat gaan we doen? Toelichting
24 24 24 24 25
WHP2: Waterhuishoudingsplan 2001-2006 ‘Samen Slim met Water’ VWZ: Verordening waterhuishouding Zeeland PMV: Provinciale Milieuverordening
25 25 25 26
27 27 27 27 27 28 29 29 30 30 31 31 31 31
32 32 32 32 33
34 34 35
36
Provincie Zeeland
4
5 Samenvatting Samen omgaan met water
gebieden en hun bufferzones ingetekend. Daarmee is met
Gedeputeerde Staten hebben de regels voor grondwateront-
name het al gehanteerde bufferzonebeleid beter inzichtelijk
trekkingen tegen het licht gehouden en aangepast op basis
gemaakt. De kaart maakt ook onderdeel uit van de (nieuw)
van het nieuwe beleid. Gelijktijdig met het plan is de
vast te stellen Verordening waterhuishouding Zeeland.
Verordening waterhuishouding Zeeland aangepast aan de nieuwe regels.
Regels voor onttrekkingen
De provincie wil in Zeeland bereiken dat duurzame watersyste-
Het grondwaterbeleid is gericht op:
men ontstaan. Dat wil zeggen gebieden waar water, waterbo-
- het beschermen en waar mogelijk vergroten van de voorraad
dems, oevers en grondwater schoon zijn en veerkrachtig
zoet grondwater;
genoeg om zichzelf ook schoon en levend te kunnen houden.
- het tegengaan van verdroging en verzilting.
De provincie kan dat niet alleen. Samenwerking met andere
Het is gebaseerd op de waterhuishoudkundige functies van het
belanghebbenden is daarbij van groot belang. De strategie om
water. Dit beleid is in het plan vertaald in een stelsel van regels
te komen tot duurzame watersystemen is in het waterhuishou-
voor het onttrekken van grondwater. Op basis van dit stelsel
dingsplan 2001-2006 ‘Samen Slim met Water’ (WHP2) uiteen
kunnen algemene regels worden ingesteld voor onttrekkingen
gezet. Grondwater is het niet zichtbare deel van het watersys-
van relatief beperkte omvang, zonder dat risico bestaat voor
teem, het water in de bodem. Dit water is van belang voor
het interen op de voorraad zoet grondwater of het schaden
veel grondgebonden functies en activiteiten en voor de functie
van belangen van derden. Voor grote of langdurige onttrekkin-
drinkwater. In dit grondwaterbeheersplan is het beleid voor de
gen blijft meestal een vergunning nodig.
grondwaterbeheerstaak van de provincie uitgewerkt. Kwetsbaar gebied Nieuw in de regelgeving is de term kwetsbaar gebied. Als kwetsbaar gebied zijn aangeduid natuurgebieden, gebieden met de functie landbouw/natuur (beide met hun hydrologisch invloedsgebied, verder aangeduid als bufferzone) en grondwaterbeschermingsgebieden (inclusief waterwingebieden). Als zodanig waren de drie genoemde gebieden al aangewezen in het tweede waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan ‘Groen Licht’. Ze hebben nu tezamen met de bufferzones, met het oog op te stellen regels voor grondwateronttrekking, het predikaat kwetsbaar gebied gekregen. In bijlage 1 zijn de
6
Provincie Zeeland
De regels voor grondwateronttrekking zijn vereenvoudigd. Ook
ging van de regels. In hoofdstuk 2 zijn de nieuwe normen voor
kan slagvaardiger worden omgegaan met nieuwe tijdelijke ont-
registratie- en vergunningplicht en voor algemene regels weer-
trekkingen en onttrekkingen voor beregening. Voor tijdelijke
gegeven.
onttrekkingen van zoet grondwater en voor het onttrekken van zoet grondwater voor beregening buiten kwetsbaar gebied,
Bufferzones
zijn algemene regels ingevoerd. Deze gelden tot bepaalde hoe-
Tot nu toe werd voor de bufferzone overal dezelfde breedte
veelheden en binnen gebieden met een zoetwaterbel van mini-
genomen, namelijk 300 m afstand vanaf de grens van het
maal 15 meter of waar de zoetwaterbel reikt tot aan de geo-
natuurgebied. Met ingang van het WHP2 zijn de volgende situ-
hydrologische basis, zoals in de dekzandgebieden in
aties daarvan uitgezonderd:
Zeeuwsch-Vlaanderen. Deze zoetwatergebieden zijn aangege-
- de binnendijkse zone grenzend aan buitendijkse natuurgebie-
ven op de eerder genoemde kaart. De bestaande algemene regels voor tijdelijke onttrekkingen van zout grondwater zijn niet gewijzigd.
den waar natuurwaarden door het getij worden bepaald; - als de grens van een te beschermen gebied samenvalt met de grens van (groot) oppervlaktewater, zoals kreken en kanalen, dan vervalt aan die zijde de bufferzone.
Binnen de kwetsbare gebieden is altijd een vergunning vereist
Deze uitzonderingen zijn verwerkt op de eerder genoemde
voor het onttrekken van grondwater (dus voor alle onttrekkin-
kaart en worden van kracht bij het vaststellen van de nieuwe
gen groter dan 0 m3 per uur). Alleen voor tijdelijke kleine ont-
Verordening waterhuishouding. In de komende jaren wordt de
trekkingen, binnen die gebieden, gelden algemene regels in
bufferzone nog nader gedetailleerd op basis van hydrologische
plaats van vergunningplicht.
beïnvloeding. In sommige gevallen kan dit leiden tot grotere
Voor nieuwe permanente onttrekkingen binnen de kwetsbare
invloedsgebieden, in andere juist tot kleinere. Tussentijds zal
gebieden worden in principe geen vergunningen verleend.
deze detaillering door Gedeputeerde Staten moeten worden
Alleen als het doel van een onttrekking overeenkomt met de
vastgesteld en op basis hiervan wordt de kaart bij de verorde-
functie van het te beschermen gebied zijn er mogelijkheden
ning aangepast. Voor onttrekkingen die dan binnen kwetsbaar
voor onttrekking. En ook als het gaat om tijdelijke onttrekkin-
gebied vallen en vergunning vereisen worden overgangsbepa-
gen of onttrekkingen voor beregening in de bufferzone rondom
lingen opgenomen in de verordening.
de te beschermen gebieden). Binnen de kwetsbare gebieden geldt verder, net als voorheen, een registratieplicht voor alle
Overgangsrecht
onttrekkingen.
Het nieuwe beleid heeft gevolgen voor een aantal bestaande onttrekkingen. Van bestaande landbouwonttrekkingen of tijdelij-
De normen voor registratie- en vergunningplicht voor onttrek-
ke onttrekkingen die onder de algemene regels komen te val-
kingen buiten de kwetsbare gebieden zijn op twee punten
len, vervalt de vergunning. Deze onttrekkingen blijven wel regi-
gewijzigd. Voor ‘zoute’ onttrekkingen geldt voortaan, net als
stratieplichtig. Bestaande onttrekkingen die in de nieuwe situ-
voor ‘zoete’ onttrekkingen, een registratieplicht bij een pomp-
atie in kwetsbaar gebied komen te liggen blijven of worden
capaciteit groter dan 5
m3/uur.
Deze lag tot nu toe bij 10
vergunningplichtig en worden opnieuw beoordeeld. Daarbij
m3/uur voor permanente en 35 m3/uur voor tijdelijke onttrek-
worden de werkelijke effecten onderzocht en wordt zonodig
kingen. Daarnaast geldt voor permanente onttrekkingen die,
gezocht naar (redelijke) alternatieven. Een en ander geldt niet
qua gebruiksdoel, niet overeenstemmen met de functie van
voor de bestaande landbouwonttrekkingen met een vergunning
een gebied voortaan dezelfde norm voor vergunningplicht als
die nu al binnen de bufferzone vallen aangezien deze in de
voor onttrekkingen die wel overeenstemmen met de gebieds-
voorgaande planperiode reeds zijn herbeoordeeld.
functie. Deze wijzigingen betekenen een sterke vereenvoudi-
7 Hoofdstuk 1
Inleiding 1. Beleidsdoelen
wordt uiteengezet hoe daaraan vorm wordt gegeven en welke financiële middelen daarvoor nodig zijn (zoals art. 7 van de
In het waterhuishoudingsplan 2001-2006 ‘Samen Slim met
Wet op de waterhuishouding vraagt).
Water’ (WHP2) zijn de hoofdlijnen van het beleid op het gebied van (grond)water uiteengezet. In dit grondwaterbeheersplan wordt het beleid verder uitgewerkt voor zover dit betrekking
3. Taakverdeling en verantwoordelijkheden
heeft op het uitvoeren van de provinciale taken in het kader van de Grondwaterwet voor de periode 2002-2007. Dit bete-
In de Wet op de Waterhuishouding is bepaald, dat de pro-
kent dat vooral het beleid en beheer voor grondwateronttrek-
vincie een plan opstelt, waarin de hoofdlijnen van het beleid
kingen en infiltratie (ten behoeve van grondwateronttrekking)
ten aanzien van de waterhuishouding worden weergegeven.
uiteen wordt gezet. Daarnaast komen raakvlakken met andere
Bovendien zet de provincie het grondwaterbeheer uiteen dat
beleidsvelden aan de orde, alsmede ontwikkelingen in het
ingevolge de Grondwaterwet gevoerd wordt.
grondwaterbeheer in de toekomst. Het belangrijkste doel in het grondwaterbeleid is de zorg voor voldoende grondwater met een kwaliteit die geschikt is voor de (locatiegebonden) functies die ervan afhankelijk zijn. Het beheer is er op toegespitst nadelige effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Speerpunten daarbij zijn: - niet interen op en zo mogelijk vergroten van de voorraad zoet grondwater in Zeeland; - het zoveel mogelijk tegengaan van verdroging; - de kwaliteit duurzaam beschermen, waaronder het tegengaan van verzilting.
De Grondwaterwet stelt regels inzake het onttrekken van grondwater alsmede inzake het daarvoor kunstmatig in de bodem brengen van water (infiltratie), teneinde een goed beheer van het grondwater te bevorderen. Het beheer van het grondwater is een taak van de provincies, voorzover het gaat om het passieve kwantitatieve grondwaterbeheer, waaronder met name vergunningverlening voor, registratie van en toezicht op onttrekkingen en infiltraties. De Grondwaterwet geeft de provincies niet meer mogelijkheden dan een passief grondwaterbeheer. Het actief reguleren van de grondwaterpeilen is niet geregeld in de Grondwaterwet en het is geen wettelijke taak van de provincie (zie ook paragraaf 5 van dit hoofdstuk).
Het beleid in dit beheersplan vormt, samen met het WHP2 en
De provincie is ook verantwoordelijk voor de bescherming van
de Verordening waterhuishouding Zeeland, het toetsingskader
de kwaliteit van het grondwater in relatie tot onttrekkingen en
voor vergunningverlening en andere werkzaamheden in het
infiltraties op basis van de Grondwaterwet en de Wet bodem-
kader van de Grondwaterwet en Wet bodembescherming.
bescherming. De kwalitatieve aspecten zijn door de provincie verder uitge-
2. Kader en afbakening
werkt in het provinciale milieubeleidsplan en in de Provinciale milieuverordening Zeeland (PMV). Binnen de grondwaterbe-
Het provinciale grondwaterbeheer richt zich hoofdzakelijk op
schermings- en waterwingebieden hebben de gemeenten ver-
het reguleren van het gebruik van het grondwater, op de
gunningverlenende en toezichthoudende taken voor inrichtin-
bescherming van het grondwater en op de passieve belangen
gen, als bedoeld in de Wet milieubeheer, in die gebieden. Voor
(aanwezigheid van het grondwater voor de verschillende func-
activiteiten buiten die inrichtingen is de provincie het bevoegd
ties). In het Grondwaterbeheersplan (hierna: het beheersplan)
gezag.
8
Provincie Zeeland
Het Infiltratiebesluit bodembescherming is van toepassing
De registratieplicht bestaat uit het eenmalig melden van de
op het infiltreren van water dat afkomstig is uit oppervlaktewa-
onttrekking en het meten en jaarlijks opgeven van de onttrok-
ter en dat bedoeld is om na bodempassage weer te onttrek-
ken hoeveelheden. De provincie Zeeland kent geen meldplicht
ken. Aan een vergunning voor infiltratie worden in ieder geval
als afzonderlijk instrument (zoals in sommige andere provin-
regels verbonden om verspreiding van verontreinigingen te
cies).
voorkomen en om het geïnfiltreerde water hydrologisch te
Voor bepaalde onttrekkingen behoeft geen vergunning te wor-
beheersen (zorgen dat het geïnfiltreerde water ook weer wordt
den aangevraagd omdat ze zijn uitgezonderd van vergunning-
opgepompt). Overigens worden de kwantitatieve en kwalitatie-
plicht of omdat daarvoor, in de plaats van individuele vergun-
ve aspecten van een grondwateronttrekking in dezelfde vergun-
ningplicht, algemene regels gelden.
ningprocedure beoordeeld. In de PMV zijn gebieden begrensd, waarvoor in dit plan specifiek beleid kan worden geformuleerd. Dit is het geval bij de
4. Instrumenten
grondwaterbeschermingsgebieden. Bovendien zijn in de PMV
De Grondwaterwet biedt de volgende instrumenten voor het
deze gebieden.
de ontheffingsmogelijkheden geregeld voor activiteiten binnen
passieve grondwaterbeheer: * Registratie * Algemene regels
5. Raakvlakken met het oppervlaktewaterbeheer
In de Verordening waterhuishouding Zeeland (VWZ) is door de
Relatie grondwater - oppervlaktewater
provincie aangegeven in welke gevallen deze instrumenten
De laatste jaren is de relatie tussen grond- en oppervlaktewa-
moeten of kunnen worden toegepast en welke voorwaarden
ter sterker benadrukt. De vraag dringt zich op of grond- en
daarbij horen.
oppervlaktewaterbeheer nog wel los van elkaar kunnen worden
* Vergunning
9 gezien. De reikwijdte van die relatie varieert sterk binnen Zee-
instrumenten van de waterschappen toereikend zijn om de
land.
