GreenTech Alliantie:
Aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie De heer M.J.M. Verhagen Postbus 20401 2500 EK 'S-GRAVENHAGE
Datum: 21 augustus 2012 Betreft: Visie op de transitie naar een decentrale duurzame energievoorziening. Cc: Ministers van Fin, I&M, BZK
Geachte Minister, Naar aanleiding van uw brief van 19 juni 2012 aan de Tweede Kamer betreffende de “Opvolging motie van het lid Van der Werf inzake decentrale energieopwekking” en uw toezegging in het aansluitende VAO energie, heeft uw departement op 5 juli 2012 een aantal partijen geraadpleegd over de visie van EL&I op de decentralisatie van de energievoorziening. Tijdens deze bijeenkomst werd uitdrukkelijk verzocht om informatie aan te dragen voor de verdere ontwikkeling van deze visie. Wij voldoen graag aan dit verzoek, want wij vinden dat de overheid ruim baan moet maken voor decentrale duurzame energie. Voorafgaand aan de bijeenkomst is door het Ministerie de discussienotitie “Decentrale energiesystemen: Wat is de visie van EL&I?, Juni 2012” verspreid. Wij zijn blij met deze eerste stap om te komen tot een visie op decentraal duurzaam en de uitwerking van de motie Van der Werf en Wiegman-Van Meppelen Scheppink. Vanwege de raakvlakken met andere beleidsterreinen (financiën, milieu, binnenlandse zaken) zien wij uiteraard bij voorkeur een kabinetsvisie op dit onderwerp ontstaan en liever nog een gezamenlijke visie van het lokale en nationale openbaar bestuur. Samenhang in het overheidsbeleid helpt immers ook lokale en provinciale overheden om hun doelstellingen waar te maken. De ondertekenaars willen daar graag aan meewerken, die handreiking is ook tijdens de bijeenkomst gedaan. Notitie EL&I De notitie van uw departement gaat in op de rol van decentrale energiesystemen, de motie Van der Werf en Wiegman-Van Meppelen Scheppink heeft een strakkere focus: die vraagt om “te onderzoeken hoe (collectieven van) kleinverbruikers die decentraal duurzame energie willen produceren voor eigen gebruik, hiertoe in staat kunnen worden gesteld.” Eind januari van dit jaar heeft een groot aantal partijen 1 u daarbij hun medewerking aangeboden en een uitgebreide Terms of Reference voor het uit te voeren onderzoek opgesteld. Daar is nog geen gebruik van gemaakt, wel ligt er nu dus de EL&I notitie. Hierin wordt terecht geconstateerd dat decentrale energiesystemen al vrij snel kunnen voorzien in de energiebehoefte van meer dan 95% van de energieverbruikers in Nederland en is in de 1 VNG, Klimaatverbond Nederland, e-Decentraal, Vereniging Eigen Huis, Natuur & Milieu, LTO Nederland, Greentech Alliantie (UNETO-VNI, FME-CWM, Duurzame Energie Koepel)
1
GreenTech Alliantie:
visie de conclusie getrokken dat de ontwikkeling van decentrale energiesystemen positief is. Uw departement komt tot deze conclusie omdat decentrale energiesystemen een stevig innovatiepotentieel hebben en leiden tot een goedkoper distributiesysteem, het lokale gebruik van afval en restwarmtestromen en een efficiënter gebruik van materiaal en ruimte. Dat willen we graag onderstrepen. Daarnaast is geconcludeerd dat de potentiele bijdrage aan de energievoorziening en reductie van de CO2-emissies beperkt is. Decentraal duurzaam heeft in onze ogen wel degelijk het potentieel om in een substantieel deel van de energievraag te voorzien. We zouden in de analyse van uw departement ook graag aandacht zien voor één van de belangrijkste drijfveren achter decentrale duurzame ontwikkeling: de (lokale) sociaal economische effecten en de positieve bijdrage aan sociale cohesie. Voor het onderdeel van de EL&I notitie waarin wordt ingegaan op de visie geven we u hierbij een verdere uitwerking op basis van onze visie en geven u in overweging om deze aanvullingen over te nemen. Decentraal centraal Wij vinden een decentrale duurzame energievoorziening om meerdere redenen belangrijk: • Het is een uitstekende zaak dat burgers en bedrijven eigen verantwoordelijkheid nemen voor hun energievoorziening. Daarbij past een overheid