GroenLinks Onderwijs Nieuwsbrief februari 2015 Deze nieuwsbrief schrijven wij omdat wij vinden dat de beslissingen rondom het leenstelsel vragen om een sterker GroenLinksgeluid op het dossier Onderwijs, binnen en buiten de partij. Met verbeterde zichtbaarheid en activiteiten willen wij voor een prominentere rol voor onderwijs zorgen in de partij. Het thema deze maand is de kwaliteit en kwaliteitscontrole in het hoger onderwijs.
Input voor nieuwsbrief gezocht Wij willen jullie vragen om columns te schrijven voor onze nieuwsbrieven. Bij deze nieuwsbrief vind je de column over kwaliteitscontrole in het hoger onderwijs van János Betkó. Wil jij graag een column of opiniestuk schrijven over een onderwerp in het onderwijs, heb jij een mededeling of heb jij ideeën voor een thema? Mail dan naar
[email protected] 8 maart Kwaliteitsverbetering in het onderwijs Zondag 8 maart is de volgende bijeenkomst. Deze zal in het teken staan van het verbeteren van de kwaliteit in het hoger onderwijs. Door de invoering van het leenstelsel komt er geld vrij dat men wil investeren in de kwaliteit van dit onderwijs. Later dit voorjaar zullen wij een extra bijeenkomst met Eerste en Tweede Kamerwoordvoerders op onderwijs organiseren hierover. Om goed beslagen ten ijs te komen en dan concrete stappen te kunnen nemen, willen wij 8 maart al een inhoudelijke discussie houden over het onderwerp. Deze discussie moet uiteindelijk leiden tot een concrete politieke agenda. Bestuurslid GLOW gezocht Tot onze grote spijt treedt János Betkó af als voorzitter van GLOW. Zijn afscheidsboodschap vindt je hieronder terug. Gelukkig blijft hij wel actief als kernteamlid. Wij zijn hem namelijk erg dankbaar voor al zijn harde werk voor GLOW. Hierdoor zijn wij wel op zoek naar een nieuw bestuurslid. Wij denken aan een gedeeld voorzitterschap met vier bestuursleden, met iedereen een eigen takenpakket. Heb je interesse om het bestuur te komen versterken? Wij horen het heel graag van je! Moties landelijk congres 7 februari 7 februari 2015 vond het GroenLinkscongres plaats in Amersfoort. Er waren die dag drie moties over het hoger onderwijs ingediend. Twee moties waren van onze hand en een werd ingediend door Dwars. Tot ons grote genoegen zijn alledrie de moties met grote meerderheid op het congres aangenomen. De teksten van de moties vind je hier: https://werkgroeponderwijs.groenlinks.nl/nieuws/glow-dient-moties-over-leenstelsel-voorcongres Bijeenkomsten 2015 (onderwerpen onder voorbehoud): Zondag 8 maart Kwaliteit in het hoger onderwijs; Zaterdag 20 juni ICT-toepassingen in het onderwijs – van Ipads tot MOOCs; Zondag 20 september Segregatie in het onderwijs: samenstelling van klassen; naar school op postcodeniveau, centrale aanmelding; Zaterdag 12 december. Expertdagen: Zondag 17 mei Zondag 15 november.
