ANLU Nieuwsbrief februari 2015 ACADEMISCH NETWERK LOGOPEDIE UTRECHT
Inhoud: • Capita Selecta Lezing Lenie van den Engel-Hoek op 13 maart • Studentenprofiel: Malou Meeuwes • Lizet van Ewijk: communicatieve redzaamheid bij volwassenen met nietaangeboren hersenletsel • Capita Selecta-lezing Paul Leseman beschikbaar als weblecture • Masterthesis over verstaanbaarheid bij kinderen met spraakontwikkelingsstoornissen • Promotie Digna Kamalski • Een evidence-based model om de verbaal communicatieve vaardigheid van afasiepatiënten na klinische revalidatie te voorspellen • De SAQOL-39NL: een betrouwbaar en valide instrument voor het meten van de kwaliteit van leven bij mensen met chronische afasie. • Judith Smit neemt afscheid als opleidingsmanager Logopedie
Samenwerkingsverband tussen Hogeschool Utrecht, Universitair Medisch Centrum en Universiteit Utrecht
Capita Selecta Lezing dr. Lenie van den EngelHoek Het Academisch Netwerk Logopedie Utrecht (ANLU) organiseert een jaarlijkse lezingencyclus over logopedische onderwerpen. Wij nodigen u van harte uit voor de Capita Selecta voordracht van: Dr. Lenie van den Engel-Hoek, logopedist en onderzoeker in het UMC Radboud, gepromoveerd op Dysphagia in children.
De titel van deze Capita Selecta voordracht is:
De logopedische behandeling van kinderen met eet- en slikproblemen: wat weten we? Vrijdag 13 maart, 15.30 – 17.00 uur Hogeschool Utrecht, Faculteit Gezondheidszorg Bolognalaan 101, Utrecht De lezing is gratis en voor iedereen toegankelijk.
U ontvangt een bewijs van deelname. Aantal studiebelastingsuren: 2 Wilt u erbij zijn, dan kunt u zich hier aanmelden tot en met vrijdag 6 maart.
Over dr. Lenie van den Engel-Hoek Dr. Lenie van den Engel-Hoek werkt op de afdeling Logopedie – kinderen (Revalidatie) van het Radboudumc en is gepromoveerd op een onderzoek naar de slikproblemen bij kinderen met een spieraandoening. Zij werkt in de klinische patiëntenzorg en als wetenschappelijk onderzoeker. Ze is betrokken bij verschillende wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van ‘oral motor disorders’ bij kinderen. Abstract In de afgelopen jaren is de behandeling van kinderen met eet-, drink- en slikproblemen steeds meer gericht op het gebruik van motorisch leren. Oraal-motorische activiteiten worden functioneel getraind tijdens eten en drinken. Uit de literatuur weten we dat functioneel oefenen geschikt is om motorische vaardigheden te oefenen. Het motto ‘Een kind leert van de lepel te eten door hem van de lepel te laten eten’ zou daarmee centraal moeten staan in de behandeling. Kennis van de normale ontwikkeling van eten en slikken, de invloed van eigenschappen van voedsel en biomechanische aspecten tijdens oraal en faryngaal transport van voeding, zijn daarom belangrijk voor logopedisten die werken met kinderen met eet- en slikproblemen. In de lezing zullen de laatste ontwikkelingen op dit gebied worden besproken. Aan de hand van casuïstiek zal de praktische vertaling aan bod komen.
Studentenprofiel: Malou Meeuwes, taalwetenschap, logopediewetenschap en logopedie. Malou volgde aan de Universiteit van Amsterdam de bachelor Nederlands met als specialisatie taal en communicatie, wat inhield dat ze voornamelijk vakken op het gebied van argumentatieleer in haar pakket had. Ze deed ook een minor Nederlandse taalvariatie en taalontwikkeling en volgde keuzevakken bij de opleiding Taalwetenschap over taal- en spraakontwikkeling, taal- en spraakstoornissen en ondersteunende communicatie. Zo kwam ze voor het eerst in aanraking met de logopedie en haar interesse werd gewekt. Malou begon zich te oriënteren op de mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen in de richting van de taalstoornissen. Ze ontdekte op het internet de masteropleiding Logopediewetenschap en meldde zich aan. Vanwege enkele deficiënties in haar vooropleiding volgde ze vanaf februari 2013 een deel van het premasterprogramma en stroomde vervolgens door naar de master. Malou realiseerde zich tijdens de premaster al dat ze het veld van de logopedie zo interessant en uitdagend vond, dat ze er niet alleen academisch, maar ook praktisch mee bezig wilde zijn, en om die reden besloot ze om zich, naast de master, ook in te schrijven voor de bacheloropleiding logopedie aan de HU. Sinds september 2013 volgt Malou dus twee opleidingen. Dat lukt goed, ook doordat ze een paar vrijstellingen kreeg bij de HU (dankzij haar eerder behaalde BA diploma) en de twee
opleidingen roostertechnisch goed te combineren waren. Inmiddels is Malou bezig met haar afstudeeronderzoek voor de master (natuurlijk over taalontwikkelingsstoornissen) en hoopt in januari 2017 klaar te zijn met de logopedieopleiding. Malou heeft een warme belangstelling voor doceren en heeft om die reden de KGW keuzecursus ‘Leren doceren’ gevolgd. Ze ziet zichzelf in de toekomst als een docent en onderzoeker. Terugkijkend op haar studiecarrière constateert Malou dat het een pittige opgave is, de combinatie van logopediewetenschap en logopedie. Haar advies aan studenten is, doe dit alleen als je het heel leuk vindt. Dat is de voorwaarde om het harde werken te kunnen volhouden.