GGOR in te voeren. Bij de uitwerking van het GGOR zal worden
In een groot deel van Zeeland is de korte termijn sturingsmo-
uitgezocht in hoeverre GGOR als een afwegingskader voor ver-
gelijkheid van de grondwaterstanden met het oppervlaktewater-
gunningverlening voor het onttrekken van grondwater kan wor-
peil gering, vanwege de kleiige en daarmee slechtdoorlatende
den gebruikt.
bodem. De grondwaterpeilen worden in deze gebieden, naast neerslag en verdamping, vooral bepaald door de aanwezigheid
Vooruitlopend op de provinciebrede GGOR wordt
en intensiteit van waterafvoermogelijkheden, zoals drainage en
voor natuurontwikkelingsgebieden en hun hydrologi-
watergangen. Wel wordt met het oppervlaktewaterpeil de ont-
sche invloedsgebied samen met de waterschappen
wateringsbasis gelegd. Het zorgt daarmee voor de lange ter-
en overige belanghebbenden (zoals terreinbeheer-
mijnsturing, of basissturing en is daarmee een randvoorwaarde
ders) het GGOR vastgesteld. De ecologische visies
voor het grondwaterpeil. Daarnaast kan met het oppervlakte-
worden daarbij met de overige belangen gewogen. In
waterpeilbeheer de ligging van het zoet-zout grensvlak worden
het plan van aanpak verdrogingsbestrijding is een
beïnvloed.
lijst met natuurgebieden opgenomen die prioriteit
In het zandige deel van Zeeland is de relatie tussen grond- en
krijgen in de uitwerking.
oppervlaktewaterstanden sterker. In hoofdstuk 2 van het WHP2 is uitgebreid ingegaan op de relatie grond- en oppervlaktewater en de verschillende watersys-
6. Delegatie Grondwaterbeheerstaken
teemtypen die in Zeeland kunnen worden onderscheiden. Het vergunningenbeleid voor grondwateronttrekkingen is mede
In de vierde Nota waterhuishouding is aangegeven dat de stra-
gebaseerd op deze watersysteemtypen.
tegische taak op het gebied van het grondwaterbeheer bij de provincies ligt en dat de uitvoering van een deel van het opera-
Gewenste Grond- en Oppervlaktewaterregime (GGOR) De Vierde Nota waterhuishouding geeft aan, dat de provincies uiterlijk in 2002 het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime vast moeten stellen. Het doel van het GGOR is op basis van vooraf vastgestelde criteria, zoals gewenste drooglegging en/of ontwateringsintensiteit, een grondwaterstand (eventueel met bandbreedte en gedifferentieerd door het jaar heen) vast
tionele beheer kan worden overgedragen aan de waterschappen. In dezelfde nota is tevens aangegeven dat daarbij valt te denken aan vergunningverlening voor beregening uit het freatische grondwater en de uitvoering en handhaving van algemene regels voor beregening. Onttrekken van grondwater uit diepere lagen zou, gezien de brede belangenafweging die dat vraagt, bij de provincie moeten blijven.
te stellen, die zo goed mogelijk past bij de functies, zoals
In het WHP2 is aangegeven dat in de planperiode met betrek-
natuur en/of landbouw, die ervan afhankelijk zijn. Als de wen-
king tot de delegatie van grondwaterbeheerstaken wordt nage-
sen van naastliggende functies conflicterend zijn, kan eventu-
gaan of en zo ja op welke wijze overdracht van provinciale
eel via het RO-spoor functiewijziging worden overwogen of
taken op het gebied van het grondwaterbeheer aan de 2
dient te worden vastgesteld/aanvaard dat een optimaal regime
waterschappen dient plaats te vinden. Daarbij is gesteld dat
voor beide functies niet haalbaar is.
voor de eventuele overdracht van taken of taakonderdelen als randvoorwaarde zal gelden dat overdracht een daadwerkelijke
Samen met de waterschappen wordt in de planperiode, zoals
meerwaarde voor de burger en een efficiënte inzet van deskun-
aangekondigd in het WHP2, onderzocht welke verschillende
digheid met zich meebrengt. Een criterium is ook dat er spra-
functies met verschillende sectorale grondwaterwensen naast
ke moet zijn van een heldere taak- en verantwoordelijkheidsver-
elkaar voorkomen en in hoeverre deze tot conflict leiden. Voor
deling.
deze gebieden moet vervolgens een afweging voor het gewenst grond- en oppervlaktewaterregime worden gemaakt (zie ook hoofdstuk monitoring en projecten). Op basis hiervan
7. Planperiode en plangebied
kunnen de waterschappen het GGOR voor hun beheersgebied nader uitwerken en samen met de provincie onderzoeken of de
Het beheersplan geldt voor de periode van 2002 tot en met
10
Provincie Zeeland
2007. Aangezien het plan op basis van de wet tenminste een-
neergelegd in de Verordening waterhuishouding Zeeland
maal per vier jaar moet worden herzien, moeten Provinciale
gevolgd. Het beheersplan is –in lijn met de intensievere samen-
Staten de geldigheidstermijn van het plan één keer met vier
werking, die in het WHP2 is uitgezet- tot stand gekomen in
jaar verlengen. Daarna is een herziening volgens de Wet op de
samenwerking met de twee waterschappen. Gelijktijdig hebben
waterhuishouding (art. 7) verplicht. Het plangebied is de provin-
de waterschappen –eveneens in samenwerking- de waterbe-
cie Zeeland.
heersplannen voor het (kwantitatieve en kwalitatieve) oppervlaktewater voorbereid.
8. Procedure
In het eerste provinciaal waterhuishoudingsplan vormde het grondwaterbeheer een apart hoofdstuk (5). Bij het WHP2 is
Voor de totstandkoming van het plan is de procedure zoals
gekozen voor een afzonderlijk vast te stellen beheersplan.
11 Hoofdstuk 2
Grondwaterbeleid en beheer Inleiding
* Het beschermen van de kwaliteit en zoetwatervoorraad van het grondwater;
In dit hoofdstuk van het beheersplan wordt het beleid en het te voeren beheer op het gebied van grondwateronttrekkingen en infiltraties voor de komende zes jaren uitgewerkt. Dit beleid past binnen de hoofdlijnen van het beleid op het gebied van water, hetgeen in het WHP2 uiteen is gezet. Het onttrekken van grondwater is op basis van de Grondwaterwet in principe verboden, tenzij daarvoor door Gedeputeerde Staten een vergunning is verleend. De provincie
* Het zoete grondwater zoveel mogelijk en bij voorrang bestemmen voor drinkwater binnen gebieden met de waterhuishoudkundige functie drinkwater; * Vaststelling van de (on)mogelijkheden van het gebruik van water uit de diepe zandlagen in relatie tot de gevolgen; * Verdergaande vereenvoudiging van de regelgeving voor onttrekkingen en infiltraties, met waarborging van de betrokken belangen.
heeft de bevoegdheid beleid te ontwikkelen als basis voor een stelsel van regels voor het onttrekken van grondwater. In
Wat gaan we doen?
Zeeland is het WHP1 een evenwichtig stelsel van regels voor het onttrekken van zoet grondwater ontwikkeld, waarbij in theo-
* Voortzetten en op punten aanpassen van het beleid gericht
rie niet meer zoet grondwater mag worden onttrokken dan via
op het voorkomen van interen op het zoete grondwater, het
natuurlijke aanvulling of via kunstmatige infiltratie wordt aange-
voorkomen van verdroging en tegengaan van verzilting:
voerd. Het grondwaterbeheer (vergunningstelsel) is gericht op
- In gebieden met de functie drinkwater in principe alleen
voorraadbeheer van het zoete grondwater, het zoveel mogelijk
onttrekkingen toestaan ten behoeve van de drinkwater
voorkomen van verdroging en het tegengaan van verzilting,
voorziening en activiteiten die de voorraad zoet grondwa-
waarbij de regels afhankelijk zijn van de functies van het water.
ter verkleinen zoveel mogelijk vermijden;
Deze systematiek wordt op hoofdlijnen vastgehouden. De
- Onttrekkingen in gebieden met een natuurfunctie blijven in
beleidswijzigingen in dit beheersplan ten aanzien van het ont-
principe verboden, tenzij het de natuurfunctie ten goede
trekkingenstelsel moeten worden gezien als verfijningen op het
komt; voor landbouwonttrekkingen, in de bufferzone rond-
eerder vastgestelde beleid, dat in grote lijnen voldoet. Na vast-
om gebieden met de functie natuur, kan in bepaalde geval-
stelling van de nieuwe Verordening waterhuishouding Zeeland
len een uitzondering worden gemaakt
(die parallel aan het beheersplan wordt aangepast en waarin
- Het huidige standaard invloedsgebied van 300 m rondom
alle regels voor grondwateronttrekking worden opgenomen)
natuurgebieden, waar eveneens geen onttrekkingen zijn
hebben de nieuwe regels rechtskracht.
toegestaan, in de planperiode nader detailleren op basis van werkelijke of theoretische hydrologische beïnvloeding. De volgende detailleringen hebben reeds plaats gevonden
Wat willen we bereiken?
en zijn van kracht: - Laten vervallen van de 300 m zone rondom natuurge-
In het WHP2 is gesteld dat met het grondwaterbeheer wordt
bieden waarbij de planologische grens samenvalt met
beoogd de zoetwatervoorraden te beschermen, de grondwa-
het oppervlaktewater;
terkwaliteit duurzaam te beschermen en een verdere omscha-
- Laten vervallen van 300 m rondom natuurgebieden aan
keling naar oppervlaktewater en hergebruik te bewerkstelligen.
binnendijkse zijde in geval van een buitendijks gelegen
Voor het grondwaterbeheer en de regelgeving worden de vol-
natuurgebied, waarvan de karakteristieke waarden door
gende subdoelen onderscheiden:
het getij worden bepaald. Voor nadere uitleg en argu-
12
Provincie Zeeland
mentatie voor deze detailleringen wordt verwezen naar
trekken of water wil infiltreren krijgt te maken met de provincia-
pagina 45 van het WHP2;
le regelgeving. Met die regelgeving wil de provincie het grond-
- Handhaven van het beleid voor eisen aan inrichtingen
water beschermen en waar mogelijk de voorraad zoet grond-
voor het onttrekken van grondwater aan ondiepe zoete
water vergroten en verdroging en verzilting tegengaan. Dit op
grondwatersystemen;
basis van op de waterhuishoudkundige functies van het water.
- Handhaven van het beleid om onttrekkingen voor beregening in principe alleen toe te staan in gebieden waar
Als aan een aantal normen is voldaan kan op basis van alge-
de zoetwaterbel reikt tot minimaal 15 meter of reikt tot
mene regels worden onttrokken. Deze zijn zo gekozen dat
aan de geohydrologische basis;
geen risico bestaat voor het interen op de voorraad zoet
- Handhaven voorschrift van een ‘veilige’ afstand tussen onttrekkingsmiddel(len) en aangrenzende percelen. * Breder toepassen van algemene regels, waardoor slagvaar-
grondwater of het schaden van belangen van derden (hetgeen in de loop der jaren op basis van kennis en ervaring is bepaald). Voor kleine onttrekkingen geldt registratieplicht.
diger met initiatieven voor grondwateronttrekking kan worden omgegaan; * Samen met Delta Nutsbedrijven evalueren van de ingezette optimalisatie van de winning Sint Jansteen en eventueel vergunningvoorschriften aanpassen; * In overleg blijven met potentiële grondwateronttrekkers om enerzijds te adviseren over de haalbaarheid van het beoogd grondwatergebruik op basis van de aanwezige (gebieds)kennis en ervaring bij de provincie en anderzijds informatie te verstrekken over de vereiste vergunningenprocedure; * Bestaande vergunningen herbeoordelen op basis van het nieuwe beleid en zonodig, in overleg met de vergunninghouder, aanpassen of intrekken; * Toetsen status van bestaande onttrekkingen, aan de nieuwe normen voor registratie- en vergunningplicht en deze zono-
De Grondwaterwet biedt de mogelijkheid tot het instellen van Algemene regels voor inrichtingen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden gebruikt voor beregenings- of bevloeiingsdoeleinden en inrichtingen voor het drooghouden van bouwputten en/of sleuven en voor grondwatersaneringen. Die regels kunnen ten aanzien van het onttrekken verboden en beperkingen inhouden. Een belangrijk voordeel van het instellen van algemene regels is, dat slagvaardiger kan worden omgegaan met de betreffende onttrekkingen omdat de procedure aanmerkelijk korter wordt. Ook zijn geen legeskosten verschuldigd.
dig, in overleg met houders van inrichtingen, daarmee in overeenstemming brengen. In gevallen waar dit op grond
Bij de regels wordt onderscheid gemaakt tussen zoet en zout
van het nieuwe beleid niet gewenst is, zoeken naar alterna-
grondwater, waarbij de grens ligt op 1.500 mg Cl/liter. Dit
tieven;
onderscheid wordt gemaakt, omdat zoet grondwater schaars
* Intrekken van de vergunningen voor (permanente) onttrekkingen die zijn stopgezet en niet meer worden gebruikt.
is en daarom zorgvuldig beheerd moet worden. Verder is de kwetsbaarheid van het gebied van belang. In kwetsbare gebieden gelden, vanwege de gevoeligheid van
In de toelichting hierna worden het beleid in de planperiode en
hydrologische ingrepen, strengere regels dan in niet kwetsbaar
de wijzigingen ten opzichte van de vorige planperiode beschre-
gebieden. Op de kaart in bijlage 1 is de ligging van de kwets-
ven.
bare gebieden weergegeven. Tot de kwetsbare gebieden behoren gebieden waaraan in het WHP2 de functie drinkwater,
Toelichting 1. Registratie, algemene regels en vergunning
natuur en/of landbouw-natuur is toegekend en een bufferzone van 300 m daar omheen. De bufferzones worden nader gedetailleerd (zie hoofdstuk projecten 5.8).
