TSELIN NGE DOO OD PLOT
van een leerling, leerkraccht of iemannd anders de ‘schoolgemeenscha ap’ uit d
Aanpak k voor basiisscholen en n scholen vvoor voortg gezet onderw wijs INLEID DING Leerlinggen, leerkrachhten, directiee en ander peersoneel van een school vormen v met eelkaar een ’gemeennschap’. Als iemand uit die d ‘gemeens chap’ plotseling overlijdt, is dat in dee meeste gev vallen een raakt. Er mooet door de school op gerreageerd worrden; tactvol,, snel en gebeurteenis die alle betrokkenen b weloverw wogen. Dezee folder breng gt een aantall punten onder de aandacht die in zo’nn situatie van n belang zijn en bbevat suggestties en aanbeevelingen. In de praaktijk kan heet een aantal keren k voorkoomen dat een n leerling of leerkracht off iemand and ders uit de ‘schooolgemeenschhap’ plotselin ng overlijdt. Scholen bou uwen niet gemakkelijk eeen ‘routine’ op o in het omgaan met dergelijke situaties. Een draaibo ek biedt uitk komst. Een jeeugdarts of jeeugdverpleeg gkundige van de G GGD kan in ook o benaderd d worden vooor consultatiie, advies of begeleiding. b Het beriicht Iedere siituatie van pllotseling en onverwacht o ooverlijden is anders. De doodsoorzaa d ak kan zeer uiteenloppen: een onggeval, zelfmo oord, hartaannval of hersen nbloeding. Het mom ment van oveerlijden eveneens: het kann tijdens de les l gebeuren, in het weekkend, in de av vonduren of in de vvakantie. Heet overlijdenssbericht kan ook op verscchillende maanieren binneenkomen bv: -
vvia het monddelinge circu uit ttelefonisch pper post of via v een adverttentie in de kkrant eeen officiële melding aan n directie of aadministratiee
Het bericcht moet zo snel mogelijk k worden dooorgegeven aan: a -
aan een dde directie off een (vooraff aan te wijzeen) directieliid; bij diens afwezigheid a ((vooraf aan te t wijzen) veervanger dde groepsleeerkracht/menttor van de beetrokken klass iin het basisoonderwijs: een vertegenw woordiger van n de oudercommissie, MR R of de contaactouder vvan de klas/ggroep bbij het voortggezet onderw wijs een (voooraf aan te wijzen) w verteg genwoordigerr van de lleerlingbegeleiders.
Degene die het bericcht ontvangt, gaat bij de m melder na of deze sleutelffiguren al opp de hoogte zijn z gesteld. Zo niet, dan zal de ontvaanger van hett bericht dat zelf moeten doen. ‘Zo sppoedig mogeelijk’ betekentt ook in het weekend, w tijd dens de vakanntie, tijdens de les of ’s avonds a laat. melding (miisplaatste graap). Het bericcht kan geverifieerd In een ennkel geval is er sprake vaan een valse m worden ddoor de groeepsleerkrachtt of leerlingbbegeleider bijj vrienden, buren of doorr de directie bij b politie, hhuisarts, jeuggdarts of GGD. Bij plotsselinge dood van een leerrling of leerkkracht op sch hool, is het vaanzelfsprekennd dat de ouders/fa familie directt worden geïn nformeerd, bbij voorkeur door de direccteur. Wanneeer ouders/partner niet direct bereikbaarr zijn, kan hu ulp van de poolitie worden n ingeroepen n om hen op tte sporen.
Sleuteltrio De plotselinge dood van iemand uit de schoolgemeenschap vraagt om een goed gecoördineerde actie (reactie) van de school. Daarom is het aan te bevelen om een sleuteltrio te vormen dat bijvoorbeeld bestaat uit: in het BO: de directeur of diens vervanger de groepsleerkracht de intern begeleider en/of vertegenwoordiger van de ouders (oudercommissie dan wel MR) in het VO: de directeur of een ander lid van het managementteam een vooraf aan te wijzen vertegenwoordiger van de leerlingbegeleiders de mentor Het sleuteltrio komt bij elkaar, stemt de agenda’s op elkaar af en zorgt ervoor de komende week voor onderling beraad bereikbaar te zijn. Het is van belang om af te spreken wie de eindverantwoordelijkheid heeft en welke volmachten er gegeven moeten worden t.a.v. roosterwijzigingen, opvang van leerlingen, contact met de familie van de overledene, informatie aan ouders, eventuele perscontacten enzovoort. Van het sleuteltrio wordt een professionele opstelling verwacht. Daarom is het van belang om stil te staan bij de eigen gevoeligheden en gedachten tegenover de dood (eventueel: de zelfgekozen dood) en de eigen betrokkenheid bij de overledenen.