Lizet van Ewijk: Communicatieve redzaamheid bij volwassenen met nietaangeboren hersenletsel Het lectoraat Logopedie – Participatie door Communicatie, richt zich sinds de oprichting op taal- en spraakstoornissen bij kinderen. Met de continuering van het lectoraat in 2014 werd die focus verbreed met een nieuwe doelgroep: volwassenen met niet-aangeboren hersenletsel. Per jaar krijgen tussen de 34.000 en 41.000 mensen in Nederland een beroerte. Door verbeterde medische zorg is het aantal mensen dat een beroerte overleeft de afgelopen decennia gestegen. Dit betekent dat er een groeiende groep mensen is die moet leven met consequenties van een beroerte, op het fysieke, sociale en psychologische vlak. Van deze groep mensen ontwikkelt ongeveer 1/3 een afasie en bij 15% is de afasie een blijvend probleem. De projecten die opgezet worden voor de nieuwe doelgroep passen binnen de missie van het lectoraat: het optimaliseren van de redzaamheid en het zelfmanagement van mensen met een communicatieve beperking. Hierbij staat de ontwikkeling van goed genormeerd en gevalideerd instrumentarium om zowel de linguïstische stoornissen, alsmede de subjectieve ervaring en mening van de patiënt betrouwbaar in kaart kunnen brengen, centraal. Daarnaast is effectiviteit van (bestaande) interventie een speerpunt.
Capita Selecta-lezing prof. dr. Paul Leseman beschikbaar als weblecture Op 19 september 2014 hield prof. dr. Paul Leseman een lezing over taalontwikkeling, meertaligheid en het belang van goed taalaanbod. Hiervan is een weblecture opgenomen.
Masterthesis over verstaanbaarheid bij kinderen met spraakontwikkelingsstoornissen Als afstudeerproject van het masterprogramma Logopediewetenschap heeft Anniek van Doornikvan der Zee de bijdrage onderzocht van het beoordelen van de verstaanbaarheid binnen het diagnostisch proces bij kinderen met spraakontwikkelingsstoornissen. Op dit moment is de diagnostiek meestal gebaseerd op het beschrijven van de kenmerken van de spraak en de afwijkingen daarvan ten opzichte van de normale ontwikkeling. Dit past bij een beschrijving van de stoorniscomponent binnen het ICF. Een afwijkende ontwikkeling van de spraak kan leiden tot problemen in de verstaanbaarheid. Een verminderde verstaanbaarheid heeft vrijwel altijd consequenties voor de participatie in het dagelijks leven. De verstaanbaarheid kan in de diagnostiek dus betrokken worden op de participatie-component van het ICF. Op dit moment is er geen algemeen geaccepteerde methode om de ernst van de spraakontwikkelingsstoornis vast te stellen. In dit onderzoek is de vraag beantwoord of het meten van verstaanbaarheid gebruikt kan worden om de ernst van de spraakontwikkelingsstoornis vast te stellen. Een centrale rol hierbij speelt de Schaal voor Verstaanbaarheid in de ContextNL (ICS-NL) die in het kader van dit onderzoek door Anniek is vertaald vanuit het Engels. Dit onderzoek is een veelbelovende eerste stap naar een indicator voor de ernst van spraakontwikkelingsstoornissen die gebruikt kan worden in de dagelijkse praktijk.