Rechtsbescherming studenten en scholieren;
Kwaliteitscontrole in het hoger onderwijs – de Vlamingen achterna? De kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland wordt niet gecontroleerd door de Onderwijsinspectie. In plaats daarvan worden opleidingen in het hoger onderwijs grofweg elke zes jaar geaccrediteerd. Dat gaat, heel eenvoudig gesteld, als volgt: De controle wordt uitgevoerd door een panel van experts (‘peers’), die beschikken over relevante deskundigheden (onder andere vakdeskundigheid, onderwijsdeskundigheid en studentdeskundigheid). Dat panel bestudeert de opleiding, aan de hand van bijvoorbeeld het curriculum, de beschrijving van de onderwijseenheden, lesmateriaal, boeken, beleidsstukken, evaluaties en notulen van examen- en opleidingscommissie. Ook wordt veel studentenmateriaal bestudeerd: portfolio’s, tentamens, stageverslagen, afstudeerwerken, essays, papers en beroepsproducten. Ten slotte wordt de opleiding bezocht (de zogenaamde ‘visitatie’) en wordt uitvoerig gesproken met docenten, studenten, alumni, management en anderen. Op basis van deze gesprekken komt het panel tot een oordeel. Het schrijft hierover een rapport, inclusief een aantal aanbevelingen. Dat rapport gaat naar de NVAO, die het rapport leest en als het overtuigend bevonden wordt, er een stempel op zet. De opleiding is dan geaccrediteerd, en mag diploma’s blijven uitgeven, nieuwe studenten aannemen en overheidsbekostiging blijven ontvangen. NVAO staat voor ‘Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie’. De internationale samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland is heel bijzonder, bij mijn weten bestaat er geen andere binationale organisatie die de kwaliteit van hoger onderwijs in verschillende landen borgt. In Vlaanderen gebeuren alleen rare dingen. De regering die daar vorig jaar aantrad, heeft aangegeven flink te willen bezuinigen op onderwijs. Vanuit de instellingen voor hoger onderwijs kwam hier geen protest tegen, mits de overheid ook zou stoppen met controles op opleidingsniveau. Tot mijn grote verbazing was de Vlaamse overheid tot een dergelijke koehandel bereid, en inmiddels zijn vrijwel alle opleidingscontroles opgeschort. Er komt een systeem voor in de plaats waarbij de instellingen gecontroleerd worden, hiermee wordt geëxperimenteerd tot 2020. Het idee achter instellingsaccreditatie is meestal dat instellingen gecontroleerd worden, waarbij gekeken wordt of hun eigen, interne kwaliteitszorgsysteem voldoet. Als dat het geval is, is de logica, dan is de instelling dus in staat om zelf te zorgen voor adequate controles op opleidingsniveau. Instellingsaccreditatie heeft grote nadelen. De praktijk wijst bijvoorbeeld uit dat vrijwel alle grote instellingen zowel pareltjes als zwakke broeders kennen. Er is niet zo iets als ‘het niveau van de instelling’, dat verschilt enorm per opleiding. Daarnaast hebben instellingen zelf lang niet altijd zicht op wat er mis gaat bij een opleiding. Ik ben vaak genoeg ‘verrassingen’ tegengekomen bij een visitatie. En zelfs als de kwaliteitszorgafdeling wel zicht heeft op zwakke plekken in een opleiding, zijn opleidingen niet altijd in staat of bereid om deze aan te pakken. Tot het accreditatiepanel langs komt, wiens oordeel gevolgen heeft. Het belangrijkste punt blijft voor mij denk ik dat je als student weinig te maken hebt met de kwaliteit van je instelling. Je volgt een opleiding, die bepaalt wat je aangeleerd krijgt. Die bepaalt wat voor mensen het ontvangend werkveld als beginnend werknemers krijgt. Dus op dat niveau moet ook de controle liggen. De enige manier waarop instellingsaccreditatie fatsoenlijk zou kunnen functioneren, is -in mijn ogen- wanneer instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor het periodiek laten controleren van hun opleidingen door onafhankelijke externen, en volledig transparant zijn over de resultaten van deze controles. Bij een instellingstoets kan dan gecontroleerd worden of een instelling dit