STAPPENPLAN Stap 1 Duidelijkheid zien te krijgen Allereerst moet er een duidelijk en compleet beeld komen: -
Wie is er overleden? Wat is er precies gebeurd? Waar en hoe is het gebeurd? Wie zijn de belangrijkste vrienden/vriendinnen binnen de school? Zijn er eventueel broers/zussen op school? In welke klas? Wanneer en waar is de begrafenis of crematie? Stelt de familie prijs op de aanwezigheid van (evt. een afvaardiging van) leerlingen/leerkrachten?
In de meeste gevallen wordt door de familie een rouwadvertentie, namens de school, op prijs gesteld. Toch is het van belang om dit met de familie te overleggen.Afhankelijk van de antwoorden op de eerste drie vragen wordt ook duidelijk hoe en door wie ouders en leerlingen geïnformeerd moeten worden. Bijvoorbeeld in het geval van een infectieziekte als meningitis verzorgt de GGD de informatie.
Stap 2 Aangepast rooster Bij een onverwacht sterfgeval tijdens het schooljaar moet het lesrooster voor de eerstkomende week worden aangepast. Besloten moet worden of roosterwijziging voor de hele school nodig/wenselijk is, of alleen voor de betreffende klas(sen). Proefwerken kunnen vervallen, examens niet. Geplande schoolfeesten of schoolreisjes in de komende week (weken) moeten worden afgezegd of uitgesteld. Als de school een dag (dagdeel) dicht gaat, is toestemming nodig van de Rijksinspectie. Voor ingrijpende roosterwijzigingen is contact nodig met de rayonmanager (geldt voor openbaar onderwijs) dan wel met het bestuur (geldt voor bijzonder onderwijs). Als de familie van de overledene daar prijs op stelt, moet iedereen die dat wenst, in de gelegenheid worden gesteld de begrafenis/crematie bij te wonen. Met de ouders/familie van de overledene moet worden besproken welke informatie over de doodsoorzaken bekend mag worden gemaakt. Individuele leerlingen kunnen, met toestemming van de directie, lessen verzuimen om de crematie of begrafenis bij te wonen.
Stap 3 Het informeren van leerlingen, ouders en docenten De getroffen klas(sen) moet direct aan het begin van de dag geïnformeerd worden. De schoolleiding zorgt voor een schriftelijk communiqué voor het personeel en licht de leerlingen in. Daarna blijft m.n. de getroffen klas zoveel mogelijk onder de hoede van de groepsleerkracht of leerlingbegeleider. Besloten moet worden of en hoe de ouders van de leerlingen geïnformeerd moeten worden (evt. alleen ouders van leerlingen in de getroffen klas). Bij melding van een sterfgeval in de vakantie of aan het begin van het weekeind moet bekeken worden of de directe vriendenkring onmiddellijk en persoonlijk moet worden geïnformeerd (door groepsleerkracht of leerlingbegeleider). Het overlijdensbericht moet ook doorgegeven worden aan: administratie, boekenfonds, jeugdarts en anderen die contact zouden kunnen zoeken met de overledene of diens familie.