die dat stimuleert. • Het is een elementair onderdeel van de transitie naar een duurzame energievoorziening, en • Het helpt om de energievoorziening op langere termijn betaalbaar en betrouwbaar te houden. Wij vinden dat de transitie naar een decentrale duurzame energievoorziening zo snel mogelijk moet plaatsvinden. Daarbij zal decentrale hernieuwbare energieproductie in een groot deel van de energievraag gaan voorzien. En als we het over energie hebben, dan hebben we het over alle duurzame dragers: duurzame warmte en koude, duurzame elektriciteit en groen gas. En over alle technieken, zoals wind, zon, aardwarmte en biomassaketels. Dat sluit natuurlijk centraal (duurzaam) niet uit. Ook dat zal in de komende decennia een onderdeel van de gehele energievoorziening zijn. Daarvoor is een flexibel en robuust energiesysteem nodig dat duurzaam is en tegelijkertijd grootschalige en kleinschalige productie en consumptie mogelijk maakt. Het huidige systeem is éénvormig en grootschalig van aard. Hierdoor is het kwetsbaar. Technische innovatie maakt duurzame groot- en kleinschalige productie en ‘slimme’ consumptie mogelijk. Randvoorwaarden Wij vinden het de taak van de overheid om de juiste randvoorwaarden te creëren die de transitie naar een flexibel en robuust energiesysteem mogelijk maakt. Hierbij gaat het niet alleen om fysieke infrastructuur, maar ook om fiscale, juridische en economische maatregelen waardoor voor decentraal duurzaam een verantwoord en eerlijk speelveld ontstaat. Daarbij hanteren we de volgende uitgangspunten: • In de komende tijd zal de Nederlandse energievoorziening transformeren van een centraal systeem op basis van fossiele brandstof naar een meer decentraal systeem op basis van duurzame energie. Daarbij zien we (grijs)aardgas als de belangrijkste brandstof in de transitieperiode voor het evenwicht tussen de vraag en de toenemende variabiliteit van het aanbod. • De decentralisatie gaat hand in hand met een grotere betrokkenheid van (collectieven van) burgers en bedrijven en nieuwe vormen van eigendom en exploitatie van de energievoorziening.
2
GreenTech Alliantie:
• •
De verduurzaming van de energievoorziening vergt grote investeringen, het systeem moet zo worden ingericht dat partijen aangemoedigd worden om te investeren. De wet- en regelgeving moet integraal aangepast worden. Een complexe klus die op onderdelen al wordt uitgevoerd. Hier is meer tempo noodzakelijk; dit zou in 2015 volledig gerealiseerd moeten zijn. Daar horen de volgende uitgangspunten bij: o Het gelijkheidsbeginsel. Dat betekent ondermeer salderen voor eigen gebruik niet beperken tot een selectieve groep energiegebruikers en/of –opwekkers. Daarnaast bij de toegang en het gebruik van de openbare energie infrastructuur dezelfde regels hanteren voor warmte/koude, groen gas en duurzame elektriciteit. o De elektriciteits-, gas- en warmtewet en het toezicht daarop moeten een eerlijk speelveld voor decentraal duurzaam opgewekte energie gaan bieden. De energiewetten zijn ontworpen op basis van een centraal energiesysteem en daardoor op veel punten strijdig met de belangen van decentrale systemen. o De energiebelasting moet meer gaan reguleren en daardoor energiebesparing en duurzame opwekking stimuleren. Dat is ook in lijn met het Lenteakkoord (opheffing vrijstelling kolenbelasting, verhoging Energiebelasting op grijs gas) en de ontwikkeling van de nieuwe EU richtlijn (grondslag voor energiebelasting grotendeels baseren op de koolstofinhoud en bij de bron heffen). o Uitbreiding en vereenvoudiging van de mogelijkheden van financiering van decentrale duurzame initiatieven. Ondermeer door versoepeling van de (toepassing van de) Wet op het financieel toezicht door De Nederlandsche Bank en de AFM, zodat crowdfunding voor decentrale duurzame initiatieven mogelijk wordt. o Het huidige systeem van saldering is laagdrempelig en eenvoudig. Bij een verdere uitbouw en verbreding van het systeem van teruglevering moeten deze voordelen behouden blijven.