Het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water in de bodem met als doel om het later weer op te pompen, zon-
In Zeeland worden de volgende categorieën grondwateronttrek-
der dat daarvoor voor Gedeputeerde Staten een vergunning is
kingen onderscheiden:
verleend, is in principe verboden. Wie toch grondwater wil ont-
* drinkwatervoorziening;
13 * industrie;
Voor het onttrekken van grondwater binnen kwetsbare gebie-
* beregening landbouw;
den is altijd vergunning nodig, uitgezonderd voor kleine tijde-
* bouwputbemalingen, sleufbemalingen en proefonttrekkingen;
lijke onttrekkingen (minder dan 100 m3 per uur en maximaal
* grondwatersaneringen;
1.000 m3 per maand). Voor deze categorie gelden algemene
* koude-/warmteopslag;
regels.
* overige onttrekkingen.
Voor permanente onttrekkingen in kwetsbare gebieden wordt in principe geen vergunning verleend. Een uitzondering op dit
In de bijlage 2 en 3 zijn overzichten voor de jaren 1996-2000
beleid kan worden gemaakt voor onttrekkingen:
opgenomen met respectievelijk de hoeveelheden onttrokken
a. Waarvan het doel overeenkomt met de functie van het
grondwater per categorie en de heffingsplichtige hoeveelhe-
gebied, zoals voor het oppompen van grondwater in natuur-
den.
gebieden voor het verbeteren van de natuurwaarden; b. Voor agrarische doeleinden in bufferzones als een alterna-
Algemene uitgangspunten regels en vergunningbeleid
tieve locatie buiten de kwetsbare gebieden niet mogelijk is.
Het tot nu toe geldende stelsel van regels werd in de praktijk
Voor tijdelijke onttrekkingen die niet onder de algemene regels
ervaren als ingewikkeld, lastig werkbaar en moeilijk uit te leg-
vallen wordt alleen vergunning verleend als de natuurfunctie
gen. Het nieuwe stelsel is, waar mogelijk, vereenvoudigd.
niet (blijvend) wordt geschaad.
Voor alle categorieën onttrekkingen, zowel van zoet als zout grondwater, is de grens voor de registratieplicht gelijkgetrok-
In de volgende paragrafen is per categorie onttrekkingen, het
ken.
beleid en de regelgeving beschreven.
Bij beoordeling van vergunningaanvragen wordt rekening
2. Onttrekkingen voor de drinkwatervoorziening
gehouden met het beleid ingevolge het provinciale waterhuis-
Onttrekkingen voor de drinkwatervoorziening hebben door-
houdingsplan. Aanvragen worden met het oog daarop onder
gaans een dermate groot volume, dat ze vergunningplichtig
meer getoetst op effecten c.q. risico’s voor verdroging, zettin-
zijn. De bestaande onttrekkingen voor de openbare drinkwater-
gen en verzilting, grondwaterkwaliteit en op mogelijke cumula-
voorziening zijn gesitueerd in de duinen aan de randen van de
tieve effecten. Bij aanvragen voor onttrekking van zoet water
eilanden Schouwen-Duiveland en Walcheren en in het dekzand-
wordt ook gekeken naar alternatieven. Tevens wordt bij de
gebied in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. De betreffende gebieden
beoordeling bezien of er sprake is van significante gevolgen
hebben de functie drinkwater en vallen nagenoeg volledig bin-
voor de kwetsbare gebieden. In kwetsbare gebieden die vallen
nen gebieden met de functie natuur. In de afgelopen vijf jaar is
onder de Vogel- en Habitatrichtlijn, wordt specifiek op deze
in Zeeland voor de drinkwatervoorziening jaarlijks gemiddeld
richtlijn beoordeeld.
5,6 miljoen m3 grondwater onttrokken, waarvan gemiddeld 4 miljoen m3 geïnfiltreerd oppervlaktewater.
Buiten kwetsbare gebieden zijn alle inrichtingen met een pompcapaciteit kleiner dan 5 m3 per uur vrijgesteld van registratie-
Onttrekkingen voor de drinkwatervoorziening worden be-
plicht en vergunningplicht. De inrichtingen waarmee meer dan
schouwd als een hoogwaardig gebruik van zoet grondwater.
5 m3 grondwater per uur kan worden opgepompt zijn wel regi-
Het in de bovengenoemde gebieden aanwezige zoete grond-
stratieplichtig, maar niet vergunningplichtig. Onttrekkingen gro-
water is dan ook met voorrang bestemd voor de functie drink-
ter dan 10 m3 per uur vallen onder vergunningplicht of onder
water. Bij de vergunningverlening voor drinkwaterwinningen
algemene regels.
geldt dat, evenals bij andere winningen, interen op de voorraad
Permanente onttrekkingen, die niet in overeenstemming zijn
zoet grondwater moet worden voorkomen. Daarom wordt
met de functie die aan het gebied is toegekend, krijgen in prin-
gestreefd naar het zoveel mogelijk beperken van het gebruik
cipe geen vergunning. Als aangetoond wordt dat een voorge-
van natuurlijk grondwater door het benutten van oppervlakte-
nomen onttrekking die functie niet zal schaden, is vergunning
water via bodempassage (en het stimuleren van waterbespa-
wel mogelijk. De strengere norm voor vergunningplicht voor
rende maatregelen). Bovendien spelen bij de vergunningverle-
onttrekkingen, die niet overeenstemmen met de functie van het
ning een rol: de gevolgen van de winning voor de omgeving
gebied, is vervallen.
zoals mogelijke verdroging van natuur- en/of landbouwgebie-
14
Provincie Zeeland
aanwezigheid van andere belangen in de nabije omgeving, zoals natuur, bebouwing en andere onttrekkingen. De kwaliteit (met name het zoutgehalte) van het opgepompte grondwater kan wel een beperking inhouden voor het lozen ervan.
Het onttrekken van zoet grondwater door de industrie voor laagwaardige toepassingen (zoals bijvoorbeeld voor koeling) wordt alleen toegestaan bij het ontbreken van alternatieven, zoals oppervlaktewater. De te onttrekken hoeveelheid mag dan in de regel niet meer bedragen dan de jaarlijkse grondwateraanvulling. Voor de jaarlijkse grondwateraanvulling wordt uitgegaan van maximaal 80 mm binnen de invloedssfeer van de onttrekking. Daarbij is van belang of er binnen de invloedssfeer den, het risico van verzilting en de risico’s voor bebouwd gebied. Bij de beoordeling is ook het in hoofdstuk 3 beschreven beleid voor de grondwaterbescherming (met het oog op het grondgebruik in de omgeving van de winning) van toepassing.
nog andere onttrekkingen van zoet grondwater voorkomen, met het oog op cumulatieve effecten. Bij aanvragen voor het onttrekken van zoet grondwater wordt ook bekeken of het opgepompte grondwater efficiënt wordt gebruikt en of hergebruik mogelijk is.
De operationele winningen te Haamstede en Sint Jansteen zijn hoofdzakelijk infiltratiewinningen. De winning te Haamstede is
In Zeeland wordt slechts op beperkte schaal gebruik
recent (1999-2000) aangepast en geoptimaliseerd en de ver-
gemaakt van het grondwater voor industriële doel-
gunning is geactualiseerd. In Sint Jansteen is gestart met de
einden. Een reden hiervoor is de schaarste aan kwa-
optimalisatie van de winning en infiltratie in het waterwinge-
litatief goed grondwater. Op jaarbasis wordt, door 20
bied. In de planperiode wordt dit voortgezet binnen het kader
á 25 bedrijven, gemiddeld circa 2,8 miljoen m3
van een voorgestane gebiedsgerichte aanpak (zie ook para-
grondwater voor industriële doeleinden onttrokken.
graaf 6 onder hoofdstuk 5 Monitoring en projecten). De ver-
Dit betreft overwegend zout grondwater. De indus-
gunning wordt op basis daarvan geactualiseerd. De winplaat-
triële onttrekkingen vinden vooral plaats in bebouwd
sen in het duingebied van Walcheren zijn reservewingebieden.
gebied. De onttrekkingshoeveelheden voor de industrie lopen de laatste jaren terug, doordat steeds
Buiten de bestaande waterwingebieden zijn in Zeeland nauwe-
meer gebruik wordt gemaakt van oppervlaktewater
lijks mogelijkheden voor het op grote schaal winnen van zoet
of andere kwaliteiten water.
water voor de drinkwatervoorziening. Aanvragen voor nieuwe grondwateronttrekkingen voor de drinkwatervoorziening zijn de komende jaren daarom niet te verwachten. 4. Onttrekkingen voor beregening in de landbouw 3. Onttrekkingen voor de industrie
In Zeeland zijn in de afgelopen jaren circa 425 inrichtingen aan-
Onttrekkingen voor industriële toepassingen zijn in principe
gelegd voor het onttrekken van zoet grondwater voor berege-
alleen toegestaan binnen gebieden met de functie bebouwing
ning voor landbouwdoeleinden. Tot nu toe waren de meeste
en industrie.
vergunningplichtig. Om slagvaardiger te kunnen omgaan met deze onttrekkingen is de regelgeving zo gewijzigd dat het
Voor onttrekkingen van zout grondwater voor industriële doel-
merendeel van deze onttrekkingen onder de algemene regels
einden bestaan geen bijzondere beperkingen. De eventuele
komt te vallen, zonder belangen van derden te schaden. De
beperkingen worden vooral gevormd door locatiegebonden
meeste verleende vergunningen voor landbouwonttrekkingen
omstandigheden: de geohydrologische situatie in relatie tot de
komen daarmee te vervallen.
15 Voor landbouwonttrekkingen in deze gebieden, voorzover buiten de kwetsbare gebieden gelegen, hoeft geen vergunning meer te worden aangevraagd als er per uur tussen 10 en 60 m3 wordt onttrokken en niet meer dan 3.000 m3 per kwartaal en niet meer dan 8.000 m3 per jaar. Deze onttrekkingen vallen onder de algemene regels. De inrichtingen moeten voldoen aan de volgende eisen: * De inrichting moet bestaan uit een horizontale drain, op een diepte van maximaal 6 m beneden het maaiveld. Dit geldt niet in de gebieden waar de zoetwaterbel reikt tot aan de geohydrologische basis en er derhalve geen risico bestaat voor verzilting; * De afstand tussen het onttrekkingsmiddel en de aanwezige In gebieden met een zoetwaterbel dikker dan 15 meter (zie kaart bijlage 1) kan 80 mm grondwater per jaar worden onttrokken zonder dat het risico oplevert voor verzilting of intering op de voorraad zoet grondwater.
waterlopen moet minimaal 25 m bedragen; * De afstand tot andere onttrekkingsmiddelen moet minimaal 200 m bedragen; * De te onttrekken hoeveelheid grondwater mag niet meer
Figuur 1. Het hoe en waarom van de 80 mm norm.
Bij onttrekkingen groter dan 80 mm/jaar wordt de zoet/zoutscheiding te veel naar boven getrokken, waardoor het risico op verzilting vergroot. Door het neerslagoverschot wordt de (onttrokken) 80 mm weer aangevuld. De zoet/zoutscheiding wordt daardoor weer neerwaarts gedrukt naar de uitgangspositie.
16
Provincie Zeeland
bedragen dan 800 m3 per jaar per hectare van het perceel (of de percelen) waarbinnen het onttrekkingsmiddel is
5. Bouwputbemalingen, sleufbemalingen en proefonttrekkingen
geplaatst (om dit met een voorbeeld te duiden: met een
In tegenstelling tot de voorgaande categorieën onttrekkingen
inrichting die is geplaatst op een perceel van 6 hectare mag
gaat het bij onttrekkingen voor bouwput- en sleufbemalingen
per jaar maximaal 6 x 800 = 4.800
m3
grondwater worden
en proefonttrekkingen om tijdelijke onttrekkingen. Zij kunnen nodig zijn in, zowel gebieden met zoet als zout grondwater als-
opgepompt). * De afstand tot percelen van derden belanghebbenden dient tenminste 50 m te bedragen (hiervan kan ontheffing worden
mede in, bebouwd en landelijk gebied. Deze onttrekkingen zijn niet functiegebonden.
verleend). Dezelfde regelgeving geldt voor landbouwonttrekkingen in gebieden waar de zoetwaterbel reikt tot aan de geohydrologische basis, zoals in de dekzandgebieden in ZeeuwschVlaanderen. Ook buiten de op kaart bijlage 1 aangegeven gebieden kunnen zoetwaterbellen van meer dan 15 meter dik in de bodem voorkomen. Als dit wordt aangetoond kan ook daarop basis van algemene regels grondwater voor beregening worden onttrokken. Voor onttrekkingen die niet voldoen aan bovengenoemde eisen blijft - vanaf 10 m3 per uur - een vergunning vereist. Voor landbouwonttrekkingen in kwetsbare gebieden geldt altijd vergunningplicht.