Stap 4 Het verwerkingsproces en het afscheid 1e dag: De groepsleerkracht vangt, eventueel samen met de leerlingbegeleider, de getroffen groep of klas en vrienden uit andere klassen op, nadat de directeur ‘de school’ heeft geïnformeerd. Het is van belang om daarna de leerlingen geruime tijd (één of enkele uren) bij elkaar te houden o.l.v. de groepsleerkracht. De groepsleerkracht geeft in een klassengesprek zoveel mogelijk informatie (zie stap 1). Na de eerste schrik en ontreddering zullen er vragen los komen. Het is belangrijk daar zo open en eerlijk op te antwoorden (‘ik weet het niet’ kan ook eerlijk zijn!). Tijdens de eerste dag kan gewerkt worden met opdrachten (opstellen, gedichten, lezen en voorlezen). Hiervoor kunt u de zgn. ‘verdrietkoffers’ gebruiken die gratis te leen zijn bij de GGD Drenthe. Er kunnen plannen worden gemaakt voor een herdenkingsplek en/of stiltelokaal in de school, voor de uitvaart, voor een afscheidsdienst/-bijeenkomst op school, voor een eventueel bezoek aan het mortuarium dan wel het huis van de overledene enzovoort. Zijn er leerlingen absent dan moeten zij alsnog zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. 2e dag: Deze dag kan gebruikt worden om de eerste emoties van gisteren te bespreken en gezamenlijk de plannen uit te werken voor een herdenkingsbijeenkomst of de begrafenis/crematie. Voor veel leerlingen zal het de eerste keer zijn dat zij zoiets meemaken. Het is belangrijk dat zij vooraf weten wat er gaat gebeuren, welke rituelen er aan te pas komen en wat de oorsprong daarvan is (de kerkdienst, toespraken, muziek, bloemen, advertenties, het condoleren). Lesuren kunnen worden benut met tekenen, musiceren, schrijven – bijvoorbeeld een afscheidsbrief aan de overledene of een gezamenlijke condoleancebrief aan de ouders. Als een leerling wil en durft (en als de familie het op prijs stelt) kan deze namens de klas bij de uitvaart iets zeggen of voordragen, dit kan gezamenlijk worden voorbereid. Als de lessen weer gedeeltelijk worden hervat, moet er rekening mee worden gehouden dat ook daarin gepraat kan worden over het sterfgeval en de beleving van de leerlingen. Handig is: een ‘klassenboek’ te hanteren, waarin leerkrachten aan elkaar door geven of en hoe over de dood in de klas is gesproken. 3e dag: Als de familie er prijs op stelt, kunnen leerkrachten en leerlingen aanwezig zijn bij de begrafenis of crematie. Voor leerlingen van de basisschool is het gewenst dat hun ouders meegaan. Probeer zoveel mogelijk gezamenlijk te vertrekken vanaf school (eventueel: speciaal geregeld vervoer). Na afloop van de begrafenis of crematie wordt op school gezamenlijk koffie/thee gedronken en nagepraat. Als de familie geen prijs stelt op de aanwezigheid van leerlingen/leerkrachten kan er op school een afscheids/herdenkingsdienst worden gehouden met voordrachten, muziek en eventueel een gebed met daarna bijvoorbeeld gezamenlijk koffie/thee drinken en napraten. 4e dag: Deze dag kan benut worden om terug te kijken op de gebeurtenissen van gisteren. Het is nu mogelijk om de aandacht te verleggen van de eigen emoties van de leerlingen naar het verdriet van bijvoorbeeld de ouders. Er kan een gezamenlijk opgestelde condoleancebrief worden verstuurd. Ook kan de aandacht gericht worden op de toekomst, het hervatten van de lessen en de proefwerken. Belangrijk gesprekspunt zal vermoedelijk zijn ‘de lege plaats; wie gaat er op de stoel van de overledene zitten? Mag die door een ander ’bezet’ worden of blijft die stoel dit jaar leeg?
5e dag: Er wordt zoveel mogelijk teruggekeerd naar het gewone rooster. In alle lessen zal men alert moeten blijven op signalen van leerlingen. De signalen die leerlingen afgeven kunnen wijzen op verschillende stadia van verwerking in het rouwproces: -
ontkenning/ongeloof woede/boosheid verdriet (eventueel depressie) verwerkt verdriet / acceptatie.