De voorlopige resultaten tonen aan dat een combinatie van indicatoren van de stoorniscomponent (Percentage Consonanten Correct in een Nonsenswoordentaak (PCCN) en de participatiecomponent (ICS-NL) 61% van de algemene verstaanbaarheid kan verklaren in de totaalgroep (kinderen met een normale ontwikkeling en met spraakontwikkelingsstoornissen). Dit stijgt tot respectievelijk 69% voor de kinderen met een normale spraakontwikkeling en 76% voor de kinderen met spraakontwikkelingsstoornissen. Een combinatie van het PCCN en ICS-NL kan dus gebruikt worden als indicator voor de ernst van spraakontwikkelingsstoornissen. Om de betrouwbaarheid van deze resultaten te testen, is verder onderzoek bij een groter aantal kinderen noodzakelijk waarbij onderscheid gemaakt kan worden in leeftijdsgroepen en eventueel subtypen van spraakontwikkelingsstoornissen.
Promotie Digna Kamalski Digna Kamalski, KNO-arts en coördinator van de master logopediewetenschap, is op 29 september 2014 aan de Universiteit Utrecht gepromoveerd op het proefschrift ‘Effects in laser-assisted stapedotomy’. Professor Wilko Grolman, hoogleraar KNO-heelkunde aan het UMC Utrecht en professor Ruud Verdaasdonk, hoogleraar medische technologie en klinisch fysica traden op als promotores. Deze promotie richt zich op de vergelijking van verschillende lasers voor het uitvoeren van een stapedotomie, een operatie voor otosclerose. Otosclerose komt relatief veel voor, de piek incidentie ligt tussen de 20 en 40 jaar en het komt meer voor bij vrouwen. Vaak wordt er een verslechtering van het gehoor gezien rondom zwangerschappen. Bij otosclerose groeit de stijgbeugel vast, waardoor er een geleidingsslechthorendheid ontstaat. Mogelijke behandeling bestaat uit het gehoor revalidatie met hoortoestellen of een operatie, de stapedotomie. De relatief jonge patiëntenpopulatie kiest vaak voor het laatste. Deze operatie is echter niet zonder risico’s. Belangrijke stap bij deze ingreep is het maken van een gaatje in de stijgbeugel, waarin een prothese geplaatst kan worden. Achter de stijgbeugel ligt namelijk het evenwichtsorgaan en slakkenhuis. Schade aan deze structuren kan leiden tot doofheid, oorsuizen en draaiduizeligheid. Traditioneel werd dit gaatje verricht met een scherp microinstrument of een microboor. Voor deze methode is er behoorlijke kracht nodig. Een methode zonder direct contact, zoals door gebruik van een laser, lijkt in eerste instantie beter.
Echter ook het gebruik van lasers brengt risico’s met zich mee. In dit proefschrift werden de effecten van vier lasers bij stapedotomie in kaart gebracht. Een systematische literatuurstudie toonde aan dat gebruik van laser veiliger is dan traditionele technieken, echter was er geen bewijs voor verschillen tussen lasers. Voor 4 lasers (KTP, Diode, Thulium en CO2 laser), werd in een binnenoormodel, met speciale opname technieken de effecten op het binnenoor in beeld gebracht. Bij cavia’s werd gekeken naar de effecten van de verschillende lasers op de gehoordrempel. In een patiëntenserie werden 2 lasers tegen elkaar uitgezet en gekeken naar de gehoor resultaten. Concluderend blijken de KTP, Diode en CO2 lasers, veilig voor het gebruik bij stapedotomy. De Thulium laser toont echter, in de verschillende onderzoeken, slechtere resultaten vergeleken met de andere lasers. Het is dan ook af te raden deze laser te gebruiken voor stapedotomie.