De geldende regels voor tijdelijke onttrekkingen waarbij zout
In gebieden waar de zoetwaterbel nog in ontwikkeling en dun-
grondwater wordt onttrokken, voldoen in het algemeen goed.
ner dan 15 meter is, blijft onttrekking van zoet grondwater ver-
Zij blijven gehandhaafd. Er gelden net als bij de zoute onttrek-
boden, tenzij de bel tot aan de geohydrologische basis reikt.
kingen voor industriële doeleinden geen bijzondere beperkingen. Een extra aandachtspunt bij de vergunningverlening vormt
Voor kleine landbouwonttrekkingen buiten kwetsbare gebieden geldt de registratieplicht als meer dan 5
m3
per uur kan wor-
den onttrokken.
de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. Voor tijdelijke onttrekkingen waarbij zoet grondwater wordt onttrokken, zijn er wel beperkingen. In de regel wordt bij grote onttrekkingen voorgeschreven dat het opgepompte grondwater
De wens om te kunnen beregenen tijdens het groei-
gedeeltelijk moet worden geretourneerd.
seizoen en/of het besproeien van boomgaarden voor
Gezien het veelal spoedeisende karakter van tijdelijke onttrek-
nachtvorstbestrijding is de laatste 10 à 15 jaar voor
kingen, is gezocht naar mogelijkheden om deze zoveel moge-
de landbouw fors toegenomen. Steeds meer land-
lijk onder de algemene regels te laten vallen zonder dat zich
bouwbedrijven in de gebieden met zoet water zijn
ongewenste effecten voordoen.
overgegaan op het laten aanleggen van één of meer
Tijdelijke onttrekkingen van zoet grondwater buiten kwetsbare
inrichtingen voor het onttrekken van grondwater voor
gebieden vallen onder de algemene regels als het debiet ligt
beregening. In totaal zijn er anno 2001 circa 425
tussen 10 en 100 m3 per uur en er per kwartaal niet meer
van dergelijke onttrekkingsmiddelen, waarvan 380
wordt onttrokken dan 3.000 m3. Bovendien mag de inrichting
met een vergunning. De overige 45 vallen onder de
niet langer dan een half jaar in gebruik zijn. Binnen kwetsbare
registratieplicht. In de afgelopen 5 jaar is door de
gebieden liggen deze grenzen op maximaal 1.000 m3 per
landbouw per jaar gemiddeld 350.000 m3 grondwa-
maand bij een debiet van maximaal 100 m3 per uur. Voor ont-
ter onttrokken.
trekkingen die niet aan deze eisen voldoen, is altijd een vergunning nodig.
17 Voor tijdelijke onttrekkingen van zowel zout als zoet grondwa-
belicht in paragraaf 5. Het beleid ten aanzien van de vergun-
ter is in de algemene regels de eis opgenomen dat niet meer
ningverlening voor deze onttrekkingen is op hoofdlijnen ook
(en niet langer) grondwater wordt onttrokken dan strikt noodza-
vergelijkbaar. Er is echter wel een verschil als het gaat om het
kelijk is voor het uitvoeren van de tijdelijke werkzaamheden.
onttrekken van zoet grondwater. Het verbeteren van de
Voor tijdelijke onttrekkingen zijn ook de normen voor de regis-
bodem- en grondwaterkwaliteit staat bij grondwatersaneringen
tratieplicht gewijzigd. Buiten kwetsbare gebieden zijn voortaan
voorop. Het beschermen van het zoete grondwater speelt
alle tijdelijke onttrekkingen met een pompcapaciteit van meer
daarbij dan ook een minder belangrijke rol dan bij andere (tijde-
dan 5
m3
per uur registratieplichtig. Dit houdt een wijziging
voor zoute onttrekkingen buiten kwetsbare gebieden in. In die gevallen gold een registratieplicht vanaf 35
m3
per uur. Dit is
niet meer reëel, aangezien de wettelijke norm voor vergunningplicht ligt bij 10
m3
per uur. Gekozen is om voor alle tijdelijke
onttrekkingen de norm voor registratieplicht gelijk te trekken.
lijke) onttrekkingen. Ook bij deze categorie onttrekkingen voldoet in het algemeen de geldende regelgeving goed. Wel is ook bij deze categorie onttrekkingen, vanuit de praktijk, de wens naar voren gekomen om slagvaardig om te gaan met (vooral) de kortdurende onttrekkingen van beperkte omvang voor bodemsaneringen in gebieden met zoet grondwater en in de kwetsbare gebieden.
6. Onttrekkingen voor grondwatersaneringen
Ook bij deze onttrekkingen worden de huidige normen voor
Onttrekkingen voor bodemsaneringen bestaan in de regel uit
vergunningplicht en de vereiste proceduretijd voor het verkrij-
een kortdurende bemaling voor het ontgraven van de verontrei-
gen van een vergunning geregeld als belemmerend ervaren.
niging en in veel gevallen aansluitend, een onttrekking voor het
Naar aanleiding hiervan zijn de reeds bestaande algemene
verwijderen van het verontreinigde grondwater. Het betreft tij-
regels uitgebreid (conform de uitbreiding voor de andere cate-
delijke onttrekkingen die overal kunnen voorkomen en daarom
gorieën tijdelijke onttrekkingen).
niet functiegebonden zijn. De normen voor registratieplicht, vergunningplicht en algemene regels voor deze categorie onttrekkingen zijn gelijk aan die voor de andere categorieën tijdelijke onttrekkingen, welke zijn
7. Onttrekkingen met koude-/warmteopslag in de bodem Onttrekkingen met koude-/warmteopslag in de bodem worden
Principe van koude-/warmteopslag Met koude-/warmteopslag wordt koude of warmte, dat van nature aanwezig is, benut voor koeling of verwarming van de ruimte, zoals in kassen, kantoren etc. In de zomer wordt vanuit een aquifer relatief koud grondwater opgepompt. Dit water geeft zijn koude af aan de ruimte en wordt opgewarmd weer geïnfiltreerd in de aquifer, op enige afstand van de onttrekkingsbron. In de winter wordt het opgewarmde water onttrokken aan de aquifer om vervolgens de warmte af te staan aan de ruimte en in afgekoelde toestand weer te worden geïnfiltreerd. Soms is dit laatste deel alleen bedoeld om het water af te koelen, zodat het in de zomer weer als koelwater kan worden gebruikt en soms wordt het relatief warme water daadwerkelijk benut (als basis) om ruimten te verwarmen. Op het systeem bestaan verschillende varianten. De systemen zijn zo opgezet dat gemiddeld over een jaar geen warmte in de bodem wordt gestopt. De warme/koude-uitwisseling met het grondwater verloopt meestal via een warmtewisselaar. Het principe is in onderstaande figuur (bron: If Technology) vereenvoudigd weergegeven.
De bodem in Zeeland is in het algemeen geschikt voor het toepassen van koude/warmteopslagsystemen. Wel kunnen de in het algemeen lage doorlatendheid van de bodem, de beperkte dikte van de bodemlagen en het veelal hoge ijzergehalte van het grondwater, een probleem vormen voor de (financiële) haalbaarheid van toepassingen. Systemen waarbij op grote(re) diepte grondwater wordt onttrokken zijn eerder rendabel dan ondiepe systemen.
18
Provincie Zeeland
in Nederland in toenemende mate toegepast voor de energie-
voor verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en kwanti-
voorziening van kantoren, ziekenhuizen, woonwijken en
teitsbeheer voor de natuurfunctie. Voor onttrekkingen binnen
bedrijfsgebouwen. Binnen Zeeland zijn er nauwelijks nog con-
natuurgebieden worden voor permanente onttrekkingen in prin-
crete toepassingen. Wel worden in toenemende mate haalbaar-
cipe geen vergunning verleend, uitgezonderd voor onttrekkin-
heidsonderzoeken uitgevoerd naar toepassing van deze syste-
gen ten behoeve van het verhogen van de natuurwaarden.
men voor kantoren en woonwijken. Ook vanuit de agrarische sector bestaat groeiende belangstelling voor toepassing bij
Tot de onttrekkingen voor recreatieve doeleinden behoren
kassen. Het grote voordeel van koude-/warmteopslag in de
vooral de onttrekkingen van de campings (voor spoel- en was-
bodem is dat men netto geen water onttrekt. Koude-/warmte-
water) en de onttrekkingen voor besproeiing van sportvelden,
opslag is mogelijk met zowel zoet grondwater als brak of zout
tennisbanen en dergelijke. Het betreft onttrekkingen van relatief
grondwater, al vormen de dunne zoetwaterbellen wel een
beperkte omvang. In de vorige planperiode zijn er geen nieuwe
beperking.
onttrekkingen voor dat doel bijgekomen, mede door het aangescherpte beleid in de afgelopen planperiode met betrekking tot
Koude-/warmteopslag wordt gestimuleerd door de landelijke
het onttrekken van zoet grondwater of het onttrekken van
overheid, met name door het ministerie van Volkshuisvesting,
grondwater in de nabijheid van natuurgebied. Dit beleid wordt
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Subsidie is soms
ongewijzigd voortgezet in de komende planperiode bij de ver-
mogelijk en de systemen zijn vrijgesteld van grondwaterbelas-
gunningverlening. Onttrekkingen voor recreatieve doeleinden
ting. Ook zijn deze systemen vrijgesteld van de provinciale
worden alleen toegestaan als geen risico bestaat voor aantas-
heffing (Grondwaterwet art. 48, lid 5).
ting van de zoetwaterbellen of van natuurwaarden.
Voor koude-/warmteopslagsystemen is altijd een vergunning ingevolge de Grondwaterwet vereist omdat water in de bodem wordt geïnfiltreerd. De provincie staat positief tegenover het toepassen van koude-/warmteopslagsystemen, gezien het energiebesparende karakter van het systeem. Voorwaarde daarbij is dat gesloten systemen worden toegepast, waarmee wordt bedoeld dat het grondwater boven de grond niet in aanraking komt met de buitenlucht of andere elementen, die het grondwater kunnen aantasten. In grondwaterbeschermingsgebieden staat de provincie onttrekking van grondwater voor koude-/warmteopslag niet toe, vanwege het risico voor verontreiniging van de bodem, als gevolg van lekkage en/of thermische verontreiniging. Bij een aanvraag om een vergunning voor koude-/warmteopslag worden, net als bij andere aanvragen, de gevolgen voor de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen tegen elkaar afgewogen, waarbij actieve en passieve belangen worden onderscheiden en vooral ook aandacht wordt gegeven aan het aspect bodembescherming. 8. Overige onttrekkingen Onder de overige onttrekkingen worden verstaan de onttrekkingen voor natuur, recreatieve en/of huishoudelijke doeleinden. De onttrekkingen voor natuur betreffen vooral de kwelbuizen in Zeeland langs de zuidkust van Schouwen-Duiveland en Tholen
Onttrekkingen voor huishoudelijke doeleinden zijn in de regel dermate klein (minder dan 5 m3 per uur) dat deze veelal vrij zijn van registratie- en/of vergunningplicht, uitgezonderd binnen de kwetsbare gebieden. Binnen die gebieden ligt de registratieen vergunningplicht voor deze categorie onttrekkingen, net als voor de overige categorieën permanente onttrekkingen, bij 0 m3 per uur. Het betreft onttrekkingen die worden gebruikt voor het besproeien van tuinen en voor spoel- en/of waswater. In het algemeen hebben deze onttrekkingen geen noemenswaardige invloed op de voorraad (zoet) grondwater. Onttrekkingen voor huishoudelijke doeleinden vinden overwegend plaats binnen bebouwd gebied. Het beleid ten aanzien van de onttrekkingen voor huishoudelij-
19 ke doeleinden blijft ongewijzigd. Dit betekent dat ook in de
10. Overgangsrecht
voorliggende planperiode de meeste van deze onttrekkingen
Als gevolg van wijzigingen in de normen van het stelsel van
vrij zijn van registratie- en vergunningplicht. Als er binnen een
regels voor grondwateronttrekkingen of het in de planperiode
bepaald gebied veel van dergelijke kleine onttrekkingen zijn,
detailleren van het invloedsgebied rond natuurgebieden kunnen
kan dat leiden tot ongewenste cumulatieve effecten. In de Kop
bestaande onttrekkingen, die onder algemene regels vielen, nu
van Schouwen is een onderzoek gestart naar de effecten van
vergunningplichtig worden en vice versa. In de Verordening
veel kleine onttrekkingen (zie ook hoofdstuk 5 Monitoring en
waterhuishouding Zeeland is overgangsrecht opgenomen voor
projecten). In dat gebied zijn binnen de bebouwde gebieden
bestaande onttrekkingen waarvoor de nieuwe normen verande-
veel kleine particuliere onttrekkingen aanwezig voor het
ringen tot gevolg hebben.
besproeien van tuinen en voor huishoudelijke gebruik. De resultaten van het onderzoek kunnen aanleiding geven tot aanscher-
De wijzigingen in de functietoekenning in het WHP2 en de wijzigingen in de normen van het stelsel van regels voor grondwa-
ping van het beleid voor deze kleine onttrekkingen.
teronttrekkingen en/of het in de planperiode detailleren van de bufferzone rondom te beschermen gebieden, kan consequen9. Samenvatting van de normen voor grondwateronttrekkingen In onderstaande tabel is het normenstelsel voor registratieplicht, vergunningplicht en algemene regels weergegeven.
ties hebben voor de status van bestaande onttrekkingen. Onttrekkingen die onder vergunningplicht vallen kunnen in de nieuwe situatie onder de algemene regels komen te vallen en Kwetsbaar gebied
Regiem zoet
zout
Registratieplicht
Q > 0 m3 /uur
Q > 0 m3 /uur
Vergunningplicht
Q > 0 m3 /uur
Q > 0 m3 /uur
Algemene regels (ipv vergunningplicht), alleen voor tijdelijke onttrekkingen
Q < 100 m3 /uur en Q < 1.000 m3 /maand en duur < 6 maanden
Q < 100 m3 /uur en Q < 1.000 m3 /maand en duur < 6 maanden
Niet kwetsbaar gebied zoet
zout
Registratieplicht
Q > 5 m3 /uur
Q > 5 m3 /uur
Vergunningplicht
Q > 10 m3 /uur of Q > 1.000 m3 /maand of Q > 8.000 m3 /jaar
Q > 10 m3 /uur of Q > 30.000 m3 /jaar
Algemene regels (ipv vergunningplicht), alleen voor tijdelijke onttrekkingen
10 < Q < 100 m3 /uur en Q < 3.000 m3 /kwartaal en duur < 6 maanden
10 < Q < 100 m3 /uur en Q < 15.000 m3 /maand en Q < 30.000 m3 /6 maanden1 en duur < 6 maanden
Algemene regels (ipv vergunningplicht), alleen voor beregening uit zoetwaterbellen >15 meter of zoetwaterbellen tot de geohydrologische basis
10 < Q < 60 m3 /uur en Q < 3.000 m3 /kwartaal en Q < 8.000 m3 /jaar
1
Deze beperking geldt niet voor sleufbemalingen.