Stap 5 Hulp van buitenaf gewenst? Kinderen/jongeren kunnen naar aanleiding van het overlijden min of meer ernstige problemen ondervinden. Signalen die kunnen wijzen op (mogelijk ernstige) problematiek zijn onder meer: -
plotselinge gedragsveranderingen absenties concentratiestoornissen/-problemen stemmingswisselingen toespelingen op zelfmoord ‘wilde verhalen’ zondebokverschijnselen schuldvragen
Signalen van min of meer ernstige problemen kunnen ook worden afgegeven door leerkrachten of collega’s! Soms zal hulp van buitenaf wenselijk of nodig zijn. Het sleuteltrio kan besluiten om hulp in te roepen voor: a.
b.
Begeleiding bij het verwerkingsproces op school. Deze ondersteuning kan onder meer geboden worden door de jeugdarts/-verpleegkundige en door slachtofferhulp. Individuele opvang van leerlingen. Leerlingen die n.a.v. het overlijdensbericht signalen afgeven van ernstige problematiek, kunnen via het zorgteam geholpen/verwezen worden.
Voor de meeste leerlingen zal zo’n externe verwijzing niet nodig zijn. Voor leerlingen die niet verwezen worden is het van belang dat zij bij iemand op school terecht kunnen voor opvang: een leerlingbegeleider, (klasse-)leerkracht, jeugdarts, mentor of decaan naar keuze.
Stap 6 Terugkijken, evalueren Het is aan te bevelen om in een teamvergadering, ongeveer een maand na de begrafenis/crematie, terug te kijken op de gebeurtenis en de gang van zaken te evalueren. Zo’n bijeenkomst is een goede gelegenheid om de signalen te bespreken die zijn opgevangen tijdens de lessen en in individuele gesprekken met leerlingen. Zo nodig moet alsnog besloten worden tot verwijzing of het inroepen van hulp bij het verwerkingsproces (zie stap 5). Ook kan dan besproken worden hoe er met leerlingen geëvalueerd wordt. Afgesproken moet worden wie, namens de school, contact blijft houden met de ouders/familie. Zo’n contact wordt in de meeste gevallen zeer op prijs gesteld. Het sleuteltrio doet er verstandig aan een datum in de agenda’s te noteren om ongeveer drie maanden na de gebeurtenis het geheel nog eens door te praten. De opgedane ervaringen kunnen leiden tot nieuwe afspraken over een mogelijk, volgend sterfgeval of tot nieuwe afspraken met betrekking tot de leerlingbegeleiding, waarna het draaiboek kan worden bijgesteld.
NB
Deze aanpak is niet volledig, maar is bedoeld als een eerste leidraad bij ‘plotselinge dood’ binnen de schoolsituatie.
Werkvormen Om leerlingen te helpen bij het verwerkingsproces kunnen tal van werkvormen en methodieken toegepast worden. De keuze zal afhangen van de omstandigheden, de leeftijd van de leerlingen en hun relatie met de overledene.
Mogelijk zijn onder meer: -
een open groepsgesprek gezamenlijk bekijken van literatuur (met behulp van een verdrietkoffer van de GGD) het schrijven van een opstel of gedicht voordragen van gedichten of verhalen het schrijven van een afscheidsbrief, individueel het schrijven van een condoleancebrief, individueel of gezamenlijk of het opstellen van een rouwadvertentie namens de klas/school het verwoorden van emoties met behulp van stellingen het uiten van emoties in expressievakken (tekenen, schilderen, musiceren) het maken van een fotoboek als gezamenlijke herinnering aan de overledene activiteiten ter voorbereiding en invullen van de afscheidsbijeenkomst (teksten zoeken, muziek, advertentietekst opstellen, bloemen e.d.) gezamenlijk lering trekken uit de droevige gebeurtenis bijvoorbeeld t.a.v. verkeersgedrag of de omgang met elkaar.
Aandachtspunten bij deze werkvormen zijn onder meer: -
ruimte voor negatieve gevoelens jegens de overledene religie en religieuze verschillen bijgeloof en fantasievoorstellingen bij leerlingen (als gevolg van films en literatuur) verheerlijking van de (zelf gekozen) dood.
GGD Drenthe, Postbus 144, 9400 AC Assen T. 0592 30 63 17 (ma t/m vr van 08.00 – 12.00 uur) E.
[email protected] I. www.ggddrenthe.nl
februari 2012