Saldering en zelflevering De decentralisatie brengt de discussie over het salderings- en zelfleveringsvraagstuk met zich mee: belasting op zelf opgewekte energie voor eigen gebruik, ook als die via de openbare energieinfrastructuur getransporteerd wordt, vinden wij ongewenst. Daarnaast zijn de eisen die gesteld worden aan een leveringsvergunning voor lokale collectieve energieleveranciers onnodig zwaar en complex en moet het mogelijk worden om voor de programmaverantwoordelijkheid af te wijken van het standaardprofiel voor huishoudens. Daarmee willen we niet pleiten voor een ongecontroleerde toegang tot de openbare netten voor duurzame energie, maar zullen de eisen proportioneel moeten zijn voor dit soort decentrale duurzame opwekinstallaties. We stellen voor onderscheid te maken in de volgende situaties: •
Eigen productie en gebruik van duurzame energie achter de aansluiting op de openbare gaselektriciteits- en warmtenetten, zonder levering aan deze netten. De gebruiker produceert duurzame warmte, koude, elektriciteit of groen gas voor eigen gebruik achter de aansluiting op de openbare netten en levert geen energie terug aan deze netten. Het effect op de energiehuishouding is hetzelfde als met energiebesparing: de vraag neemt af. Daarover is nu geen belasting verschuldigd en dat moet zo blijven.
•
Eigen productie van duurzame energie voor eigen gebruik, met gebruikmaking van het openbare net. De gebruiker produceert duurzame warmte, koude, elektriciteit of groen gas
3
GreenTech Alliantie:
voor eigen gebruik, levert als de productie hoger dan de vraag is aan het openbare net en neemt af van het openbare net als de vraag hoger is dan het aanbod. Dit is nu alleen geregeld voor elektriciteit, bij kleinverbruikers en voor zover de productie plaatsvindt achter de aansluiting op het openbare net. Uit een oogpunt van gelijkheid vinden wij het logisch om deze regeling in twee richtingen uit te breiden, door voor kleinverbruikers 2: o Een vergelijkbare regeling voor groen gas te maken. o Vormen van saldering ook mogelijk te maken voor productie die niet achter de eigen aansluiting op het openbare net, maar in de buurt 3. Zodat bijvoorbeeld ook bewoners waarvan de woning niet op het zonnige zuiden is gericht en bewoners van flats en appartementen hun eigen energie zelf kunnen gaan opwekken. Individueel of in collectief verband. Iedereen moet kunnen investeren in de verduurzaming van zijn energievoorziening. Het moet voor kleinverbruikers ook mogelijk zijn om dit in collectief verband te doen. Of door verhuurders van woningen voor hun huurders of Verenigingen van Eigenaren voor hun leden. Als een collectief ook de rol van energiebedrijf gaat vervullen, dan is de nu verplichte leveringsvergunning disproportioneel zwaar. Wij pleiten voor een lichtere vorm, op den duur wellicht te vervangen door (uitsluitend) een meldingsplicht bij de NMA en/of de netbeheerder. Uiteraard moet de programmaverantwoordelijkheid dan wel bij een door TenneT erkende partij zijn ondergebracht. Voor de aansluiting op en het gebruik van de openbare netten kunnen de kosten dan doorberekend worden aan de betreffende kleinverbruiker of collectief van kleinverbruikers. Daarbij gaan we er wel vanuit dat de eventuele diepere investeringen in netverzwaring gesocialiseerd worden, net als dat nu gebeurt voor grootschalige centrale aansluitingen. •
Productie van duurzame energie, bedoeld voor derden. De situatie betreft partijen die duurzaam opwekken en aan derden leveren via de openbare netten. Hier is salderen niet aan de orde. Voor aansluiting op het net geldt uiteraard hetzelfde principe als genoemd onder de tweede bullet. Verder is voor deze categorie behoefte aan een verbetering van de werking van de SDE+ waardoor ook opties als wind op land beter gebruik van de regeling kunnen maken.
Tot zover onze visie op hoofdlijnen. Uiteraard behoeft dit een verdere uitwerking waaraan wij graag onze medewerking verlenen. Experimenteerruimte Om ervaring op te doen met de praktijk van deze omschakeling naar een decentrale duurzame energievoorziening adviseren wij om de experimenteerruimte in de gas- en elektriciteitswet en de pilot zelflevering in 2013 in te zetten om de door ons voorgestelde maatregelen te gaan beproeven. Daarmee doen we kennis en ervaring op en komt er tempo in de decentralisatie. De kennis die hiermee gegenereerd wordt zou wat ons betreft moeten omvatten:
2
elektrisch: max. 3x80A; gas: max. G25 gasmeter met doorlaat ≤40m3/u ‘In de buurt’ moet gedefinieerd worden. Bijvoorbeeld: voor elektriciteit in hetzelfde 20 kV net, voor gas in hetzelfde regionale net.