Toelichting bij tabel Bij de normen voor registratieplicht geldt voor Q = pompcapaciteit. Bij de normen voor vergunningplicht en algemene regels geldt voor Q = te onttrekken hoeveelheid grondwater per tijdseenheid. In de tabel staan de normen die gelden voor alle categorieën onttrekkingen. Registratie van een onttrekking in kwetsbaar gebied is altijd verplicht; in niet-kwetsbare gebieden is dat altijd het geval bij onttrekkingen waarmee per uur meer dan 5 m? grondwater kan worden opgepompt. De interpretatie van de tabel wordt aan de hand van een voorbeeld geduid: Voor een onttrekking binnen kwetsbaar gebied is altijd een vergunning vereist tenzij het een tijdelijke onttrekking betreft die valt binnen de normen voor algemene regels (theoretische pompcapaciteit maximaal 100 m3/uur en onttrekking minder dan 1000 m3/maand en onttrekking duurt korter dan 6 maanden).
20
Provincie Zeeland
vice versa (vooral onttrekkingen voor beregening). Ook kunnen
enige plicht moeten voldoen. In de Verordening waterhuishou-
registratieplichtige inrichtingen in de nieuwe situatie vergun-
ding Zeeland is overgangsrecht opgenomen voor bestaande
ningplichtig zijn of andersom. Ook kunnen onttrekkingen die nu
onttrekkingen waarop de nieuwe regels (beleid) veranderingen,
vrij zijn van enige verplichting in de nieuwe situatie wel aan
voor de status ervan, tot gevolg hebben.
21 Hoofdstuk 3
Grondwaterbescherming Inleiding
stand-still-beginsel waarbij wordt aangesloten bij de rijksdoelstelling voor fosfaat die uitgaat van evenwichtbemesting;
In Zeeland hebben vier gebieden de status van grondwaterbeschermingsgebied. In twee van deze gebieden, Haamstede en Sint Jansteen, zijn drinkwaterwinningen operationeel. Van de twee andere gebieden fungeert Oranjezon als reservegebied en heeft Biggekerke formeel nog de status van reservegebied ondanks dat dit bij het waterleidingbedrijf, N.V. Delta Nutsbedrijven, niet als zodanig meer wordt beschouwd. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn vastgelegd in de provinciale milieuverordening (PMV). Het beleid binnen de grondwaterbeschermingsgebieden is gericht op het beschermen van de hoeveelheid (zoet) water (waartoe de Grondwaterwet instrumenten biedt) en de kwaliteit van het water (waartoe de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer instrumenten bieden). In dit hoofdstuk wordt de grondwaterbescherming integraal benaderd, hetgeen betekent dat het beleid zowel op waterkwantiteit, als waterkwaliteit is gericht.
* Blijvend stimuleren van het uit productie nemen van landbouwpercelen in grondwaterbeschermingsgebieden; * Bestemmingsplannen toetsen met het oog op het tegengaan van nieuwe bedrijfsactiviteiten, waarbij schadelijke stoffen gebruikt worden; * Toetsen van inrichtingen op het Infiltratiebesluit Bodembescherming. In ieder geval wordt de winning Sint Jansteen hierop getoetst, als onderdeel van het optimaliseren van de drinkwaterwinning (zowel kwantitatief als kwalitatief, zie ook hoofdstuk 5 Monitoring en projecten); * Optimaliseren van de monitoring van het oppervlakte- en grondwater binnen de grondwaterbeschermingsgebieden; * Zonodig aanpassen van het onderdeel grondwaterbescherming van de PMV aan nieuwe (landelijke) inzichten en wetgeving. Het momenteel nog geldende ontheffingensysteem voor woningbouw en het aansluiten van riolering wordt vervangen door een meldingensysteem met standaardvoor-
Wat willen we bereiken? * Duurzame drinkwaterwinning binnen de grondwaterbescher-
waarden; * Bezien of de uitbreiding Haamstede in 1999-2000 en optimalisatie van de winning op termijn aanleiding geven tot het
mingsgebieden. In grote lijnen betekent dit een voortzetting
wijzigen van de grenzen van het grondwaterbeschermingsge-
van het huidige sectorale beleid. Opzet blijft de kwaliteit van
bied;
het grondwater in de gebieden zodanig te beschermen, dat
* Met betrekking tot Biggekerke en Oranjezon bezien of de
ze voldoet aan de eisen die er op grond van de waterwin-
aanwijzing als grondwaterbeschermingsgebied moet worden
ning aan worden gesteld. Dit houdt in dat met eenvoudige
gehandhaafd in de huidige hoedanigheid als reservegebied
zuiveringstechnieken drinkwater moet kunnen worden bereid
voor de waterwinning en met de huidige grenzen;
uit het opgepompte water. Voorwaarde daarvoor is dat het
* Nagaan of de huidige strategie voor de grondwaterbescher-
grondwater een voldoende, constante kwaliteit heeft die op
mingsgebieden past binnen de Kaderrichtlijn water en zo
de lange termijn gewaarborgd blijft;
niet, nagaan hoe de strategie kan worden aangepast.
* Een kwaliteit van infiltratiewater voor de inrichtingen Haamstede en Sint Jansteen, waarbij geen verontreiniging van bodem en grondwater kan optreden.
Wat gaan we doen? * In de grondwaterbeschermingsgebieden hanteren van het
Toelichting 1. Grondwaterbeschermingsgebieden en stand-still-beginsel Onderscheid wordt gemaakt tussen het eigenlijke waterwinge-
22
Provincie Zeeland
bied en het omliggende, resterende deel van het grondwater-
schermingsgebieden. In de planperiode worden in dit kader
beschermingsgebied. Dit komt onder meer tot uiting in de
bestemmingsplannen getoetst op bedrijfsactiviteiten, waarbij
regels voor deze gebieden. Voor de waterwingebieden gelden
schadelijke stoffen gebruikt worden.
strengere regels dan voor de grondwaterbeschermingsgebieden als geheel.
Te infiltreren oppervlaktewater dient in principe te voldoen aan de toetsingswaarden van het Infiltratiebesluit
Binnen waterwingebieden zijn alle activiteiten waarbij gebruik
Bodembescherming. De provincie kan besluiten dat hiervan
wordt gemaakt van schadelijke stoffen verboden, met uitzon-
mag worden afgeweken indien dit voor de betreffende bodem-
dering van een aantal stoffen die gebruikt worden voor de
gesteldheid mogelijk is. Het infiltratiewater bij de winning te
drinkwaterbereiding. Hiervoor zijn regels opgenomen in de
Haamstede voldoet sinds de ingebruikname van een nieuwe
PMV. Andere belangrijke onderwerpen die de PMV op dit
voorzuivering in 1996 in het algemeen aan de toetsingswaar-
gebied regelt zijn het gebruik van zuiveringsslib, compost en
den. Bij Sint Jansteen voldoet het infiltratiewater niet (volledig)
zwarte grond als meststof, vestiging van mestdepots en/of tij-
aan de toetsingswaarden van het Infiltratiebesluit. In de planpe-
delijke opslag van mest, de opslag van drinkwaterslib en
riode wordt een beleidsafweging gemaakt hoe hiermee om te
bodembeschermende voorzieningen bij de aanleg van nieuwe
gaan en de vergunning te actualiseren (zie ook hoofdstuk 5
verkeerswegen. Nieuwe lozingen zijn verboden.
Monitoring en projecten). Momenteel wordt het opgepompte grondwater, als gevolg van de matige kwaliteit, niet meer
Om het grondwater nog beter te beschermen loopt momenteel
rechtstreeks gebruikt voor de productie van drinkwater, maar
een onderzoek naar risicovolle bedrijven in de grondwaterbe-
hoofdzakelijk ingezet als industriewater. Wel kan de winning bij calamiteiten worden benut voor de drinkwatervoorziening van het gebied. 2. Gebiedsgerichte aanpak Voor het gebied Sint Jansteen is een gebiedsgerichte aanpak voorzien waarbij de mogelijkheden worden onderzocht voor het optimaliseren van de drinkwaterwinning en het opzetten van projecten die gericht zijn op het verbeteren van de gronden oppervlaktewaterkwaliteit in het gebied. Voor de kwantitatieve optimalisatie van de winning en infiltratie is inmiddels de optimalisatie opgestart. Daarnaast wordt de winning getoetst aan het Infiltratiebesluit Bodembescherming en wordt de vergunning geactualiseerd. Beleid dat in het kader van de gebiedsgerichte aanpak wordt geformuleerd voor verbetering van de waterkwaliteit wordt afgestemd met het Vlaamse beleid. De vergunning voor Sint Jansteen dateert van 1 juli 1959. Voor de winning te Haamstede is in 1998 een gewijzigde vergunning verleend in verband met een uitbreiding en optimalisatie van de drinkwaterwinning. De winning is inmiddels aangepast en volledig in werking volgens de nieuwe vergunning. Bezien wordt of de grenzen van het grondwaterbeschermingsgebied hierop moeten worden aangepast. In Biggekerke en Oranjezon is de winning van grondwater voor de bereiding van drinkwater gestopt in respectievelijk 1981 en
23 1995. Deze gebieden hebben sindsdien de status van reserve-
Momenteel is nog onvoldoende duidelijk welke gevolgen de
wingebied (het waterleidingbedrijf N.V. Delta Nutsbedrijven
kaderrichtlijn vraagt voor het huidige Nederlandse (Zeeuwse)
beschouwd Biggekerke niet meer als reservewingebied).
grondwaterbeschermingsbeleid. In de planperiode dient te wor-
Voor het gebied Oranjezon is in 1999-2000 een natuurplan
den nagegaan of en zo ja welke aanpassingen nodig zijn in het
ontwikkeld, waarvan de uitvoering al gedeeltelijk ter hand is
kader van de richtlijn.
genomen. In de planperiode wordt bezien of de status grondwaterbeschermingsgebied voor Biggekerke en Oranjezon moet worden gehandhaafd. 3. Europese Kaderrichtlijn Water De kaderrichtlijn geeft richtlijnen voor: * een goede toestand van het water(systeem); * het prijsbeleid; * beschermde gebieden.
24
Provincie Zeeland
Hoofdstuk 4
Handhaving Inleiding
- bedrijfsbezoeken-/inspecties; - veldinspecties;
Prioriteit van de handhaving van het grondwaterbeleid in de
- milieuvluchten (deelname daaraan);
praktijk wordt onveranderd gelegd in de gebieden welke op
- administratieve controle op ingezonden gegevens;
grond van natuur- en drinkwaterbelang en het behoud van vol-
- nauwe samenwerking met andere provinciale handhavers,
doende zoete voorraden, het meest kwetsbaar zijn. Het gaat daarbij om controle van de regels en opgelegde voorschriften en het adequaat aanpakken van illegale praktijken.
overige overheden, politie en justitie. * Optimaliseren van afstemming van handhaving op de vergunningverlening en op de praktijk. * Participeren in de bestaande handhavingsstructuur van de
Binnen de handhaving wordt preventieve en repressieve hand-
waterschappen en provinciale handhaving milieuwetgeving.
having onderscheiden. Met preventieve handhaving, bestaande
* Verzorgen van voorlichting op het gebied van het voorgesta-
uit het houden van regelmatig toezicht op de naleving van
ne beleid, de regels en voorschriften aan bedrijven, burgers
regels en voorschriften, wordt ongeoorloofde te ruime toepas-
en overheden.
sing van de regelgeving en de verleende vergunningen, zoveel mogelijk voorkomen. In die gevallen waar op grove of stelselmatige wijze regels en voorschriften worden overtreden wordt repressieve handhaving toegepast. Bij de handhaving fungeert als leidraad de provinciale nota ‘Handhaving omgevingsbeleid’ door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 30 januari 2001. In deze nota is het voorgestane provinciale handhavingsbeleid voor regelgeving op het gebied van omgevingsbeleid (milieu, water, landelijk gebied en ruimtelijke ordening) zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Onderstaand wordt ingegaan op de specifieke handhavingsaspecten ten aanzien van grondwateronttrekkingen.