Een evidence-based model om de verbaal communicatieve vaardigheid van afasiepatiënten na klinische revalidatie te voorspellen (begeleiders: drs. Cas Kruitwagen, UMC Utrecht; dr. Mieke van de Sandt-Koenderman, Rijndam revalidatiecentrum) In het logopedisch werkveld is het stellen van prognoses tot op heden een subjectief proces. Een accurate prognose is echter van groot belang bij het nemen van behandelbeslissingen en om de patiënt en zijn/haar naasten betrouwbaar te kunnen informeren over de uitkomst van een aandoening. In haar afstudeeronderzoek heeft Marieke Blom-Smink een evidencebased model ontwikkeld om een accurate prognose te kunnen stellen met betrekking tot de verbaal communicatieve vaardigheid van afasiepatiënten na klinische revalidatie. Het voorspellingsmodel is ontwikkeld op basis van de gegevens van 84 revalidanten met een matige tot ernstige afasie die in de periode van 2010 tot en met 2013 voor klinische revalidatie in Rijndam revalidatiecentrum waren opgenomen na een beroerte. Op basis van literatuurstudie zijn acht patiëntkenmerken die van invloed zouden kunnen zijn op de uitkomst van
een afasie, meegenomen bij de ontwikkeling van het predictiemodel. De fonologische verwerking en de verbaal communicatieve vaardigheid bij aanvang van de klinische revalidatie bleken significante voorspellers te zijn van het verbaal communicatief vermogen van afasiepatiënten na klinische revalidatie. Leeftijd, geslacht, het type beroerte, de semantische verwerking en de mate van zelfstandigheid bij activiteiten van het dagelijks leven, die als maat is genomen voor de ernst van de beroerte, bleken geen voorspellende waarde te hebben. Het tijdsinterval tussen de beroerte en de opname voor klinische revalidatie bleek in geringe mate bij te dragen aan de predictie. Met behulp van statistische analyses heeft Marieke een voorspellingsformule opgesteld. Voor iedere individuele afasiepatiënt kan de geschatte score op de Begrijpelijkheidsschaal van de Amsterdam-Nijmegen Test voor Alledaagse Taalvaardigheden (ANTAT-A) bij ontslag uit klinische revalidatie uitgerekend worden door zijn/haar initiële scores op de ANTATA en op de subtest Fonologie van de ScreeLing in te vullen in deze formule. De aldus verkregen predictiescore ondersteunt de logopedist bij het stellen van een betrouwbare prognose. Op basis hiervan kunnen de patiënt en zijn/haar naasten accuraat geïnformeerd worden over de te verwachten behandeluitkomst van afasierevalidatie en kan de behandeling toegesneden worden op de desbetreffende revalidant. Onlangs heeft Marieke deze studie gepresenteerd op de AfasieNet Netwerkdag 2014. Binnenkort zal een artikel over dit onderzoek ter publicatie worden aangeboden aan het wetenschappelijke tijdschrift Neurorehabilitation and Neural Repair.
De SAQOL-39NL: een betrouwbaar en valide instrument voor het meten van de kwaliteit van leven bij mensen met chronische afasie. Op dit onderwerp is Lotte Versteegde onlangs afgestudeerd als Logopediewetenschapper aan de Universiteit Utrecht. Tot het verschijnen van de masterscriptie van Lotte Versteegde bestond er geen Nederlandstalig meetinstrument om de kwaliteit van leven van mensen met chronische afasie te meten. Met de ontwikkeling en evaluatie van de Nederlandse Stroke and Aphasia Quality of Life Scale (SAQOL-39NL) is de levenskwaliteit van deze groep nu meetbaar. De SAQOL-39NL bestaat uit 39 vragen over de afgelopen week die zijn opgedeeld in drie domeinen. Het fysieke domein bevat vragen zoals: ‘Hoeveel moeite had u met lopen?’; een voorbeeldvraag uit het communicatiedomein is: ‘Hoeveel moeite had u met het vinden van het woord dat u wilde zeggen?’ en het psychosociale domein bestaat uit vragen zoals: ‘Heeft u het gevoel dat u tot last was voor uw familie?’. De persoon met afasie wijst op het antwoordblad aan welk antwoord van toepassing is. De uitkomst van de SAQOL-39NL bestaat uit een gemiddelde score en de scores op de verschillende domeinen. Dit zijn cijfers tussen 1 en 5; 1 staat voor een lage
levenskwaliteit en 5 voor een hoge levenskwaliteit. De SAQOL-39NL is afgenomen bij 50 mensen met chronische afasie die afasiecentra bezoeken. Het doel van het onderzoek was het vaststellen van de psychometrische eigenschappen van de SAQOL-39NL, en de uitkomsten zijn positief: De SAQOL39NL is een valide en betrouwbaar instrument. Het instrument kan in de praktijk gebruikt worden en stelt clinici in staat een beter inzicht te krijgen in de levenskwaliteit van afatici, zodat de zorg kan worden aangepast op de specifieke behoefte van de persoon met afasie. De SAQOL-39NL is vrij verkrijgbaar. Neem voor meer informatie contact op met Lizet van Ewijk (
[email protected]) of Lotte Versteegde (
[email protected]).
Judith Smit verlaat de HU Na 12 jaar werkzaam te zijn geweest bij de opleiding Logopedie neemt Judith Smit per 1 april aanstaande afscheid. Zij begon in 2003 als docente stem en neurologie en coördinator internationalisering en werd in 2006 hoofd van de opleiding. In deze tijd heeft de opleiding een grote ontwikkeling doorgemaakt met onder andere een geheel vernieuwd curriculum, het lectoraat Logopedie en een prima NVAOaccreditatie in 2014. Judith gaat een nieuwe uitdaging aan als Instituutsdirecteur bij Hogeschool InHolland. Er komt spoedig een vacature voor de nieuwe functie van leidinggevende van de opleiding.