correct doet. Maar dat levert geen reductie in lasten en/of kosten op, vermoed ik zo. Net zoals ik vermoed dat instellingen over een dergelijke vorm van instellingsaccreditatie niet heel enthousiast zullen zijn. De discussie over instellingsaccreditatie heeft in Nederland ook meerdere malen gespeeld. Mark Rutte heeft, toen hij in 2006 staatssecretaris van onderwijs was, geprobeerd instellingsaccreditatie ingevoerd te krijgen, maar daar wilde de Kamer toen (gelukkig) niet aan. Ook bij het ontwerpen van het huidige accreditatiestelsel hebben de instellingen, vooral de universiteiten, hard gelobbyd om niet meer gecontroleerd te worden op opleidingsniveau. Dat is niet gelukt, onder andere vanwege hevige weerstand vanuit de studentenorganisaties ISO en LSVb. Het feit dat sinds 2011 tussen de 5% en 10% van de opleidingen als onvoldoende beoordeeld wordt, laat echter zien dat controles op opleidingsniveau hard nodig zijn. Die onvoldoendes vielen over de volle breedte, in het hbo en wo, bekostigd en onbekostigd onderwijs, in vrijwel alle sectoren. Vanuit het GroenLinks-gedachtegoed hechten we veel waarde aan de vrijheid van docenten om hun eigen onderwijs vorm te geven, en hechten we meer waarde aan vertrouwen dan aan controle. Niettemin is het de grondwettelijke taak van de overheid om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Dan is het systeem van accreditatie/visitatie, zoals dat nu wordt toegepast in het hoger onderwijs, zo gek nog niet. In plaats van een inspecteur met een checklist, krijgen opleidingen een aantal deskundige collega’s op bezoek, die vooral geïnteresseerd zijn in de onderwijsinhoud en minder in beleid en protocollen*. Collega’s met wie ze een inhoudelijk gesprek kunnen voeren. Volgens mij is dat in zeer grote mate te verkiezen boven een systeem waarbij blind vertrouwen geschonken wordt aan instellingsbestuurders, als ze aan kunnen tonen dat ze hun papierberg kwaliteitszorgsysteem op orde hebben, en daar uit af te leiden dat het dus wel goed zit met de kwaliteit van het hoger onderwijs.
János Betkó zat namens de LSVb ‘aan tafel’ toen het huidige accreditatiestelsel uitgewerkt werd, en is inmiddels ruim vijf jaar auditor en panelsecretaris bij visitaties. Hij is (nog heel even) voorzitter van de onderwijswerkgroep van GroenLinks. *Dat was een punt van (terechte) kritiek op het eerste accreditatiestelsel, zoals dat was tot 2011.
Terugblik op anderhalf jaar voorzitter GLOW – aan alles komt een eind door János Betkó
In juni 2013 werd ik voorzitter van de onderwijswerkgroep van GroenLinks. Dat was niet helemaal gepland. Er zat een uitstekend bestuur, en net bij de laatste werkgroepvergadering van het collegejaar moest ik verstek laten gaan, wegens drukte op het werk. Toen kreeg ik een telefoontje uit die vergadering: iedereen in het bestuur stapte op, om uiteenlopende redenen, en er waren dringend nieuwe mensen nodig. Of ik zin had om voorzitter te worden. Graag zei ik hier ja tegen. Ik heb onderwijs vaak een ondergeschoven kindje gevonden in onze partij, en wilde er graag aan meehelpen dat te verbeteren. Het belangrijkste ‘ding’ dat op de plank lag, was het bijna-maar-toch-nog-niet-helemaal afgeronde visiestuk. De werkgroep onderwijs is in 2010 opgericht door Henk Nijhof, vanuit de constatering dat het laatste verkiezingsprogramma op het gebied van onderwijs te mager was. Het schrijven van een integrale visie was een behoorlijke klus, was meer eerder als lid van het kernteam al duidelijk geworden. Des te meer met een groep die weliswaar deskundig was op het gebied van onderwijs, maar ook vaak wisselde van samenstelling. Ook na de zomer van 2013 was het kernteam weer gewijzigd van samenstelling, waardoor het afronden van de visie toch nog tot voorjaar 2014 zou duren. Het feit dat deze visie er nu is, na jaren werk, en is verspreid