Wat willen we bereiken? * Een strikte naleving van de Grondwaterwet, de Verordening waterhuishouding Zeeland, vergunningsvoorschriften en algemene regels.
Wat gaan we doen? * Voortzetten van regelmatig toezicht op naleving van de Grondwaterwet, de Verordening waterhuishouding Zeeland en vergunningsvoorschriften door:
25 Toelichting 1. Preventieve handhaving De belangrijkste pijlers van de preventieve handhaving zijn administratieve controle op ingezonden gegevens (waaronder jaaropgaven van onttrokken hoeveelheden), bedrijfsbezoeken en gerichte veldinspecties. Ook de afhandeling van klachten en opsporen van illegale activiteiten, waarbij zowel intern als extern wordt samengewerkt met andere handhavers, maken deel uit van deze vorm van handhaving. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van controles vanuit de lucht.
Grondwaterwet, de Verordening waterhuishouding Zeeland of de verleende vergunning genoemde regels en voorschriften en waar overleg met betrokkenen niet tot verbetering leidt, wordt overgegaan tot zogenaamde repressieve handhaving. Dit kunnen bestuurlijke sancties zijn, zoals het sluiten van een inrichting en intrekken van een vergunning, maar het kunnen ook strafrechtelijke sancties zijn. Het algemeen provinciaal handhavingsbeleid geldt daarbij als uitgangspunt. De eerder genoemde samenwerking met andere provinciale handhavers, overheden en politie speelt ook bij de repressieve handhaving in toenemende mate een belangrijke rol.
De handhaving wordt zoveel mogelijk afgestemd op de praktijk en er wordt nagegaan of de afstemming tussen de vergunning-
3. Voorlichting aan onttrekkers
verlening en handhaving verder kan worden verbeterd.
Voor het zorgvuldig omgaan met het (zoete) grondwater is het
Daarnaast wordt geparticipeerd in de bestaande handhavings-
noodzakelijk dat het bewustzijn van de (potentiële) onttrekkers
structuur van waterschappen en provinciale handhaving milieu-
wordt vergroot door middel van een goede en regelmatige
wetgeving, om de handhavingsinspanningen optimaal op elkaar
voorlichting. De nadruk ligt daarbij vooral op de schaarste in
af te stemmen.
Zeeland en de gevolgen (en de beperkingen) van onttrekkingen
Groot belang wordt gehecht aan een goede meting van het debiet bij zowel het onttrekken van grondwater, als bij het infiltreren van water in de bodem. Dit is voor de onttrekker zelf ook van groot belang met het oog op de eventuele rijksheffing en de controle daarop door de belastingdienst Grote Ondernemingen. Eisen die worden gesteld aan de meetapparatuur zijn opgenomen in de voorschriften bij een vergunning. De handhaving vindt plaats volgens een bepaald schema. Het schema bestaat in hoofdlijnen uit frequente inspectie van tijdelijke onttrekkingen (met name de grotere bemalingen), regelmatige controle van permanente onttrekkingen en steekproefsgewijze inspecties bij beregeningen. Bij de registratieplichtige inrichtingen beperkt de controle zich in hoofdzaak tot een administratieve controle van de jaarlijks in te zenden gegevens. Verder wordt de inrichting om de 2 à 3 jaar geïnspecteerd, waarbij onder andere wordt gecontroleerd of de onttrokken hoeveelheden op deugdelijke wijze worden gemeten. De intensiteit bij de handhaving van vergunningplichtige onttrekkingen en onttrekkingen die onder de algemene regels (gaan) vallen is afhankelijk van de duur, de omvang, de diepte, de plaats en het doel van de onttrekking. Tevens speelt de kwetsbaarheid van een gebied en de kwaliteit van het grondwater een rol. Dit houdt in dat de handhaving van de verschillende categorieën van onttrekkingen op maat wordt aangepakt. 2. Repressieve handhaving Bij grove of stelselmatige overtreding van de in de
voor de aanwezige voorraden en voor de andere betrokken belangen zoals verdroging en zetting van gronden.
26
Provincie Zeeland
In de komende planperiode wordt meer bekendheid gegeven
wordt de regelgeving en wat er komt kijken bij het doen van
aan de regelgeving. Naast berichtgeving en informatieverstrek-
een melding of een vergunningaanvraag uiteengezet.
king via bestaande kanalen wordt de provinciale website op internet voor dit doel aangewend. Bij de onderwerpen voor de
4. Handhaving grondwaterbescherming
website denken we aan informatie over regelgeving, de data-
Het bevoegd gezag voor bedrijven binnen de grondwaterbe-
base van de grondwaterregistratie, downloaden van aanvraag-
schermingsgebieden zijn de gemeenten. In de PMV zijn instruc-
formulieren en het doen van meldingen. Daarnaast worden
tieregels opgenomen, die de gemeenten in acht moeten
potentiële grondwateronttrekkers zo veel mogelijk persoonlijk
nemen bij het verlenen van milieuvergunningen. Voor niet-
of via belangenorganisaties of voorlichtingsbijeenkomsten
bedrijfsmatige c.q. inrichtingsgebonden activiteiten is de pro-
benaderd. Met het oog daarop wordt het informatieblad
vincie verantwoordelijk voor vergunning- en ontheffingsverle-
‘Grondwater, schaarse grondstof’ geactualiseerd. In dat blad
ning en handhaving.
27 Hoofdstuk 5
Monitoring en projecten Inleiding
gisch invloedsgebied rond natuurgebieden ter vervanging van de 300 m zone;
Een goed inzicht in de kwantiteit en kwaliteit van het grondwa-
* Toetsen van de beschikbare monitoringsgegevens van
ter is essentieel voor een goed grondwaterbeheer. Daarvoor
oppervlakte- en grondwater binnen de grondwaterbescher-
zijn twee grondwatermeetnetten ingericht. Daarnaast is nader
mingsgebieden aan de geldende regelgeving en de
onderzoek nodig voor het ontwikkelen of uitwerken van het
Europese Kaderrichtlijn Water. Indien nodig daaropvolgend
(grond)waterbeleid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de
de PMV aanpassen.
monitoring en de onderzoeksprojecten.
Toelichting Wat willen we bereiken? * Verkrijgen en behouden van een zo goed mogelijk inzicht in de werking van de verschillende grondwatersystemen voor: - het evalueren van beleid; - het inschatten of evalueren van de gevolgen van hydrologische ingrepen; - het inschatten van de gevolgen van klimatologische veranderingen. * Beter onderbouwen van het beleid.
Wat gaan we doen? * Voortzetten van de meetinspanning van de grondwatermeetnetten voor kwantiteit en kwaliteit; * Optimaliseren grondwaterkwantiteitsmeetnet; * Optimaliseren grondwaterkwaliteitsmeetnet; * Uitvoeren geo-elektrische metingen voor het monitoren van de omvang van de zoetwaterbellen; * Continueren van de reeds gestarte onderzoeken ‘praktijkproef beregening’ en ‘onderzoek diepe zandlagen’; * Afronden van het hydrologisch onderzoek naar de gevolgen van de bestaande grondwateronttrekkingen in de Kop van Schouwen op de natuur en de bebouwing in het gebied; * Uitvoeren van een integraal hydrologisch onderzoek naar de mogelijkheden van het waterwingebied Sint Jansteen; * Samen met de waterschappen uitwerken van de GGOR; * Samen met de waterschappen uitwerken van het hydrolo-
In de onderstaande tekst wordt een korte beschrijving gegeven van de monitoringsopgave en de voorgenomen projecten in de planperiode. Jaarlijks vindt, in het Jaarprogramma Ruimte, Milieu en Water een nadere detaillering van de voorgenomen acties plaats, incl. een financiële raming.
28
Provincie Zeeland
Grondwatermeetnetten
De overgang van het bestaande naar het nieuwe meetnet wordt gerealiseerd in de planperiode waarbij het rapport
1. Provinciaal Grondwaterkwantiteitsmeetnet
‘Meetnetoptimalisatie Primair grondwatermeetnet Provincie
In de periode 1999-2000 is onderzoek voor de optimalisatie
Zeeland’ als uitgangspunt dient. In dit rapport zijn reeds voor-
van het kwantiteitsmeetnet uitgevoerd. Vanuit nieuw gedefi-
stellen gedaan voor meetpunten in natuurgebieden, hetgeen
nieerde provinciale informatiebehoeften is een nieuw meetnet
vooral aansluit op de huidige provinciale informatiebehoefte op
ontworpen, gebruikmakend van bestaande primaire meetnetlo-
het gebied van het grondwaterbeheer. De provincie zal zich
caties. Voor een groot aantal bestaande meetpunten komt de
met het macromeetnet in landbouw- en stedelijk gebied vooral
14 daagse waarneming te vervallen. Het optimalisatie-onder-
richten op enkele voorbeeldgebieden en niet op een gebieds-
zoek heeft aangetoond dat deze meetpunten een stabiele
dekkend meetnet. Waar en op welke wijze dit wordt uitge-
grondwaterstand kennen gedurende vele jaren. Meer metingen
werkt, wordt in overleg met de betrokkenen in de planperiode
worden in deze punten niet meer uitgevoerd omdat ze geen
bepaald.
significante informatie toevoegen. De bestaande meetreeksen van punten waar de waarneming wordt gestopt blijven repre-
Het Instituut voor Grondwater en Geo-Energie (IGG-TNO) is
sentatief voor de grondwaterstanden in de komende jaren ten-
beheerder van een landelijk interactief geohydrologisch infor-
zij er zeer grote wijzigingen in de hydrologie plaatsvinden.
matiesysteem (REGIS). REGIS is in zijn uiteindelijke vorm een systeem dat alle relevante geohydrologische gegevens en
Binnen het nieuwe meetnet worden drie sub-meetnetten onder-
informatie bevat die nodig zijn voor een doelmatig beheer en
scheiden: het regionale, het lokale en het macromeetnet. Het
gebruik van het grondwater, alsmede voor een adequate
regionale meetnet omvat het diepere, zoute grondwater. Het
bescherming van bodem en ondergrond. Het voordeel van
lokale meetnet richt zich op de ontwikkeling van de (potentiële)
REGIS is dat alle relevantie gegevens digitaal beschikbaar zijn
zoetwatervoorkomens. Het macromeetnet is voor het monito-
en dat met een eenduidige gebruikersinterface gegevens kun-
ren van freatische grondwaterstanden in natuur-, landbouw- en
nen worden gezocht, geselecteerd en bewerkt. Onder andere
woongebieden.
zullen de digitale grondwaterkaart en een verbinding met de
29 databank OLGA (OnLine Grondwater Archief, thans DINO)
tonen de meetresultaten aan dat de grondwaterkwaliteit in de
beschikbaar zijn. In de afgelopen periode is de provincie
tijd gezien redelijk constant is. Voor de monitoring van ver-
Zeeland toegetreden en is alle relevante geohydrologische
schuivingen van het zoet-zout grensvlak is het meetnet minder
informatie van Zeeland aangeleverd aan IGG-TNO om het sys-
geschikt en wordt een andere aanvullende methode gehan-
teem te vullen. In 2002 wordt het systeem operationeel voor
teerd.
Zeeland. Met deelname aan REGIS zijn jaarlijkse onderhoudskosten gemoeid.
Om de omvang van zoetwaterbellen te kunnen vaststellen, worden één keer per drie jaar steeds op dezelfde locaties geo-
2. Provinciaal Grondwaterkwaliteitsmeetnet
elektrische metingen uitgevoerd en de resultaten verwerkt in
Het kwaliteitsmeetnet omvat circa 50 meetpunten waarvan het
de watersysteemrapportage. In de planperiode is ook voor het
merendeel sinds 1981 wordt gemonitord. Het meten van de
kwaliteitsmeetnet een optimalisatie voorzien.
grondwaterkwaliteit was gericht op drie pilaren: bepalen ligging zoet-zout grensvlak, bepalen natuurlijke achtergrondgehalten waterkwaliteit en monitoren van overige waterkwaliteitsparame-
Projecten
ters (in het kader van de PMV). In het rapport Evaluatie provinciaal meetnet grondwaterkwaliteit Zeeland zijn de gegevens tot
3. Beregeningspraktijkproef
1997 verwerkt. Op basis van de watersystemen en de analy-
In de vorige planperiode is te Kreverhille in Zeeuwsch-
ses zijn zeven watertypen te onderscheiden met ieder zeer
Vlaanderen een beregeningspraktijkproef uitgevoerd. Daarbij is
specifieke hydro-geochemische processen. Deze processen
onderzoek gedaan naar het effect van een beregeningsonttrek-
zijn in een aantal gevallen een verklaring voor het voorkomen
king op de ter plaatse in de bodem aanwezige zoetwaterbel
van hoge natuurlijke Arseen waarden. Deze natuurlijke proces-
met een dikte van dertien meter. Voor de proef is gebruik
sen kunnen echter wel door menselijke ingrepen in de hydrolo-
gemaakt van een bestaande onttrekkingsinrichting.
gie getriggerd worden, met name processen zoals verzilting -
Belangrijkste doel van de proef was om vast te stellen of de
verzoeting spelen hierbij een belangrijke rol. Op veel plaatsen
bestaande normen en inrichtingseisen voor (landbouw)onttrek-
30
Provincie Zeeland
kingen uit zoetwatervoorkomens met een dikte van minimaal
lansen op te stellen met de herkomst en lozingen van water in
15 m, voldoen en of deze nog kunnen worden verruimd.
relatie tot diep grondwater. Tevens dient op dit gebied een
Daarnaast is bezien of bij een zoetwaterbel met een dikte van
intensivering van overleg met België plaats te vinden, omdat
minder dan 15 m een grondwateronttrekking kan worden toe-
onttrekkingen op Belgisch grondgebied grensoverschrijdende
gestaan zonder de duurzaamheid van de bel aan te tasten.
gevolgen kunnen hebben voor deze watervoerende lagen.