3
4
GreenTech Alliantie:
• • • • • •
Inzicht in de te verwachten netbelasting; Experimenten met nieuwe efficiënte beheersvormen om op een eenvoudige wijze de programmaverantwoordelijkheid van veel decentrale opwekkers te organiseren; Ervaring bij een versimpeling van de regelgeving (rond saldering en toegang tot het net, melding in plaats van leveringsvergunningen etc.); Maatschappelijke kosten/baten van de decentralisatie; Geen focus op alleen elektriciteit, ook voldoende aandacht voor koude/warmte en groen gas met voldoende pilots in die sectoren; Inzicht in de kosten voor het gebruik van de openbare netten en de kosten voor het verzorgen van de programmaverantwoordelijkheid.
Maatschappelijke kosten en baten Wij hechten ook aan een beter inzicht in de maatschappelijke kosten en baten. Tijdens de bijeenkomst op 5 juli heeft de VNG aangeboden om samen (50/50) met EL&I een maatschappelijke kosten/baten analyse uit te voeren naar lokale duurzame energie initiatieven. Wij hebben begrepen dat u niet op dit aanbod ingaat, ondanks de door de Tweede Kamer aangenomen motie Van Tongeren - Van Veldhoven (29023, nr. 126) waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt om dit onderzoek. De VNG zal nu zelf voor uitvoering van deze maatschappelijke kosten/baten analyse zorgdragen, waarbij we uiteraard wel verwachten dat uw departement actief aan dit onderzoek zal meewerken. Tot slot De motie Van der Werf en Wiegman-Van Meppelen Scheppink is ruim zeven maanden geleden door de Tweede Kamer aangenomen. Wat ons betreft mag het tempo van uitvoering dan ook fors hoger. De sterk in beweging zijnde lokale energieke samenleving geeft daar alle aanleiding toe, lokale projecten moeten niet onnodig in onzekerheid verkeren. Vrijwel alle politieke partijen hebben in hun verkiezingsprogramma’s het stimuleren van dan wel ruimte geven aan lokale duurzame energie initiatieven opgenomen en het onderwerp is door de Tweede Kamer niet controversieel verklaard. Niets lijkt een voortvarende aanpak van dit onderwerp nog in de weg te staan. De maatschappelijke trend naar grotere betrokkenheid van (collectieven van) burgers en bedrijven bij hun energievoorziening is een belangrijke ontwikkeling. Wij zijn graag bereid om samen met uw departement en andere betrokken departementen de randvoorwaarden hiervoor verder uit te werken. Zodat decentraal centraal komt te staan. Hoogachtend,
Thijs de la Court (commissielid VNG, bestuurslid e-Decentraal en Klimaatverbond)
Teun Bokhoven (voorzitter Duurzame Energie Koepel)
m ede nam ens de op de volgende pagina verm elde organisaties
5
GreenTech Alliantie:
Vereniging Federatie e-Decentraal, VNG, Klimaatverbond, Bestuurdersnetwerk Duurzaamheid, Aedes vereniging van woningcorporaties, LTO Nederland, Natuur en Milieu, Nederlandse Woonbond, Greentech Alliantie(Uneto-VNI, Duurzame Energie Koepel, FME-CWM), Natuur en Milieufederaties, Vereniging Eigen Huis, HIER Klimaatcampagne, Greenchoice, Eneco.
Correspondentieadres: Korte Elisabethstraat 6, 3511 JG Utrecht.
[email protected] Deze brief wordt mede-onderschreven door:
Aedes vereniging van woningcorporaties
Bestuurdersnetwerk Duurzaamheid
Duurzame Energie Koepel
Vereniging Federatie e-Decentraal
Eneco
FME-CWM Ondernemersvereniging voor de technologische industrie
Greenchoice
6
GreenTech Alliantie:
Hier Klimaatcampagne
Klimaatverbond Nederland
LTO Nederland
Natuur & Milieu
De Natuur- en Milieufederaties
Uneto-VNI
Vereniging Eigen Huis
VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Nederlandse Woonbond
7