onder onze politici, en gebruikt wordt door de huidige programmacommissies en de permanente programmacommissie, is een belangrijk winstpunt uit de afgelopen jaren. Omdat in voorgaande jaren heel hard nagedacht was over een ‘brede visie’, wilden we met de werkgroep in 2014 graag de rest van onze tijd besteden aan heel concrete dingen. Daarom zijn twee expertmeetings georganiseerd voor de lokale fracties, met onderwerpen waar zij desgewenst gelijk in hun eigen gemeente mee aan de slag kunnen. Het gaat enerzijds om Education for Sustainable Development, oftewel duurzaam onderwijs, en het actuele onderwerp van passend onderwijs. Dit leverde interessante resultaten op, die ook gedeeld werden buiten de werkgroep via de ‘voer voor politici’-site die GroenLinks tegenwoordig kent. Het is echter niet altijd feest. Mijn grootste teleurstelling is de afschaffing van de basisbeurs, waar GroenLinks aan heeft meegewerkt. Nu blijf je als werkgroep een adviserend orgaan, en ligt de eindverantwoordelijkheid altijd bij de fractie, of bij het congres (wat het verkiezingsprogramma betreft). Niettemin heeft dit dossier een wat bittere nasmaak. Het plan dat GroenLinks voor het leenstelsel altijd aangehangen heeft is studietax, dat progressief en vooruitstrevend is, en een eind maakt aan individuele studieschulden. De overgang van studietax naar leenstelsel was in mijn optiek slecht onderbouwd en doordacht (zowel strategisch als inhoudelijk), en gebeurde zonder de achterban voldoende te betrekken. Dat geldt ook voor het helpen van een regering die overduidelijk niet de onze is met het verwezenlijken van dit punt, ook al hebben we enkele (niet alle) van onze punten van het leenstelsel weten te realiseren. Ik wil hier echter niet te lang bij stilstaan, want dan wordt dit een beetje zuur stukje, en dat wil ik niet.* Een gevolg van het leenstelsel is óók een besef binnen onze eigen partij om meer te doen met onderwijs. Ik heb dan ook wel vertrouwen in de toekomst voor GroenLinks als ‘onderwijspartij’. De invoering van het leenstelsel heeft bij de fractie en het partijbestuur bewustgemaakt dat het mogelijk maken van deze verregaande wetswijziging, óók een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Iets waar onze jongerenorganisatie DWARS onlangs ook al op wees. Onze Tweede Kamerfractie bemoeit zich steeds vaker met onderwijsinhoudelijke onderwerpen. De programmacommissie is serieus bezig met onderwijs.
Het enige waar ik nog hard op hoop, is nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer. Sowieso omdat ik het huidige kabinet meer dan zat ben. Maar ook om te kijken of mijn partij het een keer aandurft om een echte onderwijsspecialist op een verkiesbare plek te zetten. En om de keuze te maken zo’n Kamerlid een substantieel deel van haar of zijn tijd te laten besteden aan onderwijs. Want als ik kijk naar de afgelopen jaar of tien, denk ik dat we als GroenLinks wel goede Kamerleden hebben gehad, maar dat onderwijs was vrijwel altijd iets wat iemand ‘er bij’ deed, en zonder specifieke kennis over of ervaring met onderwijs. Terwijl onderwijs zó ontzettend belangrijk is, voor zoveel linkse en groene onderwerpen. Als onze partij dit gerealiseerd krijgt, zie ik genoeg kansen voor ‘GroenLinks onderwijspartij’. We hebben een stap terug gedaan (afschaffen van de basisbeurs), doen nu een paar kleine stapjes vooruit, waarvan ik hoop dat het een aanloop is. Ik wens de werkgroep onderwijs, het kernteam, het bestuur en mijn opvolger alle succes bij het ondersteunen van onze partij hierbij! János Betkó werd onlangs vader en heeft per 1 maart een nieuwe baan, waardoor er helaas geen tijd meer overblijft om deze mooie werkgroep voor te zitten. Hij blijft betrokken als lid van het kernteam. *Op een later moment schrijf ik graag een wat uitgebreidere analyse wat er mis is met het huidige standpunt en waarom, en hoe we hier in de toekomst mee om kunnen gaan.