De proef heeft aangetoond dat tijdens een gangbare landbouw-
5. Grondwaterwinningen Kop van Schouwen
kundige grondwateronttrekking met een horizontale drain het
Naast de drinkwaterwinning bevinden zich in dit gebied grond-
zoet-zout grensvlak ter plaatse van de onttrekking duidelijk
wateronttrekkingen, die hoofdzakelijk worden gebruikt voor
omhoog komt. Na ruim vijf maanden (herfst en winter) is enig
recreatieve doeleinden en voor beregening van particuliere tui-
herstel van de ligging van het zoet-zout grensvlak waargeno-
nen. De meeste van deze onttrekkingen bevinden zich binnen
men maar heeft nog geen volledig herstel plaatsgevonden
de 300 m brede bufferzone rondom het natuurgebied Kop van
voor het volgende groeiseizoen. Het verkrijgen van goed
Schouwen en zijn in dat opzicht ongewenst.
inzicht in het herstel van de zoetwaterbel vergt een lange(re) meetperiode. Het is duidelijk dat een onttrekking uit een bel met een dikte van minder dan 15 m erg kritisch ligt en dat het verruimen van de bestaande normen voor 15 m minimale dikte van de zoetwaterbel en maximaal 80 mm/ha op basis van de huidige inzichten niet wenselijk is. In de komende planperiode wordt de proef voortgezet op dezelfde locatie. Daarbij wordt aan de hand van geo-elektrische metingen de omvang (en mogelijke veranderingen daarin door de onttrekking) gevolgd, in combinatie met nauwkeurige registratie van de onttrekking en freatische grondwaterstanden.
De betreffende onttrekkingen bestaan al geruime tijd (van voor de vaststelling van het eerste waterhuishoudingsplan). De grootte van deze onttrekkingen varieert van enkele tientallen kubieke meters per seizoen tot circa 10.000 á 15.000 m3 per jaar. Vanwege deze relatief kleine omvang hebben de individuele onttrekkingen in het algemeen weinig gevolgen voor de natuurwaarden in het gebied Kop van Schouwen. De onttrekkingen kunnen tezamen mogelijk leiden tot ongewenste effecten. In de planperiode wordt dat cumulatieve effect onderzocht aan de hand van een gedetailleerde grondwatermodelstudie van het gebied, waarin alle grondwateronttrekkingen, de relatie
4. Zoet grondwater in diepe zandlagen
oppervlaktewater-grondwater, neerslag en verdamping zijn
Op dieptes van meer dan 100 m komt, met name in het zuide-
opgenomen. Belangrijkste doel daarvan is om te kunnen
lijk deel van de provincie, relatief zoet water voor in de bodem.
beoordelen of de invloed van de betreffende winningen op de
In 1994 t/m 1998 is onderzoek gedaan naar de gebruiksmo-
natuurwaarden in het gebied dusdanig nadelig is dat er nood-
gelijkheden van dat water en de winbaarheid ervan. Sinds
zaak bestaat tot het (laten) beëindigen ervan. Tevens wordt
1996 worden op een beperkt aantal locaties veertiendaagse
bij dit onderzoek gekeken naar de effecten van de
waarnemingen van de waterstanden gedaan. Dit onderzoek
(gewijzigde) drinkwaterwinning in het gebied.
heeft aangetoond dat, ondanks het geringe aantal onttrekkingen in Zeeland op deze diepte, de waterstanden in deze lagen sterk zijn verlaagd (meerdere meters beneden NAP). In Zeeuws Vlaanderen is een structurele doorgaande dalende trend van de waterstanden (soms decimeters per jaar) vastgesteld. Tevens staat vast dat onttrekkingen in deze relatief afgesloten lagen een grote ruimtelijke uitstraling hebben in de lagen zelf maar niet naar bovenliggende hydrologische systemen. Deze dalende ontwikkeling van de waterstanden is niet te verklaren uit de bekende grondwateronttrekkingen. Het onderzoek wordt daarom in de komende planperiode voortgezet en uitgebreid. Een onderdeel daarvan is het uitbreiden van het meetnet van de diepe zandlagen. Ook wordt de industrie verzocht waterba-
31 6. Dekzandgebied Sint Jansteen
terbeheer aangegeven. Als actie in het WHP2 is opgenomen
In het WHP2 is vermeld dat in de planperiode een gebiedsge-
dat het GGOR samen met de waterschappen nader wordt uit-
richte aanpak Sint Jansteen is voorzien. Enkele onderwerpen
gewerkt. In het kader van de formele taak van de provincie in
worden daarbij genoemd, waarop hieronder kort wordt inge-
het grondwaterbeheer dient vooral ook een bijdrage te worden
gaan:
geleverd aan het uitwerken van het GGOR. Met name een deel
* Optimalisatie van de drinkwaterwinning. Voor het kwan-
van de uitvoering van het plan van aanpak verdrogingsbestrij-
titatieve deel is hiervoor in het najaar van 2001 een project
ding (studie-onderdeel, bepalen gewenste hydrologische situ-
gestart, hetgeen in de zomer van 2002 zal worden afge-
atie) en uitwerking hydrologische invloedsgebieden onttrekkin-
rond. Met het project wordt een betere benutting van het
gen kan in dit kader van GGOR worden uitgewerkt.
afstromend oppervlaktewater gerealiseerd en de invloed van de waterwinning op de omgeving wordt verminderd. Het waterbufferend vermogen van het wingebied wordt vergroot
8. Uitwerken van het hydrologisch invloedsgebied rondom natuurgebieden
door aanpassing van de bestaande infiltratiemiddelen en een
Momenteel wordt -in het kader van de vergunningverlening
betere verdeling van de waterstromen. Ook wordt een
voor grondwateronttrekkingen- rondom gebieden met grondwa-
bestaand landbouwperceel ingericht als retentiebekken
terafhankelijke natuurwaarden een invloedsgebied als bufferzo-
(wateropvang bij hoge neerslagintensiteiten en daarna inzet
ne aangehouden van 300 m. In de nieuwe situatie maakt deze
van het water voor de watervoorziening). Het geheel zal dus-
bufferzone deel uit van de kwetsbare gebieden. Binnen die
danig worden ingepast dat ook een landschappelijke meer-
zone vergunning worden, net als binnen het te beschermen
waarde voor het gebied optreedt.
gebied, nieuwe permanente onttrekkingen in principe niet toe-
* Nader onderzoek. Na realisatie van voornoemde optimali-
gestaan. De uitzonderingen hierop zijn weergegeven in hoofd-
satie wordt deze geëvalueerd, waarna wordt onderzocht of
stuk 2. Afhankelijk van de bodemgesteldheid is het invloedsge-
haalbare opties bestaan voor verdere optimalisatie. Hierbij
bied voor sommige gebieden feitelijk groter of kleiner.
wordt met name gedacht aan mogelijkheden waarmee ook
Aangezien vergunningverlening gerelateerd is aan dit invloeds-
invulling kan worden gegeven aan thema’s verwoord in ‘Waterbeleid 21e eeuw’, zoals vasthouden, bergen en afvoe-
gebied wordt het invloedsgebied in de planperiode nader per
ren van water en meervoudig ruimtegebruik.
gegeven aan (zoetwater)gebieden met potenties voor agrari-
* Kwaliteit oppervlaktewater. Het voor infiltratie beschikba-
type gebied specifiek bepaald. Daarbij zal voorrang worden sche onttrekkingen.
re oppervlaktewater heeft niet de gewenste kwaliteit. In de
Dit wordt gedaan met een modelstudie op basis van bestaan-
planperiode wordt de winning Sint Jansteen getoetst aan het
de gegevens over bodem en grondwater. Daar waar noodzake-
Infiltratiebesluit Bodembescherming, waar het in principe aan
lijke representatieve gegevens ontbreken of onvoldoende dek-
moet voldoen. Voor de actualisatie van de vergunning wordt
kend zijn moeten extra metingen worden uitgevoerd. Een en
vervolgens een afweging gemaakt met betrekking tot de
ander kan leiden tot wijziging in de omvang van de kwetsbare
(verwachte) kwaliteit van het infiltratiewater, risico’s voor de
gebieden (zie kaart bijlage 1). De kaart zal tussentijds worden
bodemkwaliteit en status van het grondwaterbeschermings-
geactualiseerd en vastgesteld.
gebied. Daarbij wordt tevens nagegaan of de huidige monitoring in het gebied uitbreiding dan wel aanpassing behoeft.
9. Onderzoek grondwaterbeschermingsgebieden
Om een en ander uit te werken wordt een werkgroep ingesteld
In de planperiode worden de beschikbare monitoringsgege-
bestaande uit medewerkers van de provincie, het waterleiding-
vens van oppervlakte- en grondwater binnen de grondwaterbe-
bedrijf N.V. Delta Nutsbedrijven en het waterschap Zeeuws-
schermingsgebieden geanalyseerd en getoetst aan de gelden-
Vlaanderen. Daarbij kunnen ook andere belanghebbende partij-
de regelgeving en de Europese Kaderrichtlijn. De resultaten
en worden betrokken.
van dit onderzoek worden (met de resultaten van landelijk onderzoek) gebruikt voor een actualisatie van het onderdeel
7. Uitwerken Gewenst Grond- en 0ppervlaktewaterregime In hoofdstuk 1 is het GGOR als een raakvlak met het grondwa-
grondwaterbescherming in de PMV.
32
Provincie Zeeland
Hoofdstuk 6
Financiële aspecten Inleiding
1. Kosten voor grondwaterbeheer De kosten voor het grondwaterbeheer in de periode 2002-
De Grondwaterwet biedt de provincie de mogelijkheid om (een
2007 worden ten laste gebracht van de algemene middelen en
gedeelte van) de kosten verbonden aan het grondwaterbeheer
de grondwaterheffing. In tabel 6.1 is een inschatting gegeven
te verhalen op onttrekkers van grondwater door een heffing op
van de gemiddelde kosten van de provinciale inspanning in de
te leggen. Volgens de Grondwaterwet (art. 48) kunnen onder-
planperiode, die ten laste van de grondwaterheffing worden
zoek, maatregelen verband houdend met het voorkomen en
gebracht. Ten laste van de algemene middelen komen de
tegengaan van nadelige gevolgen van onttrekken en infiltreren,
apparaatskosten; deze zijn niet in tabel 6.1 opgenomen.
onderzoek en advies van de Commissie van Deskundigen
Overigens zijn de kosten voor registratie ook niet in tabel 6.1
Grondwaterwet, het bijhouden van een grondwaterregister en
opgenomen, terwijl deze wettelijk wel ten laste van de heffing
het vergoeden van bepaalde vormen van schade onder de
mogen worden gebracht.
heffing worden gebracht. In dit hoofdstuk worden de kosten
De bestaande personele capaciteit is voldoende om uitvoering
van het grondwaterbeheer, de opbrengsten uit voorgaande
te geven aan de uit het grondwaterbeheersplan voortvloeiende
jaren en de verwachte opbrengst van grondwateronttrekkingen,
activiteiten. De inzet zal echter verschuiven. Naar verwachting
alsmede de personele gevolgen in beeld gebracht.
is minder capaciteit nodig voor de vergunningverlening als gevolg van de bredere toepassing van algemene regels. De inspanning voor handhaving en uitvoering van projecten neemt
Toelichting
echter toe.
De geschatte gemiddelde kosten die de provincie zal maken voor de uitvoering van het grondwaterbeheersplan in de komende planperiode zijn samengevat in de hieronder opgenomen tabel 6.1.
De totale kosten voor het grondwaterbeheer in de planperiode liggen op een lager niveau dan in voorgaande jaren. Bovendien is er een verschuiving van onderzoek naar maatregelen. Dit hangt samen met het inmiddels vastgestelde plan van aanpak
Tabel 6.1. Geschatte gemiddelde kosten (in EUR) over planpe-
verdrogingsbestrijding. In de komende periode wordt de ver-
riode van de provinciale inspanning die ten laste worden
droging van natuurterreinen projectsgewijs aangepakt.
gebracht van de grondwaterheffing, in vergelijking met de kosten in de periode 1993-1997.
Voor wat betreft de meetnetten wordt getracht het huidige kostenniveau zoveel mogelijk aan te houden. Stijgende prijzen zijn in de afgelopen periode zoveel mogelijk opgevangen door mid-
Kostenpost
1993-1997
2002-2007
Grondwaterbeheer: - onderzoek - projecten/maatregelen - meetnet grondwaterkwantiteit - meetnet grondwaterkwaliteit - schadefonds - vergunningen/handhaving - commissie deskundigen
50.000 45.500 80.500 62.000 16.500 15.000
36.500 68.000 77.000 28.500 3.500
Totaal
269.500
213.500
del van het optimaliseren van de huidige meetnetten. Voor een aantal situaties kan de provincie op grond van de wet worden aangesproken op schadevergoeding. Daartoe is in de afgelopen periode een schadefonds ingesteld met een maximale begrenzing van EUR 0,23 mln. Tot nu toe is nog nimmer een beroep gedaan op een uitkering uit dit schadefonds. Voorgesteld wordt om het huidige maximum te handhaven. Jaarlijks wordt bezien in hoeverre aanvulling van de reserve dient plaats te vinden.
33 Sedert 1996 participeert de provincie met andere provincies in een samenwerkingsverband en in dat kader draagt zij jaarlijks financieel bij in de vaste kosten die de Commissie van Deskundigen Grondwaterwet maakt. Via het jaarprogramma Ruimte, Milieu en Water zal per jaar inzicht worden gegeven van de daadwerkelijke uitvoeringsacties (onderzoek, maatregelen, meetnetten en schadefonds). 2. Grondwaterheffing Zoals gezegd worden de kosten van onderzoek, maatregelen, meetnetten, schadefonds en de Commissie van Deskundigen Grondwaterwet ten laste van de grondwaterheffing gebracht. De heffing kan worden opgelegd aan de bij verordening aan te wijzen houders van inrichtingen. Als grondslag voor de heffing geldt de onttrokken hoeveelheid grondwater. In tabel 6.2. is een overzicht opgenomen van de grondwateronttrekkingen in de afgelopen periode naar de verschillende categorieën van onttrekkingen. Tabel 6.2. Heffingplichtige grondwateronttrekkingen in 1999 en 2000.
Categorie
1999
2000
In 103 m3
In %
In 103 m3
In %
Drinkwater
5.991
63
5.952
63
Industrie
2.659
28
2.390
25
917
9
1.125
12
9.567
100
9.467
100
Bemalingen Totaal
Als uitgangspunt voor de heffing is vastgesteld dat onttrekkingen kleiner dan 20.000
m3
per jaar niet worden aangeslagen
en infiltratiewinningen voor 50%. Uitgaande van deze aannames is berekend dat ongeveer 7,5 mln
m3
onder de volledige
heffing zal vallen. Uitgangspunt is dat de heffing niet stijgt. Bij een heffing van EUR 0,025 per m3 grondwater bedragen de inkomsten uit de heffing gemiddeld EUR 193.000,- per jaar. De overige kosten worden uit de algemene middelen gefinancierd.
34
Provincie Zeeland
Hoofdstuk 7
Acties komende beheersperiode Hoofdstuk
Code Activiteit
Inleiding
I01 I02
Grondwaterbeleid en beheer
Grondwaterbescherming
Monitoring en projecten
Uitwerken GGOR (zie ook M29). Studie delegatie prov. taken grondwaterbeheer naar waterschappen.
Betrokkenen
Uitvoeringstermijn
Prov, Ws Prov, Ws
2002 2002
Bb02 Aanpassen Verordening waterhuishouding Zeeland.
Prov
2002
Bb03 Verstrekken informatie over nieuw beleid grondwaterbeheer Bb04 Herbeoordelen onttrekkingsvergunningen. Bb05 Toetsen (en zonodig aanpassen) status huidige onttrekkingen.
Prov Prov, H Prov, H
2002 2002 - 2003 2002 - 2003
Bs06 Stimuleren uit productie nemen landbouwpercelen in grondwaterbeschermingsgebieden. Bs07 Onderzoek optimaliseren monitoring grond- en oppervlaktewater binnen gebieden grondwaterbescherming. Bs08 Onderzoek verbetering kwaliteit grond- en oppervlaktewater St. Jansteen. Bs09 Vervangen ontheffingensysteem voor woningbouw en aansluiting riolering in PMV door meldingen-systeem. Bs10 Onderzoek wijziging begrenzing grondwaterbeschermingsgebied Haamstede. Bs11 Onderzoek naar status grondwaterbeschermingsgebieden Biggekerke en Oranjezon. Bs12 Studie naar aanpassing grondwaterbeschermingsbeleid aan Europese Kaderrichtlijn water.
Prov, L, Wm
Planperiode
Prov. Wm
2002 - 2004
Prov, Ws, Wm
2002 - 2004
Prov, G
2004
Prov, Wm
2003
Prov, Wm
2003
Prov
2002
M13a Overgang naar nieuw grondwaterkwantiteits-meetnet; regionaal en lokaal meetnet. M13b Overgang naar nieuw grondwaterkwantiteits-meetnet; macromeetnetten. M14 Optimalisieplan grondwaterkwaliteitsmeetnet. M15 Uitvoeren geo-elektrische metingen zoetwaterbellen. M16 Continueren praktijkproef beregening. M17 Continueren onderzoek diepe zandlagen. M18 Onderzoeken gevolgen particuliere grondwater-onttrekkingen in de Kop van Schouwen. M19 Gebiedsgericht project waterwingebied Sint Jansteen (incl. toetsen winning aan infiltratiebesluit). M20 Uitwerken GGOR. M21 Uitwerken hydrologisch invloedsgebied bufferzones. M22 Toetsing kwaliteit grond- en oppervlaktewater aan Europese Kaderrichtlijn Water.
Prov,
2002 - 2003
Prov, L, T Prov, Prov Prov, Prov Prov,
Wm, Ws,
2002 - 2007
Wm
2002 2003 2002 2002 2002
H Ws
-
2004 2006 2004 2007
Prov, Ws, Wm
2002 - 2004
Prov, Ws Prov, Ws Prov
2002 2002 - 2005 2004
Gebruikte afkortingen in lijst: Prov. = Provincie, Ws = Waterschappen, L = Landbouw, H = Houder inrichting, G = Gemeente(s), Wm = Waterleidingmaatschappij, T = Terreinbeheerder(s)
35 Reguliere werkzaamheden beheersperiode Hoofdstuk
Activiteit
Grondwaterbeleid en beheer
Overleg voeren met potentiële grondwateronttrekkers voor advies over haalbaarheid voorgenomen onttrekkingen. Verstrekken informatie over regelgeving en procedures. Beoordelen vergunning aanvragen en meldingen in kader van registratieplicht en/of algemene regels. Intrekken van vergunningen voor (permanente) onttrekkingen die zijn stopgezet en niet meer zullen worden gebruikt.
Grondwaterbescherming
Toetsing bestemmingsplannen op bedrijfsactiviteiten in grondwaterbeschermingsgebieden waarbij schadelijke stoffen gebruikt worden. Toetsing van inrichtingen aan Infiltratiebesluit Bodembescherming.
Handhaving
Regelmatig toezicht op de naleving van de wet, Verordening waterhuishouding Zeeland, vergunningvoorschriften en algemene regels. Afstemming handhaving op vergunningverlening en praktijk. Participeren in de bestaande handhavingsstructuur van de waterschappen en provinciale handhaving milieuwetgeving. Onttrekkingen en inrichtingen inschrijven in openbaar register. Verwerken verstrekte gegevens (jaaropgaven etc).
Monitoring en projecten
Voortzetten meetinspanning van de twee grondwatermeetnetten voor kwantiteit en kwaliteit.
36
Provincie Zeeland
Hoofdstuk 8
Referenties 1. Samen slim met water, waterhuishoudingsplan 20012006. Provincie Zeeland, 2000. 2. Grondwaterwet. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1981-laatste wijziging 1999. 3. Wet op de Waterhuishouding. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 4. Vierde nota waterhuishouding. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1997. 5. Provinciale milieuverordening. Provincie Zeeland, 1997. 6. Provinciale Verordening waterhuishouding Zeeland 1997. 7. Grondwateroverlast in het stedelijk gebied. Een bestuur-
10. Meetnetoptimalisatie primair grondwatermeetnet Zeeland. IWACO, 2000. 12. Evaluatie provinciaal meetnet grondwaterkwaliteit Zeeland. IWACO, 1997. 12. Uitwerking praktijkproef beregening te Kreverhille. IWACO, 2000. 13. Grondwateronderzoek Diepe Zandlagen. Interne rapporten provincie Zeeland. - Fase 1, verkenning en bestaande onderzoeken. Laboratorium voor Toegepaste Geologie en Hydrologie; geologische instituut universiteit Gent, 1994
lijk-juridische en technische analyse als basis voor een
- Fase 2, boorprogramma, hydrogeologische karakterise-
structurele aanpak van een al jaren spelend vraagstuk.
ring aquifers kwantiteit en kwaliteit op basis van veld-
KPMG en Grontmij i.o.v. RIZA, februari 2001.
proeven. Laboratorium voor Toegepaste Geologie en
8. Provinciale nota handhaving omgevingsbeleid. Provincie Zeeland, 2001. 9. Plan van aanpak verdrogingsbestrijding Zeeland. Provincie Zeeland, 1998.
Hydrologie; geologische instituut universiteit Gent, 1996 - Fase 3, hydrogeologische modellering onttrekkingen. Laboratorium voor Toegepaste Geologie en Hydrologie; geologische instituut universiteit Gent, 1998.
37 Bijlagen 1. Kaart met overzicht kwetsbare gebieden en zoetwatervoorkomens (losse kaart) 2. Overzicht grondwateronttrekkingen 1996 - 2000 3. Overzicht heffingen 1996 - 2000 4. Kaart met overzicht grondwateronttrekkingen
38
Provincie Zeeland
Bijlage 2: Overzicht grondwateronttrekkingen1996-2000 Onttrokken hoeveelheden (in m3) door vergunningplichtige inrichtingen Categorie
1996
Inr.
1997
Inr.
1998
Inr.
1999
Inr.
2000
Inr.
Drinkwater Industrie Bemalingen Beregening Recreatie Natuurbeheer Saneringen Koude-opslag Overig
5320834 2782449 1115443 374839 62461 377125 205797 0 0
3 23 8 299 14 8 11 0 0
5346379 2675806 794227 296493 53487 375720 219112 0 0
3 24 11 302 13 8 15 0 0
5550206 2694022 2245216 236542 47815 407725 230078 0 0
3 24 27 316 12 9 17 0 0
5990685 2713532 920475 372660 48997 399289 251348 0 0
3 24 27 340 12 9 14 0 0
5951647 2428505 1053903 207734 38456 638033 9 349198 0 0
3 24 33 377 12
Totaal
10238948
366
9761224
376
11411604
408
10696986
429
10667476 472
14 0 0
Geïnfiltreerde hoeveelheden (in m3) door vergunningplichtige inrichtingen Categorie
1996
Inr.
1997
Inr.
1998
Inr.
1999
Inr.
2000
Inr.
Drinkwater Bemalingen
2582085 360665
2 1
2925028 204000
2 1
4298885 286401
2 4
3695925 135648
2 3
4533687 1440
2 1
Totaal
2942750
3
3129028
3
4585286
6
3831573
5
4535127
3
Onttrokken hoeveelheden (in m3) door registratieplichtige inrichtingen Categorie
1996
Inr.
1997
Inr.
1998
Inr.
1999
Inr.
2000
Inr.
Drinkwater Industrie Bemalingen Beregening Recreatie Natuurbeheer Saneringen Koude-opslag Overig
0 43040 118961 69859 5790 0 11820 0 2555
0 7 5 56 14 0 7 0 2
0 36296 129661 39467 6276 0 9491 0 2224
0 6 14 55 14 0 7 0 2
0 39249 144380 24897 4173 0 85024 0 5100
0 6 10 53 12 0 9 0 2
0 5017 6496 34879 4864 0 72838 0 2508
0 5 2 50 12 0 8 0 2
0 1764 28807 21671 4712 0 104933 0 1231
0 3 5 47 12 0 5 0 2
Totaal
252025
91
223415
98
302823
92
126602
79
163118
74
Onttrokken hoeveelheden (in m3) door inrichtingen die onder algemene regels vallen Categorie
1996
Inr.
1997
Inr.
1998
Inr.
1999
Inr.
2000
Inr.
Bemalingen Saneringen
0 0
0 0
0 0
3 0
70025 30842
16 6
88196 12788
18 10
236062 7350
41 7
Totaal
0
0
0
3
100867
22
100984
28
243412
48
39 Vergunde inrichtingen en onttrekkingspercentages 2000
12
9
14 0 3
Aantal vergunde inrichtingen per catagorie 2000
24 33
Drinkwater Industrie Bemalingen Beregening Recreatie Natuurbeheer
377
Saneringen Overig
6% 0%
3% 0%
Onttrekkingspercentages vergunningplichtige onttrekkingen in 2000
2% 10%
Drinkwater Industrie Bemalingen Beregening Recreatie Natuurbeheer 23%
56%
Saneringen Overig
40
Provincie Zeeland
BIJLAGE 3: Overzicht heffingsplichtige hoeveelheden 1996 - 2000 Onttrokken hoeveelheden per bedrijfstak in 1996 bedrijfstak
hoeveelheden
aantal inrichtingen
drinkwater industrie bemalingen kwelschermen saneringen
5390602 1330542 2584874 20000 187340
3 11 6 2 4
totaal
9713358
26
Onttrokken hoeveelheden per bedrijfstak in 1997 bedrijfstak
hoeveelheden
aantal inrichtingen
drinkwater industrie bemalingen kwelschermen saneringen
5388778 2657606 842101 220000 178461
3 13 7 2 4
totaal
9286946
29
Onttrokken hoeveelheden per bedrijfstak in 1998 bedrijfstak
hoeveelheden
aantal inrichtingen
drinkwater industrie bemalingen natuur
5550206 2682093 2422568 36000
2 12 14 1
totaal
10690867
29
Onttrokken hoeveelheden per bedrijfstak in 1999 bedrijfstak
hoeveelheden
aantal inrichtingen
drinkwater industrie bemalingen
5990685 2659469 17043
2 10 11
totaal
9567197
23
Onttrokken hoeveelheden per bedrijfstak in 2000 bedrijfstak
hoeveelheden
aantal inrichtingen
drinkwater industrie bemalingen
5951647 2389843 1125281
2 10 17
totaal
9466771
29